Appartementen of groepsbouw aansluiten op een warmtenet Brochure voor de bouwheer/projectontwikkelaar
Inhoudstafel INHOUDSTAFEL 1.
INLEIDING ................................................................................................................................................ 2
2.
OPBOUW VAN EEN WARMTENET ............................................................................................................ 3 2.1.
3.
DE AANSLUITING VAN EEN APPARTEMENT ............................................................................................. 4 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.4.1. 3.4.2. 3.4.3.
4.
STANDAARDCONCEPT.................................................................................................................................. 3
ALGEMEEN ............................................................................................................................................... 4 DE AANSLUITSLEUF ..................................................................................................................................... 5 DE AANSLUITPUT........................................................................................................................................ 5 DE AANSLUITBOCHTEN ................................................................................................................................ 5 AANSLUITBOCHT IN VOLLE GROND ............................................................................................................. 7 VARIANT 1, AANSLUITBOCHT IN KRUIPRUIMTE OF KELDER .............................................................................. 8 VARIANT 2, ZONDER AANSLUITBOCHT VOOR GROTERE PROJECTEN ................................................................... 9
OPSTELLING WARMTESTATION, AFGIFTESTATIONS EN/OF BUFFERVAT ................................................ 10 4.1. VERSCHILLENDE TYPES OPSTELLINGEN ........................................................................................................... 10 4.1.1. EIGENDOM INSTALLATIES ....................................................................................................................... 10 4.1.2. SCHEMATISCHE VOORSTELLING ............................................................................................................... 11 4.2. HET WARMTESTATION............................................................................................................................... 17 4.2.1. BENODIGD LOKAAL VOOR HET WARMTESTATION ........................................................................................ 17 4.2.1.1. MINIMALE AFMETINGEN ....................................................................................................................... 17 4.2.1.2. BOUWTECHNISCHE VEREISTEN ................................................................................................................ 18 4.2.2. TECHNISCHE SPECIFICATIES VOOR HET WARMTESTATION .............................................................................. 20 4.3. HET AFGIFTESTATION ................................................................................................................................ 21 4.3.1. BENODIGDE RUIMTE VOOR DE AFGIFTESTATIONS ........................................................................................ 21 4.3.1.1. BOUWTECHNISCHE VEREISTEN ................................................................................................................ 22 4.3.1.2. NIET TOEGELATEN RUIMTES ................................................................................................................... 22 4.3.2. TECHNISCHE SPECIFICATIES VOOR DE AFGIFTESTATIONS................................................................................ 22 4.3.2.1. SCHEMATISCHE VOORSTELLINGEN WARMTEWISSELAARS: ............................................................................. 23 4.3.3. DE STANDAARD AANSLUITBEUGEL ........................................................................................................... 24 4.3.4. DE MEETINRICHTING............................................................................................................................. 25
5.
TECHNISCHE SPECIFICATIES VOOR DE BINNENINSTALLATIE VAN WOONEENHEDEN .............................. 26 5.1.
6.
AANSLUITING AANVRAGEN OP EEN WARMTENET ................................................................................ 27 6.1. 6.2.
7.
VOORBESCHOUWING ................................................................................................................................ 27 ZO WERKT HET ......................................................................................................................................... 28
REALISEREN VAN EEN AANSLUITING, WIE DOET WAT?.......................................................................... 29 7.1. 7.2.
8.
NORMERINGEN........................................................................................................................................ 26
WAT DOET DE BOUWHEER? ....................................................................................................................... 29 WAT DOET EANDIS? ................................................................................................................................. 30
CONTACTGEGEVENS .............................................................................................................................. 31
Pagina 1
1. Inleiding Eandis en warmtenetten Eandis beheert de distributienetten voor elektriciteit en aardgas in 229 gemeenten van de kust tot de Kempen. Die expertise zet Eandis ook in voor het beheer van warmtenetten. Net zoals voor elektriciteit en aardgas hanteert Eandis over haar hele grondgebied uniforme voorschriften voor de aansluiting van gebouwen op een warmtenet. Dat biedt voordelen voor alle partijen, zowel op technisch vlak (uniforme methode voor architecten, aannemers en installateurs) als op financiële vlak (uniforme prijzen voor de warmtenetgebruikers binnen eenzelfde project). Brochure voor de bouwheer Deze brochure handelt over de aansluiting van groepsbouw of appartementen op een warmtenet. Ze beschrijft de technische en praktische modaliteiten waarmee de bouwheer rekening moet houden. Om te weten of een gebouw aansluitbaar is op het warmtenet kun je ons contacteren via e-mail op
[email protected] of telefonisch op 078 35 35 37.
Pagina 2
2. Opbouw van een warmtenet 2.1. Standaardconcept Warmtebron
Warmtestation Warmtenet
Afgiftestation huishoudelijk Warmtenet
Verwarming
Warm tapwater
Warmtestation grote klant/appartement op hoge temperatuur
Warmtestation grote klant/appartement op lage temperatuur
Verwarming / Warm tapwater
Verwarming / Warm tapwater
Een warmtenet is opgebouwd op basis van vier componenten: 1.
