RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING VAKOPLEIDING CARROSSERIEBEDRIJF
INHOUDSOPGAVE 1 ARBEID
3
1.1 EEN BEELD VAN DE BRANCHE
4
1.2 WINST EN VERLIES 8
1.3 INHUUR VAN PERSONEEL 10
2 ONDERWIJS
11
3 BIJSCHOLING 16
3.1 INVESTERINGEN 16
1.2 KLANTBELEVING 18
1.3 KENNISBEHOEFTE 18
uitgave van Haas & Lescaut 2014 door Toon, Anneke, Ronald, Roy en Jurgen
in opdracht van VOC
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 2
1 ARBEID 1.1 EEN BEELD VAN DE BRANCHE De markt voor de carrosseriebranche is momenteel aan veranderingen onderhevig. Een belangrijke reden hiervoor is de moeilijke economische situatie, waardoor klanten minder opdrachten verstrekken. Hierdoor lopen de omzetten terug, waardoor bedrijven op zoek moeten gaan naar mogelijkheden om hun bedrijfsvoering aan te passen. Door personeel te ontslaan of door vacatures niet meer op te vullen worden de kosten terug gebracht. Dit betekent echter ook dat het resterende werk door minder mensen zal moeten worden gedaan, die over een breder pakket aan kennis en vaardigheden moeten beschikken.
tabel 1.1 | Aantal bedrijven naar jaar op peildatum, landelijk Jaar
Aantal bedrijven
Procentuele
toe/afname 2004 2030 2005 1990
-2,0%
2006 1982
-0,4%
2007 1996
0,7%
2008 2007
0,6%
2009 1997
-0,5%
2010 2058
3,1%
2011 2136
3,8%
2012 2105
-1,5%
2013 2133
1,3%
2014 2070
-3,0%
De totale hoeveelheid bedrijven vertoont een lichte krimp, maar blijft relatief stabiel door de jaren heen. Er is echter wel sprake van een verandering in de verhouding tussen schadeherstelbedrijven, carrosseriebouwers en specialistische bedrijven en daarmee in bedrijfsomvang. Het aandeel schadeherstelbedrijven is de afgelopen 10 jaar gedaald van 65% in 2004 naar 55% in dit jaar. De carrosseriebouwers zagen hun aandeel slinken van 22% naar 19% over dezelfde periode. De hoeveelheid specialistische ondernemingen is juist verdubbeld in absolute en relatieve zin sinds 2004 (2004 13%, 2014 26%).
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 3
tabel 1.2 | Aandeel bedrijven naar segment en jaar op peildatum, landelijk Aandeel bedrijven Jaar Schadeherstel Carrosseriebouw Specialisten 2004 65,1%
21,6%
13,3%
2005 65,2%
21,7%
13,2%
2006 65,1%
21,5%
13,4%
2007 63,8%
21,8%
14,4%
2008 63,3%
21,6%
15,1%
2009 62,8%
21,6%
15,5%
2010 61,4%
20,1%
18,6%
2011 58,5%
19,5%
22,0%
2012 58,3%
19,5%
22,2%
2013 56,2%
18,5%
25,3%
2014 55,5%
18,7%
25,8%
De branche bestaat voor ruim 61% uit kleine bedrijven met een omvang tot en met 5 medewerkers. Van deze kleine ondernemingen vinden we de meeste terug onder de specialisten, waar 85% minder dan 6 medewerkers in dienst heeft. Bedrijven met meer dan 15 medewerkers maken slechts 10% van de branche uit. De meeste grote ondernemingen behoren tot de carrosseriebouw.
tabel 1.3 | Aandeel bedrijven naar omvang, totaal en per segment op peildatum (2014), landelijk
Aandeel bedrijven
Aandeel bedrijven per segment
totaal Bedrijfsomvang
2014
1 t/m 5 dienstverbanden
61,6%
55,3%
6 t/m 15 dienstverbanden
28,2%
16 t/m 50 dienstverbanden
8,8%
Meer dan 50 dienstverbanden
1,4%
Totaal
100%
Schadeherstel Carrosseriebouw Specialisten 40,3%
85,8%
35,1%
33,3%
12,8%
9,1%
20,4%
1,2%
0,5%
5,9%
0,2%
100,0% 100,0% 100,0%
De verwachtingen voor de toekomst verschillen tussen de onderlinge segmenten. De schadeherstelbedrijven denken dat er sprake is van overcapaciteit, waardoor er spelers zullen verdwijnen. Door technologische vooruitgang is er steeds minder sprake van autoschade, waarbij de schade steeds vaker alleen cosmetisch is in plaats van specialistisch. Ook neemt de concurrentie door derden toe (bijvoorbeeld door importeurs) zodat er minder werk overblijft voor het pure schadeherstelbedrijf. De carrosseriebouwers hebben het idee dat de moeilijkste periode voorbij is en zien juist nieuwe klanten en kansen. De specialisten maakten een grote groei door sinds 2009, maar hun aandeel is inmiddels gestabiliseerd. De hoeveelheid bedrijven is redelijk stabiel, maar de omvang van de bedrijven neemt wel ieder jaar af. In de hele branche werkten in 2009 nog 20.375 mensen in dienstverband. In 2014 is dat teruggelopen naar 16.444 personen, een teruggang van 19%.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 4
tabel 1.4 | Aantal dienstverbanden naar jaar op peildatum, landelijk Jaar
Aantal dienstverbanden
Procentuele
toe/afname 2009 20375
4,3%
2010 18638
-8,5%
2011 18367
-1,5%
2012 18226
-0,8%
2013 17334
-4,9%
2014 16444
-5,3%
Deze getallen gaan echter alleen over werknemers die in loondienst werkzaam zijn. De hoeveelheid zzp-ers die opdrachten uitvoert is namelijk gestegen. Bedrijven willen sneller kunnen inspelen op veranderingen in de markt en proberen hun constante kosten laag te houden. Door meer gebruik te maken van flexibel inzetbare werknemers kan een onderneming zijn uitgaven veel sneller aanpassen wanneer de bedrijfssituatie daarom vraagt. De gemiddelde leeftijd van de werknemers stijgt ieder jaar. Er zijn verschillende oorzaken voor die stijgende leeftijd. Wanneer bedrijven kosten willen reduceren betekent dit meestal snijden in de personeelskosten.
de branche heeft te maken met een alsmaar verouderend personeelsbestand. Dit terwijl voertuigen steeds meer technische (computer) kennis vragen en de klant een toenemende en veranderende behoefte heeft aan service.
