O r g a n i s at i e s Marcel J. Wanrooy
Professionele organisaties ‘bestaan niet’ Dr. ir. M.J. Wanrooy is
Een ziekenhuis, een ICT-dienstverlener, een accountantsmaatschap en een
als senior adviseur
rechtbank hebben niet veel met elkaar gemeen. Toch worden ze onder
werkzaam bij GITP International b.v. De
één noemer geschaard: Professionele Organisaties. Een weinigzeggend
inhoud van dit artikel
containerbegrip. Is een heldere onderverdeling mogelijk, alsook een
komt uitgebreider aan de
beter begrippenkader dat daarbij aansluit? Jazeker. Zie hier een ontwerp
orde in zijn nieuwe boek
Besturing van Professio-
voor een type-indeling van organisaties met professionals.
nele Organisaties, dat eind 2008 verschijnt.
1. M.J. Wanrooy, Leiding geven tussen professionals, Scriptum, Schiedam, 2001.
26
Zowel in de praktijk als in de literatuur wordt de term ‘Professionele Organisatie’ vaak gebruikt. Het is in semantische zin een vreemde term -letterlijk betekent het een organisatie die professioneel is, maar dat wordt niet bedoeld- en er worden organisatietypen mee aangeduid die uiteenlopen van een maatschap van twintig personen tot een bank-verzekeraar van 2000 of 20.000 medewerkers. Het feit dat er hoog opgeleide medewerkers werken, vaak aangeduid als professionals, is nog geen reden om van één organisatietype te spreken. Dé Professionele Organisatie bestaat gewoon niet, het is een non-aanduiding, die leidt tot verwarring. HR-systemen en organisatieoplossingen worden op generieke wijze toegepast, zonder rekening te houden met de verschillen. Gedeeld eigenaarschap, collegiale besturing, ‘dual’ of ‘triple’ ladder, netwerkstructuren, duaal management, peerbeoordeling, INK, visitaties, ‘onefirm firm’, sturing op declarabele uren, opleidingspunten, het is een vrij willekeurige rij voorbeelden van concepten die soms wél en soms niét passend zijn. Dat hangt af van het soort ‘organisatie met professionals’ en daar bestaat weinig helderheid over. Het probleem is dus dat het ontbreekt aan een heldere indeling van typen ‘organisaties met professionals’, waardoor een basis voor gerichte interventies ontbreekt en naamsaanduidingen verwarrend zijn. In dit artikel presenteer ik een tentatieve ordening van organisatietypen, inclusief bijbehorende terminologie. Allereerst maak ik een onderscheid tussen de expert professional en de ‘social trustee’ professional. Dan volgt een overzicht van typen
‘professionele organisaties’ in de literatuur. Vervolgens ontwikkel ik een nieuwe ordening, zowel voor de marktsector als voor de publieke sector. Dit artikel is bedoeld voor managers, HR-verantwoordelijken en organisatiekundigen en -adviseurs. Expert professional en social trustee professional
Professionele organisaties ontlenen hun naam aan de dominantie van de beroepsbeoefenaar ‘professional’. Het is daarom zinvol eerst stil te staan bij het begrip professional. De stam van het woord (professie) betekent eenvoudigweg: beroep. Het stamt af van het Latijn ‘profiteri’, wat ‘openlijk verklaren’ betekent. Oorspronkelijk was een professor ‘hij die openlijk verklaard heeft in een bepaald vak les te zullen geven’. De klassieke professional heeft zich langs twee historische lijnen, de ambachtelijke wer ker en de notabele, ontwikkeld tot de eigentijdse professional.1 Indelingen blijven arbitrair en een scherpe afbakening is lastig, maar een betrekkelijk ruime definitie luidt als volgt: Een professional beoefent een vak dat zich onderscheidt door een zestal kenmerken: 1 2 3 4 5
Hoog opleidingsniveau Specialistische kennis en/of vaardigheden Grote autonomie bij de vakuitoefening Oorspronkelijkheid Beroepsbinding (identificatie, vakstandaarden, corps d’esprit) 6 Ethiek, moreel gezag, dienstbaarheid
Naarmate een beroepsbeoefenaar méér aan deze zes criteria voldoet, is hij/zij méér als echte professional te beschouwen. Hiermee wordt echter geen recht gedaan aan het verschil tussen een ‘gewone’ hoogopgeleide kennis werker (de definitie van Weggeman luidt2: ‘Een kenniswerker is iemand die voor het goed uitvoeren van zijn primaire taak permanent veel moet leren’) en een professional. Om dit verschil te verduidelijken maak ik gebruik van het onderscheid dat Brint aanbrengt tussen ‘expert professionalism’ en ‘social trustee professionalism’.3 Hij schrijft over de statusverandering van de professional en signaleert dat de professie ‘as a source of collective moral force in public life’ aan het verdwijnen is. Hij stelt dat vroeger ‘professional status was defined as much by a sense of ethical and public responsbility as by specialized knowledge’. Maar de ‘social importance’ is volgens hem op de achtergrond geraakt. Het door hem genoemde ‘social trustee professionalism’ heeft in de loop der tijd plaats gemaakt voor het nieuwe ‘expert professionalism’, dat alleen door hoog gespecialiseerde kennis wordt gekenmerkt. (N.B. Volgens dit begrippenkader komt de expert professional overeen met de bovenbedoelde kenniswerker). Benutten we de term van Brint met enige vrijheid en scharen we ook het kenmerk beroepsbinding onder de ‘social trustee professional’, dan valt een helder onderscheid te maken als weergegeven in figuur 1.
