Praktijkonderzoek Windesheim
JIT
'Als we jongeren beet hebben, moeten we ze ook vasthouden'
Marja van Bijsterveldt Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Alice Snijders Studentnummer S321085 Upgrade Master SEN Inclusief Onderwijs Praktijkonderzoek Mevr. A. van de Ven 20 juni 2008
Alice Snijders-Veldhuis
1
Praktijkonderzoek
Met dank aan Silke Leever en Alice ter Brugge die als medestudenten en critical friends voor ondersteuning zorgden. En aan Anjette van de Ven, praktijkonderzoekbegeleider van Hogeschool Windesheim, voor de prettige en accurate begeleiding. Alice Snijders
Alice Snijders-Veldhuis
2
Praktijkonderzoek
Inhoudsopgave Samenvatting 1.Inleiding
5
2. Theoretisch kader / achtergrond 2.1 Uitgangssituatie 2.2 Wat is het probleem rond schooluitval? 2.3 Wat kunnen de mogelijke oorzaken zijn van de grote schooluitval op de Regionale Onderwijscentra? 2.4 Risicofactoren 2.4.1: Gezinsproblematiek 2.4.2: Sociale omstandigheden 2.4.3: Gedragsproblematiek in de klas ` 2.4.4: Gedragsstoornissen 2.4.5: Psychische problematiek 2.5 Wat is de visie van de overheid (ministerie van OCW) op schooluitval? 2.6. Waar kan aan gewerkt worden vanuit de overheid? 2.7 Problemen bij de ‘aanval op de uitval’ 2.8. Enkele initiatieven in het onderwijs zelf om de uitval tegen te gaan 2.8.1 Rebound 2.8.2.Lectoraat 2.8.3. Scholingsboulevard 2.9. De JIT-groep
7 7 7 9 10 10 10 10 11 11 12 12 13 13 13 13 14 14
3. Opzet en verantwoording van het onderzoek
16
4. Resultaten 18 4.1 Inleiding 18 4.2 Het profiel van de leerling, die wordt verwezen naar de JIT-groep 18 4.3 De doelstellingen van het JIT- traject 21 4.4 Hoe hebben de verschillende groepen betrokkenen het JIT-traject ervaren? 24 4.5 Organisatie rond de lessen in de JIT groep 26 5. Conclusies en aanbevelingen 5.1 Conclusies t.a.v. de doelgroepen 5.2 Conclusies t.a.v. de doelstellingen 5.3 Conclusies t.a.v. de ervaringen van de betrokkenen met het JIT-traject 5.4 Conclusies t.a.v. de organisatie rond de lessen 5.5 Conclusie t.a.v. de praktijkvraag 5.6 Aanbevelingen
28 28 28 29 29 29
Literatuurlijst
31
Bijlagen: 1. JIT-groep en Trajectgroep 2. Toelatingsprocedure JIT-groep 3. Uitvalcijfers School voor Economie, Management & ICT van ROC 4. Enquête leerlingen met begeleidende brief en verwerking 5. Enquête mentoren/studieloopbaanbegeleiders met begeleidende brief en verwerking 6. Gesprekspunten Hoofden Onderwijscentrum en medewerker Studentenservicecentrum
Alice Snijders-Veldhuis
3
Praktijkonderzoek
Samenvatting In dit praktijkonderzoek deed ik onderzoek naar het JIT-traject dat sinds drie jaar op de School voor Economie, Management & ICT van ons ROC leerlingen opvangt die dreigen uit te vallen door verschillende oorzaken. Gemiddeld blijven de leerlingen drie maanden tot een half jaar in deze groep voor ze teruggaan naar hun eigen opleiding of overstappen naar een andere beroepsopleiding. Het belangrijkste doel van het JIT-traject is om te voorkomen dat een leerling voortijdig het ROC verlaat of verwijderd wordt zonder startkwalificatie. Daarnaast is het doel de leerling dusdanig te begeleiden dat hij zijn studie weer kan voortzetten of gemotiveerd aan een andere studie kan beginnen. Beide doelen blijken volgens het onderzoek haalbaar. Vanuit de literatuur blijkt dat er in het MBO een grote uitval is onder de leerlingen, die daardoor zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt komen. Om de uitval te bestrijden is het belangrijk kennis te hebben van de risicofactoren en de verschillende categorieën uitvallers te onderscheiden. Uit het onderzoek blijkt dat de grote meerderheid van de geënquêteerde mentoren/studieloopbaanbegeleiders vindt dat er op ieder onderwijscentrum van ons ROC een dergelijk JIT-traject zou moeten worden opgezet. Er komen nog meer opmerkelijke cijfers naar boven uit de verwerkte gegevens. 80% Van de leerlingen heeft de JIT-groep als heel zinvol ervaren en vindt dat de JIT-groep heeft voorkomen dat ze van school werden gestuurd of zelf waren gestopt met hun opleiding.
Alice Snijders-Veldhuis
4
Praktijkonderzoek
1. Inleiding Verlegenheidssituatie De ROC’s in Nederland kennen veel schooluitval. Daarvoor zijn allerlei oorzaken aan te wijzen. Docenten worstelen met leerlingen met allerlei problemen zoals leerlingen met gedragsstoornissen als ADHD, PDD-NOS, grote problemen in de thuissituatie, schulden, schoolverzuim, zwangerschap, zwakke sociale vaardigheden in de BPV. Deze leerlingen willen op zich wel graag het diploma halen, maar het lukt niet in de reguliere onderwijssituatie. Op de locatie waar ik werkzaam ben doen we een poging deze leerlingen op te vangen in een trajectgroep, de JUST IN TIMEgroep (JIT). Dit schooljaar is het derde jaar dat het project loopt. Drie jaar geleden heb ik in samenwerking met het Studentenservicecentrum (SSC) dit traject ontwikkeld. Het eerste jaar kende veel opstartproblemen, doordat er bijvoorbeeld geen eigen lokaal ter beschikking stond. Voor de mentor en de leerlingen was het zoeken naar de juiste werkwijze. Als coördinator van onder andere de JIT-groep, wil ik graag weten of onze doelstelling gehaald wordt en of het zin heeft dit traject voort te zetten. Ook ben ik benieuwd of zowel de leerlingen als de docenten het bestaan van de JIT-groep zinvol vinden. De andere locaties van het ROC worstelen met dezelfde problematiek. Zij doen een beroep op ons, maar ik kan deze leerlingen niet opnemen in de JIT, omdat dit traject alleen voor leerlingen van onze School voor Economie, Management & ICT bestemd is. Als uit dit onderzoek blijkt dat de JIT-groep een goed middel tegen schooluitval is, zouden ook de andere scholen van ons ROC een dergelijke traject kunnen invoeren. Praktijkvraag: Heeft het zin de JIT-groep voort te zetten en het JIT-traject op andere locaties van het ROC in te voeren? Doel in: Inzicht krijgen in het profiel van de JIT-deelnemer, behaalde doelstellingen van de JIT-groep en de tevredenheid hierover van deelnemers en andere betrokken binnen de locatie School voor Economie, Management & ICT van het ROC. Doel van: De ontwikkeling van de JITgroep voortzetten en verbeteren, verantwoorden naar het management en in een later stadium eventueel implementeren in de andere scholen van ons ROC. Onderzoeksvraag 1: Hoe ziet het profiel eruit van de groep deelnemers die wordt verwezen naar de JIT-groep?
Deelvragen: • Van welke opleidingen komen de deelnemers? • Gaat het alleen om 1e jaars? • Hoe is de verhouding leerplichtige - niet-leerplichtige deelnemers? • Wanneer wordt besloten tot verwijzing? • Wie neemt het initiatief tot overplaatsing naar de JIT groep? • Wat was de hoofdreden om de deelnemer over te plaatsen naar de JIT-groep? • Om welke problematiek gaat het? • Hoe lang blijven de deelnemers gemiddeld in de JITgroep?
Alice Snijders-Veldhuis
5
Praktijkonderzoek
Onderzoeksvraag 2 Welke doelstellingen van het JIT-project zijn behaald? Deelvragen: • Wat zijn de doelstellingen van het JIT-groep? • Welke doelstellingen worden tot nu toe behaald en welke niet? Onderzoeksvraag 3 Hoe ervaren de verschillende groepen betrokkenen het bestaan van het JIT-traject? Deelvragen • Voorziet de JIT groep volgens de deelnemers in een behoefte? • Hoe hebben de deelnemers de periode in de JIT groep ervaren? • Hoe ervaren andere betrokkenen (Hoofden, docenten, studentenservice, loopbaancentrum) hun betrokkenheid bij de JIT-groep? Onderzoeksvraag 4 Hoe gaat het met de uitstromers van de JIT-groep 2006-2007?
Deelvragen: • Staan de uitstromers nog ingeschreven bij het ROC? • Hoeveel uitstromers zijn er teruggegaan naar eigen opleiding • Hoeveel uitstromers zijn er overgestapt naar een andere (beroeps)opleiding • Hoeveel uitstromers zijn er daadwerkelijk uitgevallen? • Heeft de deelnemer de periode in de JIT-groep als zinvol ervaren?