De eenvoudigste en goedkoopste manier om dat te doen is om tijdelijke contracten niet meer te verlengen. Dat treft voornamelijk de jongste werknemers. Oudere werknemers hebben vaker een vast contract, waardoor zij niet als eerste aan de beurt zijn om hun werkgever te verlaten. Vanwege ontslag
vergoedingen op basis van het aantal dienstjaren is het ook duurder om hen te laten gaan. Zo blijven de oudste medewerkers in dienst, terwijl de jongsten vertrekken. Dat zorgt voor een stijgende leeftijd. Het is ook moeilijker geworden om vervroegd te stoppen met werken. Terwijl in het verleden werknemers kozen voor vut of prepensioen, moeten zij tegenwoordig langer blijven werken. Daarmee is er minder ruimte om jonge werknemers in dienst te nemen.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 5
tabel 1.5 | Gemiddelde leeftijd werknemers naar segment en jaar op peildatum, landelijk
Gemiddelde leeftijd
Jaar Schadeherstel Carrosseriebouw Specialisten 2009 36,2
39,8
36,1
2010 36,6
40,4
35,6
2011 37,1
40,6
34,7
2012 37,6
40,7
34,8
2013 38,1
41,1
34,7
2014 38,7
41,7
35,0
De gemiddelde leeftijd is het hoogste in de carrosseriebouw (gemiddeld 41,7 in 2014) en het laagste bij de specialistische ondernemingen (35 jaar). De schadeherstelbedrijven bevinden zich met 38,7 jaar er tussenin. De specialisten hebben de jongste medewerkers. Veel bedrijven in dat deel van de markt zijn net gestart en vaak klein, waardoor zij meer kansen kunnen bieden aan jongeren. Voor veel ondernemers is de vergrijzing in de branche een bron van zorgen. De aanwas van jonge werknemers is klein. De leerlingenaantallen bij de ROC’s lopen terug en er zijn onvoldoende stageplekken. Ondernemers vrezen voor de toekomst daardoor een tekort aan gekwalificeerd personeel .
tabel 1.6 | Uitstroom naar bedrijfsomvang Bedrijfsomvang
2011
2013
1 t/m 5 werknemers
24,3%
26,0%
6 t/m 15 werknemers
20,9%
18,0%
16 t/m 50 werknemers
16,3%
16,3%
51 t/m 100 werknemers
14,9%
11,8%
100 werknemers of meer
13,5%
10,3%
De grootste uitstroom van medewerkers vindt plaats bij de kleinste ondernemingen (tot en met 5 werknemers. Van hun werknemers ging 26% elders werken (over 2013). Bij bedrijven van meer dan 100 werknemers is dat verlooppercentage veel kleiner (2013: 10%). Een reden daarvoor is dat de ‘klik’ met de collega’s bij een klein bedrijf een grotere rol speelt dan bij grotere ondernemingen. Bij een klein bedrijf ben je nu eenmaal meer op elkaar aangewezen. Een andere reden is de kans op ontwikkelings- en carrièremogelijkheden. Grotere bedrijven bieden meer van dergelijke kansen om te groeien in de organisatie. Hoe kleiner het bedrijf, hoe kleiner de (hiërarchische) groeimogelijkheden.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 6
tabel 1.7 | Uitstroom naar leeftijdscategorie Leeftijd
2011
2013
tot 25 jaar
35,6%
38,0%
25 t/m 34 jaar
24,9%
24,6%
35 t/m 44 jaar
16,7%
16,8%
45 t/m 54 jaar
13,6%
13,8%
55 jaar en ouder
19,2%
23,3%
De jongste werknemers zijn het meest arbeidsmobiel. Zij willen graag carrière maken en hebben nog weinig verworven rechten, waardoor ze gemakkelijker van werkgever kunnen verwisselen. Een voorwaarde is dan wel dat er ook vacatures zijn bij andere werkgevers. In het huidige moeilijke economische tijdperk is dat vaak niet het geval. Bij het zoeken naar een betere positie is de blik van de uitstromers echter niet alleen op de carrosseriebranche gericht; van hen blijkt 65% de branche te verlaten. Er dreigt een gebrek aan voldoende gekwalificeerd personeel, wanneer de oudere populatie werknemers met pensioen gaat. Verschillende ondernemers vrezen nu al de gevolgen van die krappere arbeidsmarkt. Aangezien de instroom van leerlingen en jong talent ook teruglopen (zie ook hoofdstuk 2) wordt gekwalificeerd personeel steeds schaarser. Dat heeft een opdrijvend effect op de salarisvraag van deze groep, terwijl de marges door verhevigde concurrentie al onder druk staan. Deze beweging kan drastische gevolgen betekenen in de nabije toekomst.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 7
1.2 WINST EN VERLIES De economische tegenwind gaat ook niet voorbij aan de carrosseriebranche. Het afgelopen boekjaar heeft 38% van de bedrijven rode cijfers geschreven. Daarbij was het voor de carrosseriebouwers nog iets moeilijker dan voor de schadeherstelbedrijven. Van de ondervraagde carrosseriebouwers gaf 43% aan dat zij in 2013 verlies hebben gemaakt.