Warmteleidingen die warmte transporteert vanaf de warmteproductie-installatie, al dan niet via warmtestations, tot aan de aansluiting van de warmtenetgebruiker, en het afgekoelde water terug afvoeren.
2.
Warmtestation is een tussenstation waar het water van het achterliggend warmtenet wordt opgewarmd van 65°C tot 110 °C . Het warmtestation, opgesteld in het appartement en/of bouwproject zelf, is voorzien van een centrale warmtemeter.
3. Aansluiting appartement: het aftakpunt van de klant op het warmtenet. In een gebouw/project met meerdere (woon)eenheden kan het type warmteaansluiting variëren. Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 4.1.2. Schematische voorstelling in deze brochure. 4.
Afgiftestation: geeft in de wooneenheid de warmte af via 1 of 2 warmtewisselaars (projectafhankelijk), voor centrale verwarming en/of sanitair warm water. Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 4.1.2. Schematische voorstelling in deze brochure.
Hoe groter de afstand tussen de warmtebron en de gebruikers, hoe hoger de temperatuur in de warmteleidingen moet zijn om de gewenste temperatuur bij de klant te kunnen garanderen.
Pagina 3
3. De aansluiting van een appartement 3.1. Algemeen De aansluiting ligt op maximaal 25 meter van het warmtenet, met maximaal 6 lopende meter binnen in het gebouw (ondergronds, kelder of in een toegankelijke kruipruimte). De richtlijnen in deze brochure zijn van toepassing indien het warmtestation niet verder dan 25 m van de rooilijn ligt. Is de afstand in één van de drie gevallen groter, dan moet dit apart worden bekeken. Hiervoor kun je terecht bij Eandis (zie achteraan: ‘Contactgegevens’). De aanvoerleiding bestaat uit een flexibele stalen leiding, bestaande uit een dunwandige mediumbuis voorzien van PUR-isolatie en een mantel van PE. De uitwendige diameter van de mediumbuis is afhankelijk van het gewenste vermogen en wordt door Eandis bepaald op basis van het gevraagde aansluitvermogen.
Een appartementsgebouw of gebouw met meerdere eenheden kan op hogere of lagere temperatuur worden aangesloten, afhankelijk van het project. De verdere verdeling van warmte naar de individuele (woon)eenheden gebeurt dan al dan niet met een gereduceerde temperatuur. De aanvoertemperatuur schommelt tussen 65°C en 110 °C (kan variëren per project). De maximale drukklasse ligt tussen PN6 en PN16 (kan eveneens variëren per project).
Pagina 4
3.2. De aansluitsleuf Het binnenbrengen van de twee aansluitleidingen gebeurt door middel van een te graven sleuf. De sleuf vertrekt vanaf de rooilijn en eindigt aan de aansluitput (zie verder) aan de gevel van het gebouw. Ze wordt loodrecht op de rooilijn geplaatst op een minimum diepte van 900 mm (gemeten vanaf de onderkant tot het toekomstige maaiveld). Voor warmteleidingen moet de sleufbreedte zodanig zijn dat minstens 100 mm aan beide zijden vrij blijft om het degelijk verdichten van de grond, rondom de buis, mogelijk te maken met een minimale sleufbreedte van 600 mm. De sleufbodem moet door de bouwheer/projectontwikkelaar zodanig worden geëffend dat de te plaatsen leidingen over hun volledige lengte op de sleufbodem dragen. Het oppervlak van de sleufbodem moet bestaan uit een goede grondsoort, vrij van steenslag, harde, corrosieve, hoekige of snijdende, bijtende of giftige materie, metselwerk, betonconstructies e.d. die de leidingen zouden kunnen beschadigen. Tot 100 mm boven de bovenste raaklijn van de leiding dient door de bouwheer/projectontwikkelaar de aansluitsleuf te worden aangevuld met grondspeciën die vrij zijn van alle stenen, kwetsende voorwerpen en onbestendige (vb. plantaardige) materialen.
3.3. De aansluitput Om de aansluiting mogelijk te maken, moet aan de funderingsmuur, waar de wachtbuizen in de aansluitbocht (zie verder) komen, een aansluitput worden gegraven van minstens 2 m (lang) x 2 m (breed) x 1 m (diep). Zo een aansluitput is nodig ook als het warmtestation in een ruimte op het gelijkvloers komt.
