Project
Divers werken in de kinderopvang
Colofon Dit eindrapport is geschreven in het kader van het project ‘Divers werken in de kinderopvang’. Een initiatief van CKO De Koepel met de steun van het Federaal Impulsfonds voor Migrantenbeleid en het Regionaal Sociaaleconomisch Overlegcomité. CKO De Koepel Voorzitter: Alain Cnudde Condédreef 16 bus A 8500 Kortrijk Met veel dank aan de stuurgroep, alle partners van CKO De Koepel en alle betrokkenen binnen het project (zie bijlage 1). De stuurgroep: Marieke de Jong (deSOM vzw) Nele Hofman (OCMW) Ann Vandamme (Integratiedienst Stad Kortrijk) De namen van de citaten van mensen die ik interviewde zijn fictief. Ondersteuning lay-out: Elke Cuvelier
1
Inhoud 1.
Inleiding en probleemstelling................................................................................ 3
2.
Het concept Centrum Kinderopvang (CKO) ............................................................. 5 2.1 Historiek CKO De Koepel ............................................................................... 5 2.2 CKO De Koepel als werkgever ........................................................................ 6 2.2.1 Soorten kinderopvang en diplomavereisten ............................................... 7 2.2.2 Personeelsbestand CKO De Koepel ........................................................... 8
3.
Project ‘Divers werken in de kinderopvang’ binnen CKO De Koepel .......................... 10 3.1 Aanleiding ................................................................................................. 10 3.2 Aanpak ..................................................................................................... 11 3.3 Onderzoeksvragen ..................................................................................... 11 3.4 Opbouw rapport ......................................................................................... 11
4.
Mannen in de kinderopvang ............................................................................... 13 4.1 De drie maatschappelijke functies ................................................................ 13 4.2 De deelname aan de opleiding kinderzorg, zowel in het secundair onderwijs als volwassenenonderwijs ....................................................................................... 14 4.2.1 Drempels binnen de opleiding ............................................................... 14 4.2.2 Aanbevelingen .................................................................................... 15 4.3 De doorstroom naar kinderopvang als werkomgeving ..................................... 16 4.3.1 Drempels op de werkvloer .................................................................... 16 4.3.2 Aanbevelingen .................................................................................... 16 4.4 Conclusie .................................................................................................. 17
5.
Mensen van allochtone origine in de kinderopvang ................................................ 18 5.1 De drie maatschappelijke functies ................................................................ 19 5.2 Deelname aan de opleiding kinderzorg .......................................................... 21 5.2.1 Drempels secundair onderwijs ............................................................... 21 5.2.2 Drempels volwassenenonderwijs ........................................................... 22 5.2.3 Aanbevelingen .................................................................................... 23 5.3 Doorstroom naar de kinderopvang als werkomgeving ..................................... 24 5.3.1 Drempels............................................................................................ 24 5.3.2 Aanbevelingen .................................................................................... 25 5.4 Visie op kinderopvang of andere drempels die spelen ..................................... 26 5.4.1 Drempels............................................................................................ 26 5.4.2 Aanbevelingen .................................................................................... 27
6.
Conclusie ......................................................................................................... 28
2
1. Inleiding en probleemstelling Kinderopvang is vandaag niet meer weg te denken uit onze geïndustrialiseerde samenleving. De nood aan kinderopvang weerspiegelt niet enkel de emancipatie en tewerkstelling bij vrouwen maar ook de steeds meer toenemende economische druk. Dat kinderopvang bestaat voor werkende ouders is algemeen bekend en aanvaard want het ondersteunt onze economie. Ouders kunnen gaan solliciteren of een opleiding volgen. Maar ook voor mensen die het even lastig hebben om zelf in te staan voor hun gezin is er kinderopvang. Deze opvang is acuut en moeilijker in te plannen. Uit onderzoek blijkt kinderopvang onderhevig te zijn aan het Matteüs-effect 1 . Het grootste deel van de gebruikers zijn middenklassegezinnen waarvan beide ouders werken. Alleenstaande ouders, ouders van allochtone origine en laaggeschoolde ouders vinden moeilijker kinderopvang. Tegelijkertijd bewijzen langetermijnsonderzoeken uit verschillende OESO-landen de voordelen van kwaliteitsvolle kinderopvang en kwaliteitsvol onderwijs bij jonge kinderen in het kader van armoedebestrijding. Met als voorwaarde dat deze kwaliteitsvolle opvang ook gekoppeld wordt aan gezinsondersteuning. Kwaliteitsvolle kinderopvang en kleuteronderwijs kan de schoolresultaten verbeteren, de effecten zijn zelfs hoger bij kinderen in armoede en bij kinderen van laaggeschoolde ouders. Bijkomende resultaten zijn hogere tewerkstelling bij moeders, minder gezinsarmoede, betere opvoedingsvaardigheden bij ouders en een grotere verbondenheid binnen het gezin en de gemeenschap. Voor kinderen van allochtone origine zou het de integratie en taalvaardigheid bevorderen. Barrières waarmee ze reeds bij de start van hun schoolloopbaan te kampen hebben. Kortom, kinderopvang krijgt kansen om armoede en uitsluiting weg te werken of toch te verminderen door te investeren in kwaliteit.2 De belangrijke rol die kinderopvang speelt binnen armoede en uitsluiting is dan ook opgenomen in de recente beleidsnota van minister Vandeurzen 2009-2014: ‘Tot slot willen we dat kinderopvang haar rol speelt in de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Kinderen uit kansengroepen moeten deelnemen aan formele en kwaliteitsvolle kinderopvang en dienen aangepast opgevangen te worden. Uit onderzoek is immers duidelijk gebleken dat kwaliteitsvolle kinderopvang heel wat kansen kan bieden aan kinderen in armoede.’ Het grootste knelpunt voor de toegankelijkheid van de kinderopvang wordt rechtstreeks vertaald in de ellenlange wachtlijsten. Een grote bezorgdheid van alle dienstverantwoordelijken die dagelijks mensen moeten ontgoochelen en doorsturen. Al zeer vroeg in de zwangerschap moet naar opvang worden gezocht. Voor hoogopgeleiden met veelal een stabiele werksituatie is dit geen probleem, voor laagopgeleiden met een vaker onstabiele werksituatie is het moeilijker in te schatten wanneer ze opvang nodig hebben. Ook beperkt het tekort aan kinderopvang de keuzevrijheid van de ouders. Er wordt enkel nog gezocht naar een ‘vrije plaats’, niet naar opvang waar ouders zich goed bij voelen. Door het tekort aan kinderopvang is de extra aandacht voor de toegankelijkheid voor kansengroepen van groot belang. Kinderopvang verhoogt tewerkstellings- en opleidingsmogelijkheden bij kansengroepen.
1 Storms, B., Het matteüs-effect in de kinderopvang. Berichten/UA. Antwerpen, Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck. 1995 2 Unicef, Innocenti research centre. Report Card 8, The child care transition. A league table of early childhood education and care in economically advanced countries , 2008, p. 8-11
3
CKO De Koepel in Kortrijk wil op al deze uitdagingen inspelen. Binnen CKO De Koepel werden heel wat initiatieven ontwikkeld om te werken aan toegankelijke en kwaliteitsvolle kinderopvang. CKO De Koepel wil de kinderopvang uitbouwen tot een basisvoorziening waarbij ouders en samenleving betrokken worden. De kwaliteit van de kinderopvang is onlosmakelijk verbonden met de kwaliteit van het personeel. Sociale wetenschappen tonen aan dat liefhebbende, stabiele, veilige, stimulerende en lovende relaties met familieleden en verzorgers tijdens de eerste levensmaanden en –jaren van cruciaal belang zijn voor bijna alle aspecten in de ontwikkeling van het kind.3 Diversiteit binnen het personeelsbestand kan bijdragen aan die kwaliteit. Het is een meerwaarde voor ouders, kinderen, personeel en de hele samenleving. Het leert ons creatief om te gaan met verschillen. Het leert ons wat voor de ene een vanzelfsprekendheid is, geen evidentie is voor de ander. Aandacht voor diversiteit waardeert eigenheid en dit zorgt voor betrokkenheid. Voor de kinderopvang liggen hier twee belangrijke uitdagingen. Enerzijds mensen de kans geven tot opleiding en tewerkstelling, anderzijds kan kwaliteitsvolle opvang werken aan de competenties van kinderen. Typisch voor Vlaanderen is dat een zeer groot deel van de kinderopvang geleverd wordt door de onthaalouders. Kinderopvang als tewerkstellende sector kampt met een aantal uitdagingen zoals blijkt uit het actieplan 21 mei 2010 ter bevordering van de werkgelegenheid in de zorgsector van Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen. Uit dit actieplan halen we volgende aandachtspunten; Er wordt een grote uitstroom verwacht bij de onthaalouders terwijl de vraag naar kinderopvang toeneemt. Terzelfdertijd nemen de onthaalouders een groot aandeel van de kinderopvangplaatsen op zich. In de erkende kinderdagverblijven is er omwille van het vervangen van de oudere begeleiders, behoefte aan instroom van jonge begeleiders De negatieve perceptie in de samenleving als zou kinderopvang een sector zijn met weinig mogelijkheden dient te worden omgebogen. Accenten dienen te worden gelegd op de kwaliteit van de opleidingen, een goede omkadering van de werknemer en het grote maatschappelijke belang van de kinderopvang. Binnen het actieplan wordt ook het tekort aan mannen en mensen van allochtone origine in de kinderopvang aangekaart. Via het generatiepact Buitenschoolse Opvang, een samenwerkingsverband tussen Kind en Gezin en VIVO, wordt op dit knelpunt ingespeeld. Op vandaag is de kinderopvang een sector met weinig doorstroommogelijkheden. Dit heeft een rechtstreekse invloed op de aantrekkingskracht van de sector. Doorstroommogelijkheden geven uitzicht op persoonlijke ontwikkeling en groei in het functioneren. Dit komt ten goede aan de kwaliteit van de kinderopvang. Minister Vandeurzen “We denken aan kansen op horizontale jobmobiliteit (bijvoorbeeld van onthaalouder naar begeleider buitenschoolse opvang) en verticale jobmobiliteit (bijvoorbeeld van begeleider naar ‘opvoeder’, of een bachelor ‘pedagogiek van het jonge kind’ in de kinderopvangsector. En ook jobmobiliteit naar belendende sectoren, bijvoorbeeld kleuteronderwijs, preventieve gezinsondersteuning, opvoedingsondersteuning en bijzondere jeugdbijstand, is een optie.”
3 Unicef, Innocenti research centre. Report Card 8, The child care transition. A league table of early childhood education and care in economically advanced countries, 2008, p. 6
4
2. Het concept Centrum Kinderopvang (CKO) In 2006 ontwikkelde de Vlaamse regering samen met de opvangcentra en Kind en Gezin een strategische visie voor de organisatie van de Vlaamse kinderopvang. Een belangrijk onderdeel binnen dit proces vormde het CKO (Centrum Kinderopvang). Uit alle kandidaat-samenwerkingsverbanden werden zestien samenwerkingsverbanden geselecteerd op basis van relevante criteria, waaronder CKO De Koepel. Het zijn samenwerkingsverbanden tussen verschillende kinderopvanginitiatieven met 3 doelstellingen: Transparant, efficiënt en gecoördineerd opnamebeleid realiseren Aanbod afstemmen op lokale en regionale behoeften Realiseren van de 3 maatschappelijke functies4 van kinderopvang; 1) Economische functie: Dankzij kinderopvang kunnen ouders gaan werken en voor een inkomen zorgen. In de kinderopvang zelf werken ook heel wat mensen. 2) Sociale functie: Kinderopvang kan de uitsluiting van kansengroepen tegengaan en hun integratie helpen bevorderen. Door opvang zijn ouders bijvoorbeeld in staat om een opleiding te volgen of te solliciteren zodat ze later kunnen gaan werken. Ze kunnen er steun vinden en andere ouders leren kennen. Soms hebben ouders opvang nodig om even tot rust te komen. 3) Educatieve functie: Goede kinderopvang biedt jonge kinderen niet alleen verzorging en geborgenheid, maar stimuleert kinderen ook in hun fysische en psychische ontwikkeling. Kinderen ontmoeten er anderen en leren er van jongs af aan respectvol mee omgaan. Kinderopvang zorgt voor een betere integratie en gaat uitsluiting tegen.