grafiek 1.8 | Bedrijfsresultaat afgelopen jaar (in frequentie en percentage):
92
56
winst binnen segment Schadeherstel (62,16%) verlies binnen segment Schadeherstel (37,84%) winst binnen segment Carrosseriebouw (56,52%) 13
10
verlies binnen segment Carrosseriebouw (43,48%)
111
69
winstgevende bedrijven afgelopen jaar (61,67%) verliesgevende bedrijven afgelopen jaar (38,33%)
Het is belangrijk om te weten hoe de ondernemers in de branche denken over de toekomst. Het blijkt dat een kwart denkt dat 2014 een positiever resultaat zal laten zien, terwijl 19% rekening houdt met slechtere cijfers dan vorig jaar. Opvallend is dat met name bedrijven die verlies maakten in 2013 de toekomst rooskleuriger zien. Ruim 36% van hen denkt dat 2014 financieel een beter jaar wordt. De carrosseriebouwers zijn over de hele linie optimistischer over hun boeken. Meer dan 85% gaat uit van eenzelfde of zelfs beter resultaat. Een deel van de schadeherstelbedrijven (20%) dat in 2013 verlies maakte, vreest dat 2014 een nog slechter jaar zal gaan worden.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 8
grafiek 1.9 | V erwachting (in aantal) uitgesplitst naar (percentages) resultaat ten opzichte van afgelopen jaar, uitgesplitst naar bedrijven die winst/verlies leden + totaal:
21
23
11
winstgevende bedrijven
verliesgevende bedrijven
totaal
hoger (18,92%)
hoger (36,76%)
hoger (25,71%)
gelijk (60,36%)
gelijk (47,06%)
gelijk (55,31%)
lager (20,72%)
lager (16,18%)
lager (18,99%)
Segment Schadeherstel verwachting resultaat tov bedrijfsresultaat afgelopen jaar:
16
19
18
57
11
30
34
26
winstgevende bedrijven
99
32
67
34
46
25
83
verliesgevende bedrijven
totaal
hoger (17,39%)
hoger (32,73%)
hoger (23,13%)
gelijk (61,69%)
gelijk (47,27%)
gelijk (56,46%)
lager (20,65%)
lager (20,00%)
lager (20,41%)
Segment Carrosseriebouw (lage N) verwachting resultaat tov bedrijfsresultaat afgelopen jaar:
3 7 3
winstgevende bedrijven
3 4
11 6
verliesgevende bedrijven
9
totaal
hoger (53,85%)
hoger (40%)
hoger (47,83%)
gelijk (23,08%)
gelijk (60%)
gelijk (39,13%)
lager (23,08%)
lager (0%)
lager (13,04%)
In termen van omzet denkt een kwart van de ondervraagde bedrijven dat deze lager uit zal vallen dan vorig jaar. Eenzelfde deel verwacht juist dat de omzet zal stijgen. Ook hier heeft de carrosseriebouw het meeste vertrouwen: bijna de helft denkt een betere omzet te draaien in dit jaar. Van de schadeherstellers denkt een derde van de bedrijven die reeds verlies maakten, dat ook de omzet zal krimpen in 2014.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 9
De helft van de ondernemers denkt dat zij over het dieptepunt heen zijn. Zij zien inmiddels een structurele verbetering van de omzet en de winst. Hetzelfde deel is echter de tegenovergestelde mening toegedaan en weet niet of de bodem al bereikt is. 1.3 INHUUR VAN PERSONEEL Er zijn bedrijven die meer opdrachten hebben dan zij aankunnen met hun vaste personeel. De afgelopen tijd heeft veel werkgevers huiverig gemaakt voor het aannemen van extra medewerkers, omdat zij een zware wissel op de rentabiliteit trekken, wanneer er dan voor kiezen om een flexibele
PRAKTIJKVOORBEELD UIT DE SCHADEHERSTEL BRANCHE
schil aan personeel op te bouwen.
Bedrijf: Autoschade Hagen te Apeldoorn
Die schil bestaat uit werknemers
Activiteit: Algemeen autoschade herstel van ondermeer
met een tijdelijk contract, dat niet
auto’s, ruiten, caravans.
er opdrachten wegvallen. Ze kunnen
automatisch na verloop van tijd of na een aantal contracten wordt
Autoschade Hagen heeft net als Heiwo in de hiervoor be-
opgevolgd door een contract voor
schreven case, een lange staat van dienst. In die tijd heeft het
onbepaalde tijd. Door daarnaast
bedrijf gezien hoe de schademarkt is veranderd. Doordat de
zzp-ers of uitzendkrachten in te huren
overheid veel in veiligheid heeft geïnvesteerd en ook doordat
wordt het risico aan overcapaciteit
automobilisten voorzichtiger zijn geworden, zijn er minder
op personeelsgebied geminimaliseerd.
schades en is het gemiddeld schadebedrag sterk afgenomen.
Wanneer de markt tegenzit kan
Hagen beseft dat het van groot belang is om klantvriendelijk
het bedrijf snel reageren door het
te blijven, kwaliteit te leveren en daarbij de nieuwste tech-
personeelsbestand te reduceren
nieken te blijven hanteren. Hiervoor is (bij)scholing van groot
zonder dat dit bijkomende kosten
belang.
voor de organisatie betekent. Samen met andere ketens, ketenoverschrijdende bedrijven, Voor administratieve werkzaamheden
importeurs en opdrachtgevers heeft Hagen een blauwdruk ge-
worden slechts weinig arbeidskrachten
maakt over de schadeherstelmarkt. Hieruit kwam naar voren
ingehuurd. Van de bedrijven huurt
dat ze een toekomst zien waarin er 40 tot 50 schadeherstelbe-
86% niemand in voor kantoorwerk-
drijven zullen overblijven die hoogwaardig, specialistisch scha-
zaamheden. Wanneer een organisatie
deherstel zullen gaan doen. Daaromheen zullen satellietbedrij-
dat wél doet, gaat het gemiddeld
ven ontstaan. Voor Hagen is het zaak om hier bij te horen en
om 17% van de werknemers. In totaal
stelt tevens dat de genoemde 40/50 bedrijven verantwoording
is 2,4% van het administratieve
dienen te nemen bij opleidingen. Dit dient een vast onderdeel
personeel werkzaam zonder recht-
te worden van de bedrijfsvoering. Het aantal dienstverbanden
streeks dienstverband.
zal uiteindelijk over minder (specialistische) bedrijven ver-
Op technisch gebied maakt de
spreid worden, die vervolgens wel een goed opleidingsbeleid
ondernemer meer gebruik van inhuur.
kunnen neerzetten.