3.4. De aansluitbochten Er zijn twee aansluitbochten vereist. In andere gevallen of bij twijfel kun je terecht bij Eandis. De aansluitbochten voor warmte hebben een minimale diameter van 160 mm. Plaats uitsluitend een door Eandis aanvaarde aansluitbocht. Heb je hierover nog vragen? Contacteer dan Eandis. De contactgegevens vind je achteraan deze brochure. Eén aansluitbocht bestaat uit een voorgevormde PE buis in 90° gezet met een diameter en buigradius volgens onderstaande tabel en heeft aan één zijde een minimale lengte van 3m. De aansluitbocht kan met PE worden verlengd doch de maximum lengte van een aansluitbocht in het gebouw gemeten bedraagt 6 m te meten vanaf de buitenkant van de gevel tot aan de vloerdoorvoer. Buitendiameter leiding (mm)
Binnendiameter muurdoorvoer (mm)
Buigradius (m)
75 – 77
160
0,8
90
160
0,9 of 0,8
>90
Laswerk
NVT
Pagina 5
De aansluitbocht zelf bestaat bij voorkeur uit één geheel. Koppelstukken mogen enkel gebruikt worden op rechte stukken leiding. Al de verbindingen tussen de stukken van de mantelbuis moeten waterdicht zijn. Door zijn lichtgewicht zijn deze bochten gemakkelijk te hanteren op de bouwwerf. Aan de straatzijde van het gebouw zijn de aansluitbochten in de gemetste of gegoten fundering te verwerken. De bovenzijde van de toegangsopeningen in de fundering ligt op minimum 600 mm onder het definitieve maaiveld. De openingen van de aansluitbochten zijn zorgvuldig afgedicht met gemakkelijk te verwijderen stoppen. Na het verwijderen van de stoppen moeten de aansluitleidingen gemakkelijk in de aansluitbochten te steken zijn. De toegangsopeningen van of naar de aansluitbochten in het gebouw eindigen minimum 30 mm boven de afgewerkte binnenvloer. Als het nodig is, moeten de toegangen van de aansluitbochten worden verlengd met PE-buizen en wel op een zodanige manier dat zich in de wachtbuis geen rand wordt gevormd. Stuiklastechniek is verboden. De muurdoorvoeren mogen intern niet behandeld worden met een product dat het materiaal aantast. Indien er een product wordt gebruikt om de leiding met minder wrijvingskracht door de muur te trekken, mag dit niet inwerken op de kwaliteit van de PE. De bouwheer zorg na de plaatsing van de warmteaansluiting zelf voor de waterdichtheid tussen de warmteleiding en de mantelbuis.
Pagina 6
3.4.1. Aansluitbocht in volle grond
Bovenaanzicht Muur
160 mm
A
160 mm
A
50 mm
340 mm
VERBINDINGSMOF
ZICHT B
Muur
Min 800 mm Max 6000 mm
Pagina 7
125 mm
220 mm
UITSPARING TE VOORZIEN IN DE WELFSELS
3.4.2. Variant 1, aansluitbocht in kruipruimte of kelder (aansluiting min 800 mm - max 6 000 mm)
Bovenaanzicht Muur
Muur 340 mm
VERBINDINGSMOF
A
220 mm
Min 800 mm Max 6000 mm
160 mm
50 mm
160 mm
ZICHT B
125 mm
UITSPARING TE VOORZIEN IN DE WELFSELS
Aandachtspunt bij opstelling in kelder: boor de muurdoorvoer op de afgesproken plaats zodat die op de juiste hoogte uitkomt. Komt de muurdoorgang niet op de juiste plaats uit, dan zijn er andere inbouwmaten nodig. Als de aansluitbocht door de funderingsvoet gaat is het aangewezen het metselwerk van de fundering te wapenen. Als de funderingsmuur breder is dan de opgaande muur, is de kans groot dat de openingen van de aansluitbochten meer dan 125 mm uit de opgaande muur komen. In dat geval is een aanpassing nodig om toch 125 mm van de opgaande muur uit te komen.
Pagina 8
3.4.3. Variant 2, zonder aansluitbocht voor grotere projecten
Boor een gat op de afgesproken locatie met de minimale diameter zoals afgesproken met uw contactpersoon of zoals vermeld op de offerte. De diameter is afhankelijk van het totale vermogen.
Plaats in het geboorde gat een mantelbuis met minimale diameter zoals afgesproken met uw contactpersoon of zoals vermeld op de offerte.
Indien het station op het gelijkvloers komt te staan en de aansluitdiameter is groter dan DN28: zorg voor een waterdichte werkput van 1m x 1m x 1m (lengte x breedte x diepte) aan de binnenzijde van het gebouw zoals afgesproken met uw contactpersoon. Zie achteraan: ‘Contactgegevens’.
Vooraanzicht Min 600 mm
Bovenaanzicht Muur
Muur
160 mm
50 mm
160 mm
Min 125 mm 160 mm
50 mm Min 370 mm
Pagina 9
160 mm
4. Opstelling warmtestation, afgiftestations en/of buffervat 4.1. Verschillende types opstellingen 1. Tweepijpse uitvoering zonder warmtestation, met individuele afgiftestations 2. Tweepijpse uitvoering met warmtestation en individuele afgiftestations 2.1. Individuele afgiftestations met twee warmtewisselaars 2.1.1. Variante uitvoering op vlak van eigendom installaties 2.2. Individuele afgiftestations met één warmtewisselaar 3. Vierpijpse uitvoering met warmtestation en centraal buffervat 3.1. Installaties met individuele warmtemeters voor verwarming en sanitair warm water 3.2. Installaties met individuele warmtemeter voor verwarming, individuele volumemeter voor sanitair warm water en centrale delta T-meter
4.1.1. Eigendom installaties Op de hiernavolgende schema’s staat aangegeven welke installaties behoren tot Eandis en welke behoren tot de binneninstallatie van het appartementsgebouw/bouwproject. De installaties van Eandis worden verzegeld.
