Protocol (Hoog) begaafdheid
Protocol: (Hoog)begaafdheid Basisschool Aventurijn Vanuit inspectiekader wordt het volgende aangegeven: ‘de school waarborgt voor individuele leerlingen een leerstofaanbod dat past bij de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Leraren moeten ervoor zorgen dat het leerstofaanbod afgestemd is op de mogelijkheden en onderwijsleerbehoeften van zowel de zwakke als de meerbegaafde kinderen. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de leraren beschikken over onderwijsmethoden en leermaterialen die hiervoor geëigend zijn’. De school wil graag deze leerlingen de ruimte bieden om zich te ontwikkelen en hun talenten benutten. Dit protocol geeft handreikingen voor de leerkracht, is inzichtelijk wat betreft de schoolspecifieke afspraken en benoemt de mogelijkheden en de grenzen van de school. Het protocol sluit aan bij het zorgplan van de school en er is een duidelijke koppeling naar de zorgstructuur binnen de school.
Kijk op (Hoog)begaafdheid Bij hoogbegaafden spelen drie kenmerken en drie sociale omgevingen een rol. De drie kenmerken zijn: - hoge intellectuele capaciteiten (een IQ van 130 of hoger) - motivatie (de wil en het doorzettingsvermogen hebben om een bepaalde taak tot een goed einde te brengen) - creativiteit (het vermogen om op een originele wijze oplossingen voor problemen te bedenken) De drie omgevingsfactoren zijn: 1. gezin 2. school 3. vrienden (peers/ ontwikkelingsgelijken) Bij een goed samenspel van de zes factoren kan (hoog)begaafdheid zich realiseren in de vorm van bijzondere prestaties. Voor een harmonieuze ontwikkeling is begeleiding en stimulering van de omgevingsfactoren noodzakelijk. Wat maakt de leerling met een ontwikkelingsvoorsprong / hoogbegaafdheid anders: Kindkenmerken: 1. is snel van begrip, ziet verbanden die andere leerlingen niet zien 2. komt met ongebruikelijke, originele oplossingen (vindingrijk) 3. heeft een fijnzinnig gevoel voor humor 4. heeft een hekel aan routinematig werk 5. doorziet sociale relaties 6. is emotioneel gevoelig (niet labiel!)
Door Betts & Neihart zijn in 1988 in een Amerikaans kwartaalblad profielen van 6 verschillende typen (hoog)begaafde leerlingen beschreven. Deze indeling is gebaseerd op hun praktijkervaring. Door het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek in Nijmegen zijn deze profielen vertaald en bewerkt. De 6 profielen van Betts en Neihart worden in onderstaand schema weergegeven als ook de gedragskenmerken van elk profiel wordt aangegeven oftewel de manier van herkennen. Deze profielen kunnen dan ook goed gebruikt worden bij de herkenning, erkenning en begeleiding. Voor de begeleiding van een hoogbegaafde leerling is het altijd belangrijk een vast aanspreekpunt voor deze leerling te zoeken. Deze mentor kan de leerling helpen bij zijn cognitieve als ook bij sociaal-emotionele ontwikkeling en de ontwikkeling van werk- en leerstrategieën.
Profielen hoogbegaafde leerlingen Profiel 1 De succesvolle leerling.
Gedragskenmerken
Perfectionistisch Goede prestaties Zoekt bevestiging van de leerkracht Vermijdt risico Accepterend en conformerend Afhankelijk
Tips begeleiding school
Profiel 2 De uitdagende leerling.
Corrigeert de leerkracht Stelt regels ter discussie Is eerlijk en oprecht Grote stemmingswisselinge n Vertoont inconsistente werkwijzen Slechte zelfcontrole Creatief
compacten en verrijken aansluiten bij individuele leervraag van het kind contact met ontwikkelingsgelijk en zoeken ontwikkelen van werk- en leerstrategieën vast aanspreekpunt voor deze leerling om problemen te bespreken, vragen te stellen e.d.
tolerant klimaat indien en/of zoveel mogelijk bij passende leerkracht plaatsen leerstof aanbieden die nog niet wordt beheerst letten op directe en heldere communicatie met de leerling, ouders en leerkracht
Voorkeur voor activiteit en discussie
Komt op voor eigen opvattingen Competitief
Profiel 3 De onderduikende leerling.
