Professionals in de ‘Buurzame Wijk’ Een kwalitatief onderzoek naar de houding van professionals ten opzichte van de participatie van bewoners in de eerste fase van het project ‘Buurzame Wijk’ uitgevoerd door maatschap Inkr8 in Amsterdam Slotermeer.
Naam: Baukje Reitsma Studentnummer: 1809695 Begeleider: Dr. P.G.S.M. Smets Tweede beoordelaar: Drs. B.G. Keuper Instituut: Vrije Universiteit Onderzoeksverslag stage Inkr8 ter invulling van de minor Plaats en datum: Amsterdam, 19 mei 2014
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 1 Relevantie ............................................................................................................................................ 3 Leeswijzer ............................................................................................................................................ 4 1. De wijk Slotermeer .............................................................................................................................. 5 1.1 Slotermeer in woorden en cijfers .................................................................................................. 5 1.2 De aanpak van de wijk Slotermeer ................................................................................................ 6 1.3 Broedplaats de Vlugt ..................................................................................................................... 7 1.4 Professionals in Slotermeer ........................................................................................................... 7 2. Professionals en bewoners in de wijk in theoretisch perspectief ....................................................... 8 2.1 Bewoners, overheid, zorg- en welzijnsorganisaties samen in de wijk .......................................... 8 2.2 De systeemwereld en de leefwereld van de wijk .......................................................................... 9 2.2.1 Professionals die handelen vanuit de systeemwereld en bewoners die handelen vanuit de leefwereld...................................................................................................................................... 11 2.2.2 Professionals die handelen vanuit de leefwereld ................................................................ 13 Conclusie ........................................................................................................................................... 13 3. Methodologie .................................................................................................................................... 15 3.1 Onderzoek setting ....................................................................................................................... 15 3.2 Onderzoekmethoden betreffende het vergaren van data .......................................................... 16 3.3 Positie van de onderzoeker ......................................................................................................... 16 3.4 Analyse van de vergaarde data ................................................................................................... 17 4. Inkr8 in Slotermeer ............................................................................................................................ 19 4.1De Inkr8 professionals en de buurtkrachten ................................................................................ 19 4.2 Project ‘Buurzame Wijk’ .............................................................................................................. 19 4.2.1 Van voorbereiding tot buurttreffer ...................................................................................... 20 4.3 De buurttreffer zoals vormgegeven in het project ‘Buurzame Wijk’ .......................................... 20 4.3.1 De theorie en de uitvoering van de methode ‘Appreciative Inquiry’ .................................. 21 4.3.2 De methode van ‘Appreciative Inquiry’ tijdens de buurttreffer .......................................... 23 5. Professionals en bewoners in de wijk geanalyseerd ......................................................................... 26 5.1 Inkr8 in gesprek ........................................................................................................................... 26 5.1.1 Inkr8 bespreekt de buurttreffer ........................................................................................... 28 5. 2 Professionals in gesprek met Inkr8............................................................................................. 29 5.2.1 Professionals over hun werk in de wijk ................................................................................ 30 5.2.2 Belangen van de professionals in de wijk............................................................................. 32
5.2.3. Reacties van de professionals op de methode van de buurttreffer.................................... 33 5.2.4 Professionals over andere professionals in de wijk ............................................................. 35 5.3 Professionals over bewoners ...................................................................................................... 36 Conclusie ........................................................................................................................................... 38 6. Conclusie en discussie ....................................................................................................................... 40 6.1 De systeemwereld en de leefwereld in de wijk Slotermeer ....................................................... 40 6.1.1 Professionals die handelen vanuit de systeemwereld of de leefwereld in Slotermeer ....... 42 6.2 De verschillende typen participatieprofessionals in Slotermeer ................................................ 43 6.3 Discussie ...................................................................................................................................... 44 6.4 Aanbevelingen voor verder onderzoek ...................................................................................... 44 7. Reflectie op de stage ......................................................................................................................... 46 Literatuurlijst ......................................................................................................................................... 48
Inleiding Samenwerken, stimuleren, verantwoordelijkheid; allemaal termen die te linken zijn aan de participatiesamenleving, hét politieke woord van 2013 volgens de van Dale (2013). In de eerste troonrede van onze Koning Willem-Alexander komt het woord participatiesamenleving ook terug. De Koning beschrijft hoe onze samenleving transformeert van een klassieke verzorgingsstaat naar deze nieuwe vorm van samenleven. Wanneer mensen verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leven en daarmee zelf vorm geven aan hun toekomst voegt dit volgens de troonrede niet alleen waarde toe voor het leven van dit individu, maar voor de levens binnen de gehele samenleving (NOS, 2013). Tegelijkertijd wordt er met deze mooie woorden veel verwacht van burgers. Aan de ene kant worden burgers dringend verzocht door de overheid het heft in eigen hand te nemen en aan de andere kant treedt dezelfde overheid langzaam terug (Verhoeven & Ham, 2010). Zo bouwt de overheid bijvoorbeeld in Amsterdam de wijkaanpak af, aldus wethouder Freek Ossel. Van de burger wordt op deze manier verlangd om actief samen te werken met zowel de overheid als andere professionals in de wijk (Ossel, 2013). Naast dat de participatiesamenleving steeds uitbreid en ontwikkeld wordt, is Amsterdam op bestuurlijk niveau deze jaren ook bezig met de Focusaanpak. De gemeenteraad van Amsterdam heeft in 2012 de Focusaanpak vastgesteld in het kader van de Hervorming Stedelijke Vernieuwing. In deze Focusaanpak komen de Wijkaanpak en Stedelijke Vernieuwing samen, dit inclusief de budgetten die nog resteerden. De gemeenteraad heeft er voor gekozen om zich binnen de Focusaanpak te richten op de acht gebieden in Amsterdam die zij gekenmerkt hebben als meest kwetsbaar (Gemeente Amsterdam, 2014b). De aanpak richt zich op de kwaliteit van leven in een wijk voor de bewoners en de sociaal economische positie van deze mensen. De acht gebieden binnen de Focusaanpak worden op deze punten als de slechtste gebieden betiteld in de stad (Stadsdeel Nieuw-West, 2012, p. 1). Twee van deze focusgebieden in Amsterdam bevinden zich in voormalig stadsdeel Slotermeer. Vanuit het doel van de Focusaanpak tot het verbeteren van de leefkwaliteit in de wijken richt stadsdeel Nieuw-West zich op het versterken van de verbinding tussen bewoners en daarnaast op de ontwikkeling van de wijk door bewoners zelf (Inkr8, 2013a: p. 1). In dit kader is maatschap Inkr8 gevraagd om het project ‘Buurzame Wijk’ ten uitvoer te brengen. De maatschap Inkr8 bestaat uit Paul Jansen en Marieke Stenvers. Paul en Marieke leren aan kinderen, jongeren, ouders, bewoners, docenten en andere professionals hoe zij op een constructieve en positieve wijze met elkaar om kunnen gaan (Stenvers, Jansen & de Visser, 2012, p. 3). Hiervoor bieden zij trainingen (aan) en organiseren zij buurttreffers. Paul en Marieke leren vervolgens aan bewoners om deze vaardigheden aan anderen door te kunnen geven om een olievlekwerking in de wijk te creëren. Deze opgeleide bewoners worden buurtkrachten genoemd (Inkr8, 2013d). Het project ‘Buurzame Wijk’ bestaat uit het (toe)werken naar een buurttreffer in het voormalige stadsdeel Slotermeer. Een buurttreffer wordt door Paul en Marieke beschreven als een laagdrempelige manier 1
om contact tussen bewoners te stimuleren. Bewoners uit Slotermeer gaan met elkaar in gesprek. In deze gesprekken wisselen zij ideeën uit en daaruit ontstaan plannen voor de sociale en maatschappelijke ontwikkeling van hun wijk. Tijdens het gehele traject bepalen de bewoners zelf welke ondersteuning zij nodig denken te hebben van de professionals die beschikbaar zijn in de wijk (Inkr8, 2013d). Persoonlijk ken ik Paul en Marieke inmiddels een aantal jaren en samen met hen geef ik trainingen en buurttreffers in de wijk. Toen ik hoorde over het project ‘Buurzame Wijk’ was ik direct erg benieuwd naar het verloop van deze ‘buurttreffer in wording’. Doordat ik zelf ervaring heb met het geven van trainingen en buurttreffers uit naam van Inkr8 ben ik vertrouwd met de praktische uitvoering van de door hen gehanteerde methoden. Mijn betrokkenheid bij het project ‘Buurzame Wijk’ vanuit mijn studie gaf mij de kans om vanuit een onderzoeksperspectief deze methoden, en hun impact op de wijk en de bewoners, te analyseren. Niet alleen vormde mijn stage daarom een ervaring in het doen van sociaal wetenschappelijk onderzoek, de stage gaf mij daarnaast ook de kans mijn eigen werk als Buurtkracht onder de loep te nemen. Dit onderzoeksverslag is vervolgens het product van deze onderzoeksstage waarin ik met Paul en Marieke heb meegelopen tijdens het voorbereidingsproces van de buurttreffer in Slotermeer. Het onderzoek is exploratief begonnen. Mijn interesse lag vooraf bij het door mij vermeende spanningsveld tussen bewoners en professionals in de wijk. Gaandeweg het onderzoek ben ik mij meer gaan richten op de professionals in de wijk. Niet alleen wordt er vanuit de overheid meer verwacht van bewoners, in direct verband daarmee wordt ook meer gevraagd van de professionals. Zij moeten immers samenwerken met de bewoners die opstaan om initiatieven te ontplooien. Dit onderzoek gaat in op de houding van de professionals in de wijk Slotermeer ten opzichte van de participatie van bewoners. Mijn veldwerk bestond uit het volgen van het voorbereidingsproces van Paul en Marieke en de verschillende gesprekken die zij voerden in de wijk tot aan de buurttreffer op 18 november 2013. Gedurende het project ‘Buurzame Wijk’ troffen verschillende actoren in de wijk Slotermeer elkaar en wilden of moesten wellicht samenwerken. Als belangrijkste actoren onderscheid ik de bewoners van Slotermeer, de buurtkrachten van Inkr8, de gespreksleiders van Inkr8, de professionals van Inkr8 en de professionals uit de wijk, die werkzaam zijn bij zorg- en welzijnsorganisaties en bij de overheid. De bewoners van Slotermeer definieer ik als alle mensen die in deze wijk woonachtig zijn. De buurtkrachten van Inkr8 zijn ook bewoners, maar zij zijn door Inkr8 opgeleid om buurttreffers en trainingen te verzorgen. In het project ‘Buurzame Wijk’ vervullen geen buurtkrachten een leidende rol die ook zelf in Slotermeer wonen. Op de professionals van Inkr8 en de professionals uit Slotermeer ligt in dit onderzoek de focus, hun relatie en houding ten opzichte van de bewoners van Slotermeer staa centraal. Zoals aangegeven wordt zowel van de burger als van de welzijnsprofessionals in de wijk verwacht dat zij actief met elkaar samenwerken. Verschillende auteurs (van den Brink en van Hulst 2012; Hilhorst en van der Lans 2013; Smets en Azarhoosh 2014b; van Stokkom en Toenders 2010) 2
houden zich bezig met de dynamiek tussen deze partijen. Dat deze samenwerking niet altijd eenvoudig is geven verschillende onderzoeken aan die een kloof beschrijven tussen de burger en de overheid (Kampen et al. 2009; Lub et al. 2010; Tonkens 2009; Smets en Azarhoosh 2014a). Van de Brink en van Hulst (2012) proberen deze kloof te duiden door de theorie van Habermas (1981) over verschillende motieven en strategieën van communicatief handelen toe te passen op de partijen in de wijk. Habermas (1981) onderscheid in het communicatief handelen twee werelden waarin mensen verschillende motieven hebben en hierdoor andere strategieën toepassen. Enerzijds is daar de systeemwereld waarin doelrationeel gehandeld wordt als zijnde strategie en waar geld en macht als prikkel gelden. Hier tegenover staat de leefwereld waarin communicatief gehandeld wordt, dit als een alternatief voor doelrationeel handelen. Bij het toepassen van deze theorie op de wijk scharen van den Brink en van Hulst (2012) de lokale overheid en organisaties uit het publieke domein onder de systeemwereld en bewoners, die zich ook kunnen verenigen, onder de leefwereld. In deze scheiding zien we de verschillen in de werkwijze van de lokale overheid en de leefsfeer van de bewoners in de wijk (ibid., p. 57).5 In dit onderzoek richt ik mij op de relaties van de in Slotermeer werkzame professionals met de bewoners van de wijk. Tijdens het voorbereidingsproces van Inkr8 voor het project ‘Buurzame Wijk’ heb ik verschillende van deze professionals gezamenlijk met de Inkr8 professionals gesproken. In de analyse van deze gesprekken staat de volgende onderzoeksvraag centraal: Wat is de houding van professionals ten opzichte van de participatie van bewoners in de wijk Slotermeer? Om deze vraag te kunnen beantwoorden maak ik gebruik van de verschillende werelden betreffende motieven en strategieën van communicatief handelen die in de wijk bestaan. De volgende deelvragen zullen de beantwoording van de onderzoeksvraag van dit onderzoek ondersteunen: - Wat is de houding van professionals die vanuit de systeemwereld werken ten opzichte van de participatie van bewoners? - Wat is de houding van professionals die vanuit de leefwereld werken ten opzichte van de participatie van bewoners?
Relevantie Doordat onze participatiesamenleving nog in ontwikkeling is wordt er op allerlei lagen in de samenleving nog druk gezocht en geëxperimenteerd over hoe dit vorm zou moeten krijgen. Zoals eerder beschreven wordt de wijkaanpak in Amsterdam afgebouwd en is men momenteel bezig met de Focusaanpak. Hierin wil men werken vanuit andere verhoudingen tussen bewoners en de professionals 3
en de overheid. Het project ‘Buurzame Wijk’ is een project waarin bewoners worden uitgedaagd zelf een actieve rol te vervullen in de ontwikkeling van hun wijk. Maatschappelijk is dit onderzoek van belang omdat het bijdraagt aan de ontrafeling van de verhoudingen tussen de verschillende partijen in de wijk. De overheid vraagt om een nieuwe manier van samenwerken tussen deze partijen, maar hoe dit er precies uit moet komen te zien en hoe betrokken partijen hier daadwerkelijk mee omgaan is niet duidelijk. Dit onderzoek levert een bijdrage aan het maatschappelijke debat over de samenwerking tussen deze verschillende partijen. Wetenschappelijk is dit onderzoek een bijdrage aan de al bestaande literatuur omtrent participeren in de wijk. Wat dit onderzoek toevoegt is dat er onderzocht is wat de houding van professionals is ten opzichte van de participatie van bewoners in de wijk. Inkr8 past met het project ‘Buurzame Wijk’ de methodiek van de buurttreffer toe om participatie aan te jagen in de wijk. Dit onderzoek gaat na hoe deze methodiek functioneert in de wijk en draagt daarmee ook bij aan het debat over participatie op buurtniveau. Dit onderzoek geeft inzichten uit de lokale praktijk. Deze inzichten kunnen gebruikt worden om beleid omtrent participatie in de wijk vorm te geven. Daarnaast volgt op dit onderzoeksrapport ook een diepgaander onderzoek naar het instrument van de buurttreffer door een masterstudent Sociologie. Beide onderzoeken gezamenlijk zullen een beeld kunnen schetsen van het functioneren van de methodiek die gebruikt wordt bij de buurttreffer in Slotermeer.
Leeswijzer In het volgende hoofdstuk staat het onderzoeksgebied, de wijk Slotermeer, centraal. Nadit hoofdstuk volgen het theoretisch kader en de beschrijving van de methodologie. In het vierde hoofdstuk wordt het project ‘Buurzame Wijk’ van Inkr8 in Slotermeer besproken. Hierna volgt de analyse en de conclusie en discussie. Dit onderzoeksrapport wordt afgesloten met een persoonlijke reflectie op de onderzoeksstage.
4
1. De wijk Slotermeer In dit hoofdstuk staat de wijk Slotermeer centraal. In de beschrijving wordt eerst een beeld gegeven van de wijk in woorden en cijfers. Vervolgens wordt er ingezoomd op de wijze waarop er sinds de jaren ’90 nagedacht is over het verbeteren van de wijk en welke plannen en beleid hier uit voortgevloeid zijn. Inzoomende op de wijk komen ook de belangrijkste plaatsen gedurende het project ‘Buurzame Wijk’ aan de orde. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beschrijving van de in Slotermeer werkzame professionals.
