Project ‘Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma’
Protocol hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma Yvonne Heerkens & Anne Braakman Maart 2014 Amersfoort Nederlands Paramedisch Instituut / NPi Maarssen Nederlandse Stomavereniging
Pagina |2
NPi / NSV, maart 20141
Protocol hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
Dit protocol is als pdf-bestand te downloaden van de website van de Nederlandse Stomavereniging, www.stomavereniging.nl
Trefwoorden: stomahulpmiddelen, stoma, hulpmiddelenproces, functioneringsgerichte aanspraak
eindverslag-protocolstomahulpmiddelen-21.docx
1
Het gaat hier om een gecorrigeerde versie van het concept protocol zoals gepubliceerd in december 2011. Het dossier (paragraaf 3.5) is aangepast op basis van de resultaten van de praktijktoets. Omdat de Cliq-codes intussen zijn aangepast, is de betreffende bijlage verwijderd en wordt voor de recente Cliqcodes verwezen naar de website van Vektis.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
Pagina |3
Inhoudsopgave Samenvatting ...........................................................................................................................................4 1
Aanleiding & inbedding ..................................................................................................................5
2
Gehanteerde methode...................................................................................................................8
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Resultaten ................................................................................................................................... 11 Stomazorg ................................................................................................................................... 11 Functiegericht aanspraak op stomahulpmiddelen ..................................................................... 12 Algemene beschrijving van de stappen van het protocol ........................................................... 13 Uitgewerkt schema met activiteiten en beslissingen van cliënt en zorgdeskundige ................. 19 Product voor de zorgdeskundige / overzicht van de dossiergegevens....................................... 46 Eindproduct voor de cliënt: een overzicht van belangrijke vragen voor de cliënt ..................... 58
4 4.1 4.2
Discussie ...................................................................................................................................... 59 Bespreking van de resultaten...................................................................................................... 59 Gebruiksmogelijkheden .............................................................................................................. 59
5 5.1 5.2
Aanbevelingen............................................................................................................................. 60 Voortgang van het project / praktijktoets van het protocol ....................................................... 60 Aanbevelingen ten aanzien van Cliq ........................................................................................... 61
Bijlagen 1 Gehanteerde literatuur ............................................................................................................... 63 2 Betrokkenen ................................................................................................................................ 65 3 Afkortingen ................................................................................................................................. 66 4 Gebruikte terminologie ............................................................................................................... 68
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
Pagina |4 Samenvatting In dit rapport wordt verslag gedaan van het project Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma. Dit project is onderdeel van het project Protocolontwikkeling t.b.v. verstrekken van hulpmiddelen in het kader van de Zorgverzekeringswet dat wordt uitgevoerd door de CG-Raad met financiering door Fonds NutsOhra en het Revalidatiefonds. Penvoerder van het deelproject is de Nederlandse Stomavereniging. In het project Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma is een protocol ontwikkeld waarmee het mogelijk is om in beeld te brengen hoe de functioneringsgerichte aanspraak op stomahulpmiddelen vorm gegeven kan worden. Daarmee levert het project een bijdrage aan de beoogde situatie dat voor mensen met een stoma het meest adequate hulpmiddel c.q. de meest adequate hulpmiddelen worden gekozen. Het deelproject bouwt voort op de basisrichtlijn hulpmiddelenzorg die in 2010 door de CG-Raad is gepubliceerd. Het project heeft een aantal concrete resultaten opgeleverd: een overzicht van de activiteiten van zowel de cliënt zelf als van de zorgdeskundige, inclusief de beslissingen die genomen worden, een overzicht van de gegevens die in het dossier van de zorgdeskundige moeten worden opgenomen om het proces transparant te maken, inzicht in de gebruiksmogelijkheden van de Cliq module stomamiddelen en een gemeenschappelijk kader voor het ontwikkelen van een web-based vragenlijst / checklist voor cliënten. Samenvattend kan worden gesteld dat aandacht voor mensen met een stoma en het op een goede manier verstrekken van hulpmiddelen belangrijk is en dat het voor mensen met een stoma essentieel is dat de verstrekking van hulpmiddelen gebeurt op basis van functiegericht indiceren, gebruikmaken van een protocol.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
Pagina |5
1
Aanleiding & inbedding
In het algemeen Het gebruik van hulpmiddelen heeft de afgelopen jaren een grote vlucht genomen; of het nu gaat om eenvoudige hulpmiddelen zoals een stok of incontinentiemateriaal, dan wel om uiterst complexe hulpmiddelen, zoals computergestuurde prothesen en geavanceerde hoortoestellen, hulpmiddelen zijn van groot belang voor het kunnen blijven participeren in de samenleving. Qua werking zijn er heel veel verschillende hulpmiddelen. Er zijn hulpmiddelen die vooral lichaamsfuncties ondersteunen (zoals een zuurstofapparaat) of lichaamsdelen vervangen (zoals een prothese), hulpmiddelen die activiteiten ondersteunen (zoals een aangepaste computer) of overnemen (zoals een rolstoel) en hulpmiddelen die de gebruiker ondersteunen bij het participeren in de samenleving (zoals aanpassingen op de werkplek). Vaak hebben hulpmiddelen ook meer dan één functie; stomahulpmiddelen vangen ontlasting of urine op, maar zij maken het mensen ook mogelijk om te blijven participeren in de samenleving. Belangrijk is dat door de inzet van hulpmiddelen mensen zelfstandig of met minder hulp kunnen functioneren en langer zelfstandig kunnen blijven. In december 2008 stelde de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in de discussie rond hulpmiddelen, dat de cliënt recht heeft op de ‘meest adequate oplossing’. Om dat te realiseren moet worden gezocht naar de perfecte match tussen dat wat de cliënt wil, kan en mag (in termen van beoogd functioneren) en dat wat het hulpmiddel hem / haar kan bieden. Dat betekent dat van een situatie waarin een cliënt krijgt waar hij / zij ‘recht’ op heeft (een soort ‘standaard oplossing’), wordt toegegaan naar een situatie waarbij hij / zij het meest adequate hulpmiddel krijgt, passend bij zijn / haar mogelijkheden en wensen; een functiegerichte2 aanspraak op hulpmiddelen! Met ‘functioneringsgerichte’ aanspraak wordt bedoeld dat er moet worden gezocht naar een proces van hulpmiddelenverstrekking waarin het functioneren van de cliënt centraal staat; de hulpmiddelenzorg moet cliëntgericht, doeltreffend, doelmatig en transparant zijn. Dat laatste betekent dat inzichtelijk moet zijn waarom gekozen is voor dat specifieke hulpmiddel. Om die transparantie te bevorderen heeft het Ministerie van VWS in september 2009 subsidie verleend voor een project waarin door vijf organisaties is gewerkt aan de ontwikkeling van een Basisrichtlijn Hulpmiddelenzorg (RiFA,-project). Deze Basisrichtlijn Hulpmiddelenzorg (afgekort BRL) is in februari 2010 gepubliceerd (CG-Raad, 2010). Vervolg RiFA-project Na de afronding van het RiFA-project is gezocht naar middelen om de ontwikkelde BRL te toetsen. Voor een eerste protocol is geld gevonden bij het Innovatiefonds Zorgverzekeraars; het project PROFIL / Protocol voor Functiegerichte Indicatiestelling bij Loopproblematiek. Bij het Fonds NutsOhra en het Revalidatiefonds is subsidie verkregen voor het project ‘Protocolontwikkeling t.b.v. verstrekken van hulpmiddelen in het kader van de Zorgverzekeringswet’. In dat project worden vier protocollen ontwikkeld: een protocol hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma, een protocol verneveling voor mensen met Cystic Fibrosis, een protocol prothesen en
2
Omdat het hier gaat om het functioneren als geheel (en niet alleen om het niveau van functies) kan beter over ‘functioneringsgericht’ gesproken worden.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
Pagina |6 een protocol hulpmiddelenzorg voor mensen met hoorproblemen. Het protocol voor mensen met een stoma is ontwikkeld binnen het deelproject ‘Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma’. Hulpmiddelenzorg Hulpmiddelenzorg in Nederland is een complex terrein met vele spelers en verschillende regelingen van waaruit de hulpmiddelen worden betaald. Er zijn op dit moment vier regelingen van waaruit hulpmiddelen worden betaald: de Zorgverzekeringswet (ZVW), AWBZ, WIA en WMO. De aanleiding voor het RIFA project lag vooral bij de hulpmiddelenzorg betaald vanuit de ZVW en de omslag die werd gemaakt richting functioneringsgerichte aanspraak, maar ook de andere regelingen zijn bij de ontwikkeling van de BRL - waar mogelijk - meegenomen. Bij het ontwikkelen van het protocol voor mensen met een stoma zijn weliswaar de verschillende vergoedingsmogelijkheden aan bod geweest – waarbij naast de genoemde regelingen ook de DOT (DBC op weg naar transparantie) en ketenzorg aan bod zijn geweest – maar het protocol is beschreven los van de financiering van de betreffende hulpmiddelen. Kosten hulpmiddelen ZVW In 2010 deden 2.357.000 mensen in Nederland een beroep op hulpmiddelenzorg vanuit de Zorgverzekeringswet. De totale kosten bedroegen €1,404 miljard. In tabel 1.1 staat een overzicht van de kosten van ‘verzorgingshulpmiddelen, waaronder stomavoorzieningen’ over de jaren 2006-2010 zoals opgenomen in de GIPdatabank3. Het gaat daarbij om de kosten zoals vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet.
Tabel 1.1
Vergoeding kosten ‘Verzorgingsmiddelen waaronder stomavoorzieningen’
Totale kosten (1=€1000) 2006-2010, hulpmiddelencategorie A: Verzorgingsmiddelen waaronder stomavoorzieningen 4 Raming voor de totale Zvw-populatie (ruim 16 miljoen verzekerden) A05 Incontinentiematerialen A10 Voorzieningen voor stomapatiënten A15 Overige verzorgingsmiddelen A21 Verbandmiddelen Totaal
2006 145.902.000
2007 152.049.000
2008 151.749.000
2009 157.134.000
2010 167.444
88.105.000
101.947.000
113.266.000
124.464.000
131.057
76.013.000
82.600.000
89.709.000
96.436.000
107.137
86.243.000 396.263.000
103.122.000 439.718.000
109.812.000 464.536.000
123.090.000 501.124.000
133.208 538.846
Bron: GIP/College voor zorgverzekeringen 2011 Geactualiseerd op: 07-06-2011
3 4
Verzameling gegevens over genees- en hulpmiddelen van het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Deze cijfers zijn gebaseerd op het gebruik van stomamaterialen. Ook mensen die geen stoma hebben, maar wel stomamateriaal (o.a. bij fistels) gebruiken, vallen hieronder. Evenals materialen voor tracheostoma.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
Pagina |7 Hulpmiddelen bij mensen met een stoma In april 2010 heeft het College van zorgverzekeringen (CVZ) in het rapport Hulpmiddelenzorg 2010 een systeemadvies gegeven over hulpmiddelen te gebruiken bij stoornissen in de functies gerelateerd aan urinelozing en defecatie. Systeemadvies: Het CVZ adviseert de hulpmiddelen die noodzakelijk zijn in verband met het ontbreken/wegvallen van normale lichaamsfuncties in verband met urinelozing en defecatie functiegericht te omschrijven. De voorgestelde omschrijving vergroot de houdbaarheid van het pakket. Bovendien wordt onnodige regelgeving vermeden. Per 1 januari 2011 zijn de aanspraken op hulpmiddelen functioneringsgericht omschreven in de Regeling Zorgverzekering. Door de functioneringsgerichte omschrijving worden de verwachtingen en wensen van de cliënt met functioneringsproblemen direct gekoppeld aan de door de door cliënt en zorgdeskundige samen gekozen oplossing. Dit is de basis voor een aanspraak in plaats van een claim op een product of een voorziening. Bij het niet beschikbaar zijn van een objectief protocol kan een functionele omschrijving van aanspraken leiden tot onduidelijkheid en ongelijkheid in de aanspraken op stomamaterialen. Geconcludeerd is dat het op een goede manier verstrekken van hulpmiddelen belangrijk is en dat het nodig is om een protocol te ontwikkelen waarmee het mogelijk is om het indiceren van stomamaterialen functioneringsgericht te laten verlopen waardoor de cliënt en de geleverde zorg centraal staan. Het project dat in dit voorstel staat beschreven heeft ten doel de hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma te stroomlijnen door het ontwikkelen van een procesmatig protocol waarmee de verschillende fasen van het zorgproces kunnen worden doorlopen. Deelproject ‘Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma’ Het project Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma is, zoals gezegd onderdeel van het project Protocolontwikkeling t.b.v. verstrekken van hulpmiddelen in het kader van de Zorgverzekeringswet. Dit deelproject had ten doel om een protocol te ontwikkelen waarmee het mogelijk is om in beeld te brengen hoe de functioneringsgerichte aanspraak op stomahulpmiddelen vorm gegeven kan worden. Doel van het deelproject is om er voor te zorgen dat het meest adequate hulpmiddel c.q. de meest adequate hulpmiddelen worden gekozen.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
Pagina |8
2
Gehanteerde methode
In dit hoofdstuk staan de uitgangspunten voor het protocol en de benodigdheden besproken. Uitgangspunten voor het protocol • Het protocol volgt de stappen en activiteiten van de procesbeschrijving hulpmiddelen en de Basisrichtlijn Hulpmiddelenzorg (zie Achtergrond). • Alle relevante partijen worden betrokken. • Het protocol beschrijft de activiteiten van zowel de cliënt (en het cliëntsysteem) als van de zorgdeskundigen die voor deze doelgroep relevant zijn. • Het protocol geeft aan welke gegevens minimaal moeten worden vastgelegd en hoe ze kunnen worden vastgelegd (met welke classificatie m.n. ICF5). • Bij de ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van bestaande ontwikkelingen. • Het protocol wordt zodanig vormgegeven dat de inhoud (t.z.t.) kan worden ingebracht in de ICT-Tool die wordt ontwikkeld in het project ProFIL / Protocol voor Functiegericht Indiceren bij Loopproblematiek van Vilans.6 Benodigdheden • Een Begeleidingscommissie die het proces bewaakt. • Een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante partijen, inclusief vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties; bereid om ‘los van financiële regelingen of belangen’ te kijken naar activiteiten, beslissingen en gegevens die nodig zijn voor de match tussen ‘human related intended use’ (HRIU) en ‘product related intended use’ (PRIU). • Ca. zes sessies van de werkgroep om alle stappen en daaronder vallende activiteiten uit de basisrichtlijn ‘in te vullen’ voor mensen met een stoma. • Een extra sessie van de werkgroep om een objectieve indeling (classificatie) van de stomamaterialen en accessoires als instrument voor objectivering en onderbouwing van de keuze te beoordelen op relevantie voor het project. • Een procesbegeleider met kennis van zaken over de basisrichtlijn, achterliggende classificaties en relevante instrumenten en met ervaring in het ontwikkelen van protocollen. Begeleidingscommissie,7 In deze Begeleidingscommissie zitten vertegenwoordigers van de belanghebbende partijen, waaronder: Nederlandse Stomavereniging Federatie van Medische Technologie Branches / FHI Nefemed, belangenorganisatie van producenten en importeurs van medische hulpmiddelen V&VN afdeling stomaverpleegkundigen 5 6
7
International Classification of Functioning, Disability and Health, zie voor toelichting bijlage 4. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe het tool er precies uit zal gaan zien; de beide organisaties houden elkaar op de hoogte; medewerkers participeren bovendien in elkaars projecten. Voor het project Protocolontwikkeling t.b.v. verstrekken van hulpmiddelen in het kader van de Zorgverzekeringswet als geheel is een stuurgroep gevormd bestaande uit vertegenwoordigers van de CG-Raad, ZN en de cliëntenorganisaties die de opdrachtnemer zijn bij het ontwikkelen van de verschillende protocollen.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
Pagina |9 ZN / werkgroep hulpmiddelen De Begeleidingscommissie is vier maal bij elkaar geweest. De laatste keer, in december 2011, is het concept eindrapport besproken en plannen voor de praktijktoets en de implementatie van het protocol. Werkgroep De werkgroep heeft bestaan uit inhoudsdeskundigen en ervaringsdeskundigen vanuit: Nederlandse Stomavereniging Federatie van Medische Technologie Branches / FHI Nefemed V&VN afdeling stomaverpleegkundigen ZN / OMTA (Overleg Medisch Technisch Adviseurs). Hoewel de werkgroepleden uit een bepaalde geleding afkomstig zijn, zaten zij – als experts - zonder last of ruggenspraak in de werkgroep. De werkgroep is zeven keer bij elkaar geweest (één maal meer dan gepland). De werkgroep heeft zich gebogen over de selectie / formulering van activiteiten, beslissingen en gegevens die nodig zijn voor de match tussen de ‘human related intended use’ (HRIU) en de ‘product related intended use’ (PRIU). Verder zijn keuzes gemaakt rond de vast te leggen gegevens, de diagnostische en evaluatieve meetinstrumenten en de relevante afwegingen die in het proces worden gemaakt. Daarbij kregen de deelnemers iedere sessie ‘huiswerk’ mee voor de volgende sessie. Door het NPi zijn de sessies voorbereid, waarbij onder andere op basis van verzamelde literatuur al een overzicht werd gegeven van de ‘waarden’ die de in de verschillende stappen gegenereerde gegevens kunnen aannemen. Periode De ontwikkeling van het protocol heeft ongeveer 11 maanden gekost: drie maanden voorbereiding en in de daarop volgende acht maanden is de werkgroep zeven maal bij elkaar geweest en de begeleidingscommissie drie maal. In de laatste maand is ook het eindverslag geschreven.8 Praktijktoets De praktijktoets zal plaatsvinden in 2012.9 Procesbegeleider Mw. dr. Y.F. Heerkens heeft de ontwikkeling van het protocol vanuit het NPi begeleid. Mw. Heerkens is projectleider geweest bij de ontwikkeling van de Basisrichtlijn Hulpmiddelenzorg en heeft ook het protocol ontwikkeld voor de orthopedisch schoentechnische bedrijven (NVOS, 2010). Bovendien is zij een van de ontwikkelaars van Cliq, chair van ISO/TC173/SC2 (verantwoordelijk voor de ISO 9999), lid 8
9
In de huidige versie zijn ook nog de wijzigingen opgenomen die het gevolg zijn van de praktijktoets (in 2013) en de aanpassing van de Cliq-module stoma eveneens in 2013; de laatste veranderingen zijn doorgevoerd begin 2014. De toets heeft intussen plaatsgevonden; de wijzigingen hebben voornamelijk effect op het dossier (paragraaf 3.5).