Ontkent begaafdheid Doet niet mee tijdens programma’s voor hoogbegaafde kinderen. Vermijdt uitdaging Zoekt sociale acceptatie Wisselt in vriendschappen
begaafdheid herkennen en onderkennen
contact ontwikkelingsgelijk en zoeken vast aanspreekpunt zoeken voor deze leerling sterk richten op vertrouwensband ontwikkelen
Profiel 4 De drop-out.
Profiel 5 De leerling met gedrags/ leerproblemen.
Neemt onregelmatig deel aan het onderwijs. Maakt taken niet af. Zoekt buitenschoolse afleiding. Verwaarloost zichzelf. Isoleert zichzelf. Creatief Bekritiseert zichzelf en anderen. Werkt inconsistent. Verstoort, reageert af. Presteert gemiddeld of minder. Defensief. Werkt inconsistent. Presteert gemiddeld of minder. Verstoort, reageert af.
werk- en leerstrategieën aanleren- letten op planning van taken zelfwaardering opbouwen
nader onderzoek uitvoeren waaruit suggesties voor externe begeleiding naar voren komen individuele begeleiding opstarten contact ontwikkelingsgelijk en zoeken vast aanspreekpunt zoeken voor deze leerling start met nader onderzoek en begeleidingsbehoef ten individuele begeleiding waarbij gewerkt wordt aan het gedragsleerprobleem in combinatie met de
Profiel 6 De zelfstandige leerling.
Goede sociale vaardigheden. Werkt zelfstandig Ontwikkelt eigen doelen. Doet mee Werkt zonder bevestiging Werkt enthousiast voor passies. Creatief Komt op voor eigen opvattingen. Neemt risico.
begaafdheid van de leerling compacten en verrijken aansluiten bij individuele leervragen belemmeringen in tijd en plaats wegnemen vast aanspreekpunt zoeken voor deze leerling ruimte geven voor contact met ontwikkelingsgelijk en begeleiding bij schoolloopbaan
(bron: Betts, G.T. & Nijhart, M (1988). Profiles of the gifted and talented. Gifted Child Quartely, 32(2), 248-253 vertaling: CBO-KUN.)
Visie van basisschool Aventurijn We willen een veilige, lerende school zijn, waarbij zelfstandigheid van leerkrachten en leerlingen een grote rol speelt in het totale proces. Iedereen moet zich op onze school zich “thuis voelen”, “kunnen werken aan en volgens eigen capaciteiten”, worden voorzien in zijn of haar onderwijsbehoeften en “optimaal kunnen presteren naar eigen mogelijkheden”. Er zijn elementen gehaald vanuit het BAS-project, de inzet van de instructietafel is geborgd bijvoorbeeld. Vanaf schooljaar 2011-2012 is er vervolg gemaakt met het opstellen van groepsplannen vanuit HGW 1-zorgroute. De aanpak van (hoog)begaafde leerlingen zal hierin worden meegenomen.
Stappenplan: Stap 1. Signalering Het eerste moment van signalering ligt bij de aanmelding. Tijdens het eerste huisbezoek vallen bepaalde kindkenmerken en gedragsindicatoren op. De eerste observatiegegevens zijn goed om vast te leggen. Daarnaast biedt de Quick-scan vanuit het Digitaal handelingsprotocol Hoogbegaafdheid een eerste inventarisatie op. Deze scan geeft tevens aan of verdere stappen wenselijk zijn. Er worden 3 momenten geadviseerd om dit in te vullen namelijk na de eerste 2 weken op de basisschool, na instroom groep 3 en aan het einde van groep 5. Dit zijn de cruciale momenten. We gaan tevens tot signalering over: Zodra de leerkracht of ouder(s), verzorger(s) aangeven dat een kind niet lekker in zijn of haar vel zit. Het leerlingvolgsysteem veel tot allemaal CITO-LOVS A-scores laat zien. Het leerlingvolgsysteem een plotseling veranderd beeld laat zien. Informatiebronnen voor signalering zijn; - informatie van de ouders (bij aanmelding als ook tussentijds), - formele signaleringslijsten ( Quick-scan DHH), - observaties van de leerling ( o.a. bij eerste huisbezoek als ook tussentijds), - leereigenschappen van de leerling, - resultaten van methodegebonden toetsen, - resultaten vanuit het leerlingvolgsysteem (KIJK en CITO-LOVS) . De aanschaf van Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid zal leerkrachten ondersteunen bij de eerste signalering van deze kinderen. De I.B. beheerst dit digitale protocol en ondersteunt de leerkracht en de ouders in het traject. Na invoering in het protocol zal samen gekeken worden naar de onderwijsbehoeften van deze leerling en de wenselijke aanpak.