1.1 Slotermeer in woorden en cijfers Het project ‘Buurzame Wijk’ wordt door Inkr8 uitgevoerd in een deel van het voormalige stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer. In 2010 zijn de daarvoor zelfstandige stadsdelen Osdorp, Slotervaart en Geuzenveld/Slotermeer samengevoegd tot één stadsdeel genaamd Nieuw-West. Het ontstane stadsdeel beslaat ongeveer 45.000 woningen en 130.000 inwoners (Platform31, 2014). In totaal worden er door de lokale overheid 9 wijken onderscheiden in Nieuw-West (zie figuur 1). Zoals zichtbaar is in figuur 1 bestaat de wijk Slotermeer in feite uit Figuur 1: Stadsdeel Nieuw-West in 9 wijken (Stadsdeel Nieuw-West, 2014)
Slotermeer West en Slotermeer Oost. Bij
het project ‘Buurzame Wijk’ ligt de focus op Slotermeer-Oost, ook wel aangeduid als Slotermeer Noord-Oost (Stadsdeel Nieuw-West, 2012, p. 3). De beschrijving van het onderzoeksgebeid staat dan ook in het teken van Slotermeer Noord-Oost. Op het moment van het schrijven van dit onderzoeksrapport wordt er opnieuw gewerkt aan een opsplitsing van de stad. Na de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2014 zullen de verschillende deelraden van de stad verdwijnen, hiervoor in de plaats ontstaan bestuurscommissies. Deze bestuurscommissies zullen dan, in plaats van de deelraden, gaan functioneren als de verlengstukken van de gemeenteraad. De deelraden verdwijnen wegens een wijziging in de Gemeentewet (Gemeente Amsterdam, 2014a). De woonwijken van Slotermeer Noord-Oost zijn gebouwd na de oorlog en in de Focusaanpak 20132014 (Stadsdeel Nieuw-West, 2012) wordt beschreven dat in die tijd veel Amsterdammers graag deze nieuwe bouwgronden, net buiten het ringspoor, gingen bekijken. De stedelingen uit de wijken als de 5
Jordaan en de Kinkerbuurt keken er naar uit om een nieuwe woning te betrekken in de ruimte, het licht en het groen wat Slotermeer te bieden had. Dit was heel wat anders dan de kleine huizen die zij in de oude stad gewend waren (Stadsdeel Nieuw-West, 2012, p. 3). De ontwikkeling van het gebied wat nu de wijk Slotermeer Noord-Oost vormt was veelbelovend. In de jaren is er echter veel veranderd. Slechts een aantal zinnen na de beschrijving van Slotermeer Noord-Oost als goed bewaard geheim in het stuk van de Focusaanpak wordt de wijk tegenwoordig met termen omschreven als: “…Lage inkomens, hoge werkloosheid, krap wonen, verrommeling van de buurt, gevoel van onveiligheid en sociale cohesie onder druk…” (ibid.: 3). Gedurende de jaren na de bouw van de nieuwe wijk Slotermeer Noord-Oost, zo staat in de Focusaanpak beschreven, is de bevolking van de wijk meer gekleurd en multicultureel geworden (ibid.: 3). Als we inzoomen op wat er sinds de laatste jaren precies speelt in Slotermeer gaat de Focusaanpak onder andere in op de lage maatschappelijke participatie van de bewoners. Specifiek over Slotermeer Noord-Oost wordt beschreven dat de werkloosheid 11,5 keer zo hoog is als het Amsterdamse gemiddelde. De inkomenssituatie van veel gezinnen is slecht. Tijdens het schrijven van de Focusaanpak, juli 2012, behoorde ongeveer 24% van de huishoudens tot de minima. Van de kinderen die in Slotermeer Noord-Oost wonen, groeit 38% op in een minima huishouden (Stadsdeel Nieuw-West, 2012, p. 4). Op verschillende manieren ervaren de bewoners in Slotermeer stress. Enerzijds wonen ruim 500 gezinnen in te kleine woningen. Te kleine woonruimte legt druk op het huishouden en op de buurt. Zowel in de woningen zelf als op straat hebben de bewoners weinig privacy. Doordat de bevolkingssamenstelling van de verschillende buurten is verandert in Slotermeer wordt er een verminderde sociale cohesie ervaren. Er zijn bijvoorbeeld in de wijk veel ouderen die weinig contacten hebben en zich eenzaam voelen. Uiteindelijk zorgt de geringe betrokkenheid van veel bewoners bij hun straat en wijk er voor dat deze erg rommelig wordt en vervuild raakt. Het gevoel van onveiligheid neemt hierdoor toe (Stadsdeel Nieuw-West, 2012, p. 4).
1.2 De aanpak van de wijk Slotermeer Sinds de jaren ’90 maken het stadsdeel en de woningcorporaties gezamenlijk plannen om iets aan de fysieke en sociale situatie in Slotermeer te verbeteren (Gemeente Amsterdam, 2010, p. 1). Vanaf 2000 zijn deze plannen ten uitvoer gebracht. De gezamenlijke plannen draaiden om vier pijlers: (1) fysieke pijler; de kwaliteit van wonen voor de bewoners en de kwaliteit van de openbare ruimte, (2) sociale pijler; de kwaliteit van de samenleving in de wijk: de sociale cohesie, (3) economische pijler; het klimaat verbeteren voor ondernemers en daarnaast de kansen op werkgelegenheid vergroten en (4) de leefbaarheid en veiligheid van de wijk verbeteren. Voor de wijkaanpak is sinds 2008 landelijk beleid opgesteld, daarmee vloeiden vervolgens ook rijksgelden naar de verschillende wijken. In de
6
Amsterdamse wijkaanpak is tot doel gesteld om in 2015 er voor te zorgen dat alle inwoners van Slotermeer Noord-Oost en als groter geheel Nieuw-West kunnen leven op Normaal Amsterdams Peil. Dit Normaal Amsterdams Peil houdt in dat de bewoners uit Nieuw-West gemiddeld genomen dezelfde sociaal economische positie zouden moeten hebben als andere inwoners van Amsterdam (Gemeente Amsterdam, 2010, p. 4).
1.3 Broedplaats de Vlugt Het project ‘Buurzame Wijk’ is gesitueerd rondom de aula van broedplaats de Vlugt, wat voorheen een school was . De broedplaats wordt sinds 2010 beheerd door het Urban Resort Network. De stichting Urban Resort Network werd opgericht in 2006 en streeft er naar om leegstaand vastgoed geschikt te maken als werk en/of woonruimte voor culturele en creatieve ondernemers (Broedplaats de Vlugt, 2014). Momenteel heeft de stichting zeven panden in beheer, waarvan broedplaats de Vlugt er één is (Urban Resort, 2014). Het gebouw is grofweg te verdelen in drie verschillende delen. Aan de rechterzijde van het gebouw bevinden zich de lokalen waar de ondernemers zich gevestigd hebben, aan de linkerkant op de begane grond bevindt zich de aula en daarboven is een sportzaal. Broedplaats de Vlugt bevindt zich op de Burgemeester de Vlugtlaan. Deze straat vormt een belangrijke verbindingsroute tussen enerzijds het winkelgebied plein ’40-’45 en anderzijds de ring van Amsterdam en de wijk Bos en Lommer. Op de Burgemeester de Vlugtlaan zijn voornamelijk kleine supermarkten te vinden en andere ondernemers zoals een kapper en een klein café. Boven deze panden zijn woningen gevestigd. De aula van de broedplaats is door het stadsdeel als locatie voor het project ‘Buurzame Wijk’ toegewezen omdat tot op heden het stadsdeel de huurder is van deze ruimte en men graag zou zien dat bewoners hier activiteiten zouden ontplooien en op langere termijn de gehele organisatie en uitbating van de ruimte voor hun rekening zouden nemen.
1.4 Professionals in Slotermeer In Slotermeer zijn heel wat professionals actief die zich bezighouden met het wel en wee van de bewoners. Gedurende mijn onderzoeksperiode is er in elk geval één professionalsoverleg geweest waarvoor alle professionals in de wijk waren uitgenodigd. Tijdens dit professionalsoverleg werd er een smoelenboek uitgedeeld waarin alle professionals en verschillende projecten staan beschreven. In hoofdlijnen valt in dit smoelenboek te lezen wat het stadsdeel in Slotermeer doet, welke politiemensen beschikbaar zijn, de verschillende woningbouwcorporaties en een korte beschrijving van een veertiental organisaties die actief zijn in de wijk (Stadsdeel Nieuw-West, 2013).
7
2. Professionals en bewoners in de wijk in theoretisch perspectief In dit hoofdstuk is het theoretisch fundament van dit onderzoek uitgewerkt en het laat zien welk kader hierdoor geschept is voor de analyse van mijn data. Dit theoretisch kader begint met een bespreking van de wijze waarop burgerschap momenteel ingezet wordt door de overheid in de wijk en wat hierdoor van bewoners en professionals verwacht wordt. Tussen de verwachtingen van bewoners en de overheid en professionals over het handelen in de wijk wordt een kloof ervaren. Bewoners in de wijk handelen vanuit de leefwereld, terwijl professionals handelen vanuit de systeemwereld. Beide werelden worden benoemd en uitgelegd aan de hand van de verschillen in handelswijzen van de bewoners en de welzijnsprofessionals in de wijk. Het beeld van deze twee werelden in de wijk wordt uigebreid met de opsplitsing in typen participatie professionals. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een korte paragraaf over professionals die handelen vanuit de leefwereld van bewoners.
2.1 Bewoners, overheid, zorg- en welzijnsorganisaties samen in de wijk De overheid is op zoek naar burgers, bewoners, die hun schouders onder de publieke zaak willen zetten, beschrijven Verhoeven en Ham (2010) in hun geredacteerde werk ‘Brave burgers gezocht. De grenzen van een activerende overheid’. Dat dit niet geheel vrijwillig is blijkt wel uit de Wet Maatschappelijke Ontwikkeling waarin als centraal beleidsdoel staat beschreven dat burgers maatschappelijk moeten participeren (Lub, Schotanus & Uyterlinde, 2010, p. 23). Tonkens (2009) benoemt dat actief burgerschap door de overheid gezien wordt als “een oplossing voor het gebrek aan sociale samenhang, consumentisme en asociaal gedrag, sociale uitsluiting en de kloof tussen burgers en bestuur” (Tonkens, 2009, p. 7). Burgers richten daarentegen hebben volgens Tonkens (2009) vooral op de rechten van burgerschap. In relatie tot de overheid zien burgers zichzelf dan ook niet als burger, maar als klant (ibid.: p. 154). We kunnen wel stellen, dat als we kijken naar maatschappelijke participatie en burgerschap, er een kloof bestaat tussen hoe dit ervaren wordt door de overheid en door burgers. Deze kloof wordt ook besproken in het boek ‘Als meedoen pijn doet. Affectief burgerschap in de wijk’. In dit gezamenlijke werk van Tonkens en de Wilde (2013) wordt de kloof tussen burgers en overheid geplaatst in de context van de wijk. In de wijk ervaren bewoners gevoelens van miskenning en teleurstelling en daarnaast voelen zij zich niet serieus genomen door de overheid. Deze spanning wordt niet alleen met de overheid ervaren, maar ook met instituties zoals welzijnsinstellingen. “Welzijnswerkers nemen het initiatief of de activiteit over om subsidie te krijgen” of “bewoners hebben het gevoel dat welzijnswerkers met hun eigen belang bezig zijn” (Tonkens & de Wilde, 2013, p. 12). Hilhorst en van der Lans (2013) beschrijven dat ook professionals moeite ervaren met de nieuwe verwachtingen vanuit de overheid. Professionals uit de publieke sector raken vervreemd, schrijven zij, en lopen stuk op de 8
ontstane bureaucratie. De professionals kunnen zich hierdoor verdwaald voelen en sommigen raken zelfs hun passie voor het vak kwijt (Hilhorst & van der Lans, 2013, p. 20). In beide werken waaraan Tonkens heeft bijgedragen (Tonkens, 2009; Tonkens & de Wilde, 2013) wordt gesproken over burgerschap. Enerzijds gaat het echter over ‘actief’ burgerschap en anderzijds over ‘affectief’ burgerschap. In het boek van ‘De affectieve burger. Hoe de overheid verleidt en verplicht tot zorgzaamheid’ van Kampen, Verhoeven en Verplanke (2013) schrijven de auteurs in hun inleidende hoofdstuk over deze ontwikkeling van het concept burgerschap. Van oorsprong was burgerschap vooral een sociale en een juridische status. Burgerschap ging over de civiele, politieke en sociale rechten van burgers, collectieve regelingen en het realiseren van een menswaardig bestaan (ibid.: p. 12-13). De laatste tientallen jaren ontwikkelde burgerschap zich ook als identificatieproces van burgers: “…verwijzend naar ‘hoe mensen zichzelf in collectieve termen ervaren’” (ibid.: p. 13) en activiteit: “…’de praktijk van actieve betrokkenheid in het leven van de politieke gemeenschap’” (ibid.). Het zien van burgerschap als activiteit wordt door de overheid vooral gebruikt om de plichten en verantwoordelijkheden van burgers te benadrukken. Op deze manier is een meer op de persoon gerichte vorm van sturing ontstaan door de overheid. Recent is naast de opvatting van burgerschap als activiteit ook de vorm van ‘affectief’ burgerschap ontstaan. Momenteel benadrukt de overheid dat burgers voor zichzelf en daarnaast voor anderen moeten zorgen. De overheid richt zich hiermee op het “intieme lokale” in plaats van het “afstandelijke nationale” en op affectieve relaties van burgers onderling in plaats van “anonieme bureaucratie van de collectieve voorzieningen” (ibid.). Kampen, Verhoeven en Verplanke (2013) schrijven dat principes zoals gelijkheid en herverdeling minder belangrijk worden gevonden door de overheid die vooral bezig is om bereidheid te mobiliseren onder burgers om zich in te zetten voor elkaar. “Het sociale (…) is in deze opvatting niet langer een ‘domein’ waarin de overheid actief is, maar iets wat moet ontstaan door interacties tussen actieve burgers” (ibid.: p. 14). Door de ervaren verschillen tussen bewoners en de lokale overheid en organisaties in het publieke domein zien we als het ware twee werelden langs elkaar schuiven. Van den Brink en van Hulst (2012) hebben de ideeën van Habermas (1981) over de verschillende motieven en strategieën van communicatief handelen, waarin hij een systeem- en een leefwereld onderscheid toegepast op het samenwerken tussen de verschillende actoren in de wijk (ibid.: p. 57).
2.2 De systeemwereld en de leefwereld van de wijk Van den Brink en van Hulst (2012, p. 57) beschrijven dat Habermas (1981), zoals aangegeven, verschillende motieven en strategieën van communicatief handelen uit elkaar haalt en vertaald in twee werelden. De systeemwereld waarin doelrationeel gehandeld wordt als zijnde strategie en waar geld en macht als prikkel gelden. Hier tegenover staat de leefwereld waarin communicatief gehandeld wordt,
9
dit is een alternatief voor doelrationeel handelen. Dit communicatief handelen vraagt wel om een consensus die bereikt dient te worden via rationele communicatie. Van den Brink en van Hulst (2012) bespreken dat een dergelijke consensus in onze tijd minder eenvoudig te bereiken aangezien we in een steeds heterogenere samenleving leven, waarin bewoners minder gedeelde opvattingen hebben. Bij deze scheiding moet wel opgemerkt worden dat de systeemwereld en de leefwereld ook in elkaar over kunnen lopen (ibid.). Als we deze scheiding van twee werelden waar vanuit gehandeld wordt toepassen op de wijk, zoals van den Brink en van Hulst (2012, p. 57) gedaan hebben, zouden we de lokale overheid en organisaties uit het publieke domein kunnen scharen onder de systeemwereld en burgers, bewoners, welke zich ook verenigd kunnen hebben, onder de leefwereld (ibid.). Hierin zien we de verschillen in de werkwijze van de lokale overheid en de leefsfeer van de bewoners in de wijk. Echter kunnen, zoals aangegeven, de systeemwereld en de leefwereld ook in elkaar overlopen. Om de verschillende actoren in een wijk beter te kunnen duiden en in te gaan op dergelijke situaties waarin de systeemwereld en leefwereld in elkaar overlopen gaan Smets en Azarhoosh (2014b, p. 19) uit van verschillende typen van participatieprofessionals. Zo onderscheiden zij de publieke professional, de professional uit de wijk en de professional van de wijk. Beaamt wordt, door deze auteurs ook, dat er fricties ontstaan tussen de verschillende actoren in de wijk op het gebied van de verschillen tussen lokale kennis (metis) en professionele kennis (techne), organisatie-culturen en verschillende beleidsbenaderingen (SLIM en SMART) (ibid.). De publieke professional werkt voor de lokale overheid en wordt door deze ook betaald. De functie van deze professional is vooral het ondersteunen van bewoners van de wijk bij het implementeren van het beleid van de overheid. De professional uit de wijk wordt door Smets en Azarhoosh (2014b, p. 15-16) omschreven als een sociaal ondernemer en een leidersfiguur. Deze bewoner van de wijk is er vooral op gericht om bij te dragen aan een betere leefomgeving in samenwerking met de lokale overheid. Het proces is voor de professional uit de wijk meestal belangrijker dan de uitkomst. De professional werkt over het algemeen op vrijwillige basis, maar kan af en toe een beloning ontvangen in de vorm van bijvoorbeeld een vrijwilligersvergoeding. De professional van de wijk ten slotte zou beschouwd kunnen worden als een participatie professional die tussen de beide vorige besproken typen in staat. Professionals van de wijk zijn meestal flexwerkers. Zij werken van uit hun eigen specialisatie op voornamelijk project basis voor organisaties uit de publieke sector. Deze professionals zijn bruggenbouwers, zij proberen de verschillende actoren in de wijk bij elkaar te brengen. Het interessante aan deze professionals is dat zij zowel als insider als buitenstaander ervaren worden. Als insider zowel door de publieke professionals omdat zij veelal voor dezelfde organisaties werken en de ‘bedrijfstaal’ verstaan als door de professionals uit de wijk die ervaren dat deze professionals ook de leefwereld van de bewoners begrijpen. Daarnaast als buitenstaander omdat juist ook weer niet helemaal bij één van de andere typen professionals passen. In
10
de (vertaalde) tabel hieronder uit het artikel van Smets en Azarhoosh (2014b) zijn de verschillende typen participatie professionals duidelijk weergegeven (ibid.).
Functie
Publieke
Professional uit de
Professional van de
professional
wijk
wijk
Ondersteuner,
Leider
Specialist,
implementeert
flexwerker
beleid Salaris
Wordt betaald door
Vrijwilliger/deels
Wordt betaald door
de lokale overheid
betaald
organisaties uit de publieke sector
Vaste uren
Werkt vanuit passie
Werkt op projectbasis
Focus
Relatie tot de wijk
Gericht op de
Gericht op het
Gericht op kennis,
zijn/haar functie,
eigendomsrecht,
bruggenbouwer
blauwdruk
benadering gericht op
benadering
het proces
SMART
SLIM
Buitenstaander
Behoort tot de wijk,
Vertrouweling; is
insider
zowel een insider als een buitenstaander
Tabel 1 Karakteristieken van de verschillende typen participatieprofessionals (Smets & Azarhoosh, 2014b, p. 25)
2.2.1 Professionals die handelen vanuit de systeemwereld en bewoners die handelen vanuit de leefwereld De werelden van waar uit de professionals en bewoners vanuit handelen blijken vele verschillen te kennen. Kijkende naar hoe er gehandeld wordt, draait het in de systeemwereld vooral om regels en procedures en is het doel van belang, terwijl het er in de leefwereld van de bewoners veel meer gaat om de betekenis die hun handelen moet hebben. Daarnaast hechten bewoners zich bij het nemen van besluiten en het nemen van initiatieven aan waarde, gevoelens en idealen (van den Brink & van Hulst, 2012; Taylor, 2007). Van den Brink en van Hulst (2012) geven aan dat bewoners onderling ook regels en rituelen kennen, deze zijn echter ongeschreven en zijn niet van de bureaucratische vorm als die in de systeemwereld. De regels en procedures in de leefwereld worden door de bewoners niet stelselmatig op hun handelingen toegepast, daarentegen wordt er door hen voortdurend gezocht naar de betekenis van handelingen en deze betekenissen worden op elkaar afgestemd . Ook Smets en Azarhoosh (2014a, p. 5) benadrukken dat er in de systeemwereld uit gegaan wordt van vaste en trage structuren, maar deze zijn echter niet in overeenstemming met de dynamiek van de leefwereld van de bewoners. Professionals focussen zich graag op oplossingen en zoeken hierin een standaard of een 11
blauwdruk. Voor bewoners is hun lokale context van belang en hierop anticiperen zij. Bewoners gebruiken hun lokale kennis en zijn meer gericht op het proces van handelen (ibid.). De wijze waarop er in de beide werelden met elkaar om gegaan wordt en waarop de actoren uit beide werelden met elkaar omgaan verschilt ook van elkaar. Terwijl voor bewoners het persoonlijke element van relaties belangrijk is, zijn professionals hierin meestal functioneel en onpersoonlijk. De bewoners hebben behoefte aan vertrouwen en wederkerigheid (van den Brink & van Hulst, 2012). Volgens Blackshaw (2010) is het de voorkeur en gewoonte bij de lokale overheid en zorg- en welzijnsinstanties om met bewoners om te gaan vanuit een beleid dat van bovenaf opgelegd is. Hierin is geen ruimte voor lokale initiatieven en plannen. Van Stokkom en Toenders (2010) geven ook aan dat professionals zich vaak niet beseffen hoe hun houding voor bewoners beslissend kan zijn of zij gaan participeren of niet. Zij geven aan dat professionals vaak zelf oplossingen bedenken voor de problemen van bewoners. Op deze manier worden bewoners niet gestimuleerd om zelf hun problemen op te lossen, het hebben van een initiatief wordt hierdoor ontmoedigd (van Stokkom & Toenders, 2010, p. 156). Als we uiteindelijk kijken naar de wijze waarop de actoren uit de systeem- en leefwereld voldoening halen uit hun handelen, zien we een belangrijk verschil in de beloning. Professionals zijn over het algemeen betaalde werknemers, zij krijgen loon voor hun inspanningen. Voor het ontvangen van hun loon en de hoogte hiervan zijn zij afhankelijk van hun relatie met het bedrijf en de werkgever. Bewoners zijn vaak vrijwilligers, zij helpen elkaar zonder dat daar een materiële beloning tegenover staat voor hun inspanningen. Dit verschil in de benadering van het handelen zorgt er voor dat er specialisatie en arbeidsdeling optreed in de systeemwereld, terwijl het werk in de leefwereld juist als een organisch geheel ervaren wordt wat deel uitmaakt van het dagelijks leven (van den Brink & van Hulst, 2012). Dit gegeven gekoppeld aan de theorie van Habermas (1981) moet deze tegenstelling in de prikkel van beloning, voor de systeemwereld geld en macht en voor de leefwereld communicatieve interactie, ook gevolgen hebben voor de wijze waarop de actoren vanuit beide werelden hun handelingen uitvoeren (ibid.). In tabel 2 heb ik, om de verschillen in handelswijze tussen de overheid en professionals (systeemwereld) en bewoners (leefwereld) te kunnen duiden, de besproken concepten naast elkaar weergegeven.
