Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken Noord-Nederland - Versie 28 april 06
Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken bibliotheken Noord-Nederland Auteurs: Henk Pilon (Biblionet Groningen), Gerard Meijer (PBc Drenthe) Inleiding Anderhalf miljoen Nederlanders hebben moeite met lezen en schrijven, dat is meer dan 10% van de Nederlandse bevolking. Deze laaggeletterden of ‘functioneel analfabeten’ zijn onvoldoende toegerust voor de eisen die de huidige kenniseconomie aan ze stelt. Bovendien is hun ‘laaggeletterdheid’ een bron van sociale, politieke en culturele uitsluiting. Binnen de groep van anderhalf miljoen laaggeletterden zit een groep van ongeveer 250.000 (autochtone) Nederlanders die in het geheel niet kunnen lezen en schrijven. Met het Aanvalsplan Laaggeletterdheid1 (2006 – 2010) wil de Rijksoverheid het probleem van de laaggeletterdheid krachtdadig en offensief aanpakken. Bibliotheken, onderwijs, volwasseneneducatie en werkgevers moeten nauw met elkaar samenwerken om dit beleid tot een succes te maken. Gemeenten hebben een bijzondere verantwoordelijkheid omdat zij, naast lokale overheid, ook publieke werkgever, uitvoerder van de sociale zekerheid en opdrachtgever van de volwasseneneducatie zijn. Kaders Het Aanvalsplan Laaggeletterdheid stelt de landelijke beleidskaders voor terugdringing van laaggeletterdheid in Nederland. Op de deelgebieden ‘leerlingen en ouders’, ‘de werkende laaggeletterde’ en ‘de lerende volwassene’ zijn daarvoor concrete en meetbare doelen geformuleerd. Aan lezen en leesbevordering wordt in het aanvalsplan een apart hoofdstuk (‘de lezer’) gewijd. Leesbevordering levert zowel preventief als curatief een belangrijke bijdrage aan een geletterde samenleving, aldus het aanvalsplan. Bibliotheken verrichten belangrijk werk op het terrein van de leesbevordering en zijn daarin een natuurlijke partner van het onderwijs. Leesbevordering en bestrijding van laaggeletterdheid liggen in elkaars verlengde en versterken elkaar. Bibliotheken richten vanuit hun leesbevorderingsbeleid bijvoorbeeld Makkelijk Lezen Pleinen op en organiseren cursussen interactief voorlezen voor peuterspeelzaalleidsters. Zij leveren daarmee tevens een bijdrage aan de bestrijding van taalachterstanden. Door het organiseren en faciliteren van internetcursussen en het laagdrempelig beschikbaar stellen van digitale informatie(bestanden) leveren bibliotheken op het terrein van de media-educatie ook een maatschappelijke bijdrage. Omdat tussen geletterdheid en mediageletterdheid een nauw verband bestaat (aanvalsplan, pag. 42), liggen ook hier aanknopingspunten voor de bestrijding van laaggeletterdheid. In de provincie Groningen werken bibliotheken en ROC samen aan de ontwikkeling van een nieuw plan voor de bestrijding van laaggeletterdheid dat goed past in het onderhavige project (zie kader). Biblionet Groningen en het Noorderpoort College werken samen aan de ontwikkeling van het TOP project, voor laaggeletterde autochtone en allochtone ouders. TOP staat voor Taal en OpvoedingsProgramma. Dit programma kan worden ingezet in duale trajecten taalonderwijs in combinatie met opvoedingsondersteuning. TOP is multimediaal: interactief webbased met audioondersteuning en pen- en papier materiaal voor gebruik in situaties waarin geen apparatuur beschikbaar is. Het programma wordt zodanig ingericht dat laaggeletterden ook zonder begeleiding van een docent met het programma kunnen werken waardoor dit concept van belang wordt voor bibliotheken en de netwerken waarin bibliotheken opereren. Voor de opzet maakt TOP gebruik van belangrijke elementen uit het bestaande programma CIO2.
1
-
Van A tot Z betrokken; Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006 – 2010, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Van A tot Z betrokken; Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006 - 2010, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 25 november 2005.