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 10 van de NC 303 072, de Nederlandse spiegelcommissie, en lid van het ICF-team van het Nederlandse WHO FIC Collaborating Centre.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 11
3
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het project beschreven.10 De resultaten bestaan uit: een algemene paragraaf over stomazorg (paragraaf 3.1) een paragraaf over functiegerichte aanspraak op stomahulpmiddelen (paragraaf 3.2) een algemene beschrijving van de stappen die doorlopen worden door cliënt en zorgdeskundige (paragraaf 3.3); een beschrijving van de activiteiten van de cliënt zelf en van de zorgdeskundige bij de verschillende stappen, inclusief de beslissingen die daarbij genomen worden (paragraaf 3.4); een overzicht van de gegevens die door de zorgdeskundige in het dossier moeten worden vastgelegd om te zorgen dat het proces transparant is (paragraaf 3.5); een overzicht van de voor de cliënt belangrijke vragen (paragraaf 3.6).
3.1
Stomazorg
Stoma en stomahulpmiddelen Een stoma is een kunstmatige uitgang. Een stoma kan worden geplaatst op o.a. de dikke darm (colostoma), de dunne darm (ileostoma), de nier/urinewegen (nefrostoma/urostoma) of de trachea (een stoma na een laryngectomie of een tracheotomie). De aanleg van een stoma is voor een ieder die het aangaat een ingrijpende gebeurtenis. Het betekent niet alleen een ernstige aantasting van het vertrouwde lichaamsbeeld, maar ook het wegvallen van een belangrijke lichaamsfunctie, een verandering in het fysiek functioneren en persoonlijke verzorging, mogelijke seksuele beperkingen en onzekerheid over het toekomstige sociaal en maatschappelijk functioneren. Bovendien blijft vaak onzekerheid over het verdere verloop van de onderliggende ziekte een rol spelen. Hoewel het precieze aantal niet bekend is, leven er volgen de Nederlandse Stomavereniging in Nederland ongeveer 30.000 mensen met een permanent of tijdelijk stoma. Een grove schatting leert dat er jaarlijks bij ongeveer 7.000 mensen een stoma geplaatst wordt. Stoma’s kunnen een tijdelijke oplossing zijn om (een gedeelte van) de darm / urinewegen tijdelijk rust te geven, of het is een permanente oplossing als een groot deel, of meerdere delen van de darm of de blaas moeten worden verwijderd. De oorzaken voor het aangemeten krijgen van een stoma zijn heel divers en kunnen onder andere het gevolg zijn van goedaardige tumoren (poliepen), kwaadaardige tumoren, diverticulitis (ontstekingen in de darm), ontstekingsziekten (Colitis ulcerosa, ziekte van Crohn), MS, slechte darmfunctie, aangeboren afwijkingen of een ongeluk. Mensen met een stoma hebben, afhankelijk van het soort stoma, een stoornis in de functies gerelateerd aan urinelozing en defecatie. Daarmee samenhangend kunnen zij allerlei beperkingen in activiteiten ondervinden en participatieproblemen (werk, hobby’s). Deze functioneringsproblemen
10
Dit hoofdstuk zal, met een korte toelichting, als aparte publicatie beschikbaar komen voor het veld.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 12 kunnen worden opgeheven door adequaat functionerende hulpmiddelen c.q. stomamateriaal en bijbehorende accessoires. In het voorliggende project is een protocol ontwikkeld voor hulpmiddelenzorg aan mensen met een colostoma (inclusief een Malone stoma), een ileostoma of een urostoma.11
3.2
Functiegericht aanspraak op stomahulpmiddelen
In april 2010 heeft het College van zorgverzekeringen (CVZ) in het rapport Hulpmiddelenzorg 2010 een systeemadvies12 gegeven over hulpmiddelen te gebruiken bij stoornissen in de functies gerelateerd aan urinelozing en defecatie. Systeemadvies: Het CVZ adviseert de hulpmiddelen die noodzakelijk zijn in verband met het ontbreken/wegvallen van normale lichaamsfuncties in verband met urinelozing en defecatie functiegericht te omschrijven. De voorgestelde omschrijving vergroot de houdbaarheid van het pakket. Bovendien wordt onnodige regelgeving vermeden. Per 1 januari 2011 zijn de aanspraken op hulpmiddelen functioneringsgericht omschreven in de Regeling Zorgverzekering. Door de functioneringsgerichte omschrijving worden de verwachtingen en wensen van de cliënt met functioneringsproblemen direct gekoppeld aan de door de door cliënt en zorgdeskundige samen gekozen oplossing. Dit is de basis voor een aanspraak in plaats van een claim op een product of een voorziening. Bij het niet beschikbaar zijn van een objectief protocol kan een functionele omschrijving van aanspraken leiden tot onduidelijkheid en ongelijkheid in de aanspraken op stomamaterialen. Geconcludeerd is dat het op een goede manier verstrekken van hulpmiddelen belangrijk is en dat het nodig is om een protocol te ontwikkelen waarmee het mogelijk is om het toeschrijven van stomamaterialen functioneringsgericht te laten verlopen waardoor de cliënt en de geleverde zorg centraal staan en de cliënt ook werkelijk recht kan doen gelden / aanspraak kan maken op de meest adequate oplossing en een onderbouwing daarvan. Het project dat in dit voorstel staat beschreven heeft ten doel de hulpmiddelenzorg voor stomadragers te stroomlijnen door het ontwikkelen van een procesmatig protocol waarmee de verschillende fasen van het zorgproces kunnen worden doorlopen.
11
12
De hulpmiddelen voor patiënten met een tracheostoma zijn heel anders en vallen in de (inter)nationale classificatie hulpmiddelen in een andere subklasse. Ook de nefrostoma, de neoblazen en de fistels zijn niet opgenomen in dit protocol. Het is de mening van de betrokkenen dat het voorliggende protocol gebruikt kan worden bij de ontwikkeling van protocollen voor hulpmiddelenzorg aan mensen met bijvoorbeeld een tracheostoma of een nefrostoma. Dit zijn adviezen die zijn gericht op het functioneren van het zorgverzekeringsstelsel en de uitvoeringspraktijk.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 13 3.3
Algemene beschrijving van de stappen van het protocol
In deze paragraaf worden de stappen besproken die worden doorlopen. Stap 1
Probleem signaleren
In deze stap onderkent de cliënt dat hij13 een probleem heeft - de hulpvraag van de cliënt - en neemt hij contact op met de zorgdeskundige. In overleg met de zorgdeskundige wordt het probleem nader omschreven. Het probleem van de cliënt hangt samen met zijn situatie (nog niet geopereerd, (net) geopereerd, een al langer bestaand stoma) en de locatie (in het ziekenhuis of thuis) en kan betrekking hebben op de gezondheidstoestand van de cliënt en op een stomahulpmiddel. Afhankelijk van de aard van het probleem is de route die de cliënt door het protocol volgt anders. Voor het protocol is het belangrijk dat deze stap grotendeels door de cliënt zelf wordt doorlopen. Dat betekent dat het (web-based) protocol hem moet helpen om de goede informatie te vinden en hem ook moet helpen met het beantwoorden van de vraag of al dan niet de hulp van een zorgdeskundige gewenst is. In figuur 2.1 staat beschreven naar welke zorgdeskundige een cliënt kan gaan. Overigens kan de cliënt ook besluiten om, van het begin af aan, of na overleg met ZD, het traject zelfstandig te doorlopen. Stap 2 Zorgvraag formuleren In deze stap wordt het diagnostisch proces doorlopen. Het gaat erom de gezondheidstoestand en de prognose te bepalen. De gezondheidstoestand bestaat uit een beschrijving van (problemen in) het functioneren van de cliënt en de daarop van invloed zijnde medische, externe en persoonlijke factoren. De medische factoren worden uitgedrukt in de medische diagnose; de problemen in het functioneren en de externe en persoonlijke factoren die daarop van invloed zijn in de functionaliteitsdiagnose. Bij deze stap gaat het erom, dat het voor de cliënt helder wordt wat zijn zorgvraag is, dat hij weet wat de medische / verwijsdiagnose is, wat de prognose is en bij welke cliëntenorganisaties hij desgewenst terecht kan voor informatie en ondersteuning. Belangrijk is ook, dat tijdens deze stap de cliënt en – voor zover ingeschakeld - de zorgdeskundige zicht krijgen op de wensen en verwachtingen van de cliënt in het algemeen. Voor deze fase wordt ook wel de term ‘intake’ gebruikt. Bepalen medische diagnose In de medische diagnose staat de ziekte / aandoening van de cliënt en/of de medische verrichting die heeft plaatsgevonden of gaat plaatsvinden centraal. Zo kan de medische diagnose zijn ‘ziekte van Crohn’, maar ook de ‘status na chemotherapie’. Voor de verstrekking van hulpmiddelen is vooral relevant het stadium van de ziekte en de mate van progressie. Zeker bij snel progressieve ziekten is het tijdig voorzien in hulpmiddelen van groot belang. Voor het vastleggen van de ziekte / aandoening zijn classificaties beschikbaar zoals de ICD-10, de DSM-IV en de ICPC-2-nl (zie bijlage 3 voor 13
Waar hij of hem staat kan ook zij of haar gelezen worden.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 14 toelichting). Vanuit functiegerichte aanspraak staat het functioneren van de cliënt centraal. De medische diagnose is van belang voor zover de aard, de ernst en het beloop van de ziekte / aandoening van invloed zijn op het functioneren en grenzen stellen aan het functioneren. Bepalen functionaliteitsdiagnose De functionaliteitsdiagnose moet vertaald worden in termen van ICF (zie bijlage 3 voor toelichting). Het functioneren wordt beschreven in (stoornissen in) lichaamsfuncties en anatomische eigenschappen, (beperkingen in) activiteiten en participatie(problemen). Daarnaast kan de ICF worden gebruikt voor het beschrijven van externe factoren.14 Het belang van het zelf kunnen uitvoeren van een activiteit hangt af van de situatie van de cliënt. Daarbij gaat het zowel om de gezinssituatie (bij een cliënt die met een partner of in gezinsverband leeft kunnen activiteiten zo nodig [en desgewenst] worden overgenomen door een ander) als om bijvoorbeeld de werksituatie (sommige activiteiten kunnen van cruciaal belang zijn in het kader van een baan). In het kader van de gezinssituatie is het relevant om niet alleen de cliënt te bevragen (welke activiteiten en externe factoren zijn voor hem relevant) maar ook de mantelzorger(s)15 en/of andere gezinsleden. Bepalen wensen en verwachtingen cliënt Het is van belang om tijdens de anamnese inzicht te krijgen in de wensen en verwachtingen van de cliënt in het algemeen. Het gaat er daarbij om te weten te komen wat de cliënt wil, nu en in de (nabije) toekomst, en wat voor hem van belang is. Ook hierbij kan het relevant zijn om de mantel(zorger) / andere gezinsleden te bevragen. De wensen en verwachtingen ten aanzien van specifieke hulpmiddelen komen bij stap 3 aan bod. Bepalen prognose Bij het selecteren van hulpmiddelen is het relevant zicht te hebben op de prognose. Dat geldt zowel voor de te verwachten prognose van de ziekte / aandoening als voor de te verwachten ontwikkelingen rond het functioneren van de betrokkene. Stap 3a Zorgplan maken: Oplossingsrichting Het gaat hier om het samen met de cliënt beoordelen of een hulpmiddel al dan niet voor de betreffende cliënt de meest aangewezen behandeling is (dan wel dat de cliënt bijvoorbeeld beter een (andere) operatie kan krijgen of behandeld kan worden met medicatie). Met de cliënt wordt op basis van de functioneringsproblemen, de prognose, het gewenste activiteitenpatroon en diens gebruiksomstandigheden (gunstige en ongunstige omstandigheden voor het gebruik van hulpmiddelen) gezocht naar een oplossingsrichting door de inzet van hulpmiddelen.
14
15
De ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) (zie bijlage 4) bevat geen lijst persoonlijke factoren. Wel staat er in de toelichting een aantal voorbeelden van persoonlijke factoren genoemd en her en der zijn lijstjes met persoonlijke factoren in gebruik. In het protocol zal worden gebruik gemaakt van de indeling in persoonlijke factoren opgenomen in de ICF-logopedie (bijv. copingstijl en luistergedrag muziek), die waar nodig kan worden aangevuld met extra termen. Belangrijk is te melden dat een mantelzorger altijd de keuze heeft om daar al dan niet aan mee te werken; het zijn van (mantel)zorger is een keuze.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 15 Daarbij kan de ernst van het probleem worden aangegeven via de 1e typering (het eerste cijfer achter de decimale punt na de ICF-code) en kunnen ook de behandeldoelstellingen in termen van de ICF geformuleerd worden (voorkomen / verbeteren / consolideren / verminderen achteruitgang). Naast de voordelen van eenduidigheid zal ook de systematische benadering het indicatieproces versnellen. Belangrijk nevenproduct is, dat door het gebruik van een matrix, de indicatie (gebruiksdoel, gebruiksomstandigheden) na bewerking later gebruikt kan worden bij de evaluatie (doet het hulpmiddel waarvoor het is aangeschaft?). Om dit te realiseren zijn gevalideerde en betrouwbare meetinstrumenten nodig. Beoogd functioneren formuleren Beschrijven wat de cliënt wil, kan en mag (vanuit het zorginhoudelijk perspectief van de zorgdeskundige) (human related intended use). De (globale) doelstellingen in termen van ICF worden met de cliënt uitgewerkt tot specifieke doelstellingen (die met het gebruik van een hulpmiddel beoogd te worden gehaald). Aangeraden wordt om doelstellingen zo concreet mogelijk - in maat en getal (SMART)16 - vast te leggen, inclusief de aard van de doelstelling en de mate waarin, en de periode waarbinnen de doelstelling moet zijn behaald. Deze stap levert belangrijke informatie voor de evaluatie van het gebruik. Cliënt en indicatiesteller overleggen of een hulpmiddel als (onderdeel van de) oplossing wenselijk is. Vertaling doelstelling naar oplossingsrichting Bepalen welke soorten hulpmiddelen voldoen aan de doelstellingen en aansluit(en) bij het beoogd functioneren, en de cliënt informeren over voor- en nadelen van deze hulpmiddelen. Contra-indicaties en consequenties voor keuze hulpmiddel(en) vaststellen. Aanvullende (schriftelijke) informatie geven en toestemming verkrijgen van cliënt voor het zorgplan. Financiële consequenties voor cliënt vaststellen. De programmatuur die in fase 2 wordt ontwikkeld moet controleren of de informatie aanwezig is die nodig is om tot een selectie en realisering van een hulpmiddel te komen. Stap 3b Zorgplan maken: programma van eisen opstellen In het Programma van Eisen (PvE) wordt omschreven aan welke eisen het hulpmiddel moet voldoen volgens de cliënt en de zorgdeskundige om (onderdeel van) de oplossing te zijn. Van human related intended use naar product related intended use Vertalen van cliëntkenmerken die samenhangen met de functionaliteitsdiagnose, het behandeldoel (indien voorhanden), het beoogd functioneren en verwachtingen ten aanzien van het hulpmiddel (human related intended use) naar benodigde producteigenschappen (product related intended use) in samenspraak met het cliëntsysteem. Deze belangrijke stap betreft het specificeren van de eigenschappen waaraan het hulpmiddel moet voldoen om de in de indicatie vermelde stoornissen en beperkingen op te heffen of zoveel mogelijk 16
SMART: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 16 te verminderen dan wel de resterende functies, activiteiten en participatiemogelijkheden te ondersteunen. De oorspronkelijke indicatiestelling moet daartoe kunnen worden aangevuld en ‘vertaald’ naar een PvE. Na het verzamelen van de functionele en therapeutische eisen worden de overige eisen en wensen van de cliënt betrokken bij het PvE. Vaststelling Cliq-code(s) De product related intended use kan (deels) worden vertaald in Cliq-code(s).17 Verdere specificatie van het programma van eisen Na vaststelling van de Cliq-code(s) worden maatgegevens, materiaalgegevens en uitvoeringsvorm van het hulpmiddel bepaald en toegevoegd aan het PvE. Daarmee wordt de keuze verder geïndividualiseerd. Aan het einde van deze stap gaat de cliënt akkoord met het PvE voor het gekozen hulpmiddel. Zo niet, dan moet worden teruggegaan naar een eerdere stap. Ook weet de cliënt aan het einde van deze stap wat dit betekent voor de financiering of welke alternatieven er zijn (bijv. bijbetaling). Stap 4 Selecteren, proberen en beslissen Met behulp van het PvE wordt in overleg met de cliënt een keuze gemaakt voor een bepaald hulpmiddel op basis van het bestaande marktaanbod. Ook kan worden besloten een product op maat te laten maken, bijvoorbeeld een steunbroek. Daarna wordt het hulpmiddel besteld / aangepast / aangemeten / gemaakt en vervolgens gepast en uitgeprobeerd. Er wordt als het ware een match gemaakt tussen de eisen (deels in Cliq-codes) en de eigenschappen van het beschikbare aanbod aan hulpmiddelen (voorzien van Cliq-codes). Aan het einde van deze stap gaat de cliënt akkoord met de aanschaf c.q. het laten maken van het specifieke hulpmiddel. Zo niet, dan zal worden teruggegaan naar een eerdere stap. Stap 5 Leveren en instrueren In deze stap wordt het hulpmiddel aan de gebruiker geleverd. Daarbij hoort het geven van instructie over het gebruik en het onderhoud van het op maat gemaakte hulpmiddel. Aan het einde van deze stap heeft de cliënt het hulpmiddel gekregen en weet hij waar hij met problemen terecht kan, wanneer en hoe het hulpmiddel dient te worden gebruikt en hoe het hulpmiddel moet worden onderhouden. Stap 6 Gebruiken In deze stap gebruikt de cliënt het hulpmiddel in het dagelijks leven. Als er problemen zijn in gebruik of vragen over de voorziening, kan contact worden opgenomen met de zorgdeskundige. De soort en de hoeveelheid geboden nazorg zijn sterk afhankelijk van de achterliggende medische problematiek en van de behoefte van de cliënt.