12
Systeemwereld
Leefwereld
Werkwijze vanuit:
Regels en procedures
Ongeschreven regels en rituelen,
Focus:
Doel, zoeken naar standaard oplossingen
Proces, betekenis van het handelen
en blauwdrukken Professionele kennis (techne)
Lokale kennis (metis) Waarde aan gevoelens en idealen
Gevolgen:
Specialisatie en arbeidsdeling
Werk als organisch geheel en deel van het dagelijks leven
Geen ruimte voor lokale initiatieven en plannen – professionals bedenken zelf oplossingen voor problemen burgers Relaties:
Functioneel en onpersoonlijk
Persoonlijk element
Bepaald vanaf een van bovenaf opgelegd
Vertrouwen en wederkerigheid
beleid Beloning:
Betaald doormiddel van loon
Veelal vrijwillig, soms deels betaald
Afhankelijk van de relatie met
vrijwilligersvergoeding)
bedrijf/organisatie en werkgever Tabel 2 Verschillen tussen de syteemwereld en de leefwereld
2.2.2 Professionals die handelen vanuit de leefwereld Ondanks dat er veel geschreven is over de wijze waarop bewoners en overheid met elkaar omgaan, toegespitst op de theorie van Habermas (1981), is er weinig concreets te vinden over professionals die juist vanuit de leefwereld van bewoners handelen of professionals die tussen beide werelden in zitten. Smets en Azarhoosh (2014b, p. 4) geven ook aan dat er voor de rol van de individuele actor in de wijk weinig aandacht geweest is in onderzoek. Dit is voor hen één van de redenen geweest om te kijken naar de typen participatie professionals en hier onderscheid in te maken (ibid.). In dit onderzoek kijk ik ook naar de verschillende actoren in de wijk en welke professionals hierin te onderscheiden zijn.
Conclusie De overheid is op zoek naar burgers die willen participeren in de maatschappij en op die manier de publieke zaak willen ondersteunen. In deze zoektocht worden enkele benaderingen van burgerschap gehanteerd. Enerzijds actief burgerschap, het bedrukken van rechten en plichten en bewoners bewegen tot activiteit. Anderzijds affectief burgerschap waarmee de overheid zich richt op de affectieve relaties van bewoners onderling. Door deze benadering ontstaat er vanuit bewoners ook een affectieve relatie, en daarmee verwachtingen vanuit de bewoners naar de overheid. Bewoners voelen zich door de overheid miskend en zijn teleurgesteld. Er heerst een kloof tussen de bewoners en de overheid. Deze kloof wordt door van den Brink en van Hulst (2012) geduid met het bestaan van twee verschillende 13
werelden van communicatief handelen. Overheid en organisaties uit het publieke domein handelen doelrationeel en in deze systeemwereld gelden macht en geld als prikkel. Hier tegenover staan de bewoners die handelen vanuit de leefwereld waarin communicatief gehandeld wordt als alternatief voor egoïstisch handelen. Beide werelden verschillen sterk in hun benadering van de focus van hun handelen, de relaties in de wijk en de wijze van beloning. Smets en Azarhoosh (2014b) geven met hun typering van de verschillende participatieprofessionals in de wijk aan dat dit beeld niet geheel zwartwit is. De overheid en semi publieke organisaties worden weergegeven middels de publieke professional en leidende bewoners middels de professional uit de wijk, handelend vanuit de syteemwereld versus de leefwereld. Smets en Azarhoosh (2014b) plaatsen hier nog een groep participatieprofessionals tussen, de professional van de wijk, die zich tussen deze beide werelden begeeft. Over dergelijke professionals en de wijze waarop zij bewoners benaderen in de wijk is vooralsnog weinig bekend.
14
3. Methodologie Mijn interesse in het project ‘Buurzame Wijk’ werd getriggerd door het plan om bewoners actief met professionals in de wijk samen te laten werken. In deze samenwerking zou het de bedoeling zijn dat de bewoners zouden bepalen aan welke ondersteuning zij behoefte hadden van de professionals. Dit onderzoek begon exploratief door met een open blik het door mij vermeende spanningsveld tussen bewoners en professionals in de wijk. Gedurende de tijd dat ik met Paul en Marieke mee gelopen heb tijdens hun voorbereidingsproces tot aan de eerste buurttreffer is de probleemstelling voor dit onderzoek in ontwikkeling geweest. In dit hoofdstuk staat achtereenvolgens beschreven hoe de onderzoek setting eruit zag, welke methoden ik gebruikt heb om de data te vergaren, op welke manier mijn positie als onderzoeker in dit onderzoek de uiteindelijke resultaten beïnvloedt en op welke manier de vergaarde data geanalyseerd is.
3.1 Onderzoek setting Het onderzoek startte in augustus 2013 met een verkennend gesprek waarbij prof. dr. Halleh Ghorashi, dr. Peer Smets, Paul Jansen, Marieke Stenvers en ikzelf aanwezig waren. Tijdens dit gesprek is het project ‘Buurzame Wijk’ besproken en is er nagedacht over de mogelijkheden met betrekking tot onderzoek. Uiteindelijk zijn we er op uitgekomen dat ik met Paul en Marieke mee zou volgens tijdens het voorbereidingsproces van de eerste buurttreffer. Dit onderzoek zou voor mij een stage zijn waarmee ik mijn profileringsruimte voor mijn bachelor Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie zou kunnen invullen. Daarnaast zou er een oproep gedaan worden aan de master studenten Sociologie met de vraag of iemand van hen zich bij dit onderzoek zou willen scharen. Vanaf begin september heb ik Paul en Marieke vergezeld naar de meeste van de afspraken die zij met veelal professionals uit de wijk hadden in voorbereiding op de buurttreffer. In totaal heb ik 12 gesprekken bijgewoond. Elf van deze gesprekken waren met (in de eerste plaats) professionals uit de wijk en een gesprek was specifiek met een bewonersgroep. Tijdens het proces van de voorbereiding vond er ook eenmaal een professionalsoverleg plaats van Slotermeer. Ook hier ben ik bij aanwezig geweest. Naast deze gesprekken ben ik in totaal bij 8 wekelijkse overleggen geweest tussen Paul en Marieke en de betrokken buurtkrachten. Tijdens deze overleggen werd onder andere besproken welke professionals en bewoners er inmiddels voor de buurttreffer benaderd waren en welke mensen nog uitgenodigd zouden moeten worden. In de maand oktober werd er ook een kleinere buurttreffer georganiseerd in de Dobbebuurt. Deze buurt is één van de buurten in Slotermeer Noord-Oost. Ik ben bij deze buurttreffer aanwezig geweest om verder kennis op de doen van de wijk en haar bewoners. De verschillende gesprekken vonden veelal plaats op de locatie waar de professionals of 15
bewoners zich op dat moment bevonden. Paul en Marieke hebben zelf geen kantoorruimte en zij bewegen zich dan ook relatief veel door de wijk om met mensen te kunnen spreken. Ik ben in verschillende werkruimtes geweest van professionals in de wijk, zoals bijvoorbeeld het Tuinstadhuis waar de lokale ambtenaren gehuisvest zijn. Daarnaast waren er ook afspraken die plaatsvonden in een lokale horeca gelegenheid. Slechts één van de afspraken, die met de bewonersgroep, vond plaats in de ruimte waar ook uiteindelijk de buurttreffer plaats zou vinden, namelijk de aula van de broedplaats de Vlugt. Van alle gesprekken en bijeenkomsten heb ik te plekke aantekeningen gemaakt die ik op een later moment heb uitgetypt.
3.2 Onderzoekmethoden betreffende het vergaren van data Als antropologie student voer ik tijdens onderzoek veelvuldig participerende observaties uit om op die manier mijn onderzoeksveld te leren kennen. O’Reilly (2005) beschrijft participerende observatie als “participeren in mensen hun dagelijks leven over een periode van tijd, observeren, vragen stellen, notities maken en andere vormen van data verzamelen” (O’Reilly, 2005, p. 110). Tijdens dit onderzoek heb ik meer geobserveerd dan tegelijkertijd ook geparticipeerd. Tijdens de verschillende gesprekken met professionals en bewoners was ik vooral toehoorder en stelde ik af en toe een vraag. Hetzelfde geldt voor de buurttreffer in de Dobbekamer en het professionalsoverleg. Gedurende het onderzoek heb ik wel veel informele gesprekken met zowel bewoners als professionals aangeknoopt om mijn kennis van het proces te kunnen vergroten. Doordat ik zelf in de wijk Slotermeer woon kwam ik bijvoorbeeld verschillende actoren die betrokken waren bij de buurttreffer ook tegen op straat. Op die manier had ik de mogelijkheid om hen op dat moment te vragen naar bijeenkomsten waar ik zelf bijvoorbeeld niet bij was geweest. Daarnaast ben ik zelf ook buurtkracht en daarmee een collega van de buurtkrachten die betrokken waren bij de buurttreffer. Ook hen kon ik op deze manier benaderen om vragen te stellen over gebeurtenissen die voor mij nog onduidelijk waren. Met Paul en Marieke heb ik veel ook persoonlijk gesproken. Tijdens deze gesprekken vroeg ik vaak hoe de stand van zaken op dat moment was betreffende de voorbereiding en bij welke gesprekken in nog aanwezig zou mogen zijn.
3.3 Positie van de onderzoeker In dit onderzoek zijn voor mijn positie als onderzoeker twee zaken van belang. Zoals aangegeven ben ik ook werkzaam als buurtkracht waardoor ik vaak samenwerk met Paul en Marieke en daarnaast woon ik in het onderzoeksgebied, namelijk bijna schuin tegenover de broedplaats de Vlugt. Beide zaken hebben invloed op dit onderzoek en daarmee op de uitkomsten. Het feit dat ik Paul en Marieke al enige tijd kende voorafgaand aan het onderzoek had als voordeel dat ik redelijk bekend ben met de opdrachten die zij aannemen en de wijze waarop zij deze uitvoeren. Hoewel het project ‘Buurzame Wijk’ weer heel anders is als voorgaande projecten, was ik 16
wel bekend met de essentie van het project, namelijk de buurttreffer. Doordat ik tijdens het voorbereidingsproces van het project ‘Buurzame Wijk’ ook nog bij andere projecten van Paul en Marieke betrokken was sprak ik hen in elk geval een aantal keer per week. Doordat ik hen al kende en doordat ik hen meerdere malen per week zag voelde ik mij op mijn gemak en had ik de mogelijkheid om vragen te stellen als iets in het proces mij niet helemaal duidelijk was. Tijdens de verschillende gesprekken in het voorbereidingsproces met de verschillende partijen in de wijk heb ik gemerkt dat ik goed in staat was om de dynamiek te observeren tussen Paul en Marieke en de wijze waarop zij zich positioneerden in deze gesprekken. Iemand van ‘buiten’, iemand die niks met Inkr8 te maken zou hebben, zou hier wellicht meer tijd voor nodig hebben. Aan de andere kant is het natuurlijk ook zo dat een buitenstaander andere observaties zou hebben van Paul en Marieke en de organisatie Inkr8 als geheel. Aan het begin van de gesprekken met bewoners en professionals legden Paul en Marieke vaak uit wie ik was en wat mijn rol in het project ‘Buurzame Wijk’ op dat moment was. Veelal gaven Paul en Marieke mij ook zelf het woord. Tijdens deze momenten vertelde ik vaak hoe ik bij Inkr8 terecht gekomen was en wat ik op dat moment precies bij de gesprekken kwam doen . Zoals aangegeven woon ik in het onderzoeksgebied. Praktisch gezien was dit voor mij erg prettig omdat ik op deze manier in staat was om bij veel van de gesprekken aanwezig te zijn. De locaties van deze gesprekken waren niet verder dan tien minuten fietsen vanaf mijn huis. Doordat ik actief ben in de wijk en ook een bewoner ben van dezelfde wijk, ben ik voor veel mensen een bekend gezicht. Hierdoor kende ik ook al een aantal professionals en bewoners waarmee ik op deze manier sneller een vertrouwde band had. Beide factoren zorgen er wel voor dat mensen vermoedelijk al bepaalde oordelen over mij hebben. Deze oordelen zouden een rol kunnen spelen in hun interactie met mij.
3.4 Analyse van de vergaarde data Mijn data bestaan uit vele notities van het bijwonen van gesprekken en bijeenkomsten. Tijdens de gesprekken van Paul en Marieke met de bewoners en professionals heb ik vooral geluisterd en geobserveerd. Af en toe heb ik een vraag gesteld als mij iets niet duidelijk was en soms als er specifiek naar mijn mening werd gevraagd heb ik deze gegeven. Mijn theoretisch kader, het uitgangspunt voor mijn analyse, bestaat uit een aantal concepten. Deze attenderende concepten vormen voor mij de leidraad om de empirische werkelijkheid te benaderen (Blumer, 1953). Daarnaast is dit onderzoek inductief opgezet waardoor de concepten als het ware meegegroeid, en daardoor aangepast, zijn in het verloop van de tijd gedurende het veldwerk en de hier opgedane kennis. De participanten aan mijn onderzoek heb ik niet rechtstreeks gevraagd hoe zij over bewoners spreken, maar dit leid ik af uit de verschillende gesprekken en bijeenkomsten die ik bijgewoond heb. Deze analyses zullen mijn interpretaties zijn van datgene wat er tijdens deze momenten gezegd is, daarmee zijn deze interpretaties ook gekleurd. Ik heb echter geprobeerd de analyse zo objectief mogelijk te doen en ik zal hier, wat betreft de resultaten, in de reflectie op terug komen. 17
Nadat de periode van voorbereiding op de buurttreffer, en daarmee de gesprekken, waren afgerond en ik al mijn materiaal uitgewerkt had ben ik handmatig begonnen met het proces van coderen. Allereerst heb ik het materiaal gecodeerd in verschillende thema’s die onderdeel uitmaakten van de verschillende gesprekken en bijeenkomsten. Door het ontstaan van deze thema’s kon ik al het verzamelde materiaal met elkaar vergelijken om tot een nauwkeurige analyse te kunnen komen. Vanuit deze thema’s heb ik families gemaakt van die thema’s die met elkaar in verband stonden. Op deze wijze ontstonden er bijvoorbeeld families over de wijze waarop Inkr8 de gesprekken vorm gaf en de wijze waarop de professionals zich uiten over hun werk en bijbehorende belangen in de wijk. Alvorens ik de analyse daadwerkelijk op kon gaan schrijven heb ik naar de wijze gezocht waarin de families met elkaar te maken hadden en hoe ik dat zou kunnen weergeven. Door het creëren van deze structuur ontstonden er categorieën die terug te vinden zijn in de geschreven tekst. Deze categorieën bieden vervolgens de mogelijkheid om uiteindelijk mijn hoofdvraag en deelvragen te beantwoorden.
18
4. Inkr8 in Slotermeer In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het project ‘Buurzame Wijk’ is ontstaan en op welke wijze dit tot uitvoering is gekomen, vanaf de voorbereiding tot de uiteindelijke buurttreffer in de aula van de broedplaats de Vlugt in Slotermeer Noord-Oost.
4.1De Inkr8 professionals en de buurtkrachten Zoals aangegeven bestaat de maatschap Inkr8 uit Paul Jansen en Marieke Stenvers. Inkr8 richt zich op het samenleven van mensen; hoe zijn we daar toe in staat en wat is daarvoor nodig? (Inkr8, 2013a, p. 1). Paul en Marieke geven trainingen aan kinderen, jongeren, ouders, bewoners, docenten en welzijnsprofessionals om hen te leren op een constructieve en positieve manier met elkaar om te gaan (Stenvers, Jansen & de Visser, 2012, p. 3). Vervolgens leert Inkr8 hen ook deze vaardigheden weer door te geven aan anderen. De opgeleide bewoners worden buurtkrachten genoemd. De buurtkrachten zijn buurtbewoners die een sleutelrol vervullen voor de buurt en daarmee in staat zijn om de mensen in de buurt met elkaar te verbinden vanuit hun eigen netwerk en interesses. Vanaf 2006 zijn buurtkrachten door Inkr8 opgeleid om ontmoetingen, workshops en trainingen te organiseren om (deescalerende) vaardigheden te delen. Op deze manier hoopt Inkr8 de verstandhouding en samenwerking in een wijk tussen bewoners onderling en professionalsbij en bewoners te verbeteren. In stadsdeel Nieuw-West zijn er inmiddels 22 gecertificeerde Buurtkrachten en 18 bewoners zijn nog in opleiding. Daarnaast zijn er in stadsdeel West 6 Buurkrachten gecertificeerd en 2 bewoners werken hier nog naar toe (Inkr8, 2014).