Alice Snijders-Veldhuis
6
Praktijkonderzoek
2. Theoretisch kader / achtergrond In het theoretisch kader wordt literatuur over de achterliggende oorzaken van schooluitval, de kenmerken van de doelgroepen, de risicofactoren bestudeerd. Daarnaast ga ik de feiten rond schooluitval en de visie en plannen van de overheid in deze onderzoeken. 2.1 Uitgangssituatie De School voor Economie, Management & ICT van het ROC kent vier groepen voor speciale doelgroepen: de Start- en Trajectgroepen. Op dit moment ben ik werkzaam als coördinator van vier traject- en startgroepen en als mentor van één van de trajectgroepen, de JIT-groep. Ongeveer 5 jaar geleden hebben we met een groepje docenten het initiatief genomen een traject te ontwikkelen om te voorkomen dat bepaalde groepen leerlingen zonder diploma het MBO dreigden te verlaten. We probeerden een onderwijsvorm te vinden waarbij we de schooluitval konden verminderen. Het ging in eerste instantie om leerlingen die de opleiding detailhandel niveau 1 of 2 volgden. Zij werden en worden nog steeds opgevangen in twee zogenoemde Startgroepen Handel, waarin de leerlingen in eigen tempo en met individuele begeleiding werken aan hun opleiding. Bij het opstarten hebben we zelfs subsidie ontvangen van de gemeente. De uitval is aantoonbaar verminderd (van den Berg 2004)! Daarna constateerden we dat leerlingen die gedurende het schooljaar willen overstappen naar een andere opleiding ook dreigden uit te vallen. Deze groep leerlingen wordt nu opgevangen in de Trajectgroep (TGP). De tweede trajectgroep is de Just in Time-groep (JIT), onderwerp van dit praktijkonderzoek. Het gaat hierbij om leerlingen die om één of andere reden tijdelijk uit hun eigen groep geplaatst moeten worden omdat door allerlei omstandigheden het studieproces niet goed verloopt en uitval dreigt. Dit kan veroorzaakt worden door spijbelgedrag, privé-problemen, gedragsstoornissen, ziekte, zwangerschap enzovoort. Daarmee wordt geprobeerd schooluitval en schorsingen te voorkomen. Deze JIT-groep is alleen bedoeld voor leerlingen van de School voor Economie, Management & ICT. Verwijzing naar de JIT-groep en TGP vindt altijd plaats via het Studentenservicecentrum (SSC), onderdeel van de zorgstructuur van ons ROC, zie hiervoor bijlagen 3 en 8. Wanneer er sprake is van dreigende uitval neemt de mentor contact op met Studentenservicecentrum voor een adviesgesprek. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een handelingsplan. Het SSC informeert docenten en leerlingen o.a. bij studieproblemen, twijfel over de beroepskeuze, verwijst naar hulpverlening binnen het ROC (de specialisten van het Loopbaancentrum) en organiseert trainingen (bijv. communicatietraining. In een wekelijks overleg tussen het Studentenservicecentrum en de coördinator van de Trajectgroepen wordt besproken welke leerlingen geplaatst zouden moeten worden in één van de twee trajectgroepen. Na een intakegesprek met de leerling wordt samen met de mentor van de eigen opleiding een studieprogramma en een persoonlijk ontwikkelingsplan opgesteld. Het is belangrijk dat er contact blijft met de eigen opleiding door daar bijvoorbeeld nog wel vakspecifieke les te blijven volgen. De oorspronkelijke mentor kijkt het werk na en/of neemt de toetsen af. Dit contact is van belang omdat de leerlingen in principe na maximaal een half jaar JIT teruggaan naar hun eigen opleiding. Op deze manier blijft de opleiding betrokken bij de leerling en wordt voorkomen dat de JIT-groep een ‘afvalputje’ wordt. 2.2 Wat is het probleem rond schooluitval? Schooluitval wordt gedefinieerd als ongekwalificeerde uitval (gekwalificeerd betekent minimaal diploma niveau 2 middelbaar beroepsonderwijs of havo) onder het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar (Vlug, 1998). Landelijk gezien is in 2007 het percentage jongeren tussen de 18 en 24 jaar zonder startkwalificatie gedaald van12,9 naar 12,0 %. Dit betekent een daling van bijna één procent ten opzichte van 2006. De projectdirectie Voortijdig Schoolverlaten werkt met de zogenaamde Lissabon-doelstelling, die halvering van het aantal 18 tot en met 24 jarigen zonder startkwalificatie ten opzichte van 2000 beoogt. In 2000 bedroeg dit percentage
Alice Snijders-Veldhuis
7
Praktijkonderzoek
15,5 %. Ook in vergelijking met de voorgaande jaren is er sprake van een daling. Het percentage jongeren zonder startkwalificatie wordt berekend op basis van de resultaten van de Labour Force Survey (LFS), die jaarlijks wordt gehouden onder Nederlanders van 18 tot en met 65 jaar. De LFS wordt in alle landen van de Europese Unie gehouden. In de landen van de Europese Unie staat de teller voor wat betreft deze Lissabon doelstelling op 14,8 procent gemiddeld voor 2007. Nederland doet het met 12,0 procent bovengemiddeld goed. De meeste vsv’ers komen van niveau 2-4 van het mbo, namelijk 54 % in totaal landelijk gezien. Voor deze laatste gegevens heb ik www.voortijdigschoolverlaten.nl geraadpleegd. Deze landelijke cijfers zijn gepubliceerd op de site op 22 mei 2008. Ieder jaar geeft het rapport ‘Onderwijs in cijfers’ in opdracht van het College van Bestuur van het ROC de onderwijsafdelingen inzicht in de doorstroom-, uitval- en rendementsgegevens. De afdeling kan deze cijfers analyseren, en aan de hand van deze analyse komen tot verbeteracties. In bijlage 3 zijn de rendement en uivalcijfers van de School voor Economie, Management & ICT te lezen. Het rendement van de niveau 3 en 4 afdelingen ligt ongeveer gelijk met het landelijke gemiddelde, de uitvalcijfers van niveau 1 en 2 opleidingen boven het landelijke gemiddelde (Rapport ‘Onderwijs in cijfers 2007’). Het thema van de Kohnstammlezing met de titel ‘Niemand houdt van ze….” van dit jaar past uitstekend binnen dit praktijkonderzoek en het ontwikkelen van de JIT-groep. Deze lezing wordt jaarlijks georganiseerd door het Amsterdams Instituut voor Onderwijs en Opvoeding en is uniek in haar soort: op het grensvlak van het maatschappelijke debat, het wetenschappelijke onderzoek en de praktijk van onderwijs en opvoeding. In de Negende Kohnstammlezing gehouden op 28 maart 2008 door Pieter Winsemius wordt schooluitval een ongetemd probleem genoemd, sociaal en economisch. Hij laat zien hoe leerlingen in de kou staan, en hoe de school en de omgeving van leerlingen letterlijk uit elkaar groeien. Leerlingen raken overbelast , zij hebben zoveel beslommeringen dat school er niet meer bij kan. Jaarlijks betreft de schooluitval zeker 50.000 jongeren op (v)mbo-niveau. Deze uitval leidt tot verminderde kansen op de arbeidsmarkt en de jongeren komen vaak in verkeerde kringen terecht. 28 Procent van de uitvallers van het mbo-niveau 1 wordt verdacht van een misdrijf! Eimers (2006) onderscheidt drie groepen schooluitvallers: • De ‘opstappers’: deze groep jongeren vindt leren niet aantrekkelijk, ze maken een afweging tussen werken en leren. • De ‘niet-kunners’: deze jongeren hebben een beperkte intellectuele bagage. • De ‘overbelasten’: deze groep wil wel graag de startkwalificatie halen, maar heeft beperkte vaardigheden en/of zoveel chronische sociale en emotionele problemen, dat het diploma halen niet gaat lukken. De maatschappelijke schade wordt volgens Eimers (2006) nog groter wanneer ‘niet kunnen’ samengaat met ‘overbelasting. Onderzoek in Rotterdam door Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in samenwerking met de gemeente Rotterdam (2007) gaf de volgende percentages van deze groepen te zien onder schoolverlaters. • De ‘niet-kunners’ beslaan 5 – 10 % van de groep schooluitvallers • De ‘opstappers’ beslaan 30-50 %, meestal mbo-niveau 3/4 leerlingen • De ‘overbelasten’ vormen 50 – 70 % van deze groep, en zijn meestal mbo-niveau 1/2 leerlingen Nog een paar belangrijke conclusies uit het genoemde onderzoek: • Vroegtijdig schoolverlaten is géén allochtonenprobleem • Vroegtijdig schoolverlaten is wel een grotestadsprobleem • Vroegtijdig schoolverlaten is een armoedeprobleem: het percentage schooluitval is gelijk aan dat van de schooluitval in diezelfde buurt (Winsemius 2008). Alice Snijders-Veldhuis
8
Praktijkonderzoek
De groep ‘overbelasten’ heeft het gevaar in zich te ontsporen en maatschappelijke schade te veroorzaken. De aandacht zal dus volgens dit onderzoek vooral naar deze groep moeten uitgaan. 2.3 Wat kunnen de mogelijke oorzaken zijn van de grote schooluitval op de Regionale Onderwijscentra? Lage resultaten en schooluitval worden vaak toegeschreven aan lage motivatie. Dit is volgens Lens te gemakkelijk verklaard. Leerlingen in het ROC zijn meer of minder gemotiveerd voor hun opleiding. Dit meer of minder gemotiveerd is geen persoonskenmerk maar een psychologisch proces waarbij persoonskenmerken en kenmerken van de omgeving elkaar beïnvloeden (Lens, 1997). Schunk en Pintrich (2002, blz. 5) definiëren motivatie als volgt:‘: “Motivation is the process whereby goal-directed activity is instigated and sustained”. Het is volgens de auteurs belangrijk dat leerlingen gemotiveerd zijn te leren. Motivatie kan beïnvloeden wat men leert, wanneer men leert en hoe men leert. Motivatie kan door verschillende oorzaken en op verschillende manieren onvoldoende hoog zijn De leerdoelen moeten motiverend, stimulerend maar niet onhaalbaar zijn. De docent moet zelf enthousiast overkomen en de stof op een leuke wijze presenteren, aldus Schunk en Pintrich (2002). Volgens Krab (1994) kan door het toepassen van de juiste gesprekstechnieken de motivatie van leerlingen vergroot worden. Krab (1994) gaat in zijn boek in op de juiste gesprekstechnieken met risicoleerlingen. Volgens hem zijn er een aantal punten belangrijk om de leerling bereid te vinden om over zijn gedrag na te denken. De leerling moet weten dat hij een probleem heeft, zich bezorgd maken over de gevolgen van zijn gedrag, redelijk in staat zijn positief over zichzelf te denken, en zichzelf in staat te achten te veranderen. De docent zal naar de leerling toe zijn bezorgdheid moeten uitspreken, ‘ik’-boodschappen geven, selectief actief luisteren, positieve verwachtingen uitspreken en samen met de leerlingen in gesprekken naar oplossingen willen zoeken. Vlug (1998) geeft aan dat één van oorzaken van het hoge uitvalpercentage het gebrek aan aandacht voor de leerlingen is. De rol van de leraar is veranderd. Hij kan niet meer voor de klas staan en denken: “Jij kunt wat van me leren en als je daar geen zin in hebt, dan rot je maar op. De docenten zouden veel meer belangstelling voor de jongeren moeten hebben”(Frans Vlug in artikel Castricum, 2006). Uit diepgaande gesprekken met jongeren, schoolverlaters én niet-schoolverlaters, blijkt dat factoren als hechting, persoonlijke aandacht en betrokkenheid van een leraar of mentor bepalende factoren kunnen zijn bij schooluitval. Dit blijkt uit het onderzoek dat Onderzoeksbureau Oberon op verzoek van het Ministerie van OCW in 2007 heeft gedaan onder jongeren die voortijdig de school verlaten. Daarnaast wijst het onderzoek op de invloed van pestgedrag op school en de thuissituatie van jongeren. Winsemius (2008): de leraren zijn in het (v)mbo overbelast. De docenten reageren daarop op twee manieren: óf ze trekken zich terug in hun vak en geven hun lessen óf ze zien dat ze de leerlingen naast de lessen ook vaardigheden moeten aanleren om zich voor te bereiden op de samenleving. Deze tweedeling in het docententeam zie ik duidelijk binnen ons ROC. Voor de opvang van de leerlingen in de JIT-groep staat de extra begeleiding, het wérkelijk geïnteresseerd zijn in de leefwereld van de jongere voorop. Zoals Winsemius zei in zijn lezing, moeten we met de jongeren werken aan structuur en verbondenheid. Het heeft bij het opstarten van het JITtraject dan ook veel moeite gekost het juiste docententeam samen te stellen. Ook volgens Ritzen (2008) zijn de docenten de sleutel van de oplossing. Het schoolklimaat speelt een belangrijke rol op het vroegtijdig schoolverlaten. Leerlingen vallen minder uit in scholen waar zij extra worden begeleid, waar minder sancties worden gehanteerd, minder conflicten plaatsvinden en waar hun prestaties positief worden gewaardeerd (Ritzen, 2008 p.38). Vroegtijdige interventies op het gebied van de begeleiding kan uitval voorkomen. Alice Snijders-Veldhuis
9
Praktijkonderzoek