Hier heeft 45% van de onderzochte bedrijven werknemers ingehuurd voor
Naast het aanbieden van specialistisch schadeherstel wil
de werkplaats. Bij hen werkt 19% van
Hagen one-stop-shopping aanbieden (een zo breed mogelijk
het technische personeel op zzp- of
dienstenpakket) en hiervoor (extra) trainen en opleiden.
uitzendbasis. Wanneer alle bedrijven samen worden bekeken is 8,5% van
Kortom, Hagen is zich zeer bewust van het feit dat een veran-
het technisch personeel ingehuurd.
derende markt, gevolgd door een aangepaste marktbenadering, de behoefte aan (bij)scholing doet toenemen.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 10
2 ONDERWIJS Het aantal leerlingen dat kiest voor een opleiding in de richting van de carrosseriebranche binnen het middelbaar beroepsonderwijs daalt sinds 2009. Qua aantallen was het topjaar 2008-2009, toen er landelijk 2.049 leerlingen een dergelijke mbo-opleiding volgden. In het schooljaar 2013-2014 zijn dat er fors minder, namelijk 1.047.
tabel 2.1 | Aantal leerlingen naar schooljaar, landelijk Schooljaar
Aantal leerlingen
Procentuele
toe/afname 2005–2006 1592 2006–2007 1687
6,0%
2007–2008 1892
12,2%
2008–2009 2049
8,3%
2009–2010 1929
-5,9%
2010–2011 1727 -10,5% 2011–2012 1546 -10,5% 2012–2013 1323 -14,4% 2013–2014 1047 -20,9%
De terugloop kan voortvloeien uit een absoluut kleiner aantal potentiële leerlingen, maar ook te maken hebben met de populariteit van de carrosseriebranche als geheel. Wanneer jongeren kiezen voor een studierichting speelt, naast affiniteit met het beroep, ook de kans op een baan een grote rol. Carrosseriebouwers en schadeherstelbedrijven hebben het niet gemakkelijk gehad in de afgelopen jaren, wat niet onopgemerkt zal zijn gebleven voor de geïnteresseerde scholier. Werkgevers signaleren deze ontwikkeling ook en menen dat er sprake is van een kip-of-ei-scenario. Bedrijven kunnen geen stageplekken meer aanbieden, vanwege geld of overcapaciteit. Door het uitblijven van stageplekken kunnen leerlingen de opleiding niet volgen, wat teruglopende belangstelling voor diezelfde opleiding tot gevolg heeft. Dit resulteert in een steeds lager aantal geschikte leerlingen.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 11
tabel 2.2 | Aantal leerlingen naar opleiding in 2013 en 2014, landelijk 2014 CREBO Niveau Kwalificatie 46870
1
2013 2014
91770 2
Autospuiter
243 195 -19,8%
161 34
91780
Eerste autospuiter
226
173
184
-18,6%
11
95030 2
Autoschadehersteller
415 332 -20,0%
218 114
95041
Eerste autoschadehersteller
184
152
95042 3
Autoschadetechnicus
20 17
-15,0%
15 2
91790 2
Carrosseriebouwer
61 74
21,3%
74 0
91800
160
-78,6%
5
Autoschadehersteltechniek
3
3
12
95040 2/3 3
14
-78,2%
BBL BOL
78
3
17
Verschil
Assistent mobiliteitsbranche
-13,0%
3 0 8
Eerste carrosseriebouwer
25
23
-8,0%
23
92980 2
Caravantechnicus
5
5
0,0%
5 0
92990
3
Eerste caravantechnicus
0
0
0
0
10844
4
Bedrijfsmanager schadeherstel
1
0
0
0
10845
4
Bedrijfsmanager carrosseriebouwbedr.
0
0
0
0
93386
4
Werkplaatsmanager schadeherstel
49
37
-24,5%
35
2
93385
4
Werkplaatsmanager carrosseriebouw
2
0
-100,0%
0
0
47125
4
Bedrijfsmanager mobiliteitsbranche
0
0
0
0
-100,0%
1323 1047 -20,9%
0
871 176
De meest gekozen richting is de opleiding tot autoschadehersteller (niveau 2), verantwoordelijk voor meer dan 30% van alle leerlingen. Daarna volgen autospuiter (niveau 2) met 19%, 1e autospuiter(niveau 3) met 17% en 1e autoschadehersteller (niveau 3) met 15%. De autoschade technicus (AST) opleiding blijft ver achter bij de verwachtingen. Vooral wanneer gekeken wordt naar de brancheontwikkelingen en brancheafspraken. Bedrijven geven wel aan met de implementatie van AST bezig te zijn maar nog lang niet in de mate zoals dit verwacht zou mogen worden.
bij alsmaar dalende omzetten klinkt de roep van externen om te innoveren/verbeteren in kwaliteit en te investeren in nieuwe technieken steeds onmogelijker tot dat het onvermijdelijke volgt. Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 12
De meeste opleidingen worden gevolgd als BBL-variant, maar het BOL-programma wint aan populariteit, wat vooral terug te vinden is bij de opleiding tot autoschadehersteller (niveau 2). Deze ontwikkeling wordt niet door alle ondernemers als positief gezien. Verschillenden van hen beklagen zich over de vakinhoudelijke kwaliteit van de BOL-leerling, vanwege de kortere stage die deze heeft gevolgd, in tegenstelling tot de BBL-leerling die vrijwel zijn hele leertijd binnen het bedrijf doorbrengt. Zij hebben te weinig praktijkervaring aan het einde van de opleiding, wat hen niet erg aantrekkelijk maakt voor de werkgever.
terwijl leerlingen moeite hebben om bij leerbedrijven
Het is noodzakelijk voor de leerling dat deze
binnen te komen stromen de onderwijsinstellingen
een stage volgt op een erkende leerplek voor
leeg. De potentiële jongeren vertrekken ondertussen naar aanpalende technische branches.