Deze tweedeling is behulpzaam bij het ordenen van verschillende typen ‘organisaties met professionals’. Ik kom hier later op terug. Professionele organisatie, verkenning van begrippen
De term Professionele Organisaties is niet adequaat. Ook al zou men spreken over professionals organisatie (of een organisatie met professionals), wat qua Nederlands juister is, dan nog zijn het begrippen die een grote diversiteit aan organisatietypen insluiten. De centrale vraag is: Wat zijn de alternatieven? Om deze vraag te beantwoorden geef ik een kort overzicht van typeaanduidingen in de bestaande literatuur (zie voor een overzicht figuur 2). Professional Organisation Mintzberg introduceerde in 1979 het begrip ‘Professional Bureaucracy’. Daarmee duidde hij één van zijn vijf beroemde configuraties aan die hij in ‘The Structuring of organisations’ onderscheidde. Later noemde hij dit organisatietype: Professional Organisation.4 Mintzberg beschrijft de Professional Organisation als een organisatietype met een relatief platte structuur, waarbij de omvang en invloed van het middle management en de staforganen beperkt is. De macht is grotendeels gedelegeerd naar het uitvoerende niveau, waar de operationele activiteiten door zelfstandig werkende professionals worden uitgevoerd. In de ondersteu-
Figuur 1. Onderscheid tussen social trustee en expert professional 2. M. Weggeman, Kennis Social trustee professional
Expert professional (kenniswerker)
management; inrichting en besturing van kennis
• Hoog opleidingsniveau
• Hoog opleidingsniveau
• Specialistische kennis/vaardigheden
• Specialistische kennis/vaardigheden
intensieve organisaties, Scriptum, Schiedam, 1997. 3. S. Brint, In an Age of Experts, The Changing Role of Professionals in Politics
• Autonomie
• Autonomie
and Public Life, Princeton: Princeton University Press,
• Oorspronkelijkheid
• Oorspronkelijkheid
Princeton, 1994. 4. H. Mintzberg, The structuring of organisations,
• Beroepsbinding
Prentice Hall, New York , 1979. H. Mintzberg,
• Ethiek, moreel gezag, dienstbaarheid
Mintzberg on Management: inside our strange world of organisations, The Free Press, New York, 1989.