2.1
Historiek CKO De Koepel
CKO De Koepel is geïnitieerd vanuit Stad Kortrijk en OCMW Kortrijk die een meerwaarde zagen in het enerzijds bundelen van alle kinderopvanginitiatieven van Stad en OCMW. Anderzijds was er de opportuniteit om een samenwerking met private kinderopvangdiensten aan te gaan in functie van het versterken van de kinderopvang. Op 15 maart 2006 sloten 8 partners die samen instaan voor 10 voorzieningen een samenwerkingsovereenkomst. Stad Kortrijk, voor het initiatief buitenschoolse opvang in De Puzzel en de occasionele opvang het Blokkenhuis OCMW Kortrijk, voor de dienst voor opvanggezinnen OCMW Kortrijk Vzw Buurt en nabijheidsdiensten Kortrijk, met minicrèche De speelhoek Vzw Speelberg, voor het kinderdagverblijf de Speelberg Vzw Auricula, voor kinderdagverblijf Auricula Vzw ’t Sloeberke-Groenheuvel, voor het kinderdagverblijf ’t Sloeberke Vzw Familiehulp, zorgregio Kortrijk, voor Knuffel opvang van zieke kinderen Vzw ‘Reddie Teddy’ Thuishulp West-Vlaanderen, voor Reddie Teddy dienst opvanggezinnen West-Vlaanderen en voor Reddie Teddy-Thuisopvang zieke kinderen Op 31 mei werd dit samenwerkingsverband uitgebreid met een extra partner: vzw kinderopvang De Pagadder, voor minicrèche De Pagadder
4
www.kindengezin.be
5
Met de aanstelling van de nieuwe coördinator op 1 september 2006 werd het sociaalpedagogisch project van CKO De Koepel uitgetekend. CKO De Koepel werd door Kind en Gezin erkend als proefproject Centrum Kinderopvang in mei 2007. Dit voor de gemeenten Anzegem, Avelgem, Deerlijk, Harelbeke, Kuurne, Lendelede, Menen, Spiere-Helkijn, Waregem, Wevelgem en Zwevegem. Het merendeel van de capaciteit, alsook de focus ligt in Kortrijk. Op 19 december 2008 heeft Kind en Gezin beslist om de erkenning te verlengen tot 31 december 2009. Nadien werd de erkenning van alle proefprojecten stopgezet, waarbij alle partners unaniem beslisten om de samenwerking verder te zetten. Op 11 mei 2011 hebben 11 zelfstandige initiatieven zich aangesloten bij het samenwerkingsverband CKO De Koepel. Jip en Janneke, Tutti Frutti, De Peuterweelde, ’t Dolfijntje, Pipo, Tineke, De Bengeltjes, De Troetelbeertjes, Hoela Hoep, Minnie en Ukkepuk. Deze samenwerking ging van start na de aanvang van het project ‘Divers werken in de kinderopvang’. Omwille van de beginnende samenwerking en het opbouwen van een vertrouwensrelatie werden zij niet mee opgenomen binnen het project.
Doelstellingen van het CKO-samenwerkingsverband: De partners beogen een duurzaam samenwerkingsverband, waarin binnen de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen en met respect voor ieders autonomie en filosofische, ideologische, religieuze of maatschappelijke eigenheid en overtuiging, volgende doelen worden nagestreefd: Meerdere en diverse vormen van kinderopvang, zowel uit de publieke als private sector gezamenlijk en geïntegreerd aanbieden aan gezinnen uit de ruime Kortrijkse regio, met bijzondere aandacht voor kwetsbare gezinnen, kansengroepen en ondervertegenwoordigde groepen. Binnen dit multifunctioneel aanbod een geïntegreerd en transparant opnamebeleid tot stand brengen voor alle aangesloten kinderopvanginitiatieven. Daartoe zal prioritair gewerkt worden aan de loket- en informatiefunctie van CKO De Koepel. Een geïntegreerd, transparant en betaalbaar ouderbijdragenbeleid realiseren. Organisatorische, beheersmatige en logistieke samenwerking realiseren tussen de aangesloten kinderopvanginitiatieven. Een gezamenlijk kwaliteitsbeleid, vormingsbeleid en communicatiebeleid voeren. Nieuwe vormen van kinderopvang genereren, aangepast aan de maatschappelijke noden en evoluties en beantwoordend aan de lokale behoeften. Ook ruimte laten voor initiatieven binnen raakvlakken en verwante domeinen als opvoedingsondersteuning, schoolopbouwwerk,… Een bijdrage leveren aan het invullen van de tekorten en ‘blinde vlekken’ in het kinderopvangaanbod in de regio Kortrijk.
2.2
CKO De Koepel als werkgever
Het kinderopvanglandschap bestaat uit verschillende soorten kinderopvang met specifieke regelgeving en tewerkstellingsmaatregelen. Binnen CKO De Koepel bestaat een diversiteit aan opvangvoorzieningen hieronder beschreven.
6
2.2.1 Soorten kinderopvang en diplomavereisten
Erkende kinderdagverblijven Partners binnen CKO De Koepel zijn Auricula, De Speelberg en Kinderdagverblijf ’t Sloeberke. Ze vangen kinderen op in groepsverband. De kinderen worden onderverdeeld in leefgroepen. Een erkend kinderdagverblijf is erkend door Kind en Gezin en voldoet aan de wettelijke voorwaarden. De prijs is inkomensgerelateerd (IKG-systeem) waardoor men moet voldoen aan de 20%-regel. 20% van de bezetting moeten kinderen uit voorrangsgroepen zijn. Voorrangsgroepen: kinderen van alleenstaande ouder kinderen van wie het inkomen bij ouders laag is kinderen waarvan ouders een laag inkomen hebben en voor wie kinderopvang belangrijk is voor de economische en maatschappelijke participatie kinderen voor wie het vanwege sociale of pedagogische motieven wenselijk is om kinderopvang buiten het gezin te voorzien kinderen van wie broertje of zusje in de opvangvoorziening opgevangen wordt. Zelfstandig kinderdagverblijf Het Blokkenhuis en de Pagadder zijn zelfstandige kinderdagverblijven die een attest hebben van Kind en Gezin, zo voldoen zij aan de wettelijke voorwaarden. De 20%-regel is hierbij een voorwaarde (zie hierboven beschreven). Ook de twee locaties Rollegem en Sint-Jan van de speelhoek van de buurt-en nabijheidsdiensten zijn zelfstandige kinderdagverblijven. Dienst voor onthaalouders Binnen CKO De Koepel zijn twee diensten voor opvanggezinnen aangesloten, Dienst voor opvanggezinnen Reddy Teddy en Dienst voor opvanggezinnen OCMW Kortrijk. Een onthaalouder aangesloten bij een erkende dienst vangt kinderen op bij hem of haar thuis. De dienst selecteert, begeleidt en bewaakt de kwaliteit van de onthaalouders. De ouders worden via de dienst in contact gebracht met de onthaalouder. De prijs wordt berekend op basis van het inkomen, ook hier is de 20% regel van toepassing. Lokale diensten kinderopvang De Puzzel-Sint Jan (Stad Kortrijk) en De speelhoek Heule (Buurt- en nabijheidsdiensten) zijn voorzieningen die buurtgericht werken en tewerkstelling bieden aan kansengroepen. Een initiatief voor buitenschoolse opvang De Puzzel-Condédreef vangt kinderen op van de kleuterschool en het lager onderwijs, voor en na de schooluren en tijdens de schoolvakanties. Dit initiatief wordt erkend door Kind en Gezin en voldoet aan de wettelijke voorwaarden. Diplomavereisten Bij de erkende kinderdagverblijven is een getuigschrift van het zevende jaar beroepssecundair vereist. De begeleiders zijn opgeleid tot kindbegeleider, kleuterleider en opvoeder. Voor de begeleiders in de buitenschoolse opvang is de duur van de opleiding 920 uren. De onthaalouders aangesloten bij een dienst krijgen een startopleiding van enkele dagen. De dienstverantwoordelijken beschikken over een bachelordiploma in een pedagogische, sociale of medische richting. In de minicrèches en zelfstandige opvang is geen opleiding nodig zowel bij dienstverantwoordelijken als kindbegeleiders. Om een vergoeding te krijgen van Kind en Gezin moet de verantwoordelijke over een eindstudiebewijs van begeleider in de kinderopvang beschikken op het niveau technisch secundair onderwijs.
7
2.2.2 Personeelsbestand CKO De Koepel Een heel concrete aanleiding binnen CKO De Koepel om te werken aan een diverser personeelsbestand was bij het aanleggen van een wervingsreserve. Daarbij werd gemerkt dat er een zeer lage diversiteit was binnen de kandidaten. Op vandaag zijn dan ook bijna geen mannelijke en/of medewerkers van allochtone origine in dienst. Nagenoeg alle medewerkers van allochtone origine binnen het personeelsbestand van CKO De Koepel worden via tewerkstellingstrajecten en/of volwassenenonderwijs tewerkgesteld. Personeelsbestand 09/2011 R.C. = Regulier Contract T.M. = Tewerkstellingsmaatregel Totaal Tot. R.C. Kindbegeleider Onthaalouder Logistiek Administratie Kok Soc.Ped.Functie Verpleegkundige Verantwoordelijke Totaal
107 79 9 4 2 3 3 9 216
85 79 5 4 2 3 3 9 186
T.M. 22
Mannen Tot. R.C. 3 3
3 3
4 1
1
7
7
T.M.
Autochtone vrouwen Tot. R.C. T.M.