beroepspraktijkvorming. De hoeveelheid erkenningen blijft vrij goed op peil, terwijl de aanwas van stagiairs terugloopt. Dit betekent dat er voor leerbedrijven niet
veel keuze is in geschikte leerlingen. Omgekeerd hebben de leerlingen potentieel meer werkgevers om uit te kiezen. Toch is het niet altijd even eenvoudig om een goede match te vinden tussen de stagiair en het stagebedrijf. Wanneer het bedrijf, ondanks zijn erkenning, te maken heeft met een overschot aan personeelsleden, is er tegelijkertijd minder ruimte om iemand op te leiden. Er zijn immers al teveel arbeidskrachten voor te weinig werk. De bedrijven zijn niet altijd te spreken over de vaardigheden en kennis van de jonge werknemer. Omdat opleiden ook investeren betekent, is het voor de ondernemer van cruciaal belang dat de stagiair op korte termijn breed inzetbaar gaat worden. In dat geval snijdt het mes aan twee kanten. De leerling krijgt in een hoog tempo veel verschillende werkzaamheden aangeboden, terwijl zijn inzetbaarheid en het terug-verdien-vermogen voor het bedrijf evenredig stijgen. De aansluiting van het aangeboden onderwijs bij de actuele vraag van de ondernemer is dus van groot belang om de erkende BPV-plekken te vullen met de juiste leerlingen.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 13
Juist over deze aansluiting zijn veel werkgevers minder tevreden. Zij signaleren daarbij twee grote problemen: de kwaliteit van de leerling en de kwaliteit van de opleiding. De meest gehoorde klacht over de leerlingen is dat zij vaak niet over de juiste motivatie beschikken. Het echte handwerk wordt niet gezien als het belangrijkste onderdeel van het vak, maar juist de gadgets eromheen. Daarbij wil een aanzienlijk deel van hen vooral snel carrière maken en een managementfunctie bekleden. Dat voornemen is alleen al vanwege de vaak kleine schaal van de bedrijven in de branche moeilijk realiseerbaar. Een dergelijke instelling maakt ook de leerplekverschaffer minder enthousiast om te investeren in de leerling. Nu is dat motivatie- of toekomstverwachtings aan de carrosseriebranche. In alle
PRAKTIJKVOORBEELD UIT DE SCHADEHERSTEL BRANCHE (2)
bedrijfstakken valt het op dat handwerk
Bedrijf: VDL Bus Modules te Valkenswaard
weinig aanzien geniet en veel leerlingen
Activiteit: Module producent voor luxe touringcars,
zo snel mogelijk carrière willen maken
dubbeldekkers, VIP-bussen, streekbussen.
probleem niet exclusief voorbehouden
om weg te raken van de werkvloer. Aan wie de taak is om de verwachtingen
VDL (Van der Leegte) Bus Modules is, net als de
van de leerlingen dichter bij de realiteit
overige bedrijven binnen de VDL groep toonaange-
te brengen levert voldoende stof tot
vend op gebied van duurzaam omgaan met menselijk
discussie op. Waarschijnlijk zal het een
kapitaal. Dit vormt een belangrijk onderdeel van haar
gezamenlijke inspanning moeten zijn
bijdrage aan Maatschappelijk Verantwoord Onderne-
van overheid, bedrijfstakken en onder-
men (MVO).
wijsinstellingen. En wellicht draagt een crisis bij aan de waardering van de
Medewerkers worden door VDL gezien als het hart
vakinhoudelijke aspecten van een beroep
van het bedrijf en daarom vindt VDL het van groot
boven de statusgevoeligheid van de
belang dat zij zich intern verder kunnen ontwikkelen.
managementfunctie.
Dit begint al na het aantrekken van leerlingen. Zij worden door VDL zelf verder opgeleid. Aangezien de
Ook de kwaliteit van de genoten
gemiddelde leeftijd bij VDL Bus Modules op 48 jaar
opleiding kan niet altijd op volle
ligt, heeft dit prioriteit. Behalve de instroom van
instemming rekenen. In de ogen van
leerlingen, is VDL ook zeer begaan met haar oudere
diverse bedrijven is wederom het
werknemers. Ondermeer door de prettige werkom-
handwerk naar de achtergrond
geving, stromen lang niet alle babyboomers uit.
verschoven in de opleiding. Er is meer,
Uit sociale overwegingen zorgt VDL voor hen voor
of zelfs teveel, aandacht voor de sociale
speciale klussen zoals het geven van opleidingen aan
en maatschappelijk aspecten van het
jongeren, chauffeuren etc.
vak en te weinig oog voor de technischinhoudelijke kanten. Ook is de aangeleerde
Naast maatschappelijke overwegingen is VDL ook
technische kennis niet altijd even actueel;
van mening dat de ROC’s met hun opleidingen niet
er worden verouderde technieken met
goed aansluiten bij wat er in de bedrijven nodig is op
verouderde gereedschappen onderwezen
gebied van carrosseriebouw. Reden temeer voor ze
op de ROC’s. Eerlijkheidshalve vermelden
om zelf actief te zijn met scholing. Door dit praktijk-
enkele ondernemers dat de huidige
gericht in te steken en door de grote omvang van de
ontwikkelingen in technieken, materialen
groep, slaagt VDL er in om naast de eerder genoemde
en toepassingen momenteel zó snel
in- en uitstroom oplossingen, zo ook de doorstroom
gaan, dat opleidingsinstituten dit
te bevorderen.