De JIT-groep heeft alle bovenstaande genoemde voorwaarden om uitval te voorkomen en de leerling op te vangen in zijn programma. Winsemius wil structuur en verbondenheid, Ritzen wil goede persoonlijke begeleiding in een goed schoolklimaat, en Vlug noemt de hechting en betrokkenheid van de docent als belangrijke voorwaarde om uitval te voorkomen. Voncken (1997) noemt individueel maatwerk en kleinschaligheid nog als een succesfactor bij pogingen leerlingen terug te laten keren in het reguliere onderwijs. Dit zijn ook de belangrijkste kenmerken van het JIT-groep. 2.4 Risicofactoren Bij de gesprekken die ik voer bij de intake van de leerling in verband met een aanvraag voor plaatsing in de JIT groep kan ik de volgende groepen risicofactoren voor schooluitval onderscheiden: 1. Gezinsproblematiek 2. Sociale omstandigheden 3. Gedragsproblematiek in de klas 4. Gedragsstoornissen 5. Psychische problematiek 2.4.1: Gezinsproblematiek: Een belangrijke oorzaak kan liggen in de gezinssituatie van de leerling. De jongere heeft een onrustig, onprettig of onveilig thuisklimaat. De problemen van de leerlingen zijn groot: gebroken gezinnen, weinig positieve voorbeelden, financiële problemen, slechte huizen en buurten. Het betreft vaak kinderen uit multi-problem gezinnen (Onderzoek OCW, 2007) Ernstige gezinsproblematiek belemmert de leerprestatie van de leerling (Kummeling, 2004). Het psychosociale en het educatieve ontwikkelingsproces vertonen een samenhang en beïnvloeden elkaar zowel positief als negatief. De leerling heeft geen ondersteunend sociaal netwerk, die hem stimuleert op school te blijven (Voncken 1997). Ouders van voortijdige schooluitvallers zijn vaak laagopgeleid zijn en hebben lage toekomstverwachtingen (Ritzen 2008). 2.4.2: Sociale omstandigheden Leerlingen kunnen in problemen raken door hun eigen sociale omstandigheden. Vaak gaat het dan om verborgen problematiek. Denk daarbij aan grote schulden. De leerling die met schuld- of verslavingsproblemen (alcohol, drugs, gokken, computer) worstelt zal dit niet direct aangeven als oorzaak van zijn gedrag (spijbelen, vermoeidheid, ziekte, ongemotiveerdheid e.d.). Eén van de oorzaken van de schulden is de enorme druk op de leerling van zijn omgeving om ‘erbij’ te horen. Dus dure mobieltjes, merkkleding en veel uitgaan. Een ander probleem is de groeiende groep ouders die hun kind niet langer financieel wil/kan bijstaan. Zij verzaken hun onderhoudsplicht vanaf de 18e verjaardag van hun zoon of dochter. Deze jongeren veel te jong zelfstandig zijn en daarmee zelf verantwoordelijk voor de financiën. Via de deurwaarder belanden ze dan in de schuldsanering (Dhr. Mommers, coördinator SSC) Dan is er nog de groep jonge meisjes dat zwanger wordt en daardoor studieproblemen ondervindt. 2.4.3: Gedragsproblematiek in de klas Het probleem van onhandelbare leerlingen is volgens Paulle (2008) hun lage concentratieniveau en zwakke zelfcontrole. Deze leerlingen kennen geen stabiele wereld: ze komen uit milieus waar chaos overheerst en samenhang ontbreekt. Bowen Paulle is een Amerikaans socioloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, die in 2005 gepromoveerd is op een vergelijkend onderzoek tussen de Bronx en de Bijlmer. Door hun vooropleiding komen veel van deze leerlingen terecht in een ROC en vaak volgen zij een beroepsopleiding op niveau 1 of 2. De door Paulle genoemde ideale verhouding in een klas (30 % leerlingen uit achterstandssituaties, 70 % leerlingen uit de middenklasse) is Alice Snijders-Veldhuis
10
Praktijkonderzoek
niet haalbaar. Er is een grote kloof tussen wat leraren en de stageadressen verwachten en het gedrag en de competenties van deze jongeren. Het ontbreekt hen aan het juiste soort sociale vaardigheden. Middenklasse jongeren krijgen deze in het algemeen wel van huis mee en hebben daardoor een grotere kans op succes op school (Paulle, 2006). Ook Kaldenbach (2007, 2008) betoogt dat jongeren uit de straatcultuur door het niet internaliseren van de vaardigheden uit de burgercultuur problemen hebben met de schoolcultuur en op hun stageplaatsen. Naast de straatcultuurjongeren is nog een groep jongeren die problemen in de lessituatie veroorzaakt vanuit hun ongemotiveerdheid voor de opleiding. Deze motivatie is ook de reden die Chifri (2007) bespreekt in zijn boek. Hij leert de Marokkaanse jongeren zichzelf te motiveren door zelfkennis, zelfreflectie, positief denken en zelfvertrouwen te ontwikkelen, ambitie te hebben en laat ze kennis maken met rolmodellen. Deze jongeren leggen de oorzaak voor hun situatie vaak buiten zichzelf (schuld van de maatschappij, discriminatie enzovoort). Chifri (van Marokkaanse afkomst) houdt workshops en lezingen voor mbo-scholen en begeleidt zelf docenten en leerlingen in het werken met zijn methode. Op het tweedaags congres van de BTG Handel in november 2007 heb ik zijn lezing bijgewoond en was onder de indruk van zijn methode om deze groep jongeren te motiveren. We hebben zijn lespakket gekocht en gebruiken daar onderdelen van bij sociale vaardigheidstrainingen in de JIT-groep. Bovenstaande gedragsproblemen in de schoolsituatie hebben de straatcultuur en de allochtone cultuur als achtergrond, maar ook leerlingen uit de burgercultuur kunnen gedragsproblemen vertonen. Oorzaak ligt dan in de gezinssituatie en haar sociaal-culturele context, in de puberteit (hormonen en losmakingproces van ouders), doorgemaakte trauma’s (bijv. overlijden van een ouder, vuurwerkramp Enschede, ernstig ongeluk) en de stress rond een echtscheiding (Delfos, 2007). De gedragsproblemen uiten zich o.a. in de vorm van agressie, lage concentratie, spijbelen, verbaal geweld, vandalisme, drugsgebruik. 2.4.4: Gedragsstoornissen Leerlingen met gedragsstoornissen zoals ADHD, PDD-NOS, Syndroom van Asperger, Borderline komen steeds meer het ROC binnen als gevolg van de onderwijsmaatregelen van de overheid. Denk daarbij aan het project ‘Samen naar School’ en de opheffing van de vormingscentra. Deze groep komt vaak de school binnen via het speciaal onderwijs, al dan niet met een indicatie DSM IV (diagnostic and statistical manual of mental disorders, 4th edition) en een LGF (leerlinggebonden financiering), het zogenaamde rugzakje. Volgens Van Lieshout (2002) is het met wat handvatten voor de omgang goed mogelijk om ook deze jongeren in het reguliere onderwijs op te nemen. Dat dat niet zo gemakkelijk gaat was te merken aan de plaatsingen in het JIT-traject. Deze jongeren zouden waarschijnlijk hun opleiding beëindigd zonder diploma, omdat ze in de reguliere klassen toch te grote problemen ondervonden door hun gedragsstoornis. Docenten konden hen niet hanteren in de groep en de betrokken leerling had geen aansluiting, werd gepest e.d. 2.4.5: Psychische problematiek Leerlingen met psychische problemen vertonen vaak geïnternaliseerd gedrag, bijvoorbeeld in de vorm van angststoornissen, fobiën, depressiviteit, vermijdingsgedrag, eetstoornissen (Delfos, 2007). Depressies veroorzaken een verlies van interesse en motivatie. Het leerproces wordt verstoord. Er is een onvermogen om te genieten en plezier te hebben, en dit heeft een sombere, neerslachtige stemming tot gevolg (van der Vegt, 2005). Een eerste signaal is vaak het regelmatige schoolverzuim. In dit schooljaar 2007-2008 zijn er twee meisjes in de JIT-groep geplaatst die beide sociale fobiën hebben, depressief zijn en daardoor niet in de reguliere klas kunnen functioneren. De JIT-groep biedt hen de veiligheid, ze kunnen de eerste tijd in de pauzes in het lokaal blijven, omdat ze de drukke kantine niet in durven.
Alice Snijders-Veldhuis
11
Praktijkonderzoek
2.5 Wat is de visie van de overheid (ministerie van OCW) op schooluitval? De nota ‘aanval op de uitval’ (2006) was het startschot van de overheid om de schooluitval aan te pakken. Jongeren verdienen kansen om een goede opleiding te volgen en hun ambities waar te maken. De samenleving heeft goed geschoolde mensen hard nodig. Het kabinet zet de aanval op schooluitval daarom hard door. Samen met het onderwijs en de RMC afdelingen van de gemeenten moet de ‘aanval op de uitval’ plaats vinden door extra geld en speciale acties. Volgens Winsemius (2008) geven de frontlijnwerkers, de leraren, zonder meer aan dat het vooral gaat om structuur en verbondenheid voor deze groep. Deze leerlingen missen de vastigheden die kunnen leiden tot arbeidsidentiteit. Ook missen ze emotioneel kapitaal, waarop ze kunnen terugvallen. De groep ‘overbelasten’ vormt de grootste probleem groep. Door de groepen te mengen, en te zorgen dat minder dan 30 % van de groep tot de overbelasten behoort, worden de normale leerlingen niet naar beneden gezogen. Zo’n 70/30-verhouding is moeilijk te realiseren, omdat een grote groep van de (v)mbo-leerlingen uit armoedecumulatiegebieden met maatschappelijke problemen komt. De vrijheid van schoolkeuze bevordert de segregatie van het onderwijs. De zorgstructuur van de school is repressief, ze komt pas in actie als de nood van een ‘overbelaste’ jongere al hoog is gestegen (Paulle 2006) 2.6. Waar kan aan gewerkt worden vanuit de overheid? • De grootste groep ‘overbelasten’ bevindt zich vooral op de laagste niveau’s van het mbo. Misschien is het beter deze leerlingen op het vmbo vast te houden en niet over te laten stappen naar het mbo. De leerlingen halen dan hun niveau 1 of 2 diploma binnen de vertrouwde muren van het vmbo. De overstap van vmbo naar mbo is een berucht afhaakmoment. Betere afstemming tussen vmbo en mbo, zowel bij de opvang en begeleiding van leerlingen als bij het onderwijs zelf, kan leerlingen binnenboord houden en schooluitval voorkomen. In augustus starten experimenten met één geïntegreerde leerroute vmbo-mbo niv. 1-2, die leidt tot een startkwalificatie. (Winsemius, 2008) De leerlingen hebben dan les op één school en met één pedagogisch-didactische aanpak. In deze regio start dit experiment volgend schooljaar op de Scholingsboulevard, een samenwerking tussen het de grote plaatselijke scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs en het ROC van Twente. • Studieverlenging tot 6 jaar (4 jaar vmbo – 2 jaar niveau 1/2 mbo) zodat er meer rust is in het programma en er extra aandacht kan zijn om achterstanden weg te werken als taal, rekenen en sociale vaardigheden (Winsemius, 2008). Dit kan gerealiseerd worden in het hiervoor genoemde experiment. • Er moet meer geld in het (v)mbo geïnvesteerd worden. Elke maatregel voor deze doelgroep pakt positief uit. Eén keer op het verkeerde pad kost de maatschappij zeker 40.000 euro per jaar per jongere (Winsemius 2008). • Vierdejaarsleerlingen vmbo, voor wie de overstap naar vervolgonderwijs mbo risicovol is, opsporen. Staatsecretaris Van Bijsterveldt heeft daarmee een begin gemaakt door afgelopen april leerplichtambtenaren en RMC te vragen zo vroeg mogelijk contact te leggen met vmbo-scholen om samen de huidige vierdejaars vmbo-leerlingen die moeite hebben met de overstap, op te sporen en actief te begeleiden. (www.voortijdigschoolverlaten.nl) • Bewustwording bevorderen bij de docenten van hun centrale rol bij het voorkomen van uitval. Voorkomen van schooluitval dient een vast onderdeel te worden van de visie op onderwijs van het mbo. Volgens Van Bijsterveldt kan de docent de deelnemers aan school binden door inspirerende lessen. Bovendien vindt ze de leraren onmisbaar voor het signaleren van problemen bij de leerlingen. Docenten willen volgens de uitvoeringsbrief Aanval op de Uitval (2006) hun verantwoordelijkheid wel nemen, maar willen zich hierbij gesteund én gefaciliteerd zien door het management. • Invoering van één landelijk verzuimloket waarop scholen spijbelgedrag van leerlingen kunnen melden. Iedere melding komt onmiddellijk bij de juiste gemeente. Dit scheelt Alice Snijders-Veldhuis
12
Praktijkonderzoek