1
Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken Noord-Nederland - Versie 28 april 06
Leesbevordering behoort binnen het proces van de bibliotheekvernieuwing tot de kerntaken van het bibliotheekwerk. De bibliotheek verricht deze taken steeds meer in netwerkverband, samen met het onderwijs en andere sociaal-culturele partners. Dit sluit goed aan bij de kaders die in het aanvalsplan laaggeletterdheid geschetst worden: de doelen uit het aanvalsplan moeten ingebed worden “in een ensemble van ondersteunende activiteiten, die mensen weer aan het lezen zetten” (aanvalsplan, pag. 40). De strijd tegen laaggeletterdheid is verder het effectiefst wanneer hij op lokaal niveau wordt gevoerd, in de directe omgeving van de betrokkenen. De Leesbevorderingsnetwerken zoals die in de provincie Drenthe zijn ontwikkeld door de Provinciale Bibliotheekcentrale Drenthe vormen daarvoor een uitstekend model. In de provincies Drenthe en Groningen is inmiddels al veel ervaring opgedaan met deze lokale/regionale leesbevorderingsnetwerken die met projectfinanciering van Stichting Lezen tot stand zijn gekomen. Openbare Bibliotheken, onderwijsinstellingen (voorschools, PO, VO) en gemeenten maken deel uit van deze netwerken. Dit model is ook bruikbaar voor andere regio’s in Nederland. Aangezien door de drie noordelijke provincies ook al op andere terreinen wordt samengewerkt, zoals in de dienstverlening aan het onderwijs, ligt het voor de hand de in Drenthe en Groningen ontwikkelde deskundigheid te transporteren naar Friesland. Hiermee kan een stevig interprovinciaal netwerk worden gerealiseerd dat als model voor andere regio’s in Nederland gebruikt kan worden. Dit verklaart waarom, naast het Ministerie van OCenW, ook het Procesbureau Bibliotheekvernieuwing, de Vereniging van Openbare Bibliotheken en Stichting Lezen als partijen bij dit proces betrokken zijn. Leesbevorderingsnetwerken Bibliotheken voeren al jaren een actief leesbevorderingsbeleid met als doelstelling het ontwikkelen van een doorgaande leeslijn voor de voorschoolse periode, het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. Hiermee heeft de bibliotheek een belangrijke rol als ondersteuner voor docenten en opvoeders. De doorgaande leeslijn van de bibliotheken sluit aan op het taalbeleid van de gemeenten en de activiteitenplannen van scholen en instellingen. Het gemeentelijke leesbevorderingsnetwerk is een platform waar overlegd wordt, informatie wordt uitgewisseld, plannen worden gemaakt en uitgevoerd. De onderwerpen van het overleg zijn ‘lezen’ en ‘leesbevordering’, kinderen van 0 tot 18 jaar zijn de doelgroep en de overlegpartners zijn alle instellingen die binnen de gemeente op de een of andere wijze betrokken zijn bij lezen en leesbevordering (zoals scholen, voorschoolse instellingen en de bibliotheek). Samen willen ze tot een goed gestructureerd gemeentelijk leesbevorderingsaanbod komen met een duidelijke doorgaande leeslijn. Door goede onderlinge afstemming kan het effect van alle inspanningen gemaximaliseerd worden. Het uiteindelijke doel is kinderen en jongeren meer, beter en met meer plezier te laten lezen. Iedere, aan het gemeentelijke leesbevorderingsnetwerk, deelnemende organisatie levert een leescoördinator, die namens de organisatie deelneemt aan het gemeentelijke leesbevorderingsoverleg en de leesbevorderingsactiviteiten binnen de eigen organisatie coördineert. Het netwerk vergadert minimaal twee keer per jaar en kan opgesplitst worden in werkgroepen die een deelonderwerp uitwerken. Waar mogelijk wordt in een gemeente aansluiting gezocht bij bestaande overlegstructuren. De bibliotheek geeft -als spin in het web- leiding aan het gemeentelijke leesbevorderingsnetwerk, levert de voorzitter (de netwerkcoördinator) en stelt in overleg met de betrokken instellingen het gemeentelijke leesbevorderingsplan op, de leidraad voor de uitvoering van het gemeentelijke leesbevorderingsbeleid. De deelnemers formuleren hun eigen plannen en wensen in een (school)leesplan. Door alle leesplannen naast elkaar te leggen en te analyseren kan de bibliotheek onderzoeken op welke punten een gemeentebrede aanpak mogelijk is. Deze punten worden vastgelegd in een gemeentelijk leesbevorderingplan en in het netwerk besproken. De gemeente wordt op de hoogte gesteld van dit gemeentelijke leesbevorderingsplan en kan, waar nodig, om een financiële bijdrage gevraagd worden. Samenvattend: de kern van de leesbevorderingsnetwerken is de gestructureerde, planmatige en vraaggerichte aanpak in combinatie met het in netwerkverband samenwerken op gemeentelijk niveau - bottom up. Van leesbevorderingsnetwerk naar netwerk laaggeletterdheid De bestaande leesbevorderingnetwerken krijgen met het aanvalsplan laaggeletterdheid een extra focus op de bestrijding van laaggeletterdheid. Impliciet waren de acties vanuit de leesbevorderingsnetwerken al gericht op laaggeletterdheid, nu is het doel dit ook expliciet te formuleren en uit te werken in modellen en nieuwe samenwerkingsverbanden.