Allochtone vrouwen Tot. R.C. T.M
89 76 7 4 1 3 3 9 192
11
15
4
4
2
2
15
17
6
78 76 3 4 1 3 3 9 177
11
Tewerkstellingsmaatregelen bij de allochtone kindbegeleiders: Generatiepact (1)5 SINE (1)6 Artikel 60 & 7 (6)7 LDE-SINE (2)
Tewerkstellingsmaatregelen bij de autochtone kindbegeleiders Generatiepact (3) LDE-SINE (3) LDE (4)8 Wep + (1)9
5
Middelen die Vlaamse overheid investeert in de Buitenschoolse Opvang met als doel tewerkstelling te realiseren aan laaggeschoolde jongeren. 6 SINE = Sociale inschakelingseconomie 7 In het kader van Artikel 60&7 treedt het OCMW op als werkgever met als doel de cliënt het aantal vereiste dagen te laten presteren om in regel te komen met de sociale zekerheid en de kansen op de reguliere arbeidsmarkt te verhogen. 8 LDE = Lokale diensteneconomie 9 Wep+ = Werkervaringsplan
8
Leeftijdspiramide bij onthaalouders CKO De Koepel: Leeftijd
Aantal
20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 Totaal
5 19 22 27 6 79
Percentage t.o.v totaal aantal onthaalouders (79) 6,3 % 24,0 % 27,8 % 34,2 % 7,6 % 100 %
Percentage t.o.v. het totale personeelsbestand
2,3 % 8,8 % 10,2 % 12,5 % 2,8 % 36,6 %
Leeftijdspiramide bij kindbegeleiders CKO De Koepel: Leeftijd
Aantal
20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 Totaal
40 26 25 15 1 107
Percentage t.o.v. totaal aantal kindbegeleiders (107) 37,4 % 24,3 % 23,4 % 14,1 % 0,9 % 100 %
Percentage t.o.v. het totale personeelsbestand 18,5 % 12,0 % 11,6 % 6,9 % 0,5 % 49,5%
9
3. Project ‘Divers werken in de kinderopvang’ binnen CKO De Koepel 3.1
Aanleiding
Binnen CKO De Koepel werd al heel wat werk gemaakt rond toeleiding en netwerking. Het samenwerkingsverband bundelt de krachten van de verschillende opvangvoorzieningen. Ouders worden binnen hun zoektocht naar kinderopvang beter begeleid. De aangesloten opvangvoorzieningen inspireren elkaar tot een voortdurende kwalitatieve verbetering van hun werking. De samenwerking draagt bij tot een multifunctioneel aanbod dat voor alle gezinnen toegankelijk is en inspeelt op de lokale vraag. Door het creëren van netwerken wordt ook samengewerkt met mogelijke doorverwijzers bijvoorbeeld het regioteam van Kind en Gezin, CAW10, Sociale Dienst OCMW, opleidings- en tewerkstellingssector, buurtwerk, enz. Expertise en deskundigheid rond toegankelijkheid voor kwetsbare gezinnen wordt met deze diensten uitgewisseld. In 2007 werd vanuit Netwerk Vreemdelingen11 een werkgroep opgestart rond de toegankelijkheid van inburgeraars12. Concrete resultaten waren de opmaak van een fotoboek ‘Kinderopvang in beeld’ en een aantal vormingen voor de kindbegeleiders rond diversiteit in de kinderopvang. Door te werken met de aanvraagprocedure en loket kinderopvang, konden heel wat vragen vanuit de inburgeringssector opgevangen worden. Tegelijkertijd wil CKO De Koepel het draaideureffect van moeilijk te bereiken doelgroepen wegwerken. Binnen CKO De Koepel zijn projecten lopende van doelgroepmedewerkers (lokale diensten, generatiepact enz.). Het overleg Netwerk Vreemdelingen heeft de keuze ondersteund om in te zetten op meer diversiteit binnen het personeelsbestand. De aanvraag voor het project ‘Divers werken in de kinderopvang’ werd in 2011 goedgekeurd en financieel ondersteund door het Federaal Impulsfonds en het Regionaal Sociaaleconomisch Overlegcomité (RESOC). Het project wil de drempels in kaart brengen die mannen en mensen van allochtone origine verhinderen een loopbaan uit te bouwen in de kinderopvang als werkomgeving. Wil CKO De Koepel de kinderopvang uitbouwen tot een kwaliteitsvolle basisvoorziening die toegankelijk is voor alle gezinnen, dan is een element hierin de diversiteit binnen het personeelsbestand. Het doorbreken van het traditionele profiel van de begeleiders in de kinderopvang is van groot belang, willen we ook werk maken van kwaliteit en ouderbetrokkenheid. In de kinderopvang werken overwegend autochtone vrouwen. Nochtans wijzen vele onderzoeken op de meerwaarde van de aanwezigheid van allochtone en mannelijke kindbegeleiders. De laatste decennia zien wij een sterke verschuiving binnen de taakverdeling van mannen en vrouwen. Vrouwen werken meer buitenshuis met als gevolg dat huishoudelijke taken en opvoeding van kinderen herverdeeld worden. Vaders worden meer betrokken binnen de opvoeding waardoor mannelijke rolmodellen nodig zijn. Naar kinderen toe is het binnen het discours van gelijkheid van mannen en vrouwen, belangrijk om stereotyperingen te doorbreken. Wanneer kinderen enkel vrouwelijke begeleiders ontmoeten, welk signaal wordt dan gegeven? Dat verzorgen en opvoeden van kinderen enkel iets voor vrouwen is?
10
Centrum Algemeen Welzijnswerk Netwerk vreemdelingen is een overleg tussen eerstelijnsdiensten die werk maken van allochtonen in Kortrijk 12 Inburgeraars zijn hoofdzakelijk nieuwkomers die zich in Vlaanderen komen vestigen en die een inburgeringstraject volgen. Ook oudkomers hebben recht op een inburgeringstraject. 11
10
Meer kindbegeleiders van allochtone origine kunnen als hefboom dienen om meer mensen van allochtone origine te bereiken. In de inleiding werd reeds de belangrijke rol vermeld die kinderopvang kan opnemen in het bevorderen van de integratie en taalvaardigheid van kinderen van allochtone origine. Een divers personeelsbestand kan gelijke kansen van kinderen bevorderen en tegemoetkomen aan verschillende behoeftes en wensen van ouders. Bovendien kan het een verrijking zijn binnen het personeel wanneer de ervaringen en kennis van allochtone medewerkers voldoende worden benut.
3.2
Aanpak
Tijdens de eerste fase van het project werd het werkveld verkend. Het project werd voorgesteld en er werden open vragen gesteld aan verschillende organisaties zoals verstrekkers van opleidingen die leiden tot werken in de kinderopvang, toeleiders tot tewerkstelling en socio-culturele verenigingen waarin de allochtone gemeenschap betrokken is. Vanuit al deze contacten werden drempels verzameld die het werken in de kinderopvang voor mannen en mensen van allochtone origine verhinderen. (bijlage 1: alle betrokken organisaties) Binnen het project werd teruggevallen op reeds veelvuldig uitgevoerde onderzoeken en praktijken. De aanpak van het project werd steeds afgetoetst binnen de stuurgroep. Nele Hofman (Directeur Maatschappelijke Dienstverlening OCMW) Ann Vandamme (Integratiedienst Stad Kortrijk) en Marieke de Jong (Diversiteitsmedewerker deSOM vzw).
3.3
Onderzoeksvragen
Binnen dit project willen we op zoek gaan naar drempels die mannen en mensen van allochtone origine verhinderen een loopbaan uit te bouwen in de kinderopvang. Daarbij willen we focussen op drie verschillende vragen: Zijn er drempels die de deelname van mannen en mensen van allochtone origine aan de opleidingen kinderzorg verhinderen, zowel in het secundair als volwassenonderwijs? Zijn er drempels die de doorstroom naar de kinderopvang als werkomgeving belemmeren? Wat is de visie op kinderopvang of zijn er andere drempels die spelen?
3.4
Opbouw rapport
Organisatiedriehoek De organisatiedriehoek geeft ons een eenvoudig beeld van de werking van een organisatie. Bovenaan staat het management dat met visie en beleid het personeel aanstuurt. Dat personeel heeft structuren en capaciteiten nodig om het aanbod bij de klanten te brengen. Wanneer er op een van deze hoeken iets verandert, zullen de andere hoeken uiteindelijk ook moeten wijzigen. Het maakt daarbij geen verschil waar de wijziging ontstaat. Nieuwe klanten die een aangepast aanbod nodig hebben, een ander profiel van
11
medewerkers of een nieuwe beleidskeuze zullen een impact op elkaar hebben. Wanneer we dit model toepassen op CKO De Koepel en de vraag naar de drempels die er zijn voor het tewerkstellen van mensen van allochtone origine en mannen, dan vinden we heel wat interessante invalshoeken. Management Het management bestaat uit de directie en leidinggevenden die de visie en het beleid bepalen. Wanneer het management drempels voor mensen van allochtone origine en mannen wil wegwerken zal het een visie op diversiteit nodig hebben en een beleid moeten uitwerken om deze visie te realiseren. Het bestaande wervings- en selectiebeleid kan bijvoorbeeld onderzocht worden op drempels voor allochtone en mannelijke sollicitanten. Eens dat deze nieuwe medewerkers binnen zijn, is een retentiebeleid ook belangrijk voor het behoud van medewerkers op langere termijn. Een algemeen diversiteitsbeleid kan tegemoet komen aan de eventueel andere wensen van deze nieuwe medewerkers. Keuzes die hier gemaakt worden, zullen effect hebben op de medewerkers en op de gebruikers en partners. Personeel De medewerkers van de kinderopvanginitiatieven en de diensten onthaalouders werken binnen een bepaalde structuur en hebben de capaciteiten om hun taak naar behoren uit te voeren. Als het beleid of de visie veranderen, zullen er aanpassingen moeten gebeuren aan de structuren en misschien is er een opleiding nodig om medewerkers nieuwe competenties aan te leren. Wanneer het personeelsbestand diverser wordt qua samenstelling, zal er ook meer kennis in huis zijn om allochtone ouders adequaat aan te spreken. Maar de medewerkers en leidinggevenden zullen ook worden uitgedaagd om interculturele competenties te ontwikkelen. Klanten Klanten zijn externen die gebruik maken van het aanbod. Enerzijds is dat natuurlijk de kinderopvang en de klanten zijn dan de ouders en kinderen. Maar daarnaast worden er ook andere zaken aangeboden, zoals arbeidsplaatsen(door middel van vacatures). De klanten zijn dan de sollicitanten. Een andere belangrijke externe factor zijn de partners waarmee wordt samengewerkt. Op het vlak van tewerkstelling kan dat gaan over de VDAB voor Nederlands op de werkvloer, of de opleidingsverstrekkers die stageplaatsen nodig hebben en later gekwalificeerd personeel kunnen toeleiden. Ook hier kan er veel veranderen. Wanneer de kinderopvang meer mensen van allochtone origine of mannen in dienst krijgt, zal ook het gebruikersprofiel van kinderen en ouders veranderen met mogelijk andere verwachtingen en gewoontes die daarbij horen. Om een aanbod te voorzien dat daarop aansluit, zullen er beleidsmatige keuzes gemaakt worden, maar ook de expertise van medewerkers uit die doelgroepen kan een interessante input zijn. Diversiteit biedt dus heel wat uitdagingen en kansen aan zowel het management, het personeel en de klanten, huidige en toekomstige. In de twee volgende hoofdstukken vier en vijf maken we een opsplitsing tussen ‘Mannen in de kinderopvang’(hoofdstuk 4) en ‘Mensen van allochtone origine in de kinderopvang’ (hoofdstuk 5). Binnen deze hoofdstukken bekijken we de drie maatschappelijke functies van de kinderopvang vanuit het perspectief van beide doelgroepen en gaan we dieper in op de onderzoeksvragen (beschreven onder 3.3) met een overzicht van de drempels en aanbevelingen om die drempels aan te pakken.
12
4. Mannen in de kinderopvang Wat is het belang van mannen in de kinderopvang? Kinderopvang wordt al te vaak gepercipieerd als een vrouwelijke sector. Het zorgen als iets vrouwelijks en waar vrouwen goed in zijn. Het gebrek aan mannen in de kinderopvang is een bevestiging van deze stereotypering. De laatste decennia zien we een herverdeling van taken tussen mannen en vrouwen. Vaders worden meer betrokken in de opvoeding van hun kinderen. Binnen het personeelsbestand van CKO De Koepel en dit geldt voor de volledige sector is er een gebrek aan mannen. Deze herverdeling vindt niet plaats binnen de kinderopvang. Het is een sector waar overwegend vrouwen werken. Om de drempels in kaart te brengen die mannen verhinderen een loopbaan uit te bouwen in de kinderopvang werden opleidingsverstrekkers bevraagd en cijfermateriaal verzameld. Ook werd getoetst naar het profiel van mannen die de opleiding volgen. Binnen de allochtone gemeenschap werden mannen en vrouwen bevraagd naar hun visie op (werken in de) kinderopvang (zie hoofdstuk 5). Uit deze vragenlijsten blijkt de interesse van deze mannen voor het werken in de kinderopvang hoog. Op de 37 mannen antwoorden 15 mannen positief. Hun motivaties zijn het belang van de sociale mix, het investeren in de toekomstige generatie en het leren van verschillende culturen. Bij de 22 mannen die negatief reageren is de meest voorkomende reden dat zij het werken in de kinderopvang als werk voor vrouwen zien. Hieronder bespreken we de drie maatschappelijke functies van de kinderopvang vanuit het perspectief van de mannen. Daarna volgen de antwoorden op de onderzoeksvragen met enkele aanbevelingen.