4.2 Project ‘Buurzame Wijk’ Vanaf 2013 wordt er, onder andere in Slotermeer Noord-Oost gewerkt aan de Focusaanpak. Deze Focusaanpak staat in het teken van het benutten van kansen en het leggen van verbindingen. In het rapport over deze aanpak, wordt ook stil gestaan bij de gevolgen van de crisis waarin stilstand als achteruitgang beschreven wordt. Binnen de Focusaanpak worden de beschikbare middelen ingezet op een beperkt aantal gebieden (Stadsdeel Nieuw-West, 2012, p. 2-3). Vanuit deze focusaanpak is Inkr8 benaderd door stadsdeel Nieuw-West voor de ontwikkeling het traject ‘Buurzame Wijk’. In de samenwerking tussen stadsdeel Nieuw-West en Inkr8 wordt het stadsdeel vertegenwoordigd door de projectleider Sociaal-Economisch Slotermeer (Inkr8, 2013a, p. 1). Zoals aangegeven wordt er de komende jaren extra geïnvesteerd in de gebieden Slotermeer Noord-Oost en Zuid-West. Voor de jaren 2013 en 2014 is deze financiering in 2012 vastgesteld, de toekomst van de Focusaanpak hierin nog niet duidelijk (Stadsdeel Nieuw-West, 2012). In de projectbeschrijving van Inkr8 voor de ‘Buurzame Wijk’ staat naast het doel om doormiddel van dit project de leefkwaliteit 19
voor de bewoners te verbeteren, ook als doel om verbinding tussen bewoners te stimuleren en bewoners aan te sporen tot sociale en maatschappelijke wijkontwikkeling door hen zelf. Daarnaast wordt er ook in de projectbeschrijving beschreven dat er in de beginfase van de wijkaanpak in Slotermeer veel initiatieven werden ontplooid door bewoners. Op het moment van het schrijven van de projectbeschrijving heeft het stadsdeel echter de gedachte dat de bewoners zich meer terugtrekken en zich afwachtender opstellen in relatie tot het stadsdeel en de corporaties. Door Inkr8 wordt in de projectbeschrijving niet benoemd of het stadsdeel een verklaring heeft voor de meer terugtrekkende en afwachtende houding van de bewoners. Het stadsdeel wil mensen daarom aanmoedigen om meer te participeren (Inkr8, 2013a, p. 1). Inkr8 is als onafhankelijke partij gevraagd het proces van de buurttreffer van het project de ‘Buurzame Wijk’ te “(bege)leiden”. Dit “(bege)leiden” zal plaatsvinden vanaf de buurttreffer zelf tot en met de vervolgbijeenkomsten tot aan de uiteindelijke afsluiting van het project (Inkr8, 2013d).
4.2.1 Van voorbereiding tot buurttreffer Vanaf eind augustus 2013 hebben Paul en Marieke vele gesprekken gevoerd met verschillende partijen in de buurt. Aan de hand van een mind-map werd bijgehouden wie welke deelnemende partij gesproken had. Uit de verschillende gesprekken kwamen vaak ook weer nieuwe aanknopingspunten van partijen in de buurt waarmee gesproken zou kunnen worden. Paul en Marieke betrokken bij deze gesprekken ook verschillende buurtkrachten. Eén van de buurtkrachten heeft hierin het voortouw genomen. Met deze buurtkracht hadden Paul en Marieke wekelijks overleg om de stand van zaken van de voorbereiding op dat moment te bespreken. In de verschillende gesprekken met zowel professionals als bewoners werd aan hen gevraagd wie zij het zouden gunnen om mee te doen aan de buurttreffer. Daarnaast werd overlegd wat gesprekspartners een goede dag achten voor de buurttreffer. Uiteindelijk is dit maandag avond 18 november 2013 geworden.
4.3 De buurttreffer zoals vormgegeven in het project ‘Buurzame Wijk’ De buurttreffer is een methode die Inkr8 hanteert waarbij zij bewoners uitnodigt om op een positieve en waarderende wijze met elkaar in gesprek te gaan. Er wordt naar gestreefd om tussen de 40 en 60 bewoners bij elkaar te brengen. De bewoners hebben zelf in de hand welke plannen en initiatieven ontstaan tijdens deze gesprekken en mogen zelf aangeven met welke zij uiteindelijk aan de slag willen. Daarnaast hebben de bewoners zelf ook de mogelijkheid om aan te geven welke ondersteuning zij bij deze plannen en initiatieven nodig zouden hebben. Dit betekent dat bewoners zelf professionals kunnen vragen ter ondersteuning. Dit resulteert erin dat professionals vraaggestuurd werken, aldus de projectbeschrijving van Inkr8. Vanuit het stadsdeel komt er vervolgens de financiële ondersteuning
20
voor de activiteiten die in gang worden gezet (Inkr8, 2013a, p. 1-2). Inkr8 verwacht dat bewoners elkaar door middel van een buurttreffer beter leren kennen. Ook is de verwachting dat door de energie en de initiatieven van de deelnemers aan de buurttreffer, een olievlekwerking ontstaat in de wijk en zo ook niet actieve bewoners bereiekt worden(ibid.). Dit zou resulteren in een betere sfeer in de wijk (Inkr8, 2013d). Inkr8 beschrijft in de projectbeschrijving dat zij er naar streven dat er na de buurttreffer minimaal 2 tot 6 groepen buurtbewoners zullen ontstaan die vervolgens nog in 1 tot 4 vervolgbijeenkomsten verder werken aan de door hun gemaakte plannen. Deze groepsgesprekken worden begeleid door onafhankelijke gespreksleiders, gefaciliteerd door Inkr8 (Inkr8, 2013a).
4.3.1 De theorie en de uitvoering van de methode ‘Appreciative Inquiry’ De wijze waarop de buurttreffer wordt vormgegeven is gebaseerd op de ‘Appreciative Inquiry’ methode. ‘Appreciative Inquiry’, vaak afgekort tot AI, is een: “…manier van leren en veranderen door dialoog en onderzoek, die zich kenmerkt door een focus op sterktes en kracht, oftewel: ‘what gives life to a system’” (Tjepkema & Verheijen, 2012, p. 79). De grondlegger van de methode is David Cooperrider. Cooperrider doet onderzoek naar organisatieontwikkeling en adviseert hierover. In de jaren ’80 deed hij als doctoraalstudent onderzoek naar cultuur en strategie in de organisatie van een groot ziekenhuis. Het ziekenhuispersoneel was echter niet erg enthousiast om mee te werken aan zijn opgezette (traditionele) feedbacksessie over hun ervaringen omtrent hun werk. Gestimuleerd door de leider van het onderzoeksprogramma probeerde Cooperrider, als experiment, uit om de positieve elementen van de samenwerking in het ziekenhuis als focus te nemen voor de sessies. Deze nieuwe aanpak wierp zijn vruchten af want ineens wilden er wel medewerkers meewerken aan het onderzoek. In het artikel van Tjepkema en Verheijen (2012) wordt niet toegelicht wat maakte dat de medewerkers nu ineens wel mee wilden werken aan het onderzoek. Hierover kunnen we slechst gissen. Mogelijk heeft de betrokkenheid van de medewerkers er mee te maken dat zij zich gehoord voelden in de nieuwe aanpak, iets wat zij wellicht met eerdere onderzoeken niet hadden ervaren. De Cleveland Clinic werd uiteindelijk de eerste grote organisatie die gebruik maakte van de technieken van AI (ibid.: p. 80). AI wordt gezien als een veranderfilosofie. In deze filosofie wordt een organisatie als een systeem ervaren. Voor een positieve verandering van de organiasati en dus het systeem gaat men er vanuit dat het goed is als de deelnemers aan deze organisatie gezamenlijk met elkaar onderzoeken wat er binnen hun organisatie goed werkt en wat zij graag voor de toekomst van hun organisatie zouden willen. Belangrijke elementen van AI zijn gezamenlijk onderzoeken, leren en ontwikkelen. De methode is participatief en tussen de deelnemers en begeleiders is geen hiërarchie. Door Tjepkema en Verheijen (2012) wordt de methode ook generatief genoemd omdat het proces van samen waarderend onderzoeken bij de deelnemers direct energie en zelfvertrouwen oplevert omzaken op te pakken. 21
Doordat mensen met elkaar in gesprek gaan tijdens het proces verbeteren ook de onderlinge relaties. Het vertrouwen van de deelnemers in elkaar neemt toe naarmate zij positieve ervaringen met elkaar delen en ook praten over wat zij graag zouden willen (Tjepkema & Verheijen, 2012, p. 80-81). Als theoretische basis voor de AI methode formuleerde Cooperrider vijf grondslagen: (1) constructionistische principe, (2) poëtische principe, (3) simultaniteitsprincipe, (4) anticipatorische principe en (5) positieve principe. Met behulp van deze principes geeft Cooperrider aan dat hij geen objectieve werkelijkheid onderscheid. De wijze waarop mensen met elkaar spreken bepaalt wat zij vervolgens doen. Op die manier creëren zij gezamenlijk betekenis. Deze betekenis wordt vervolgens doormiddel van AI met behulp van positieve bewoording door de deelnemers met elkaar gedeeld. De organisatie beschrijft Cooperrider niet alleen als een systeem, maar ook als een verhaal. Tijdens de AI sessies delen mensen waarderende verhalen met elkaar waardoor zij opnieuw het succes van deze ervaringen beleven en daarnaast ontdekken wat er in de ervaren situaties wel en niet werkte. Deze ontdekkingen vormen vervolgens de bouwstenen voor toekomstig succes binnen de organisatie op verschillende gebieden zoals bijvoorbeeld samenwerking. Tijdens het proces van AI worden verandering en onderzoek als één beschouwd: “Het idee is dat de vraag stellen al een beweging in gang zet: onderzoek is een interventie” (Tjepkema en Verheijen, 2012, p. 83). Het verbeelden van de gewenste toekomst door de deelnemers wordt door Coopperrider als een zeer krachtig middel ervaren om verandering te weeg te brengen. Als laatste benadrukt Coopperrider de kracht van het positieve. Het praten over, en het met elkaar delen van, ervaringen en een gewenste toekomst, het gemeenschappelijke, zet de deelnemers aan om samen acties te ontplooien. Dit delen geeft energie en inspiratie (ibid.: p. 82-84). Om vanuit de theoretische grondslagen te komen tot de daadwerkelijke uitvoering van AI is het allereerst nodig volgens Tjepkema en Verheijen (2012) om een centraal thema vast te stellen, een ‘affarmative topic’ (Tjepkema & Verheijen, 2012, p. 85). Hierbij is het belangrijk dat de groep goed weet wat zij willen bereiken als veranderdoel. Als hulpmiddel is vervolgens een cyclus ontwikkeld van de vier D’s (Discovery, Dream, Design en Destiny) in het Nederlands worden dit de vier V’s genoemd; (1) Verwonderen: in deze fase wordt gezocht naar de positieve kern. De eigen, positieve, ervaringen van de deelnemers worden in een gesprek met elkaar gedeeld. Op die manier ontstaat zelfvertrouwen in de groep over datgene waartoe zij in staat zijn.; (2) Verbeelden: praten over en stilstaan bij succes leidt vrijwel altijd tot het nadenken over de toekomst. Tijdens het verbeelden worden deze toekomstdromen door de deelnemers met elkaar gedeeld. Er wordt een visie gevormd over datgene wat zou kunnen; (3) Vormgeven: Naar aanleiding van de dromen wordt met elkaar besproken waar de groep binnen een bepaalde periode wil staan en wat zij voor elkaar gekregen willen hebben. Tijdens deze fase wordt eenhelder en concreet toekomstbeeld geschetst.; (4) Verwerkelijken: Uiteindelijk worden de geschetste toekomstbeelden vertaald in daadwerkelijke plannen en acties. Vragen als waar te beginnen en hoe anderen erbij te betrekken komen hierbij aan bod (Tjepkema & Verheijen, 2012, p. 85-87). 22
4.3.2 De methode van ‘Appreciative Inquiry’ tijdens de buurttreffer Tijdens de buurttreffer wordt door Inkr8 gebruik gemaakt van de methode van ‘Appreciative Inquiry’. Hierbij stellen bewoners elkaar vragen vanuit een centraal positief thema. Deze vragen zijn verbonden met de verschillende fasen. Fase 1 – Vertellen: “hetgeen verborgen is weer zichtbaar maken” (Inkr8, 2013b, p. 3) Tijdens deze eerste fase is het de bedoeling dat bewoners elkaar bevragen over positieve herinneringen over de wijk. Tjepkema en Verheijen (2012) verwoorden dit als het zoeken naar de positieve kern van een organisatie of groep mensen (p. 86). Inkr8 beschrijft in haar methodiek dat zij het liefste zien dat bewoners verhalen met elkaar delen waarin zij een actieve rol hadden. Op die manier kunnen de bewoners langzaam aan ontdekken wat ze leuk vinden aan de wijk en ook waar ze zelf plezier in hebben. Daarnaast delen de bewoners waar ze goed in zijn en wat ze belangrijk vinden in de wijk. Hierdoor ontstaat een positieve sfeer in de groep (Inkr8, 2013b, p. 3). Tijdens de Buurttreffer op 18
1 vertellen
november 2013 in Slotermeer hebben
wat verborgen is zichtbaar maken
(1) “Vraag elkaar naar een bijzondere
4 verwezenlijk en waarmaken
de bewoners in deze fase de vragen ervaring in Slotermeer waar je
2 verbeelden
positief thema
dromen
energie van kreeg, vat dit verhaal in één woord samen” en (2) “Welke (van jouw) kwaliteiten hebben bijgedragen aan die positieve ervaring? Vraag elkaar naar ieders kwaliteiten” met elkaar besproken (Inkr8, 2013c).
tussenfase: versterken vaardigheden trainen
3 ontwerpen plannen
Bij binnenkomst werden de bewoners verwelkomd door enkele buurtkrachten. Deze buurtkrachten nodigden de bewoners vervolgens uit
Figuur 2 - Procescirkel waarderend onderzoek (Inkr8, 2013b, p. 2).
om met iemand in gesprek te gaan die zij niet of nauwelijks kenden,
over de eerste vraag. Deze duo’s zijn voor de tweede vraag vervolgens gekoppeld aan twee anderen en tijdens de derde vraag zijn groepen van acht personen ontstaan. Niet altijd waren deze groepen van acht het eindresultaat. Soms verliep het samenstellen van de groepen iets anders. Hier werd door de buurtkrachten op ingespeeld. Zij lieten de bewoners hun eigen keuzes maken, maar probeerden wel of zij in elk geval met iemand in gesprek wilden gaan. Uiteindelijk konder er hierdoor ook groepen ontstaan die bijvoorbeeld kleiner of groter waren dan acht deelnemers. 23
Fase 2 – Verbeelden: “dromen” (Inkr8, 2013b, p. 3) Tijdens de tweede fase nemen de bewoners de positieve ervaringen mee vanuit de eerste fase. Deze tweede fase is bedoeld om even te dromen, even uit te realiteit te stappen. Een fase waarin alles wat gezegd wordt goed is en waarin de bewoner zijn of haar toekomst zelf mag invullen (Inkr8, 2013b, p.3). Tjepkema en Verheijen (2012, p. 86) voegen hier aan toe dat het delen van elkaars toekomstdromen ervoor zorgt dat door een groep een visie gevormd wordt over datgene wat mogelijk zou zijn. In het geval van deze buurttreffer dus wat mogelijk zou zijn in de wijk. In het kader van deze fase werd tijdens de buurttreffer de vraag gesteld (3) “Wat vinden jullie belangrijk in de buurt?”. Enerzijds hoort deze vraag nog bij de vorige fase van het vertellen, maar toen deze vraag tijdens de buurttreffer gesteld werd aan de deelnemers noemden veel bewoners ook de zaken die zij graag zouden willen in hun wijk. Met het beantwoorden van de vraag droomden de bewoners over de door hen gewenste toekomst van de wijk. Nadat de bewoners de eerste drie vragen gezamenlijk beantwoord hadden tijdens de buurttreffer was er een korte pauze. De persoonlijke antwoorden op de derde vraag hadden de bewoners allemaal op hun borst opgeplakt zodat deze voor iedereen zichtbaar waren. De laatste opdracht voor de pauze luidde om tijdens de pauze elkaars opgeplakte post-its te bekijken en om andere bewoners te zoeken met wie de bewoner na de pauze verder wilde praten. Tijdens de pauze onderzochten de Inkr8 professionals gezamenlijk met de buurtkrachten en de gespreksleiders uit welke globale thema’s er door de bewoners besproken waren. Op basis van deze thema’s werden er groepen gemaakt en aan elk van deze groepen werd een gespreksleiders gekoppeld. Na de pauze werd deze globale indeling met de bewoners gedeeld en vervolgens was de keuze aan hen bij welke groep zij zouden willen aanschuiven. Fase 3 – Ontwerpen: “plannen” (Inkr8, 2013b, p. 3) Deze fase wordt ook wel de fase van het vormgeven genoemd (Tjepkema & Verheijen, 2012, p. 86). Deze derde fase staat in het teken van het omvormen van de ideeën van de bewoners voor de buurt naar daadwerkelijke plannen. In de methodiek van Inkr8 staat beschreven dat het belangrijk is dat deze gezamenlijke toekomst van de bewoners haalbaar en concreet moet zijn. In deze fase wordt er door de bewoners nagedacht over welke dingen zij zelf kunnen en bij welke plannen zij ook anderen nodig hebben. Deze anderen zouden zowel bewoners als professionals uit de wijk kunnen zijn. Ook wordt er gesproken over de manieren waarop deze plannen aangepakt zouden moeten worden volgens de bewoners (Inkr8, 2013b, p. 3). Nadat duidelijk gemaakt was welke groep in het vervolg van de buurttreffer verder zou praten over welk onderwerp en nadat alle bewoners een keuze voor een groep hadden gemaakt, konden de groepen afzonderlijk verder werken aan de fase van het ontwerpen. Aan alle bewoners werd gevraagd om de dromen die zij voor de pauze hadden opgeschreven met elkaar te delen. Na het delen van de 24
dromen vervolgde het proces van het concretiseren van de dromen in plannen in acteis onder begeleiding van een gesprekleider. Fase 4 – Verwezenlijken: “waarmaken” (Inkr8, 2013b, p. 3) Deze laatste fase heeft vermoedelijk tijdens de buurttreffer nog erg ver weg geleken voor de bewoners. In de vierde fase gaat het er om dat de ideeën en plannen die zijn ontstaan ook daadwerkelijk tot uitvoer te brengen. Tijdens deze fase acht Inkr8 het van belang om de vaardigheden van de bewoners verder te ontwikkelen en te verbreden. Bij dit proces zijn steun en waardering zeer gewenst om een omgeving te creeren waar bewoners in kunnen groeien (Inkr8, 2013b, p. 3). Aan het einde van de buurttreffer zijn er in de kleine groepen afspraken gemaakt in samenwerking met de verschillende gespreksleiders. Paul en Marieke boden de groepen aan dat zij de vier daaropvolgende maandagen samen zouden kunnen komen in de aula van broedplaats de Vlugt (Inkr8, 2013b, p. 3). In de groepen werd hier, afhankelijk van de ideeën en plannen, verschillend mee om gegaan. De meeste groepen spraken echter af om de volgende maandag gelijk weer bij elkaar te komen in de aula van de broedplaats met het idee om verder te praten over de door hun gemaakte plannen en ook vast te stellen welke acties al uitgevoerd zouden zijn. Naast deze afspraken werden gegevens uitgewisseld tussen de bewoners zodat zij elkaar ook zouden kunnen bereiken. Daarnaast verzamelden de Inkr8 professionals en de buurtkrachten deze ook zodat zij zelf ook nog de mogelijkheid zouden hebben om bewoners persoonlijk voor een vervolgbijeenkomst uit te nodigen. In de cirkel die het verloop weergeeft van de fasen is ook een tussenfase aangegeven. Deze fase wordt niet omschreven door Tjepkema en Verheijen (2012, p. 86) in hun bespreking van de AI methode van Cooperrider. Inkr8 heeft deze fase echter toegevoegd aan de bestaande cirkel omdat zij van mening is dat het soms, in bepaalde plannen en acties van bewoners nodig kan zijn om de vaardigheden van deze bewoners te versterken. In de methodiek beschrijft Inkr8 dat de overstap van de fase van het ontwerpen, het maken van de plannen, naar de fase van het verwezenlijken van deze plannen vaak als lastig wordt ervaren door mensen. Sommige mensen hebben in dat geval de behoefte aan extra training om hun wensen te kunnen verwezenlijken. Dit zouden allerlei trainingen of cursussen kunnen zijn naar keuze van de bewoners. Inkr8 biedt zelf als extra mogelijkheid hun eigen training aan die gaat over het versterken van sociale vaardigheden. Een dergelijke Inkr8-training bestaat over het algemeen uit 4 bijeenkomsten (soms een andere indeling naar de wens van de desbetreffende groep) waarin een oefenatelier geboden wordt aan bewoners om conflictsituaties uit het dagelijks leven na te spelen en hiermee te oefenen en zich te trainen in sociale vaardigheden (Inkr8, 2013b, p. 3-4).