2
Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken Noord-Nederland - Versie 28 april 06
De leesbevorderingsnetwerken bundelen de ‘laaggeletterdheidsexpertise’ van de sectoren bibliotheken en (initieel) onderwijs. De netwerken worden vanuit het lokale/regionale niveau gekoppeld aan bestaande of nieuw op te zetten netwerken op provinciaal en landelijk niveau. Rijk, provincies en gemeenten dienen, ieder vanuit hun eigen taakstelling, een actieve rol te spelen met als doel de bestaande en te ontwikkelen netwerken structureel in te bedden in de gemeentelijke, provinciale en landelijke (politieke) agenda’s die relevant zijn op dit terrein. Dit is van belang omdat alleen op deze wijze structurele financiering voor de continuïteit van de netwerken kan worden gerealiseerd. Doelen Het project leesbevorderingsnetwerken en laaggeletterdheid wil bereiken dat: - Nieuwe leesbevorderingsnetwerken worden ontwikkeld (Friesland) en bestaande netwerken verder worden gestructureerd (Groningen en Drenthe); - De netwerken een duidelijke focus krijgen op leesbevordering én bestrijding van laaggeletterdheid vanuit de doelstelling mensen meer, met meer plezier en beter te laten lezen; - Bestaande deskundigheid op het gebied van de bestrijding van laaggeletterdheid wordt samengebracht en verstevigd; - De inzet en het gebruik van bestaande instrumenten en programma’s wordt vergroot; - Het project als resultaat werkbare en overdraagbare modellen oplevert om het netwerkmodel in de rest van Nederland te implementeren. Doelgroep De leesbevorderingsnetwerken richten zich primair op kinderen van 0-18 jaar en hun ouders en (professionele) opvoeders. Via het netwerk van professionals in de vroeg- en voorschoolse educatie, onderwijs, bibliotheken en welzijnssector wordt de doelgroep bereikt. De keuze voor de doelgroep kinderen en hun ouders/opvoeders is een pragmatische omdat bibliotheken daarmee binnen de leesbevordering de meeste ervaring hebben. In het Aanvalsplan Laaggeletterdheid, hoofdstuk ‘De lezer’, wordt uitgegaan van een inbedding in de bestaande leesbevorderingsnetwerkstructuur van de doelen en programma’s uit de overige hoofdstukken van het aanvalsplan. De aanpak vanuit de bibliotheken kan de opmaat vormen om in de toekomst ook andere doelgroepen (zoals lerende volwassenen en werkenden) op basis van het netwerkmodel te bedienen. Rollen overheden Rijk, provincies en gemeenten hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid bij het bestrijden van laaggeletterdheid. Binnen gemeentes vormen lokale aanvalsplannen laaggeletterdheid de basis voor het beleid om laaggeletterdheid terug te dringen. Provincies zijn verantwoordelijk voor de coördinatie van de lokale aanvalsplannen en voor de samenwerking tussen betrokken partijen. Het Rijk op haar beurt faciliteert de provincies en gemeenten. Rijk, provincies en gemeenten treden op als opdrachtgever en zijn daarmee verantwoordelijk voor de uitvoering van beleid. Om het beleid rond laaggeletterdheid vorm te geven beschikken de overheden over een aantal instrumenten: •
Op gemeentelijk niveau zijn dit de Vernieuwingsagenda openbaar bibliotheekwerk, het lokaal taal- en onderwijsbeleid en het Lokaal Aanvalsplan Laaggeletterdheid. Een goede afstemming van deze agenda’s moet de basis leggen voor structurele financiering waarmee de continuïteit van de leesbevorderingsnetwerken en lokale programma’s voor het terugdringen van laaggeletterdheid kan worden gerealiseerd. Dit is met name van belang omdat gemeenten vanaf 1 augustus 2006 een extra verantwoordelijkheid krijgen voor de aanpak van onderwijsachterstanden in het PO en de VVE (aanvalsplan, pag. 36).
•
Voor de provincies bieden de Marsrouteplannen een handvat om de aanpak van laaggeletterdheid te verbinden met het proces van de bibliotheekvernieuwing. Voor Groningen, Friesland en Drenthe zullen de middelen die voor het hoofdstuk ‘De Lezer’ in het landelijke aanvalsplan beschikbaar zijn, als aanhangsel deel van de bestaande marsrouteplannen gaan uitmaken. Bestrijding van laaggeletterdheid en de rol van bibliotheken daarin zal tevens meegenomen worden in de Noordelijke Onderwijsagenda die thans door de provincies Groningen, Friesland en Drenthe wordt voorbereid.
3
Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken Noord-Nederland - Versie 28 april 06
•
Op landelijk niveau wordt de Aanvulling Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk verbonden met het Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006 – 2007. Met besluitvorming over de inzet van middelen door de Stuurgroep Bibliotheekvernieuwing wordt de rol van openbare bibliotheken op het gebied van laaggeletterdheid zichtbaar gemaakt.
Uitgangspunten en resultaten Bij het inrichten van het netwerk voor Groningen, Friesland en Drenthe gelden de volgende uitgangspunten en willen we de volgende zaken bereiken: •
Overheid als opdrachtgever: rijk, provincies en gemeenten treden op als opdrachtgever en zijn als zodanig verantwoordelijk voor uitvoering van het beleid.
•
Bibliotheek als opdrachtnemer: voor de doelgroep (laaggeletterde) lezers treden de bibliotheken op als opdrachtnemer. Zij doen dit door de bestaande leesbevorderingsnetwerken uit te breiden naar netwerken die ook het bestrijden van laaggeletterdheid tot hun taak rekenen. Om landelijke toepassing mogelijk te maken zijn naast de bibliotheekorganisaties in Groningen, Friesland en Drenthe ook de Vereniging van Openbare Bibliotheken en Stichting Lezen vanaf het begin nauw bij dit proces betrokken; De lokale overheid is opdrachtgever en heeft de regie (het ‘wat’), bibliotheken zijn opdrachtnemer en gaan over de uitvoering (het ‘hoe’).
