Protocol (Hoog) Begaafdheid
1
Inhoudsopgave: 1. Inleiding …………………………………………………………………………
blz. 3
2. Doelstelling …………………………………………………………………….
blz. 3
3. Doelgroepen……………………………………………………………………
blz. 3
4. Signalering ……………………………………………………………………..
blz. 4
5. Diagnose fase …………………………………………………………………
blz. 5
6. Overwegingen bij het plan van aanpak …………………………………….
blz. 5
6.1 Versnellen ………………………………………………………………… 6.2 Verrijken …………………………………………………………………... 6.3 ontwikkelingslijn voor kleuters ………………………………………….. 7. Opstellen van een plan …………………………………………. …………...
blz. 5 blz. 6 blz. 6 blz. 7
8. Materialen ………………………………………………………………………
blz. 8
8.1 Informatie ………………………………………………………………….. 8.2 Materialen …………………………………………………………………. 9. Evaluatie ………………………………………………………………………..
blz. 8 blz. 9 blz. 9
2
1. Inleiding Onze visie, zoals in het Schoolplan verwoord, is dat we: De Wegwijzer en De Schoof een uitdagende en veilige leeromgeving willen laten zijn, waarin kinderen middels een actief leerproces gestimuleerd worden zich te ontwikkelen. Een actief leerproces houdt in dat kinderen zelf verantwoordelijkheid nemen en samen met de leerkracht hun leerdoelen bepalen. Belangrijk vinden we ook dat kinderen leren samenwerken door samenwerkend te leren. We willen een school zijn die kinderen “onderwijs op maat” biedt‟. De eerste regels van het Zorgplan van De Wegwijzer en De Schoof luiden: Ons uitgangspunt is dat we alle leerlingen op onze school de mogelijkheid willen bieden om zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen, zodat zij op een ononderbroken wijze de basisschool kunnen doorlopen. Kinderen hebben recht op een zo breed mogelijke zorg onzerzijds. Zorgverbreding is een vorm van pedagogisch en didactisch maatwerk dat door middel van signaleren, analyseren, plannen, uitvoeren en evalueren wordt aangeboden. Zorgverbreding raakt niet alleen de minder, maar ook de meerbegaafde leerlingen. Dit vereist van de school dat wij ons leeraanbod variëren en afstemmen op de leerbehoefte van de leerling‟. Hierin wordt duidelijk dat zorgverbreding alle kinderen raakt. In dit Protocol geven we aan hoe we om willen gaan met leerlingen, die meer dan gemiddeld begaafd zijn. Bekende problemen bij onvoldoende erkenning en aanpak van deze kinderen kunnen zijn: onaangepast gedrag, demotivatie, slechte werkhouding en verlies van eigenwaarde. De school onderkent deze problemen en wil met de implementatie van dit protocol waarborgen dat er voor deze groep kinderen adequate voorzieningen zijn. Met ons handelen willen onderpresteren voorkomen. 2. Doelstelling van het Protocol Dit protocol moet een praktische leidraad zijn voor leerkrachten en ouders. Doel is om voor de groep „meer dan gemiddeld begaafde leerlingen‟ extra maatregelen te treffen, zodat zij hun in potentie aanwezige vaardigheden in voldoende mate kunnen ontwikkelen. De ouders van de leerlingen waarvoor dit Protocol bedoeld is worden bij alle stappen, die genoemd worden, betrokken. De stappen staan beschreven in het Zorgplan. 3. Doelgroepen Over welke kinderen hebben we het hier eigenlijk? Allereerst moet dan de volgende vraag beantwoord worden. Wat verstaan we onder (hoog)begaafdheid? De meest gebruikte omschrijving van hoogbegaafdheid is die van Professor Monks. Deze omschrijving gaat ervan uit dat een hoogbegaafd kind beschikt over de volgende persoonlijkheidskenmerken : - hoge intelligentie: meestal wordt als grens een IQ van 130 of hoger gehanteerd - motivatie : doorzettingsvermogen om een taak te volbrengen - creativiteit: hiermee wordt bedoelt creatief zijn in het oplossen van problemen.