scholen werk en gemeenten kunnen sneller ingrijpen. In negen gemeenten is een test geweest (Staatssecretaris Bijsterveldt op www.voortijdigschoolverlaten.nl) 2.7 Problemen bij de ‘aanval op de uitval’ • Oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken vereist lange adem (Winsemius 2008) • Bestaande structuren en systemen vormen hoge drempels en het onderwijs is ‘verandermoe’. Het is voor scholen in meerdere opzichten voordeliger om de risicojongeren te mijden en niet toe te laten tot de opleidingen (onder andere veroorzaakt door de output-financiering). “Je kunt als ROC wel alles opvangen in speciale trajecten, maar we lopen het risico de rekening later gepresenteerd te krijgen, in rendementen” (Vlug, 1998, p.9). • Weinig begrip voor de mensen aan de frontlijn. De kerntaak van het beroepsonderwijs is het geven van vakonderwijs. Dit wordt bemoeilijkt doordat de jongeren geen structuur en verbondenheid kennen (Winsemius, 2008) • De bevlogenen, de vernieuwers die met de risicojongeren werken, moeten zich gesteund weten door hun directies en raden van toezicht. Ritzen (2008) verwijst in zijn intreerede naar het Albeda College en het ROC Zadkine die met miljoenentekorten te maken hebben door o.a. extra kosten ter voorkoming van studieuitval van moeilijke doelgroepen. Deze bestuurders nemen hun verantwoordelijkheden voor voorkoming van uitval en gaan verder dan de bestaande financiële kaders. Voorbeeld: groepsgrootte tussen acht en tien leerlingen en containerwoningen voor dakloze leerlingen. • De ROC’s zijn grootschalig en zo complex dat herkenbaarheid en korte lijnen tussen leerlingen en docenten een probleem vormen. In het onderzoek ‘voorkomen is beter dan uitvallen’ (2007) wordt dit door docenten genoemd als een belemmering voor persoonlijke aandacht en begeleiding. 2.8. Enkele initiatieven in het onderwijs zelf om de uitval tegen te gaan 2.8.1 Rebound In het voortgezet onderwijs zijn al verschillende reboundvoorzieningen getroffen om leerlingen, die door hun gedrag niet meer te handhaven zijn, binnen het onderwijs te houden. Een voorbeeld daarvan heb ik bezocht in Tilburg in het Jongerencentrum Tavenu. Het Time Out-project daar is een gezamenlijk project van het voortgezet onderwijs in Tilburg en omstreken. In principe duurt deelneming maximaal 10 schoolweken en is in de eerste plaats gericht op terugkeer naar school. Na een intake en gewenningsperiode wordt een speciaal zorgprogramma aangeboden met individuele en groepsactiviteiten. De leerling krijgt kans zichzelf op een constructieve manier centraal te stellen, gedrag te veranderen en tot rust te komen. De meeste ROC’s kennen niet een dergelijke reboundvoorziening. De JIT-groep binnen de School voor Economie, Management & ICT heeft wel enkele overeenkomsten met het Time Out-project in Tilburg. 2.8.2.Lectoraat Door ons ROC en de Hogeschool Edith Stein/Onderwijscentrum Twente en Expertis Onderwijsadviseurs is een bijzonder lectoraat ingesteld waarvoor dr. H. Ritzen is benoemd. Het lectoraat ‘Onderwijsarrangementen in maatschappelijke context’ moet een maatschappelijke bijdrage gaan leveren aan het ontwerp van onderwijsarrangementen voor voortijdige schoolverlaters en aan preventie van voortijdige schooluitval in Twente. Er moet een regionaal samenwerkingsverband komen tussen het vmbo en mbo, met maatschappelijke instellingen als jeugdzorg, de RMC’s en gemeenten van de grote steden in de regio. De onderzoeksopdrachten van de Hogeschool Edith Stein zijn als volgt geformuleerd (Ritzen 2008): Alice Snijders-Veldhuis
13
Praktijkonderzoek
•
Welke onderwijsarrangementen dragen bij aan optimalisering van de onderwijsloopbaan van leerlingen die dreigen uit te vallen? • Hoe kan de samenwerking tussen onderwijsinstellingen en regionaal maatschappelijke actoren bijdragen aan vermindering van voortijdige schooluitval? In een gesprek met Dr. Ritzen heb ik aangegeven hoe we werken in de JIT-groep en daarmee al een eigen onderwijsarrangement hebben om de leerlingen voortijdig op te vangen. Dit gesprek vond plaats ter voorbereiding van de visitatie door de inspecteur van onderwijs begin mei 2008. In de voorlopige beoordeling was de inspecteur bijzonder ingenomen met onze werkwijze en begeleiding van de leerlingen met problemen. 2.8.3. Scholingsboulevard Drie onderwijsinstellingen – twee grote scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs en het ROC van Twente - bundelen samen met de gemeente hun krachten in de geheel nieuwe vmbo-school, en doen met vijf andere scholen mee in het hiervoor genoemde experiment. 70% van de scholieren in deze gemeente gaat naar het vmbo, om vervolgens door te stromen naar het mbo. De Scholingsboulevard verkleint in dit experiment de overstap tussen het vmbo en het mbo. Er wordt meer vanuit de mogelijkheden en talenten van iedere leerling gewerkt in kleine groepen en er is samenwerking met het bedrijfsleven (leerlingenen docentenstages). De school hanteert het systeem van flexibele examinering. Wanneer een leerling op bepaalde onderdelen ver genoeg is, kan hij/zij daarin examen doen en daarna op een hoger niveau verder studeren. Nu is het nog zo dat een leerling zich pas mag inschrijven in het mbo als hij/zij het vmbo heeft afgerond. Bij de Scholingsboulevard kunnen leerlingen alvast verder op het mbo, ook al hebben ze nog iets open staan van het vmbo. Zo wordt de overgang tussen vmbo en mbo gemakkelijker en kan de leerling sneller zijn opleiding afmaken. De leerling blijft dus in dezelfde schoolomgeving om zijn mbo-diploma niveau 1 en/of 2 te behalen (www.scholingsboulevard.nl). 2.9. de JIT-groep Drie jaar geleden zijn we met de JIT-groep gestart. Gesignaleerd werd de uitval van jongeren door allerlei problematiek. Hiermee bedoel ik niet de groep jongeren die een verkeerde studiekeuze maakt of de door Eimers (2006) beschreven ‘opstappers’. Zij kunnen via het Studentenservicentrum (SSC) naar een BBL opleiding of naar de Trajectgroep (TGP) die ook binnen ons team functioneert. In die groep kunnen leerlingen worden geplaatst die op een later tijdstip in het schooljaar aangemeld worden, overstappen van een andere opleiding, een verkeerde studiekeuze hebben gemaakt, hiaten in de opleiding hebben enz. In de JIT-groep wordt na aanmelding en gesprek met het Studentenservicecentrum die leerling geplaatst die om één of andere reden een tijdje ‘pas op de plaats’ moet maken. De leerling gaat in principe na een half jaar terug naar de eigen opleiding. Doel van de opvang is dat voorkomen wordt dat de leerling vroegtijdig de school zonder startkwalificatie verlaat of wordt verwijderd. Goed contact en regelmatig overleg met het SSC is erg belangrijk, zodat er een weloverwogen verwijzing komt en andere mogelijkheden worden bekeken samen met de mentor en leerling (zie de bijlagen 1 en 2). De opvang van deze groep jongeren met zeer wisselende problematiek (genoemd onder punt 2.4.) vraagt om gemotiveerde docenten, met affiniteit voor deze zorggroepen en met voldoende contacturen in deze groep (Schunk en Pinchtrich, 2008). Het vormen van een team docenten dat aan die voorwaarde voldeed leidde ertoe dat de kennis en vaardigheden van de docenten mijns inziens nu gebundeld zijn tot een goede opvang, instroom en begeleiding van zorggroepen binnen de School voor Economie, Management & ICT (zie Vlug, 1998). In het onderzoek probeer ik o.a. te onderzoeken of de leerlingen tevreden zijn over hun begeleiding in de JIT-groep.
Alice Snijders-Veldhuis
14
Praktijkonderzoek
Aan de ruimte waarin we deze groepen opvangen hebben we een aantal voorwaarden gesteld. De leerling moet zich er prettig voelen, en de ruimten ervaren als ‘eigen’ plek. Daarmee ervaart de leerling een prettig schoolklimaat (Ritzen 2008). Lesruimten liggen bij elkaar, voor bepaalde lessen gaan de groepen naar andere lokalen, bijv. de lessen ict en Engels. Het contact met de eigen opleiding proberen we warm te houden door regelmatige rapportering en overleg met de vorige mentor/slb’er. Deze blijft medeverantwoordelijk voor de aangeboden lesstof, het studieprogramma en de eventuele examens. Aangezien de leerlingen in de JIT-groep van verschillende opleidingen komen proberen we de saamhorigheid en betrokkenheid te bevorderen door gezamenlijke activiteiten in de groep, o.a. door aandacht te besteden aan sociale vaardigheden, gesprekken over actuele thema’s te houden en op woensdag een gezamenlijke activiteit op te zetten met de andere trajectgroep. Dit kan door excursies, lezingen, sport, een film te kijken met een bepaald onderwerp (bijv. ‘Ben X’ een recente film over een autistische scholier). Naast de vormende waarde van deze activiteiten zorgt het ook voor een groepsgevoel. Belangrijk is dat de leerling succeservaringen heeft waardoor hij meer zelfvertrouwen ontwikkelt en zijn motivatie groeit (Schunk en Pintrich 2008, Lens 1997). In de omgang met de leerling probeer ik de jongere positief en onbevooroordeeld te benaderen om de negatieve spiraal te doorbreken en een vertrouwensband op te bouwen. De jongere wil zich begrepen en geaccepteerd voelen. Dat betekent in de dagelijkse omgang dat de jongere voelt dat we hem als persoon accepteren, maar dat de docent hem wel op zijn gedrag mag aanspreken (Klomp, 2002).
Alice Snijders-Veldhuis
15
Praktijkonderzoek
3. Opzet en verantwoording van het onderzoek Inleiding: Vooraf aan het onderzoek is de praktijkvraag geformuleerd, het doel in en het doel van het praktijkonderzoeken en het opstellen van de onderzoeksvragen en de deelvragen. Doel: De praktijkvraag luidt: Heeft het zin de JIT-groep voort te zetten en het JIT-traject op andere locaties van het ROC in te voeren? Het doel in deze praktijkvraag is inzicht te krijgen in het profiel van de JIT-deelnemer, antwoord te krijgen op de vraag of de doelstellingen van de JIT-groep behaald worden en hoe de leerlingen en andere betrokken binnen de locatie School voor Economie, Management & ICT van het ROC het traject beoordelen. Het doel van het onderzoek is de ontwikkeling van de JIT-groep voort te zetten en te verbeteren. Daarnaast het JIT-traject te verantwoorden naar het management en in een later stadium eventueel te implementeren in de andere scholen van het ROC. Het onderzoek: Het praktijkonderzoek betreft een survey-onderzoek. Met deze onderzoeksmethode kan een grote groep mensen mondeling, schriftelijk of telefonisch op een systematische manier worden ondervraagd over een groot aantal begrippen, die betrekking hebben op meningen, motieven, persoon- of achtergrondkenmerken. De enquêtes en gesprekken vinden plaats binnen een praktijkgericht onderzoek. Het gaat daarbij om programma-evaluatie op mesoniveau (school- en klasniveau) gericht op de beoordeling van het effect van het traject JIT, dat nu voor het 3e jaar draait binnen de School voor Economie, Management & ICt van het ROC van Twente te Hengelo. De onderzoeksgroep bestaat uit de betrokkenen bij het traject JIT uit het schooljaar 20062007, namelijk alle leerlingen (25) die een korte of langere periode in de JIT-groep zijn geplaatst, hun mentoren/slb’ers (16), een medewerker van het Studentenservicecentrum en de betrokken hoofden van de onderwijsafdeling (3). Door triangulatie van de onderzoeksinstrumenten (enquêtes met zowel leerlingen als mentoren, interviews met hoofden onderwijsafdeling en medewerker van het Studentenservicecentrum en door dossiers , handelingsplannen en documenten te bestuderen) probeer ik een zo zuiver mogelijk beeld te krijgen van het effect van het traject. Enquêtes: De gestandaardiseerde enquêtes (zie hiervoor de bijlagen 5 en 6) worden onder twee groepen uitgezet, namelijk de betrokken leerlingen en onder hun mentoren/studieloopbaanbegeleiders. De enquêtes omvatten zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens. •
•
25 enquêtes onder de JIT-leerlingen uit het schooljaar 2006-2007. Respons: 10 ingevulde enquêtes retour, dat is een respons van 40 %. Drie enquêtes kwamen onbestelbaar retour (brievenbus ontoegankelijk, huis onbewoond/vertrokken, verhuisd) 16 enquêtes onder de mentoren/studieloopbaanbegeleiders. Respons: 16 beantwoord retour, respons is dus 100%.
Interviews: Vier gesprekken gevoerd aan de hand van een praatpapier (zie bijlage 7). Drie geïnterviewden zijn hoofd van een onderwijsafdeling (HOA) en de vierde collega is medewerker van het Studententenservicecentrum.
Alice Snijders-Veldhuis
16
Praktijkonderzoek
Dossieronderzoek: In dossiers van de leerlingen zijn de handelingsplannen, verslaggeving van gesprekken, kopieën van ROC-formulieren, verslag van studieproces e.d. verzameld. Deze dossiers worden geraadpleegd o.a. voor de adresgegevens van de te enquêteren leerlingen en om een duidelijk beeld te krijgen van het aantal leerlingen dat de school ondanks de inzet van het JIT- traject verlaat. Dit vooral in het geval veel leerlingen geen respons geven. Belangrijke informatie uit de gesprekken wordt in het totaal verwerkt. Instrument Literatuur, nota’s overheid e.d. en documentanalyse
Interview
Gestandaardiseerde vragenlijst met 17 meerkeuze vragen Gestandaardiseerde vragenlijst met 10 meerkeuzevragen Gestandaardiseerde vragenlijst met 5 meerkeuzevragen
Wat ‘meet’ het instrument Achtergrond informatie over en visie op schooluitval, risicofactoren, kenmerken van voortijdige schooluitval en voorkoming daarvan, profiel van de doelgroep Ervaringen met en visie op het JIT-traject van het management en medewerker Studentenservicecentrum Ervaringen van leerlingen met het JIT-traject Ervaringen van mentoren/studieloopbaanbegeleiders met en visie op het JIT-traject Ervaringen van mentoren/studieloopbaanbegeleiders met de door hen verwezen JIT- leerlingen
De enquêtes worden per post aan de leerlingen van de JIT-groep 2006-2007 gestuurd om sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen. Dit zou kunnen gebeuren wanneer ik de leerlingen persoonlijk benader. De enquêtes aan de docenten worden via hun postvakken verspreid De enquêtes en opzet van het onderzoek worden besproken met het hoofd van mijn onderwijsafdeling van het ROC en mijn collega’s van de JIT-groep.