•
Aansluiting bij de bestaande leesbevorderingsnetwerken: bij het bestrijden van laaggeletterdheid kan worden aangesloten bij de bestaande leesbevorderingsnetwerken2 in Groningen en Drenthe. In Friesland zijn nog geen leesbevorderingsnetwerken. Bij de vorming van nieuwe netwerken zal aangesloten worden bij de structuur van de gevormde of nog te vormen basisbibliotheken in de drie provincies. Zie hiervoor de bijlage;
•
Vraaggericht werken: binnen de nieuwe netwerkstructuur zal zoveel mogelijk vraaggericht gewerkt worden. De diverse netwerkdeelnemers zullen binnen het netwerk hun prioriteiten aangeven en binnen het netwerk wordt daarna per gemeente/netwerk onder leiding van de bibliotheek een lijst met gezamenlijke doelen/prioriteiten opgesteld. Deze werkwijze volgt een jaarlijkse cyclus van planning en control;
•
Deskundigheid: de bestaande deskundigheid op het gebied van de leesbevorderingsnetwerken zal uit Drenthe richting Friesland geëxporteerd worden. Groningen en Drenthe zullen samen de leesbevorderingsnetwerken inhoudelijk verder versterken en uitbouwen tot netwerken die ook het bestrijden van laaggeletterdheid expliciet tot doel hebben. Daarvoor worden lokaal, regionaal en landelijk opererende samenwerkingspartners benaderd. Om de deskundigheid binnen de netwerken (verder) te versterken zal een programma van deskundigheidbevordering aangeboden worden aan de participanten binnen het netwerk. Daarbij wordt uitgegaan van het bestaande scholingsaanbod op dit terrein dat eventueel nog voor het onderhavige project aangepast kan/moet worden. Mogelijk kunnen de ROC’s en de VOB hierin nog een rol spelen als aanbieder van cursussen;
•
Samenwerking met derden: er wordt samenwerking gezocht met organisaties die lokaal, regionaal en landelijk werkzaam zijn op het terrein van de laaggeletterdheid. Binnen de
-
Drenthe: Project Gemeentelijke Leesbevorderingsplannen; op weg naar een doorgaande leeslijn School - Bibliotheek - Gemeente. Projectbudget; € 571.763, -- (inclusief de door Stichting Lezen toegekende subsidie van € 142.938, --) voor een periode van 3 jaar. Groningen: Lezers in het web; netwerken die de doorgaande leeslijn in de provincie Groningen tot stand brengen, oktober 2005. Projectbudget; € 403.500, -- (inclusief de door Stichting Lezen toegekende subsidie van € 110.500, --) voor een periode van 3 jaar.
2
-
4
Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken Noord-Nederland - Versie 28 april 06
doelstellingen van het project worden waar mogelijk en waar zinvol samenwerkingsverbanden aangegaan. Te denken valt bijvoorbeeld aan een koppeling met het werk van de ROC’s die zich met name richten op laaggeletterde volwassenen, terwijl bibliotheken zich richten op kinderen van 0 tot 18 jaar. Er wordt verder zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande plaatselijke en regionale initiatieven; •
Samenwerking tussen gemeenten: de samenwerking tussen kleine gemeenten wordt gestimuleerd;
•
Productontwikkeling: Het netwerk voorziet niet in productontwikkeling maar maakt zoveel mogelijk gebruik van materiaal dat reeds beschikbaar is zowel binnen als buiten de bibliotheeksector. Dit materiaal wordt geïnventariseerd en, indien nodig, op geschiktheid beoordeeld;
•
Overdraagbaarheid: het project levert als resultaat werkbare en overdraagbare modellen op om het netwerkmodel in de rest van Nederland te implementeren. De projectresultaten worden landelijke gecommuniceerd en daarvoor wordt een communicatieplan opgesteld. (Zie ook pagina 35/36 van het Aanvalsplan Laaggeletterdheid over de samenwerkingsdraaiboeken.)
•
Initiële subsidie: voor het uitbreiden van het leesbevorderingsnetwerk naar laaggeletterden is voor Groningen, Friesland en Drenthe een initiële (Rijks) subsidie van € 300.000, -beschikbaar (€ 150.000, -- voor 2006 en € 150.000, -- voor 2007).