Pagina 10
4.1.2. Schematische voorstelling 1. Tweepijpse uitvoering zonder warmtestation, met individuele afgiftestations
Pagina 11
2. Tweepijpse uitvoering met warmtestation en individuele afgiftestations 2.1. Individuele afgiftestations met twee warmtewisselaars
Pagina 12
2.1.1. Variante uitvoering op vlak van eigendom installaties
Pagina 13
2.2. Individuele afgiftestations met één warmtewisselaar
Pagina 14
3. Vierpijpse uitvoering met warmtestation en centraal buffervat 3.1. Installaties met collectieve warmtemeter ter hoogte van het warmtestation, individuele warmtemeters voor verwarming en sanitair warm water
Pagina 15
3.2. Installaties met collectieve warmtemeter ter hoogte van het warmtestation, individuele warmtemeter voor verwarming, individuele volumemeter voor sanitair warm water en centrale delta T-meter
Pagina 16
4.2. Het warmtestation Een warmtestation is een module voor een indirecte tweepijpse aansluiting met temperatuurbewaking van aan- en terugvoerleiding via één of twee platenwarmtewisselaars. De uitgang van de warmtewisselaar kan in twee- of vierpijpse uitvoering worden voorzien. Dit is projectafhankelijk.
Indicatief voorbeeld warmtestation type AquaHeat
4.2.1. Benodigd lokaal voor het warmtestation 4.2.1.1. Minimale afmetingen De afmetingen van het lokaal kunnen wijzigen naargelang het vermogen van het te plaatsen warmtestation. Bepaal dus eerst het totaal vermogen van het te plaatsen warmtestation en bespreek met Eandis op basis daarvan de benodigde afmetingen voor het lokaal. Het buffervat van de binneninstallatie mag niet mee in dit lokaal worden geplaatst.
Pagina 17
4.2.1.2. Bouwtechnische vereisten In principe moet u elk item uit onderstaande opsomming voor ‘OK’ kunnen aanvinken. Lukt dat voor sommige punten niet? Bespreek dit dan met uw contactpersoon bij Eandis.
Voor het lokaal □
□
□ □ □ □
□ □ □ □ □
□
□
□ □ □ □
In appartementsgebouwen moet het warmtestation in een aparte brandveilige ruimte worden geplaatst met een vloeroppervlakte van minimaal 4 m bij 2 m en een vrije hoogte van 2,4 m. Alle apparatuur die deel uitmaakt van de aansluiting, uitgezonderd de thermostaat, wordt geplaatst in deze ruimte die hiervoor ter beschikking wordt gesteld. Het lokaal is tegen de straatkant gelegen op het gelijkvloers of op de eerste kelderverdieping en mag geen ramen bevatten. De aan- en afvoerleidingen van het warmtenet moeten rechtstreeks vanuit de openbare weg in het warmtestation kunnen worden ingevoerd. Het lokaal moet op elk moment toegankelijk zijn voor Eandis, goed verlicht zijn (min. 500 lux) en beschermd zijn tegen alle weersinvloeden (droog, vorst- en windvrij). Het lokaal is vrij van andere (nuts)leidingen en uitrustingen, tenzij in onderling akkoord met Eandis. De vrije toegangsopening tot het lokaal bedraagt minimaal 1,5 m breedte en 2 m hoogte. De muren van het lokaal hebben een brandweerstand van ten minste 1 uur ‘EI60’ (vroegere benaming Rf1h) bij gebouwen met een hoogte tot 10 m en ten minste 2 uur ‘EI120’ bij gebouwen met een hoogte meer dan 10 m. Gemetselde muren moeten ingevoegd zijn. De muren moeten in een egaal lichte kleur (bij voorkeur wit RAL 9003) geschilderd worden om zo een maximale lichtopbrengst te voorzien bij noodverlichting. De fundering van het lokaal heeft een minimale vloerbelasting van 5kN/m². De vloer is effen en slipvrij. De geluidsisolatie van het lokaal moet minimaal zijn afgestemd op een geluidsniveau van 60dB(A). Het lokaal moet voorzien zijn van een waterafvoer om lekwater af te voeren. Die moet aangesloten zijn op het openbaar rioolstelsel en bestand zijn tegen een watertemperatuur van 90°C. Het lokaal dient enkel voor de warmte installatie en is geen stookplaats, opbergplaats of opslagplaats. Bovendien mag het lokaal mag niet worden ingeplant in lift-, lucht- of afvalkokers. De inplanting van het lokaal is zodanig gekozen dat de afstand tussen het warmtestation en de collectoren voor de centrale verwarming en het sanitair warm water bij voorkeur minder dan 1 meter bedraagt. Er is een elektrische voeding voor het warmtestation via een stopcontact 3F-10A, veiligheidsklasse IP44, geplaatst op max 1m van het warmtestation en conform het AREI. De aarding van het gebouw wordt geconstrueerd conform het AREI. Er is een mogelijkheid om een externe antenne aan te sluiten voor het versturen van gemeten verbruiksgegevens. Indien doorgedreven isolatie in het gebouw aanwezig is, is een kabelverbinding tussen warmtemeters en centrale stuureenheid nodig om gemeten verbruiksgegevens te versturen.