3
Dit protocol biedt ook handreikingen voor kinderen, die niet onder de bovenstaande definitie vallen, maar zeer goed presteren op sommige gebieden. Hoe bepalen we of een kind in de doelgroep valt? Om zekerheid te krijgen over het niveau van de intelligentie van een leerling moet een intelligentieonderzoek worden afgenomen. Ook op school kan er echter onderzoek gedaan worden. Er volgt dan geen IQ aanwijzing, maar er kan er kan wel vastgesteld worden dat een kind op hoogbegaafd niveau functioneert. Daarvoor gebruiken we het „SIDI Protocol‟. 4. Signalering In de groepen1 en 2 wordt in de maand oktober voor alle leerlingen het formulier „groepssignalering ontwikkelingsvoorsprong in groep 1 en 2‟ ingevuld en in de groepen 3 tot en met 8 het formulier „groepssignalering (hoog)begaafdheid‟ uit het SIDI-Protocol. De formulieren vragen alleen de kenmerken in te vullen, die op een leerling van toepassing zijn. Verder zijn bij de signalering van belang (zie onze Zorgmap): a. op het formulier, dat ouders invullen bij aanmelding, kan een ontwikkelingsvoorsprong aangegeven staan; b. op de poa-lijst, ingevuld door de peuterspeelzalen idem; c. de leerkracht signaleert na: - observaties; - analyse van methodegebonden - of CITO-toetsen; - gegevens van de sociaal-emotionele ontwikkeling; - gesprekken met de leerling of ouders. In het SIDI-Protocol zijn ook formulieren opgenomen voor signalering, wanneer bij binnenkomst als kleuter of in een hogere groep al bekend is dat er sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong of (hoog)begaafdheid. Ook zijn er formulieren voor signalering op initiatief van ouders en van medeleerlingen. Een kleuter met een ontwikkelingsvoorsprong kan opvallen door een of meer van de volgende kenmerken: een hoge score op kleutertoetsen / ontwikkeling van functies, een taalgebruik boven leeftijdsniveau, een sterk geheugen, een specifieke, gedurende lange tijd, interesse op een bepaald terrein, bedenkt creatieve oplossingen voor bepaalde problemen, leer zichzelf lezen / rekenen en/of tellen, is nieuwsgierig, stelt vragen, is opmerkzaam, observeert, is betrokken, neemt initiatieven, is onderzoekend, experimenteert, bouwt, ontwerpt, heeft een rijke fantasie, groot voorstellingsvermogen, sterke concentratie, oorspronkelijke humor, onafhankelijkheid, kan alleen spelen en werken, logisch denken, ziet relaties, verbanden, grotere patronen, is gevoelig, empathisch, zorgzaam.
4
Kenmerken van leerlingen van groep 3 en hogere groepen: een hoge score in leerlingvolgsysteem en methode-toetsen, een taalgebruik boven leeftijdsniveau, een sterk geheugen, goed gebruik kunnen maken van informatie, snel kunnen denken, snel problemen kunnen oplossen, hoofd- en bijzaken kunnen scheiden, een specifieke, gedurende lange tijd, interesse op een bepaald terrein, bedenkt creatieve oplossingen voor bepaalde problemen, een vermoeden van onderpresteren, opvallend gedrag. Is er een vermoeden van (hoog)begaafdheid, dan volgt de diagnose fase. 5. De diagnose fase. De eerste diagnose bestaat uit een oudergesprek. Ook deze stap wordt gemaakt aan de hand van formulieren. Vanaf de tweede diagnose, de observatie van de leerling kan gebruik gemaakt worden van een cd-rom. Vervolgens wordt er automatisch een verslag samengesteld. Met de toetsgegevens, de menstekening of de leerling-vragenlijst, de uitkomsten van het leerlingvolgsysteem (waarbij de sociaal-emotionele ontwikkeling is meegenomen en eventueel informatie van een extern deskundige wordt een plan van aanpak gemaakt. 6. Overwegingen bij het plan van aanpak. Bij het maken van een plan van aanpak voor een leerling zijn drie mogelijkheden die aandacht vragen: 6.1 versnellen 6.2 verrijken 6.3 het volgen van een eigen ontwikkelingslijn voor kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong. 6.1 Bij het versnellen (een groep overslaan) zijn de volgende punten van belang: In eerste instantie wordt gekeken naar de criteria, die we normaal gebruiken bij de overgang naar een volgende groep, extra goed wordt gekeken naar de volgende punten: Primaire criteria (kindgebonden): hoge intellectuele capaciteiten, didactische voorsprong > 6 maanden, didactische voorsprong op meerdere leerstofgebieden, spanningsboog, de leerling moet zijn aandacht langere tijd op zijn werk kunnen richten, werkhouding, de leerling moet over een werkhouding beschikken, die geen belemmering vormt voor het meedoen in een hogere groep, zelfstandigheid: de leerling moet over voldoende zelfstandigheid beschikken om zich in de volgende groep te handhaven,
5