Continuïteit Voor projecten die met projectsubsidie worden opgezet is continuïteit na beëindiging van de subsidieperiode een belangrijk punt van aandacht. Gemeenten zullen bereid moeten zijn structureel in de leesbevorderingsnetwerken te investeren. Het proces van de bibliotheekvernieuwing maakt het mogelijk dat investeringen in en het onderhoud van de leesbevorderingsnetwerken de gemeenten geen extra geld hoeft te kosten omdat het Rijk, naar verwachting, ook na 2007 middelen voor vernieuwing van het bibliotheekwerk beschikbaar zal stellen. Uitbreiding van de leesbevorderingsnetwerken tot netwerken die ook de laaggeletterdheid als bestrijden, voegt een extra dimensie aan de netwerken toe. Als gemeenten bereid zijn hun bestaande VVE budgetten daarvoor te combineren met de vernieuwingsgelden liggen er voldoende kansen om het bestrijden van laaggeletterdheid tot een succes te maken. Structurele financiering van de opgebouwde netwerken is een noodzakelijke voorwaarde voor het succes van de netwerken. De te vormen netwerken laaggeletterdheid dienen daarom ingebed te zijn in lokale aanvalsplannen laaggeletterdheid Tot slot Tot slot van deze projectbeschrijving willen we nog memoreren dat laaggeletterdheid een hardnekkig en ingewikkeld probleem is. Laaggeletterden zijn als groep zeer gevarieerd en moeilijk te bereiken omdat zij maatschappelijk weinig participeren en niet lezen; de problematiek is heel complex en gaat veel verder dan ‘lezen en schrijven’ alleen. Tel daar nog eens de regionale verschillen binnen Nederland bij op en het is duidelijk dat een generieke aanpak bij voorbaat gedoemd is te mislukken. De rijksoverheid zet daarom in haar Aanvalsplan Laaggeletterheid ook in op een specifieke aanpak op lokaal niveau. Verder zal de aanpak breed zijn, gericht op de opgroeiende, lerende en werkende mens. De brede aanpak betekent tevens dat het niet alleen gaat om onderwijs, maar ook om cultuur en informatie. Binnen deze aanpak past de inzet van het bibliotheekwerk uitstekend: het is lokaal georganiseerd en bevindt zich op de snijvlakken van onderwijs, cultuur en informatie. Maar laten de verwachtingen niet te hooggespannen zijn. Zoals gezegd, de problematiek is taai en complex. Het budget dat beschikbaar is voor het onderhavige project is relatief klein (300.000 euro voor twee jaar, te verdelen over drie provincies). De doelstellingen moeten daarom bescheiden zijn. Het leesbevorderingnetwerk is trouwens een middel en geen doel, het is een plek waar samenwerkende partijen bij elkaar komen om de krachten te bundelen en in samenwerking meer te bereiken dan afzonderlijk. Als de bibliotheek daarin een samenbindende rol kan spelen, dan doet ze dat graag. Maar wil het project werkelijk succes hebben, dan moet er sprake zijn van een goede inbedding in de lokale aanvalsplannen laaggeletterdheid met een duidelijke betrokkenheid van de lokale overheden.
5
Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken Noord-Nederland - Versie 28 april 06
Begroting en uitwerking in drie deelplannen • De totale begroting projectbegroting van 300.000 euro voor een periode van drie jaar, wordt in drieën geknipt, waarbij het grootste aandeel van het budget naar Friesland gaat omdat in deze provincie de leesbevorderingnetwerken nog geheel opgebouwd moeten worden. Zie bijgevoegde begroting. • Het tijdstip waarop begonnen kan worden zal waarschijnlijk niet vóór 1 juli 2006 liggen. De projectperiode komt daarmee uit op anderhalf jaar; • Er is rekening gehouden met een stelpost voor deskundigheidsbevordering zonder dat op dit moment al helder benoemd is waaruit de deskundigheidsbevordering zal moeten bestaan.
6
Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken Noord-Nederland - Versie 28 april 06
Plan van aanpak netwerk laaggeletterdheid provincie Drenthe en Groningen Inventarisatiefase en keuze pilotgemeenten De eerste fase van het project zal bestaan uit inventariseren van de doelgroep (laaggeletterden) per gemeente en het inventariseren per gemeente (en provincie) van de aanwezige infrastructuur van instellingen die actief zijn op het gebied van laaggeletterdheid. Alle gemeenten in de provincies Drenthe en Groningen worden daarvoor benaderd. Afronding van deze fase bestaat uit de keuze van twee tot drie (pilot)gemeenten per provincie waar het project uitgevoerd zal worden. De Groningse en Drentse gemeenten worden vervolgens op de hoogte gesteld van de keuzes en de verdere invulling van het project. De uitvoering vraagt om ‘commitment‘ vanuit de gemeente. B en W zullen het raamplan en het plan van aanpak moeten onderschrijven als ze als pilotgemeente aan het project mee willen doen. De inzet van projectgelden is verder alleen zinvol als een en ander een structureel vervolg krijgt, ondersteund met structurele middelen vanuit de gemeente (vernieuwingsgelden, onderwijsgelden). Startfase netwerkvorming Na de inventarisatiefase komen we aan de fase dat de bestaande leesbevorderingsnetwerken uitgebouwd worden tot netwerken die ook de bestrijding van laaggeletterdheid tot hun taak rekenen. Je kunt organisaties binnen een netwerk niet tot samenwerking ‘dwingen’; samenwerking