Alice Snijders-Veldhuis
17
Praktijkonderzoek
4. Resultaten 4.1 Inleiding: De verkregen gegevens van het onderzoek worden in dit hoofdstuk beschreven en verwerkt aan de hand van de deelvragen. De verwerking van de gegevens in percentages staat voor de groep van 10 leerlingen (= 100%) die heeft gereageerd. Wanneer de totale groep wordt bedoeld wordt dat vermeld. De gegevens van de leerlingen die niet gereageerd hebben zijn verkregen uit dossieronderzoek en het leerlingenvolgsysteem via de Studentenadministratie. De respons op de enquête uitgezet onder de mentoren/slb’ers was 100 %. 4.2 Het profiel van de leerling, die wordt verwezen naar de JIT-groep. Van de leerlingen die wordt verwezen naar de JIT-groep is precies 50 % jonger dan 18 jaar, de andere 50 % is ouder dan 18 jaar en dus niet meer leerplichtig. Het totale aantal leerlingen die in het schooljaar 2006-2007 een periode in de JITgroep is geplaatst bedraagt 25. Deze leerlingen kwamen van de volgende opleidingen: Administratie secretarieel: 7 leerlingen Administratie commercieel: 1 leerling Detailhandel 13 leerlingen Internationale/Groothandel: 4 leerlingen Van de leerlingen die hebben deelgenomen aan de enquête kwam 30 % van de secretariële opleidingen en 70 % van een opleiding in de detailhandel of groothandel. 80 % van de leerlingen zat op dat moment in het eerste leerjaar van de beroepsopleiding. De overige 20% in het tweede leerjaar. In de onderstaande grafiek is de verdeling te zien van het niveau dat zij volgden. Niveau 2 plaatste de meeste leerlingen, namelijk 50 % . Ik deed mijn opleiding op
a= 10% b = 50% c = 10 % d = 30 % 60% van de leerlingen werd voor 3 maanden tot een half jaar in de JIT-groep geplaatst, de anderen langer dan een half jaar, maar niemand een vol jaar. Het streven is dat de leerling niet langer dan een half jaar in de JIT-groep zit. Geen enkele leerling werd korter dan drie maanden geplaatst. In 50 % van de plaatsingen neemt de mentor/studieloopbaanbegeleider het initiatief tot plaatsing in de JIT-groep. Eén leerling werd op eigen verzoek overgeplaatst naar de JITgroep. De mentor/studieloopbaanbegeleider neemt contact op met het Studentenservicecentrum, wanneer hij vindt dat de leerling niet meer goed functioneert in de opleiding. Hij vult daarvoor een handelingsplan in en bespreekt de situatie uiteraard met de leerling en eventueel met de ouders/voogd.
Alice Snijders-Veldhuis
18
Praktijkonderzoek
De redenen die de leerlingen zelf aangaven in de enquête zijn zeer divers, zie hiervoor de grafiek hierna. Ik werd om één of meer van de volgende redenen in de JIT – groep geplaatst: a. Gedragsproblemen b. ADHD, PDD-NOS, e.d.
11%
20%
c. Verzuim/spijbelen 15% d. Ziekte e. Problemen in de klas
11% 16%
5% 11%
f. Ik mocht nog niet in BPV starten g.Psychische problemen
11% h. Andere redenen, namelijk: - zwangerschap - te laat komen - privé problemen - ik wilde naar de Havo
Dezelfde vraag is ook aan de mentoren/studieloopbaanbegeleiders gesteld. Zij geven als hoofdreden het verzuim en spijbelen op om de leerling tijdelijk buiten de groep te plaatsen. Waar leerlingen een gedragsstoornis als ADHD als één van de redenen geven waarom ze in de reguliere klas niet konden functioneren, namelijk 15 %, blijken hun mentoren dit maar voor 2 % op te geven als reden tot tijdelijke verwijdering uit de klas. Het management van het ROC is zich bewust van de toename van problematiek onder de leerlingen. Dit punt is aan de orde geweest in het zogenoemde Voorjaarsoverleg van het ROC, aldus het hoofd van de opleiding Administratie. De medewerker van het Studentenservicecentrum tijdens het gesprek in het kader van dit onderzoek: “bij meisjes gaat het vooral meisjes die met zichzelf in de problemen zitten, en bij jongens vaak om gedragsproblemen”.
Alice Snijders-Veldhuis
19
Praktijkonderzoek
De betreffende leerling werd om één of meer van de volgende redenen in de JIT – groep geplaatst (meerdere antwoorden mogelijk): a. gedragsproblemen b. ADHD, PDD-NOS e.d.
15%
15% 2%
c. verzuim/spijbelen d. ziekte
19% e. problemen in de klas
31% 6% 10%
f. de leerling kon nog niet in de BPV starten g. psychische problemen
2%
h. andere redenen: - zwangerschap - huiselijke problemen - uithuwelijken - keuze problematiek - slecht horend - weinig motivatie - geen werk (BBL) - liep verloren rond - leerling wilde vanaf de basisschool al niet naar school volgens zijn ouders
Op de vraag in de enquête voor welke doelgroepen de JIT-groep bestemd moet zijn scoren leerlingen met verslavingsproblemen (4%), leerproblemen (7%), lichamelijke problemen (4%) en psychische problemen(9%) onder de 10 %. De leerlingen met gedragsproblemen steken er met 18% bovenuit, de anderen liggen vrij gelijk. Het gaat dan om sociale problemen, gedragsstoornissen, ongemotiveerde leerlingen of een moeilijke gezinssituatie. Een aantal mentoren/studieloopbaanbegeleiders geeft nog een toelichting op zijn antwoorden: • Leerlingen die om welke reden dan ook dreigen te ontsporen • Alle leerlingen die om een of andere reden tijdelijk een andere opvang nodig hebben • Alle bovengenoemde categorieën, want iedere leerling heeft ‘recht’ op de JIT mogelijkheid • Met persoonlijke problemen Daarnaast vindt 16% van de ondervraagde mentoren/studieloopbaanbegeleiders dat de JITgroep niet bestemd moet zijn voor ongemotiveerde leerlingen. 5 % vindt dat je ongemotiveerde leerlingen direct moet uitschrijven. 37 % antwoordt op deze vraag over gemotiveerdheid dat de school iedere leerling een kans moet geven, en 37 % vindt dat juist ongemotiveerde leerlingen een kans moeten krijgen via de JIT-groep. Tijdens de periode in de JIT-groep werkt de leerling zoveel mogelijk verder aan zijn beroepsopleiding. Soms komen leerlingen er achter dat de gekozen opleiding toch niet de juiste keuze is geweest, en misschien was dit mede oorzaak van de dreigende uitval.
Alice Snijders-Veldhuis
20
Praktijkonderzoek
Voorbeeld hiervan is een jongen die een niveau vier opleiding detailhandel volgde. Hij werd in de JIT-groep geplaatst om verschillende redenen. Hij gaf zelf aan in de enquête dat het ging om gedragsproblemen in de klas, ADHD en veel verzuim. Na een periode in de JIT bleek dat hij veel meer voelde voor een sociale opleiding. Hij had totaal geen handelsmentaliteit. Na een beroepskeuzeprogramma en een oriënterende stage in het werkveld is hij in het nieuwe schooljaar overgestapt naar de opleiding Sociaal Pedagogisch Werk. Hij is daarin niet de enige, want uit de verkregen gegevens blijkt dat 50 % van de JIT-groep overstapt naar een andere opleiding binnen het ROC van Twente. Zie verdop in de verwerking van de enquête in een grafiek weergegeven. 4.3 De doelstellingen van het JIT- traject De doelstelling van het JIT – traject is tweedelig: 1. Voorkomen dat de leerling voortijdig de school verlaat of wordt verwijderd en daardoor zonder startkwalificatie het ROC verlaat 2. De leerling zodanig te begeleiden dat hij zijn studie gemotiveerd kan voortzetten of aan een andere studie gaat beginnen In het interview met het hoofd van een onderwijsafdeling (HOA) kwam naar voren dat het College van Bestuur het rendement van de opleiding erg belangrijk vindt. HOA: “Maar of het College zoveel wil investeren als Boekhoud van het Albedacollege (Ritzen, 2008) doet is de vraag. Wanneer uit dit onderzoek blijkt dat het JIT-traject zinvol is, is het wel te overwegen om het ook binnen de andere afdelingen van het ROC van Twente in te voeren. Uit de enquête onder de mentoren/studieloopbaanbegeleiders blijkt dat niemand van de zestien geënquêteerden grote twijfel heeft over de haalbaarheid van de eerste doelstelling. Integendeel: maar liefst 41 % vindt dit haalbaar, en 47 % vindt dat alles gedaan moet worden om te voorkomen dat de leerling zonder diploma de school verlaat. Niemand van de mentoren/ studieloopbaanbegeleiders is het eens met de stelling dat de opvang van leerlingen met problemen niet de taak van het ROC is. 47 % van de docenten vindt dat we de leerling een kans moeten geven in de JIT-groep en nog eens 47 % vindt dat het zelfs de taak is van het ROC. 6% vindt het noodzakelijk. Het eerste doel van de JIT-groep is het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten zonder startkwalificatie: 0% 6% 6%
a. Ik heb grote twijfels over de haalbaarheid b. Ik twijfel enigszins over de haalbaarheid c. Ik vind dat dit doel te hoog gegrepen is d. Ik vind dit haalbaar
47%
41%
e. alles doen om te voorkomen dat de ll zonder dipl. de school verlaat
Indien de leerling niet in de JIT-groep geplaatst had kunnen worden, dan had 90 % van de mentoren/slb’ers de leerling in ieder geval uit de klas verwijderd. Zie voor een duidelijk beeld over dit hoge aantal leerlingen dat de opleiding had moeten verlaten onderstaande Alice Snijders-Veldhuis
21
Praktijkonderzoek
verwerking van de antwoorden op vraag 4 uit het tweede gedeelte van de enquête onder de mentoren/studieloopbaanbegeleiders. Indien deze leerling niet in de JIT-groep geplaatst had kunnen worden,dan % aantal a. was de betreffende leerling van school verwijderd 36% 10 b. was de leerling geschorst 11% 3 c. was de ll naar het SSC verwezen met advies and. opl 43% 12 d. was de ll gewoon in de eigen klas gebleven 4% 1 e. anders 7% 2 totaal 100% 28 Uitwerking e: Zonder diploma van school gegaan Was de leerling beslist van school gegaan Was de leerling in de eigen klas gebleven en vervolgens thuis gebleven
De leerlingen dachten over hun kans in de opleiding te kunnen blijven wel wat positiever dan de docenten. Uit onderstaande grafiek blijkt dat 64 % van de leerlingen verwachtte van de opleiding te worden verwijderd of zelf te zijn vertrokken, indien ze niet in de JIT-groep waren geplaatst. Als ik niet in de JIT-groep was geplaatst a. Was ik van school verwijderd door mijn opleiding
18% 37% 9%
b. Was ik zelf van school gegaan c. Was ik wel op school gebleven d. had dat niets uitgemaakt voor mijn opleiding
9%
e. overige
27%
De JIT groep heeft voorkomen dat ik gestopt ben met school of van school werd gestuurd 20%
a. Ja b. Nee
80%
Alice Snijders-Veldhuis
22
Praktijkonderzoek
Ook het tweede doel vindt niemand te hoog gegrepen. 76 % van de mentoren/studieloopbaanbegeleiders is het eens met deze doelstelling, ook als de leerling overstapt naar een andere opleiding. Een docent maakte de opmerking: “Een juiste keuze is het belangrijkste, als we daar een bijdrage aan kunnen leveren dan moeten we dat zeker doen”. Van de leerlingen die hebben gereageerd staat 40 % op dit moment nog ingeschreven bij dezelfde opleiding. Ik sta op dit moment nog ingeschreven bij dezelfde opleiding %
aanral
a. ja b. nee totaal
40% 60% 100%
4 6 10