Stap 2. Diagnosticering Diagnosticeren richt zich alleen op die leerling die door de signalering zijn opgevallen. Wij hanteren de richtlijnen van het Digitaal Handelingsprotocol. Onderzoek is over het algemeen genomen niet noodzakelijk, geeft geen meerwaarde. Alleen wanneer wij handelingsverlegen zijn en/of omdat onduidelijkheid bestaat of vanuit school/ ouders zijn er hulpvragen, kan het wenselijk zijn over te gaan tot een diagnostisch onderzoek. Wij kunnen zelf ook het een en ander in kaart brengen zoals a. uitvoeren didactisch onderzoek : doortoetsen aan de hand van CITO. Wij hanteren hierbij de richtlijnen vanuit het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid. b. onderzoek naar de sociaal-emotionele ontwikkeling door middel van
observatieschema gedragsspecialist, afname sociogram, observatie in de groep en/of bij spel. Het werkboek Hoogbegaafd kan nu ingezet worden om deze aspecten in kaart te brengen. Dit wordt uitgevoerd door de I.B.
Stap 3. Opstellen Plan van aanpak Uitgangspunt: De kinderen middels compacten/verrijken bij de groep houden. Als dat niet toereikend is, is versnellen een optie, maar niet meer dan een jaar en het liefst zo vroeg mogelijk in de schoolloopbaan. Bij de overgang naar een nieuwe groep moet zo snel mogelijk het compacten/verrijken voortgezet worden. Indien men denkt aan versnellen, wordt deze afweging gemaakt aan de hand van de punten die zijn opgenomen in de bijlage. Didactisch handelingsplan: Er wordt altijd gewerkt vanuit het compacten en verrijken, in alle leerjaren. In de verrijking gaat men op zoek naar een diversiteit in werkvormen/ opdrachten en wordt peers contact zo veel mogelijk gestimuleerd.
Groep 1 en 2: Het ontwikkelingsniveau van het kind wordt in kaart gebracht en van daaruit wordt bekeken welke opdrachten de leerling nog mee moet doen met de groep. De kinderen krijgen de verrijkingsopdrachten aangeboden vanuit de taakkaart. Er worden 2 à 3 opdrachten samen ingepland. Ideeën voor de onderbouw zijn opgenomen in de bijlage. Daarnaast is gekeken naar de inzet van denkspellen en verrijking binnen de hoeken. Uitgangspunt is het ontdekkend en handelend leren. Eisen die worden gesteld aan de opdrachten is dat het anders dan anders is dus verrassend, open en er is een keuzemogelijkheid.
Groep 3: De inzet van de zon-versie voor lezen vanaf de start. Op het gebied van rekenen wordt gewerkt met compacten d.m.v. afname van toets voorafgaand aan blok. De leerkracht bekijkt dan welke opdrachten gevolgd moeten worden. In de tijd die vrijkomt wordt verrijking geboden. In de materialenlijst worden mogelijkheden opgenomen.
Groep 4-8: De verrijkende opdrachten worden ook hier opgenomen in de weektaak. Er wordt gezocht naar diversiteit door naast opdrachten op het platte vlak ook handelende opdrachten te geven bv door inzet van kapla, lego, denkspellen, schaken etc. Bij deze opdrachten bestaat de mogelijkheid in contact te komen met peers. De taalmethode geeft verrijkende opdrachten. Bij behoefte aan extra materiaal kan Slimme Taal via het SLO gratis gedownload worden.