25
5. Professionals en bewoners in de wijk geanalyseerd Na de bespreking van de theorie die dit onderzoek kadert en de gebruikte methodes kom ik nu terug bij de vergaarde data. In dit hoofdstuk worden zowel de Inkr8 professionals als de professionals waarmee zij gesproken hebben uitgelicht. De analyse begint met een bespreking over Inkr8, over de doelen waarmee zij de verschillende gesprekken met de professionals aangingen, de wijze waarop de Inkr8 professionals de gesprekken aanpakten en hoe zij hun opdracht in de wijk en de buurttreffer uitlegden. Vervolgens ligt in de tweede helft van dit hoofdstuk de nadruk op de professionals in de wijk. In de verschillende paragrafen komt aan bod hoe zij het gesprek met Inkr8 aangingen, hoe zij vertelden over hun werk, hun belangen en de andere professionals in de wijk en hoe zij reageerden op de presentatie van de buurttreffer van Inkr8. Het laatste deel van het hoofdstuk gaat vervolgens over de wijze waarop de professionals zich uiten over bewoners tijdens de gesprekken en welke thema’s hierin ter sprake kwamen.
5.1 Inkr8 in gesprek Vanaf de start van het project ‘Buurzame Wijk’ hanteerde Inkr8 een mindmap waarin alle partijen werden aangegeven waarmee, in het kader van het project, nog gesproken zou moeten worden of waarmee al gesproken was. Na elk gesprek werd deze mindmap weer geüpdatet en uitgebreid. Het was voornamelijk Marieke die de mindmap hanteerde. Deze mindmap vormt als het ware de rode draad van betrokken professionals en bewoners bij het project. De eerste versie van deze rode draad is gevormd in samenwerking met stadsdeel Nieuw-West, de opdrachtgever, en de voorkennis van Inkr8 van de wijk. De meeste gesprekken waren bedoeld om professionals in de wijk kennis te laten maken met het project en aan hen te vragen of zij ook nog bewoners kenden voor wie dit project iets zou kunnen zijn. Daarnaast hadden Paul en Marieke zelf af en toe ook vragen voor de professionals. In het gesprek met de beleidsadviseur van de Dienst Wonen, Zorg en Samenleven van de gemeente Amsterdam veel gesproken over hoe Inkr8 zou kunnen communiceren naar de bewoners dat er geld beschikbaar was voor hun projecten. Het gesprek met deze adviseur was door het stadsdeel NieuwWest voorgesteld omdat deze professional vanuit haar positie overzicht heeft over de vele projecten met bewoners in de stad. Momenteel speelt de Bewoners Gestuurde Wijkontwikkeling hierin een belangrijke rol. Daarnaast speelde bijvoorbeeld de vraag op welke wijze bewoners het beste zouden kunnen worden uitgenodigd voor de buurttreffer. Tijdens de gesprekken gebruiken Paul en Marieke een uitnodigend taalgebruik. Beiden geven de ruimte aan de professional om over zijn of haar werk te vertellen. Vervolgens wordt er vaak geprobeerd om een brug te slaan tussen het werk van de professional en dat van Inkr8 om naar een verbinding tussen beide partijen te zoeken. Zo geeft Inkr8 bijvoorbeeld aan dat zij hetzelfde willen als
26
de professional waarmee zij in gesprek zijn en dat zij graag naar hem of haar luisteren. Marieke verwoordt ook dat specifiek verbinden datgene is wat zij met Inkr8 hopen te bereiken. Daarnaast profileert Inkr8 zich als een aanjaagproject en dat zij niet als opdracht hebben om langere tijd, met deze opdracht, in de wijk gevestigd te zijn. Deze boodschap is van belang voor de in de wijk gevestigde professionals en organisaties die zich in hun positie bedreigd zouden kunnen voelen door het werk van Inkr8. In het eerste gesprek met de opdrachtgever, stadsdeel Nieuw-West, na de buurttreffer beaamt het stadsdeel deze positie van Inkr8 in de wijk ook door aan te geven dat Inkr8 alleen maar een tijdelijke impuls wil geven. De opdrachtgever benoemt dat dit juist iets is wat gevestigde professionals wellicht niet zouden kunnen. Daarnaast ervaart de opdrachtgever ook dat Inkr8 niet de ambitie heeft om bepaalde dingen in de wijk over te nemen. De taak van Inkr8 met het project ‘Buurzame Wijk’ wordt veelal uitgelegd als een opdracht die met name gericht is op mensen die actief zijn in de wijk en mensen die hier net tegenaan zitten om hen met elkaar in contact te brengen. Vervolgens is het de bedoeling dat deze bewoners samen ideeën en plannen voor de wijk bedenken en ontwikkelen ter verbetering van de buurt. De ideeën die tijdens de buurttreffer ontstaan zijn in de opdracht van Inkr8 zo breed omschreven dat het een eenmalige activiteit zou mogen worden maar ook bijvoorbeeld een wijkonderneming. Het stadsdeel wil in elk geval graag dat alle ideeën en plannen zich centreren rond de aula van de broedplaats de Vlught. Specifiek wordt aangegeven dat het project zich niet richt op mensen die nog helemaal geactiveerd moeten worden. Wat Inkr8 hier precies onder verstaat wordt niet duidelijk gemaakt. Inkr8 verwoord de opdracht bijvoorbeeld als dat het stadsdeel het idee heeft dat er doormiddel van de buurttreffer iets ontstaat in de buurt en dat de deelnemende bewoners weer anderen mee zouden kunnen trekken. Op die manier dienen de deelnemende bewoners als een stimulans voor anderen. Door de professionals worden deze woorden de opdrachtgever bijvoorbeeld vertaald als dat het stadsdeel op zoek is naar iets hoger opgeleiden met een organiserend vermogen. De programmamanager van het stadsdeel voegt in gesprek met Inkr8 na de buurttreffer nog toe hoe er vanuit het stadsdeel gekeken wordt naar de ruimtes die beschikbaar zijn voor bewoners. Het stadsdeel gaat hierbij uit van drie vormen: “(1) Huis van de Wijk, daar zouden dingen kunnen ontstaan, vervolgens als de groepen zelfstandig worden zouden zij over kunnen gaan naar de (2) Buurthuiskamers en de clubs die zich uiteindelijk helemaal zelf bedruipen kunnen uitgroeien naar een (3) Wijkonderneming. ‘Het West-Side Bolwerk’” (interview met programmamangaer stadsdeel Nieuw-West, 28-11-2013). Uitgaande van deze indeling van de beschikbare ruimtes die het stadsdeel hanteert valt te verwachten dat men graag wil dat er vooral erg zelfstandige initiatieven bedacht worden door de bewoners tijdens de buurttreffer. Of dit ook daadwerkelijk gebeurt valt te betwijfelen omdat het publiek wat uitgenodigd wordt voor de buurttreffer zeer divers zal zijn.
27
5.1.1 Inkr8 bespreekt de buurttreffer Nadat de kennismakende en verkennende woorden en zinnen gevallen zijn in de gesprekken legt Inkr8 de bedoeling van de buurttreffer uit en hoe een dergelijke bijeenkomst er precies uitziet. Om de professionals een beeld te geven bij de term buurttreffer hebben Paul en Marieke meestal verslagen of foto’s bij zich van eerder bijeenkomsten. Vervolgens wordt de opdracht verder toegelicht. Aangegeven wordt dat de opdracht is om te kijken wat mensen willen en dat Inkr8 daarbij niet bepaald wat wel en niet mag. Inkr8 verwoord dat het stadsdeel initiatieven wil en dat Inkr8 gaat onderzoeken of bewoners deze willen starten. Tijdens het gesprek met één van de professionals werkzaam in de broedplaats voegen Paul en Marieke er nog aan toe dat zij de uitdaging breder ervaren en dat zij diegenen die een zetje nodig hebben om actief te worden willen koppelen aan een actieve bewoners. Inkr8 wil bouwen van onderop. Ook wordt er aangegeven dat er geld beschikbaar is, vanuit de opdrachtgever (het stadsdeel), voor de uiteindelijke acties en plannen die door de bewoners worden bedacht. Belangrijk is het , volgens Inkr8, dat men bij een buurttreffer een gezamenlijk belang heeft. Zo was het in eerste instantie het idee van de opdrachtgever om het gebied waarop de buurttreffer betrekking had groter te laten zijn, namelijk geheel Slotermeer. Dit leek Inkr8 echter geen haalbaar plan. In een dergelijke situatie zouden bewoners niet meer dezelfde belangen in de wijk delen, omdat het gebied te groot zou zijn en er teveel verschillende belangen zouden spelen. Paul geeft in het gesprek met de bewonersorganisatie aan dat het belangrijk is dat bewoners vertrouwen in elkaar krijgen, elkaar op een dieper niveau leren kennen. In een ander gesprek met een maatschappelijk betrokken kunstenaar uit de broedplaats wordt hieraan toegevoegd dat Inkr8 vanuit ervaring weet dat het belangrijk is om elkaar op een positieve manier te bevragen. Op die manier ontstaat er iets geeft Inkr8 aan. Marieke geeft aan dat we als mensen door een aantal fasen heen moeten, we vinden elkaar niet op standpunten, maar wel op de belangen en wensen die eronder zitten. Het bespreken van deze belangen en wensen is precies wat er tijdens een buurttreffer gebeurd. Daarnaast vertelt ze dat dit project ook bijzonder is voor Inkr8 omdat het de eerste keer is dat er met zoveel sleutelfiguren gewerkt wordt. In de bespreking van wat er daadwerkelijk tijdens een buurttreffer gebeurt worden door Paul en Marieke ook de buurtkrachten genoemd. In gesprekken waar één van de buurtkrachten bij is wordt op dat moment vaak het woord aan hen gegeven om het proces van de buurttreffer uit te leggen. Een andere keer wordt dit bijvoorbeeld aan mij gevraagd. Als ik het woord kreeg gaf ik in eerste instantie met relatie tot Inkr8 aan, maar daarnaast ook hoe ik verbonden ben aan het ‘Buurzame Wijk’ project. Inkr8 geeft vervolgens aan dat buurtkrachten de ervaring hebben dat mensen wel graag met elkaar in contact willen komen. De buurtkrachten bieden hiervoor de positieve structuur op een laagdrempelige manier en ontvangen de bewoners met een positieve vraag. Over het begin van de buurttreffer geeft Paul in gesprek met een maatschappelijk betrokken zzp’er aan dat er tijdens een buurttreffer niet centraal geopend wordt, er is geen gezamenlijke start, maar dat bewoners al vanaf het moment van binnenkomst kunnen beginnen. Op deze manier, vertelt Paul, krijgt iedereen vanaf het begin een 28
thuisgevoel. Het is geen vergadersetting. Ook vertelt Paul dat er inmiddels zo’n 25 buurttreffers gehouden zijn en dat bijvoorbeeld leeftijd of afkomst niet uitmaken, er wordt gewerkt aan een band . Niet bij alle gesprekken wordt er zo diep op de methode van de buurttreffer ingegaan dat ook daadwerkelijk de vragen die gesteld worden tijdens een buurttreffer besproken worden. Tijdens het gesprek met een professional uit de broedplaats is dit wel het geval. Marieke vertel hoe een buurttreffer precies verloopt en geeft aan dat een bewoner als eerste door een buurtkracht gevraagd wordt kennis te maken met iemand die diegene nog niet kent en elkaar te bevragen over wat men leuk vindt in de buurt. Dit wordt vervolgens opgeschreven. Vervolgens wordt in groepjes van vier verder gesproken over de eigen kracht en wordt de vraag gesteld ‘Waar ben je goed in?’. Ook deze eigenschappen worden opgeschreven. Uiteindelijk gaan twee groepjes van vier samen de laatste vragen bespreken: ‘Wat vind je belangrijk?’ en ‘Waar ben je goed in?’. Tijdens alle gesprekken wordt de professionals gevraagd wat zij een geschikte dag en tijdstip zouden vinden voor de buurttreffer. Het eerste idee was om dit helemaal open met de professionals te bespreken, in gesprek met één van de buurtkrachten is uiteindelijk toch besloten om een aantal data voor te stellen om snelheid in het proces te creëren. Deze voorstellen werden vervolgens aan de professionals voorgelegd. Inkr8 nodigt professionals ook heel expliciet uit om een rol te nemen binnen het project door hen te vragen of welke manier zij zouden willen bijdragen. Zo werd bijvoorbeeld gevraagd of de professionals het project iets vonden voor de buurt en welke bewoners zij het zouden gunnen om mee te doen aan de buurttreffer. Waar mogelijk werd er ook gelijk actie ondernomen door Inkr8 om of een afspraak te maken of een nieuw sleutelfiguur te ontmoeten.
5. 2 Professionals in gesprek met Inkr8 In de tijd dat ik met Inkr8 heb meegelopen tijdens het voorbereidingsproces van de buurttreffer heb ik veel verschillende professionals ontmoet. Allen hadden en andere relatie met Inkr8, kenden elkaar al wel of juist niet, en hadden een andere relatie met de bewoners in de wijk. Om de relaties van de professionals ten opzichte van de bewoners iets duidelijker te maken, heb ik dit in een schema weergegeven. In dit schema heb ik de professionals weergegeven die naar mijn idee het dichtste bij de bewoners staan vanuit hun functie. Hoewel ik de afstand van alle professionals ten opzichte van de bewoners in dit schema overal gelijk heb gelaten zal hier natuurlijk nog nuance in zijn. Daarnaast heb ik een aantal professionals die ik wel gesproken heb weggelaten uit het schema.Deze professionals zijn uit het schema gelaten omdat ik van mening ben dat de afstand van deze professionals vanuit hun werk tot bewoners groter is dan van de andere professionals. De volgende professionals zijn uit het schema gelaten: stadsdeel Nieuw-West, de opdracht gever voor het project, directielid van een maatschappelijke organisatie die zich richt op leegstaand vastgoed en de beleidsadviseur van dienst
29
Wonen, Zorg en Samenleven (gemeente Amsterdam). De relatie van de verschillende professionals tot Inkr8 was tijdens de verschillende gesprekken ook te merken. De meeste professionals waren wel enigszins bekend met het werk van Inkr8 waardoor er minder uitleg nodig was. Professionals die Inkr8 nog niet kenden hadden soms moeite om Inkr8 te duiden. Het feit dat Inkr8
Maatschappelijk betrokken zzp'er
Bewonersorganisatie
Maatschappelijk betrokken kunstenaar broedplaats
geen kantoor houdt in de wijk en dus ook niet op Welzijnsmedewerker vrouwencentrum
Bewoners van Slotermeer
bepaalde tijdstippen open is wekte verwarring op. Bij alle gesprekken waar ik bij aanwezig was, behalve één,
Medewerkers woningcoörporatie
waren Paul en Marieke beide present. Samen hebben zij een duidelijke dynamiek waardoor ze elkaar in
Projectmede werker stadsdeel Nieuw-West
Maatschappelijk betrokken zzp'er broedplaats
gesprekken vaak aanvullen. Alleen het gesprek bij de vrouwenorganisatie was anders van aard. Bij deze
organisatie wordt de aanwezigheid van mannen niet op prijs gesteld waardoor Paul bij dit gesprek ontbrak. Doordat we met alleen vrouwen waren, er was ook een vrouwelijke buurtkracht aanwezig, was de sfeer anders dan dat ik gewend was. Het verbindende element wat de andere gesprekken zo kenmerkte ontbrak in dit gesprek, waardoor het in mijn beleving moeizamer verliep. De chemie die Paul en Marieke samen hebben werd voor mij tijdens dit gesprek erg duidelijk door het ontbreken van Paul. De sfeer veranderde na verloop van tijd toen de buurtkracht en ik iets meer verteld hadden over het buurtkracht zijn en onze binding met de buurt.