119 ‒ 8
27
nende diensten zijn alle neventaken, zoals administratie, documentatie, logistiek, en huisvesting ondergebracht. De coördinatie van werkzaamheden geschiedt niet zozeer door richtlijnen van de directie of van staforganen, De opkomst van de maar door standaardisanetwerkorganisatie heeft tie van kennis en vaardigheden. Door selectie de Adhocracy naar de van goed opgeleide achtergrond gedrongen medewerkers, door opleidingen en door adequate ‘training on the job’ zorgt men ervoor dat de professionals het werk op de juiste wijze verrichten. Organisaties zoals ingenieursbureaus, onderzoeksinstituten of HBO-instellingen zijn voorbeelden van de Professional Organisation. Ook ziekenhuizen rekent Mintzberg tot dit type. 5. B. Kapteyn, Organisatie theorie voor non-profi, Van Loghum Slaterus, Deventer, 1990. 6. M. Weggeman, Leiding geven aan professionals, het verzilveren van creativiteit, Kluwer Bedrijfswetenschap pen, Deventer, 1992. L. Caluwé, de en H. Vermaak, Leren veranderen. Een handboek voor de verander kundige, Samson, Alphen aan den Rijn, 1999. 7. M. Weggeman, Kennis management; inrichting en besturing van kennis intensieve organisaties, Scriptum, Schiedam, 1997. 8. F.E. Kwakman, ‘The professional service firm of the future’, Inaugurele rede Nyenrode Business Universiteit, 2007. 9. E. Lazega, The collegial Phenomenon. The social Mechanisms of Cooperation among Peers in a Corporate
Innovative Organisation Eenmaal door Mintzberg geïntroduceerd, is daarna de Professionele Organisatie een ingeburgerd begrip geworden. De aanduiding is echter verwarrend. In deze organisatievorm werkt immers een aanmerkelijk aantal niet-professionals. Dit betreft niet alleen de ondersteunende staf (administratie, bibliotheek, etc.) en de technische staf (Financiën, P&O, Kwaliteit, etc.), maar ook overige medewerkers, zoals juridisch medewerkers, tekenaars, laboranten, etc. Daarentegen zijn er andere organisatietypen waar wél vele professionals werkzaam zijn. Bijvoorbeeld maatschappen en kleine flexibele, netwerkachtige organisaties. Maar dit organisatietype heeft Mintzberg de Innovative Organisation genoemd, oorspronkelijk aangeduid als Adhocracy.4 In dit organisatietype vervaagt het onderscheid tussen management, staforganen, uitvoerende activiteiten en ondersteunende diensten. De organisatie bestaat uit projectgroepen, flexibele teams en netwerken waar losse, zelfstandig opererende units naast elkaar functioneren, zonder sterke centrale sturing. In de praktijk komt de Innovative Organisation vooral voor bij kleinere consultancybureaus en in jonge kennisintensieve bedrijfstakken zoals de biotechnologie. De term is vooral van toepassing op kleinere organisaties in een snel veranderende omgeving.
Law Partnership, University Press, Oxford, 2001. 10. S. Mayson, Making sense of law firms. Strategy, Structure and ownership, Blackstone Press Limited, London, 1997.
28
Professionele organisatie Als we bekijken hoe de Professional Organisation door Nederlandse auteurs is overgenomen, dan zien we dat soms wordt vastgehouden aan de oorspronkelijk door Mintzberg bedoelde configuratie (o.a. Kapteyn5), maar vaak kiest men voor een ruimere
interpretatie, waarbij het feit dat er veel professionals in een organisatie werkzaam zijn, voldoende reden is om het een Professionele Organisatie te noemen (o.a. Weggeman, Teulings, Caluwé en Vermaak6). Kennis Intensieve Organisatie (KIO) Uitgaande van de al eerder genoemde kenniswerker introduceert Weggeman de KIO, de Kennis Intensieve Organisatie. Analoog aan zijn definitie van Professionele Organisatiesomschrijft Weggeman de KIO als: ‘een organisatie met overwegend kenniswerkers in het primaire proces (of ten minste in de technische staf mits die een dominante invloed heeft op het primaire proces)’.7 Uit het gedeelte tussen haken blijkt dat ook Weggeman worstelt met een precieze begripsomschrijving. Professionele dienstverlener Recent heeft Kwakman het begrip Professionele dienstverlener geïntroduceerd.8 Hij gebruikt dit woord als aanduiding voor een organisatie die: - voor ten minste de helft bestaat uit medewerkers die als professional getypeerd kunnen worden; - professionele diensten levert op het gebied van drie soorten services: strategische advies, oplos singen of capaciteit;. - een partner- of vennotenstructuur kent dan wel een bv- of nv-vorm waarin ondernemerschap en eigenaarschap op een bepaalde wijze worden gecombineerd; - zelfstandig is of onderdeel van een groter bedrijf, maar altijd met een eigen commerciële positie in de markt. Kwakman maakt hiermee duidelijk dat het om private bedrijven met een dienstverlenend karakter gaat, waarbij sprake is van een vorm van gedeeld eigenaarschap. Partnership Uit de Angelsaksische wereld is de aanduiding partnership afkomstig. Hiermee wordt de maatschap bedoeld. Niet als rechtsvorm, maar als organisatietype. De partnership lijkt het meest op de oorspronkelijke (van de middeleeuwse gilden afgeleide) structuur waarin de ‘social trustee professionals’, zoals artsen en advocaten, zich verenigden. Zo schrijft Lazega dat in partnerships de macht is verspreid over een aantal personen, die ideaal gesproken als gelijken worden beschouwd.9 De macht is niet toebedeeld aan een individu en van daaruit gedelegeerd, maar verankerd in het collectief als geheel en van daaruit gemandateerd naar