17
De Cliq-module stoma is in 2013 aangepast. Voor de nieuwe Cliq-codes wordt verwezen naar de website van Vektis (cliq.vektis.nl). Niet alle relevante kenmerken van hulpmiddelen zijn in de Cliq-codes verwerkt; in het dossier is er ruimte om ook deze kenmerken vast te leggen.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 17 Stap 7 Evalueren Bij net geopereerde cliënten vindt de evaluatie meestal plaats een aantal weken na de operatie. De cliënt wordt dan zowel gezien door de chirurg als door de stomaverpleegkundige. Bij de evaluatie wordt bepaald of het gebruikte hulpmiddel (al dan niet in combinatie met andere hulpmiddelen) voldoet aan het plan van eisen zoals dat eerder is vastgesteld. Voor de evaluatie zijn verschillende soorten meetinstrumenten nodig: meetinstrumenten om de tevredenheid en ervaringen van de cliënt en de zorgdeskundige vast te stellen, meetinstrumenten om het functioneren van cliënten te meten en meetinstrumenten waarmee kan worden bepaald of het hulpmiddel doet wat het moet doen. De evaluatie van de proefperiode vindt in principe plaats door de zorgdeskundige die het hulpmiddel heeft geïndiceerd. Dit is in de meeste gevallen de stomaverpleegkundige in het ziekenhuis. Als er geen zorg (meer) wordt geboden vanuit het ziekenhuis kan de evaluatie ook plaatsvinden door de leverancier.18 Als de evaluatie negatief uitpakt kan besloten worden een ander hulpmiddel uit te proberen; in dit geval wordt teruggegaan naar stap 4 of naar stap 2 als de indruk bestaat dat men geen goed beeld heeft van de gezondheidstoestand of het functioneren van de cliënt. Voor de evaluatie van de doelstellingen is in de Basisrichtlijn een aantal algemene meetinstrumenten opgenomen; deze zijn in het project vervangen door meetinstrumenten meer specifiek voor hulpmiddelenzorg aan mensen met een stoma. Het gaat daarbij om meetinstrumenten om de tevredenheid en ervaringen van de cliënt en de zorgdeskundige vast te stellen en om meetinstrumenten, waarmee kan worden bepaald of het hulpmiddel doet wat het moet doen.
18
Dit is afhankelijk van de termijn waarop eerste evaluatie plaats zal vinden. Conform de richtlijn stomazorg vindt de evaluatie in principe plaats door de stomaverpleegkundige. Er kunnen meerdere evaluatie momenten zijn.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
Figuur 2.1
Verwijspatronen Setting
zorgdeskundige
zorgdeskundige MS verwijst naar andere MS
Medisch specialist meldt zich bij
ZH waar cliënt is geopereerd
(uroloog, internist, chirurg, verpleeghuisarts, dermatoloog)
verwijst naar
MI
Stomaverpleegkundige
rechtstreeks
verwijst naar rechtstreeks
Ander ZH
Medisch specialist
verwijst naar MI verwijst naar
Stomaverpleegkundige
Wijkverzorgende / -vp
Cliënt
verwijst naar verwijst naar
Huisartspraktijk verwijst naar
Medisch Speciaalzaak Apotheek
Huisarts verwijst naar MI
verwijst naar MI VPD
MP
VPD
MP
Praktijkondersteuner rechtstreeks
rechtstreeks
Stomaverpleegkundige / orthopedisch instrumentmaker Gespecialiseerd verpleegkundige
mogen alleen hulpmiddelen voorschrijven als ze voldoende deskundig zijn (volgens de criteria van de V&VN) en financieel onafhankelijk. Dichte (niet-gestreepte) pijlen zijn verwijzingen. MI = medische indicatie (medische diagnose, gegevens over stoma); VPD = verpleegkundige diagnose; MP = vermoede medische problematiek
P a g i n a | 19 3.4
Uitgewerkt schema met activiteiten en beslissingen van cliënt en zorgdeskundige
Terminologie -
Stomahulpmiddelen zijn ingedeeld in stomamaterialen en aanvullende hulpmiddelen. De term accessoires wordt niet gebruikt. Aanvullende hulpmiddelen kunnen ook hulpmiddelen zijn die niet vallen onder 09.18 van ISO 9999, zoals verbandmiddelen en onderleggers; voor de indeling zie bijlage achterliggende documenten. Voor de omschrijving van basisbegrippen rond stomazorg wordt verwezen naar de Evidence Based 19 richtlijn stomazorg Nederland van de Commissie Techniek van V&VN Stomaverpleegkundigen. De indeling in stappen en activiteiten is gebaseerd op de Basisrichtlijn Hulpmiddelenzorg (CG-Raad, 2010); in kolom 3 ‘opmerkingen’ staan zo nodig detailleringen van de activiteiten en specifieke opmerkingen.
-
Gebruikte afkortingen CL = ZD =
cliëntsysteem = betrokkene zelf, partner, kinderen, mantelzorger, wettelijk vertegenwoordiger, .. zorgdeskundige; kan zijn een indicatiesteller (zoals een gemeenteconsulent), een behandelaar, een (stoma)verpleegkundige, een wijkverpleegkundige, een leverancier, enz. ZF = zorgfinancier; kan zijn een zorgverzekeraar, de gemeente, de UWV, ….. 20 Leverancier dit is degene die het hulpmiddel levert (economisch belang); bij stomahulpmiddelen is dit de medisch speciaalzaak of fabrikant/importeur
Schema belangrijkste acties en beslissingen Rode blokjes en pijlen = Blauwe blokjes en pijlen = Paarse blokjes en pijlen = Groene blokjes en pijlen =
CL alleen CL + alle soorten ZD alleen arts (+ NP) CL + leverancier
Rode tekst: wijzigingen t.o.v. de Basisrichtlijn Hulpmiddelenzorg (BRL) Vet en schuingedrukt, aanwijzingen over de volgende activiteit Betekenis blokjes start en einde beslissing activiteit de activiteiten staan in tekst uitgeschreven op de linker – even – pagina’s; zowel zoals ze staan in de Basisrichtlijn Hulpmiddelenzorg (BRL) als – deels aangepast – voor cliënten met een stoma document; indeling van gebruikte of gegenereerde gegevens uitstappunt terug naar eerdere stap
rechtstreeks door naar stap verderop in het proces 1 19
20
keuze (staat in de tekst op de tegenoverliggende (even) pagina)
Was ten tijde van de primaire ontwikkeling van het protocol nog niet beschikbaar. Hulpmiddelen zijn vrij verhandelbare producten en in tegenstelling tot medicijnen worden hulpmiddelen dan ook niet ‘voorgeschreven’; zorgdeskundigen (artsen, stomaverpleegkundigen in ziekenhuizen) kunnen wel aangeven date er een indicatie is voor een stomahulpmiddel, maar zij ‘horen’ geen stomahulpmiddelen te bestellen (belangenverstrengeling tussen zorg en economisch ‘gewin’). Dat kan alleen een leverancier. Zowel een medisch speciaalzaak als een fabrikant of importeur kan een leverancier zijn.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 20 1. Probleem signaleren 1 Activiteiten CL*
2 Activiteiten ZD
1.1 a CL stelt vast wat de huidige situatie is; als situatie 1, dan door naar activiteit 1.1c b CL stelt vast of zijn zoekvraag betrekking heeft op een nu aanwezig probleem met het stoma of de huid of met het huidige stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel(en) (bijv. lekkage); als ja, dan door naar activiteit 1.2b c CL bepaalt of hij zich wil oriënteren op materiaal (bijv. pre-operatief); als nee*, uitstappunt; verwijzen naar relevante websites of andere bronnen; als ja, door naar activiteit 1.3c d CL bepaalt of hij zich wil oriënteren op materiaal of op ander stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel (bijv. omdat hij een activiteit wil uitvoeren die ander materiaal / aanvullend hulpmiddel vereist dan al wordt gebruikt, zoals sporten of vakantie); als nee*, uitstappunt; verwijzen naar relevante websites of andere bronnen * CL heeft bijv. een vraag over de achterliggende aandoening of over de operatie 1.2 a CL bepaalt of contact met ZD nodig / wenselijk is; als nee, dan door naar activiteit 1.3a b CL bepaalt welke ZD in aanmerking komt / selecteert een ZD c CL neemt contact op met ZD; door naar activiteit 1.4 1.3 a CL bepaalt, aan de hand van de door het systeem gestelde vragen, of er sprake is van ‘rode vlaggen’*; als nee, dan door naar activiteit 1.3c b CL bepaalt of hij het advies van het ‘systeem’ om contact op te nemen met ZD opvolgt; als ja, dan terug naar activiteit 1.2b c CL formuleert hulpvraag; door naar activiteit 2.3a 1.4 CL vertelt aan ZD wat de hulpvraag is en (her)formuleert hulpvraag samen met ZD
3 Opmerkingen Situatie kan zijn: 1 ben zelf geen cliënt* moet nog geopereerd worden 2 ben pas geopereerd en lig nog in het ziekenhuis ben pas geopereerd maar ben intussen thuis, maar heb nog geen definitieve keuze gemaakt in te gebruiken materiaal heb een al langer bestaand stoma * bijv. iemand die op zoek wil naar informatie over stomamateriaal t.b.v. een ander (bijv. ouder, partner, kind); bij het beantwoorden van de vragen van het ‘systeem’ gaat de vrager uit van de situatie van de CL
* rode vlaggen zijn ‘waarschuwingssignalen’ of risicofactoren voor ernstige onderliggende pathologie en vereisen aanvullende medische diagnostiek
CL bevragen op zijn hulpvraag en samen met CL de hulpvraag bepalen
Bij acute hulpvraag direct door naar activiteit 1.6 en bepalen of CL moet worden doorverwezen naar andere ZD
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 21 stap 1 probleem signaleren
1.1a CL stelt situatie vast
Situatie 1 2
1.1b CL stelt vast of sprake is van probleem * met stoma of huid * met huidig stomamateriaal / aanvullend hm
Bronnen
Ik heb probleem ja nee
1.1c CL bepaalt of vraag betrekking heeft op stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel
1.1d CL bepaalt of vraag betrekking heeft op stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel
Vraag gaat over stoma hm
nee
Vraag gaat over stoma hm
nee
ja ja
ja
1.2a CL bepaalt of contact met ZD nodig / wenselijk is 1.3a Bepaalt of er ‘rode vlaggen’ zijn
nee Wil contact met ZD
ja
Rode vlaggen
nee
ja 1.3b ‘Systeem’ adviseert CL contact op te nemen met ZD
1.2b CL selecteert een ZD
Typen ZD
1.2c CL neemt contact op met ZD
Algemene cliëntgegevens
1.4 Formuleren hulpvraag CL volgt advies nee
Probleem / hulpvraag ja CL heeft acuut probleem
ja
1.3c CL formuleert hulpvraag nee naar 2.3a
naar 1.6
naar 1.5
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 22 Vervolg stap 1 1 Activiteiten CL
2 Activiteiten ZD
3 Opmerkingen
1.5 CL bepaalt de te volgen route voor de aanpak van de hulpvraag, incl. de keuze om al dan niet verder te gaan met deze ZD of naar andere ZD te gaan
Samen met CL de route bepalen en informeren over de consequenties van de gekozen route, inclusief met CL bepalen of hij/zij de juiste ZD is
Mogelijkheden: 1. CL beslist om niet verder te gaan in deze procedure (stopt) 2. CL beslist om alleen verder te gaan met de procedure (CL kiest direct al voor een hulpmiddel). Hij gaat op zoek naar een volgens hem geschikt hulpmiddel dat voldoet aan het door hem opgestelde PvE; daarvoor wordt er eerst een aantal vragen aan hem gesteld door het systeem; door naar activiteit 2.3a 3. CL gaat verder met deze ZD; door naar activiteit 2.2 4. CL gaat zelf naar andere ZD; terug naar activiteit 1.2b 5 CL wordt door ZD (om financiële, organisatorische of inhoudelijke redenen) naar andere ZD verwezen
1.6 CL denkt mee over verwijzing
Selecteren andere ZD (ander type ZD) en opstellen verwijzing in overleg met CL
Eindresultaat stap 1: Keuze voor de te volgen route *
als de CL het proces doorloopt aan de hand van een web-based protocol zijn de activiteiten minder uitgebreid: 1.1 t/m 1.3
2. Zorgvraag formuleren 1 Activiteiten CL* 2.1 Aanmelden bij (andere) ZD NB Dit is instappunt voor cliënt met een verwijzing
2.2 (Zo nodig) toestemming geven voor opvragen extra gegevens
2 Activiteiten ZD
3 Opmerkingen
Kennisnemen van verwijzing en verwijsgegevens Bepalen of verwijzing terecht is en of CL bij ZD aan het goede adres is; als nee, terug naar activiteit 1.6 a Beoordelen of er voldoende informatie beschikbaar is om te starten; als ja, door naar activiteit 2.3b b Opvragen gegevens; daarna terug naar activiteit 2.2a
Als er in het ZH geen DBC te openen is, zal vanuit het ziekenhuis de CL (meestal) worden doorverwezen naar een andere ZD
Zo nodig opvragen extra gegevens bij andere zorgdeskundigen, zoals (huis)arts of paramedicus, of reeds verzameld in het kader van de WMO en/of door CIZ (als daarvoor toestemming is verkregen van CL)
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 23 van 1.4 1.5 Bepalen de te volgen route, incl. de ZD naar 1.2b 4
Dit is de gekozen route
1
2
5
Verwijsgegevens
naar 2.3 1.6 Verwijzen naar andere ZD
3
stap 2 zorgvraag formuleren
2.1 Aanmelden bij (andere) ZD / kennisnemen verwijzing
Typen ZD
CL met verwijzing
nee Verwijzing is terecht / ZD goede adres ja 2.2a Beoordelen gegevens
2.2b Opvragen gegevens bij andere ZD / toestemming geven
nee
Voldoende gegevens voor start
Typen ZD
ja
naar 2.3b
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 24 Vervolg stap 2 1 Activiteiten CL 2.3 Beantwoorden anamnesevragen / duidelijk maken wat het probleem inhoudt a. als de CL zelfstandig het protocol doorloopt dan worden de vragen gesteld door het ‘systeem’ en gaat het systeem van hier naar activiteit 2.15a b. als anamnese wordt afgenomen door ZD 2.4 Meewerken aan onderzoek
2.5
2.6 Beslissen of akkoord wordt gegaan met voorgesteld extra onderzoek
2.7 Meewerken aan extra onderzoek
2.8
2 Activiteiten ZD
3 Opmerkingen
Diagnostiek anamnese afnemen / huidige situatie
Anamnesevragen verschillen naar gelang - de situatie van CL, zoals moet nog geopereerd worden* is pas geopereerd / klinisch is pas geopereerd / thuis heeft langer bestaand stoma - de vraag of de klachten al dan niet acuut zijn - het type ZD en - de reeds beschikbare gegevens!
Diagnostiek onderzoeken huidig functioneren van cliënt Bepalen of er voldoende informatie beschikbaar is om door te gaan of dat aanvullende gegevens noodzakelijk zijn Vaststellen welke informatie extra moet worden verzameld Voorstel formuleren voor extra onderzoek
Basis onderzoek verrichten, zoals inspecteren / observeren, palperen, afnemen van tests
Diagnostiek a opvragen extra gegevens bij andere ZD b extra onderzoek laten uitvoeren door andere ZD c zelf extra onderzoek uitvoeren Analyseren van verzamelde gegevens en vaststellen of er voldoende informatie beschikbaar is
Als er voldoende gegevens zijn; verdergaan bij 2.8
Bepalen welk extra onderzoek nodig is, bijv. laboratorium onderzoek, röntgen, MRI, gangbeeldanalyse, huisbezoek Bepalen of ZD zelf het extra onderzoek kan uitvoeren dan wel dat CL daarvoor moet worden doorverwezen naar andere ZD Vervolgens terug naar 2.5
Zo nodig teruggaan naar anamnese (activiteit 2.3b) of onderzoek (activiteit 2.4) als er niet voldoende informatie beschikbaar is om de gezondheidstoestand te kunnen vaststellen
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 25 van 1.3c
van 2.2a Diagnostische verrichtingen
2.3a Beantwoorden anamnesevragen
2.3b & 2.4 Afnemen anamnese & doen van onderzoek
Anamnestische gegevens
Naar 2.15a Onderzoeks resultaten
2.5 Bepalen of extra informatie nodig is
Voldoende informatie beschikbaar
ja
nee Diagnostische verrichtingen
2.6 Voorstel formuleren voor verkrijgen extra gegevens
2.7a Opvragen extra gegevens bij andere ZD
ja
Akkoord met het voorstel
nee
Diagnostische resultaten incl. gegevens over al gebruikt stomamateriaal / andere hulpmiddelen
2.7b Extra onderzoek laten doen door andere ZD
2.7c Zelf verzamelen extra gegevens 2.8 Analyseren
Voldoende informatie beschikbaar
nee
ja
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 26 Vervolg stap 2 1 Activiteiten CL*
2 Activiteiten ZD
2.9 Ik informeer mij over de medische diagnose die ZD heeft gesteld
Gezondheidstoestand bepalen a Vaststellen of medische diagnose relevant (nodig) is (zo nee, door naar activiteit 2.10) en of er al een medische diagnose (MD) is; zo ja, door naar activiteit 2.10 b Vaststellen of ZD een MD kan / mag formuleren; zo nee CL terugsturen naar ZD die dat wel kan of die informatie over MD heeft c Vaststellen medische diagnose Gezondheidstoestand bepalen vaststellen functionaliteitsdiagnose in overleg met CL
2.10 Ik informeer mij over de functionaliteitsdiagnose die ZD heeft gesteld en ga na of ik het daarmee eens ben 2.11 Ik informeer mij over de prognose
Gezondheidstoestand bepalen vaststellen prognose
2.13 Zorgvraag formuleren
Overleggen met CL over formulering zorgvraag en vaststellen wat de mogelijkheden zijn als er geen consensus over zorgvraag is
2.15 a&b Opzoeken / doorklikken naar informatie over cliëntenorganisaties of vragen naar cliëntenorganisaties
Aangeven of er organisaties voor cliënten zijn, wat zij doen en hoe CL daarmee in contact kan komen