5.2.1 Professionals over hun werk in de wijk Met de verschillende professionals waarmee door Inkr8 is gesproken ging het gesprek ook over het werk van de professionals zelf. Tijdens het gesprek met de programmamanager van het stadsdeel is niet specifiek gesproken over haar beleving van het haar werk. Dit gesprek ging vooral over de buurttreffer en wat er tijdens die avond allemaal ontstaan was. In het gesprek met de beleidsadviseur van dienst Wonen, Zorg en Samenleven hadden Paul en Marieke vooral vragen over de communicatie van het beschikbare geld voor de plannen en activiteiten die uit de buurttreffer zouden voortkomen. De beleidsadviseur sprak zelf daarnaast vol enthousiasme over de verschillende pilotgebieden betreffende de bewoners gestuurde wijkontwikkeling. Vanuit haar positie heeft zij hier een goed overzicht over, 30
echter heeft zij weinig contact met de bewoners zelf en is dit ook niet haar functie. In het gesprek met de laatste professional van mijn selectie van diegenen die vanuit hun werk verder afstaan van bewoners, is gesproken met een directielid van een organisatie die zich richt op de leegstand van vastgoed. Deze organisatie beheert ook de broedplaats. De organisatie koopt leegstaande kantoorpanden op en verhuurd deze vervolgens voor schappelijke prijzen aan kunstenaars en zzp’ers. In het huurcontract met deze huurder echter wel opgenomen dat zij contact moeten onderhouden met de buurt. Volgens het directielid is de broedplaats echter nog niet gelijk aan het oorspronkelijke doel. Het directielid geeft aan dat hij zelf niet zoveel in de wijk komt omdat hij maar één of twee dagen in de week aanwezig is in de broedplaats. Als we naar het schema kijken met de professionals die veel direct contact hebben met bewoners kunnen we vier professionals onderscheiden die voor een (grote of kleine) organisatie werken (woningcoöperatie, stadsdeel Nieuw-West, bewonersorganisatie en vrouwencentrum). Daarnaast werken drie professionals zelfstandig, waarvan twee vanuit de broedplaats. Met de professionals die werkzaam zijn voor een organisatie is relatief minder gesproken over hun werk in de wijk vergelijkend met de professionals die voor zichzelf werken. Alleen bij de medewerkster van het vrouwencentrum is dieper ingegaan op haar werkzaamheden. Dit vooral omdat Inkr8 tot op het moment van het gesprek nog geent contact had gehad met het centrum. Van dit centrum is de gesproken medewerkster de enige betaalde kracht. De maatschappelijk betrokken zzp’er die werkt in de wijk gaat vooral in op zijn opdracht voor het beheer van de ruimte van de aula van de broedplaats. Hij vindt het belangrijk dat de verschillende groepen die gebruik maken van de aula kennis maken met elkaar. Marieke beaamt dit door te zeggen dat het zo eigenlijk zou moeten gaan. Enige tijd geleden werkte de professional nog voor een welzijnsorganisatie. Hij wilde echter de wijk in voor zijn werk, in plaats van in het centrum van de stad ergens achter een computer zitten of in vergadering. Samen met een oud collega is hij toen zijn bureau begonnen. De professional zou graag zien dat besturen van grote organisaties diverser zouden zijn. Nu is bijvoorbeeld het management van een grote welzijnsorganisatie die werkzaam is in het stadsdeel nog helemaal ‘wit’. Volgens de professional blijft dit ook zo aangezien deze organisatie nog steeds een pot geld krijgt waardoor er geen noodzaak tot verandering is. Bij één van de twee zelfstandigen werkzaam in de broedplaats kwam ook duidelijk naar voren dat hij graag met zijn werkplek in het stadsdeel wilde zijn. Deze zzp’er werkte in eerste instantie samen met zijn partner in een ander deel van de stad. Dit veroorzaakte echter veel op en neer gereis. De zelfstandige woonde namelijk zelf wel in Nieuw-West. Doordat de professional ten tijde van de wijkaanpak Koers Nieuw-West betrokken was bij verschillende kunstprojecten in het stadsdeel hadden hij en zijn partner behoefte aan een fysieke plek in de omgeving. Hij verwoord dit als dat anders het gemaakte weg zou zijn. Beide heren wilden ook graag in de wijk zelf gevestigd zijn om en semipublieke plek te creëren met als doel om bewoners met elkaar in contact te brengen. De professional geeft aan dat zijn taal er één van creatief verbinden is. 31
5.2.2 Belangen van de professionals in de wijk Vanwege hun werk hebben professionals natuurlijk ook belangen in de wijk. Niet elke professional spreekt dit zodanig uit. Daarnaast kan het simpelweg ook niet ter sprake zijn gekomen tijdens het gesprek. Deze belangen zouden kunnen afwijken van de belangen van Inkr8 met het project ‘Buurzame Wijk’. Vanuit de lokale overheid, stadsdeel Nieuw-West, is er een belang bij de ruimte van de aula van de broedplaats, maar Urban Resort ook. Urban Resort exploiteert de gehele broedplaats de Vlugt. Dit echter met als voorwaarde dat de aula van het gebouw en de daarboven gelegen sportzaal nog gehuurd worden door respectievelijk het stadsdeel en een lokale middelbare school. De professional van Urban Resort geeft aan dat de organisatie zich richt op leegstaande panden die zij langdurig en goedkoop kunnen gebruiken en waar zij creatieven uit hun eigen netwerk aan kunnen koppelen. Op die manier kunnen deze creatieven hun investering in het gebouw uiteindelijk ook middels de lage huur terug verdienen. Op de langere termijn gaat Urban Resort er vanuit dat de aula en de sportzaal alsnog bij de gehele broedplaats worden getrokken, dat wil zeggen onder hun exploitatie. In het gesprek benadrukte Inkr8 vervolgens ook dat zij een opdracht hebben om te kijken naar wat de bewoners uit de wijk willen en dat zij geen opdracht hebben over de ruimte zelf. Inkr8 speelt dan ook geen rol in de belangen die anderen hebben bij de ruimtes van de broedplaats. Urban Resort en het stadsdeel hebben hierin wel degelijk belangen. Enerzijds wil Urban Resort graag dat de aula bij de gehele broedplaats gerekend kan worden, maar aan de andere kant huurt het stadsdeel deze ruimte nu nog. Het stadsdeel wil dan ook dat de ruimte gebruikt wordt en op termijn willen zij de huur die zij betalen afbouwen en overdragen aan de betrokken bewoners. Het belang van Urban Resort en het stadsdeel gaat enerzijds vooral over de ruimte. De belangen van de bewonersorganisatie en de maatschappelijk betrokken kunstenaar uit de broedplaats gaan over de contact met de bewoners van Slotermeer. Zo is de bewonersorganisatie er voor de bewoners en zij komen dan ook op voor hun belangen in de wijk. Daarnaast steunt de bewonersorganisatie bewoners ook om er voor te zorgen dat hun buurt leefbaar wordt en blijft. De organisatie geeft op hun website aan dat zij er zijn voor het organiseren van een blijvende betrokkenheid van bewoners bij hun buurt en buurtgenoten. De organisatie vindt dat bewoners hiervoor moeten kunnen rekenen op hun eigen onafhankelijke en professionele organisatie om zo hun belangen in het krachtenveld van alle professionele instanties te laten zien. Vanuit deze visie zit Inkr8 met het project ‘Buurzame Wijk’ in hetzelfde straatje. Inkr8 en de directeur van de bewonersorganisatie hebben dan ook met elkaar gesproken (in een gesprek waar ik niet bij kon zijn) over elkaars belangen en wensen in de wijk en de wijze waarop zij elkaar zouden kunnen versterken. Als gevolg van dit gesprek heeft er vervolgens een kennismakende lunchbijeenkomst bij de bewonersorganisatie plaatsgevonden waarbij ik wel aanwezig was. Voor de maatschappelijk betrokken kunstenaar werkzaam in de broedplaats is het in de eerste plaats belangrijk dat zijn ruimte (atelier) enigszins functioneert vertelt hij in gesprek met Inkr8. Daarnaast levert het hem sociaal arrangement op. De kunstenaar wil echter ook dat de buurt niet nog 32
verder achteruit gaat. Het is zijn wens dat de bewoners het er beter krijgen. Als voorbeeld over inspraak in de buurt vertelt hij dat hij altijd weinig bewoners van Turkse en Marokkaanse afkomst tegenkomt op dergelijke bijeenkomsten. De kunstenaar zou graag willen dat deze inspraakbijeenkomsten qua opkomst een betere weerspiegeling van de buurt zou zijn. Hardop vraagt hij zichzelf af waar deze slechte afspiegeling van de buurt aan ligt. Als hij namelijk zelf bewoners spreekt benoemen zij wel hun zorgen uit over de buurt. Wel geeft de kunstenaar aan dat bijeenkomsten die georganiseerd worden door de bewonersorganisatie vaak wel een diverser publiek trekken. Het stadsdeel heeft, als lokale overheid zijnde, meerdere belangen in de wijk. Enerzijds, zoals aangegeven, het creëren van activiteit in de aula omdat zij deze ruimte per slot van rekening huren. Naast dit belang reageerde de programmamanager in het gesprek van Inkr8 met haar na de buurttreffer ook op een idee van één van de bewoners om een lokale ijsbaan te realiseren. Het stadsdeel zou graag zien dat er ook een groepje betrokken bewoners rondom het centrale plein, ‘40/’45, in de wijk ontstond. Vanuit de Focusaanpak is er ook geld beschikbaar om het plein aan te pakken. Een al genoemd belang vervolgens, heeft te maken met de indeling die het stadsdeel aanhoudt wat betreft de ruimtes die zij beschikbaar stellen voor bewoners. Tijdens de buurttreffer bedacht één van de bewoners dat hij graag een eetgelegenheid zou willen oprichten in de aula om vooral ouderen uit hun isolement te halen en hen goedkoop een maaltijd aan te kunnen bieden. Om voor deze maaltijden te kunnen zorgen is een keuken nodig wat gelijk een probleem opleverde. In de aula is een keuken aanwezig, maar die mag maar gebruikt worden door één bepaalde groep. In de visie van het stadsdeel is het vervolgens ook zo dat de aula geen tweede Huis van de Wijk mag worden, omdat het stadsdeel op die manier simpelweg de huur niet kan betalen. De programmamanager gaf in reactie wel gelijk aan dat er momenteel nog een keuken in Geuzenveld stond die niet meer gebruikt werd en dat er daarnaast in het daadwerkelijke Huis van de Wijk van Slotermeer ook een keuken gerealiseerd zou worden. De vraag is of deze indeling van het stadsdeel wat betreft de beschikbare ruimtes voor bewoners ook daadwerkelijk tegemoet komt aan hun behoeftes. Waarom wil men specifiek een eetgelegenheid realiseren in de aula? Mogelijk, met ouderen in gedachten houdende, zouden deze mensen wel naar de broedplaats komen maar niet naar het verder gelegen Huis van de Wijk.
5.2.3. Reacties van de professionals op de methode van de buurttreffer De meeste professionals reageerden positief op de plannen van Inkr8 met het project en de buurttreffer en wilden graag meewerken. De medewerkers van de woningcoöperatie waren bijvoorbeeld enthousiast en dachten ook mee welke mensen zij nog uit zouden kunnen nodigen. Door de medewerksters werd er tijdens het gesprek ook gelijk nog een andere plaats geregeld waar Inkr8 de buurttreffer zou kunnen promoten. De projectmedewerker van het stadsdeel is ook positief: “Mooi, vraag gericht, gebeurt nog weinig. Als professional start, start er ook al een aanbod” (projectmedewerker stadsdeel Nieuw-West, 33
interview, 14-10-2013). De medewerker merkt op dat als er een professional ergens mee start er gelijk ook een aanbod start. Vervolgens is het de vraag of dit aanbod ook voldoet aan de vraag vanuit de buurt. Het project van Inkr8 wordt enerzijds gestart vanuit professionals, daarmee starten zij aanbod, maar vervolgens wordt er in feite alleen een structuur geboden waarbinnen vanuit de vraag vanuit de buurt vanuit dezelfde mensen aanbod kan ontstaan. Met de maatschappelijk betrokken zzp’er gaat het gesprek over de buurttreffer in vergelijking met andere professionals meer de diepte in. De professional stelt veel vragen, bijvoorbeeld over hoe het precies gaat met het contact maken tijdens de buurttreffer en of er daadwerkelijk bewoners worden uitgenodigd of de vertegenwoordigers van deze bewoners. Als laatste vraagt hij ook wat Inkr8 nog wat hem nodig heeft wat betreft de ruimte aangezien hij verantwoordelijk is voor het beheer van de aula van de broedplaats. Andere professionals zijn in eerste instantie wat kritischer van aard. Het lijkt de welzijnsmedewerker van het vrouwencentrum moeilijk om alle mensen bij elkaar te krijgen voor de buurttreffer. Even later in het gesprek vraagt ook zij wat Inkr8 van haar en de Hippe Heks verwachten. Ook de maatschappelijk betrokken zzp’er uit de broedplaats is in eerste instantie afwachtend. Zelf benoemd ze ook dat ze vaak wat cynisch is over nieuwe projecten. De zzp’er probeert om het project ‘Buurzame Wijk’ , in een voor haar bekend, hokje te stoppen, dit geeft ze zelf ook aan. In het kader hiervan vraagt ze of het project lijkt op een voorgaand project lijkt wat zich situeerde in de aula. De zzp’er geeft ook aan dat zij vind dat wat al in beweging is (bewoners) al een plekje heeft. Hieraan voegt ze toe dat de bewoners die nu in de tante Ali (Buurthuiskamer) zitten daar vooral moeten blijven want dat gaat top. “Ik zou het tof vinden als je eens in een andere vijver moet vissen, die we niet zien”. “Een selectieve groep van bewoners doet alles en loopt tegen lastige problemen van de multiculturele samenleving. Er is veel geld beschikbaar, maar dat wordt nu vaak opgemaakt door blanke, hoog opgeleide bewoners. Het stadsdeel vraagt keer op keer dezelfde mensen” (maatschappelijk betrokken zzp’er, interview, 19-09-2013).
De medewerkers van de bewonersorganisatie reageren enthousiast op het detail van het project dat er tijdens de buurttreffer geen professionals, die werkzaam zijn in de wijk, aanwezig zullen zijn. Paul verwoord dit als dat de professionals tijdens de buurttreffer vrij zijn. Eén van de medewerkers reageert gelijk: ‘Heerlijk!’. Andere professionals vinden het juist ook wel jammer dat zij niet aanwezig mogen zijn tijdens de buurttreffer. De programmamanager vraagt zich hardop af of ze misschien niet eens naar een buurttreffer of het vervolg daarvan moet gaan om ideeën te verzamelen. Hier wordt door Inkr8 heel direct op gereageerd door aan te geven dat de professional alleen mag komen als zij uitgenodigd wordt. De maatschappelijk betrokken zzp’er die werkzaam is in de broedplaats, is uiteindelijk de enige professional in functie die aanwezig is tijdens de buurttreffer. Zij maakt een 34
verslag van de avond voor de lokale krant. Uiteindelijk is ook de maatschappelijk betrokken kunstenaar uit de broedplaats tijdens de buurttreffer aanwezig. Echter niet als professional in functie, maar als bewoner gezien hij ook in de wijk woont. Het is goed mogelijk dat hij wel zijn professionele kennis en netwerk heeft ingezet tijdens het proces van de buurttreffer. Over de mindmap is door de medewerkers van de bewonersorganisatie ook meegedacht. Tijdens de lunchbijeenkomst werden er aanvullingen gedaan aan het geheel met bewoners en organisaties waarvan de medewerkers van mening waren dat die nog ontbreken aan het geheel. Uiteindelijk worden deze nieuwe contacten in de mindmap verdeeld tussen Inkr8 en de bewonersorganisatie over wie met hen uiteindelijk zal uitnodigen voor de buurttreffer. De beleidsadviseur van de centrale stad (beleidsadviseur dienst Wonen, Zorg en Samenleven) vind het ook erg leuk dat Inkr8 de buurttreffer gaat organiseren en dat Inkr8 wil proberen om dat op zo’n manier te doen dat bewoners de ruimte krijgen om daarna nog veel meer te doen. De beleidsadviseur legt de link met de Bewoners Gestuurde Wijkontwikkeling (BGW) en geeft aan dat ze erg benieuwd is naar wat er ontstaat: “De buurttreffer en wat daaruit voortkomt zijn geen officiële pilot. Jullie zitten dus niet in het ‘keurslijf’ van de methode BGW, maar ik hoop wel dat jullie er ideeën uit opdoen erdoor geïnspireerd worden en er je voordeel mee kunnen doen.” Hiermee geeft de beleidsadviseur in feite aan dat er in beide bewegingen, Bewoners Gestuurde Wijkontwikkeling en de buurttreffer, van de bewoner uitgegaan wordt, maar dat er wel een verschil is tussen beide betreffende de vooropgezette ideeën.
5.2.4 Professionals over andere professionals in de wijk Het gebied waarin de gesproken professionals actief zijn is relatief klein. De meeste professionals kennen elkaar dan ook. In de verschillende gesprekken is door Inkr8 onder andere ook gevraagd of de professionals ook nog andere organisaties kenden die betrokken zouden moeten zijn bij het proces van de buurttreffer. Veelal kwamen er vervolgens organisaties of zzpers naar voren die ongeveer dezelfde oriëntatie hadden in hun werk als de gesproken professional. De welzijnsmedewerkster van het vrouwencentrum vergelijkt haar centrum bijvoorbeeld met een andere grote vrouwenorganisatie in het stadsdeel. Hierbij geeft zij aan dat de andere vrouwenorganisatie meer zich richt op het begeleiden van vrouwen naar werk, terwijl haar centrum vooral laagdrempelige activiteiten wil aanbieden voor vrouwen uit de buurt. Met de programmamanager van het stadsdeel gaat het ook over de organisaties waarmee zij als stadsdeel samenwerken. Hierin worden de woningcoöperaties genoemd en hoe zij hun beleid vormgeven met betrekking tot de wijkaanpak. Twee van de woningcoöperaties richten zich vooral op de wijken waarin zij zelf woningenhebben. De programmamanager vertelt vervolgens dat dit problemen kan veroorzaken in het zoeken van cofinanciering vanuit de woningcorporaties. Als de 35
programmamanager namelijk mee zou gaan in de wens van de woningcorporaties zou het te besteden budget voordat er geïnvesteerd zou zijn in alle wijken waarin het stadsdeel dat zelf graag zou zien. Inkr8 vraagt de professionals ook naar andere professionals die op dezelfde lijn zitten als het project ‘Buurzame Wijk’ waarmee bewoners de kans wordt gegeven zelf aan de ontwikkeling van hun wijk te werken. De maatschappelijk betrokken professional uit de broedplaats noemt hierop de bewonersorganisatie die wat betreft het verbinden van mensen primair dé organisatie in de wijk zijn. Het theatergezelschap uit de broedplaats wordt ook genoemd. Aangegeven wordt dat hier vooral specifieke netwerkjes van bewoners binnen komen. De programmamanager van het stadsdeel haalt een aantal keer de maatschappelijk betrokken zzp’er aan die Inkr8 eerder ook gesproken heeft. De programmamanager is van mening dat deze professional een goede partij is in de wijk om mee samen te werken. Deze professional heeft coaching in de brede zin van het woord te bieden, begeleid veel en kan zaken goed bedrijfsmatig regelen. In het gesprek wat Inkr8 eerder had met deze professional is goed te merken dat beide partijen vrijwel dezelfde taal spreken. Het gesprek gaat meer de diepte in en er wordt veel naar verbinding gezocht. Aan de professional wordt ook gevraagd of hij meer professionals kent die op dezelfde lijn werkzaam zijn als zij. Hierop antwoord hij dat dit er vijf jaar geleden minder waren, maar dat er momenteel veel éénpitters zijn, zelfstandigen die heel gespecialiseerd zijn op één bepaald onderwerp.