(groepen) personen. Bovendien is de macht in handen van de personen met de meeste expertkennis en niet, zoals in bureaucratische organisaties, in handen van managers of staffunctionarissen. Ook Mayson gebruikt in zijn studie naar het functioneren van advocatenkantoren in Groot-Brittannië de benaming partnerships.10 Zijn beschrijving komt overeen met die van Lazega. Professional Service Firm Naast de algemene term partnership wordt in de Angelsaksische wereld de aanduiding Professional Service Firm (PSF) gebruikt. David Maister gaf bekendheid aan deze benaming met het uitbrengen van zijn eerste boek in 1993: Managing the Professional Service Firm.11 Hij geeft geen nauwgezette omschrijving van de PSF. In zijn inleiding noemt hij de sectoren waar hij ervaring mee heeft, zoals accountants, architecten, consultants, juristen, reclamebureaus en ‘investment bankers’. Hij vermeldt dat deze organisaties een aantal gemeenschappelijke kenmerken bezitten: hoogopgeleide professionals met een sterke beroepsbinding voeren op zeer zelfstandige wijze, vaak solistisch, opdrachten uit voor een klant waar ze een directe een-op-eenrelatie mee hebben. Er is weinig gestandaardiseerd, de persoonlijke dienstverlening bestaat vooral uit maatwerk en komt tot stand in een intensief afstemmingsproces met de klant. Ook in het werk van Lowendahl, Stumpf c.s. en Lorsch en Tierny wordt de PSF op deze wijze beschreven.12 Services Tot slot van deze verkenning is het de moeite waard om het algemene begrip services onder de loep te nemen. Is er onder de noemer services een typologie te vinden die kan helpen bij een indeling van organisaties met professionals? De Jong et al. hebben een studie naar verschillende typen services gedaan, die verwijzen naar typen Service Firms.13 Zij komen tot een onderscheid in drie categorieën: 1. ‘Specialized’ services, bijvoorbeeld: accountancy, R&D, engineering en management consultancy. Kenmerken: men voorziet in het ontwerpen van de diensten, geheel op maat voor specifieke klanten, men heeft intensieve contacten met de klant, en opereert overwegend in een businessto-business omgeving met relatief weinig klanten en een lange klantcontacttijd. 2. ‘Production-intensive’ services, bijvoorbeeld: bank- en verzekeringswezen, telecommunicatie, ICT-dienstverleners en transportondernemingen.
119 ‒ 8
Kenmerken: men tracht het aanbod te vereenvoudigen. Er is veel aandacht voor de efficiency van het leveringsproces. Daarom probeert men de outputspecificaties te standaardiseren. In de meer geavanceerde diensten past men de standaarddiensten aan op de behoeften van de gebruiker. 3. ‘Supplier-dominated’ services, bijvoorbeeld: kappers, hotels, detailhandel. Kenmerken: het gaat om massadienstverlening met veel klanten. De klantcontacten zijn kortdurend, er zijn weinig klantspecifieke maatstaven en ook de beoordeling is weinig klantspecifiek. Mintzberg voorbij
Uit het voorgaande blijkt dat auteurs verschillende kaders gebruiken, die soms samenvallen, soms elkaar overlappen en soms geheel van elkaar verschillen. De vraag is: valt er een bruikbare ordening te ontwikkelen? Mintzberg heeft grondleggend werk verricht, daarom kijk ik eerst naar zijn configuraties. De Professionele Organisatie is weliswaar oorspronkelijk door Mintzberg van specifieke kenmerken voorzien (platte structuur, geringe invloed van middle management c.q. staforganen en standaardisatie van vaardigheden), maar de term stuit, zoals hiervoor vermeld, op allerlei bezwaren. Zijn andere typering, de Innovatieve Organisatie heeft de laatste vijftien jaar nauwelijks ingang gevonden, noch in de praktijk, noch in de theorie. Dat geldt wel voor de term Adhocracy. Deze aanduiding werd vooral gebruikt als men zich geconfronteerd zag met snelle organisatieveranderingen en men de structuurloosheid tot nieuwe norm verhief, daarbij gebruikmakend van de, wat modieus klinkende, term Adhocracy. De opkomst van de netwerkorganisatie heeft echter de Adhocracy naar de achtergrond gedrongen. Bovendien geldt dat de typering weliswaar geschikt is voor organisaties met (zowel expert- als ‘social trustee’-)professionals, maar dat het vooral een aanduiding is voor kleinere organisaties, die zich snel en flexibel aan marktomstandigheden moeten aanpassen. Voor grote organisaties, zeker in de semipublieke sector, zoals ziekenhuizen en hogescholen, is het geen adequate typering. Het verdient mijns inziens daarom de voorkeur om het begrip Adhocracy te laten voor wat het is (de term wordt overigens tegenwoordig weinig meer gebruikt). Waar Mintzberg geen geschikte terminologie heeft te bieden, reiken andere auteurs wel mogelijkheden aan. Zo is de Kennis Intensieve Organisatie
11. D.H. Maister, Managing the professional service firm, The Free Press, New York, 1993. 12. B.R. Lowendahl, Strategic Management of Professionals Service Firms, Business School Press, Copenhagen, 2000. S.A. Stumpf en J.P. Doh & K.D. Clark, ‘Professional Service Firms in Transition: Challenges and Opportunities for Improving Performance’, Organisational Dynamics, Vol 31, nr 3, 2002, p. 259-279. J.W. Lorsch en T.J. Tierney, Aligning the Stars, how to succeed when professionals drive results, Harvard Business School Press, Boston, 2002. 13. J.P.J. De Jong, et al., ‘Innovation in service firms explored: what, how and why?’, EIM Business and Policy Research, Zoetermeer, 2003.