Voorwaarden De begeleiding/ ondersteuning van ouders en leerkrachten wordt door de I.B. opgepakt. De I.B. coördineert het proces en zorgt voor een concrete evaluatie met alle partijen: leerkracht, leerling, team, ouders. Bijlagen: materiaal- en literatuurlijst
Aandachtspunten bij vervroegde doorstroming/ versnellen Aandachtspunten met betrekking tot de kindkenmerken: o Didactische voorspong van een jaar: bekijken aan de hand van het doortoetsen met methodegebonden toetsen en/ of CITO toetsen o Persoonlijkheidsfactoren; sociaal functioneren, zelfbeeld, leer- en werkstrategieën, onderpresteren, leer- en/of gedragsstoornis. Maar ook wat vindt de leerling er zelf van? o Geboortedatum o Uitgangspunt is maximaal 1 jaar versnellen
Aandachtspunten met betrekking tot de school: o Beleid op school: houding ten aanzien van versnellen o Klassensituatie ( zowel huidige als ontvangende groep) o Leerkracht ( houding ten aanzien van versnellen en mogelijkheden tot het bieden van begeleiding) o Tijdstip o Mogelijkheden voor begeleiding
Aandachtspunten met betrekking tot thuissituatie: o Houding ten aanzien van versnellen o Rol bij opvang Belangrijkste vraag: o In welke groep vindt deze leerling de meest optimale leersituatie? Belangrijk uitgangspunt: o Versnellen is nooit genoeg; ook werken middels compacten en verrijken Ter aanvulling kan de versnellingswenselijkheidslijst worden gebruikt, deze is te downloaden via de website van het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (CBO). www.socsci.kun.nl/psy/cbo (Onder het kopje publicaties staat deze lijst aangegeven).
Aandachtspunten bij verrijking: Bij verrijken is het raadzaam om dit in een weekplanning voor het kind te vermelden.
Zo’n weekplanning wordt bij voorkeur samen met het kind gemaakt. Een verrijkingstaak dient geen vijf minuten te duren of ergens tussendoor plaats te vinden, maar ca. 30 tot 40 minuten te duren: ook bij dergelijke opdrachten moet het kind een spanningsboog leren opbouwen. Het werken aan de verrijkingsstof is ingeroosterd en vindt plaats op een geplande tijd en een vaste werkplek. De leerling vult een logboek in. Verrijkingsstof moet leerkrachtvriendelijk zijn en in een zekere mate zelfstandig te verwerken zijn (met onder andere antwoordenboekjes). Wel is het wenselijk in het aanbod diverse verwerkingsvormen te gebruiken; open vragen zijn een uitdaging en door het aanbieden van denkspellen kan het kind zich breed ontwikkelen. De activiteiten moeten aansluiten bij de interesses van het kind. Door het kind bij de keuze te betrekken, wordt het medeverantwoordelijk gemaakt voor die keuze. De leerkracht zoekt leerstof die past bij zijn/haar niveau, het is een oplossing als hij/zij vanuit het aanbod zelf mag plannen wanneer hij iets maakt. Waarbij wel duidelijk is wanneer het af moet zijn. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een leercontract. Het is belangrijk om aanvullende doelen te formuleren voor het ( verrijkende) leerstofaanbod. Het kind moet niet het idee krijgen dat dit aanbod vrijblijvend of minder belangrijk is. Zorg er daarom voor dat: - het werk wordt nagekeken; - er een beoordeling van het werk plaatsvindt; - het kind feedback over het werk krijgt. Verrijkingsopdrachten moeten op het rapport van het kind worden vermeld. De leerkracht geeft hiermee aan dat ook dit werk serieus wordt genomen.
Uitdaging voor kleuters Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong hebben minder materiaal tegelijk nodig, het is van groot belang dat zij leren alle mogelijkheden van dat specifieke materiaal te ontdekken. Maar jonge kinderen zoeken ook uitdaging en veel contact met hun omgeving, hoe stimuleer je dat in het spel? Hoe u als ouder of leerkracht/leidster bij deze ontdekkende fase kan helpen, staat centraal in deze workshop. Aan de hand van uw vragen, uitdagende materialen en opdrachten, geef ik deze workshop een speels,maar leerzaam karakter! Een leerrijke omgeving voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong bestaat uit: Een leerkracht die accepteert dat dit kind anders leert! De activiteiten worden vanuit de belevingswereld van het kind aangeboden.