sociaal – emotioneel: een kind moet aansluiting vinden bij kinderen die een jaar ouder zijn, geboortedag: vroege of late leerling, de fysieke gesteldheid: bij kinderen die vaak ziek zijn moet je voorzichtig zijn, eerdere vervroegde doorstroming, voldoende begeleidingsmogelijkheden in de nieuwe groep. (groepsgrootte, samenstelling, aantal zorgleerlingen) 6.2 Verrijken. Overwegingen die hierbij een rol spelen zijn: De activiteiten moeten aansluiten bij de interesse van de leerling. Door de leerling te betrekken bij de keuze van de activiteiten wordt hij / zij ook medeverantwoordelijk gemaakt. Het werken aan de activiteiten moet op de dag / weektaak van de leerling ingeroosterd staan. De rol van de leerkracht verandert van instructiegever naar procesbegeleider. De activiteiten moeten beoordeeld worden en ook vermeld op het rapport van de leerling vermeld worden. Er moeten beoordelingscriteria gesteld worden aan de opdrachten. Er moet voldoende variatie in de opdrachten en werkvormen zijn. Het is belangrijk dat er contact is met andere kinderen, die ook werken aan verrijkingstof. Samenwerken is verrijkend en voorkomt dat een kind een uitzonderingspositie gaat innemen. 6.3 Het volgen van een eigen ontwikkelingslijn voor kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong. Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong hebben meestal een didactische voorsprong. Het is van belang om deze kinderen adequate leerstof aan te bieden, anders kan het voorkomen dat ze gaan onderpresteren. De activiteiten moeten aansluiten bij de interesse van de leerling. De leerkracht neemt het initiatief en biedt de leerling verrijkende materialen actief aan. Het werken met verrijkende materialen komt in de plaats van het werken met ontwikkelingsmateriaal. Er worden duidelijke eisen gesteld aan het werk. Ook hier wordt gezocht naar „sparringpartners‟ omdat samenwerken verrijkend is en bovendien voorkomen wordt dat het kind een uitzonderingspositie in gaat nemen. Naast materialen die inzoomen op het leren lezen, schrijven en rekenen kunnen ook materialen worden in gezet die een beroep doen op het ruimtelijk inzicht van een leerling. Denk ook aan ontdekdozen, die een appel doen op experimenteren en zelf ontdekken. 7. Opstellen van een plan voor (hoog)begaafde leerlingen. Na het hoofdstuk over de doelgroepen is het in dit Protocol vooral gegaan over het signaleren en diagnosticeren van (hoog)begaafde leerlingen. Deze leerlingen volgen in principe, net als de andere leerlingen in de groep gewoon de methode. Ze werken dus niet vooruit.
6
Deze leerlingen worden: vooraf getoetst binnen de toetsmomenten van de klas, ze krijgen een minimum pakket van de reguliere stof. denk aan bijvoorbeeld de methode: Compacten en Verrijken van de Rekenles (SLO). Altijd wordt aangeboden: introductie van nieuwe elementen, de opdrachten met een probleemoplossend karakter, groepsgerichte activiteiten, de methodetoetsen, uitdagende verrijkingsstof uit de methode. In de tijd, die door deze werkwijze vrijkomt gaan zij aan de slag met verrijkingsstof. Keuze verrijkingsstof Leermaterialen speciaal ontwikkeld voor hoogbegaafde leerlingen. Leermaterialen als b.v. rekentoppers, rekentijgers, Somplex. Ander inhoudelijk interessant materiaal. Extra vakken of onderwerpen b.v. informatica, sterrenkunde, Spaans / Engels Verrijkingsprojecten. Het plan voor een (hoog)begaafde leerling en een kleuter met een ontwikkelingsvoorsprong wordt opgenomen in het groepsplan. Net als alle andere plannen wordt dit plan smart gemaakt, voor een bepaalde periode. Evaluatie van het plan is belangrijk, de volgende vragen worden hierbij gesteld: Zijn er knelpunten of problemen opgetreden? Is de compacting voldoende gebleken? Biedt de verrijkingsstof voldoende uitdaging? Hoe is de reactie van de leerling? Zijn de doelstellingen gehaald? Zijn er tussentijdse aanpassingen nodig geweest in het plan? Soms kan het nodig zijn om een speciaal handelingsplan te maken voor een (hoog)begaafde leerling. Zie hiervoor het Zorgplan. Aan dit Protocol wordt nog een overzicht toegevoegd waarin de afspraken staan die we op De Wegwijzer en De Schoof gemaakt hebben met betrekking tot de instructie en de leerstof die op de diverse vakgebieden gebruikt wordt voor (hoog)begaafde kinderen evenals een lijst met materialen.
7
8. Materialen. Informatie: Nog te actualiseren
Op internet is veel te vinden over hoogbegaafdheid: Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO), www.slo.nl Informatiepunt hoogbegaafdheid basisonderwijs Centrum voor begaafdheidsonderzoek, Radbout universiteit Nijmegen. Kennisnet www.beterweters.nl. Informatie hoogbegaafdheid ook games en lesmateriaal. Ouderverenigingen voor hoogbegaafden, Pharos, Hint Nederland en Goochem: www.koepelhb.nl Webquest Materialen: Aan dit Protocol wordt nog een lijst met materialen toegevoegd. 9. Evaluatie In schooljaar 2009 – 2010 wordt het Protocol ingevoerd. De werkgroep (hoog)begaafdheid blijft het komende jaar bestaan. De werkgroep bereidt een evaluatiemoment van het Protocol voor in een algemene personeelsvergadering. De „extra‟ materialen, die we op ‟De Wegwijzer en De Schoof hebben worden in schooljaar 2009-2010 geïnventariseerd en gerangschikt op bruikbaarheid per groep of bouw. Jaarlijks wordt, door de werkgroep, bekeken of de lijst met materialen aanvulling behoeft en wordt er daartoe een voorstel gedaan.
8