29
Figuur 2. Overzicht typen ´professionele organisaties´ in de literatuur Social trustee professional Professional organization (eerst: Professional bureaucracy)
Auteur Mintzberg
Innovative organization (eerst: Adhocracy)
Mintzberg
Professionele organisatie
Weggeman, e.a.
Kennisintensieve organisaties (KIO´s)
Weggeman
Professionele dienstverlener
Partnership
Professional Service Firm
Service Firms
Kwakman
Lazega, Mayson
Maister, Lorsch & Tierney, Lowendahl, Stumpf c.s. De Jong et al.
Kenmerken Organisatieconfiguratie met platte structuur, macht op het uitvoeringsniveau en standaardisatie van vaardigheden. Kleine flexible organisaties, loosely coupled systems. Relatief autonoom werkende hoogopgeleiden Coördinatie door afstemming. Organisatie waar voornamelijk professionals in het primaire proces werkzaam zijn. Organisaties waar overwegend kenniswerkers in het primaire proces werkzaam zijn. 50% of meer professionals, levering van professionele diensten, combinatie van ondernemerschap en eigenaarschap (bijvoorbeeld partnerstructuur), commerciële positie in de markt Gelijkwaardige partners delen winsten en verliezen, gezamenlijk eigendom. Onderling contract. Vervlechting sociaal en economische leven. Hoog opgeleide professionals, sterke beroepsbinding, zelfstandig werkzaam, 1-op-1 relatie met de klant, maatwerk. (‘Firms that provide professional assistance to the business community’). Vooral een sectoraanduiding met als onderscheid: 1. Specialized Services 2. Production Intensive 3. Supplier Dominated
(KIO) niet ongeschikt als een overkoepelende typering van alle organisaties met veel hoogopgeleide kenniswerkers. Voor een verdere specificering is het vooral van belang om een onderscheid te maken tussen organisaties in de marktsector en organisaties in de (semi-)publieke sector. Beide komen hieronder afzonderlijk aan de orde. Ordening van ‘Professionele Organisaties’ in de marktsector
In de marktsector valt een een onderscheid te maken tussen Professional Service Firms (PSF’s) en Monolitische kennisorganisaties (MKO’s). 14. M.J. Wanrooy, ‘Veel kapiteins op één schip. Bestuurlijke inrichting van Professional Service Firms’ (proefschrift), GITP Media, Nijmegen, 2007.
30
Professional Service Firms Het blijkt dat in de marktsector veel van de genoemde auteurs (Lazega, Mayson, Greenwood, Maister, Lowedahl, Lorsch & Tierney, De Jong, Kwakman) ongeveer hetzelfde type organisatie
Voorbeelden Ingenieursbureau, Onderzoeksinstituut, HBO-onderwijs, Ziekenhuis. ICT, Consulting firms, Biotechnologie, Telecom. Breed scala. Breed scala. ICT, Research, Juridische en financiële diensten, Reclame en PR, Organsatieadvies, Technisch advies, Testen, bemiddelen, werven, Arbo, Opleiding & training, Detachering kader Met name Law firms.