4.1
De drie maatschappelijke functies
Economische functie Kinderopvang ondersteunt de economie. Het zorgt ervoor dat ouders kunnen werken, een opleiding kunnen volgen of solliciteren. De kinderopvang is ook een belangrijke werkgever. Nu blijkt dat binnen de kinderopvang overwegend vrouwen werken. Slechts zeven van de 216 medewerkers zijn mannen (3 kindbegeleiders, 3 onthaalouders en 1 kok). Het netwerk kinderopvang van de Europese Commissie in 1996 legde 40 kwaliteitsdoelstellingen voor die de lidstaten moesten zien te bereiken in de komende 10 jaar. Eén van de vooropgestelde doelstellingen was het bereiken van 20% mannen binnen het personeel van de vroegschoolse kinderopvang voor 2006. Tot op heden heeft geen enkel land van de EU deze doelstelling bereikt. Nationale campagnes die werden opgezet om het aantal mannen in de kinderopvang te verhogen hebben gezorgd voor een duidelijke stijging van 0, 9% (in 2002 voor de campagne) tot 2,3% (2006 na de campagne in 2006).13 Pedagogische functie De aanwezigheid van mannen in de kinderopvang is zeer belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Vanwege het belang van verschillende rolmodellen binnen hun opvoeding. 13
Peeters, J., De warme professional: Begeleid(st)ers kinderopvang construeren professionaliteit,Gent, Academia Press, 2008 p. 281-283
13
Ook zorgt de aanwezigheid van mannen binnen het team voor een andere dynamiek. De verschillen in aanpak van kinderen en ouders zijn verrijkend voor een werking. Mannen benaderen kinderen op een andere manier, en zo groeien de mogelijkheden in het omgaan met kinderen. De aanwezigheid van mannen en vrouwen in een team zorgt voor een evenredige verdeling van de taken. Aanvullend op het gelijkekansendiscours zorgt dit als voorbeeld voor jonge kinderen. Voor de toekomstige generatie wordt het vanzelfsprekender dat huishoudelijke en verzorgende taken evenredig worden verdeeld. 14
Sociale functie Kinderopvang is een ontmoetingsplaats voor ouders. Het zorgt voor contacten tussen ouders en informele gesprekken over opvoeding. Een zeer laagdrempelige manier van opvoedingsondersteuning. Wanneer wij op zoek gaan naar informatie rond het thema opvoeding zien wij dat dit vaak gericht is op vrouwen. Wanneer vaders hun rol als een goede verzorger van eigen kind wil opnemen is er zeer weinig materiaal gericht naar mannen. De kinderopvang kan daarop inspelen en zorgen voor mannelijke rolmodellen waar vaders zich toe kunnen richten. De overheersende vrouwelijke sfeer kan ervoor zorgen dat vaders zich onwennig voelen. Mannen in de kinderopvang zorgen niet enkel voor rolmodellen maar tonen ook aan dat kinderopvang openstaat voor vaders.
4.2 De deelname aan de opleiding kinderzorg, zowel in het secundair onderwijs als volwassenenonderwijs 4.2.1 Drempels binnen de opleiding Drempels aangegeven door opleidingsverstrekkers: Vrouwelijke imago van de sector Weinig carrièremogelijkheden Weinig aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden Binnen de opleidingen15 kinderzorg zowel het secundair onderwijs als het volwassenenonderwijs zijn mannen zeer sterk ondervertegenwoordigd (zie bijlagen 2-6). Uit de verzamelde cijfers kunnen we spreken van 4% mannen binnen de opleidingen. Scholen van het secundair onderwijs geven aan dat meisjes vaker voor de ‘zachtere’ richtingen kiezen terwijl jongens meer aangetrokken worden tot ‘hardere’ sectoren. De keuze van jongens gaat vaker naar opleidingen die leiden tot beroepen met carrièremogelijkheden. Binnen de zorgopleidingen kiezen ze vaker voor de richting bejaardenzorg of studeren verder als opvoeder. Jongens die kiezen voor een opleiding in de zorg zijn meestal actief in jeugdbewegingen, speelpleinwerking, sport en het verenigingsleven. Scholen beschrijven ze als sociaal geëngageerd. Het volwassenenonderwijs zien binnen hun mannelijke deelnemers zeer verschillende profielen vanuit verschillende sectoren. Dit zijn blijkbaar mannen die niet tevreden zijn met hun huidige werksituatie en die binnen de kinderopvang een nieuwe uitdaging zien. Dit wordt ook aangetoond door Brits en Belgisch onderzoek. Vrouwen zouden een meer 14
Peeters, J., De warme professional: Begeleid(st)ers kinderopvang construeren professionaliteit, Gent, 2008,p.262-263 15 Secundaire scholen: Sint-Joris, KTA Drie Hofsteden, Sint-Niklaas, Stella-Marisinstituut Volwassenenonderwijs: VSPW Begeleider in de Kinderopvang, VDAB Startopleiding Begeleider in de Buitenschoolse Kinderopvang, Synta Verantwoordelijke in de Kinderopvang
14
naadloze carrière hebben en na hun opleiding in de kinderopvang werken. Terwijl mannen vaker via tweedekansonderwijs in de kinderopvang terecht komen. Jonge mannen in volle ontwikkeling zijn op zoek naar hun identiteit. Het vrouwelijke imago van de sector zou hen beletten te kiezen voor kinderopvang. Dat mannen via een omweg in de kinderopvang terecht komen zou aantonen dat zij zich pas later realiseren dat werken met kinderen iets voor hen zou kunnen zijn. 16 Het team lesgevers ‘begeleider in de kinderopvang’ geven aan dat de voorkeur van mannen naar de buitenschoolse opvang gaat. Bij een rondvraag bij Brusselse Initiatieven Buitenschoolse Opvang rond hun ervaringen met diversiteit, schrijven ze het grotere aantal mannen toe aan de leeftijd van de kinderen. De buitenschoolse heeft iets weg van jeugdwerk. Meer sport en beweging is blijkbaar iets wat meer mannen aantrekt. 4.2.2 Aanbevelingen De drempels die mannen beletten om te kiezen voor de kinderopvang zijn volgens de opleidingsverstrekkers: beperkte carrièremogelijkheden, werkuren en de weinig aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden. Deze redenen spelen een belangrijke rol maar zijn niet de hoofdredenen blijkt uit onderzoek. Verschillende studies in Europese landen hebben de relatie tussen professionalisering van de kinderopvang en de participatie van mannelijke medewerkers onderzocht. Een hoge graad van professionaliteit leidt niet noodzakelijk tot een toename van mannelijke medewerkers. In Nieuw Zeeland wordt gestreefd om tegen 2012 alle medewerkers die werken met kinderen van 0 tot 6 een bachelordiploma aan de universiteit te laten behalen. Eén procent van de begeleiders zijn mannen. Het ‘men in childcare’ project in Schotland daarentegen slaagde erin om 900 mannen te motiveren om één of andere vorm van –meestal lagere- opleiding te laten volgen. De hoofdreden voor het gebrek aan mannen in de sector is vooral het vrouwelijke imago van de sector. Peeters pleit om de professionele identiteit en de status van de beroepen kinderopvang opnieuw te herdefiniëren, door de genderspecifieke aspecten voortdurend in vraag te stellen. Om kinderopvang manvriendelijk te maken is een genderneutrale invulling nodig.17 Aandacht voor genderstereotyperingen bij studiekeuzebegeleiding. Aandacht hebben voor genderstereotyperingen zowel bij de oriëntatie als binnen de opleiding. Een goede studiebegeleiding in studiekeuze bij jongens in het secundair, vooral wanneer die graag met kinderen willen werken. Hier kan samengewerkt worden met Centrum leerlingenbegeleiding, scholen en de kinderopvang. Via jobbeurzen, inleefdagen enz. kunnen mannelijke medewerkers hun ervaringen als kindbegeleider met leerlingen delen. Aandacht voor genderstereotypering in de opleidingspakketten. Binnen opleidingen aandachtig zijn dat deze niet enkel gericht is op vrouwen. Bewust zijn voor genderstereotyperingen en traditionele rolpatronen. Komen vaders en mannelijke begeleiders voldoende aan bod? En op welke manier komen ze aan bod? Leerlingen ook confronteren met genderstereotyperingen tijdens de opleiding. Aandacht hebben voor een genderneutrale invulling. De aanwezigheid van sport en spel binnen de opleidingen blijkt de aantrekking voor mannen te verhogen. Samenbrengen van mannen binnen opleiding
16
Peeters, J., De warme professional: Begeleid(st)ers kinderopvang construeren professionaliteit, Gent, 2008, p.284 17 Peeters, J., De warme professional: Begeleid(st)ers kinderopvang construeren professionaliteit, Gent, 2008, p.260
15
Het samenbrengen van mannen blijkt ook belangrijk. Zo voelen ze zich geen vreemde eend in de bijt. In Schotland werd door Kenny Spence een methodiek ontwikkeld die inzet op twee sporen. Een oriëntatie-opleiding werken in kinderopvang enkel voor mannen en het begeleiden van een groep mannen. Het bleek dat deze methodiek zeer succesvol was, 900 mannen volgden deze vorm van opleiding.18 Tijdens opleiding en stage mannelijke leerlingen en studenten koppelen aan een mannelijke (stage) begeleider. Mannelijke rolmodellen. Rolmodellen kunnen mannen aantrekken tot opleidingen kinderzorg. Aandachtig zijn dat men dit niet traditioneel invult. Zowel bij vrouwen als bij mannen zijn onderlinge verschillen. Bij mannelijke rolmodellen deze verschillen ook aan bod laten komen door gebruik te maken van meerdere rolmodellen.
4.3
De doorstroom naar kinderopvang als werkomgeving
4.3.1 Drempels op de werkvloer Bij een bevraging bij de dienstverantwoordelijken naar het aantal mannen die jaarlijks komen solliciteren en wat de mogelijke drempels zijn bij aanwerving zien de verschillende initiatieven weinig mannelijke kandidaten (per dienst maximum twee per jaar). Eén dienst ziet als drempel gebrek aan werkervaring bij mannelijke sollicitanten maar ook hun eigen gebrek aan ervaring met mannelijke kindbegeleiders. Nu zij een mannelijke begeleider in dienst hebben zijn ze zich bewust van de meerwaarde van een man. Het zorgt voor een andere sfeer binnen het vrouwelijke team. Mannen hebben een andere visie en houding in het omgaan met collega’s, ouders en kinderen. Ook bij de ouders zijn de reacties positief. Binnen de diensten opvanggezinnen van het OCMW en Reddie Teddy zijn slechts 3 mannen tewerkgesteld. Ze schrijven dit toe aan de lage en onzekere verloning. Ook blijkt het hier vaak om koppels te gaan die samen met hun vrouw als onthaalouder werken. 4.3.2 Aanbevelingen Aandacht voor competenties los van gender. Op het werkveld maar ook binnen de opleidingen oog hebben voor de nodige competenties en niet voor de mannelijke of vrouwelijke ‘kwaliteiten’. Kindbegeleiders moeten empatisch zijn, hygiënisch, communiceren met ouders, samenwerken met collega’s op een professionele manier, enz. Dit geldt zowel voor mannen als vrouwen. Bij het aanwerven oog hebben voor de competenties los van gender. Extra inspanningen leveren door bij evenwaardige kandidaten te kiezen voor mannen. De meerwaarde van mannelijke kindbegeleiders erkennen. De meerwaarde van mannelijke medewerkers benutten door plaats te maken voor reflectie en dialoog. Stilstaan bij bepaalde handelingen, aanpak of ideëen. Ook kan er ruimte voorzien worden zodat mannen hun ervaringen in de kinderopvang kunnen delen. Samenbrengen van mannen op de werkvloer. De methodiek van Kenny Spence toont aan dat mannen beter samen aan het werk worden gezet dan hen te spreiden over verschillende voorzieningen.19 18 19
Spence, K., Paper presented at the international ‘Men in childcare Seminar, 27th of April, ESSSE, Lyon. http://www.meninchildcare.co.uk
16
4.4
Conclusie
Het imago van de kinderopvang als zijnde vrouwelijk en een sector met weinig mogelijkheden vormt een eerste belangrijke drempel. Door het gebrek aan mannelijke kandidaten moeten inspanningen geleverd worden om mannen toe te leiden naar de opleidingen kinderzorg. Er werken te weinig mannen in de kinderopvang, nochtans is dit goed voor de sector. Het zorgt voor rolmodellen voor vaders wat kan leiden tot meer vaderparticipatie. En het is goed voor kinderen want zowel mannelijke als vrouwelijke rolmodellen zijn nodig. Mannen kunnen verrijkend zijn binnen een team. De maatschappij is veranderd, mannen worden meer betrokken binnen de opvoeding van kinderen. Het is belangrijk dat dit wordt weerspiegeld in de kinderopvang. Onbewust schuilen stereotyperingen, die zo ingebakken zijn in onze cultuur, in de opvoeding van onze kinderen. Binnen de opleidingen aandachtig zijn voor genderstereotyperingen. Maar ook binnen de kinderopvang bewust zijn hoe jongens en meisjes worden benaderd. Door te letten op taalgebruik, aanbod van speelgoed en educatief materiaal enz. kunnen traditionele rolpatronen doorbroken worden.