Pagina 18
Voor de toegangsdeur □
De deur heeft een brandweerstand van ten minste 1 uur ‘EI60’, tenzij het om een buitendeur gaat.
□
De deur moet van binnenuit altijd kunnen worden ontgrendeld en geopend.
□
De deur is buiten draaiend, sluit automatisch, is voorzien van een vast handvat en een pompsysteem.
□
De deur is in open toestand voorzien van een vergrendeling tegen windbelasting.
□
De deur mag geen roosters bevatten, tenzij het om een buitendeur gaat.
□
De deuropening heeft een vrije doorgang van minimaal 1,5 m en een vrije hoogte van 2 m.
□
Er mag geen niveau verschil zijn tussen vloerniveau voor en achter de toegangsdeur ook niet door metalen delen van de deuromlijsting.
Voor de ventilatie □
Er moet een permanente, natuurlijke (geen mechanische) ventilatie aanwezig zijn die bestaat uit een onder- en bovenventilatie. De onderventilatie bevindt zich maximaal 0,5 m boven de vloer. De bovenventilatie bevindt zich maximaal 0,1 m van het plafond.
□
De verluchtingsopeningen hebben minimaal een diameter van 160 mm en mag ook in vierkante uitvoering zijn.
□
De ventilatieopeningen of -kanalen monden uit op een veilige plaats, minimaal 1 m verwijderd van andere openingen of deuren.
□
De ventilatieopeningen of -kanalen zijn beschermd tegen neerslag, dieren en vreemde voorwerpen.
□
Verluchtingskanalen zijn zo geplaatst dat ze de natuurlijke ventilatie via onder- en bovenverluchting niet belemmeren.
□
De ventilatie wordt zodanig berekend zodat de temperatuur bij normale werking in het lokaal maximaal 40°C bedraagt.
Pagina 19
4.2.2. Technische specificaties voor het warmtestation
De maximale aanvoertemperatuur bedraagt 90°C en is projectafhankelijk. Zo bedraagt die voor het project Turnhout-Niefhout 60°C.
Een vertrektemperatuur tussen 55°C en 65°C (projectafhankelijk) wordt gegarandeerd.
De maximale terugvoertemperatuur bedraagt 30°C, wat wordt gegarandeerd door het ontwerp van de interne installaties voor ruimteverwarming en sanitair warm water . Voor het project Turnhout-Niefhout is dit 45°C.
Het vermogen is afhankelijk van de grootte van het bouwproject of de wensen van de verbruiker.
De maximale drukklasse bedraagt PN6 of PN16.
De maximale drukval over het toestel bedraagt 0,5 bar.
Een elektrische aansluiting 3F 400V - 16A.
Aansluitingen zijn warmtestation-afhankelijk. Alle componenten zijn gemakkelijk te bereiken voor inspectie of onderhoud. Alle aansluitingen zijn onderaan het toestel te bereiken. Alle hydraulische en elektrische aansluiten zijn gebeurd door de fabrikant.
Het toestel is getest in de fabriek, geproduceerd volgens ISO 9001-2000 en CE gemarkeerd.
Pagina 20
4.3. Het afgiftestation Een afgiftestation is een decentrale module voor directe of indirecte ruimteverwarming en sanitair warm water met terugvoertemperatuurbewaking via één of twee platenwarmtewisselaars.
Afgiftestation type Aqua Heat
Afgiftestation type Alfa Laval
4.3.1. Benodigde ruimte voor de afgiftestations De afgiftestations worden per wooneenheid en per verdieping geplaatst.
Pagina 21
4.3.1.1. Bouwtechnische vereisten In principe moet u elk item uit onderstaande opsomming voor ‘OK’ kunnen aanvinken. Lukt dat voor sommige punten niet? Bespreek dit dan met uw contactpersoon bij Eandis. □ De ruimte is een afzonderlijk lokaal of een kast die steeds en enkel toegankelijk is voor gebruikers en Eandis. □ Er is een waterbestendige aansluitplaat in multiplex van 18 mm dik met een minimale hoogte van 1100 mm voorzien. □ Er is een stopcontact IP44 mono 230V – 10A conform AREI en geplaatst op max. 1 m van het afgiftestation. □ De vloerbelasting in de ruimte bedraagt minimaal 5kN/m². □ De ruimte is goed verlicht en beschermd tegen weersinvloeden (droog, vorst- en windvrij) □ Als het afgiftestation is opgesteld bij de andere nutsvoorzieningen dan moet het naast of onder de elektriciteitsmeter hangen. In geen geval erboven. □ Als het om bouwtechnische redenen niet mogelijk is, kan mits akkoord van Eandis een andere opstellingswijze worden gevolgd. Maar de vrije ruimte tussen afgiftestation en grond moet in elk geval minimaal 60 cm zijn. □ Bij een vierpijpse opstelling worden de meterbeugel(s) per verdieping gemonteerd in een in makkelijk en steeds voor Eandis toegankelijke ruimte of kast.