Accountants, Architecten, Juristen, Consultants, Recruiters, Juristen, PRadviseurs Reclamebureaus, Ingenieursbureaus, Investment bankers, IT consulting firms. 1. Accountancy, consultancy, etc. 2. Bank- en verzekeringswezen, ICT, telecom, etc. 3. Kapper, hotels, detailhandel, etc.
voor ogen hebben: de maatschapachtige organisatie. De benamingen zijn weliswaar verschillend (maatschap, partnership, ‘professional service firm’, ‘specialized’ services, professionele dienstverlener) maar over de eigenschappen zijn zij het op hoofdlijnen eens. De gemeenschappelijke kenmerken zijn als volgt te typeren:14 - Hoogwaardige professionele dienstverlening aan klanten. - Individuele beroepsbeoefenaren vormen een collectief samenwerkingsverband (‘interdependent entrepreneurs’). - Confraterniteit (men functioneert als maten). - Gedeeld eigenaarschap. - Gespreide machtsverdeling, nadruk op consensus. - Krachtige informele relaties, gekenmerkt door samenwerken én competitie. - Acculturalisatie en lange inleertrajecten creëren sterke binding en beroepsidentiteit.
- Praktijkeenheden onder leiding van een ‘keyprofessional’ staan als ‘micro-koninkrijken’ centraal in de organisatie. - Beperkte staffuncties met geringe invloed op het primaire proces. De ideaaltypische vorm is hiermee gekenschetst. Dit is traditioneel de organisatievorm van de ‘social trustee professionals’. Er is voor dit maatschapachtige type nauwelijks een geschikte Nederlandse benaming voorhanden. ‘Maatschap’ verwijst naar een rechtsvorm, dat schept verwarring. Partnership is een betere term, maar heeft een erg brede betekenis. De beste aanduiding voor dit type is Professional Service Firm. Monolitische kennisorganisaties Auteurs als Lowendahl, Mayson en De Jong et al. beschrijven in de marktsector een continuüm met aan de ene zijde een samenwerkingsverband van individuele beroepsbeoefenaren (de ‘professional service firm’) en aan de andere zijde de monolitische kennisorganisatie, die lijkt op het corporate model (aandeelhouders-directie-medewerkers) van reguliere organisaties. Op dit continuüm kunnen de graduele verschillen tussen de twee typen organisaties worden aangeduid zoals we ze hebben weergegeven in figuur 3.
Voorbeelden van bedrijven op beide polen zijn: architectenbureau versus groot ingenieursbureau, maatschap van reïntegratieadviseurs versus ARBOdienst, ICT-adviesbureau versus grote ICT-dienstverlener, vertalerscollectief of tekstbureau versus uitgeversconcern.
Aanzet tot een ordening van ‘Professionele Organisaties’ in de (semi)publieke sector Het is de vraag of deze tweedeling relevantie heeft voor de publieke of semipublieke sector. Maatschappen komen weliswaar in ziekenhuizen voor, maar dat is een zeer speOnder druk van concurrentie cifieke situatie vanwege de inbedding in een en bedrijfseconomische grote complexe organisturing dreigt een teloorgang satie. De diversiteit van publiek gefinancierde van professionele standaarden, instellingen zoals rechtethiek en maatschappelijke banken, ziekenhuizen of onderzoeksinstellindienstbaarheid gen is niet onder te brengen in bovenstaande tweedeling tussen PSF en MKO. Dat is jammer want enerzijds is het verschil in eigendom, financiering, dienstenpakket en markt geheel verschillend, maar anderzijds gaan onder invloed van privatisering steeds meer (voor-
Figuur 3. Onderscheid tussen Professional Service Firm en Monolitische kennisorganisatie
Professional Service Firm
Monolitische kennisorganisatie
Professie, eigendom, zeggenschap en winst in één hand
- Scheiding tussen deze vier elementen
Social trustee professionals
- Expert professionals (kenniswerkers)
Horizontale structuur en sturing Praktijkgroepen rondom partners Besluitvorming op basis van consensus Professioneel paradigma Individuele autonomie Informele relaties
- Verticale structuur en sturing - Lijn/staf organisatie
- Gecentraliseerde besluitvorming - Beheersings- (of management)paradigma - Wederzijdse afhankelijkheid - Formele relaties
Maatwerk
- Standaardisatie
Vakinhoud dominant
- Markt dominant
Beroepsethiek
- Winst
Kleine schaal
- Grote schaal
119 ‒ 8
31
malige) overheidsorganisaties bedrijfsmatig en marktgericht opereren en is de grens tussen publiek en privaat vanuit het perspectief van professionals géén natuurlijke waterscheiding. Men vindt vergelijkbare professionals immers in beide werelden, bijvoorbeeld rechters Welke andere organisatievorm en advocaten. Bovenbiedt aan professionals zo dien hebben veel professionals, zoals medici veel eigenaarsgevoel, motivatie en wetenschappers, die en ruimte voor ontplooiing als van oudsher gewend zijn aan een non-profit de klassieke partnership? omgeving, steeds meer te maken met marktwerking en bedrijfseconomische sturing. Het is dus vanwege de toenemende vervlechting tussen markt- en publieke sector interessant om een typologie te ontwikkelen, die beide domeinen omvat. (Semi-)publieke sector Richten we ons op organisaties met een relatief groot aantal expert professionals en ‘social trustee professionals’, dan is de (semi)publieke sector op hoofdlijnen in twee categorieën in te delen (ontleend aan Van Egten en Veldman):15 I. Geheel door overheid gefinancierd: Rechtbanken, Gerechtshoven, Openbaar Ministerie II. Gedeeltelijk door overheid gefinancierd: Onderwijsinstellingen (Universiteiten, Hogescholen, ROC’s, Voortgezet Onderwijs) Ziekenhuizen en GGZ-instellingen Onderzoeksinstituten (TNO, KNAW-instituten, RIVM, etc.)