5.3 Professionals over bewoners In geen van de gesprekken is rechtstreeks aan de orde gekomen hoe de professionals denken over de bewoners van de wijk waarin zij werken. Zijdelings kwam er wel een heleboel ter sprake door bijvoorbeeld vragen vanuit Inkr8 over welke mensen de professionals het nog zouden gunnen om mee te doen aan de buurttreffer of welke dag en tijd geschikt zouden zijn voor de buurttreffer. De onderwerpen die omtrent bewoners besproken gaan grotendeels over het gedrag van bewoners en het contact met hen. De welzijnsmedewerkster van het vrouwencentrum merkte bijvoorbeeld op, als antwoord op de vraag van Inkr8 of de doorstroom in het vrouwencentrum groot is, dat dit ligt aan de leeftijd van de vrouwen. Oudere vrouwen gaan namelijk vaker voor langere tijd naar het buitenland voor vakantie. Als deze vrouwen terugkomen zijn ze vaak vergeten wat ze voor vertrek vanuit Nederland allemaal hadden geleerd. Jongere vrouwen hebben daarentegen vaker een doel voor ogen en willen zich verder ontwikkelen. Over het gedrag van vrouwen geeft de medewerkster ook aan dat activiteiten bij hen in het centrum vaak overdag plaats laten vinden tijdens schooltijd omdat vrouwen anders aangeven dat zij niet kunnen komen vanwege de verantwoordelijkheden richting hun man en kinderen. De maatschappelijk betrokken kunstenaar uit de broedplaats noemt in het kader van contact dat hij en zijn partner de actieve bewoners uit de wijk kennen, maar dat er vervolgens nog veel bewoners overblijven waarmee zij geen contact hebben en waarmee zij ook ervaren dat het contact
36
lastig tot stand te brengen is. De kunstenaar vraagt zich af hoe hij deze bewoners zou kunnen bereiken. Daarnaast is de kunstenaar ook van mening dat bewoners niet altijd zelf zo organiserend zijn. Hij geeft aan dat er nu van alles aan hen overgedragen wordt, maar hij is van mening dat er voor het doorpakken nog altijd een professional nodig is. Ook noemt hij dat hij ervaren heeft dat bewoners erg gehecht zijn aan hun eigen gebied. Hierdoor zou bijvoorbeeld een loopje van bewoners naar de broedplaats al als te ver ervaren kunnen worden. Het directielid van de organisatie die zich richt op de leegstand van vastgoed vraagt zich ook af of alle initiatieven uit de buurt wel in één ruimte zouden passen. Het directielid ervaart de wijk als zeer gevarieerd quaachtergrond van haar bewoners zoals etniciteit, leeftijd en inkomen. Daarnaast noemt hij ook dat bewoners wel bewonersinitiatieven mogen indienen bij het stadsdeel om geld te krijgen om hun plannen voor de verbetering van de wijk te bewerkstelligen, maar dat deze groepen vaak niet in staat zijn om de huur voor een ruimte, zoals bijvoorbeeld de broedplaats, op te brengen. De maatschappelijk betrokken zzp’er vertelt dat hij vaak door bewoners met een klacht aangesproken wordt op straat. Vervolgens wordt er zowel door de zzp’er als Inkr8 uitgesproken dat er onder deze klachten een bepaalde wens zit. De professional vertelt ook dat hij en zijn partner actief zijn op verschillende scholen waar zij leerondersteuning bieden aan ouders. De school wil graag dat ouders met bepaalde leerprogramma’s voor de kinderen ook thuis werken. Veel ouders hebben echter helemaal geen computer. De leerondersteuning bestaat uit kleine handvatten die de ouders aangereikt worden. De professional vertelt ook hoe hij aankijkt tegen de manier van samenleven van bewoners in een wijk als Slotermeer. Jaren geleden vertrokken veel oude Nederlandse autochtone bewoners uit de wijk, de mensen die verhuiswagens konden betalen, Vervolgens werd er geen connectie gemaakt tussen de ‘oude’ buurt en de nieuwe bewoners die zich er vestigden. Deze professional is van mening dat dit met een betere begeleiding had moeten gaan en dat veel nieuwelingen in de al zwakkere buurten geplaatst werden. Zij zijn echter nooit geïntegreerd. Als aan de professionals werd gevraagd wie zij het nog zouden gunnen om bij de buurttreffer aanwezig te zijn ging het vervolgens al snel over het koppelen van bewoners. Bij de lunchbijeenkomst met de bewonersorganisatie werd er bijvoorbeeld gezocht naar een koppeling voor een bewoner die al geruime tijd les gaf in een vechtsport, maar nu behoefte had aan een nieuwe ruimte. In het gesprek werd er hierna gesproken of een buurttreffer datgene zou zijn wat een dergelijke bewoner nodig zou hebben. Hetzelfde ontstond in gesprek met de programmamanager van het stadsdeel. Als reactie op de plannen van de bewoners die ontstaan waren in de buurttreffer werden er al gelijk lijntjes gelegd naar bestaande projecten in de wijk. Het boeiende aan het gesprek met de beleidsadviseur van de centrale stad was dat er in dit gesprek heel duidelijk de link werd gelegd tussen de projecten in het kader van de Bewoners Gestuurde Wijkontwikkeling en de buurttreffer. De beleidsadviseur gaf aan dat er verschillende ervaringen zijn met de verschillende gebieden waar momenteel pilotprojecten lopen van de Bewoners Gestuurde Wijkontwikkeling. In een bepaald deel van de stad was het moeilijk om betrokken 37
bewoners te vinden om deel te nemen aan het project terwijl mensen in een ander deel van de stad juist enthousiast waren en wat voor deze bewoners belangrijk was dat zij niet het gevoel hadden dat zij voor een karretje gespannen werden. De methodiek van de Bewoners Gestuurde Wijkontwikkeling is afkomstig uit Zuid-Afrika. De adviseur vertelt dat bewoners daar eigenlijk ‘gedwongen’ worden kracht bij elkaar te zoeken door de arbeidsdeling die zich in de projecten bevindt. In Zuid-Afrika heeft men de ervaring dat er verschillende soorten mensen bestaan in de wijze waarop zij met werk omgaan. Allereerst zijn er de boeren en de ambachtsmensen die alles zelf doen, vervolgens zijn er de arbeiders, deze mensen hebben geleerd maar een deel van het geheel te beheersen, als derde partij zijn er vervolgens de profiteurs. In Nederland heeft men ook gemerkt dat bewoners verschillende behoeften hebben die naar boven kwamen in de projecten van de Bewoners Gestuurde Wijkontwikkeling. Er waren bewoners die heel enthousiast waren vanaf het begin en graag een eigen bedrijf zouden willen starten, daarnaast waren er bewoners die het bij bewonersinitiatieven wilden houden maar die wel open stonden voor coaching en als laatste was er een groep die bijna geen coaching nodig had, maar die zelf wel heel weinig tijd te besteden hadden aan het project.
Conclusie In dit hoofdstuk stonden de gesprekk en tussen de professionals en Inkr8 centraal. Inkr8 laat in de gesprekken een duidelijke eigen stijl zien. Deze stijl kenmerkt zich door een uitnodigend taalgebruik, het bieden van ruimte aan de gesprekspartner en het slaan van bruggen tussen Inkr8 zelf en de professional daar waar mogelijk. Inkr8 geeft zelf ook aan dat verbinden datgene is wat zij willen bereiken. Daarnaast profileert Inkr8 zich als een aanjaagproject en willen zij met het project ‘Buurzame Wijk’ een tijdelijke impuls geven aan de wijk en de bewoners. In de uitleg over het project en de buurttreffer probeert Inkr8 dit zoveel mogelijk visueel te maken door het tonen van foto’s en verslagen van eerdere buurttreffers. Inkr8 nodigt de professionals ook uit om een rol te nemen in het project door bijvoorbeeld zelf bewoners uit te nodigen of hen advies te geven over mogelijkheden waar Inkr8 het project nog zou kunnen presenteren. De gesproken professionals reageren overwegend positief op de plannen van Inkr8, ieder op zijn eigen manier, veelal vanuit de visie waar vanuit de professional werkt. Professionals die voorafgaande het gesprek het werk van Inkr8 nog niet goed kenden hadden af en toe moeite Inkr8 te duiden. Inkr8 huist geen kantoor en kent daardoor geen vaste openingstijden en doordat de uitkomsten van het project heel breed zijn verwoord in het projectplan wordt dit soms als vaag en ongrijpbaar ervaren. Tussen de professionals valt onderscheid te maken in hun afstand tot de bewoners van Slotermeer. Een aantal professionals werkt vooral opafstand voor de bewoners terwijl anderen veel meer in contact staan met de bewoners. Een aantal professional hebben duidelijke belangen in de wijk
38
die elkaar soms in de weg kunnen zitten als het gaat over beschikbare ruimtes en het contact met bewoners. In vergelijking met andere professionals richten de professionals zich vooral op diegenen die soortgelijk werk verrichten in de wijk. Inkr8 vraagt ook specifiek naar professionals die op dezelfde lijn zitten als waar zij naar toe willen met het project ‘Buurzame Wijk’. Hierop volgt dat dit vooral ‘éénpitters’ zijn en dat deze zzp’er een erg specialistische expertise hebben in een bepaald werkgebied. De professionals uiten zich in relatie tot bewoners vooral over het gedrag van de bewoners en het contact met hen. Als Inkr8 vraagt welke bewoners de professionals het gunnen om ook mee te doen aan de buurttreffer is men snel geneigd bewoners te koppelen aan bijvoorbeeld de buurttreffer of andere bestaande initiatieven.
39
6. Conclusie en discussie Niet alleen in Nederland als geheel, maar zeker ook in Slotermeer Noord-Oost is de overheid op zoek naar betrokken bewoners die zich willen inzetten voor hun wijk. Deze zoektocht en de extra investering in de wijk middels de Focusaanpak zijn dan ook de aanleiding geweest voor het project ‘Buurzame Wijk’. In de voorbereiding tot aan de buurttreffer heb ik met Inkr8 mee mogen lopen om onderzoek te doen naar het project en de wijk waarin dit plaatsvond. Het verzamelde materiaal heeft de richting van het onderzoek bepaald en tijdens de analyse heeft de vraag: Wat is de houding van professionals ten opzichte van de participatie van bewoners in de wijk Slotermeer? centraal gestaan. Vanuit het theoretisch kader zijn twee concepten van belang. De scheiding tussen de systeemwereld en de leefwereld toegepast op de buurt door van den Brink en van Hulst (2012) en de typering van verschillende typen van participatieprofessionals toegepast door Smets en Azarhoosh (2014a). Deze concepten zijn gelinkt aan de ondersteunende deelvragen. - Wat is de houding van professionals die vanuit de systeemwereld werken ten opzichte van de participatie van bewoners? - Wat is de houding van professionals die vanuit de leefwereld werken ten opzichte van de participatie van bewoners? Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag zal ik in deze conclusie allereerst ingaan op de scheiding tussen de systeemwereld en de leefwereld in Slotermeer Noord-Oost en vervolgens zal ik inzoomen op de verschillende typen van participatieprofessionals die betrokken zijn bij het project ‘Buurzame Wijk’.
6.1 De systeemwereld en de leefwereld in de wijk Slotermeer De scheiding van de systeemwereld en de leefwereld wordt door van den Brink en van Hulst (2012) toegepast op de wijk met het idee dat er verschillen bestaan tussen bewoners en professionals in de wijzen van hun communicatief handelen. Ondanks dat in dit onderzoek alleen de professionals uit de wijk Slotermeer Noord-Oost centraal staan, waarmee in feite alleen de syteemwereld gerepresenteerd is, zijn er in de gesprekken verschillende thema’s ter sprake gekomen die deze deling benadrukken. Als we kijken naar de belangen van zowel de professionals als de bewoners in de wijk zien we een verschil in de benadering van ruimte. In de projectomschrijving van Inkr8 staat aangegeven dat de ideeën en plannen voor de ontwikkeling van de buurt die tijdens de buurttreffer ontstaan heel breed mogen zijn. Dit zou een eenmalige activiteit kunnen zijn, maar ook bijvoorbeeld een wijkonderneming. Het stadsdeel heeft echter wel een belang bij de aula van de broedplaats. Momenteel huren zij deze ruimte nog waardoor men graag wil dat er zich in deze ruimte meer 40
activiteiten ontplooien. Volgens de programmamanager van het stadsdeel mag dit aan de andere kant juist weer geen tweede Huis van de Wijk worden, want het stadsdeel heeft een duidelijke indeling gemaakt in de ruimtes die zij beschikbaar stellen voor bewoners en op welke manier deze gefinancierd worden. Echter, zoals de kunstenaar uit de broedplaats aangaf, is het aannemelijk dat veel mensen gehecht zijn aan hun eigen gebied, waardoor zij bijvoorbeeld juist in hun straat of buurt iets willen ondernemen. Door een andere organisatie wordt opgemerkt dat bewoners wel bewonersinitiatieven mogen indienen, maar dat zij voor veel ruimtes ook huur moeten betalen. Dit benodigde geld valt veelal niet onder de initiatieven. Daarnaast vraagt de medewerker zich ook af of alle initiatieven wel in één ruimte passen. De medewerker ervaart de wijk als er divers, waardoor mensen verschillende behoeftes en wensen hebben. Wat we in dit proces terug zien is dat het stadsdeel zoekt naar standaard oplossingen (systeemwereld). Deze oplossingen, de indeling van de beschikbare ruimtes voor bewoners, moeten duidelijkheid bieden en voor een groot gebied. Voor bewoners zijn echter hele andere zaken van belang. Zij handelen vanuit hun kennis en behoeften van het ‘kleine’ gebied waar zij wonen. In veel van de gesprekken kwam vooral de kloof tussen de locale overheid en de bewoners naar boven. Dit geeft deels een eenzijdig beeld omdat vooral veel geinterviewde professionals van welzijnsorganisaties of diegenen die voor zichzelf werken. Wat men noemt is echter wel relevant. Zo wordt bijvoorbeeld aangehaald dat het publiek wat op grote buurtbijeenkomsten afkomt behoorlijk eenzijdig is. De wijk wordt door de professionals ervaren als zeer divers, maar tijdens deze bijeenkomsten is dit vaak niet het beeld. Veelal zijn dergelijke bijeenkomsten georganiseerd door het stadsdeel en schijnbaar vinden zij hierin niet de aansluiting bij de wijze waarop bewoners graag bij hun wijk betrokken zouden willen zijn. De professionals geven wel aan dat de opkomst bij bijeenkomsten georganiseerd door de bewonersorganisatie al meer mensen van verschillende achtergronden kent. De medewerkers van de bewonersorganisatie staan in hun werktijd veelal in direct contact met veel verschillende bewoners. Mogelijk spreken zij meer de taal van de bewoners waardoor zij door hen wel geïnteresseerd raken om naar een bijeenkomst te komen. Dat er gehandeld anders gedacht wordt vanuit de systeemwereld van organisaties en lokale overheid dan vanuit de leefwereld van de bewoners valt ook op te merken in het voorbeeld wat de maatschappelijk betrokken zzp’er gaf over een opdracht die hij momenteel uitvoerde. De zzp’er gaf op scholen leerondersteuning aan ouders. De school verwacht namelijk van deze ouders dat zij op de hoogte zijn van bepaalde programma’s op de computer waarmee met de kinderen wordt geoefend. De school zou graag zien dat ouders deze opdrachten ook thuis met de kinderen oefenen. Echter bleek dat veel ouders thuis niet over een computer beschikten en daardoor ook weinig kennis hadden over de mogelijkheden. De kloof die in deze situatie tussen de school en de ouders ontstaat wordt in dit geval geprobeerd te dichten met het inhuren van een externe partij zoals het bedrijf van de zzp’er. We kunnen vermoeden dat contact met bewoners voor medewerkers van het stadseel minder eenvoudig zou kunnen zijn als voor medewerkers van de bewonersorganisatie. In de eerste plaats 41
alleen al vanwege het feit dat er vooral binnen de lokale overheid veel arbeidsdeling en specialisatie heerst waardoor elke ambtenaar maar belast is met een klein deel van de thema’s uit de belevingswereld van de bewoners. Voor de medewerkers van de bewonersorganisatie is het juist hun taak als geheel om goed contact te onderhouden met de bewoners omdat zij zich profileren als die partij die voor hun belangen opkomt. Een kritiek die vervolgens vanuit de professional ontstond over het contact van de ambtenaren van de lokale overheid met de bewoners is dat zij altijd dezelfde bewoners benaderen als men iets of iemand nodig heeft. Op deze manier ontstaat dat slechts een selectieve groep bewoners alles doet waardoor wat bijvoorbeeld als gevolg kan hebben dat er zich overspannen vrijwilligers voordoen. Eén van de professionals geeft ook aan dat er momenteel veel aan bewoners wordt overgelaten, maar dat hij van mening is dat bewoners niet altijd zo zelf-organiserend zijn. Denkend vanuit de syteemwereld waarvanuit de lokale overheid handelt kunnen we bedenken dat zij enerzijds meer zaken aan bewoners willen overlaten, maar dit wel op de manier willen doen die zij gewend zijn. Men handelt vanuit professionele kennis en wil bij de overdracht vermoedelijk zoeken naar standaard oplossingen. Voor bewoners is echter de lokale kennis die zij hebben over hun leven in de wijk veel meer van belang. Men hecht waarde aan het proces. Een laatste interessante vergelijking is die tussen het project ‘Buurzame Wijk’ en de Bewoners Gestuurde Wijkontwikkeling. In beide gevallen zijn het professionals die beginnen met een project waardoor we de vraag kunnen stellen of zij op deze manier ook niet gelijk aanbod creeëren, in plaats van inspelen op de behoefte van uit de wijk. Wat in elk geval een belangrijk verschil is tussen beide projecten is dat hoewel het project ‘Buurzame Wijk’ vanuit professionals gestart wordt er vervolgens niets vastligt over het vervolg. De Bewoners Gestuurde Wijkontwikkeling bestaat uit een heel traject waarin al een heel aantal zaken vastliggen. De beleidsadviseur van de centrale stad geeft dan ook aan dat zij erg benieuwd is naar het project ‘Buurzame Wijk’ omdat Slotermeer geen pilotgebied is van de Bewoners Gestuurde Wijkontwikkeling en Inkr8 daarmee niet vast zit in het keurslijf van dit project. Aan de andere kant vertelde de beleidsadviseur ook dat men in een bepaald deel van de stad inmiddels had ervaren dat het bedachte traject van de BGW niet voor alle bewoners werkte omdat zij verschillende behoeftes hadden. Er was bijvoorbeeld een verschil qua beschikbare tijd voor bewoners en hun behoefte aan training.