4.3.1.2. Niet toegelaten ruimtes
Ruimtes lager dan de eerste kelderverdieping. Carports. Koel- en vriesruimten. Badkamers, doucheruimten of toiletten. Slaapkamers. Kruipruimten. Liftkokers.
4.3.2. Technische specificaties voor de afgiftestations De toestellen hebben een individuele instelling voor de ruimteverwarming en voor het sanitair warm water. De toestellen zijn geïsoleerd conform de energieprestatieregelgeving ‘Externe warmtelevering’ van het Vlaams Energieagentschap. De stations hebben compacte afmetingen en een laag gewicht. Alle componenten zijn gemakkelijk te bereiken voor inspectie of onderhoud. Alle aansluitingen bevinden zich onderaan het toestel. o
Elektrische aansluiting: mono 230V.
o
Wateraansluitpunten: zie verder bij ‘De standaard aansluitbeugel’.
Pagina 22
De 4 kogelkranen en 2 aansluitpunten voor de wateraansluitingen zijn, om verwarring te vermijden, vast gemonteerd op een standaardbeugel. De binneninstallatie heeft een automatische regeling. Wanneer de thermostaat geen signaal geeft tot verwarmen, zal de pomp onmiddellijk stoppen. Een circulatiepomp is in het afgiftestation geïntegreerd. Lage temperatuurkringen (over gedimensioneerde radiatoren en vloerverwarming) kunnen erop worden aangesloten.
4.3.2.1. Schematische voorstellingen warmtewisselaars: Opstelling met twee warmtewisselaars Seriële uitvoering SWW retour
SWW aanvoer
Sanitair Warm Water (SWW)
RVW Retour
Ruimte verwarming (RVW)
RVW aanvoer
Primaire retour
Primaire aanvoer
Parallelle uitvoering Primaire aanvoer
SWW retour
RVW aanvoer Warmte wisselaar
Warmte wisselaar
Ruimte verwarming (RVW)
Sanitair Warm Water (SWW)
RVW retour
SWW Aanvoer
Primaire retour
Pagina 23
Opstelling met één warmtewisselaars Primaire aanvoer
SWW retour Warmte wisselaar
Ruimte Verwarming (RVW)
Sanitair Warm Water (SWW)
SWW Aanvoer
Primaire retour
4.3.3. De standaard aansluitbeugel
1
2
3
4
5
1. Afsluiter voor de retourleiding naar het warmtenet (G3/4”). 2. Afsluiter voor de aankomstleiding van het warmtenet (G3/4”). 3. Aansluitpunt koud sanitair water (16 mm). 4. Aansluitpunt sanitair warm water (16 mm). 5. Afsluiter vertrekleiding centrale verwarming (G3/4”). 6. Afsluiter retourleiding centrale verwarming (G3/4”).
Pagina 24
6
4.3.4. De meetinrichting Samenstelling
Compacte, autonome warmtemeter voor inbouw in het afgiftestation.
Een ultrasone volumemeter met elektronische detectie die lage debieten precies meet.
Twee genormaliseerde temperatuursondes die permanent het temperatuurverschil meten tussen de in- en uitgang.
Berekeningselektronica.
Eigenschappen
Temperatuurbereik: 20 – 90°C.
Delta Temp: tussen 3 en 40°C.
Energieverbruik afleesbaar in kWh.
Beschermklasse: IP54.
Type warmtemeter geplaatst nabij een afgiftestation.
Type warmtemeter geplaatst in warmtestations.
Metercommunicatie De meetinrichting wordt aangevuld met een communicatiesysteem ten behoeve van de facturatie en/of het energiemanagement van het warmtenet. De warmtemeter stuurt dagelijks de gegevens door naar Eandis en de warmteleverancier, automatisch, correct, gemakkelijk en snel. De klant krijgt zo een nauwkeurige jaarlijkse factuur voor de verbruikte energie. De communicatie van de verschillende warmtemeters naar de verzamelunit gebeurt via GPRS of bij sterk doorgedreven isolatie in het gebouw via bekabeling.
Pagina 25
5. Technische specificaties voor de binneninstallatie van wooneenheden Met de binneninstallatie van de wooneenheden is in dit hoofdstuk bedoeld de installaties na de standaard aansluitbeugel van het afgiftestation. Afhankelijk van type uitvoering (Raadpleeg hoofdstuk 4.1: Verschillende types opstellingen) moet het ontwerp van de binneninstallatie worden aangepast. Contacteer hiervoor steeds Eandis. De onderstaande informatie is slechts indicatief. Sanitair warm water o
De aanvoertemperatuur is gegarandeerd tussen 50°C en 60°C (projectafhankelijk).
o
De maximale drukval over de sanitaire binneninstallatie bedraagt 0,5 bar.
o
Het vermogen bedraagt:
o
28 kW voor woningen met 1 badkamer
42 kW voor woningen met 2 badkamers
49 kW voor woningen met 2 badkamers en extra tappunten
Voor het project Turnhout-Niefhout bedraagt het vermogen 25kW
De maximale druk bedraagt PN6.