onmogelijk kunnen bijbenen.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 14
tabel 2.3 | O nderwijsinstellingen met leerlingen in schooljaar 20132014, naar opleiding en district (BBL en BOLleerlingen gescheiden middels slash (BBL/BOL; indien slechts één getal, dan betreft het BBLleerlingen). Er waren in dit schooljaar geen leerlingen voor de opleidingen eerste caravantechnicus, bedrijfsmanager schadeherstel, werkplaatsmanager schadeherstel, werkplaatsmanager carrosseriebouw en bedrijfsmanager mobilitietsbranche. Bedrijfsmanager carrosseriebouwbedrijf Caravantechnicus Eerste carrosseriebouwer Carrosseriebouwer Autoschadetechnicus Eerste autoschadehersteller Autoschadehersteller Autoschadetechniek Eerste autospuiter Autospuiter Assistent mobiliteitsbranche District Onderwijsinstelling Plaats Noord
ROC Noorderpoortcoll. Groningen 1/7 4/11 21/5 11/3 0 1/2
ROC Friesland College
Leeuwarden
Oost
ROC Rijn IJssel
Arnhem
ROC van Twente
Hengelo 10 5 10 3
ROC Deltion College
Zwolle
2/3
MiddenWest Mondriaan Onderwijsgr. Den Haag
10
7
1
1 2/3 17 11/18 41/2 6 19
16
19
19
15 8
6
3
18 11/41 20
4
ROC Leiden
Leiderdorp
18
17
15
15 14 10
ROC MiddenNederland
Utrecht
23
19
38
20
NoordWest
ROC van Amsterdam
Amsterdam 0
ROC Horizon College
Heiloo
7
2
11/10 11 4
2
11 5
5 14
11/13 13 8
4
ZuidWest ROC WestBrabant
EttenLeur 1 11/3 10 3 21/9 11 5 6
ROC Albeda College
Rotterdam
ZuidOost
ROC Koning Willem I
Den Bosch
17
13 13/17 17
ROC Eindhoven
Eindhoven
11
20
ROC Arcus College
Heerlen
8
11
ROC Gilde Opleidingen
Roermond
2
11
15 33
7
9 21
9
2
8
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 15
3 BIJSCHOLING 3.1 INVESTERINGEN Werknemers moeten worden bijgeschoold. De technologische veranderingen gaan snel en zijn ingrijpend. Er is steeds meer elektronica in voertuigen, waardoor er andere eisen worden gesteld aan de benodigde apparatuur en de werknemers. Dit betekent extra investeringen, in een tijd waarin uitgaven kritisch worden bekeken. Het heeft bijna 70% van de ondervraagde bedrijven er niet van weerhouden om die extra uitgaven te doen. Nog eens 13% heeft inmiddels een begin gemaakt met de investeringen, terwijl 17 % van mening is dat dergelijke investeringen onnodig zijn in hun bedrijf. Waarin hebben bedrijven geïnvesteerd? Er zijn uiteraard legio mogelijkheden om een onderneming voor te bereiden op nieuwe eisen en technieken. Waar de investering naar toe gaat, hangt ook af van het segment waarbinnen een bedrijf opereert. Bijna alle bedrijven hebben geïnvesteerd in apparatuur en gereedschappen. Heel vaak betreft het uitleesapparatuur.
PRAKTIJKVOORBEELD UIT DE CARROSSERIEBRANCHE Bedrijf: Heiwo te Wolvega Activiteit: Carrosseriebouwer van trailers, truckbakken en aanhangwagens Firma Heiwo is Nederlands grootste producent
ingespannen. Het bedrijf gaat zelfs zo ver om open
op gebied van maatwerk carrosseriebouw. Heiwo
dagen te organiseren voor klassen uit een naburig
is een sprekend voorbeeld van bedrijven uit de
scholengemeenschap. Op deze manier wil Heiwo
carrosseriebranche waar gewerkt wordt met een
laten zien hoe het er in de echte praktijk aan
grote flexibele schil, die meebeweegt met het
toegaat. Ook kan zo worden aangetoond dat het
werkaanbod. Zij voelt zich hiertoe genoodzaakt,
vak wel degelijk ‘cool’ is. Op scholen worden vaak
aangezien 75% van haar totale kosten bestaan uit
ouderwetse machines gebruikt en dat draagt niet
personeelskosten. Bovendien stelt Heiwo dat,
bij aan een flitsend imago, aldus Heiwo.
door de onrust in de markt, zij het zich niet kan permitteren om mensen aan te nemen. Vooral
Naast het feit dat hoge gemiddelde loonkosten de
het huidige arbeidsrecht is hier debet aan. Een
marges voor Heiwo onder druk zetten spelen er
bijkomend probleem komt voort uit het feit dat
ook nog andere problemen. Ten eerste ziet Heiwo
de gemiddelde loonkosten hoog liggen door het
dat er nog steeds overcapaciteit is in de markt. Als
onevenredig hoog aantal ouderen binnen het
tweede probleem noemt zij haar internationale
bedrijf. Dit kent volgens Heiwo diverse oorzaken.
concurrentiepositie. Deze blijft slechter ten opzichte van concurrentie uit vooral Duitsland waar ze een
Ten eerste signaleert Heiwo dat het werknemers
gunstiger loonkostenstructuur kennen. Voor een
blijven ‘hangen’ en dus niet met vroegpensioen
bedrijf als Heiwo pakt dit nadelig uit.
gaan. Hierdoor stijgen haar gemiddelde loonkosten, wat niet is door te berekenen aan hun klanten.
Ondanks het hiervoor genoemde probleem van
Daarnaast constateert Heiwo dat aansluiting met
hoge gemiddelde loonkosten, plaatst Heiwo
de jeugd wordt gemist. Heiwo maakt zich zorgen
kanttekeningen bij de cijfers voor de branche,
over de nieuwe aanwas. Leerlingen zijn volgens
aangezien de flexibele schil niet wordt mee
Heiwo niet te krijgen, hoezeer ook daarvoor wordt
genomen. Dit zorgt voor een vertekend beeld.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 16
Dat is een logische beslissing, omdat de schadehersteller zonder die apparatuur te weinig diensten kan leveren aan zijn opdrachtgever. Naast deze uitleesapparatuur wordt er geld gestoken in allerlei specifiekere apparatuur en gereedschappen, variërend van afstelgereedschap, kunststoflaspparatuur en gereedschap voor aluminiumherstel tot spuitcabines en hefbruggen. De nieuwe apparatuur en de daarmee gepaard gaande software moet uiteraard ook worden bediend, en daarom noemt de helft van de ondernemers investeringen in opleidingen voor het personeel. Een kwart van de ondervraagden noemt specifiek de opleiding tot autoschadetechnicus. Er zijn ook wat afwijkende antwoorden te vinden. Enkele ondernemers noemen investeringen in milieunormen en iemand noemt duurzaam repareren en de aanschaf van leenauto’s met een groen label. Sommigen richten zich op elektrische voertuigen, of voertuigen op aardgas. Eén bedrijf heeft 3d-aparatuur in voorbereiding. Op het gebied van personeel hebben sommige bedrijven nog een andere visie dan alleen het opleiden van het personeel in dienst. Een respondent noemt de verjonging van de medewerkers als een investeringsinstrument. Een ander bedrijf heeft 3 leerlingen aangetrokken die voor hun opleiding een ‘werkleerplek’ hebben gekregen.