moet groeien, men moet elkaar vinden. Binnen het project wordt hiermee een begin gemaakt, maar het proces van netwerkvorming is een doorlopend proces dat geen punt heeft waarvan gezegd kan worden: nu is het werk gedaan. In de startfase van de netwerkvorming is het belangrijk perspectief te schetsen. Netwerkpartners moeten elkaar leren kennen (visie, missie en programma) en moeten onderzoeken waar samenwerkingskansen liggen: wat kunnen we samen doen om de laaggeletterdheid binnen de gemeente beter aan te pakken? Het gezamenlijke doel moet goed in beeld komen: zoveel mogelijk laaggeletterden bereiken en ze op zo effectief mogelijke wijze programma’s aanbieden. Het gaat provinciaal en gemeentelijk om een breed spectrum aan instellingen, van peuterspeelzaal en bibliotheek tot en met ROC. Sommige instellingen, zoals peuterspeelzalen, bibliotheken en basisscholen, staan heel dicht bij de dagelijkse praktijk en hebben veel contact met de doelgroep, maar beschikken over relatief weinig expertise. Andere instellingen, zoals de ROC’s, staan verder van de dagelijkse praktijk maar beschikken over veel expertise. De koppeling tussen deze verschillende kwaliteiten vindt plaats in het netwerk laaggeletterdheid. Het bezoeken van potentiële netwerkdeelnemers, het inventariseren van hun ervaring met de doelgroep laaggeletterden (successen, problemen) en hun wensen/vragen leveren input voor de startbijeenkomsten die de afsluiting vormen van deze startfase netwerkvorming. Startbijeenkomsten Het is van belang dat de potentiële netwerkdeelnemers door de gemeente uitgenodigd worden om naar de startbijeenkomst te komen. De gemeente zal als regisseur van het lokale beleid en als subsidiegever duidelijk moeten maken wat zij van betrokkenen verwacht en welke rol de netwerken laaggeletterdheid krijgen. Zonder bij het schrijven van deze notitie de agenda van de startbijeenkomst volledig te willen bepalen, is het van belang vast te stellen dat ‘actieve participatie’ van doorslaggevende betekenis is bij netwerkvorming. Op de startbijeenkomsten zal daarom een beeld geschetst worden van de problematiek laaggeletterdheid en een overzicht gegeven worden van de lokale situatie, maar het accent zal toch moeten liggen bij de praktische ervaringen die genodigden met deze doelgroep hebben. Door uitwisseling van ervaringen en discussie, kan tijdens de startbijeenkomst al enig perspectief ontstaan op samenwerkingsvormen om laaggeletterdheid aan te pakken. Belangrijk: op de startbijeenkomst zal duidelijk afgekaderd moeten worden dat de insteek van het project vooralsnog gericht is op lezen en leesbevordering. Daarmee wordt een vruchtbare bodem gelegd voor verdere afstemming en planvorming. Om de startbijeenkomst een vliegende start te geven en de discussie (betrokkenheid) op gang te brengen kan voorafgaand aan de bijeenkomst een enquête gehouden worden onder de genodigden over hun ervaringen met de doelgroep. Als in de enquête tevens enkele stellingen worden opgenomen waarop men moet reageren, is er al ‘input’ voor een interessante discussie. De resultaten van de enquête geven ook een beeld van de beginsituatie in de gemeente en de mogelijke
7
Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken Noord-Nederland - Versie 28 april 06
scholingsbehoefte/wens van de deelnemers. Op basis van de startbijeenkomst en de enquêtegegevens kan er een scholingsaanbod voor de netwerkdeelnemers gezocht/samengesteld worden. Inventarisatie productenaanbod Wat is het (landelijke, provinciale en plaatselijke) leesbevorderingsaanbod voor laaggeletterden en wat is er bekend over de effectiviteit van de diverse producten en programma’s? We sommen hier alvast een serie producten op waarmee binnen de bibliotheeksector wordt (samen)gewerkt en/of die op dit moment binnen de sector ontwikkeld worden en die een duidelijke relatie hebben met de bestrijding van laaggeletterdheid: • • • • • • • • • • • •
Makkelijk Lezen Punten/Pleinen Boekenpret Verteltassen project De Brede school (Casanovaproject) Top 4 Speciaal Onderwijs, Top 4 VO Interactief Voorlezen en VVE Schoolbieb.nl CIO2 en TOP Digitale steunpunten in kleine dorpskernen Boekendienst aan huis Seniorweb Boekenpret en koppeling met opleiding onderwijsassistenten ROC’s
Scholingsaanbod Om de netwerken laaggeletterdheid vanaf het begin een duidelijke impuls te geven, is het handig in de fase na de startbijeenkomsten een vervolg te vinden waarmee de afzonderlijke ‘klokken’ op elkaar afgesteld kunnen worden en men elkaar kan leren kennen. Alle deelnemers moeten een helder beeld krijgen van de problematiek en de doelen die we met het netwerk nastreven. Kennisoverdracht en kennisuitwisseling zijn in deze fase dus belangrijk. Scholing geeft mogelijkheden elkaar beter te leren kennen en een opstap te maken naar het daadwerkelijk ‘netwerken’. Zowel de projectcoördinatoren als de netwerkdeelnemers hebben (waarschijnlijk) scholing nodig. De bijscholing van de projectcoördinatoren zal vooral bestaan uit het voeren van gesprekken met sleutelfiguren en het lezen van relevante vakliteratuur en beleidsstukken. Al werkende scholen zij zichzelf bij. Tijdens de