6.1.1 Professionals die handelen vanuit de systeemwereld of de leefwereld in Slotermeer In de analyse heb in een apart deel benoemd hoe ik de afstand van de verschillende gesproken professionals tot de bewoners heb ervaren en geanalyseerd. Inkr8 is een kleine organisatie die graag dicht bij de mensen wil staan, maar hen slechts alleen een tijdelijke impuls geeft en geen blijvende vaste partij in de wijk is wil worden. Inkr8 wil graag bouwen van onderop en vindt het bijvoorbeeld belangrijk dat er bij een buurttreffer een gezamenlijk belang is tussen de deelnemers. Een buurttreffer in een kleine buurt of een vanuit een wijkcentrum werkt vaak beter dan bijvoorbeeld op een plein is de 42
ervaring van Inkr8. Op kleinere schaal hebben bewoners een groter gezamenlijk belang dan dat dit in een groter gebied het geval zal zijn. Inkr8 herkent dat bewoners zich vaak hechten en verbonden voelen met het kleine gebied waarin zij wonen. In die zin zouden we kunnen concluderen dat Inkr8 handelt vanuit de leefwereld van de bewoners. Naast Inkr8 heb ik een onderscheid gemaakt in professionals waarvan ik acht dat zij relatief dichterbij de bewoners staan vanuit hun werk en diegenen die relatief minder met bewoners in contact staan. Bij deze groep professionals is het minder eenvoudig om een lijn te trekken tussen de professionals die handelen vanuit de systeemwereld en de professionals die handelen vanuit de leefwereld. Om dit beeld helderder te maken pas ik de indeling in participatieprofessionals toe van Smets en Azarhoosh (2014b).
6.2 De verschillende typen participatieprofessionals in Slotermeer Smets en Azarhoosh (2014b) maken onderscheid tussen drie typen van participatieprofessionals: de publieke professional, professional uit de wijk en professional van de wijk. In dit onderzoek komen geen professionals uit de wijk aan de orde. Professionals uit de wijk zijn bewoners die zich zo hebben toegelegd op hun vrijwilligerswerk dat wij hen kunnen beschouwen als professionals volgens Smets en Azarhoosh (2014b). Omdat er tijdens de verschillende gesprekken niet dergelijke bewoners gesproken zijn valt deze categorie buiten het onderzoek. Vervolgens blijven de publieke professional en de professional van de wijk over. Deze typen professionals zien we terug in de groep professionals die door Inkr8 gesproken is. In het onderscheid in de verschillende typen van participatieprofessionals wordt door Smets en Azarhoosh (2012) eigenlijk een categorie toegevoegd aan de differentiatie tussen de professionals handelend vanuit de systeemwereld en de bewoners handelend vanuit de leefwereld. De professional van de lokale overheid en welzijnsorganisaties is te refereren aan de publieke professional en de bewoner aan
Maatschappelijk betrokken zzp'er
Bewonersorganisatie
Maatschappelijk betrokken kunstenaar broedplaats
de professional uit de wijk. Vanuit mijn beredenering Welzijnsmedewerker vrouwencentrum
Bewoners van Slotermeer Projectmede werker stadsdeel Nieuw-West
Maatschappelijk betrokken zzp'er broedplaats
beschouw ik Inkr8 als professionals van de wijk. Naast hen vallen naar mijn mening drie andere
Medewerkers woningcoörporatie
professionals hieraan te linken. Echter zijn twee van deze professionals vooral bezig op één bepaald vlak. Dit kwam ook ter sprake in het gesprek met de derde professional van
43
de wijk toen vanuit Inkr8 gevraagd werd of de zzp’er ook anderen kende die op dezelfde lijn zaten als zij hij aan gaf dat er vooral de laatste vijf jaar meer dergelijke professionals bij gekomen waren, maar, zo noemt hij deze professionals vooral ‘éénpitters’, omdat zij vaak erg gespecialiseerd zijn op een bepaald werkvlak. De professionals in het schema zijn allemaal in meer of mindere mate professionals van de wijk. Bij sommigen van de professionals is het wel zo dat zij bijvoorbeeld voor de lokale overheid werken of voor een welzijnsorganisatie, maar dan zitten zij in de uitvoering van hun werk toch meer tussen de systeemwereld en de leefwereld in. Ik acht het voor de lokale overheid en grote zorg- en welzijnsorganisaties in de wijk van belang, vanuit dit onderzoek, dat zij zich bewust zijn van hun positie en de wereld waarvanuit zij denken en handelen. Als men zich hier bewust van is verwacht ik dat het eenvoudiger is om in te zien dat voor bepaalde opdrachten wellicht beter een professional van de wijk gevraagd kan worden. Een publieke professional heeft altijd een bepaalde afstand ten opzichte van bewoners terwijl een professional van de wijk zowel een insider als een outsider is en daarvoor van zowel de systeemwereld als de leefwereld kennis heeft.
6.3 Discussie In dit onderzoek kan enerzijds slechts een beperkt beeld geschetst worden van de wijze waarop het project ‘Buurzame Wijk’ in Slotermeer gewerkt heeft. Dit omdat er in mijn data alleen professionals uit de wijk naar voren komen. Aan de andere kant is het ook zo dat er maar een beperkt deel van het gehele aantal professionals wat betrokken is geweest bijde buurttreffer door mij behandeld is in dit onderzoek. Het onderzoek is wel van belang omdat het wel duidelijk een beeld geeft over de verhoudingen in de wijk en de thema’s die spelen bij de ontwikkeling van de wijk vanuit de bewoners. Mijn drie dubbele rol als onderzoeker, buurtkracht en bewoner kan ook van invloed zijn geweest op het onderzoek. Ik ken de professionals van Inkr8 goed, waardoor ik bekend ben met hun werk, maar wellicht ook blind geworden ben voor bepaalde zaken omdat ik ze als ‘normaal’ aanneem. Daarnaast heb ik tijdens de onderzoeksperiode een goede band op kunnen bouwen met verschillende professionals en bewoners. Hierdoor had ik een betere toegang tot het veld, maar het kan ook zijn dat antwoorden in gesprekken hierdoor gekleurd zijn.
6.4 Aanbevelingen voor verder onderzoek Ik acht het heel waardevol dat er naast mijn onderzoek nog een onderzoek van een masterstudent heeft plaatsgevonden. Deze student heeft zich veel meer verdiept nog in de methodiek van de buurttreffer en hoe dit voor de buurt en de bewoners gewerkt heeft. Ondanks deze beide onderzoeken is het absoluut nodig om nog meer onderzoek te doen naar dit fenomeen. Als maatschappij zijn wij in transitie naar een maatschappij waarin er meer van ons als burgers wordt verwacht. Taken die in het verleden door de overheid geregeld warden komen bij bewoners te liggen. Om deze transitie te laten slagen is het 44
naar mijn idee van belang om inzicht te krijgen in de wijzen waarop bewoners om gaan met hun leven in de wijk en de wijze waarop professional hierop zouden kunnen aansluiten om daadwerkelijk vraaggericht te kunnen werken.
45
7. Reflectie op de stage Het was voor mij heel bijzonder om eens op een totaal andere wijze bij Inkr8 en daarmee bij Paul en Marieke betrokken te zijn. Ik ben bij Inkr8 de opleiding tot buurtkracht zelf gaan doen omdat ik het idee had dat die keuze een goede aanvulling zou zijn op het werk wat ik op dat moment al in de wijk deed voor het VoorUit project. Ik beleefde altijd veel plezier aan het organiseren en het begeleiden van trainingen en buurttreffers voor diverse groepen bewoners. Wat ik elke keer wel merkte is dat ik het vooral ook erg interessant vond om verder te denken dan het project waar ik op dat moment mee bezig was en om te onderzoeken hoe dat specifieke project van invloed was op de bewoners en de wijk. Inmiddels heb ik ontdekt dat ik vooral het, door mijzelf ervaren, spanningsveld tussen bewoners en professionals in de wijk erg interessant vind. Dit onderzoek gaf mij de kans om met een project in de wijk mee te lopen en van dichtbij te onderzoeken wat er zich in die periode allemaal afspeelde. Door het onderzoek heb ik veel geleerd over de wijk en de mensen die er wonen en werken. Inmiddels woon ik bijna twee jaar in Slotermeer sinds ik gestopt ben met het VoorUit project. Doordat ik drie jaar voor het VoorUit project in Osdorp gewerkt had was ik behoorlijk in die wijk ‘geïntegreerd’. Ik had nooit verwacht hetzelfde gevoel te beleven in een andere wijk. Toch is de mate waarmee ik mij verbonden voel met de wijk Slotermeer momenteel behoorlijk te vergelijken met de wijze waarop ik verbonden was met Osdorp. Dit onderzoek, en daarmee mijn stage, hebben daarin een grote rol gespeeld doordat ik veel bewoners en professionals uit de wijk heb mogen leren kennen. Nu is het niet zo dat dit onderzoek de gehele tijd als vanaf een leien dakje ging. Af en toe was dit verre van het geval. Ook tijdens dit onderzoek ben ik in de voor mij inmiddels bekende valkuilen getrapt. Als sterke eigenschappen heb ik naar mijn idee dat ik goed kan observeren en veel zie van datgene wat er om mij heen gebeurd. Daarnaast ben ik denk ik ook sensitief genoeg om mijn observaties te begrijpen en daarmee de situaties van dat moment te doorgronden. Dit op papier zetten is voor mij echter een ander verhaal. Voordat ik daadwerkelijk aan het schrijven sla heb ik het gevoel alsof ik al meerdere bergen heb moeten beklimmen. Op dergelijke momenten zit mijn perfectionisme mij in de weg omdat ik eigenlijk liever niet iets inlever bij bijvoorbeeld een docent dan dat ik iets inlever waar ik niet achter sta. De begeleiding van Peer Smets vond ik hierbij erg prettig. Op dergelijke momenten kan ik het goed gebruiken als iemand mij aanspoort om toch iets op papier te zetten en dat datgene altijd weer herschreven kan worden. Op deze manier kwam eind december langzaamaan de schrijfmachine in mij op gang. Toch betekende het echter helaas ook niet dat deze machine zonder horten en stoten bleef lopen toen deze eindelijk op gang was. Ik vond het lastig om het theoretisch kader goed op te zetten en op die manier mijn onderzoek te kaderen. Wel merkte ik naarmate ik hiermee vorderde het steeds beter ging. Om vervolgens een orde te scheppen in mijn materiaal vond ik ook een uitdaging. Ik ben gewend om onderzoek te doen met meestal semigestructureerde interviews waardoor er in mijn beleving vanaf de start meer structuur zit in de
46
dataverwerking. In dit onderzoek heb ik niet zelf de vragen gesteld, maar heb ik in de analyse de vragen gesteld over de uitgesproken thema’s. Al hoewel een dergelijke manier van onderzoek doen nieuw was voor mij, heb ik er veel van geleerd. Ik vond het erg inspirerend hoeveel informatie er te halen is uit datgene wat iemand zegt zonder dat rechtstreeks naar de thema’s is gevraagd waar je informatie over zoekt. Het feit dat ik onderzoek deed voor een bevriende organisatie vond ik ook een boeiend element van het geheel. Ik heb ervaren dat ik, juist omdat ik de Inkr8 professionals persoonlijk ken, ik alle zinnen zo perfect wilde schrijven, mijn stuk onleesbaar werd. Hierin heb ik geleerd dat niet elke zin genuanceerd hoef te zijn om nuance in je stuk aan te brengen. Met dit onderzoek hoop ik een bijdrage te leveren aan het debat over de ontwikkeling van de wijk door bewoners van onderop. Daarnaast hoop ik een bijdrage te kunnen leveren aan de methoden die Inkr8 hanteert en daarmee een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van Inkr8 als geheel. Zelf heb ik in elk geval ontzettend veel geleerd over de wijk, de verschillende bewegingen van de wijkontwikkeling en de relaties tussen professionals en bewoners. Ik kijker naar uit om dit geleerde weer toe te mogen passen zowel in de wijk als in een volgend onderzoek.
47
Literatuurlijst Blackshaw, T. (2010). Key Concepts in Community Studies. London: SAGE Publications Ltd. Blumer, H. (1953). What’s wrong with social theory? American Sociological Review, 19 (1), 3-10. Brink, G. van der & van Hulst, M. (2012). Best Persons en hun betekenis voor de Nederlandse achterstandswijk. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Broedplaats de Vlugt (2014). Homepage broedplaats de Vlugt. Amsterdam. URL: http://broedplaatsdevlugt.nl/ (02-02-2014). Dale, van. (2013). Het politieke woord van 2013. URL: http://woordvanhetjaar.vandale.nl/ (16-122013). Ossel, F. (2013). Opening conferentie ‘Vertrouwen in de Stad’ in Pakhuis de Zwijger op 28-11-2013. Amsterdam. Gemeente Amsterdam (2010). Buurtuitvoeringsprogramma 2010 Geuzenveld-Slotermeer. Amsterdam: Gemeente Amsterdam. URL: http://www.amsterdam.nl/publish/pages/352186/buurtuitvoeringsprogrammageuzenveldslotermeer010 32010.pdf Gemeente Amsterdam (2014a). Bestuurlijk stelsel. URL: http://www.amsterdam.nl/gemeente/bestuurlijk-stelsel/ (18-02-2014). Gemeente Amsterdam (2014b). Focusaanpak. URL: http://www.amsterdam.nl/wonenleefomgeving/buurt-bewoner/wijkaanpak/focusaanpak-2013/ (12-05-2014). Hilhorst, P. & van der Lans, J. (2013). Sociaal doe-het zelven. Amsterdam, Antwerpen: Uitgeverij Atlas Contact. Inkr8 (2013a). Projectbeschrijving ‘Buurzame Wijk’. Amsterdam: Inkr8. Inkr8 (2013b). Methodiek beschrijving project ‘Buurzame Wijk. Amsterdam: Inkr8.
48
Inkr8 (2013c). Gestelde vragen van buurttreffer 18 november 2013. Amsterdam: Inkr8. Inkr8 (2013d). Oproep masterstudenten Sociologie. Amsterdam: Inkr8. Inkr8 (2014). Homepage Inkr8. URL: http://www.inkr8.nl/buurtkrachten (07-01-2014). Kampen, T., Verhoeven, I. & Verplanke, L. (Ed.) (2013), De affectieve burger. Hoe e overheid verleidt en verplicht tot zorgzaamheid. Amsterdam: uitgeverij van Gennep. Lub, V., Schotanus, L. & Uyterlinde, M. (2010). Als ‘meedoen’ een dogma wordt: De participatieparadoxen van de Wmo. In Verhoeven, I. & Ham, M. (Ed.), Brave burgers gezocht. De grenzen van de activerende overheid (pp. 23-40). Amsterdam: TSS/ uitgeverij van Gennep. NOS (2013). Troondrede september 2013. URL: http://nos.nl/artikel/552167-de-volledigetroonrede.html (16-12-2013). O’Reilly, K. (2005). Ethnographic Monographs. Londen: Routledge. Platform 31 (2014). Westelijke Tuinsteden. Amsterdam. URL: http://kennisbank.platform31.nl/pages/27623/Amsterdam-Westelijke-Tuinsteden.html (18-02-2014). Smets, P. & Azarhoosh, F. (2014a). Lessons from the network society: Liquid communities and their relations with stakeholders in a disadvantaged neighbourhood in Amsterdam East. In Behrang Foroughi (Ed.) Arrival City: The struggle for community. Boston, Rotterdam: Sense Publishers. Smets, P. & Azarhoosh, F. (2014b). The role of participation professionals in liquid communities in Amsterdam East. (mimeo). Stadsdeel Nieuw-West (2012). Focusaanpak 2013-2014. Amsterdam: Stadsdeel Nieuw-West. URL: https://www.raadsinformatienieuwwest.nl/Documenten/Raadsbrief/zzzb-bijlage-Focusgelden.pdf Stadsdeel Nieuw-West (2013). Smoelenboek professionals Slotermeer. Amsterdam: Stadsdeel NieuwWest. Stadsdeel Nieuw-West (2014). Kaart van de 9 wijken van Nieuw-West. Amsterdam: Stadsdeel NieuwWest. URL: http://www.nieuwwest.amsterdam.nl/wonen_en/de-9-wijken-van/ (07-01-2014).
49
Stenvers, M., Jansen, P. & de Visser, C. (2012). Luister nou eens even: Contact volgens Inkr8. Amsterdam: Inkr8. Stokkom, B. van, & Toenders, N. (2010). Actieve burgers staan niet graag alleen: Lokale veiligheidszorg in achterstandswijken. In Verhoeven, I. & Ham, M. (Ed.), Brave burgers gezocht. De grenzen van de activerende overheid (pp. 143-157). Amsterdam: TSS/ van Gennep. Taylor, M. (2007). Community participation in the real world: Opportunities and pitfalls in new governance spaces. Urban Studies, 44(2), 297-317. Tonkens, E. (2009). Tussen onderschatten en overvragen.: Actief burgerschap en activerende organisaties in de wijk. Amsterdam: Sun Trancity. Tonkens, E. & de Wilde, M. (2013). Als meedoen pijn doet: Affectief burgerschap in de wijk. Amsterdam: Van Gennep. Tjepkema, S. & Verheijen, L. (2012). Appreciative Inquiry. In Ruijters, M. & Simons, R.J. (Ed.), Canon van het leren: 50 concepten en hun grondleggers (pp. 77-89). Deventer: Kluwer. URL: http://www.talentenbouwers.org/wp-content/uploads/2012/07/AI-Cooperider-Tjepkema-VerheijenCanon-van-het-leren.pdf (14-03-2014). Urban Resort (2014). Homepage Urban Resort. URL: http://www.urbanresort.nl/ (02-02-2014). Verhoeven, I. & Ham, M. (Ed.). (2010). Brave burgers gezocht: De grenzen van de activerende overheid. Amsterdam: TSS/Uitgeverij van Gennep.
50