15. C. van Egten, en W. Veldman, De controlefunctie in de publieke en non- profitsector, Sdu uitgevers, Den Haag, 2006. 16. De uitwerking van deze stelling valt verder buiten het bestek van dit artikel.
32
Veel organisaties uit de tweede categorie hebben een hybride karakter. De financiering varieert van centrale overheidsbudgetten tot projectfinanciering, derde geldstroom, AWBZ, collegegelden, etc. De afnemers zijn individuele studenten of burgers maar ook overheidsinstanties en bijvoorbeeld de Europese Commissie. De klantcontacten zijn kortdurend of langlopend. De producten en diensten zijn totaal verschillend (onderwijs, rapporten/adviezen, begeleiding, zorg). De mate van standaardisatie verschilt sterk. Sommige organisaties zijn slank met veel experts en weinig ondersteuning, anderen zijn voorzien van uitgebreide ondersteunende en technische staven. In de ziekenhuizen functioneren specialistenmaatschappen (als eilanden met een eigen dynamiek) in
een bureaucratische omgeving die door veel ondersteunende en logistieke processen wordt gedomineerd. Door privatisering ontstaan nieuwe juridische entiteiten en (semi)commerciële units. Kortom, dit veld is zeer diffuus en het is vrijwel onmogelijk een meer precieze typering te vinden die al deze hybride vormen insluit en die een herkenbare configuratie beschrijft. In feite betekent dit dat er bijna géén heldere sub-indeling van KIO’s in de (semi) publieke sector mogelijk is. Toch is er een bepaald conceptueel kader te ontwikkelen waarin verbanden en overgangen zichtbaar worden. Onderstaand wordt dit kader verder uitgewerkt. Conceptueel kader Uit de bovenstaande indeling van de (semi)publieke sector volgt een robuuste vierdeling in organisatietypen, gekarakteriseerd op basis van hun producten: - Rechterlijke organisaties (rechtbanken, gerechtshoven, OM) - Zorgorganisaties (ziekenhuizen en GGZ-instellingen) - Onderwijsorganisaties (universiteiten en HBO/ MBO) - Onderzoeksorganisaties (instituten van diverse aard). Deze typen verschillen in de mate waarin de organisaties volgens de wetten van de private sector opereren. Een rechtbank lijkt het minst op een commerciële marktpartij, maar een onderwijsinstelling of onderzoeksinstituut kan zich wél spiegelen aan bijvoorbeeld een groot adviesbureau in de profitsector. Het eerste indelingscriterium is hiermee bepaald: publieke of private financiering. Als tweede ontwerpvariabele kies ik het onderscheid tussen ‘social trustee professionals’ en expert professionals. De veronderstelling is dat hoe hoger het ‘social trustee-gehalte’, dat wil zeggen hoe meer er sprake is van maatschappelijke dienstbaarheid, ethische aspecten, beroepsbinding en daarmee gepaard gaande autonomie in de vakuitoefening, hoe moeilijker het is om de bedrijfsvoeringsprincipes van een corporate organisatie toe te passen.16 Door beide dimensies (publiek/privaat en expert/ trustee-gehalte) te combineren ontstaat één kader waarbinnen de bovengenoemde typen uit de (semi) publieke sector gepositioneerd kunnen worden (zie figuur 4). De stippellijn in figuur 4 geeft aan dat er wat betreft de mate van marktfinanciering sprake is van een glijdende schaal. De indicatie van het ‘social trustee gehalte’ is gebaseerd op het volgende: het
Figuur 4. Indeling (semi-)publieke sector Overheidsfinanciering
Marktfinanciering
Expert profs Onderwijsorganisatie
Onderzoeksorganisatie
Zorgorganisatie Rechterlijke organisatie
Social trustee profs
beroep van rechter wordt het sterkst bepaald door de kenmerken ethiek, moreel gezag, maatschappelijke dienstbaarheid en beroepsbinding (zie figuur 1). Daarna volgen medici en psychologen, onderzoekers en docenten. De rangschikking is globaal, nadere differentiatie, bijvoorbeeld tussen verschil-
lende typen onderzoekers, is natuurlijk mogelijk. De twee organisatietypen uit de marktsector (PSF’s en MKO’s) kunnen aan dit model worden toegevoegd. Dan ontstaat een conceptueel kader waarin alle organisatietypen met professionals in een logische samenhang zijn opgenomen (zie figuur 5).