3 Opmerkingen ZD informeert de CL over de medische diagnose.
Functionaliteitsdiagnose is het oordeel van ZD over het functioneren van de cliënt, inclusief de factoren die op het functioneren van invloed zijn ZD informeert CL over de functionaliteitsdiagnose Vaststellen prognose voor ziekte / aandoening en voor functioneren ZD informeert CL over de prognose Mogelijkheden als er geen consensus is over zorgvraag: 1. uitstappunt; CL of ZD ziet af van verdere actie 2. CL besluit alleen verder te gaan (gaat door naar stap 2.15a) 3. CL besluit naar andere ZD te gaan of wordt door ZD naar een andere ZD verwezen (naar activiteit 2.1) 4. CL is akkoord; door naar activiteit 2.15b Het kan gaan om algemene organisaties of over organisaties die zich specifiek richten op mensen met een bepaalde aandoening of een bepaald probleem
Eindresultaat stap 2: Zorgvraag NB activiteit 2.12 en 2.14 uit de BRL zijn weggelaten. * als de CL het proces doorloopt aan de hand van een web-based protocol gaat het alleen om activiteit 2.3a en 2.15a
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 27 van 2.8
2.9a Vaststellen of MD relevant (nodig) / beschikbaar is
MD relevant ja (nodig)
ja
nee
Medische gegevens
nee
MD nee beschikbaar
2.9b Vaststellen of ZD een MD mag / kan formuleren
ja
ZD Deskundig om MD te formuleren
nee
ja 2.9c Formuleren medische diagnose Achterliggende aandoening Gegevens operatie Gegevens stoma Nevenpathologie
Medische gegevens
Gegevens functioneren
2.10 Formuleren functionaliteitsdiagnose 2.11 Formuleren prognose
Zorgvragen
2.13 Formuleren zorgvraag en instemmen met zorgvraag van 2.3a naar 2.1 2
3
Akkoord met zorgvraag
1 4
2.15a Bespreken relevante patiëntenorganisaties
naar 3a.1
2.15b Bespreken relevante patiëntenorganisaties
Bronnen
naar 3a.1
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 28
3a. Zorgplan maken: oplossingsrichting opstellen 1 2 Activiteiten CL* Activiteiten ZD 3a.1 Formuleren wensen / verwachting ten aanzien van functioneren en instemmen met de behandeldoelen CL gradeert de behandeldoelen van meest tot minst belangrijk
Vaststellen mogelijkheden van cliënt voor functioneren Vaststellen algemene behandeldoel(en) (in termen van voorkomen, herstellen, compenseren en verbeteren) (niet specifiek voor hulpmiddelen) en voorleggen aan CL
3a.3 Benoemen van persoonlijke en externe factoren relevant voor de keuze van de oplossingsrichting
Samen met CL in kaart brengen van relevante persoonlijke en externe factoren
3a.6 Instemmen met (nieuw) stomamateriaal / aanvullende hulpmiddelen als (onderdeel van de) oplossing
Vaststellen of (nieuwe) stomamaterialen / aanvullende hulpmiddelen aan de orde zijn om behandeldoelen te realiseren
3 Opmerkingen Behandeldoelen formuleren op basis van beoogd functioneren en de zorgvraag van CL Het gaat bij beoogd functioneren om de functies, activiteiten en participatie die de gebruiker wil (wens CL), kan en mag (gezien vanuit de deskundigheid van ZD) uitvoeren of anatomische eigenschappen die CL verbeterd / gecompenseerd wil hebben Vragen naar: Ervaring CL met al gebruikt stomamateriaal / ander hulpmiddel voor zover aan de orde Ervaring CL met en verwachtingen van technologie i.h.a. (als hulpmiddel optie is) voorkeur CL voor oplossingsrichting(en) typische gewoonten / activiteiten (leefstijl) mogelijk belemmering door externe factoren Aangeven wat de bijdrage kan zijn van een (nieuw) stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel aan het realiseren van de behandeldoelen Als geen bijdrage te verwachten is: uitstappunt (dit i s alleen aan de orde bij cliënten die al stomamateriaal hebben)
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 29 NB een deel van de activiteiten bij stap 3 t/m 7 kan ook door CL alleen worden doorlopen; dat staat steeds onder de stap (op de even pagina’s) vermeld! van 2.3a van 2.15a/b
stap 3a oplossingsrichting opstellen
3a.1 Formuleren behandeldoelen i.h.a.
Algemene behandeldoelen
3a.3 Inventariseren relevante factoren Zoals ervaring met stomamateriaal / hulpmiddel, ervaring met , verwachtingen t.a.v. en voorkeur voor technologie en mogelijke belemmerende persoonlijke en externe factoren
Persoonlijke en externe factoren
Soorten stomamateriaal / andere hulpmiddelen
3a.6 Vaststellen of (nieuw) stomamateriaal en/of aanvullende hulpmiddelen aan de orde zijn om behandeldoelen te realiseren
(Nieuw) stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel
nee
ja naar 3a.7
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 30 Vervolg stap 3a 1 Activiteiten CL*
2 Activiteiten ZD
3 Opmerkingen
3a.7 Formuleren wat het stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel, mogelijk moet maken of moet doen (human related intended use)
Nagaan wat het stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel, beredeneerd vanuit beoogd functioneren, mogelijk moet maken of moet doen in de ogen van de gebruiker (human related intended use)
Dat betekent nagaan: welke activiteiten CL met het stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel wil doen, dan wel die door het stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel worden overgenomen (frequentie, intensiteit) welke functies door het stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel worden ondersteund of vervangen / overgenomen (ernst van de stoornissen)
3a.8 Overleggen over en instemmen met de keuze van (het) soort stomamateriaal / aanvullend(e) hulpmiddel(en) 3a.9 t/m 3.12 Ik informeer me over - voor- en nadelen van de soorten stomamateriaal / aanvullende hulpmiddelen - afwegingen en/of contraindicaties als deze niet duidelijk zijn voor mij - consequentie van de keuze wat betreft instructie, training, gebruik en nazorg - vergoedingsregelingen en procedures; wat zijn de voorwaarden voor verstrekking van stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel
a
3a.13 Beslissen over welke soort stomamateriaal / aanvullend(e) hulpmiddel(en) de beste oplossing is (zijn) (go-no-go)
CL adviseren welk soort stomamateriaal / aanvullend(e) hulpmiddel(en) de beste oplossing is
Nagaan welk soort stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel aansluit bij HRIU b Vaststellen of het gaat om een nog niet geopereerde cliënt; als ja, door naar activiteit 3b.2 CL informeren over de voor- en nadelen van dit soort / deze soorten stomamateriaal / aanvullende hulpmiddelen Verduidelijken van de afweging en/of contra-indicaties als deze voor CL niet duidelijk zijn CL informeren over de betekenis van de keuze voor dit soort stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel t.a.v. instructie, training, gebruik en nazorg (in hoofdlijnen) Nagaan of CL weet dat er voor hemzelf financiële consequenties kunnen zijn en zo nodig CL informeren over de kosten van dit soort stomamateriaal / aanvullende hulpmiddelen en de beschikbare financieringsbronnen / soort regeling
Eindresultaat stap 3a: Duidelijkheid over welk soort stomamateriaal en/of welk soort hulpmiddel(en) het gaat NB activiteit 3a.2, 3a.4 en 3a.5 zijn weggelaten en 3a.9 t/m 3a.12 zijn gecombineerd. * als de CL het proces doorloopt aan de hand van een web-based protocol zijn de activiteiten minder uitgebreid: 3a.1, 3a.3, 3a.7 en 3a.9 t/m 3a.12; daarna door naar 3b.2a
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 31 van 3a.6 HRIU
3a.7 Vaststellen HRIU
Soorten stomamateriaal / andere hulpmiddelen
3a.8a Vaststellen welke soort(en) stomamateriaal / aanvullende hulpmiddelen aansluiten bij HRIU
3a.8b Vaststellen of het gaat om een nog niet geopereerde cliënt
ja
Gaat om nog niet geopereerde cliënt
naar 3b.2
Kenmerken hulpmiddelen
nee
Contra-indicaties
3a.9 t/m 3a.12 Inventariseren voor/nadelen, contra-indicaties, instructie/training/gebruik/nazorg, financiering/vergoeding
Instructie / training / nazorg Vergoedingsregelingen / voorwaarden
3a.13 Adviseren over / kiezen van soort(en) stomamateriaal / aanvullende hulpmiddelen
naar 3a.1 CL akkoord met keuze soort(en) stomamateriaal / aanvullend hulpmiddel (go-no-go)
nee
ja naar 3b.1
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 32 3b. Zorgplan maken: programma van eisen (PvE) opstellen 1 2 Activiteiten CL* Activiteiten ZD
3 Opmerkingen
3b.1
Vaststellen of er voldoende gegevens zijn om het PvE op te stellen
Indien vastgesteld wordt dat er onvoldoende gegevens zijn om PvE vast te stellen, dient ZD deze gegevens nog te genereren door deze na te vragen bij een eventuele andere ZD eerder betrokken in het proces of zelf deze gegevens te genereren (via eerder genoemde activiteiten)
3b.2 Oriënteren op productkenmerken van hulpmiddelen in relatie tot beoogd gebruik (HRIU)
-
Kenmerken van het product zijn: A. Activiteiten waarvoor het hulpmiddel kan worden gebruikt (bijv. douchen) en functies die worden ondersteund B. Technische capaciteiten van het hulpmiddel die bepalen in welke mate de functionaliteit haalbaar is, incl. uitvoeringsvorm C. Eigenschappen van het hulpmiddel die tezamen het gebruiksgemak van het hulpmiddel bepalen D. Eigenschappen die tezamen het uiterlijk van het hulpmiddel bepalen maar die geen rol spelen in de functionaliteit (bijv. kleur) E. Overige eigenschappen die van invloed kunnen zijn bij keuze van het hulpmiddel
3b.3 Ik informeer mij over PvE 3b.4 Ik informeer mij over specifieke voorwaarden voor vergoeding
Vertalen cliëntkenmerken die samenhangen met behandeldoel / beoogd functioneren en HRIU naar benodigde productkenmerken (PRIU) in samenspraak met CL - Formuleren PRIU - Informatie geven aan CL over voor- en nadelen van bepaalde productkenmerken, prijskwaliteitverhouding en gebruikseigenschappen hulpmiddel, zoals de gebruikelijke vervangings-/ gebruikstermijn Opstellen van PvE op basis van PRIU en eventueel aanvullende eisen CL informeren over specifieke voorwaarden voor vergoeding
3b.5 Instemmen met PvE (informed consent)
Toestemming van CL verkrijgen voor PvE
3b.6 Ik informeer mij of er op dit moment een aanvraag bij ZF moet worden ingediend
Beslissen of er op dit moment een aanvraag moet worden ingediend
3b.7 Aanvraag indienen bij ZF
Namens CL aanvraag opstellen op basis van eerder verzamelde gegevens**
Kijken of de voorwaarden voor vergoeding en eventuele alternatieven (zoals bijbetaling) voor CL realistisch en haalbaar zijn en zo nodig overleggen met financier. Stomamaterialen vallen onder de basisverzekering (BV). Een klein aantal aanvullende hulpmiddelen wordt niet vergoed of alleen onder voorwaarden. Mogelijkheden 1. CL akkoord 2. CL niet akkoord: uitstappunt 3. CL niet akkoord: gaat alleen verder 4. CL niet akkoord: CL gaat naar andere ZD; terug naar activiteit 1.6 Mogelijkheden 1 Het gaat om stomamateriaal; door naar activiteit 4b.1 2 Het gaat om aanvullende hulpmiddelen die binnen de basisverzekering (BV) vallen; door naar 4.1 3 het gaat om (een klein aantal) aanvullende hulpmiddelen die buiten BV vallen. Voor die hulpmiddelen dient aanvraag te worden ingediend.
Resultaat stap 3b: Consensus over PvE en oordeel ZF * **
als de CL het proces doorloopt aan de hand van een web-based protocol zijn de activiteiten minder uitgebreid: 3b.2a, 3b.4a; daarna door naar 4a.1 aanvraag wordt altijd gehonoreerd; dit betekent dat niet gewacht hoeft te worden en dat gelijk gestart kan worden met het maken van een uit het beschikbare materiaal.**daarom zijn weggelaten de activiteiten 3b.8 t/m 3b.11
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 33 van 3a.8b
van 3a.13
stap 3b programma van eisen opstellen
3b.1 Vaststellen of er voldoende gegevens zijn voor opstellen PvE
Voldoende gegevens voor opstellen PVE
nee
ja PRIU A t/m E
3b.2 Vaststellen PRIU
PRIU A t/m E & extra eisen
3b.3 Vaststellen PvE
3b.4 Formuleren haalbare voorwaarden vergoeding en alternatieven
Voorwaarden vergoeding
3b.5 Vragen voor akkoord / toestemming PvE naar 1.6 4
CL akkoord met PVE
3
stap 4
2
1
3b.6 Bepalen of aanvraag bij ZF moet worden ingediend
2
Aanvraag is nodig
naar 4.1
1
naar 4b.1 3
3b.7 Aanvraag opstellen voor ZF
Aanvraag, gegevens
naar 4.1
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 34 4. Selecteren, proberen en beslissen 1 Activiteiten CL 4.1 Ik informeer mij of ik gebruik kan maken van een seriematig vervaardigd product
2 Activiteiten ZD
Bepalen of een seriematig vervaardigd product (al dan niet na aanpassing) voldoet. NB het gaat hier alleen om aanvullende hulpmiddelen; stomamateriaal zelf is per definitie seriematig vervaardigd
3 Opmerkingen Nagaan of er in het beschikbare marktaanbod een aanvullend hulpmiddel is dat, al dan niet na aanpassing, voldoet aan het PvE; als dat niet het geval is moet worden overgestapt op een naar maat gemaakt aanvullend hulpmiddel; als dit zo is, door naar 4b.1
4a Selecteren uit, proberen van en beslissen over seriematig vervaardigde producten (met CE) 4a.1 Informeren over geschikte producten uit marktaanbod
Keuze maken uit marktaanbod
4a.2 Zo nodig bepalen of ZD het hulpmiddel bestelt dan wel dat het hulpmiddel zelf wordt gekocht en bepalen wat de gewenste aantallen zijn (voor uitproberen hulpmiddel)
a
4a.3 Hulpmiddel dat voldoet aan het PvE (onder begeleiding van de ZD) proberen
Instructies geven voor juist gebruik hulpmiddel aan CL*
4a.4 Ik heb uitgeprobeerd of het hulpmiddel voldoet
* ** ***
b
Bepalen wijze van aanschaf van het hulpmiddel (Laten) bestellen van het hulpmiddel (soort hulpmiddel + hoeveelheid) (t.b.v. uitprobeerfase)
Vaststellen of het hulpmiddel in de huidige vorm voldoet aan dat wat CL ermee wil doen in het dagelijks leven (human related intended use) en aan het PvE
Nagaan welk product in het marktaanbod beschikbaar is dat voldoet aan het PvE zoals geformuleerd bij activiteit 3b.3 Mogelijkheden bij 4a.2a 1 product ligt bij de ZD ‘op de plank’ 2 product ligt niet op de plank, maar wordt door ZD zelf besteld; 3 CL wordt door ZD naar medisch speciaalzaak / leverancier gestuurd (inclusief het PvE plus aantallen**); terug naar eerdere activiteit De cliënt verblijft meestal maar kort in het ZH. Dat betekent dat de zorg eventueel snel kan worden overgedragen aan de thuiszorg of andere zorginstantie; dus hij/zij gaat met bepaald materiaal het ZH uit, maar dat kan altijd nog veranderen Zowel het proberen van het hulpmiddel als degene die geïnstrueerd wordt, kan de cliënt zelf zijn, maar ook een mantelzorger of bijv. iemand van de thuiszorg (c.q. het verpleeg/verzorgingshuis) als de cliënt het niet kan en er geen mantelzorger beschikbaar is of de mantelzorger niet wil. Het kan ook dat de instructie gegeven wordt aan meerdere personen Mogelijkheden bij 4a.2a 1 product voldoet; naar 4a.8 voor CL met ZD (1a) en naar 4a.11 voor CL zonder ZD (1b) 2 product voldoet niet: naar 4a.5 voor CL met ZD (2a) en terug naar 4a.1 voor CL zonder ZD (2b)
de term passituatie is in het kader van stomazorg niet gebruikelijk. de CL heeft keuzevrijheid bij het selecteren van een medisch speciaalzaak In verpleeghuizen wordt het materiaal gebruikt dat CL al gebruikte voordat hij in het verpleeghuis kwam (tenzij het ‘toevallig’ ook al ‘op de plank’ lag, wordt dit materiaal besteld; ook gebeurt het dat er standaardmateriaal in huis is en dat dus iedereen hetzelfde krijgt; in dat laatste geval is er sprake van mogelijkheid 1
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 35 van 3b.6&7
van 3b.4a
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------stap 4 selecteren, proberen en beslissen
4.1 Bepalen of kan worden uitgegaan van een seriematig vervaardigd product
Uitgegaan kan worden van seriematig vervaardigd product (ZD)
nee
naar 4b.