17
5. Mensen van allochtone origine in de kinderopvang Vooraleer dieper in te gaan op de problematiek allochtonen in de kinderopvang willen we stilstaan bij het denken in kaders en etiketten. Een valkuil, niet enkel binnen dit project maar binnen de hele samenleving. Een grondige observatie van de realiteit en een genuanceerd denken is nodig. Drempels die binnen dit hoofdstuk worden besproken gelden niet voor de hele allochtone gemeenschap. Het allochtoon zijn is een afkomst, één aspect van een persoon. Het begrip allochtoon gaat voorbij aan de grote diversiteit binnen de allochtone gemeenschap (eerste generatie versus derde generatie, sociaal-economische positie, redenen van vertrek uit thuisland enz). Wat we wel kunnen opmerken is dat binnen CKO De Koepel bijna geen allochtone medewerkers worden tewerkgesteld. Vrijwel alle allochtone werknemers worden tewerkgesteld via een tewerkstellingstraject. Voordat wordt ingegaan op de drempels bij de allochtone gemeenschap die de tewerkstelling in de kinderopvang belemmeren werd bij de allochtone gemeenschap getoetst naar hun visie op (werken in de) kinderopvang. Een dertigtal mensen werden bevraagd via een gesprek. In samenwerking met Werk.punt20 en het onthaalbureau inburgering deSOM vzw21 werden 93 mensen bevraagd. De vragenlijsten werden ingevuld met begeleiding van de trajectbegeleider of tijdens de lessen Maatschappelijke Oriëntatie22. De bevraagden komen uit verschillende herkomstlanden zoals: De Filippijnen, Armenië, Turkije, Congo, Oekraïne, Ghana, Marokko, Afghanistan, Macedonië, Bosnië en Herzegovina, Guinee, Algerije, Bangladesh, Servië, Somalië, Cuba, Nepal, Sierra Leone, India, Tibet, Pakistan, Zuid-Korea, Ethiopië, Nigeria, Sri Lanka, Liberia, Mexico, Amerika, Roemenië, Macedonië, Kosovo, Tanzania, Polen, Nepal, Indonesië, Tsjetsjenië, Brazilië en Argentinië. Tabel 1: Resultaat van openvragenlijst aan 93 personen Kennen jullie kinderopvang? Ja Nee Mannen 24 13 Vrouwen 39 17 Totaal 63 30 Zouden jullie graag in de kinderopvang willen werken? Ja Nee Mannen 15 22 Vrouwen 34 22 Totaal 49 44 Op de vraag of ze kinderopvang als positief of negatief ervaren, antwoorden 57 mensen positief. 30 mensen hebben geen mening over kinderopvang en 9 mensen reageren negatief. Van de grote groep mensen die kinderopvang als positief ervaren is de meest aangegeven reden dat kinderopvang hen de mogelijkheid aanbiedt om te kunnen werken.
20 Werk.punt is een samenwerkingsverband tussen OCMW Kortrijk en vzw De Poort. Werk.punt biedt kosteloze arbeidsbemiddeling aan werkzoekende OCMW-cliënten die er niet in slagen zelfstandig een job te vinden. De trajectbegeleider binnen Werk.punt begeleidt de cliënt in hun zoektocht naar een passende tewerkstelling of opleiding. 21 Het onthaalbureau helpt inburgeraars op weg in de Belgische samenleving door het aanbieden van trajecten op maat. Een traject bestaat uit lessen Nederlands, een cursus Maatschappelijke Oriëntatie en een cursus loopbaanoriëntatie. De trajectbegeleider gidst de persoon doorheen het inburgeringstraject gedurende 1 jaar. 22 Tijdens de lessen Maatschappelijke Oriëntatie worden inburgeraars wegwijs gemaakt in de Belgische samenleving.
18
In de volgende tabel een verzameling van argumenten hoe ze de kinderopvang ervaren en waarom ze wel of niet in de kinderopvang willen werken. Deze argumenten worden gerangschikt op basis van de meest aangegeven redenen. Tabel 2: Resultaat van de individuele gesprekken en openvragenlijsten Kinderopvang is positief - Ouders kunnen gaan werken of opleiding volgen - Goed voor de ontwikkeling van kinderen - Leren omgaan met andere kinderen - Kinderen leren Nederlands - Kinderen leren omgaan met andere culturen - Kinderen leren al spelend - Familiale sfeer - Ruim aanbod van speelgoed - Steun voor alleenstaande ouder - Goede voorbereiding op school - Houden rekening met geloof Waarom wil je graag werken in de kinderopvang? - Houden van kinderen - Leuk werk - Werkervaring opdoen - Zijn zelf moeder en zien zichzelf werken in de kinderopvang - Willen ouders bijstaan in de opvoeding - Kans om Nederlands te leren
Kinderopvang is negatief - Kinderopvang is duur -Willen eigen cultuur en tradities meegeven aan kinderen - Moeilijk om plaats te vinden -Wanneer ouders niet werken zijn kinderen beter bij de moeder - besmettelijke ziektes - bang voor misbruik - slechte ervaringen met kinderopvang
Waarom wil je niet werken in de kinderopvang? -Andere perspectieven dan werken in de kinderopvang - Te weinig ervaring en geen diploma - Kinderen hebben behoefte aan moederliefde - Onvoldoende kennis van het Nederlands
Uit de vragenlijsten en gesprekken blijkt de interesse in het werken in de kinderopvang groot. Daarnaast zijn alle acht leerwerknemers binnen het Europees project SUCCES (OCMW)23 anderstalig. Zes van de acht leerwerknemers worden tewerkgesteld bij verschillende diensten van CKO De Koepel.
5.1
De drie maatschappelijke functies
Economische functie Kinderopvang is er om betaald werk bij vrouwen mogelijk te maken. Het hele gelijkekansendiscours zit hierin verweven. Het is duidelijk dat vanuit de arbeidswereld de behoefte naar kinderopvang voortvloeit. Dit mag niet bevestigen dat kinderopvang enkel nodig is voor werkende ouders. Kinderopvang moet beschikbaar zijn voor mensen die ook wegens andere redenen nood hebben aan kinderopvang. Vb. zoeken naar werk, volgen van opleiding en het verkennen van de arbeidsmarkt. Daarnaast is kinderopvang een belangrijke werkgever met aandacht voor tewerkstelling van kansengroepen. Binnen het personeelsbestand van CKO De Koepel zijn weinig mensen van allochtone origine aanwezig. Om te kunnen inspelen op de behoeften van elke ouder is een goede afspiegeling van de samenleving belangrijk. Diversiteit binnen het personeelsbestand 23 SUCCES (Sustainable Uplifting Client Centred Employment Support) is een Europees Project met als doel een grensoverschrijdend programma te ontwikkelen met als doel ondersteuning te bieden op vlak van tewerkstelling en ontwikkeling van kennis, vaardigheden en competenties van werklozen
19
zorgt voor uitwisseling van talenten, ervaringen en vaardigheden waardoor er ingespeeld kan worden op die verschillende behoeften. Het verruimt blikken en geeft de mogelijkheid om nieuwe ervaringen en ideeën op te doen. Pedagogische functie Opvoeding thuis en in de kinderopvang zijn verschillend en complementair. Kinderopvang is een meerwaarde in de opvoeding. Het zijn de eerste stappen in de samenleving van het kind. De samenleving wordt steeds diverser. De kinderopvang kan kinderen leren omgaan met die diversiteit. Voor een goede kinderopvang is de betrokkenheid van ouders van groot belang. Een divers team kan inspelen op die betrokkenheid. Het bekomen van een representatief bereik van de bevolking binnen de kinderopvang is essentieel om de kinderopvang zijn rol ten volle te laten opnemen. Kwaliteitsvolle kinderopvang is kinderopvang die omgaat met de diversiteit binnen de samenleving. Sociale functie Kinderopvang is voor iedereen. Dit betekent diversiteit in de voorziening binnen brengen. ‘Omgaan met diversiteit’ is hier het kernthema. Werken aan een gepast ouderbeleid, dialoog, ouderparticipatie en ontmoeting. Mogelijkheid creëren om mensen te laten ontmoeten, want ook dit is de sociale functie en een vorm van opvoedingsondersteuning. Uit onderzoek blijkt dat Kinderopvang onderhevig is aan Matteüs-effect.24 Hoofdzakelijk zijn het middenklassegezinnen die gebruik maken van de kinderopvang. Wie valt uit? Gezinnen van allochtone origine Een veel gehoorde opmerking binnen het project is dat ze terugvallen op hun familie of het zijn huisvrouwen die zelf willen zorgen voor hun kinderen. Dit geldt voor bepaalde gezinnen maar mag zeker niet worden veralgemeend. Binnen CKO De Koepel zijn er jonge gezinnen van allochtone origine die gebruik maken van de kinderopvang. Randvoorwaarden zoals ligging, de weg ernaar toe vinden, occasionele, flexibele opvang enz. spelen hier een rol. David Talloen legt gelijkaardige hardnekkige mythes binnen de ouderenzorg bloot. De jongere generatie mensen van allochtone origine kan niet meer vergeleken worden met de gastarbeiders van vroeger. Zij zouden slechts voor korte periode in België werken terwijl de nieuwe generatie blijft en in een andere sociale culturele context leeft. Ze moeten functioneren in een samenleving die zeer hoge eisen stelt met betrekking tot opleiding en tewerkstelling.25 “In mijn generatie werd opvang binnen de familie geregeld. Het lag niet in onze cultuur om onze kinderen toe te vertrouwen aan onbekenden. Maar de tijden zijn veranderd, onze kinderen worden afhankelijk van de kinderopvang wanneer ze hun kansen binnen de samenleving niet willen beperken.”(Patrice) Kansarme gezinnen Kunnen bij nood aan kinderopvang maar zeer beperkt terugvallen op een sociaal netwerk. Omwille van dit zwak sociaal netwerk zijn deze gezinnen aangewezen op kinderopvang. Eenoudergezinnen Zij hebben meer nood aan flexibele opvanguren, klassieke uren kunnen een drempel vormen. Alleenstaande moeders hebben het grootste risico op armoede en werkloosheid. Zij hebben vaker interimwerk, onregelmatige uren, enz. “Ik ben een alleenstaande moeder, mijn moeder woont niet in België en ik werk zowel ‘s avonds als tijdens de dag. Gelukkig heb ik een kinderdagverblijf gevonden die ‘s avonds
24 25
http://www.kindengezin.be/img/zoekproces-ouders-2007.pdf Talloen, D., Zorg voor allochtone ouderen, Oost-Vlaanderen, 2007, p.40-41
20
opvang aanbiedt. Ik mag mij de gevolgen niet voorstellen wanneer ik geen opvang had gevonden.” (Ida)
5.2
Deelname aan de opleiding kinderzorg
Opleidingsverstrekkers26 werden bevraagd en cijfermateriaal werd verzameld. Binnen het secundair is het aantal allochtone leerlingen beperkt (± 4% zie bijlage 2). Wel trekt het volwassenenonderwijs meer studenten van allochtone origine aan (± 10% zie bijlage 5). De drempels aangegeven door de opleidingsverstrekkers werden afgetoetst en aangevuld met drempels ervaren door de allochtone gemeenschap zelf. Dit door allochtone zelforganisaties, mensen van allochtone origine en organisaties die de allochtone gemeenschap bereiken, te bevragen. Het personeelsbestand van CKO De Koepel geeft aan dat het beperkte aantal medewerkers van allochtone origine nagenoeg volledig via het volwassenonderwijs en/of tewerkstellingstrajecten in de kinderopvang terecht komt. Toch blijft de drempel om deel te nemen aan een opleiding kinderzorg bij een CVO (Centrum Volwassenenonderwijs) vaak te hoog. Uit gesprekken met organisaties en de allochtone gemeenschap komen bepaalde drempels naar voren die hieronder worden besproken. Er wordt bewust gekozen om taal als laatste drempel te benoemen. Instanties geven meestal taal als eerste drempel. Bij de allochtone gemeenschap wordt taal zelden of nooit vermeld. Beide partijen hebben een duidelijk een andere perceptie op taal als drempel. Als deze bij anderstaligen wordt vermeld is dit een knelpunt dat wordt aangegeven door de andere partij, vb werkgevers. “Zeven jaar geleden ben ik in België komen wonen. Ik heb Nederlandse les gevolgd, maatschappelijke oriëntatie, zoveel inspanningen geleverd. Ik ben op zoek naar werk en telkens krijg ik te horen dat ik onvoldoende Nederlands spreek.”(Houssnia) 5.2.1 Drempels secundair onderwijs Zorgopleidingen verliezen aan populariteit, dit is een algemene tendens zowel bij allochtone als autochtone leerlingen. Er is veel werk aan het imago van het werken in de kinderopvang, het wordt gezien als een vrouwelijke sector met weinig mogelijkheden. Wel opvallend, volgens de scholen is dat leerlingen van allochtone origine vaker voor de richting kantoor kiezen, ondanks de lage tewerkstellingskansen. Dit zou volgens de scholen kunnen gelinkt worden aan het meer prestigieuze karakter van die opleiding. Uit gesprekken met de allochtone gemeenschap blijkt dat een aantal ouders weinig kennis hebben van het Vlaamse onderwijssysteem. Sommigen hebben hier in België geen onderwijs genoten en er bestaat een waaier aan verschillende opleidingen. Ook is er soms sprake van weinig affiniteit met de opleiding kinderzorg. Bestaat er een richting zoals kinderzorg? Moet men studeren om in de kinderopvang tewerkgesteld te worden? Deze vragen komen meermaals voor. Deze opmerkingen zijn ook deels terecht, momenteel zijn er voor het grootste deel van de sector kinderopvang geen kwalificatievereisten (in de zelfstandige sector en de onthaalouders zijn geen kwalificaties nodig). Tevens is er een gebrek aan rolmodellen. Ondanks de groeiende diversiteit binnen de gebruikers van de kinderopvang is de diversiteit binnen het personeelsbestand laag. Ook in de Kortrijkse Raad Intercultureel Samenleven27 in