gesprekken met sleutelfiguren inventariseren zij op welke wijze de netwerkdeelnemers bijgeschoold kunnen worden. We hebben het dan over inhoudelijke bijscholing rond het onderwerp laaggeletterdheid. Het kan zijn dat we ook nog verdere bijscholing/training aan moeten bieden rond het onderwerp ‘netwerkvorming’ of rondom de problematiek waarmee de netwerkdeelnemers zelf worstelen. Sommige netwerkdeelnemers hebben scholing nodig (bijvoorbeeld basisscholen), anderen kunnen scholing geven (bijvoorbeeld de ROC’s). Gemeentelijke leesbevorderingsplan met focus op laaggeletterdheid Het sluitstuk van het hele proces van netwerkvorming zal een gemeentelijk leesbevorderingsplan opleveren met een duidelijke focus op laaggeletterdheid. In dat plan leggen de netwerkdeelnemers vast wat hun doelen zijn voor het komende jaar (of jaren) en op welke wijze die doelen gerealiseerd zullen worden. Lezen en leesbevordering vormen in eerste instantie het uitgangspunt voor de plannen. Communicatie Netwerken is communiceren. Om de communicatie binnen en tussen de netwerken te versterken willen we een op CMS-technologie gebaseerde website opzetten. De website moet afzonderlijke netwerken een eigen virtuele ruimte bieden om met elkaar te overleggen, samen aan stukken te werken en agenda’s voor te bereiden. Symposium/manifestatie Tot slot kan overwogen worden de afsluiting van het project een moment te kiezen waarop de plannen breed voor het voetlicht worden gebracht. Mogelijk kunnen de betrokken gedeputeerden, de
8
Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken Noord-Nederland - Versie 28 april 06
commissarissen van de Koningin of prinses Laurentien (Stichting Lezen en Schrijven), hier een prominente rol in vervullen. Volgens het CINOP zou 8 september, de dag van de alfabetisering, een goed aanknopingspunt bieden voor een noordelijke afsluiting. Overdraagbaarheid in modellen en protocollen De resultaten de drie deelprojecten in Drenthe, Groningen en Friesland zullen in een eindrapport gebundeld worden dat overdraagbare modellen en protocollen zal bevatten, waarmee het project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken op efficiënte wijze in de rest van het land uitgevoerd kan worden.
9
Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken Noord-Nederland - Versie 28 april 06
Plan van aanpak leesbevorderingsnetwerk provincie Fryslân Introductie project bij bibliotheken en gemeenten In Fryslân zal de eerste fase van het project bestaan uit de introductie van de plannen bij bibliotheken en gemeenten. In deze fase wordt geïnventariseerd welke gemeenten en bibliotheken meedoen en op welke wijze de zes op te zetten leesbevorderingsnetwerken worden samengesteld. In Fryslân zal het niet gaan om doelen met betrekking tot laaggeletterdheid (zoals in de pilotgemeenten in Groningen en Drenthe), maar zal het gaan om de introductie van de leesbevorderingnetwerken zoals ze op dit moment al in Groningen en Drenthe functioneren. Op termijn kunnen de doelen vanuit het Aanvalsplan Laaggeletterdheid aan deze netwerken toegevoegd worden. De Friese gemeenten worden op de hoogte gesteld van inhoud en intentie van het project en de reikwijdte van het bijbehorende plan van aanpak. We doen dit door middel van een voorlichtingsbijeenkomst voor ambtenaren en wethouders. Het project vraagt om ‘commitment ‘ vanuit de gemeente. Dit project geldt voor de Nederlandse taal en waar mogelijk zal de Friese taal, als tweede rijkstaal, meegenomen worden. Startfase netwerkvorming Na de introductiefase komen we aan de fase dat de netwerken voorzichtig ‘opgebouwd’ worden. Je kunt organisaties binnen een netwerk niet tot samenwerking ‘dwingen’; samenwerking moet groeien, men moet elkaar vinden. Binnen het project wordt hiermee een begin gemaakt, maar het proces van netwerkvorming is een doorlopend proces dat geen punt heeft waarvan gezegd kan worden: nu is het werk gedaan. In de startfase van de netwerkvorming is het belangrijk perspectief te schetsen. Netwerkpartners moeten elkaar leren kennen (visie, missie en programma) en moeten onderzoeken waar samenwerkingskansen liggen: wat kunnen we samen doen om de leesbevordering binnen de gemeente beter aan te pakken? Het gezamenlijke doel moet goed in beeld komen: zoveel mogelijk kinderen (0 tot 18 jaar) bereiken en ze op zo effectief mogelijke wijze programma’s aanbieden. De belangrijkste netwerkpartners zijn de voorschoolse instellingen, basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs. Er zal vooroverleg zijn met de gemeente (afdeling onderwijs/welzijn) over hoe het invoeringstraject binnen de gemeente wordt uitgezet. De plannen worden door de gemeente geïntroduceerd op het reeds binnen de gemeente bestaande ambtelijk overleg met de scholen. Zonodig volgt er nog overleg met andere (onderwijs)gremia binnen de gemeente, zoals het onderwijskansenoverleg. In deze fase gaat het om het verwerven van draagvlak. Startbijeenkomsten Het is van belang dat de potentiële netwerkdeelnemers door de gemeente uitgenodigd worden om naar de startbijeenkomst te komen. De gemeente zal als regisseur van het lokale beleid en als subsidiegever duidelijk moeten