Basis materiaal: potlood en papier Huishoek met echte materialen en verkleedkleren Boekenhoek (prentenboeken en informatieve platen boeken) Tussendoelen beginnende geletterdheid en gecijferdheid worden door kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong haast vanzelf eigen gemaakt, hun ontwikkelingsvoorsprong richt zich vaak op een natuurlijke cognitieve ontwikkeling. Constructiehoek (blokken, Duplo Toolo, Kapla, wereld spelmateriaal) Geef voorbeelden vanuit de werkelijkheid: voorwerpen, foto’s. Werkbladen zijn alleen zinvol als ze bijdragen aan een leerproces, bladen waar 1 oplossing goed is vragen weinig van het kind en zijn eigen oplossingsmogelijkheden. Opdrachten die meerdere oplossingsmogelijkheden vragen en uitdagend zijn, zijn te vinden in: Vooruit. Natuurhoek (seizoen gebonden materialen met o.a. vergrootglas) Jonge ontdekkers zijn sensitief, vaak komen alle zintuiglijke prikkels sterk binnen. Dit komt omdat zij aan alle prikkels een betekenis geven en soms ook een beeld bij vormen. Ook uit zich dat in het aanraken/betasten van alle mensen en materialen in hun omgeving. Deze kinderen nemen waar met hun hele lichaam. Als nadeel hierbij kun je zien dat deze kinderen gevoelig zijn voor geluiden en geuren en dit als negatieve prikkels ervaren. Denkspellen (Go-getter, Rush hour, Tangram, Nikitin…..) Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong hebben vaak meerdere oplossingen voor een probleem, vraag dus altijd naar het denkproces. Muziekhoek Luisteren en bewegen op muziek en muziek maken. Dramahoek Mogelijkheden om allerlei personages en situaties na te spelen. Ontwikkelingsmaterialen Stimuleer (als je niet te laat bent) deze kinderen om zelf oplossingen te bedenken of combinaties te maken met materialen. Voor de jonge ontdekker zijn ongevormde materialen of losse elementen een uitdaging. Tekenen/handvaardigheid Grote variatie aan materialen. Voor kinderen is het belangrijk dat ze hun eigen voorstelling/afbeelding mogen maken. Bewegingsspel zowel binnen als buiten: groot en klein materiaal
Tip: Ga in gesprek met het kind over het spel plan: Wat is je plan? Met kapla bouwen Wat ga je maken/spelen? Een dierentuin Met wie wil je samenwerken/spelen? alleen Wat heb je nodig? Kapla en kleine dieren Hoe ga je het doen?eerst…..,dan…. Hoe is het gegaan? goed Wat zou je volgende keer ook/anders doen? Eerst waterbassins maken.
Kring: Maak in de kring gebruik van allerlei werkvormen. Maak tijdens weekendgesprekken bijvoorbeeld 2 kringen waarbij kinderen tegenover elkaar zitten. De kinderen vertellen aan elkaar. Na enkele minuten draai je dit om. De kinderen draaien door als ze elkaar hebben verteld. Dit doordraaien wordt een aantal keren gedaan dan stopt dit. Hierdoor blijft concentratie en motivatie bestaan. Probeer kinderen met een voorsprong ook andere taken te geven zoals samen iets voorlezen of laat dit kind “notuleren” op groot bord wat wordt gezegd. Probeer de kring kort en bondig te houden en maak gebruik van kleine kringen. In kleine kring kunnen kinderen met een voorsprong samen ingaan op moeilijke onderwerpen en activiteiten. Denk bijvoorbeeld aan filosoferen met kinderen.
Mijn Persoonlijk Leer Plan
Naam:
Groep:
Wat wil ik weten:
Waarom wil ik het weten:
Wat weet ik er al van en bij welke vakgebied(en) sluit het aan:
Hoe ga ik het aanpakken: Stap 1: met wie ga ik samenwerken (of niet): Stap 2: waar ga ik informatie zoeken: Stap 3: hoe wil ik het presenteren: Stap 4: hoeveel tijd heb ik (nodig):
Aan de slag: Logboek van actie en reactie 1. 2. 3. Verslag van de presentatie: Datum:
Datum:
Logboek van mijn extra werk
Naam:
Start Datum:
Groep:
Welke taak of spel heb je gedaan:
Wat heb je geleerd:
Denk eraan: Het is je eigen leermoment!