ja
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------stap 4a seriematig vervaardigde producten (CE)
Producteigenschappen
4a.1 Keuze maken neeuit marktaanbod obv PvE
Gekozen product voldoet aan PvE
nee
ja 4a.2a Bepalen aanschafwijze product (voor het uitproberen)
3
Keuze aanschafwijze 2
1
4a.2b (Laten) bestellen hulpmiddelen voor het uitproberen
Bestelling, gegevens
4a.3 Geven van instructies / uitproberen hulpmiddel
Hulpmiddelen, voor- en nadelen
4a.4 Vaststellen of hulpmiddel voldoet
2b
Product voldoet 1
naar 4a.8 (a) / 4a.11 (b)
2a
naar 4a.5
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 36 1 Activiteiten CL*
2 Activiteiten ZD
4a.5
Samen met CL bepalen of het hulpmiddel na aanpassing voldoet
4a.6 Ik informeer me over de aanpassingen die nodig gebleken zijn
Vaststellen welke aanpassingen noodzakelijk zijn, deze voorleggen aan CL en CL informeren over vervolgstappen (tussenpassing) CL indien nodig ondersteunen in het nazoeken van de vergoedingsmogelijkheden voor het hulpmiddel met aanpassing(en)
4a.7 Vergoedingsmogelijkheden voor gekozen hulpmiddel met aanpassingen nagaan
4a.8 Beslissen of het inlassen van een periode om het hulpmiddel uit te proberen nodig is
Samen met CL (en zo nodig in overleg met ZF) bepalen of testen hulpmiddel in relevante omstandigheden nodig is
4a.9 Gebruiken van hulpmiddel in relevante omstandigheden 4a.10 Terugkoppelen aan ZD(n) over geschiktheid van het hulpmiddel 4a.11 & 12 Definitieve keuze maken voor bepaald hulpmiddel Beslissen om het hulpmiddel te bestellen en om het al dan niet aan te passen
Functioneren en gebruik van hulpmiddelen testen in relevante omstandigheden
4a.13 Informeren over de bestelling en, indien relevant, maken van een keuze in het aantal te bestellen producten 4a.14 Bepalen of (aanvullend[e]) hulpmiddel(en) nodig zijn
(Laten) bestellen hulpmiddel (incl. aantal) en zo nodig (laten) doorvoeren van aanpassingen
*
Op basis van voorgaande resultaten maken van een definitieve keuze voor een hulpmiddel en verkrijgen instemming CL over het te bestellen hulpmiddel en, indien nodig, de aanpassingen en de vervolgstappen
3 Opmerkingen Bepalen of het hulpmiddel voldoet: 1. ja 2. nee, er moet naar een alternatief gezocht worden in bestaand marktaanbod; terug naar activiteit 4a.1 3. nee en geen alternatief in bestaand martkaanbod; besloten wordt of maatwerk nodig is; door naar 4b.1 Aanpassing is bijv. het door de leverancier (laten) knippen van een opening in de stomahuidplaat Stomamaterialen vallen onder de basisverzekering. Een klein aantal aanvullende hulpmiddelen wordt niet vergoed of alleen onder voorwaarden. Het gaat hier om de vraag of het hulpmiddel ook wordt vergoed als aanpassingen nodig zijn Factoren die de beslissing kunnen beïnvloeden zijn: complexiteit van het hulpmiddel, persoonlijke kenmerken, zoals het moeilijk begrijpen van de uitleg, twijfel bij CL over de meerwaarde van het hulpmiddel Zo nodig overleg met ZF bijv. op school, tijdens werk, thuis laten uitproberen van het hulpmiddel
Mogelijkheden: 1. Bij consensus wordt het hulpmiddel besteld en zo nodig aangepast 2. Als er geen consensus wordt bereikt, moet worden teruggegaan naar een eerdere activiteit (afhankelijk van reden van het niet bereiken van consensus) 3. Als er ook na herhaald doorlopen van de cyclus geen consensus wordt bereikt, kan het proces ook worden gestopt (door CL of ZD) Incl. afstemmen met leverancier, zo nodig opvragen offerte en afspraak maken m.b.t. tijdschema en te nemen stappen
Vaststellen of er nog andere hulpmiddelen nodig zijn; zo ja, terug naar 3a.7
als de CL het proces doorloopt aan de hand van een web-based protocol zijn de activiteiten minder uitgebreid: 4a.1, 4a.2, 4a.4, 4a.11 & 12, 4a.13; daarna door naar 5.1
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 37 van 4a.4 / nee
van 4a.4 / ja
4a.5 Bepalen of hulpmiddel na aanpassing voldoet
Aanpassingen
naar 4a.1 2
Product voldoet 1
3
naar 4b.1
Aanpassingen
4a.6 Vaststellen welke aanpassingen nodig zijn
4a.7 Nazoeken vergoedingsmogelijkheden Vergoeding (sregeling), voorwaarden 4a.8 Bepalen of test/proefperiode nodig is
ja
Proefperiode nodig
4a.9 Uitproberen hulpmiddel in relevante omstandigheden
4a.10 Terugkoppelen van ervaringen
nee
4a.11/12 Maken van een ‘definitieve’ keuze voor hulpmiddel, inclusief benodigde aanpassingen Aanpassingen
3
2
Instemming CL 1 Bestelling, gegevens
4a.13 (Laten) bestellen hulpmiddel en zo nodig (laten) doorvoeren van aanpassingen
4a.14 Bepalen of ander hulpmiddel nodig is naar 3a.7 Ander HM nodig ja nee naar 5.1
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 38 4b Selecteren uit, proberen van en beslissen over individueel op maat vervaardigde producten (zonder CE) 1 2 3 Activiteiten CL* Activiteiten ZD Opmerkingen 4b.1 Ik informeer me over vervolgstappen 4b.2 Vergoedingsmogelijkheden voor gekozen hulpmiddel nagaan 4b.3
Op basis van PvE bepalen aan welke specificaties het product moet voldoen en hoe het traject gaat verlopen CL indien nodig ondersteunen in het nazoeken van de vergoedingsmogelijkheden voor het hulpmiddel
Incl. CL informeren over de vervolgstappen (tussenpassingen)
(Laten) maken van het hulpmiddel
Eventueel mal maken voor beginnende stomadrager**
4b.4 & 5 Meewerken aan tussenpassing(en) Vervaardigde hulpmiddel onder begeleiding proberen 4b.6 Beslissen of het hulpmiddel verder getest / uitgeprobeerd moet worden in relevante omstandigheden
Tussenpassing(en) organiseren Instructies geven voor juist gebruik hulpmiddel Creëren van een geschikte passituatie
4b.7 Gebruiken van hulpmiddel in relevante omstandigheden 4b.8 Terugkoppelen aan ZD(n) over geschiktheid van het hulpmiddel 4b.9 Definitieve keuze maken voor bepaald hulpmiddel
Functioneren en gebruik van hulpmiddelen testen in relevante omstandigheden Inzicht krijgen in door CL bevonden geschiktheid
Samen met CL (en zo nodig in overleg met ZF) bepalen of het testen van het hulpmiddel in relevante omstandigheden nodig is
Op basis van voorgaande resultaten maken van een definitieve keuze voor karakteristieken hulpmiddel
Factoren die de beslissing kunnen beïnvloeden zijn: complexiteit van het hulpmiddel, persoonlijke kenmerken, zoals het moeilijk begrijpen van de uitleg, twijfel bij CL over de meerwaarde van het hulpmiddel Zo nodig overleg met ZF bijv. op school, tijdens werk, thuis uitproberen van het hulpmiddel
Mogelijkheden: 1. Bij consensus wordt het hulpmiddel besteld en geleverd (naar stap 5) 2. Als er geen consensus wordt bereikt, moet worden teruggegaan naar een eerdere activiteit (afhankelijk van reden van het niet bereiken van consensus) 3. Als er ook na herhaald doorlopen van de cyclus geen consensus wordt bereikt, kan het proces ook worden gestopt (door CL of ZD)
4b.10
(Laten) afwerken van het definitieve hulpmiddel 4b.11 Bepalen of Vaststellen of er nog andere (aanvullend[e]) hulpmiddelen nodig zijn; zo ja, terug hulpmiddel(en) nodig zijn naar 3a.7 Eindresultaat stap 4: Geselecteerd hulpmiddel * **
als de CL het proces doorloopt aan de hand van een web-based protocol wordt stap 4b overgeslagen is vaak bij de start in ziekenhuis
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 39 van 4.1
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------stap 4b op maat vervaardigde producten (geen CE)
4b.1 Bepalen van specificaties o.b.v. PvE en het vervolgtraject
kenmerken hulpmiddel
4b.2 Vergoedingsmogelijkheden nagaan
Vergoeding (sregeling), voorwaarden
4b.3 Hulpmiddel (laten) maken
4b.4 & 5 Tussenpassing(en) organiseren / instrueren / uitproberen
4b.6 Beslissen of testen in relevante omstandigheden nodig is
ja 4b.7 Hulpmiddel gebruiken in relevante omstandigheden
Test nodig
nee
4b.8 Vaststellen geschiktheid hulpmiddel
4b.9 Maken van definitieve keuze voor karakteristieken hm
3
kenmerken hulpmiddel
2
Keuze definitief 1
4b.10 (Laten) afwerken definitieve hulpmiddel
4b.11 Bepalen of ander hulpmiddel nodig is naar 3b.7 Ander HM nodig
naar 5.1
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 40 5. Leveren en instrueren 1 Activiteiten CL 5.1 Informeren over status van levering 5.2 Additionele vragen stellen over gebruik stomahulpmiddel 5.3 Controleren van het (de) geleverde stomahulpmiddel(en): voldoen ze aan de gestelde eisen?
2 Activiteiten ZD Hulpmiddel(en) afwerken en afstellen Geven van waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen Inclusief verwachte vervangingstermijn Controleren of geleverde hulpmiddel(en) / de geleverde stomahulpmiddelen voldoen aan de gestelde eisen
3 Opmerkingen Zo nodig afleveren bij CL thuis Algemene en productspecifieke waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen inzake gebruik, onderhoud en bewaren (opslaan) van het stomahulpmiddel Wanneer het stomahulpmiddel niet geheel voldoet: terugkoppelen met de betrokken instantie (leverancier) en opdracht geven om het hulpmiddel aan te passen conform de gestelde eisen Bij bepaalde steunbandages in bijzijn van stomaverpleegkundige Instructie geven over aanbrengen / verwijderen of aan-/uittrekken van hulpmiddel, instellen, gebruik (tijdstippen, activiteiten, duur) aan de hand van de gebruiksaanwijzing en wijzen op de garantiebepalingen
5.4 Kennisnemen van gebruiksaanwijzing en garantiebepalingen en opvolgen van instructies
Gebruiksaanwijzing en garantiebepalingen overhandigen en zo nodig toelichten
5.5 Ik informeer mij over onderhoud (aanvullende) hulpmiddelen die langduriger gebruikt worden 5.7 Ik laat zien hoe ik het stomahulpmiddel gebruik
Onderhoudsinstructie geven door stomaverpleegkundige voor aanvullende hulpmiddelen die langduriger gebruikt worden
Instructie geven over de beste manier om het hulpmiddel te (laten) onderhouden en waar de CL terecht kan voor controle hulpmiddel
Toetsen vaardigheden CL bij het omgaan met het specifieke hulpmiddel en beoordelen of CL het hulpmiddel veilig en adequaat kan gebruiken
Checken of CL de noodzakelijke vaardigheden heeft om dit specifieke stomahulpmiddel te gebruiken en te onderhouden
5.8 Keuze maken voor training
Formuleren welke training nodig is om de vaardigheden aan te leren die nodig zijn om het stomahulpmiddel veilig en adequaat te gebruiken en dit bespreken met CL
Mogelijkheden: 1) CL heeft noodzakelijke vaardigheden; doorgaan naar activiteit 6.1b 2) CL heeft deze vaardigheden (tijdelijk) niet, maar cliënt zelf of iemand uit cliëntsysteem is wel trainbaar 3) CL heeft vaardigheden niet en is ook niet trainbaar; terug naar eerdere activiteit om te kijken of andere hulpmiddel mogelijk is, zo niet thuiszorg inschakelen Inclusief bepalen wie training gaat geven
Eindresultaat stap 5: Een geleverd product en een CL die kan omgaan met het geleverde product en zo nodig is verwezen voor training Activiteit 5.6 is weggelaten. * als de CL het proces doorloopt aan de hand van een web-based protocol zijn de activiteiten minder uitgebreid: 5.1, 5.3, 5.4, 5.5; daarna door naar 6.2
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 41 van 4a.13 of 4b.10 stap 5 instellen en instrueren
5.1 Afwerken / afstellen hulpmiddel
5.2 Geven van waarschuwingen / voorzorgsmaatregelen
gebruiksaanwijzing / garantiebepalingen
5.3 Controleren hulpmiddel
Hulpmiddel voldoet aan eisen
nee
ja 5.4 Gebruiksaanwijzing en garantiebepalingen overhandigen / krijgen & instructie over gebruik geven / opvolgen
gebruiksaanwijzing / garantiebepalingen
5.5 Instructie geven / krijgen over onderhoud
onderhoudsinstructies
vaardigheden nodig voor gebruik hulpmiddel
5.7 Toetsen vaardigheden CL
3
Training nodig 1
naar 6.1b 2
5.8 Keuze maken voor training
typen training
naar 6.1a
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 42
6. Gebruiken
1 Activiteiten CL*
2 Activiteiten ZD
6.1a Trainen
Geven van de geadviseerde training
6.1b Afspreken van controlemomenten 6.2 Hulpmiddel volgens instructie gebruiken 6.3 Volgen van onderhoudsvoorschrift
Met CL afspreken van controlemomenten
6.4 Ervaringen bijhouden 6.5 Wegen of ervaringen zodanig zijn dat er contact met ZD nodig is; als nee, terug naar 6.2 6.6 Houden aan afspraken over controles 6.7 Contact opnemen met ZD voor probleem 6.8 Bespreken van probleem met ZD en bepalen of er een vervolgactie moet plaatsvinden
3 Detaillering activiteiten ZD Speciaal aandacht voor geven van training op de vaardigheden waarin de CL te kort schoot om veilig en adequaat met het hulpmiddel om te gaan
N.B. dit geldt alleen voor de hulpmiddelen die langere tijd worden gebruikt
Bepalen wat nodig is om probleem op te lossen in overleg met CL
Organiseren van aanspreekpunt bij problemen met gebruik van het hulpmiddel (bijv. lekkage, huidproblemen) of bij technisch defect van hulpmiddelen die gedurende een langere periode worden gebruikt Mogelijke vervolgstappen 1 Probleem kan ter plekke door ZD worden opgelost 2 Cliënt wordt doorgestuurd / verwezen naar andere ZD; terug naar activiteit 1.6 3 Andere actie van ZD nodig; terug naar eerdere stap, afhankelijk van de aard van het probleem
6.9
Oplossen probleem; indien dit lukt, terug gaan naar activiteit 6.2; indien dit niet lukt terug naar activiteit 6.8 Eindresultaat stap 6: Een ervaren gebruiker NB Activiteit 6.1b, 6.6, 6.7, 6.8 en 6.9 zijn extra in vergelijking met de BRL. * als de CL het proces doorloopt aan de hand van een web-based protocol zijn de activiteiten minder uitgebreid: 6.2, 6.3 en 6.4; daarna door naar 7.3
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 43 van 5.7
van 5.8 6.1a Geven training / trainen
6.1b Maken van afspraken voor controles
6.2 Hulpmiddel volgens instructie gebruiken 6.3 Volgen van onderhoudsvoorschrift
6.4 Ervaringen bijhouden
Negatieve ervaringen ja nee
6.5 Wegen van ernst ervaren problemen
nee
Probleem waarvoor contact nodig is met ZD
ja 6.6 Aan controle-afspraken houden
nee
6.7 Contact opnemen met ZD voor probleem
6.8 Bespreken van probleem en bepalen wat de vervolgactie is
Controle moment
naar 1.6 3 2
Benodigde actie
ja
1
6.9 Oplossen probleem door ZD
nee
Probleem opgelost
ja
naar 7.1
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 44
7. Evalueren Activiteiten CL 7.1 b Aangeven van huidige gebruik en (ongewenste) ervaringen, klachten en bijwerkingen van het hulpmiddel aan ZD en ZF (en weten hoe ik dit moet doen) 7.2 a Mogelijk relevante veranderingen in gezondheidstoestand signaleren en doorgeven aan ZD b Contact opnemen met andere ZD
a
b
a
Activiteiten ZD Kennisnemen van eventueel al beschikbare evaluatiegegevens Met CL bespreken van de ervaringen in het gebruik
Opmerkingen Bij b met CL bespreken: in hoeverre CL het hulpmiddel volgens afspraak gebruikt ervaringen CL met gebruik factoren van invloed op gebruik klachten bij gebruik (bijv. pijn) klachten over het hulpmiddel (lekkage, gebruiksgemak) Zowel positieve als negatieve veranderingen en ook veranderingen die adequate toepassing van het hulpmiddel belemmeren
Relevante veranderingen in de gezondheidstoestand vaststellen in relatie tot gebruik hulpmiddel b Vaststellen of er sprake is van ‘rode vlaggen’ (signalen dat cliënt moet worden gezien door andere ZD) en zo ja, cliënt terug- of doorsturen 7.3 a Evalueren van het effect in Het gaat bij het bepalen van a Bepalen van het resultaat relatie tot het behandeldoel tevredenheid om: b Aangeven van tevredenheid en het beoogd functioneren tevredenheid met het resultaat met het resultaat, het (HRIU) tevredenheid over proces proces en het hulpmiddel b Bepalen tevredenheid tevredenheid over het hulpmiddel c Besluiten of keuze c Samen met CL bepalen of de zowel van CL als van ZD hulpmiddel moet worden keuze van hulpmiddel moet heroverwogen worden heroverwogen 7.4 a. vaststellen of andere ZD de a Bespreken of (eind)controle (eind)controle moet doen door andere ZD nodig is b CL op de hoogte stellen en b Afspraak maken met andere doorsturen (benodigde ZD gegevens meesturen) c Bespreken wensen en c CL informatie geven over mogelijkheden m.b.t. controle / nazorg en episode nazorg afsluiten Eindresultaat stap 7: Een tevreden cliënt met een goed functionerend hulpmiddel
Activiteit 7.4 weggelaten.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 45 van 6.6
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------stap 7 Evalueren proefperiode
7.1a Kennisnemen reeds beschikbare evaluatiegegevens
7.1b Bespreken ervaringen in gebruik HH 7.2a Vaststellen relevante veranderingen in gezondheidstoestand in relatie tot HH + rode vlaggen
naar 2.1
7.2b Terug-/ doorsturen naar andere ZD Aanwezigheid rode vlaggen
ja
nee 7.3a Evalueren effect i.r.t. behandeldoel en HRIU 7.3b Bepalen mate van tevredenheid 7.3c Heroverwegen keuze hulpmiddel
ja
Heroverweging keuze HH nodig
CL met controle afspraak
Meetinstrumenten
Hulpmiddelen, ervaringen met gebruik
Rode vlaggen
Meetinstrumenten
Behandelresultaten
Tevredenheid, aspecten
nee 7.5a Vaststellen of controle nodig is door andere ZD
ja 7.5b Naar andere ZD sturen voor controle /contact opnemen met andere ZD
Controle nodig door andere ZD nee 7.5c Afspraken maken over nazorg
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 46 3.5
Product voor de zorgdeskundige / overzicht van de dossiergegevens
In het oorspronkelijk verslag van het project Ontwikkelen van een protocol hulpmiddelenzorg stond in deze paragraaf een overzicht van de gegevens die door de zorgdeskundige in het kader van het doorlopen van het protocol in het eigen dossier zouden moeten worden opgenomen. Tijdens de praktijktoets die in 2013 heeft plaatsgevonden, is gebleken dat er grote verschillen zijn in de gegevens die worden vastgelegd door de zorgdeskundigen in het ziekenhuis en de zorgdeskundigen in de medisch speciaalzaak. Om die reden staat hieronder een overzicht van de gegevens die door de zorgdeskundige in het ziekenhuis (meestal de stomaverpleegkundige) in het dossier moeten opgenomen. Een overzicht van de gegevens die door de zorgdeskundigen die in de medisch speciaalzaak moeten worden vastgelegd, is nog niet beschikbaar en moet in overleg met de medisch speciaalzaken worden vastgesteld. De velden met de voor functioneringsgerichte aanspraak op hulpmiddelen meest relevante (en mogelijk voor zorgdeskundigen nieuwe) gegevens zijn lichtgeel gemarkeerd. De niet-lichtgeel gekleurde gegevens staan (waarschijnlijk) nu al in het dossier, maar sommige gegevens staan daar nu in als vrije tekst! In dit overzicht staan de gegevens die zorgdeskundigen in het ziekenhuis in hun dossier moeten hebben staan c.q. aan hun dossier moeten toevoegen, om daarmee een goed beeld te kunnen geven van de hulpmiddelenzorg die ze een cliënt met een stoma bieden. Het gaat hier om een halffabrikaat! Gebruikte afkortingen: CL cliënt en/of betrokkene (zoals partner, ouder(s), wettelijk vertegenwoordiger) ZD = zorgdeskundige: meestal stomaverpleegkundige of nurse practitioner maar kan ook zijn een internist of oncoloog, de huisarts of de leverancier c.q. de medewerker van de medisch speciaalzaak In principe worden alle activiteiten (aangeduid met een cijfer) doorlopen, tenzij specifiek bij een antwoord staat vermeld dat doorgegaan moet worden met een andere activiteit (aangegeven in vet en cursief). Met rood, vet en cursief is aangegeven als protocol kan worden beëindigd. NB. De nummering van de activiteiten is conform het protocol; omdat niet bij alle activiteiten gegevens ontstaan, is de nummering op het eerste gezicht mogelijk onlogisch. Op het moment dat de ZD denkt dat een cliënt moet worden doorgestuurd naar een andere ZD, kan dat worden genoteerd bij activiteit 1.6! Niet voor alle ZDn zullen alle activiteiten relevant zijn; er hoeven alleen gegevens te worden genoteerd van die activiteiten die door de betreffende ZD worden doorlopen.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 47 Algemene gegevens stomaverpleegkundige ziekenhuis / vast te leggen bij 1e contact Ziekenhuis:
_________________________________________________________________________
Naam ZD:
_________________________________________________________________________
Algemene gegevens CL / vast te leggen bij 1e contact Leeftijd / geboortedatum: ______________________
Naam zorgverzekeraar:
Burgerservicenummer:
Geslacht cliënt: man vrouw
______________________
Opgenomen in ziekenhuis: nee Operatiedatum:
______________________________
ja, (vermoedelijke) ontslagdatum: d.d. …. / ….. / 20…..