welke kant het precies opgaat zijn de meningen
Niet iedere ondernemer is al aan de slag met
nog over verdeeld. Maar voor veel ondernemers
nieuwe investeringen. Soms ontbreekt daar
is duidelijk dat service en mobiliteit een belangrijker
het geld simpelweg voor. Dat neemt niet weg
onderdeel van hun product gaat innemen.
dat zij ook een lijstje hebben met ideeën waar extra geld naartoe zou moeten gaan. Net zoals
de bedrijven die reeds investeerden, denken zij in de toekomst met name aan nieuwe apparatuur en aan opleiden en scholen van het personeel. Een respondent heeft de investeringen in apparatuur voor zich uit kunnen schuiven door voor slimme oplossingen te kiezen, waardoor zij de voorgeschreven apparatuur tot op heden niet of nauwelijks nodig hebben gehad. Bedrijven die niet hebben geïnvesteerd vinden veelal dat er genoeg kennis en gereedschap in huis is om te voldoen aan de vraag van de klanten. Er zijn specialistische bedrijven (bijvoorbeeld autoruitschadespecialisten en poetsbedrijven) die geen hoge investeringen nodig hebben. Sommigen kiezen ervoor om specifiek werk waarbij speciale kennis of apparatuur noodzakelijk is uit te besteden aan derden, omdat het niet rendabel is om dat zelf te gaan doen. En enkelen bedrijven zouden wel willen investeren en denken ook dat dat gewenst is, maar hebben geen middelen om dat op dit moment te kunnen doen.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 17
Wanneer er werd geïnvesteerd in opleidingen en personeel noemde een kwart van de respondenten het opleiden tot of aantrekken van een autoschadehersteltechnicus. De helft van de bedrijven heeft als een ATS’er in dienst op neemt er op korte termijn één aan. Een kwart geeft aan geen ATS’er te hebben, omdat die werkzaamheden niet voorkomen in hun bedrijf. 13% heeft de keuze gemaakt om dat werk uit te besteden, in plaats van het permanent in dienst nemen van iemand met die opleiding. Voor een kleine groep (11%) is het geen issue, omdat zij van mening zijn dat iedereen dit werk zou moeten kunnen. Zij hebben geen interesse in een verdere specialisering van het vak. 3.2 KLANTBELEVING Klantbeleving is een thema dat leeft bij veel organisaties in de dienstverlening. Klanten worden steeds veeleisender en geven steeds gemakkelijker feedback over de verleende service. Het oordeel van de klant wordt gekleurd door de manier waarop deze is geholpen, en is niet alleen meer gebaseerd op het eindresultaat. Online kunnen zij op steeds meer plekken hun mening geven over allerlei bedrijven, waar andere potentiële klanten vervolgens hun voordeel mee kunnen doen. Succesvolle sites als iens (restaurants) en zoover (vrijetijdsbesteding) zijn voorbeelden van dergelijke forums. Dit fenomeen heeft ook zijn intrede gedaan in de carrosseriebranche. Voor vrijwel alle ondernemers in de branche is klantbeleving inderdaad relevant. Ruim 28% heeft er daarom voor gekozen om één contactpersoon voor de klant aan te stellen, die als taak heeft om deze zo goed mogelijk te begeleiden, te informeren en tevreden te stellen. Het grootste deel van de bedrijven (72%) gaat er vanuit dat iedereen op de hoogte is van het belang van een goed contact met de klant en dat er niemand aangewezen hoeft te worden, die specifiek deze opdracht heeft meegekregen. Een klein deel, namelijk 5%, denkt dat er nog wel iets valt te verbeteren aan de wijze waarop de klant in het bedrijf wordt geholpen en te woord gestaan. 3.3 KENNISBEHOEFTE Veel bedrijven gaven aan te hebben geïnvesteerd in opleidingen voor het personeel. Dat zijn vaak opleidingen die om leren gaan met nieuwe apparatuur en technologieën. Maar er kan ook gedacht worden aan bijscholing omdat de aard van te werk verandert, of omdat de vraag van de klant verschuift. Ongeveer een derde van de ondervraagde bedrijven geeft aan dat zij behoefte hebben aan verdere ontwikkeling van de kennis en vaardigheden van hun medewerkers. De meeste vraag betreft specifieke nieuwe technieken (bijvoorbeeld carbon, hybride verbindingstechnieken, elektronica). Meerdere ondernemers huldigen de gedachte dat je continu moet blijven scholen, om up-to-date te blijven in service en kwaliteit. Enkele bedrijven noemen specifiek klantvriendelijkheidstrainingen of een opleiding tot gastheer of –vrouw, wat aansluit bij het toenemende belang van klantbeleving. Helaas geven enkele bedrijven ook aan dat de budgetten voor scholing onder druk staan door afnemende marges. Ongeveer 80 % van de bedrijven denkt volgend jaar evenveel of zelfs meer te gaan besteden aan scholing. Het resterende deel verwacht een lager bedrag te zullen uittrekken. De carrosseriebouw en het schadeherstelbedrijf lijken daarin sterk op elkaar, waarbij binnen de carrosseriebouw net iets vaker wordt gedacht dat er meer geld naar scholing zal gaan. Dit sluit aan op hun meer optimistische toekomstverwachting.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 18
tabel 3.1 | V erwacht u ten opzichte van vorig jaar dit jaar minder, evenveel of meer te investeren in scholing?