26 Secundaire scholen: Sint-Joris, KTA Drie Hofsteden, Sint-Niklaas, Stella-Marisinstituut Volwassenenonderwijs: VSPW Begeleider in de Kinderopvang, VDAB Startopleiding Begeleider in de Buitenschoolse Kinderopvang, Synta Verantwoordelijke in de Kinderopvang 27 Raad voor alle burgers, zelforganisaties en het professionele werkveld die in Kortrijk en zijn deelgemeenten actief zijn rond de integratie van allochtonen en het minderhedenbeleid.
21
oktober 2011 kwam dit aan bod. Daar vraagt de allochtone gemeenschap aan het stadsbestuur om meer in te zetten op aanwerving van medewerkers van allochtone origine, dat er Nederlands gepraat wordt en dat er rolmodellen komen als voorbeeld voor hun kinderen. “Mijn dochter studeert verpleegkunde, wanneer ik dit binnen mijn gemeenschap vertel, wordt daar vaak om gelachen en betwijfelen ze of ze werk zal vinden. ‘Heb jij ooit al een zwarte verpleegster gezien?’ Dit is zeer spijtig, maar dit leeft binnen onze gemeenschap.”(Patrice) De secundaire scholen Sint-Joris en Stella Maris, uitgezonderd het KTA, hebben nagenoeg geen leerlingen van allochtone origine in de opleiding kinderzorg. Binnen de zorgopleidingen slagen de meeste leerlingen. Wanneer ze niet slagen worden taal en cultuur als grootste knelpunten aangegeven. Eén school vindt dat het slagen sterk afhankelijk is van de thuiscultuur. Leerlingen die sterk worden gestimuleerd door hun ouders hebben betere slaagkansen. Het CLB Groeninge geeft aan dat er nood is aan aandacht voor vroegtijdige uitval bij leerlingen van allochtone origine in het secundair. Er gaan zeer veel middelen en onderzoek uit naar de doorstroom van allochtone leerlingen naar het hoger onderwijs, terwijl er reeds knelpunten zijn rond doorstroom binnen het secundair onderwijs. 5.2.2 Drempels volwassenenonderwijs Uit gesprekken met de allochtone gemeenschap blijkt een duidelijke nood aan informatie en ondersteuning bij het zoeken naar een opleiding. Ze hebben weinig kennis over het aanbod aan opleidingen. Kan ik een opleiding met werk combineren? Waar kan ik naartoe om deze informatie te verkrijgen? In het secundair is er het CLB die begeleidt in keuzes. Daarenboven is er het systeem van modules wat het nog complexer maakt. Sinds kort is er het project ‘Leerwinkel voor derdelanders’ dat inspeelt op de knelpunten doorstroom en vroegtijdige uitval binnen het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs. Bij aanvang was het project gericht op derdelanders maar dit is uitgebreid naar alle kansengroepen. Het project richt zich niet enkel op trajectbegeleiding voor mensen met een educatief perspectief maar ook naar de toegankelijkheid van de opleidingen. Ook het voortraject ‘werken in de kinderopvang’ van het Europees project SUCCES (OCMW) wijst op enkele knelpunten. De bedoeling van dit traject is een vooropleiding aan te bieden op maat van leerwerknemers die werken in de kinderopvang. Bij aanvang van het project was het vereiste taalniveau te laag. De leerwerknemers hadden een te beperkte woordenschat en moeite met het schrijven. Voor sommigen bleek hun beperkte Nederlandse kennis een drempel om zich zeker en sterk te voelen op het werkveld. Er werd beslist om de deelnemers pas te laten instromen na een voldoende taalniveau behaald te hebben. Ook blijkt uit de realiteit dat er voor deze leerwerknemers weinig toegankelijke opleidingen zijn die leiden naar een kwalificatie om te werken in de kinderopvang. Volwassenenonderwijs is de enige weg maar blijkt vaak te hoogdrempelig. Complexe brochures, infomomenten, advies dat ontmoedigend werkt, enz. Tijdens de opleiding ervaren sommigen moeilijkheden met studeren, het werken met computer en het Nederlands. Lesgevers geven aan dat ze over onvoldoende ervaring, middelen en instrumenten beschikken om adequaat in te spelen op de noden van de anderstalige cursisten. Binnen bepaalde teams leeft de discussie in hoeverre er moet ingezet worden op toegankelijkheid en het laagdrempelig maken van opleidingen zonder de kwaliteit van de opleiding uit het oog te verliezen.
22
Daarnaast zijn er een aantal randvoorwaarden die het niet evident maken om een opleiding te starten. Financiële drempels, de combinatie van werk, gezin en leren. 5.2.3 Aanbevelingen Werken aan ouderbetrokkenheid. Bij de drempels in het secundair blijkt ouderbetrokkenheid zeer belangrijk. Inzicht krijgen in wat ouders weten over onderwijs. Welke gevoelens hebben ze t.a.v. de school? Welke overwegingen bepalen of ouders zich al dan niet inzetten voor het onderwijs? Is de ouder overtuigd dat hij een rol kan spelen in de schoolloopbaan? Voelt de ouder zich competent om de leerling daarin te ondersteunen?28 Een uitdaging voor de leerkrachten om leerlingen van allochtone origine te overtuigen in hun sterktes en hun kracht. “Ik ben zelf niet lang naar school geweest en weet niet hoe ik mijn dochter kan helpen met school”(Yvonne) Rolmodellen. Werk maken van rolmodellen voor leerlingen en studenten van allochtone origine, dit vooral in functie van het aantonen van jobmogelijkheden. Dit door samenwerkingen te realiseren tussen sector kinderopvang, onderwijsinstanties en Centra voor leerlingenbegeleiding. Rolmodellen kunnen vertellen over hun ervaringen binnen de sector. Hierbij aandachtig zijn voor het niet gaan benadrukken van rolmodellen. Dit kan iemand herleiden tot dat verschil. Op die manier gaat men ook voorbij aan het feit dat iedereen vele identiteiten heeft. Diversiteitsdenken betekent aanvaarden dat iedereen verschillend is en deze verschillen ook als meerwaarde te erkennen. Desondanks vertrekken we nog vaak vanuit ‘de norm’. Mensen waarmee we ons identificeren en weinig van verschillen aanzien we als ‘normaal’. Dit zorgt er onbewust voor dat mensen wel of niet tot een groep behoren. Bij het werken met rolmodellen moeten we zeer bewust zijn van de valkuil dat de dominante groep bepaalt wie of hoe een rolmodel moet zijn. Wanneer er wordt gewerkt met rolmodellen zijn verschillende rolmodellen nodig om stereotyperingen te voorkomen. Rolmodellen dienen niet enkel voor het aantrekken van de allochtone gemeenschap. Zij kunnen ook aantonen dat kinderopvang diversiteit positief benadert. Leerlingen vaardigheden aanleren om te kunnen omgaan met diversiteit. Tijdens de lessen aandacht hebben voor diversiteit. Door niet enkel vanuit ‘de norm’ te vertrekken maar verschillende perspectieven aan bod te laten komen. Leerlingen laten kennis maken met het ‘andere’ op een positieve manier. Hen inzichten laten verwerven over gelijkheid en ongelijkheid. De aanwezige diversiteit benutten via dialoog en interactie. Leerlingen de nodige vaardigheden aanleren om te kunnen omgaan met diversiteit. Vaardigheden die ze ook op het latere werkveld kunnen gebruiken. Mensen erkennen in hun taal en identiteit. Opvallend is dat taal door opleidingsverstrekkers en organisaties als eerste drempel wordt aangebracht. Bij de allochtone gemeenschap wordt het accent gelegd op het kunnen communiceren. Communicatie is een breder dan ‘taal’. Bij communicatie gaat het om een wederzijds proces met een betrokkenheid van beide partijen. Bij taal wordt dit beperkt tot de verwachting dat die ene partij de taal moet aanleren. Het accent zou hier kunnen verlegd worden naar communicatie en motivatie en deze als hefbomen te gebruiken bij het aanleren van het Nederlands. Taalverwerving is een proces van jaren. Het gaat om beide partijen bewust te maken van dit proces en steun en begrip te bewerkstelligen. Mensen te gaan erkennen in hun taal en identiteit. Wanneer mensen voortdurend botsen op taal als drempel wordt het ook een taal die hen niet genegen is. 28 Boeraeve A., Van Rijn M., Werken aan ouderbetrokkenheid: 7 dimensies als leidraad voor succesvolle aanpak. Welwijs, jg 21, nr 2,2010, p.23-25
23
Binnen opleidingen kan aandacht worden besteed aan het leren omgaan met meertaligheid. Respect voor meertaligheid creëren. Studenten en leerlingen leren omgaan met anderstaligheid. Op die manier zijn studenten en leerlingen ook beter uitgerust om later op het werkveld om te gaan met anderstalige cliënten. Bovendien is kennis van andere talen binnen de kinderopvang een meerwaarde. “ Sinds mijn 19de heb ik 30 jaar in dezelfde fabriek gewerkt. Enkele jaren geleden werd ik door mijn werkgever verplicht om gratis les Nederlands te volgen buiten de werkuren. Ik heb geweigerd, ik zei hem “Als ik Nederlands moet leren dan moet de hele fabriek Nederlands gaan leren.” Er is hier niemand die Nederlands spreekt. Nu ben ik op pensioen en ken ik onvoldoende Nederlands om op een goede manier met mijn kleinkinderen te praten. Ik ben gestart met lessen Nederlands.”(Lahoucine) Ondersteuning bieden binnen opleidingen. Binnen de opleidingen en stage ondersteuning bieden aan anderstaligen om afhaken te voorkomen en de slaagkansen te maximaliseren. Dit door te werken aan leer- en taalvaardigheden maar ook emotionele ondersteuning zoals omgaan met stress en moeilijke momenten. Samenwerken met het werkveld kansen aanbieden om ‘vaktaal’ te oefenen buiten de les. Opgedane kennis en ervaringen op de werkvloer koppelen aan nieuwe leerstof. Samenwerken met het werkveld en taaltrajecten integreren. Inzetten op voortrajecten die toeleiden naar opleidingen. Via voortrajecten (vb. SUCCES) mensen toeleiden naar opleidingen ‘begeleider in de kinderopvang’. Tijdens deze voortrajecten kan steeds getoetst worden aan de noden van het werkveld. Dit zorgt ervoor dat trajecten kunnen bijgestuurd worden en er op maat gewerkt kan worden. Tijdens het project SUCCES werd extra ingezet op Nederlands op de werkvloer. Er werd gewerkt op zinsbouw en woordenschat, formuleren van eigen mening, communicatie met ouders en schriftelijke en mondelinge oefeningen. Twee van de acht leerwerknemers zijn ingeschreven in het volwassenenonderwijs. Vanuit het OCMW worden deze mensen intensief begeleid in het ontwikkelen van de nodige competenties bij het leren ‘leren’ alsook ondersteuning in de geschreven taal. Dit is belangrijk voor het uitschrijven van taken binnen de opleiding. Een sterke samenwerking tussen de opleidingsverstrekkers en de toeleiders tot tewerkstelling kunnen hier de slaagkansen van deze studenten verhogen.