d.d. …. / ….. / 20…..
Stomamateriaal direct postoperatief: ______________________
1 Probleem signaleren / per contactdatum Datum contact:
…. / ….. / 20…..
1.4
Hulpvraag / reden contact
controle, door naar stap 7 CL meldt zich zelf:
ontslag
ja
heropname
nee, is verwezen door arts, door naar activiteit 2.1
anders, namelijk__________________________________
nee, is teruggestuurd door medisch speciaalzaak reden: huidklachten; lekkage; ____________ door naar 7.1
1.5
Keuze route
deze ZD gaat door / CL blijft bij mij, door naar activiteit 2.3 ik verwijs CL door naar andere ZD Reden verwijzing:__________________________________ CL stopt of gaat alleen verder, einde protocol!
1.6
Doorverwijzen naar andere ZD
Naam ZD naar wie wordt verwezen: ________________________________________________________________________ Type ZD:
_______________________________________________________________________________________
Verwijsbrief:
nee ja; datum verwijzing: …. / ….. / 20…..
Einde protocol!
2 Zorgvraag formuleren / afnemen anamnese & doen van onderzoek 2.1
Kennisnemen verwijzing
Naam verwijzer:
________________________________Type verwijzer: ________________________________________
Datum verwijsbrief / consultformulier: …. / ….. / 20….. Relevante verwijsgegevens:
2.3
_________________________________________________________________________
Anamnestische gegevens
Stomamateriaal dat op dit moment wordt gebruikt: ___________________________________________________________ Medische factoren, functioneren, persoonlijke en omgevingsfactoren (bijv. thuissituatie) (samenvatting / conclusie bij 2.9) ______________________________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________________________
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 48 2.9
Medische diagnose / medische gegevens
Gegevens ontleend aan: algemene dossier van verwijzer van CL zelf vastgesteld ____________________ Operatie-indicatie
Overige aandoeningen
spijsverteringsstelsel
Cystische fibrose ________________________
Maligne neoplasmata / tumoren van spijsverteringsstelsel _______
Irritable bowel syndrome _________________
Familiaire adenomateuze polyposis _________________________
Intestinale malabsorptie, incl. coeliakie _____
Ziekte van Crohn _________________________________________
Spina bifida ____________________________
Colitis ulcerosa __________________________________________
Dwarslaesie ____________________________
Necrose darm ___________________________________________
Reumatoïde artritis______________________
Diverticulose /-itis _______________________________________
Allergie _______________________________
Fissuur / fistel van anaal/rectaal gebied ______________________
Emfyseem / COPD / astma ________________
Abces van anaal/rectaal gebied _____________________________
Diabetes mellitus _______________________
Rectum prolaps__________________________________________
Psoriasis ______________________________
Congenitale afwezigheid, atresie en stenose dikke darm _________
Psychiatrische aandoening ________________
Ziekte van Hirschsprung ___________________________________
______________________________________
Letsel van intra-abdominale organen ________________________ Chronische obstipatie_____________________________________
Soort operatie: ___________________________
Proctitis door radiotherapie ________________________________
________________________________________
Chronische fecale incontinentie ____________________________ _______________________________________________________
Voor-/nabehandeling (Neo)adjuvante chemotherapie: voor- nabehandeling
urinewegstelsel Maligne neoplasmata / tumoren van nier en urinewegen ________
Palliatieve chemotherapie:
Nierinsufficiëntie ________________________________________
(Neo)adjuvante radiotherapie:
Interstitiële cystitis _______________________________________
voor- nabehandeling
Schrompelblaas _________________________________________
Palliatieve radiotherapie:
Neurogene blaas_________________________________________
_____________________________________:
Endometriose ___________________________________________ Congenitale aandoening nier/urinewegen ____________________
Medicatie
Chronische urine-incontinentie _____________________________
Prednison _____________________________
Letsel van nier, blaas en urinewegen ________________________ _______________________________________________________ overig Multiple sclerose ________________________________________ Naadlekkage ____________________________________________ _______________________________________________________
oraal lokaal Antibiotica_____________________________ Corticosteroïden ________________________ oraal lokaal Laxantia _______________________________ Antidiarreemiddelen ____________________ ______________________________________
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 49 Gegevens stoma
Output (NB deels niet relevant bij urinestoma)
Gebruikte meetinstrumenten voor stoma (2.4/2.6)
Consistentie:
vloeibaar / dun breiig vast
stoma-maatmalletjes_____________________________
_________________________________
______________________________________________
Gasvorming / flatulentie: ___________________________ Geur: ___________________________________________
type stoma
Kleur: ___________________________________________
Colostoma
Samenstelling: bloed overmatige slijmproductie
Tijd: blijvend stoma
tijdelijk stoma
_________________________________
Type: eindstandig stoma dubbelloops stoma
Frequentie output: ________________________________
Malone stoma
Hoeveelheid:
___________________
Toelichting: __________________________________
high output normaal low output
Overig:___________________________________________
Ileostoma Tijd: blijvend stoma
tijdelijk stoma
Type: eindstandig stoma dubbelloops stoma continent ileostoma
Ileo anale anastomose
Gegevens huid Gebruikte meetinstrumenten voor peristomale huid (2.4/2.6)
Toelichting: __________________________________
ostomy skin tool (Coloplast) _______________________
Muceuze fistel __________________________________
Convatec Sacs meetinstrument (niet bij urinestoma) _______
Urinestoma
______________________________________________
continent urinestoma
___________________
Toelichting: __________________________________ ______________________________________________
peristomale omgeving vlak ___________________________________________ bol ____________________________________________
eigenschappen stoma
stoma ligt in plooi / kuil ___________________________
Stomakleur: ______________________________________
litteken nabij stoma ______________________________
Vitaliteit _________________________________________
______________________________________________
Vorm / grootte: ___________________________________ Stomahoogte: ____________________________________ Locatie stoma / plaats opening: ______________________ Zichtbaarheid stoma voor cliënt: ______________________ Overig (bijv. brug, splints): ___________________________
conditie huid (dikte, beharing, transpiratie, vochtigheid, kleur, pijn, schilfers, glanzend, beschadiging, ontstoken) Peristomale huid: _________________________________ ________________________________________________ ________________________________________________ ________________________________________________
complicaties stoma ja
Huid in het algemeen (contactdermatitis, hypergranulatie,
nee, door naar output
stomaretractie __________________________________ stomaprolaps ___________________________________ parastomale hernia ______________________________ stomastenose __________________________________ stomanecrose __________________________________ stomatrauma (bijv. bloeding) ______________________ stomafistel ____________________________________ stomadehiscentie _______________________________ ______________________________________________
candidiasis, folliculitis, hyperkeratose, pyoderma, stomavarices):
_____
________________________________________________ ________________________________________________ ________________________________________________ Overige onderzoeksgegevens ________________________________________________ ________________________________________________ ________________________________________________ ________________________________________________
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 50
2.10
Functionaliteitsdiagnose / samenvatting van bevindingen
Stoornissen in mentale functies
lichaamsmaten
Beperkingen in zelfverzorging
geheugen _____________________
Lichaamsgewicht _______________ kg
zich wassen __________________
_____________________________ Stoornissen in visuele functies bijziend _______________________ blind
_______________________
_____________________________ Stoornissen in spierkracht verminderde kracht buikspieren verminderde kracht handspieren
ongewenst gewichtsverlies
zorgdragen voor toiletgang _____
Lichaamslengte: ________________ cm
zich kleden __________________
BMI
zorgen voor eigen gezondheid ___ ____________________________
BMI < 25 25 < BMI < 30 (overgewicht) BMI > 30 (obesitas) Buikomvang: __________________ cm ______________________________
Participatieproblemen in volgen opleiding ______________ betaald werk _________________ vrijwilligers werk ______________
Beperkingen in motorische activiteiten
sociale contacten _____________
bedlegerig ____________________
vakantie ____________________
rolstoelgebonden ______________
vrijetijdsbesteding ____________
Overige relevante stoornissen
lopen ________________________
____________________________
overmatige transpiratie
staan _________________________
______________________________
transfers ______________________
Overige relevante beperkingen/ participatieproblemen
______________________________
grove motoriek arm / hand _______
____________________________
fijne motoriek arm / hand ________
____________________________
halfzijdig verminderde spierkracht ______________________________
______________________________ Relevante achterliggende externe factoren
Andere relevante externe factoren
Aard relevante bezigheden (zoals werk, opleiding / studie, hobby’s) _________________________________________
_______________________________________________
________________________________________________
Achterliggende belemmerende persoonlijke factoren
Aantal uren per week: _____________________________
ongezonde beweeggewoonten ____________________ slechte voedingsgewoonten _______________________
Bijzondere omstandigheden
(overmatig) gebruik drugs ________________________
thuissituatie ____________________________________
(overmatig) gebruik alcohol _______________________
omstandigheden op werk / school __________________
roken _________________________________________
_______________________________________________
onvoldoende leervermogen _______________________ onvoldoende therapietrouw_______________________
Beschikbare zorg mantelzorg ____________________________________ thuiszorg ______________________________________ zorg in zorginstelling anders dan ziekenhuis __________ _______________________________________________
niet adequate manier van omgaan met stoma ________ fragiel / fysieke kwetsbaarheid_____________________ ______________________________________________ ______________________________________________
Gebruik andere hulpmiddelen incontinentiemateriaal ___________________________ _______________________________________________
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 51 2.11
Prognose
2.12
Zorgvraag
________________________________________________
________________________________________________
________________________________________________
________________________________________________
________________________________________________
________________________________________________
3a Bepalen oplossingsrichting Dat wat de voorziening moet doen in de ogen van de gebruiker: er moet minimaal één item worden aangekruist! 3a.1
Algemene behandeldoelen
3a.3 Relevante factoren
Ten aanzien van stoma & materialen CL productkennis bijbrengen CL leren verzorgen van stoma en huid CL leren gebruiken / verwisselen van materiaal CL leren verwisselen van materiaal in een andere situatie dan thuis verhogen zekerheid, vertrouwen en comfort in opvangmaterialen leren omgaan met de stoma (rouwverwerking) kan zelfstandig tijdelijke problemen, bijv. als gevolg van griep, oplossen
(zie functionaliteitsdiagnose)
__________________________________________________________
Externe factoren
__________________________________________________________
1 ___________________________________
Persoonlijke factoren 1 ___________________________________ 2 ___________________________________ 3 ___________________________________
2 ___________________________________ Verbeteren / verhogen / continueren van kwaliteit van leven zelfstandigheid / zelfredzaamheid / ADL deelname aan sport deelname aan werk
3 ___________________________________
3a.6 Bijdrage hulpmiddel aan realisatie behandeldoelen
__________________________________________________________
__________________________________________________________
ja nee, einde protocol (incl. [doorsturen voor] andere behandeling)!
3a.7 Door CL beoogd gebruik van het hulpmiddel
3a.8
Soort hulpmiddel dat aansluit bij beoogde gebruik
Specifieke activiteiten die CL met hulpmiddel wil doen
Stomamateriaal: _________________________________
____________________________________________
Aanvullend hulpmiddel: ___________________________
____________________________________________
_______________________________________________
____________________________________________
3a.9 t/m 3a.12
3a.13
Go-no-go
Besproken voor-/nadelen: ____________________________________________
Keuze hulpmiddel: __________________
Contra-indicaties: ___________________________________________________
_________________________________
Consequenties voor training en nazorg: _________________________________
CL akkoord:
Financiële consequenties voor CL: _____________________________________
ja
nee, terug naar eerdere stap
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 52 3b Opstellen programma van eisen (PvE) 3b.3
Opstellen Programma van Eisen
Producteigenschappen activiteiten waarvoor hulpmiddel kan worden gebruikt
uiterlijke kenmerken van hulpmiddel
1
______________________________________________
kleur __________________________________________
2
______________________________________________
_______________________________________________
3
______________________________________________
_______________________________________________
functies die door hulpmiddel worden ondersteund
aanvullende eigenschappen / eisen
1
______________________________________________
benodigde frequentie van wisselen _________________
2
______________________________________________
gebruiksduur ___________________________________ pijnloos bij wisselen _____________________________
risico’s verhoogde kans op lekkage _________________________ verhoogde kans op huidproblemen __________________
geurloos _______________________________________ _______________________________________________ _______________________________________________
________________________________________________ technische capaciteiten van hulpmiddel
Benodigde extra materialen (bijv. bevestigingsmateriaal; reinigingsproducten)
egaliserend______________________________________
_______________________________________________
verwijderbaar____________________________________ af te dichten _____________________________________ moet makkelijk verwisselbaar zijn ___________________
_______________________________________________ _______________________________________________ _______________________________________________
bruikbaar in bijzondere klimatologische omstandigheden ______________________________________________ flexibiliteit: soepel elastisch ________________ extra hechtkracht / plakkracht ______________________ huidvriendelijk ___________________________________ extra absorptievermogen __________________________ extra erosieresistentie _____________________________ bestand tegen aantasting __________________________ vervormbaar ____________________________________ kneedbaar ______________________________________ doorspoelbaar ___________________________________ ________________________________________________
3b.4
Voorwaarden vergoeding _____________________________________________________________
_________________________________________________________________________________ 3b.5
Akkoord cliënt met PvE
3b.6
ja
ZD gaat zelf verder cliënt gaat naar medisch speciaalzaak, naar 1.6 cliënt stapt uit, einde protocol! cliënt gaat alleen verder, einde protocol voor ZD!
nee ja
nee
cliënt gaat naar andere ZD, naar 1.6
Aanvraag indienen datum aanvraag: …. / ….. / 20….. gegevens aanvraag: ____________________ _____________________________________ _____________________________________
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 53 4 Selecteren van het juiste product & beslissen (incl. maken / aanpassen en uitproberen) Keuze voor soort hulpmiddel o.b.v. PvE
4.1
Uitgegaan kan worden van seriematig vervaardigd product: ja nee, door naar activiteit 4b.1
4a.1
Keuze maken uit marktaanbod o.b.v. eisen die staan bij 3b.3!!