22
35
115
17
31
93
4
5
17
Totaal
Segment Schadeherstel
Segment Carrosseriebouw
lager (20,35%)
lager (21,99%)
lager (22,73%)
gelijk (66,86%)
gelijk (65,96%)
gelijk (59,09%)
hoger (12,79%)
hoger (12,06%)
hoger (18,18%)
Veel aandacht gaat uit naar de van oudsher belangrijkste spelers binnen de carrosseriebranche: de schade herstelbedrijven en de carrosseriebouwers. In de afgelopen jaren is de branche echter aan het veranderen. Er komen meer kleine bedrijven en de specialistische bedrijven vormen inmiddels een kwart van het absolute aantal bedrijven. Van deze bedrijven zou een kwart meer scholing op maat willen. Het overige deel kan goed uit de voeten met het huidige aanbod aan opleidingen, heeft soms een andere aanbieder dan VOC gevonden, of is helemaal niet geïnteresseerd in scholing. De gevraagde opleiding is uiteraard divers, omdat ook het terrein van de specialisten breed is. Er is vraag naar technische scholing (o.a. AST-modules, elektronica, technieken met nieuwe materialen, kunststofherstel). Naast technische bijscholing is er ook behoefte aan cursussen op het gebied van management, receptie en hospitality. Er gaan ook stemmen op om kortere trainingen te geven (enkele uren of via e-learning) of om trainingen te organiseren binnen het bedrijf. Dit heeft te maken met het verlies aan werkkracht wat met name voor het kleine bedrijf een groot bezwaar is. Er is een al een dergelijk aanbod van scholing: roulerend incompany trainen. Daarbij worden medewerkers van verschillende ondernemingen die elkaar qua concurrentie niet te zeer in de weg zitten getraind op de werkvloer. De bijeenkomsten worden belegd volgens thema’s, waarbij de werknemers van elkaar kunnen leren en waarbij de scholing plaatsvindt bij steeds een ander bedrijf.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 19
grafiek 3.2 meedoen aan roulerend incompany | trainen?
20 36
Totaal ja (17,39%) misschien (51,30%)
59
nee (31,30%)
Zo’n 69 % van de bedrijven zou hier zeker of misschien aan willen deelnemen. De bedrijven die hier zeker positief tegenover staan denken dat specialistisch werk het beste kan worden geleerd in een specialistische omgeving. Het loont ook om van collega’s te leren en om in elkaars ‘keuken’ te kunnen kijken. Daarbij is het aantrekkelijk dat er minder reistijd naar de locatie benodigd is. De reserves die bedrijven hebben, hebben te maken met tijd, kosten en afstand en de eigen mogelijkheid om te dienen als cursuslocatie. De precieze invulling van de training is uiteraard ook belangrijk om te bepalen of het nuttig is om deel te nemen. Sommigen willen er niet aan deelnemen, omdat ze bang zijn dat ze hun eigen kennis min of meer weggeven aan de concurrentie, anderen denken dat ze te specialistisch zijn om deel te kunnen nemen. Degenen die zouden willen deelnemen denken dat gemiddeld twee bijeenkomsten voldoende zouden moeten zijn om kennis te kunnen uitwisselen.
Ruim drievierde van de ondernemers is nieuwsgierig naar de mogelijkheden van leren via collega’s. In een tijd van spaarzaamheid in scholingsinvesteringen een interessante gedachte.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 20
Een klein deel van de bedrijven heeft behoefte aan een vak- of bedrijfsschool. Ruim 16% heeft hier wel oren naar. Meer dan 30% weet het niet en de helft wijst het van de hand.
Grafiek 3.3 | Is er binnen uw bedrijf behoefte aan een vak-/bedrijfsschool of een soortgelijk samenwerkingsverband?
26 51
Totaal ja (16,25%) nee (51,88%)
83
weet niet (31,88%)
Voor degenen die denken dat een vakschool een toegevoegde waarde heeft, speelt de startkwalificatie een belangrijke rol. Zij vinden vaak dat leerlingen te weinig kennis en vaardigheden meebrengen om zich binnen het leerbedrijf te kunnen ontwikkelen en hebben het gevoel dat zij hen helemaal vanaf nul moeten opleiden. Het ontbreekt aan de tijd en het geld (vanwege de lage marges) om daar voldoende in te kunnen investeren. Ook de houding en motivatie van de leerlingen sluit niet altijd aan bij de verwachtingen en wensen van de ondernemer. Een vakschool zou de leerlingen beter kunnen voorbereiden op de eisen die de praktijk aan hen gaat stellen. Een te hoge mate van specialisatie, of juist goede contacten met opleidingen in de regio liggen vaak ten grondslag aan het afwijzen van een vak- of bedrijfsschool. Toch ziet drie kwart van de geïnteresseerden wel een rol voor VOC bij het opzetten van zo’n vakschool. Daarbij zien zij een coördinerende en ondersteunende rol en een positie in het samenbrengen van regionale bedrijven. Sommigen denken dat VOC haar kennis ook kan aanwenden om een taak te nemen in de selectie van de leerlingen die voor zo’n school opteren. Bijna 80 % van de bedrijven die hun medewerking hebben verleend aan de enquête hebben een officiële erkenning door het VOC als leerbedrijf binnen de carrosseriebranche. Ruim de helft is tevreden over de ondersteuning van de leermeester door VOC, terwijl een kwart neutraal is daarover. Ongeveer 7% is ontevreden over die ondersteuning. Een deel heeft daarnaast geen mening, vaak samenhangend met het feit dat er op het moment geen leerlingen worden opgeleid binnen het bedrijf, waardoor er geen oordeel geveld kan worden. De reden dat er geen leerlingen zijn heeft te maken met het teruglopende aantal potentiële kandidaten en met de benarde financiële positie van sommige bedrijven. Wanneer een bedrijf een erkenning heeft gekregen is daar ook een opleiding aan gekoppeld tot praktijkopleider, die in de avonduren door VOC wordt verzorgd. Ruim de helft is daar tevreden over, terwijl 8% juist ontevreden is. 15% Is neutraal en 24% heeft geen duidelijke mening. Wie ontevreden is heeft doorgaans geen meerwaarde ervaren bij de opleiding. Wellicht waren deze opleiders al voldoende gekwalificeerd.
Vakopleiding Carrosseriebedrijf | RAPPORTAGE ARBEID EN SCHOLING | 21