5.3
Doorstroom naar de kinderopvang als werkomgeving
5.3.1 Drempels Bij de meeste diensten zijn uitgezonderd de leerwerknemers zeer weinig werknemers van allochtone origine. Binnen de lokale diensten De Puzzel-Sint Jan (Stad Kortrijk) en De speelhoek (Buurt-en nabijheidsdiensten) worden allochtone kindbegeleiders tewerkgesteld. Deze voorzieningen werken buurtgericht en bieden tewerkstelling aan kansengroepen. Het gebrek aan medewerkers van allochtone origine wijten de dienstverantwoordelijken aan het gebrek aan kandidaten met de nodige kwalificaties. Bij de buurt- en nabijheidsdiensten, die kansengroepen tewerkstellen, komen jaarlijks een 10-tal kandidaten van allochtone origine solliciteren. De meesten worden tewerkgesteld als leerwerknemer of via een tewerkstellingsmaatregel. Bij deze dienst wordt taal als grootste knelpunt aangegeven. Dit zorgt voor communicatieproblemen bij ouders en binnen het team. Bij de doorstroom naar de kinderopvang, blijkt dat er bij het wervingsbeleid gehamerd wordt op professionaliteit, zeker bij de diensten die toeleiden tot tewerkstelling. Dienstverantwoordelijken zien in beweegredenen zoals het graag zien of graag spelen met kinderen geen bewijs van motivatie. Kinderopvang is meer dan spelen en verluieren
24
van kinderen. Ook wordt de bezorgdheid geuit rond tewerkstelling van laaggeschoolden en de kwaliteit van de kinderopvang. De werkdruk en kwaliteitseisen naar kinderopvang zijn hoog en dit zorgt voor een bijkomende opdracht voor voorzieningen en personeel. Binnen de diensten opvanggezinnen zijn geen onthaalouders van allochtone origine aanwezig. Hier blijken de voorwaarden omtrent wonen een duidelijke drempel, zeker in Kortrijk zijn woningen niet aangepast volgens de eisen van Kind en Gezin. Tevens kampen de diensten onthaalouders met een sterke vergrijzing. Dienstverantwoordelijken van De dienst opvanggezinnen merken een verschil in het profiel van de jongere en oudere onthaalouders. Jonge moeders die tijdelijk onthaalouder worden om zelf voor hun eigen kleine kinderen te zorgen. Wanneer hun kinderen groter worden gaan ze (terug) buitenshuis werken. 5.3.2 Aanbevelingen Draagvlak scheppen binnen de teams. Uit het hele project kunnen we een aantal belangrijke conclusies trekken. Om meer mensen van allochtone origine op het werkveld aan te trekken zijn er structuren, netwerken en samenwerking nodig om dit mogelijk maken. Ook zijn er meerdere mensen van allochtone origine nodig binnen een dienst. Wanneer mensen het gevoel krijgen dat ze er alleen voor staan, hebben ze de neiging om sneller te stoppen. Het behouden van mensen is even belangrijk als het aanwerven. Om dit te realiseren is draagvlak binnen de teams en de dienstverantwoordelijken nodig. Diversiteit binnen het personeel heeft altijd een meerwaarde, maar dit is niet voldoende. Het is belangrijk dat het personeel op een positieve manier samenwerkt door kennis te maken met de onderlinge verschillen maar ook de overeenkomsten. Plaats maken om te reflecteren over diversiteit. Deze vaardigheden nemen op hun beurt ook plaats binnen de opvoeding van kinderen. Kinderen leren om op een positieve manier om te gaan met diversiteit, een preventieve aanpak. Ook aandachtig zijn voor valkuilen zoals enkel te focussen op de verschillen en op de folklore. Diversiteitsdenken is niet enkel van belang voor de allochtone gemeenschap maar in ieders belang. Diversiteit is altijd aanwezig (ook al zijn er geen kinderen van allochtone origine aanwezig in de kinderopvang), het is een kwestie van er oog voor te hebben. Ook kan het niet gereduceerd worden tot één enkel project. Het is een geleidelijk proces waar men vooreerst diversiteit aanvaardt en daarna interactie aangaat en samenwerkt tot een gemeenschappelijk doel. Voor het personeel en dienstverantwoordelijken liggen hier twee belangrijke uitdagingen. Enerzijds werken aan de competenties van het personeel rond omgaan met diversiteit, zodat ieder kind maximale ontplooiingskansen krijgt. Anderzijds kinderen voorbereiden op een maatschappij die steeds diverser wordt.
Goede oriëntatie en ondersteuning op de werkvloer. Naar aanleiding van de bezorgdheden die dienstverantwoordelijken uiten rond kinderopvang, die meer is dan verluieren en spelen met kinderen, is een goede oriëntatie nodig. Via stages kan gepeild worden naar motivatie, competenties en een kennismaking met het werkveld. Taal- en jobcoaching kunnen eveneens ondersteunend werken. Samenwerkingen met taalopleidingen Nederlands gericht op personen die bezig zijn met jonge kinderen (De VDAB biedt Nederlands op de werkvloer aan). Op de werkvloer ruimte creëren om samen met collega’s over het werk te praten. Kansen bieden om Nederlands te oefenen buiten de les. Gebruik maken van verschillende wervingskanalen. Wil men werk maken van een divers personeelsbestand dan moet men daar bewust op inzetten. Naast de klassieke wervingskanalen ook gebruik maken van andere kanalen zoals brugfiguren en sleutelfiguren bij de allochtone gemeenschap, zelforganisaties,
25
allochtone mediakanalen (Kif-Kif, jobkanaal), lijsten van afgestudeerde studenten van allochtone origine, enz. Actief samenwerken met toeleiders die mensen informeren over het werken in de kinderopvang is een mogelijkheid. Wanneer gelijkwaardige kandidaten solliciteren, voorrang geven aan kandidaten van allochtone origine. De dienst opvanggezinnen van het OCMW onderneemt tal van acties rond het aanwerven van onthaalouders. Mond- aan mondreclame blijkt hier het meest succesvol. Voor het bereiken van mensen van allochtone origine is er een gebrek aan rolmodellen. Als dienst kan men zelf de stap zetten en mensen benaderen in hun eigen omgeving. Dit kan via huisbezoeken, sleutelfiguren, zelforganisaties en het gebruik maken van formele en informele netwerken. Momenteel zijn er geschikte kandidaten maar zonder woonst. Voor de dienst opvanggezinnen kan het zelf voorzien van woningen een oplossing zijn. Bewust zijn van eventuele uitsluitingsmechanismen in de selectieprocedure. Vertrekken vanuit de motivatie van mensen. Een onderscheid maken tussen competenties die nodig zijn bij de start van de job en competenties die kunnen aangeleerd worden op de werkvloer. Ook peilen naar de interculturele competenties van sollicitanten. Hoe staan zij ten opzichte van diversiteit binnen de kinderopvang? Een goede introductie en onthaal van de nieuwe medewerker is nodig. Voor een goed onthaal is niet enkel de inzet nodig van de nieuwe medewerker maar van het volledige team. Opleidingen organiseren rond competenties die nodig zijn in het omgaan met diversiteit binnen de kinderopvang. Competentieverwerving via dialoog en intervisie. Mogelijkheden creëren om alle medewerkers meer competenties te laten verwerven en hun werk beter te kunnen uitvoeren via dialoog en intervisie. Medewerkers kennis laten verwerven over kansengroepen zo kunnen er bepaalde zaken beter geplaatst worden. Gebrek aan kennis rond bepaalde groepen zorgt voor vooroordelen en misverstanden. Wanneer binnen het team mensen uit kansengroepen aanwezig zijn, creëert dit kansen om ervaringen uit te wisselen. Het reflecteren rond bepaalde handelingen, aanpak of ideeën kan enkel ten goede komen aan de kwaliteit van de kinderopvang. Uitbouwen van netwerken. Kinderopvang en middenveldorganisaties mogelijkheden laten realiseren om elkaar te leren kennen, en netwerken uit te bouwen. Ideeën, visies, mogelijkheden en instrumenten uitwisselen die werk maken van diversiteit binnen de kinderopvang. Een overlegplatform organiseren rond het bereiken van kansengroepen binnen de kinderopvang.