Keuze soort systeem ééndelig systeem Huidplaat vlak flexibel / convex statisch, convex __________________________ Einde gesloten einde (met filter) open einde Afsluitbaar met klittenband klem kraantje __________ Type klem/kraantje: ____________________________ Filter met filter zonder filter ________________ Inhoud < 300 ml 300-600 ml >600 ml ____________________ Oogjes met oogjes zonder oogjes ____________________ Voorzijde transparant bedekt Bedrukt wel niet ____________________ Observatiemogelijkheid met zonder ____________________ Overige eigenschappen (zoals materiaal plaat, vorm): ______________________________________ __________________________________________________________________________________ tweedelig systeem Huidplaat Type vlak flexibel / convex statisch,convex ___________________________ Bevestiging klikbevestiging kleefbevestiging ___________________________ Flens vaste flens zwevende flens ___________________________ Opening knipbaar voorgestanst vormbaar ___________________________ Oogjes met oogjes zonder oogjes ____________________ Overige eigenschappen huidplaat (zoals materiaal plaat, vorm): _____________________________ ________________________________________________________________________________ Opvangzak
Extra opvangzak
gesloten einde (met filter) open einde Afsluitbaar met klittenband klem kraantje __________ Type klem/kraantje: ____________________________ Filter met filter zonder filter ________________ Inhoud < 300 ml 300-600 ml >600 ml ____________________ Oogjes met oogjes zonder oogjes ____________________ Voorzijde transparant bedekt Bedrukt wel niet ____________________ Observatiemogelijkheid met zonder ____________________ Overige eigenschappen opvangzak: _____________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Einde
body worn
Inhoud < 300 ml 300-600 ml ____________________ Slang 90 cm 120 cm ___________________________ Te legen ja nee ______________________ non-body worn Inhoud 350 ml 500 ml 750 ml 1500 ml 2000 ml _______ Slang < 60 cm 60-90 cm ___________________________ Te legen ja nee ___________________________ Overige eigenschappen extra opvangzak: ________________________________________________ __________________________________________________________________________________
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 54
Keuze overige aanvullende hulpmiddelen (voor op maat gemaakte producten ga naar 4b.1) o.b.v. eisen 3b.3!! Geprefabriceerde steunbandages/-broeken/-corsetten Model standaardmodel boxermodel ___________________________________ Sluiting klittenbandsluiting haak- en oogsluiting zonder sluiting __________________ Prolapsflap met flap zonder flap ___________________________________ Baleinen met baleinen zonder baleinen ___________________________________ Kleur wit gekleurd ____________ ___________________________________ Overige eigenschappen: ______________________________________________________________________________ Overige / aanvullende hulpmiddelen voor openhouden / oprekken stoma
dilatatoren hegars ace stoppers _____________ Eigenschappen: ______________________________________________
voor afdichten continent stoma
stomapluggen afdekpleisters _______________________ Eigenschappen: ______________________________________________
voor legen / draineren / spoelen continent (inwendig) stoma voor irrigeren / spoelen darm via stoma
katheters spoelspuiten _______________________ Eigenschappen: ______________________________________________ Spoelsystemen: elektronisch
handmatig
handpompjes
___________________________________________ Eigenschappen: ______________________________________________ componenten / accessoires voor spoelen rectum / darm via anus
conus
sleeves
slangen
_________________
katheters spoelspuiten handpompje _________________ Eigenschappen: ______________________________________________
opvulmiddelen ______________________________________________________________________________________ Overige componenten / accessoires voor katheters
katheterzak- katheterhouders- fixatie- _____________ houders steunen/geleiders bandjes Eigenschappen: ______________________________________________
voor steunbandages/-broeken/-corsetten
stomabeschermkappen - __________________________________ Eigenschappen: ______________________________________________
fixatiemateriaal
klevend Elastisch ja nee ______________________ niet klevend ___________________________________________ Eigenschappen: ______________________________________________
(been)zakhouders
______________________________________________________________________________
geurabsorbers/-neutralisatoren _________________________________________________________________________ glijmiddelen
______________________________________________________________________________
bindmiddelen
______________________________________________________________________________
adaptoren
______________________________________________________________________________
aandrukringen
______________________________________________________________________________
losse filters
______________________________________________________________________________
overhoesjes
______________________________________________________________________________
overig (zoals afvalzakjes, scharen)________________________________________________________________________
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 55 Hulpmiddelen voor beschermen en reinigen huid Kleefstof oplosmiddelen
___________________________________________________________________________
Huidreinigingsmiddelen
___________________________________________________________________________
Ontsmettingsmiddelen
___________________________________________________________________________
Afdichtmaterialen
___________________________________________________________________________
Huidbeschermingsmiddelen __________________________________________________________________________ Overige mogelijk relevante hulpmiddelen Verbandmiddelen
gaasjes (steriele non woven) ________________________________________________
Onderleggers
wasbaar wegwerp
________________________________________________
___________________________________________________________________________________________________ Verantwoording ________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________
4a.2a
Keuze aanschafwijze
4a.12
ZD zorgt dat hulpmiddel wordt aangeschaft CL wordt doorgestuurd naar andere ZD, nl. __________ _____________________________________________ _______________________________________________
4a.3
Gegeven instructies
________________________________________________ ________________________________________________ ________________________________________________
4a.4
Product voldoet nee
4a.5 ja nee
4a.6
CL akkoord met ‘definitieve’ keuze ja nee, terug naar activiteit____________
4a.13
Bestelgegevens
datum bestelling: …. / ….. / 20….. Product Merk / type Aantal Periode _______________ __________________ ______ ______ _______________ __________________ ______ ______ _______________ __________________ ______ ______ Overige bestelgegevens ______________________________ _________________________________________________
ja, door naar 4a.8
Product voldoet na aanpassing ander product marktaanbod, terug naar 4a.1 maatproduct nodig, door naar 4b.1
4a.14
Andere (aanvullend) hulpmiddel nodig ja, terug naar 4.1 nee, door naar stap 5
Aanpassing(en)
_________________________________________________ _________________________________________________
4b.1
Op maat laten maken o.b.v. eisen bij 3b.3!!!
Steunbandage Steunbroek Gordeltje ________________
4b.2
kenmerken: kenmerken: kenmerken: kenmerken:
______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________
Vergoedingsmogelijkheden: _____________________________________________________
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 56
4b.3
Laten maken van hulpmiddel datum: …. / ….. / 20…..
gegevens
4b.4/5
naam medisch speciaalzaak: __________________________________________
Passen / uitproberen
pasdata: …. / ….. / 20….; : …. / ….. / 20….; ________________________________________________________ veranderingen ________________________________________________________________________________
4b.6
Gegeven instructies
4b.10
____________________________________________ ____________________________________________
4b.8
datum: …. / ….. / 20….. _________________________________________________ _________________________________________________
Product voldoet ja
4b.9
Laten afwerken hulpmiddel
4b.14
nee, terug naar 4b.4 of naar 4.1
Andere (aanvullend) hulpmiddel nodig nee ja, terug naar 4.1
CL akkoord ja ja, terug naar activiteit _______
5.1
5 Leveren & instrueren Afleveren / afstellen (voor op maat 5.4-8 Gegeven instructie / training persoon: aan cliënt zelf gemaakte producten)
datum aflevering: …. / ….. / 20….. locatie: bij ZD bij Cl thuis_____________________________ ______________________________________ ________________________________________________
5.3
Product voldoet aan eisen ja
aan mantelzorger _______________________________________ Gegeven instructie / training: _________________________ __________________________________________________ __________________________________________________ __________________________________________________
nee, terug naar activiteit__________
6 Gebruiken 6.6
Overleggegevens
Datum: …. / ….. / 20…..
Reden voor contact: __________________________________________________________ Genomen besluiten: __________________________________________________________ Acties:______________________________________________________________________ Bijzonderheden: _____________________________________________________________
Datum: …. / ….. / 20…..
Reden voor contact: __________________________________________________________ Genomen besluiten: __________________________________________________________ Acties:______________________________________________________________________ Bijzonderheden: _____________________________________________________________
Datum: …. / ….. / 20…..
Reden voor contact: __________________________________________________________ Genomen besluiten: __________________________________________________________ Acties:______________________________________________________________________ Bijzonderheden: _____________________________________________________________
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 57
7 Evalueren Datum evaluatie / consult: …. / ….. / 20…..
7.1/2
Naam ZD _____________________________________________________
Ervaringen met gebruik
Hulpmiddel volgens afspraak gebruikt: ja nee; nl. _______________________________________________________ Ervaringen met gebruik: _________________________________________________________________________________ Factoren van invloed op gebruik: __________________________________________________________________________ Klachten bij gebruik: ____________________________________________________________________________________ Er zijn ‘rode vlaggen’ (signalen dat er fysiek wat anders aan de hand kan zijn): nee
ja, ZD gaat zelf door ja, door-/terugsturen naar andere ZD (naar 1.6)
Klachten over hulpmiddel: ________________________________________________________________________________
7.3
Resultaten in tekst
Resultaat
Gebruikte meetinstrumenten
_________________________________________
stoma-maatmalletjes____________________________________
_________________________________________
_____________________________________________________
_________________________________________ _________________________________________
Resultaat volgens CL Doelen gehaald?
ja nee ____________________
Tevreden met proces?
ja nee ____________________
Tevreden met hulpmiddel? ja nee ____________________
7.3
Heroverweging nodig
nee
ja, terug naar activiteit_________
7.4
Bijstelling nodig
nee
ja, terug naar activiteit_________
Toelichting: _______________________________________________ _________________________________________________________
7.5a/b Doorsturen naar andere ZD voor eindcontrole nee
Resultaat volgens ZD Doelen gehaald?
ja nee ____________________
Tevreden met proces?
ja nee ____________________
Tevreden met hulpmiddel? ja nee ____________________ Toelichting: _______________________________________________
ja
naam: datum: …. / ….. / 20…..
_________________________________________ _________________________________________
_________________________________________________________
7.5c
Afspraken over nazorg _________________________________________________________
_____________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 58 3.6
Eindproduct voor de cliënt: een overzicht van belangrijke vragen voor de cliënt
In paragraaf 3.4 staan de activiteiten van de cliënt / het cliëntsysteem besproken per stap. Bij het opzetten van het protocol is er vanuit gegaan dat een cliënt of iemand uit het cliëntsysteem zelf op zoek kan gaan naar informatie over hulpmiddelen. In het kader van de pilot zullen de activiteiten van de cliënt / het cliëntsysteem worden omgezet in vragen die de cliënt / het cliëntsysteem doorloopt aan de hand van het protocol. Daarbij zal worden aangesloten bij de wijze van vragen zoals die is ontwikkeld voor het deelproject protocol prothesen, dat net als het protocol voor mensen met een stoma, onderdeel uitmaakt van het project Protocolontwikkeling t.b.v. verstrekken van hulpmiddelen in het kader van de Zorgverzekeringswet. Bij het in kaart brengen van de problemen en de hulpvraag van de cliënt kan onderscheid worden gemaakt tussen: Cliënt die nog geopereerd moet worden vragen over het gebruik van stomamateriaal en aanvullende hulpmiddelen Cliënt in de postoperatieve fase Hierbij kan het gaan om vragen over: betrokken zorgdeskundigen (bijv. zorg door stomaverpleegkundige) huidproblemen problemen met het stoma problemen met / vragen over het gebruik van stomahulpmiddelen Cliënt met stoma die al materiaal gebruikt Hierbij kan het gaan om vragen over: betrokken zorgdeskundigen (bijv. [na]zorg door stomaverpleegkundige) huidproblemen voorbeeld van vragen: x Heeft u een defecte huid onder het stomamateriaal? Ja –nee problemen met het stoma voorbeelden van vragen: x Is de stoma veranderd qua vorm? x Verliest u bloed via het stoma? problemen met stomahulpmiddelen voorbeelden van vragen: x Heeft u stomalekkages? x Laat uw stomamateriaal los? x Heeft u geuroverlast door uw stomamateriaal? x Heeft u hinder van gasvorming die niet weggaat uit uw stomamateriaal? deze vragen kunnen gezien worden als een soort ‘rode vlaggen’; een ‘ja’ leidt dan tot gerichte doorverwijzing, naar de eigen stomaverpleegkundige (indien de cliënt die heeft of naar de leverancier van de hulpmiddelen) vragen over het gebruik van (ander) stomamateriaal / aanvullende hulpmiddelen; de cliënt wil bijvoorbeeld een hulpmiddel passend bij nieuwe of andere activiteiten of gelegenheden, zoals sport of vakantie Dit is met name relevant in stap 1, omdat de cliënt een goed advies moet krijgen over het wel of niet raadplegen van een zorgdeskundige.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 59
4 4.1
Discussie Bespreking van de resultaten
Methode Het inschakelen van zowel een begeleidingscommissie als een werkgroep heeft goed gewerkt in die zin dat de begeleidingscommissie zich vooral heeft gebogen over beleidsmatige vragen en de werkgroep zich vooral met de inhoud heeft beziggehouden. De werkgroep is 7 maal bij elkaar geweest (plus een extra keer in verband met discussie over Cliq); de groep was stabiel en enthousiast en heeft veel informatie aangeleverd. Soms bleek het abstractieniveau (te) hoog en was het nodig om weer even terug te gaan naar het doel van het protocol. De indruk is dat met het ontwikkelen van het protocol een eerste stap is gezet om functioneringsgerichte aanspraak op stomahulpmiddelen beter vorm te geven, maar dat er nog veel moet gebeuren wil het protocol daadwerkelijk in de praktijk worden gebruikt. Opgeleverde producten Het stappenplan in paragraaf 3.2 heeft een relatief hoog abstractieniveau en het schema in paragraaf 3.3 is erg gedetailleerd. Dat is nodig om bijvoorbeeld bij het maken van een web-based protocol voor cliënten zelf, ze bij de goede vragen te laten uitkomen. Een cliënt die alleen op zoek is naar informatie over een aanvullend hulpmiddel moet een ander advies krijgen dan een cliënt die last heeft van ontsteking van de huid. De producten in de paragrafen 3.4 en 3.5 zijn wat eenvoudiger en makkelijker hanteerbaar. Zo kan een zorgdeskundige het schema in paragraaf 3.4 naast het eigen dossier leggen en kijken welke gegevens er nog ontbreken en in welke volgorde de gegevens kunnen worden vastgelegd. Besloten is om voor de vier web-based protocollen uit te gaan van dezelfde basis.
4.2
Gebruiksmogelijkheden
De gebruiksmogelijkheden van het protocol variëren per doelgroep: voor de cliënten inzicht krijgen in het advies van de stomaverpleegkundige mogelijkheid om een eigen rol te spelen in het proces van hulpmiddelenzorg voor de stomaverpleegkundigen in ziekenhuizen transparant maken van het eigen zorgproces cliënt helder maken waarom voor een bepaald hulpmiddel gekozen zou kunnen worden voor (stoma)verpleegkundigen in medisch speciaalzaken duidelijk maken van de eigen rol in het proces van hulpmiddelenzorg voor de zorgverzekeraars borging van de kwaliteit van de zorgdeskundigen zicht krijgen in de argumenten van zorgdeskundigen om te kiezen voor bepaalde hulpmiddelen
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 60
5 5.1
Aanbevelingen Voortgang van het project / praktijktoets van het protocol21
Het protocol zal in 2012 worden getest binnen een aantal ziekenhuizen en medisch speciaalzaken. Het gaat daarbij vooral om de vraag of het doorlopen van het protocol door de (stoma)verpleegkundige aan de hand van de gegevens die staan in paragraaf 3.5 behulpzaam is bij het functioneringsgericht voorschrijven van stomahulpmiddelen. Globale opzet praktijktoets van het protocol door zorgdeskundigen januari t/m maart 2012 prepilot; invullen met een groep van stomaverpleegkundigen uit ziekenhuizen en medisch speciaalzaken van het formulier in paragraaf 3.5 aan de hand van casuïstiek formuleren van voorstellen voor aanpassing van formulier bespreken van ervaringen met begeleidingscommissie maart 2012 bijstellen van het formulier voor het verzamelen van gegevens werven van circa deelnemers; hierbij zal gekeken worden naar een viertal regio’s waar er sprake is van een ziekenhuis met preferente medisch speciaalzaken waarheen cliënten worden verwezen maart t/m juni 2012 vast laten leggen van gegevens bij een tiental cliënten per regio (totaal 40 cliënten) juli & augustus 2012 analyseren van de gegevens (bijv. welke gegevens worden door de stomaverpleegkundigen in het ziekenhuis doorgegeven aan de medisch speciaalzaak en bij welke signalen worden cliënten terugverwezen naar stomaverpleegkundigen of artsen) ontbreken er antwoordmogelijkheden interviews met een aantal deelnemers, o.a. over logica van het formulier hanteerbaarheid overdrachtsmomenten formuleren van voorstellen voor aanpassen protocol overleg met werkgroep / begeleidingscommissie Globale opzet praktijktoets van het protocol door cliënten Ontwikkelen van de elektronische tool; laten doorlopen van de vragen door de cliënten; interview van een aantal cliënten over ervaringen. Als blijkt dat het protocol goed kan worden gevolgd en helpt bij het functioneringsgericht omschrijven van hulpmiddelen, zal in 2013 de implementatie van het protocol plaatsvinden.
21
De planning is verschoven; de praktijktoets is eind december 2013 afgerond. Over de praktijktoets is een apart verslag verschenen. Hier staat de oorspronkelijke tekst!
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 61 5.2
Aanbevelingen ten aanzien van Cliq22
Er zijn verschillende indelingen van stomahulpmiddelen: o ISO 9999 o GPH-codering o Cliq, een afgeleide van ISO 9999 o Z-index; de gegevens van alle producten die op het gebied van zorg te verkrijgen zijn. Deze gegevens zijn opgenomen in de G-standaard, een databank die het voorschrijven, afleveren, bestellen, declareren en vergoeden van zorgproducten ondersteunt. De Z-index wordt gebruikt door artsen, apothekers, zorgverzekeraars, het bedrijfsleven en de overheden. In de Z-index wordt de ST-code gebruikt wordt voor alle stomamaterialen. Dit is echter geen onderscheidende code, want alle materialen vallen hieronder. Deze indelingen staan beschreven in bijlage 4. Er is op dit moment vooral wat onduidelijkheid over het gebruik van Cliq (de Cliq-indeling van hulpmiddelen relevant voor cliënten met een stoma staat in bijlage 5). Bij de ontwikkeling van Cliq in 2006/7 is uitgegaan van versie 2003 van ISO 9999. Intussen zijn twee nieuwe versie van de ISO 9999 verschenen (2007 & 2011). In die tijd zijn er ook producten bijgekomen. Aanbevelingen voor de begeleidingscommissie: komen met een voorstel voor revisie van de Cliq-module stomahulpmiddelen. Kansen: op dit moment levert Nederland (nog) de voorzitter van ISO/TC 173/SC 2 en een aantal leden voor WG12 Cliq is ondergebracht bij VEKTIS en daarmee is er een grotere kans / garantie dat Cliq ook daadwerkelijk gaat worden gebruikt in het kader van hulpmiddelenzorg.