Ruimteverwarming o
De binneninstallatie is zo te ontwerpen dat de terugvoertemperatuur maximaal 30°C bedraagt. Voor het project Turnhout-Niefhout is dat 40°C.
o
Maximale druk bedraagt PN6.
o
Maximale drukval over de ruimteverwarming binneninstallatie bedraagt 0,2 bar.
o
Het vermogen bedraagt:
3 kW per wooneenheid
voor het project Turnhout-Niefhout is dat 5 kW per wooneenheid.
5.1. Normeringen De binneninstallatie moet voldoen aan: Alle Belgische normen en in het bijzonder de normen: o NBN EN ISO 4126 Veiligheidsvoorzieningen voor bescherming tegen ontoelaatbare overdruk. o NBN EN 12828 Het ontwerp van verwarmingssystemen met water in gebouwen. o NBN EN 1148 Warmtewisselaars, Water/waterwarmtewisselaars voor stadsverwarming, Beproevingsmethoden voor het vaststellen van de prestatiegegevens. Plaatselijke politie-, gemeente- en/of brandweerreglementen.
Pagina 26
6. Aansluiting aanvragen op een warmtenet 6.1. Voorbeschouwing Neem al in de ontwerpfase van dit bouwproject contact op met Eandis. Hoe vroeger, hoe beter! Uw contactpersoon bij Eandis zal met u het project tot in detail bespreken. Nieuwbouwappartement? Vraag dan ook de officiële busnummers aan. Beschikt u daar al over? Bezorg ze ons onmiddellijk. Geef door hoeveel afgiftestations, warmtemeters en hoeveel vermogen u (per wooneenheid) nodig hebt. U kunt dat doen volgens onderstaand voorbeeld. Een gemiddeld appartement heeft voldoende met een vermogen van 25 kW voor verwarming en sanitair warm water. Aan de hand van het aantal afgiftestations en het totale opgestelde warmtevermogen bepaalt Eandis of er een apart lokaal voor een warmtestation is te voorzien. Appartement
Busnummer
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Pagina 27
Vermogen (kW)
6.2. Zo werkt het 1. Eandis legt het warmtenet aan. 2. Bouwheer/projectontwikkelaar vraagt een warmte-aansluiting aan bij Eandis. Dit kan via het aanvraagformulier (www.eandis.be, rubriek Aansluitingen > Warmtenetten), via e-mail of telefonisch (zie contactgegevens achteraan deze brochure). Wij vragen aan de klant om samen met het aanvraagformulier het bouwplan van de appartementen/groepsbouw mee te sturen met duidelijke indicatie waar het warmtestations, de verschillende afgiftestations en/of het buffervat moet worden geplaatst. 3. De bouwplannen van het bouwproject worden besproken tussen bouwheer/architect/bouwpromotor en Eandis met als doel een optimale inplanting van het warmtestation, afgiftestations en/of buffervat te bepalen in functie van de aansluiting op het warmtenet en de warmteverdeling in de (woon)eenheden. 4. De aanvrager ontvangt een offerte, een aansluitcontract en de technische voorwaarden. De offerte vermeldt ook de uitvoeringstermijn en de EAN-codes van de aansluitingen. EAN staat voor European Article Number. Het is een unieke identificatiecode die vast verbonden aan de fysieke locatie van de aansluitingen. Ze bestaat uit 18 cijfers. Die code is belangrijk voor het afsluiten van een leveringscontract met een warmteleverancier en voor de correcte afrekening van uw verbruiken. 5. De bouwheer/projectontwikkelaar stuurt de ondertekende offerte samen met het aansluitcontract terug naar Eandis. 6. De bouwheer/projectontwikkelaar voert de voorbereidende werken uit zoals gespecificeerd in de offerte en maakt een afspraak met Eandis. 7. Eandis plaatst de aanvoerleiding, de terugvoerleiding en de aansluitbeugel volgens de specificaties bij de aanvraag. 8. De bouwheer/projectontwikkelaar kan zijn binneninstallatie aansluiten op de aansluitbeugel, dit in lijn met de specificaties van Eandis. 9. De bouwheer/projectontwikkelaar/eindgebruiker sluit een leveringscontract af met een warmteleverancier. 10. De bouwheer/projectontwikkelaar neemt contact op met Eandis voor de plaatsing van het warmtestation, de aansluitbeugels en/of de afgiftestations met warmtemeter. 11. Eandis plaatst het warmtestation en/of de afgiftestations met warmtemeter als de binneninstallatie voldoet aan alle vereisten. 12. Eandis stelt de warmte-installaties enkel in dienst als de bouwheer/projectontwikkelaar/eindgebruiker bij de plaatsing van de afgiftestations beschikt over een actief leveringscontract voor de verschillende leveringspunten. 13. Ten slotte kan de bouwheer/projectontwikkelaar, of zijn installateur, de verwarmingsinstallatie inregelen. Immers, Eandis is niet verantwoordelijk voor de binneninstallatie.