maken wat zij van betrokkenen verwacht en welke rol de leesbevorderingsnetwerken krijgen. Op de startbijeenkomst krijgen de potentiële netwerkdeelnemers informatie over de voorgeschiedenis en inhoud van het project en de vervolgstappen: de cursus Open Boek voor leescoördinatoren, de cursus Boekenwijzer voor leidsters van kinderopvang en peuterspeelzalen, de gemeentelijke leesplannen en het nieuwe leesbevorderingsaanbod. Scholingsaanbod Voor leerkrachten in het basisonderwijs organiseren we de cursus Open Boek. Deze opleiding tot leescoördinator is eerder in Groningen en Drenthe uitgevoerd. Deelnemers die de cursus succesvol met een schoolleesplan afronden ontvangen het ‘certificaat leescoördinator’. Het is de bedoeling dat de leescoördinatoren hun scholen in het leesbevorderingsnetwerk gaan vertegenwoordigen. Er is een taakomschrijving leescoördinator en er zijn modellen voor schoolleesplannen en gemeentelijke leesplannen die bij dit scholingstraject ingezet kunnen worden. De leidsters van kinderopvang en peuterspeelzalen krijgen de cursus Boekenwijzer of een cursus uit het aanbod van de taallijn VVE. Dit is een cursus over het gebruik van boeken en lezen in de voorschoolse leeftijd en daarmee wordt de basis gelegd voor een verder scholings- en productenaanbod vanuit de bibliotheken. Een cursus voor het voortgezet onderwijs organiseren is moeilijk, o.a. omdat je daar met vakdocenten te maken hebt en ‘lezen en leesplezier’ in het totale lesaanbod veel minder centraal staat dan in het basisonderwijs. Het voortgezet onderwijs participeert ook minder actief in de
10
Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken Noord-Nederland - Versie 28 april 06
leesbevorderingsnetwerken (is de ervaring in Drenthe en Groningen). Bilaterale contacten tussen bibliotheek en school werken in deze sector het best en in gebieden met meerder VO scholen, is het mogelijk een overleg te starten waarbij ervaringen worden uitgewisseld en vanuit de bibliotheek het leesbevorderingsprogramma wordt toegelicht en gepromoot. Gemeentelijke leesbevorderingsplan Het sluitstuk van het hele proces van netwerkvorming zal het gemeentelijk leesbevorderingsplan zijn. In dat plan leggen de netwerkdeelnemers vast wat hun gezamenlijke doelen zijn voor het komende jaar (of jaren) en op welke wijze die doelen gerealiseerd zullen worden. Doorgaande Leeslijn Bibliotheken kunnen besluiten hun producten aan het onderwijs aan te bieden in de vorm van een Doorgaande Leeslijn. In Groningen en Drenthe is er een Doorgaande Leeslijn voor de voorschoolse instellingen, voor het basisonderwijs en voor het voortgezet onderwijs. De Doorgaande Leeslijn geeft de leesbevorderingsnetwerken een goede inhoudelijke basis om over de producten te praten en om ze verder te ontwikkelen. Ook in Fryslân is het verstandig dat bibliotheken in het kader van dit project hun leesbevorderingsaanbod (indien nodig) invullen rondom de gedachte van een doorgaande leeslijn: het realiseren van een aanbod met voldoende en afwisselend lees(bevorderings)aanbod voor iedere leeftijds(groep) tot 18 jaar. Communicatie Netwerken is communiceren. Om de communicatie binnen en tussen de netwerken te versterken willen we een op CMS-technologie gebaseerde website opzetten. De website moet afzonderlijke netwerken een eigen virtuele ruimte bieden om met elkaar te overleggen, samen aan stukken te werken en agenda’s voor te bereiden. Symposium/manifestatie Tot slot kan overwogen worden de afsluiting van het project een moment te kiezen waarop de plannen breed voor het voetlicht worden gebracht. Mogelijk kunnen de betrokken gedeputeerden, de commissarissen van de Koningin of prinses Laurentien (Stichting Lezen en Schrijven), hier een prominente rol in vervullen. Volgens het CINOP zou 8 september, de dag van de alfabetisering, een goed aanknopingspunt bieden voor een noordelijke afsluiting. Overdraagbaarheid in modellen en protocollen De resultaten de drie deelprojecten in Drenthe, Groningen en Fryslân zullen in een eindrapport gebundeld worden dat overdraagbare modellen en protocollen zal bevatten, waarmee het project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken op efficiënte wijze in de rest van het land uitgevoerd kan worden.
11
Project laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken Noord-Nederland - Versie 28 april 06
Bijlage 1
Basisbibliotheken/Clusters Groningen, Friesland en Drenthe
Groningen Cluster Groningen stad, Haren Westerkwartier
Friesland
Drenthe
Inwoners Basisbibliotheek 193.500 Noordoost Fryslân
Inwoners Basisbibliotheek
Inwoners
98.000 Aa en Hunze
25.000
60.000 Noordwest Fryslân
78.000 Assen
62.000
Noord Groningen I
42.000 Midden-Fryslân
42.000 Borger-Odoorn
26.000
Noord Groningen II
71.000 Zuidoost Fryslân
80.000 Coevorden
36.000
Oldambt
50.000 Súd Fryslân
82.000 Emmen
Menterwolde, Pekela, Veendam Zuid-Groningen
55.000 Súdwest Fryslân 50.000
Meppel
31.000
Hoogezand, Slochteren Haren
49.000
Midden-Drenthe
33.000
Noordenveld
32.000
Tynaarlo
32.000
Exclusief Smallingerland
Totaal
570.500 Totaal
102.000 Hoogeveen
54.000
(54.000) Westerveld
19.000
De Wolden
24.000
482.000 Totaal
12
108.000
482.000