22
Deze aanbevelingen zijn intussen verwerkt bij het aanpassen van de Cliq-module stoma in 2013. Voor de recente Cliq-codes wordt verwezen naar de website van Vektis (cliq.vektis.nl).
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 62
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 63 Bijlage 1 Gehanteerde literatuur APA. Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Fourth Edition. Washington: American Psychological Association; 1994 CG-Raad. Verslag van het Project Opstellen Richtlijnen voor Functiegerichte Aanspraak hulpmiddelen. RiFA. Fase 1 opstellen van een basisrichtlijn. Heerkens Y, Claus E, Hagedoren E, Jonker H, Muylkens J, Bougie Th, Ravensberg D van, Vreeswijk P. Utrecht: Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad; 2010 CSIZ. Internationale Statistische Classificatie van Ziekten en met Gezondheid verband houdende Problemen. Tiende revisie. Zeist: Coördinatiepunt Standaardisatie Informatievoorziening in de Zorgsector; 1997 CVZ. Hulpmiddelen Kompas Stomamaterialen. Diemen: College voor zorgverzekeringen; april 2002 CVZ. Hulpmiddelenzorg 2009. Deelrapport van het pakketadvies 2009. Diemen: College voor zorgverzekeringen; april 2009a CVZ. Heroriëntatie hulpmiddelen: Vergoeding hulpmiddelenzorg beter geregeld. Diemen: College voor zorgverzekeringen; 2009b CVZ. Standpunt. Afbakening hulpmiddelenzorg en geneeskundige zorg, zoals medisch specialisten die plegen te bieden. Diemen: College voor zorgverzekeringen; 2009c ISO-9999. Assistive products for persons with disability – Classification and terminology, fIfth revision. Geneva: International Organization for Standardization; 2011 Klein Hesselink J, Houtman I, Hooftman W, Bakhuys Roozeboom M. Arbobalans 2009. Kwaliteit van de arbeid, effecten en maatregelen in Nederland. TNO Kwaliteit van Leven. Almere: Thieme; 2010. NEN. NTA 8018. Hulpmiddelen voor mensen met functioneringsproblemen – Classificatie en Terminologie – Datastructuur voor nationale afgeleiden van NEN EN ISO 9999 en producttypebeschrijvingen. Delft: Nederlands Normalisatie Instituut; mei 2007 NEN. Nederlandse norm NEN-EN-ISO 9999 Hulpmiddelen voor mensen met functioneringsproblemen – Classificatie en terminologie. Delft: Nederlands Normalisatie Instituut; 2012 Netten, J. van, Jannink, M.J.A., Hijmans, J.M., Stötefalk, J., Roelofs, G., Geertzen, J.H.B., Postema, K. Het gebruik en de bruikbaarheid van orthopedisch schoeisel A in Nederland. Groningen: UMCG; 2009 Nivel. Gebruik van hulpmiddelen uit verschillende regelingen door chronisch zieken en gehandicapten. Factsheet Nationaal Panel Chronisch Zieken en Gehandicapten. Utrecht: Nivel; 2007 Regieraad. Kwaliteitscanon ‘Kwaliteit van zorg in honderd woorden’. Den Haag: Regieraad, november 2009 RIVM. Nederlandse vertaling van de International Classification of Functioning, Disability and Health. ICF. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; 2002, 2008 Stimulansz. Modelbeleidsregels versie ‘Kantelingproof’ naar de stand van zaken per augustus 2009. [s.l.]: Stimulansz, 2009 Stuurgroep PPP. Richtlijn verstrekkingsproces beenprothesen. Concept. Stuurgroep PPP (Protocollering en Prijssystematiek Prothesen), januari 2010 VNG. Van eerste contact tot arrangement. Een conceptueel kader voor De Kanteling. Den Haag: VNG / Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 2009 WHO. International Classification of Procedures in Medicine: volume 2. Geneva: World Health Organization; 1978 WHO. ICID-10: International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems, tenth revision. Geneva: World Health Organization; 1992 WHO. International classification of impairments, disabilities, and handicaps. Geneva: World Health Organization; reprint 1993 WHO. ICF. International Classification of Functioning, Disability and Health. Geneva: World Health Organization; 2001
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 64
Cliq.vektis.nl www.cg-raad.nl www.cvz.nl www.eengoedhulpmiddel.nl www.encyclo.nl www.fondspgo.nl www.gipdatabank.nl www.handy-wijzer.nl www.hulpmiddelenwijzer.nl www.justitie.nl www.kennisring.nl www.keurmerk.nl www.kiesbeter.nl www.minvws.nl www.meetinstrumentenzorg.nl www.nivel.nl/CQIndex www.paramedisch.org www.piads.ca/112/piads.htm www.rivm.nl/who-fic www.rivm.nl/who-fic/cmsv.htm www.rivm.nl/who-fic/ICD.htm www.stomavereniging.nl www.thesauruszorgenwelzijn.nl www.uwv.nl www.vilans.nl ww.vvsn.com www.vng.nl www.wegwijzerloket.nl www.wetten.overheid.nl www.wgbo.nl www.zn.nl/dossiers/a_-_z/hulpmiddelen.asp
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 65 Bijlage 2 Betrokkenen Begeleidingscommissie
Nederlandse Stomavereniging: Anne Braakman (directeur) & Thijs Fonville (voorzitter) Federatie van Medische Technologie Branches / FHI: Oscar de Goederen (voorzitter Dis cluster) Nefemed: Roald Strackx (voorzitter stomacluster) en Roelf van Run (directeur) V&VN stomaverpleegkundigen: Ineke Claessens (voorzitter) ZN / werkgroep hulpmiddelen: Hans Lokker
Werkgroep De werkgroep heeft bestaan uit inhoudsdeskundigen vanuit: Nederlandse Stomavereniging: Anne Braakman, Thijs Fonville en Petra de Veer Federatie van Medische Technologie Branches / FHI: Thea Beuming Nefemed: Iris van Bemmel en Gert Jan van Uem V&VN stomaverpleegkundigen: Angelique van Campen en Ineke Rook ZN / OMTA (Overleg Medisch Technisch Adviseurs): Hans Lokker (Agis) ZN / OMTA: Ans Lavooij (Menzis)
Procesbegeleider Yvonne Heerkens
NPi, programmaleider Terminologie & Technologie
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 66 Bijlage 3 Afkortingen APA AWBZ BMH BRL CF CG-Raad CIZ CL Cliq CQ-index CSO CVZ DBC DOT DSM-IV EN EPD FENAC FHI FOSS GAIN GBA GIP GPH ICD-10 ICF ICF-CY ICIDH ICPC-2-nl ICT IPPA ISO MPT Nefemed NEN NHG Nictiz NIVO NOAH NPCF NPi NTA
American Psychiatric Association Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Besluit Medische Hulpmiddelen Basisrichtlijn cystic fibrosis Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad Centrum Indicatiestelling Zorg Cliëntsysteem (zie voor uitleg de BRL) Classificatie met IQ (zie bijlage 4) Consumer Quality Index Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties College voor zorgverzekeringen Diagnose Behandel Combinatie DBC op weg naar transparantie e Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 4 versie Ergotherapie Nederland Elektronisch patiëntendossier Federatie van Nederlandse Audiologische Centra Federatie van Medische Technologie Branches Federatie van Ouders van Slechthorende kinderen en van kinderen met Spraaktaalmoeilijkheden Gezamenlijke Audiologische Industrie Nederland Gemeentelijke Basis Administratie Genees- en hulpmiddelen Informatie Project (van CVZ) Generieke Productcode Hulpmiddelen e International Classification of Diseases and Related Health Problems, 10 revisie (zie bijlage 4) International Classification of Functioning, Disability and Health (voorheen ICIDH) (zie bijlage 4) International Classification of Functioning, Disability and Health, version for Children and Youth International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps Internationale classificatie van stoornissen, beperkingen en handicaps (thans ICF) e International Classification of Primary Care – Nederlandse vertaling van de 2 versie (zie bijlage 4) Informatie- en Communicatietechnologie Individually Prioritized Problem Assessment International Standardization Organization Matching Person & Technology Nederlandse Federatie van producenten, importeurs en handelaren van medische producten Nederlands centrum van normalisatie Nederlands Huisartsen Genootschap Nationaal ICT Instituut in de Zorg Nederlandse Industrie voor Orthopedie Nederlands Overleg Auditieve Hulpmiddelen Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie Nederlands Paramedisch Instituut Nederlands Technische Afspraak
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 67 NVAB NVvS OMTA PEOP PH PPP PROFIL PvE RiFA RIVM SC SEMH SMART ST-code TC UWV VGN VNG VRA V&VN VWS WG WHO WIA WMO WVG ZD ZF ZN ZVW
Nederlandse Vereniging van AudicienBedrijven Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden Overleg Medisch Technisch Adviseurs Person-environment-occupation-performance Procesbeschrijving Hulpmiddelenzorg Protocollering en Prijssystematiek Prothesen Protocol voor Functiegerichte Indicatiestelling bij Loopproblematiek Plan/programma van Eisen Richtlijnen voor Functiegerichte Aanspraak hulpmiddelen Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Subcommittee Stichting Erkenningsregeling voor leveranciers van Medische Hulpmiddelen Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden stomamaterialen (in de Z-index) (zie bijlage 4) Technical Committee Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland Vereniging van Nederlandse Gemeenten Nederlandse Vereniging van RevalidatieArtsen Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Working Group World Health Organization Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen Wet Maatschappelijke Ondersteuning Wet Voorzieningen Gehandicapten (thans opgenomen in WMO) Zorgdeskundige (zie voor uitleg paragraaf 5.3) Zorgfinancier (zie voor uitleg paragraaf 5.3) Zorgverzekeraars Nederland Zorgverzekeringswet
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 68 Bijlage 4 Terminologie Terminologie rond functioneren Het functioneren van mensen kan worden beschreven met behulp van terminologie ontleend aan de ICF, de International Classification of Functioning, Disability and Health (WHO, 2001; RIVM 2002, 2008).
ICF De ICF kent drie perspectieven om het menselijk functioneren te beschrijven: de mens als organisme; functies (inclusief mentale functies) en anatomische eigenschappen (negatief: stoornissen) het menselijk handelen; activiteiten (negatief: beperkingen) deelname aan het maatschappelijke leven; participatie (negatief: participatieproblemen). De overkoepelende term is ‘functioneren’ met als negatieve pendant 'functioneringsproblemen’ of ‘problemen met het functioneren’. Naast een lijst van fysiologische en mentale functies, een lijst met anatomische eigenschappen en een gecombineerde lijst voor activiteiten en participatie, bevat de ICF een lijst met ‘externe factoren’, waarmee het mogelijk is de positieve of negatieve invloed van de omgeving te beschrijven op elk niveau van functioneren. Ook persoonlijke factoren zijn van invloed op iemands functioneren. ‘Persoonlijke factoren’ zijn in de classificatie niet uitgewerkt in een lijst van termen. ICF-schema
Ziekte/aandoening/letsel
functies & anatomische eigenschappen (stoornissen)
activiteiten (beperkingen)
Gezondheidstoestand
participatie (participatieproblemen)
externe factoren
persoonlijke factoren
(positief & negatief)
(positief & negatief)
De ICF is een classificatie waarmee het mogelijk is om een aantal gegevens in het kader van (het voorschrijven van) hulpmiddelen te klasseren (zie de figuur op de volgende bladzijde): de problemen met functioneren die de cliënt ondervindt op basis van zijn/haar medische situatie (ziekte, aandoening, medische verrichting, medicatie) het door de voorschrijver en door de cliënt zelf ingeschatte huidige en toekomstige c.q. mogelijk niveau van functioneren van de cliënt
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 69
het door de cliënt zelf gewenste niveau van functioneren het beoogd gebruik van een hulpmiddel (human related intended use) het gerealiseerde niveau van functioneren na verstrekking van het hulpmiddel (resultaat / behaalde doelen).
ICF funct. diagnose
beh. doelen
HRIU
behaalde doelen
PRIU
kenmerken producten op markt
Cliq
Terminologie rond (stoma)hulpmiddelen Er zijn verschillende indelingen van hulpmiddelen: o ISO 9999 o GPH-codering o Cliq, een afgeleide van ISO 9999 o Z-index; de gegevens van alle producten die op het gebied van zorg te verkrijgen zijn. Deze gegevens zijn opgenomen in de G-standaard, een databank die het voorschrijven, afleveren, bestellen, declareren en vergoeden van zorgproducten ondersteunt. De Z-index wordt gebruikt door artsen, apothekers, zorgverzekeraars, het bedrijfsleven en de overheden. In de Z-index wordt de ST-code gebruikt wordt voor alle stomamaterialen. Dit is echter geen onderscheidende code, want alle materialen vallen hieronder.
ISO 9999 De ISO 9999 is een internationale ‘norm’ voor hulpmiddelen (assistive products) en is ontwikkeld door ISO (International Standardization Organization). De ISO 9999 is bedoeld voor gebruikers, verstrekkers, leveranciers, verzekeraars en biedt een gestructureerd overzicht van hulpmiddelen voor personen met functioneringsproblemen. Deze classificatie is een ‘related member’ van de ‘Family of International Classifications’ (FIC) van de WHO. In de ISO 9999 zijn hulpmiddelen ingedeeld op basis van hun functie. De classificatie bestaat uit drie niveaus (hoofdgroepen, groepen en subgroepen) met voor ieder niveau codes, titels, toelichtingen, inclusies, exclusies en referenties.
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 70 “ISO 999923 is bedoeld om onderlinge communicatie te bevorderen over ge- en verbruik van hulpmiddelen voor gehandicapten en ouderen. Het gaat hierbij vooral om het toepassen van de classificatie binnen informatiesystemen over hulpmiddelen, in het kader van het verstrekken van hulpmiddelen vanuit sociale en gezondheidsregelingen, voor de registratie en administratie van hulpmiddelen en vele andere aspecten van hulpmiddelen voor mensen met een handicap.” De ISO 9999 bestaat uit drie niveaus van ieder 2 cijfers: de eerste twee cijfers geven een hoofdgroep aan, het derde en vierde cijfer een groep en het vijfde en zesde cijfer een subgroep. De stomahulpmiddelen maken onderdeel uit van hoofdgroep 09 Hulpmiddelen voor persoonlijke verzorging en bescherming.
Generieke Productcode Hulpmiddelen (GPH) De Generieke Productcode Hulpmiddelen (GPH-code) van VEKTIS is een indeling voor hulpmiddelen in Nederland en is gebaseerd op de internationale classificatie van technische hulpmiddelen ISO 9999. Naast de drie niveaus van de ISO 9999 wordt in de GPH her en der gebruik gemaakt van een vierde niveau.
Cliq / Classificatie met IQ24 Cliq is een verfijning van de internationale classificatie ISO 9999 (Assistive products for persons with disability - Classification and terminology). ISO 9999 deelt hulpmiddelen volgens hun functie in, in drie hiërarchische niveaus: 3x2 cijfers. De Cliq classificatie voegt hieraan drie niveaus toe, onder andere gebruik makend van de Nederlandse vertaling van de ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health).
De gegevens die met Cliq zijn te coderen staan in de figuur op de vorige pagina; het gaat om: product related intended use eigenschappen van producten op de markt.
Terminologie rond ziekten / aandoeningen Er zijn verschillende classificaties voor het klasseren van ziekten / aandoeningen, zoals de ICD-10, die vooral in ziekenhuizen wordt gebruikt, de ICPC (huisartsen) en de DSM-IV (psychiatrie). 23 24
www.nen.nl Voor de meest recente versie van de Cliq-codes wordt verwezen naar de website van Vektis: cliq.vektis.nl
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma
P a g i n a | 71
ICD-10 Hoewel de aandoening van de cliënt niet heel erg bepalend is in het soort stomahulpmiddel dat wordt verstrekt, zijn de medische diagnose en de eventuele nevenpathologie wel relevant. Voor het klasseren hiervan kan gebruik worden gemaakt van de ICD-10, Internationale Statistische Classificatie van Ziekten en met Gezondheid verband houdende Problemen, Tiende Revisie (CSIZ, 1997), vertaling van de International Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD-10) van de WHO (WHO, 1992). De ICD is de internationale standaardclassificatie van diagnostische termen voor de epidemiologie en voor vele doeleinden van gezondheidsmanagement. Deze omvatten de analyse van de algemene gezondheidstoestand van bevolkingsgroepen en het monitoren van de incidentie en prevalentie van ziekten en andere gezondheidsproblemen in relatie tot andere variabelen, zoals de kenmerken en omstandigheden van de individuen die zijn aangedaan. WHO, 1992; CSIZ, 1997; www.rivm.nl/who-fic/ICD.htm
ICPC-2-nl De International Classification of Primary Care (ICPC) is bedoeld om het domein van de huisartsengeneeskunde te ordenen. Deze classificatie maakt het mogelijk de meest voorkomende symptomen en klachten, diagnosen en interventies in de huisartsenpraktijk te benoemen en te coderen. De ICPC is een twee-assig classificatiesysteem: de ene as wordt gevormd door 17 hoofdstukken, elk met een lettercode, de andere as bestaat uit zeven componenten met een tweecijferige code. www.rivm.nl/who-fic
DSM-IV De DSM, een classificatie voor psychische stoornissen, is ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van de American Psychiatric Association. In juni 1994 verscheen de vierde editie (DSM-IV), in 2001 verscheen een tekstrevisie (DSM-IV-TR). De DSM is ontwikkeld voor gebruik bij met name onderzoek. Door internationaal dezelfde criteria af te spreken voor psychiatrische aandoeningen, wordt onderzoek en communicatie duidelijker en betrouwbaarder. APA, 1994; www.btsg.nl/infobulletin/DSM-4.html; www.thesauruszorgenwelzijn.nl/DSMIV.htm
Protocol Hulpmiddelenzorg voor mensen met een stoma