Eind datum:
Paraaf leerkracht
Veel succes en plezier!
Hoe ga ik om met een systeem van gedragsmodificatie bij een onderpresteerder? Gedragsmodificatie is een benadering waardoor u door positieve en negatieve consequenties te verbinden aan het gedrag van de leerling probeert dit positief te beïnvloeden. Het uitgangspunt daarbij is dat u steeds probeert om samen met de leerling een zo positief mogelijke situatie te scheppen en de leerling binnen korte tijd succesvol kan zijn. De beloningen zijn positieve situaties (en dus geen presentjes en dergelijke) en de bestraffingen negatieve consequentie bestaat uit het gewoon afmaken van het werk op een moment dat dit minder plezierig voor de leerling is. Afhankelijk van de mate van onderpresteren en taakbesef past u de omvang van de taak, waarvoor de leerling een beloning kan halen, aan. Het proces werkt als onderstaand.
Stappenplan: 01.
U stelt het juiste didactische niveau van de leerling vast door middel van doortoetsen.
02.
U verzorgt een leerstofaanbod op basis van compacten en verrijken.
03.
U spreekt met de leerling af wat zijn taak voor die dag is.
04.
U maakt de eisen die u aan de taak stelt vooraf kenbaar (netheid, kwaliteit etc.)
05.
U zorgt ervoor dat de omvang van de taak reëel en haalbaar is.
06.
U stelt samen vast wanneer de leerling de taak per se moet af hebben (u kiest hiervoor bij voorkeur een moment aan het eind van de ochtend zodat de leerling ‘s middags eventueel zijn taak kan afmaken). U legt dit vast in een soort contractje met de leerling. Bedenk goed dat een contract iets wederkerigs in zich heeft en dat dus niet alleen de verplichtingen van de leerling benoemd moeten worden, maar ook uw eigen rol vastgesteld moet worden.
07.
Geef spelregels over de manier en de momenten waarop de leerling uw aandacht kan vragen voor ondersteuning.
08.
U stelt samen vast wat de beloning van de leerling wordt als hij zijn taak naar behoren volbracht heeft (bijvoorbeeld een sticker op een stickerkaart, de leerling mag dan na 5 stickers gedurende een half uur een zelfgekozen activiteit doen, mits hij die activiteit alleen kan doen en geen storende factor is voor de andere leerlingen in de groep).
09.
U stelt samen vast op welk moment de leerling zijn taak dient af te maken als hij deze aan het eind van de ochtend niet af heeft (tussen de middag, ’s middags tijdens de gymles of de kring, tijdens handarbeid et cetera). In het minst gunstige geval neemt de leerling aan het eind van de dag de taak mee naar huis of moet hij deze op school afmaken. In beide laatste gevallen dient u de volledige medewerking van de ouders te hebben.
10.
Let op dat u wel bedenkt dat alle negatieve consequenties die u aan het gedrag van de leerling verbindt, ook haalbaar moeten zijn. Loze ‘dreigementen’ zijn fnuikend voor het succes van uw programma want de leerling heeft al snel door dat u ze toch niet waar kunt maken.
11.