5.4
Visie op kinderopvang of andere drempels die spelen
5.4.1 Drempels Bij het bevragen van de allochtone gemeenschap naar andere drempels die spelen, blijkt dat de kinderopvang, de weg er naartoe, de randvoorwaarden, het systeem… weinig gekend zijn. Voor het inschrijven in de kinderopvang zijn heel wat sociale vaardigheden vereist. Informeren naar vrije plaatsen, invullen van formulieren, contacteren van verschillende diensten, enz. Voor velen een evidentie maar geen vanzelfsprekendheid voor anderen. Ook wijst de allochtone gemeenschap op een gebrek aan participatie. “Niet enkel diversiteit binnen het personeel is belangrijk maar ook de participatie van ouders. Laat ze kennismaken met de kinderopvang. Toon hen wat er daar allemaal gebeurt.”(Patrice)
26
5.4.2 Aanbevelingen Tijdens de inleiding werd de belangrijke rol van kinderopvang in het kader van armoedebestrijding besproken. Met als voorwaarden opvang van goede kwaliteit en een voldoende sociale mix. De sociale functie van de kinderopvang wil het recht op opvang voor alle kinderen. Kwaliteit staat niet enkel voor het pedagogische, een goede infrastructuur maar ook voor het contact tussen personeel, ouders en kinderen. Langetermijnsonderzoeken hebben de positieve effecten van kinderopvang bewezen, deze zijn het sterkst bij kansarme kinderen. Vooral wanneer kinderopvang kinderen uit diverse achtergronden samenbrengt. Er blijkt een positief verband te zijn tussen kwaliteitsvolle opvang en personeel. Weinig kwalitatieve opvang kan segregatie in de hand werken.29 Oog hebben voor niet-vanzelfsprekende vaardigheden. Er zijn heel wat drempels die de toegang voor kansengroepen verhinderen. Wantrouwen of het gevoel dat kinderopvang niet voor hen is. Ook zijn heel wat sociale vaardigheden nodig. Informeren naar vrije plaatsen, reserveren, reservatie bevestigen, plannen en organiseren, administratie, taal enz. Het is belangrijk om als kinderopvang oog te hebben voor deze niet vanzelfsprekende vaardigheden. Een warm en empatisch personeelsbeleid. De ligging of uitzicht van een gebouw kunnen ook een drempel zijn. Dit zijn drempels waar we geen rechtstreekse impact op hebben. Wel hebben we een invloed op een warm en empatisch personeelsbeleid. Personeel die openstaat voor iedereen. Via vormingen, opleidingen en intervisie het personeel kennis en inzicht laten verwerven in de leefwereld van kansengroepen en cultuurverschillen. Zorgen dat mensen uit kansengroepen deel uitmaken van het personeelsbestand. Personeelsleden van allochtone origine kunnen sneller het vertrouwen opwekken bij allochtone ouders. De ervaring en kennis van begeleiders van allochtone origine gebruiken om allochtone gezinnen te bereiken. Inzetten op ouderparticipatie en ontmoeting. De ouder is een belangrijke schakel in het welbevinden van het kind. Ontmoeting met goed opgeleide personeelsleden en andere ouders zorgt voor een laagdrempelige manier van opvoedingsondersteuning. Zorgen voor toegankelijke informatie die de mensen bereikt. Sommige ouders willen zelf instaan voor de opvoeding van hun kinderen. Hun kind is hun enige tijdsbesteding en ervaren kinderopvang als bedreigend. Kinderopvang is een recht, geen plicht. Wel is het belangrijk om deze mensen juist te informeren rond kinderopvang. Dit door samen te werken met zelforganisaties, brugfiguren, buurtwerk enz. Toegankelijke en duidelijke informatie verstrekken die ook bij hen terecht komt. “Mijn kindje is 1 jaar, zolang ze niet naar school gaat, wil ik zelf voor haar zorgen. Als ze zo klein zijn, vind ik het belangrijk dat ze bij hun moeder zijn. Zo leren ze ook onze taal en onze waarden kennen.”(Samira) Taalstimulering met respect voor de thuistaal. Voor allochtone kinderen kan kinderopvang de integratie en taalvaardigheid bevorderen. Taal is belangrijk voor de verdere loopbaan van kinderen. De visietekst van Kind en Gezin wijst op het belang van de thuistaal. De thuistaal een plaats geven binnen het opvoedingsgebeuren. Kinderen uit taalarme omgevingen verwerven later moeilijker 29
Unicef, The child care transition, A league table of early childhood education and care in economically advanced countries, Report Card 8, 2008, p. 23-32
27
talen. Een taalrijke omgeving is belangrijk. Dit wil zeggen dat ouders het best de taal gebruiken die ze het meest beheersen. Dit zorgt voor een betere taalvaardigheid en het beter aanleren van Nederlands als tweede taal. Binnen de kinderopvang thuistalen een plaats geven en zo taal en communicatie te stimuleren. Aandacht hebben voor de aansluiting tussen het taalgebruik thuis en in de kinderopvang.30
6. Conclusie De doelstelling van het project ‘Divers Werken in de kinderopvang’ kunnen we enigszins ambitieus noemen. Met dit project hopen we de kinderopvang, de opleidingsverstrekkers, de sociale economie en alle andere betrokken partners te stimuleren om zich te verder in te zetten voor diversiteit binnen de kinderopvang. De multiculturele samenleving is een feit. Willen we uitsluiting tegengaan is het van groot belang om in te zetten op kinderopvang die toegankelijk is voor alle kinderen en hun ouders, met extra aandacht voor de meest kwetsbaren. Door het creëren van structuren, netwerken en samenwerking kunnen bepaalde drempels die mensen van allochtone origine en/of mannen verhinderen een loopbaan uit te bouwen, aangepakt worden. Ook willen we de meerwaarde van diversiteit aantonen door er bewust op in te zetten.
30
Kind en Gezin, Visietekst taalstimulering en meertaligheid, 2011, p.7-8
28
Bijlage 1 Kinderopvanginitiatieven Partners CKO DE KOEPEL: OCMW Kortrijk, voor de dienst opvanggezinnen OCMW Kortrijk Stad Kortrijk, voor het inititiatief buitenschoolse opvang in De Puzzel en de occasionele opvang Het Blokkenhuis Vzw Buurt- en nabijheidsdienst Kortrijk, met minicrèche De Speelhoek Vzw Speelberg, voor het kinderdagverblijf de Speelberg Vzw Auricula, voor kinderdagverblijf Auricula Vzw ’t Sloeberke-Groenheuvel, voor het kinderdagverblijf ’t Sloeberke Vzw Familiehulp, zorgregio Kortrijk, voor Knuffel opvang van zieke kinderen Vzw ‘Reddie Teddy’ Thuishulp West-Vlaanderen, voor Reddie Teddy dienst opvanggezinnen West-Vlaanderen en voor Reddie Teddy-Thuisopvang zieke kinderen Vzw De Pagadder, voor minicrèche De Pagadder Andere: Vzw BIK, (Buurt Initiatieven Kuurne), kinderopvang Baloe, een lokaal buurtgerichte kinderopvang. Onderwijs Opleidingen secundair: Sint-Jorisschool Menen, BSO/TSO, 7de specialisatiejaar kinderzorg Sint-Niklaasinstituut Kortrijk, BSO/TSO Stella-Marisinstituut Kortrijk, BSO/TSO, 7de specialisatiejaar kinderzorg KTA Drie Hofsteden Kortrijk BSO/TSO, 7de specialisatiejaar kinderzorg
Opleidingen Volwassenenonderwijs: VDAB Vlaamse Dienst voor arbeidbemiddeling. Startopleiding ‘begeleider in de buitenschoolse opvang’ SYNTRA Opleiding verantwoordelijke kinderopvang VSPW Opleiding Kinderzorg / Begeleider in de kinderopvang Andere: CLB Groeninge en CLB Mandel en Leie Centrum voor leerlingenbegeleiding is een dienst waarop ouders, leerkrachten en schooldirecties een beroep kunnen doen. Voor info, hulp en begeleiding rond school en leren, gezondheid of gevoelens. EIF-project ‘leerwinkel voor derdelanders’ in West-Vlaanderen Ontwikkeling van een intermediaire instantie gericht op de orientatie van educatieve- en begeleidingstrajecten van derdelanders met educatief perspectief in West-Vlaanderen. Dit werd uitgebreid tot alle doelgroepen.
29
Sociale economie: RESOC (Regionaal Sociaaleconomisch Overlegcomité) Project SUCCES activiteit 3 VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling) Socio-culturele verenigingen waarbij de allochtone gemeenschap betrokken is: Netwerk Vreemdelingen Overleg tussen eerstelijnsdiensten die met allochtonen werken FMDO Federatie voor Mondiale Democratische Organisaties. FMDO coördineert en bevordert de initiatieven van de aangesloten organisaties op vlak van sociaal-cultureel werk. De Leiaarde Een project van vzw BIK (Buurtinitiatieven Kuurne) dat werk maakt van een interculturele samenleving via diverse educatie- en sensibiliseringsacties. Centrum Overleie Wijkcentrum dat ook werkt rond opvoedingsondersteuning SOM vzw Provinciaal Integratiecentrum West-Vlaanderen (Diversiteitswerking en Inburgering) Allochtone zelforganisaties Sanza Na Moyi, Maman Au secours, Solidarité Africaine de Courtrai, Vrouwekring Heule. Oudergroep Basisschool Sint-Jozef
30
Bijlage 2 Cijfers 7de specialisatiejaar Kinderzorg Scholen: Sint-Joris, Menen Stella-Marisinstituut, Kortrijk KTA Drie Hofsteden, Kortrijk 7de jaar kinderzorg 2006-2007 2007-2008 2008-2009 2009-2010 Totaal
Instroom Mannen 2 1 1 4 8 4%
Allochtonen 3 2 2 1 8 4%
Totaal 45 60 49 43 197 100%
Doorstroom (Afgestudeerd) Mannen Allochtonen 2 3 1 2 1 2 4 1 8 8 4,4% 4,4%
Totaal 34 58 47 41 180 100%
31
Bijlage 3 Startopleiding VDAB Begeleider in de Buitenschoolse Kinderopvang31
Cursus 10/200601/2007 Cursus 03/200706/2007 Cursus 10/200712/2007 Cursus 03/200806/2008 Cursus 10/200801/2009 Cursus 04/200906/2009 Cursus 10/200901/2010 Cursus 09/201001/2011 TOTAAL
Cursus 10/200601/2007 Cursus 03/200706/2007 Cursus 10/200712/2007 Cursus 03/200806/2008 Cursus 10/200801/2009 Cursus 04/200906/2009 Cursus 10/200901/2010 Cursus 09/201001/2011 TOTAAL 5 Schooljaren
Instroom mannelijke studenten 0
Instroom allochtone studenten 0
Instroom totale groep studenten 14
1
0
14
0
1
13
0
1
12
0
3
14
0
3
12
0
1
14
1
1
8
2 1,9 %
10 9,9 %
101 100%
Afgestudeerde mannelijke studenten
Afgestudeerde allochtone studenten
0
0
Totale groep afgestudeerde studenten 9
1
0
11
0
0
6
0
0
7
0
1
8
0
1
10
0
0
8
1
1
8
2 2,9 %
3 4,5%
67 100%
31 Deze opleiding wordt georganiseerd om een vlotte instroom naar tewerkstelling in de buitenschoolse kinderopvang mogelijk te maken. Deze opleiding richt zich naar kandidaat-begeleiders met het statuut werkzoekende en nog niet beschikt over een startkwalificatie.
32
Bijlage 4 Syntra opleiding: Verantwoordelijke in de kinderopvang32
Schooljaar 2007 Schooljaar 2008 Schooljaar 2009 Schooljaar 2010
2006-
Instroom mannelijke studenten 1ste 2de 1 0
Instroom allochtone studenten 1ste 2de 0 0
Instroom totale groep studenten 1ste 2de 20 10
2007-
0
0
1
0
14
13
2008-
0
0
0
1
15
10
2009-
0
0
0
0
21
10
Schooljaar 20062007 Schooljaar 20072008 Schooljaar 20082009 Schooljaar 20092010 Totaal 4 schooljaren
Afgestudeerde mannelijke studenten 1ste 2de 0 0
Afgestudeerde allochtone studenten
Afgestudeerde totale groep studenten
1ste 0
2de 0
1ste
0
0
0
0
9
0
0
0
1
8
0
0
0
0
12
1
35
0
2de 6
32
Deze opleiding is bestemd voor wie als zelfstandige of verantwoordelijke van een kinderdagverblijf wil werken. Met dit diploma kan in de gesubsidieerde kinderopvangsector enkel op niveau van verzorgende –begeleider gewerkt worden.
33
Bijlage 6: VSPW: Begeleider in de Kinderopvang Het aantal mensen die per module instroomt is moeilijk in kaart te brengen. Niet alle mensen volgen hetzelfde traject. Sommigen slagen voor bepaalde modules en anderen niet. De opleiding duurt in principe 2 jaar, maar dit traject kan langer of korter zijn. De verzamelde cijfers geven enkel zicht op de afgestudeerden per schooljaar.
2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 Totaal 4 schooljaren
Mannen 0 1 3 0 4
Allochtonen 2 3 4 4 13
Totale groep 35 28 19 28 100
34