In onderstaande tabel is af te lezen waar deze leerlingen zijn gebleven na de periode in de JIT-groep. Na de periode in de JIT-groep ben ik % a. Teruggegaan naar mijn eigen klas en opleiding b. Teruggegaan naar mijn eigen opl., maar naar een andere klas c. Overgestapt naar een andere opl. binnen het ROC van Twente d. Overgestapt naar een andere opl. buiten het ROC van Twente e. Gaan werken f. Overgestapt naar de BOL opleiding g. Overgestapt naar de BBL opleiding h. Uitgeschreven door het ROC i. Aan het eind van het schooljaar uitgeschreven door het ROC j. Anders: VAVO-HAVO, zwanger geworden en verhuisd totaal
aantal 20% 10%
2 1
50% 0% 10% 0% 0% 0% 0% 10% 100%
5 0 1 0 0 0 0 1 10
Van de geënquêteerde leerlingen is 90 % binnen het onderwijs gebleven na een periode in de JIT-groep. Bovenstaande gegevens komen van de leerlingen die de enquête beantwoord hebben. Uit de dossiers van de 15 leerlingen die niet hebben gereageerd kan ik het volgende gegevens halen: Uitgeschreven en gemeld bij het RMC: 4 Uitgeschreven en gaan werken: 1 Overgestapt naar BBL- opleiding: 2 Overgestapt naar een andere BOL opleiding: 1 Diploma gehaald en uitgeschreven: 2 Uitgeschreven en naar hulpverlening: 2 Verhuisd en bij ander ROC ingeschreven: 1 Terug naar eigen opleiding 2 Van degenen die niet hebben gereageerd is uit dossieronderzoek gebleken dat daarvan zeven leerlingen de school verlieten zonder startkwalificatie. Wanneer dit aantal nader wordt onderzocht uit het dossier blijkt de uitschrijving wat genuanceerder te liggen: • Eén leerling heeft een Wajong-uitkering en heeft een combinatie van twee ernstige gedragsstoornissen. Hij is verwezen naar een reïntegratiebureau en de UWV • Twee leerlingen hebben ernstige psychische problemen Alice Snijders-Veldhuis
23
Praktijkonderzoek
•
Eén leerling is een zwangere alleenstaande minderjarige asielzoekster die in grote onzekerheid leeft over de toekenning van een verblijfsstatus • Eén leerling heeft een dermate grote schuld opgebouwd, dat hij móet werken in verband met een regeling met de schuldsanering • Eén leerling leeft in een zeer chaotische thuissituatie, en is verwezen naar hulpverlening met het verzoek onderzoek te doen naar een gedragsstoornis (Borderline?) De genoemde problematiek is dermate groot dat professionele hulpverlening noodzakelijk is. Alle leerlingen die zijn uitgeschreven zijn via het Studentenservice gemeld bij het RMC. In totaal zijn dus 8 leerlingen van de 25 geplaatsten in de JIT-groep uitgeschreven zonder startkwalificatie. Dat is een uitval van 33 %. “Het rendement van de opleidingen moet zeker op niveau 1 en 2 verhoogd kunnen worden. Een project zoals de JIT werkt daaraan mee. Maar de financiële situatie van dit moment is niet al te rooskleurig van het ROC, en het is maar de vraag of de bekostiging in de toekomst van dergelijke projecten stand kan houden. Een onderzoek als dit naar het rendement en ervaringen rond het JIT-traject zijn daarom erg belangrijk voor ons als hoofden van de onderwijsafdelingen”. De medewerker van het SSC vindt dat er bij het bekijken van het rendement niet gekeken moeten worden naar de leerlingen die alsnog de schoolverlaten, maar naar het aantal dat binnen het onderwijs blijft. Bijna iedere leerling die naar de JIT-groep gaat was volgens hem anders een voortijdig schoolverlater zonder startkwalificatie geworden. 4.4 Hoe hebben de verschillende groepen betrokkenen het JIT-traject ervaren? De mentor of studieloopbaanbegeleider neemt contact op met het Studentenservicecentrum en vult daarbij een handelingsplan in. In het wekelijkse overleg van de medewerker SSC met de coördinator van de trajectgroepen JIT en TGP worden deze gemelde leerlingen besproken. Na een intakegesprek van de coördinator met de leerling en de mentor kan de leerling geplaatst worden in de JIT of TGP groep. Het SSC staat dichter bij de onderwijsafdeling dan de specialisten van het Loopbaancentrum, aldus een HOA. Het SSC kan de verschillende mogelijkheden goed bekijken. Deze plaatsingsprocedure werd door de mentoren/slb’ers positief gewaardeerd. 47 %: “dit zorgt ervoor dat ook andere mogelijkheden worden bekeken”. 21 %: ‘de plaatsing verloopt daardoor weloverwogen”. Niet iedereen was het daar mee eens: 11 %: “dit duurt te lang”. 5 %: “dit is te omslachtig, ik wil de leerling direct kunnen plaatsen”. Andere opmerkingen waren: “dit werkt alleen wanneer er een goede samenwerking is tussen SSC en JIT” en “is precies goed en gaat snel als het urgent is”. Door de zorgvuldige intake met de leerling en eventueel zijn ouders/begeleiders en zijn mentor kunnen ook de andere mogelijkheden binnen ons ROC worden besproken. De medewerker van het SSC noemt als voorbeeld Scoren door Scholing (project in samenwerking met FC Twente), VOA-Flex (beroepskeuzeprogramma van enkele weken), de opleiding AKA of het Loopbaancentrum met specialisten zorg. Ook naar enkele projecten buiten het ROC kan worden verwezen: bijv. de Kapstok en het ATC. Een HOA in het gesprek: de meeste docenten hier houden erg van hun vak, misschien zouden ze ook wat meer van de leerlingen moeten houden, en zouden er dan minder verwijzingen zijn.
Alice Snijders-Veldhuis
24
Praktijkonderzoek
Het grootste deel van de mentoren/slb’ers vindt dat de opvang van leerlingen met problemen in de JIT-groep een kans is die we de leerlingen moeten geven (47%) en ook de taak van het ROC om deze leerlingen op te vangen (eveneens 47%). Niemand vindt dat deze opvang niet tot de taak van het ROC behoort. Opmerkingen geplaatst in de enquête: “Het is goed dat wij zo’n groep hebben, dat kan extra uitval voorkomen”. “Omdat de leerling al binnen het ROC is, vind ik het de taak van het ROC”. Op de vraag of de periode in de JIT- groep zinvol was geweest, antwoordde maar liefst 80 % van de leerlingen met: “Ja, heel zinvol”. 1 persoon antwoordde: ‘Ja, zinvol’ en 1 persoon met: ‘Beetje zinvol”. Dit percentage komt overeen met de uitslag van de vraag in de enquête: De JIT-groep heeft voorkomen dat ik gestopt ben met school of van school werd gestuurd: 80% geeft aan dat ze anders van school waren vertrokken. De mentoren/slb’ers antwoorden wat genuanceerder op de vraag op de JIT-groep zinvol is geweest voor de betrokken leerling. Liefst 36 % geeft aan hierop geen zicht meer te hebben. Dat betekent dat de leerling van school is, naar een andere opleiding is gegaan. Dit hoeft niet negatief uitgelegd te worden. Voor deze leerling uit mijn groep is de periode in de JIT-groep % aantal a. heel zinvol geweest 27% 6 b. zinvol geweest 27% 6 c. weinig zinvol geweest 5% 1 d. helemaal niet zinvol geweest 5% 1 e. het zicht daarop ontbreekt mij 36% 8 totaal 100% 22 Opmerking: heel zinvol, hoewel het gewenste resultaat (diploma) achterwege is gebleven
De plaatsing in de JIT-groep wordt door de leerlingen niet negatief ervaren, gezien de antwoorden op vraag 16 uit de enquête: “Door de plaatsing in de JIT- groep ……….. “ met keuze uit meerdere antwoorden en een mogelijkheid een eigen antwoord te geven. Zie hieronder de reacties in de grafiek. Opvallend is dat niemand een negatief antwoord geeft in de zin van zich voelen falen, afgaan voor de groep e.d. De enquêtes zijn schriftelijk en onafhankelijk van elkaar ingevuld. Opmerkelijk is het dat zo’n grote groep (62%) aangeeft dat ze op dat moment behoefte hadden aan rust, en 25 % dat ze minder stress voelden in de JIT-groep.
Alice Snijders-Veldhuis
25
Praktijkonderzoek
Door de plaatsing in de JIT – groep (meerdere antwoorden mogelijk): a. voelde ik minder stress 13%
0%
b. voelde ik me buitengesloten
25%
c. kreeg ik even die rust die ik nodig had op dat moment
0%
d. was er aandacht voor mijn problemen e. ging ik flink af voor mijn klasgenoten f. voelde ik me falen
62%
g. anders
Door de JIT-groep is de leerling in staat gesteld om zich positief te ontwikkelen, dat blijkt uit de verwerking van vraag 12 in onderstaande tabel: Door de JIT- groep ben ik in staat gesteld om: .............(meerdere antwoorden mogelijk) % aantal 29% 4 14% 2 21% 3 14% 2 21% 3 0% 0 100% 14
a. Toch nog mijn diploma te behalen b. Weet ik beter wat ik wil c. Kreeg ik weer zin om naar school te gaan d. Ben ik sociaalvaardiger geworden e. Kon ik weer verder gaan met mijn opleiding f. Anders totaal
In de JIT-groep voelde 70% van de leerlingen zich heel goed op zijn gemak, 30 % voelde zich goed in de JIT-groep. Leerlingen konden aan het eind van de enquête opmerkingen maken of kritiek geven. Enkele daarvan hadden betrekking op bovenstaande onderwerp in de enquête: • Het was gezellig en ik ging met plezier naar school. • Anders had ik het niet gered. • Niemand let op elkaar en ieder geeft elkaar de ruimte, niemand oordeelt over elkaar. • Heeft mij erg geholpen om toch mijn diploma te halen. • Door de JIT heb ik toch nog mijn diploma kunnen halen. 4.5 Organisatie rond de lessen in de JIT groep Eén van de uitgangspunten in de JIT-groep is dat de leerling probeert indien mogelijk verder te werken aan zijn eigen lesprogramma binnen het algemene lesrooster van de JIT-groep. Dat betekent dat de mentor van de JIT-groep samen met de leerling en de vorige mentor een studieprogramma opstelt. Probleem dat de medewerker van het SSC schetst: de leerling krijgt bijna altijd te maken met studieachterstand, omdat hij vakspecifieke lessen gaat missen. Dit is wel vaak een dilemma voor de leerling en zijn mentor. Maar het belangrijkste is dat de leerling niet de school verlaat, ook al loopt hij misschien wat studieachterstand op.
Alice Snijders-Veldhuis
26
Praktijkonderzoek
Uit de enquête onder de leerlingen blijkt dat 100% de begeleiding door de mentor van de JIT groep goed vond. De begeleiding door de mentor of studieloopbaanbeleider van de eigen opleiding werd ook door 55 % van de leerlingen als goed beoordeeld. 18 % vond de begeleiding voldoende, 18 % heeft de begeleiding als matig ervaren. De geënquêteerde mentoren/slb’er vinden het begeleiden van hun leerling die in de JITgroep zit niet gemakkelijk. Dat blijkt uit de volgende vraag en verwerking daarvan in onderstaande tabel.
De vakspecifieke studiebegeleiding van de JIT-leerlingen behoort door de mentor/docent van de opleiding plaats te vinden. % aantal a. Daar ben ik het mee eens 35% 8 b. Daar heb ik als mentor/docent niet de tijd voor 30% 7 c. De JIT-leerling valt niet meer onder mijn verantwoordelijkheid 4% 1 d. Dat is niet reëel 9% 2 e. overige 22% 5 totaal 100% 23 Opmerkingen: a: mits e.e.a. voldoende gefaciliteerd wordt a: de vakdocent weet immers precies wat de opleiding vraagt a: afstemmingsproblemen maken dit moeilik e: combinatie JIT en eigen mentor e: kan ook door andere docenten worden uitgevoerd e: de mentor/docent heeft de ondersteunende rol, te zien als back-up e: ik vind a, maar op de één of andere manier valt de leerling al snel buiten je beeld, wellicht door b?