Per week breidt u de taakomvang van de leerling uit, totdat deze de gewenste omvang bereikt heeft. Binnen drie weken moet er zichtbaar resultaat zijn bij deze manier van werken. Blijft iedere vorm van resultaat uit, dan bespreekt u dit met de ouders. In het minst gunstige geval (indien er geen aanwijsbare oorzaken zijn voor het gedrag van de leerling en extern onderzoek niets oplevert) valt de leerling terug op het leerstofaanbod dat voor alle andere leerlingen uit de klas geldt. Dat is dus het punt waarop uw grenzen bereikt zijn. © Koninklijke Van Gorcum BV/dhh-
po.nl
Wat kan ik doen als laatste hulp bij onderpresteren? Er kunnen zich situaties voordoen met kinderen waarbij u alles al geprobeerd hebt, maar niets lijkt te werken. Dan is het moment gekomen dat u een afweging moet maken tussen hulp van buitenaf inschakelen of nog één laatste poging doen om de boel weer op de rails te krijgen. U dient zich er wel van bewust te zijn dat u dit zogenoemde noodscenario nooit zomaar kan toepassen, dat u medewerking van ouders, directie en groepsleerkracht nodig hebt en dat het echt het allerlaatste is wat u nog zelf kunt doen. Wees dus niet te snel met het toepassen van dit noodscenario en bedenk u goed dat dit slechts geschikt is voor éénmalig gebruik. Het noodscenario bestaat uit vijf fasen waarbij u van een absolute leertime-out naar volledige integratie gaat werken:
Fase 1: Het kind krijgt gedurende twee weken een leer time-out. Het komt wel dagelijks op school. Daarbij wordt verwacht dat hij op tijd is en zich aan de sociale regels houdt. Met betrekking tot de leerstof laat u het kind vrij of hij wel of niet zijn werk maakt. Voorwaarde is slechts dat zijn gedrag anderen niet mag storen en dat hij overlegt met de groepsleerkracht of de door hem gekozen activiteit haalbaar is. Om alle afspraken duidelijk op een rijtje te zetten kunt u met de leerling (en zijn ouders) een schriftelijke overeenkomst afsluiten waar alle betrokkenen hun handtekening onder zetten.
Fase 2: Na deze periode waarin alle partijen tot rust hebben kunnen komen gaat u met de leerling om de tafel zitten. De leerling moet zich er van bewust worden dat er een groot probleem is en dat hij mede-oplosser wordt van dit probleem. Luister daarbij goed naar wat de leerling te zeggen heeft en neem hem serieus. Bedenk daarbij wel dat een kind in deze fase waarschijnlijk de oorzaken van zijn problemen volledig buiten zichzelf zoekt. In deze tweede fase bepaalt u het didactische niveau van de leerling, zodat alle partijen weten wat zijn echte niveau is. Maak de leerling duidelijk dat hij een serieuze prestatie moet leveren omdat hij anders zijn eigen probleem in stand houdt. Mondeling toetsen verdient hierbij de voorkeur. Het is verstandig deze fase niet langer dan
maximaal twee weken te laten duren. Fase 3: In deze derde fase worden de zelfgekozen activiteiten van de leerling ingeruild voor regulier werk, passend bij het niveau. Dit impliceert dus dat dit niet altijd het groepsniveau hoeft te zijn. Samen met de leerling overlegt u welk deel van het reguliere leerstof aanbod het eerste terugkomt in zijn dagprogramma. Bespreek aan het eind van de dag hoe u beiden vindt dat de dag verlopen is. Zorg dat de leerling zich ‘gezien’ voelt en laat weten dat u het waardeert dat hij zijn best doet de afgesproken taak ook binnen de tijd af te ronden. Deze fase neemt ongeveer een week in beslag.
Fase 4: In de zesde week kiest de leerling een tweede leerstofonderdeel dat dagelijks terug gaat komen in zijn programma. Nog steeds blijft de leerling ruimte houden voor een zelfgekozen activiteit maar de tijd die hij hieraan kan besteden wordt steeds minder. Deze fase leent zich om de sociale positie van de leerling, die over het algemeen al langere tijd onder spanning heeft gestaan, te verstevigen.
Fase 5: De vijfde en laatste fase is het volledig terugbrengen van het reguliere leerstofaanbod. De leerling krijgt een vergelijkbaar aanbod als de andere hoogbegaafde leerlingen en de dagelijkse zelfgekozen activiteit maakt plaats voor een wekelijks gekozen activiteit waarbij andere hoogbegaafde kinderen betrokken worden. Zo wordt het proces van socialisatie gestimuleerd en heeft de leerling een eigen setting waarbij zijn begaafdheid wat meer de ruimte krijgt. In deze fase is het belangrijk dat u als leerkracht met de leerling afspreekt welke signalen de leerling zal afgeven als hij zelf vindt dat hij niet meer wordt uitgedaagd. Tevens moet de leerling duidelijk gemaakt worden dat het voorgaande proces niet zomaar weer herhaald wordt als het even niet zo goed gaat. Het noodscenario is vooréénmalig gebruik! © Koninklijke Van Gorcum BV/dhhpo.nl