Figuur 5. Indeling van ‘professionele organisaties’ in (semi-)publieke sector én marktsector (SEMI-)PUBLIEKE SECTOR
MARKTSECTOR
Overheidsfinanciering
Marktfinanciering
Expert profs
Monolitische kennisorganisatie
Onderwijsorganisatie
Onderzoeksorganisatie
Zorgorganisatie
Professional service firm
Rechterlijke organisatie
Social trustee profs
119 ‒ 8
33
Besluit
In de praktijk zien we dat veel Professional Service Firms transformeren tot Monolitische Kennisorganisaties met een corporate karakter. Ook laat de praktijk zien dat veel instellingen in de semipublieke sector steeds meer Het is de vraag in hoeverre marktgericht gaan wer(semi-)publieke ondernemingen ken. Het lijkt er sterk op dat zij eveneens (gedeelen Professional Service Firms telijk) tot corporate orgabedrijfsvoeringconcepten uit nisaties transformeren. Het is echter de vraag in corporate organisaties op hoeverre (semi)publieverantwoorde wijze kunnen ke ondernemingen en Professional Service overnemen Firms bedrijfsvoeringsconcepten uit corporate organisaties op verantwoorde wijze kunnen overnemen. Enerzijds hebben zij veel te winnen op het punt van marktgerichtheid en efficiency, anderzijds dreigt onder druk van concurrentie en bedrijfseconomische sturing een teloorgang van professionele standaarden, ethiek, maatschappelijke dienstbaarheid en beroepseer. Er rijzen vragen als: moeten onderzoekers alleen nog maar toegepast onderzoek ‘voor de markt’ verrichten omdat voor fundamenteel onderzoek geen overheidsfinanciering meer beschikbaar is? Of: moeten notarissen - nog verder - aan marktwerking worden blootgesteld? Wat de bedrijfsvoering betreft zijn er
34
in de (semi)publieke sector bepaalde grenzen. Niet alle professionele arbeid laat zich sturen door middel van ‘targets’. Er zijn in dat proces nog veel problemen te overwinnen. De discussies zijn op dit terrein volop in beweging, onder meer getuige de recente beroeps(z)eer beweging en de aandacht voor normatieve professionalisering. Privatisering is geen ‘holy grail’, er komen ook keerzijden aan het licht. Meer marktwerking voor professionals moet niet leiden tot verschraling of tot een overmaat aan corrigerende regelgeving. Ook voor de Professional Service Firms is het corporate model geen doel op zich. Welke andere organisatievorm biedt aan professionals immers zoveel eigenaarsgevoel, motivatie en ruimte voor ontplooiing als de ‘klassieke’ partnership? Dat neemt echter niet weg dat bepaalde principes van corporate bedrijven, zoals standaardisatie, professionalisering van stafdiensten en strategische marktsturing, in PSF’s kunnen worden geïncorporeerd. In elk geval is het gezien deze tendensen beslist de moeite waard om de inrichtings- en sturingsprincipes van corporate organisaties (ingenieursbureaus, uitgeverijen, IT-dienstverleners, etc.) preciezer in kaart te brengen, zodat de ervaringen die daar zijn opgedaan op passende wijze elders kunnen worden gebruikt. Daar ligt mijns inziens in de nabije toekomst een interessante uitdaging voor organisatiekundigen en -adviseurs!