Pagina 28
7. Realiseren van een aansluiting, wie doet wat? 7.1. Wat doet de bouwheer? Algemeen o
De nodige graafwerken op privédomein.
o
Maken van een buitenput op privédomein met afmetingen 2 m X 2 m X 1 m diep op de plaats van de muurdoorgang in de gevel.
o
Leveren van 2 aansluitbochten in PE met een diameter 160 mm en de plaatsing ervan in de fundering van het gebouw voor de aanleg van de leidingen die deel uitmaken van de warmteaansluiting via uitsparingen in fundatie, muren en/of vloeren.
o
Ter beschikking stellen van de nodige ruimtes om het warmtestation en de afgiftestations op te stellen.
o
Leveren en plaatsen van de watervaste aansluitplaten.
o
Voorzien van de nodige elektriciteitsaansluitingen.
o
Leveren en plaatsen van de stijgleidingen tussen warmtestation en afgiftestation.
o
Leveren en plaatsen van de combi-lus met collectoren, alle leidingen, kranen, expansievat(en) en de circulatiepomp.
o
Eventuele bijvulvoorziening (volgens eisen watermaatschappij) ingeval van een aansluiting via een warmtestation.
o
Beveiliging tegen overdruk.
o
Afregelen van de verwarmingsinstallatie.
o
Isolatie van de leidingen en collectoren.
o
Aansluitleidingen tussen de aansluitbeugel Eandis en collectoren.
o
Plaatsen ter hoogte van het afgiftestation op het aansluitpunt voor koud drinkwater van een overdrukbeveiliging met waterafvoer en afstopkraan.
Verwarming o
Verwarmingslichamen bestaande uit overgedimensioneerde radiatoren en/of vloerverwarming.
o
De maximale terugvoertemperatuur bedraagt 30°C (projectafhankelijk, voor project Turnhout-Niefhout is dit 40°C).
o
Alle leidingen voor het aansluiten van de verwarmingslichamen.
o
Collectoren voor aanvoer en terugvoer, voor de aansluitleidingen van de verwarmingslichamen.
o
Bolkranen op de hoofdaansluitingen van de collectoren. Regelkraan op de aansluitingen van de collectoren.
o
Thermostatische kranen op de radiatoren.
Pagina 29
o
Bij combinatie van radiatoren en vloerverwarming, aparte collectoren voor de vloerverwarming met eigen circulatiepomp en thermostatische mengregeling.
o
Bij zoneverwarming, extra ruimtethermostaten compatibel met afgiftestation en hoofdthermostaat, en gemotoriseerde tweewegafsluiters op de aansluitingen op de collectoren.
o
Bijkomende accessoires kunnen noodzakelijk zijn voor vloerverwarming met een debiet groter dan 0,25 l/s. Bij combinatie van radiatoren en vloerverwarming kan de vloerverwarming een aparte beveiliging nodig hebben tegen te hoge temperatuur via een bypassvoorziening, wanneer de aanvoertemperatuur van de radiatoren de maximale aanvoertemperatuur van de vloerverwarming overschrijdt.
o
Drukverschillen in de warmtevoerende leidingen van de binneninstallatie worden opgevangen door middel van het plaatsen van een expansievat.
o
Wachtbuizen tussen het afgiftestation en de ruimtethermostaten.
o
Afregelen van de verwarmingsinstallatie.
Sanitair warm water o
Aansluiting van het drinkwaternet via een koudwateraansluiting en via een ontkalkingsinstallatie op de aansluitbeugel van het afgiftestation (projectafhankelijk).
o
Warmwaterleidingen met kraanwerk.
o
Aansluiting van de warmwaterleidingen op de aansluitbeugel van het afgiftestation.
o
Op het aansluitpunt van het sanitair warm water is een overdrukventiel met afvoer te plaatsen en dit ter hoogte van de aansluitbeugel.
7.2. Wat doet Eandis? Aanleg van het warmtenet in de straat. Graafwerken op openbaar domein. Plaatsen van de aanvoer- en terugvoerleiding in de fundering van het gebouw. De leidingen zullen correct gepositioneerd worden. De leidingen liggen loodrecht op de rooilijn. Leveren, plaatsen, installeren en aansluiten van het warmtestation. Aankoppeling van het warmtenet op het warmtestation. Leveren en plaatsen van de aansluitbeugels met aansluitpunten tegen de houten wand. Leveren, plaatsen en installeren van het afgiftestation (projectafhankelijk). Aankoppeling van het warmtenet op de afgiftestations. Leveren, plaatsen, installeren en testen van de centrale warmtemeter. Leveren, plaatsen, installeren en testen van de individuele warmtemeters (projectafhankelijk). Leveren, plaatsen, installeren en testen van de individuele kamerthermostaten (projectafhankelijk). Indienstelling van de aansluiting op het warmtenet.
Pagina 30
8. Contactgegevens Voor vragen over (nieuwe) warmteaansluitingen kunt u terecht bij Eandis, via: E-mail:
[email protected] Telefoon: 078 35 35 37 werkdagen 8-20 uur, zaterdag 9-13 uur (zonaal tarief)
Postadres: Eandis Warmtenetten, Brusselsesteenweg 199, 9090 Melle Kijk ook op www.eandis.be, rubriek Aansluitingen, Warmtenetten.
Brochure bouwheer appartementen – warmtenetten - mrt. 2016 - v.u. : Isabel Van Cutsem, Communicatie - Brusselsesteenweg 199, 9090 Melle. Gedrukt op milieuvriendelijk papier. Pagina 31