De leerlingen vonden het werken in eigen tempo over het algemeen wel prettig, zie hieronder in de grafiek. Eén leerling vond dat hij teveel zelfstandig moest organiseren en uitvoeren. Niemand gaf aan dat hij te weinig begeleiding kreeg, en op punt d werd ook door niemand gereageerd. Daaruit blijkt dat de oude mentor een beetje uit beeld is bij de leerling. In de JIT groep kon ik werken aan de lesstof van mijn eigen opleiding Ik ben het eens met één of meer van de volgende uitspraken: a. Moest ik teveel zelfstandig organiseren en uitvoeren
5%
5% 0%
b. Daar kreeg ik te weinig begeleiding bij
15% 0%
c. Ik kon dat wel goed overleggen en organiseren d. Mijn oude mentor hielp mij bij de lesstof
40%
e. Ik vond dat juist heel plezierig werken
35%
f. Ik vond het prettig om in mijn eigen tempo te werken g. overige
Alice Snijders-Veldhuis
27
Praktijkonderzoek
5. Conclusies en aanbevelingen Voor het bespreken van de conclusies van dit onderzoek maak ik dezelfde onderverdeling als in het hoofdstuk waarin de resultaten van het onderzoek zijn verwerkt. 5.1 Conclusies t.a.v. de doelgroepen: • Mentoren en slb’ers vinden dat iedere leerling die dreigt uit te vallen in de JIT-groep terecht moet kunnen, maar uit het onderzoek blijkt dat men vindt dat leerlingen met leerproblemen, verslavingsproblemen en lichamelijke problemen daar niet thuis horen. • De grootste groep leerlingen die verwezen wordt komt uit het eerste jaar (80 %) van niveau 2 opleidingen (50%). • Verzuim/spijbelen is de hoofdreden bij mentoren/slb’ers om de leerling te verwijzen naar de JIT-groep. Leerlingen geven veel verschillende redenen, zij geven zelf maar voor 16% aan dat verzuim de reden van de verwijzing is. Geconcludeerd kan worden dat de uitingsvorm schoolverzuim is, maar dat daaronder een andere problematiek ligt, die niet altijd voldoende bij de mentor bekend is. 5.2 Conclusies t.a.v. de doelstellingen: • Van de geënquêteerde leerlingen is 90 % binnen het onderwijs gebleven na een periode in de JIT-groep. Daarmee is de doelstelling om de schooluitval te verminderen behaald. • Van 15 leerlingen die niet hebben gereageerd is uit dossieronderzoek gebleken dat daarvan 7 leerlingen de school verlieten zonder startkwalificatie. • De genoemde problematiek van deze uitvallers is dermate groot dat professionele hulpverlening noodzakelijk is. • In totaal zijn 8 leerlingen van de 25 geplaatsten in de JIT-groep uitgeschreven zonder startkwalificatie en gemeld bij het RMC. Dat is een uitval van 33 %, de overige 67 % is dus binnen het onderwijs is gebleven! Terwijl 80 % van de leerlingen in de enquête aangeeft dat ze zeker met school waren gestopt of verwijderd waren van school wanneer ze niet waren opgevangen in de JIT 5.3 Conclusies t.a.v. de ervaringen van de betrokkenen met het JIT-traject: Paulle (2006): “Wanneer leerlingen die agressief waren zich bevonden in kalmerende omgevingen, deden zij vaak zeer conventionele en conformerende uitspraken over normen, waarden, gedragsregels en toekomstverwachtingen”. • Bovenstaande conclusie van Paulle uit zijn onderzoek tussen the Bronx en de Bijlmer zie je terug in de antwoorden van de enquête onder de leerlingen. “Hier kreeg ik de rust die ik op dat moment nodig had” is door 62 % van de leerlingen beantwoord. • De tijdelijke plaatsing in de JIT-groep wordt door de jongeren als zeer positief ervaren. Een leerling maakte de opmerking in de enquête: “In de JIT-groep geeft iedereen elkaar de ruimte en niemand oordeelt over elkaar”. Dat vind ik een prachtige uitspraak. Iedere leerling in de groep weet dat hij om een bepaalde reden in de JITgroep is geplaatst. Tijdens de eerste gesprekken worden met de leerling afspraken gemaakt, een plan van aanpak en een studieplanning. Dat is voor iedere leerling anders, óók de manier waarop de mentor naar de leerling toe reageert. • De meerderheid van de mentoren/slb’ers vindt het JIT-traject zinvol geweest voor de leerling. • De rol van het Studentenservicecentrum is belangrijk in de plaatsingsprocedure. Het SSC zorgt er voor dat ook andere mogelijkheden worden bekeken, bijvoorbeeld een beroepskeuzeprogramma, een andere opleiding, een training of andere projecten als Scoren door Scholing.
Alice Snijders-Veldhuis
28
Praktijkonderzoek
5.4 Conclusies t.a.v. de organisatie rond de lessen: • Het gevolg van het buiten de eigen opleiding plaatsen van een leerling is dat er een studieachterstand kan ontstaan. De betrokkenheid van de ‘vorige’ mentor is niet altijd even groot. De tijd ontbreekt om regelmatig contact te hebben over bijvoorbeeld het studieprogramma. Het is moeilijk te organiseren. 5.5 Conclusie t.a.v. de praktijkvraag: “Heeft het zin de JIT-groep voort te zetten en het JIT-traject op andere locaties van het ROC in te voeren?” • Het JIT-traject maakt zijn beide doelstellingen waar en voldoet aan een aantal speerpunten uit de nota ‘Aanval op de uitval’, namelijk betere zorg, betere loopbaanbegeleiding, maatwerk, vermindering schooluitval, enzovoort. Tijdens het interview met het hoofd van de afdeling Handel kwam het inspectiebezoek ter sprake: de inspecteur toonde veel tevredenheid over de opvang binnen onze school van de zorgleerlingen. Er was aandacht voor de doelgroepen geconstateerd door haar. Het onderwijs aan deze doelgroepen is goed georganiseerd qua opvang en begeleiding. • Uit het onderzoek is duidelijk naar voren gekomen dat de opvang van dreigende schooluitvallers in de JIT-groep zinvol is. De leerlingen én hun mentoren/slb’ers geven aan dat de leerlingen zonder JIT-traject van school waren verwijderd of anders zelf vertrokken waren. • Alle geënquêteerde mentoren/slb’ers en hoofden onderwijsafdeling zijn van mening dat ieder onderwijscentrum van het ROC een dergelijke opvanggroep zou moeten hebben. 5.6 Aanbevelingen: Discussiepunt voor veel studieloopbaanbegeleiders/mentoren/docenten/zorgcoördinatoren is de vraag tot hoever je als school moet gaan in de zorgverlening aan leerlingen. De docent voelt zich geen maatschappelijk werker (5 keer aangegeven in de enquête onder de mentoren). Meerdere deskundigen (o.a. Schunk & Pinch (2008), Delfos (2007) , Vlug (1998) en Paulle (2005, 2006) geven aan dat het belangrijk is dat een leerling ‘goed in zijn vel ‘ zit. Volgens Kummeling (2004) moet eerst de psycho-sociale problematiek worden opgeheven, voordat de school verder kan met zijn educatieve taak. Met bovenstaand discussiepunt en de conclusies uit het onderzoek in gedachte kom ik tot de volgende aanbevelingen: • Uit het onderzoek klinkt duidelijk de wens om het JIT-traject in te voeren op alle onderwijscentra van het ROC. Het past binnen speerpunten van het Ministerie van OCW.De leerling wil even rust, de docent wil die rust ook in zijn klas, met als resultaat dat beide partijen beter kunnen werken en de leerling binnen het onderwijs blijft. • Het JIT-traject zou per onderwijscentrum geïmplementeerd moeten worden, zodat de lijnen naar de eigen opleiding kort blijven. De docenten houden gemakkelijker contact en de leerling kan zijn eigen groep blijven ontmoeten. Er kan regelmatig overleg zijn, de leerling kan langzaam terug keren, bijvoorbeeld door een vakspecifieke les of een groepsproject met zijn eigen klas mee te draaien. Daardoor blijft er betrokkenheid tussen de opleiding en de leerling. Ik ben er absoluut geen voorstander van om de leerlingen van het hele ROC bij elkaar te plaatsen. De leerling moet binnen de sfeer van zijn opleiding blijven. • Direct reageren bij verzuim, de jongere voelt zich dan ‘gekend’, hij voelt de persoonlijke aandacht en betrokkenheid van school. • Het verbeteren en stroomlijnen van de begeleiding in de JIT-groep door de mentor/slb’er van de opleiding. • Een goede samenwerking met en korte lijnen naar Jeugdhulpverlening, RMC, Leerplichtambtenaar en andere maatschappelijke instanties is belangrijk (Ritzen, 2008).
Alice Snijders-Veldhuis
29
Praktijkonderzoek
• • •
Een nauwe samenwerking met het SSC en het Loopbaancentrum met de JIT-groep is gewenst. Alleen wérkelijk in de leerling geïnteresseerde docenten mogen in een JIT-traject gevraagd worden te werken. Dus niet om uurtjes te vullen of collega’s inzetten die ergens boventallig zijn. En niet te vergeten: de financiën. Wanneer het ROC werkelijk de vroegtijdig uitval wil voorkomen zal het College van Bestuur moeten gaan investeren in deze doelgroepen. In de Kohnstammrede van dit jaar benadrukt ook Winsemius dat directies van scholen niet alleen naar het rendement moeten kijken (2008).
Tot slot: met het verder ontwikkelen en invoeren van het JIT-traject komt de slogan van ons ROC “de leerling centraal” volledig tot zijn recht!
Alice Snijders-Veldhuis
30
Praktijkonderzoek
Literatuurlijst Berg, A, van den (2004): Startkansen, eindrapportage preventieproject 2003-2004. Hengelo: ROC Oost-Nederland. Castricum, C. (2006). Elk jaar maken 60.000 kinderen hun school niet af. PM Jaargang 2, 8 juni 2006, 12 – 15 Chrifi, A. (2007). Het succes ligt op straat. Utrecht/Antwerpen: Kosmos Uitgevers Delfos, M. (2007). Kinderen en gedragsproblemen. Amsterdam: Harcourt Eimers, T. (2006). Vroeg is niet voortijdig. Naar een nieuwe beleidstheorie voortijdig schoolverlaten. Nijmegen: KBA Hoeven M. van der & Rutte (2006): Aanval op de uitval, perspectief en actie Kaldenbach, H. (2007). Respect, 99 tips voor het omgaan met jongeren uit de straatcultuur. Amsterdam: Prometheus Kaldenbach, H. (2008). Hangjongeren, 99 tips voor buurtbewoners en voorbijgangers. Amsterdam: Prometheus Klomp, Klossterman en Kuyvenhoven (2002). Aan de gang. Motiveren van vastgelopen jongeren voor werk en scholing. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Krab, H.J. (1994). Het analyseren van probleemgedrag. In: Krab, H.J. e.a. Gedragsveranderingen binnen en buiten de klas. Hoevelaken: Christelijk Pedagogisch Studiecentrum. Kummeling, J., Grimberg, H., Hendriksen, T. (2004). Begeleiden van leerlingen met problemen. Op weg naar contextueel onderwijs. Soest: Nelissen. Lens, W. (1997). Studiemotivatie. De Psycholoog. 32, 53-59 Lieshout, T van (2002). Pedagogische adviezen voor speciale kinderen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum Nota Zorgstructuur ROC van Twente (2007) Onderwijs in cijfers 2007, ROC van Twente (oktober 2007). Rapport in opdracht van College van Bestuur ROC van Twente. Paulle, B. (2005). Anxiety and Intimidation in the Bronx and the Bijlmer: An ethnographic comparison of two schools. Amsterdam: Dutch University Press. Paulle, B. (2006). Voorbij de oude debatten. Een voorstel voor ‘economische’ desegregatie van het onderwijs. http://www.volkskrant.com/bijlagen/essay_paulle.pdf, retr. 1 maart 2006.
Ritzen, H. (2008). Voordeur open, achterdeur op een kier. Intreerede lectoraat ‘Onderwijsarrangementen in maatschappelijke context’. Hengelo: Hogeschool Edith Stein/Onderwijscentrum Twente en Expertis onderwijsadviseurs. ROC leerlingenenquête
Alice Snijders-Veldhuis
31
Praktijkonderzoek
Schunk, D. & Pinch, P. & Meece, J. (2008). Motivation in Education.Theory,Research, and Applications. 3th Edition 2008. Upper Saddle River, New Jersey: Pearsons Education, Merril Prentice Hall. Vegt, E van der & Loonstra, J. H. (2006). Stille leerlingen zeggen veel. AntwerpenApeldoorn: Garant-Uitgevers n.v. Vlug, F. en Eindhoven, E. van (1998). Het zal ons een zorg zijn. Een onderzoek naar de kansen van risicoleerlingen in de Regionale Opleidingen Centra in Nederland. Arnhem: Rijn IJssel College Voncken, E. Weer zin in leren. In Peetsma, T. & Volman, M. (1997). Bevorderende en belemmerende factoren voor een levenlang leren. (p. 61-72). Amsterdam: SCO-Kohnstamm. Voorkomen is beter dan uitvallen. Docenten willen minder vrijblijvendheid. Docenten uit het MBO over voortijdig schoolverlaten (2007).. Onderzoek in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Voortijdigschoolverlaten (november 2007). factsheet bij brief aan de Tweede Kamer met kenmerk VSV/DIR/2007/4881. Informatiebronnen: gegevens op basis van het onderwijsnummer (ON) en informatie uit de Enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS.
Winsemius, P., Tiemeijer, W., Berg, M. van den, Jager-Vreugdenhil, M. Reekum, R. van (2008). Niemand houdt van ze... Amsterdam: Vossiuspers UvA. Uitgegeven onder auspiciën van de Universiteit van Amsterdam.
Alice Snijders-Veldhuis
32
Praktijkonderzoek
Vragenlijst JIT leerlingen 2006-2007 Naam: ……………………………….. (mag je invullen, hoeft niet) Bij sommige vragen mag je meer dan één antwoord geven, dat staat dan aangegeven. Zet een cirkeltje/kruisje voor het antwoord dat je wilt geven. 1. Toen ik in de JIT-groep geplaatst werd • Was ik ouder dan 18 jaar • Was ik jonger dan 18 jaar 2. Ik deed mijn opleiding bij de School voor Economie, Management & ICT, namelijk bij • ICT • Detailhandel, internationale handel of groothandel • Administratie commercieel • Administratie financieel • Secretariële opleidingen • Juridische opleidingen • Orde en Veiligheid (Uniformberoepen) 3. Ik deed mijn opleiding op niveau • Niveau 1 • Niveau 2 • Niveau 3 • Niveau 4 4. Ik werd om één of meer van de volgende redenen in de JIT- groep geplaatst: • Gedragsproblemen • ADHD, PDD-NOS e.d. • Verzuim/spijbelen • Ziekte • Problemen in de klas • Ik mocht nog niet in BPV starten • Psychische problemen • Andere redenen, namelijk….. 5. Ik zat op dat moment in het • Eerste leerjaar • Tweede leerjaar • Derde leerjaar 6. Ik sta op dit moment nog ingeschreven bij dezelfde opleiding • Ja • Nee 7. Ik heb een korte of langere periode in de JIT-groep gezeten. Namelijk: • Korter dan een maand • 1 maand tot 3 maanden • 3 maanden tot een half jaar • Langer dan een half jaar • Het hele schooljaar
Alice Snijders-Veldhuis
33
Praktijkonderzoek
8. Na de periode in de JIT groep ben ik • Teruggegaan naar mijn eigen klas en opleiding • Teruggegaan naar mijn eigen opleiding, maar naar een andere klas • Overgestapt naar een andere opleiding binnen het ROC van Twente • Overgestapt naar een andere opleiding buiten het ROC van Twente • Gaan werken • Overgestapt naar de BOL opleiding • Overgestapt naar de BBL opleiding • Uitgeschreven door het ROC • Aan het eind van het schooljaar uitgeschreven door het ROC • ………………………………… 9. De periode in de JIT groep was voor mij zinvol • Ja, heel zinvol • Ja, zinvol • Beetje zinvol • Nee, niet zinvol • Nee, helemaal niet zinvol 10. Als ik niet in de JIT groep was geplaatst • Was ik van school verwijderd door mijn opleiding • Was ik zelf van school gegaan • Was ik wel op school gebleven • Had dat niets uitgemaakt voor mijn opleiding • ………………….. 11. De JIT groep heeft voorkomen dat ik gestopt ben met school of van school werd gestuurd • Ja • Nee 12. Door de JIT- groep ben ik in staat gesteld om (meerdere antwoorden mogelijk) • Toch nog mijn diploma te behalen • Weet ik beter wat ik wil • Kreeg ik weer zin om naar school te gaan • Ben ik sociaalvaardiger geworden • Kon ik weer verder gaan met mijn opleiding • …………………. 13. Ik vond de begeleiding door de mentor van de JIT groep • Goed • Voldoende • Matig • Onvoldoende • ………………….. 14. Ik vond de begeleiding in de JIT- groep door de mentor of studieloopbaanbegeleider van mijn eigen opleiding • Goed • Voldoende • Matig • Onvoldoende • …………………................ Alice Snijders-Veldhuis
34
Praktijkonderzoek
15. Ik voelde mij op mijn gemak in de JIT groep • Ja, heel goed • Ja, goed • Ging wel • Nee, niet zo goed • Nee, helemaal niet goed 16. Door de plaatsing in de JIT – groep (meerdere antwoorden mogelijk) • Voelde ik minder stress • Voelde ik me buitengesloten • Kreeg ik even die rust die ik nodig had op dat moment • Was er aandacht voor mijn problemen • Ging ik flink af voor mijn klasgenoten • voelde ik mij falen • …………….. 17. In de JIT groep kon ik werken aan de lesstof van mijn eigen opleiding Ik ben het eens met één of meer van de volgende uitspraken: • Moest ik teveel zelfstandig organiseren en uitvoeren • Daar kreeg ik te weinig begeleiding bij • Ik kon dat wel goed overleggen en organiseren • Mijn oude mentor hielp mij bij de lesstof • Ik vond dat juist heel plezierig werken • Ik vond het prettig om in mijn eigen tempo te werken • Of….. Wanneer je nog opmerkingen hebt over de periode in de JIT- groep kun je dat hieronder aan mij kwijt. …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
Hartelijke dank voor het invullen van deze vragenlijst! Zou je hem zo spoedig mogelijk willen terugsturen naar mij in de retourenveloppe? Ik vind het fantastisch dat je door deze vragen in te vullen mee wilt werken aan het onderzoek dat ik doe in verband met mijn studie aan Hogeschool Windesheim. Met de uitkomst kan ik jullie jaar evalueren en het JIT-traject verder verbeteren (of stoppen…) Ik hoop dat het goed met jullie gaat, laat nog eens iets horen, want ik wil natuurlijk best graag weten wat je nu doet! Met vriendelijke groet, Alice Snijders
Alice Snijders-Veldhuis
35
Praktijkonderzoek
Enquête mentoren/ studieloopbaanbegeleiders Enquête betreft de JIT-groep 2006-2007
Naam mentor/studieloopbaanbegeleider:………………………………………………… Opleiding:……………………………………………………………………………………..
1. Ik ben docent bij de School voor Economie, Management & ICT, namelijk bij a. ICT b. Detailhandel, internationale handel of groothandel c. Administratie commercieel d. Administratie financieel e. Secretariële opleidingen f. Juridische opleidingen g. Orde en Veiligheid (Uniformberoepen)
2. Ik geef vooral les aan een opleiding op a. niveau 1 b. niveau 2 c. niveau 3 d. niveau 4
3. Het eerste doel van de JIT-groep is het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten zonder Startkwalificatie: a. Ik heb grote twijfels over de haalbaarheid b. Ik twijfel enigszins over de haalbaarheid c. Ik vind dat dit doel te hoog gegrepen is d. Ik vind dit haalbaar e. Ik vind dat we er alles aan moeten doen om te voorkomen dat de leerling zonder diploma de school verlaat
4. De JIT-groep beoogt daarnaast de leerling zodanig te begeleiden dat deze zijn studie kan voortzetten of gemotiveerd met een andere studie kan beginnen: a. Ik heb mijn twijfels over de haalbaarheid b. Ik vind dat dit doel te hoog gegrepen is c. Ik ben het daar mee eens d. Ik vind het belangrijkste dat die leerling uit mijn eigen groep vertrokken is e. ……………………………………………………….
5. Met welke uitspraken ben je het eens? (meerdere antwoorden mogelijk) a. In iedere school binnen het ROC van Twente hoort een JIT-groep te zijn b. Docenten zijn geen maatschappelijk werkers c. Problemen met leerlingen moeten in de eigen afdeling worden opgelost d. Deze leerlingen horen niet thuis op een beroepsopleiding Alice Snijders-Veldhuis
36
Praktijkonderzoek
e. Verwijzing naar de JIT-groep geeft de groep rust
6. De plaatsing in de JIT-groep via het Studentenservicecentrum a. duurt te lang b. is te omslachtig, want ik wil de leerling direct kunnen plaatsen c. verloopt daardoor weloverwogen d. zorgt ervoor dat ook andere mogelijkheden worden bekeken e. . ……………………………………………………………………. 7. Plaatsing in de JIT-groep is alleen zinvol wanneer de leerling daarvoor gemotiveerd is: a. Daar ben ik het helemaal mee eens b. De school moet iedere leerling die kans bieden c. Ongemotiveerde leerlingen moet je niet in het JIT-traject toelaten, maar uitschrijven d. Juist ongemotiveerde leerlingen krijgen via de JIT-groep een kans om gemotiveerd aan een (andere) opleiding te beginnen of deze vervolgen. e. …………………………………………………………………. 8. De vakspecifieke studiebegeleiding van de JIT-leerlingen behoort door de mentor/docent van de opleiding plaats te vinden. a. Daar ben ik het mee eens b. Daar heb ik als mentor/docent niet de tijd voor c. De JIT-leerling valt niet meer onder mijn verantwoordelijkheid d. Dat is niet reëel e. …………………………………………………… 9. Ik vind dat de JIT-groep bestemd is voor: (meerdere antwoorden mogelijk) a. leerlingen met leerproblemen (dyslexie e.d.) b. leerlingen met gedragsproblemen (spijbelen, brutaal, niet sociaalvaardig) c. leerlingen met psychische problemen d. leerlingen met sociale problemen (bijv.jonge moeder, schulden) e. leerlingen met gedragsstoornissen als ADHD, PDD-NOS, Borderline f. leerlingen die ongemotiveerd zijn in de opleiding g. leerlingen in een moeilijke gezinssituatie h. leerlingen met lichamelijke problemen i. leerlingen met verslavingsproblematiek j. ………………………………… 10. De opvang van leerlingen met problemen in de JIT-groep is volgens mij a. niet de taak van het ROC b. een kans die we de leerling moeten geven c. de taak van het ROC d. noodzakelijk e. ………………………………………………………. Wanneer je nog opmerkingen/kritiek kwijt wilt over het JIT-traject, kun je dat hieronder vermelden. …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Alice Snijders-Veldhuis
37
Praktijkonderzoek
…………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
Tweede gedeelte van de enquête gaat over de leerling(en) die vanuit de mentorgroep in de JIT-groep werd(en) geplaatst. Naam van de leerling:……………………………………………………………………………….. (de verwerking gebeurt anoniem) 1. De betreffende leerling werd om één of meer van de volgende redenen in de JIT- groep geplaatst (meerdere antwoorden mogelijk): a. gedragsproblemen b. ADHD, PDD-NOS e.d. c. verzuim/spijbelen d. ziekte e. problemen in de klas f. de leerling kon nog niet in BPV starten g. psychische problemen h. andere redenen,namelijk.......................................................................................... ……………………………………………………………………………………………… 2. Deze leerling zat op dat moment in het a. eerste leerjaar b. tweede leerjaar c. derde leerjaar 3. Deze leerling werd in de JIT-groep geplaatst a. op initiatief van mijzelf als mentor/studieloopbaanbegeleider b. op voorstel van het Studentenservicecentrum c. op initiatief van mijn HOA d. op voorstel van de leerling zelf e. door de teamvergadering f. ……………………………………….. 4. Indien deze leerling niet in de JIT-groep geplaatst had kunnen worden, dan a. was de betreffende leerling van school verwijderd b. was de leerling geschorst c. was de leerling naar het Studentenservicecentrum verwezen met het advies een andere beroepsopleiding te gaan volgen d. was de leerling gewoon in de eigen klas gebleven e. ………………………………………………………… 5. Voor deze leerling uit mijn groep is de periode in de JIT-groep a. heel zinvol geweest b. zinvol geweest c. weinig zinvol geweest d. helemaal niet zinvol geweest e. het zicht daarop ontbreekt mij
Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijsten. Alice Snijders-Veldhuis
38
Praktijkonderzoek
Met vriendelijke groet, Alice Snijders
Alice Snijders-Veldhuis
39
Praktijkonderzoek