Pracht & Macht: Het Groninger provinciehuis aan het eind van de 17e eeuw
Pracht & Macht: Het Groninger provinciehuis aan het eind van de 17e eeuw
Freerk J.Veldman met een bijdrage van
Hidde Feenstra
In 1999 werd het Fonds Freerk J.Veldman opgericht met als doel de bestudering van de geschiedenis van het noordelijke meubel. Aanleiding hiertoe was de pensionering van Freerk Veldman als directeur-conservator van de Menkemaborg te Uithuizen en van de borg Verhildersum te Leens. Zowel het Groninger Museum als de provincie Groningen waren bij de oprichting betrokken. In 2002 werd het Fonds een Stichting en sindsdien is niet alleen een data-base van meubels van noordelijke/Groninger herkomst opgericht, maar is er ook onderzoek gedaan naar meubelmakers en andere ambachtslieden die bij de vervaardiging van meubels en wandbetimmeringen betrokken waren. Er is een congres georganiseerd, er zijn publicaties uitgegeven en er is een website gemaakt (www.meubelstichting.nl). Het is duidelijk dat in Groningen en Ommelanden een hoge kwaliteit meubels werd geproduceerd en dat er een kenmerkende stylistische identiteit bestond. Tot de Groninger top mogen zeker Allert Meijer, kistenmaker/stadsbouwmeester, en Jan de Rijk, beeldhouwer, gerekend worden. Aan het eind van de zeventiende eeuw was dit duo op een breed terrein werkzaam in stad en provincie. Kerkbanken, orgels, preekstoelen, schoorsteenmantels en kussenkasten van hun hand zijn gelukkig nog voorhanden, deels door Veldman geïdentificeerd en gepubliceerd. Allert Meijer was verantwoordelijk voor de modernisering van de Statenzaal in het provinciehuis en voor de verbouwing van de Gedeputeerdenzaal. Jan de Rijk leverde beeldsnijwerk voor deze Gedeputeerdenzaal. In de Groninger Archieven zijn hiervoor de bestektekeningen teruggevonden.
Beide zalen bestaan nog en worden zoals bedoeld gebruikt, maar zijn in de loop van de tijd aangepast. Door deze onverwachte archiefvondsten wordt nu echter de mogelijkheid geboden om de oorspronkelijke aanblik en indeling van beide zalen te reconstrueren. Met moderne middelen kon zelfs een 3D-presentatie gemaakt worden van de Statenzaal, waardoor de toeschouwer als in een tijdsmachine dit vertrek kan betreden zoals het er aan het eind van de zeventiende eeuw, pas opgeleverd, uitzag! De hoge kwaliteit van het werk van Meijer en De Rijk, succesvol wedijverend met hun Haagse en Amsterdamse collega’s, wordt ook op deze manier heel duidelijk. Het bestuur van de Stichting is dankbaar dat het onderzoek van Freerk Veldman, zo passend in haar doelstelling, op zo’n bijzondere wijze aan een breed publiek getoond kan worden en er zo een brug geslagen wordt tussen verleden en heden. Dank is verschuldigd aan de gedeputeerde, de heer P. de Vey Mestdagh, die de presentatie initieerde en faciliteerde. Aan alle medewerkers van het provinciehuis die zich voor de realisatie van de tentoonstelling en de publicatie hebben ingezet. Aan de Stichting Groenman die het economisch-historisch onderzoek van dr. Hidde Feenstra financieel mogelijk maakte. En aan het architectenbureau Kor Holstein te Groningen die de architectonische en 3D-reconstructies vorm gaf. Wij hopen van harte dat deze presentatie bij velen de ogen zal openen voor dit belangrijke Groninger cultureel erfgoed.
Namens het bestuur van de Stichting Freerk J.Veldman, dr. Christiaan Jörg, voorzitter
De verbouwingen van het provinciehuis aan het eind van de 17e eeuw
7
De verbouwing van de Statenzaal
9
De verbouwing van de Gedeputeerdenzaal
27
Bestek kastenwand links Statenzaal
44
Bestek kastenwand rechts in de Statenzaal
47
Bestek voor de schoorsteenmantel in de Statenzaal
48
Bestek voor het bankenplan in de Statenzaal
50
Bestek voor een nieuwe zolder en een schoorsteenmantel in de Gedeputeerdenzaal
53
Bestek voor een kastenwand in de Gedeputeerdenzaal
57
Bestek voor twee kastenwanden en een schoorsteenmantel in de Rekenkamer
61
De verbouwing van de Statenzaal en Gedeputeerdenzaal vanuit historisch en economisch perspectief door dr. Hidde Feenstra
65
De tentoonstelling
74
Het provinciehuis eerste helft 17e eeuw
De bezoeker die in 1688 de Statenzaal van het provinciehuis van Groningen binnenkwam, zou op de drempel even stil blijven staan om de overweldigende indruk die de zaal maakte op zich te laten inwerken. Hij zag een witmarmeren vloer en tegenover zich een indrukwekkende schoorsteenmantel met aan beide kanten betimmeringen met vergulde versieringen. Het midden van de zaal was gevuld met een omheining waarbinnen vergaderbanken en stoelen stonden, dit alles van geboend eikenhout. De overige wanden waren bekleed met goudleerbehang dat flonkerde in het licht van de twee glimmend gepoetste koperen kaarsenkronen1 aan de zoldering en de twaalf vergulde wandarmen met kaarsen aan de zijmuren. Op een van de muren een groot portret 2 van stadhouder Hendrik Casimir II in een gebeeldhouwde vergulde lijst en in de schoorsteenmantelboezem een schilderij met mythologische figuren. Deze Statenzaal had dan ook net een spectaculaire verbouwing ondergaan. Nog geen tien jaar later zouden ook de gedeputeerden hun vergaderruimte grondig laten aanpakken. De twee aanleidingen voor deze veranderingen waren aan de ene kant nut en noodzaak en aan de andere kant representatie. Het provinciaal bestuur wilde met zijn vergaderruimten uiting geven aan zijn belangrijke plaats in de samenleving. Sinds 1602 vergaderden de Staten van Stad en Lande in het lokaal op de begane grond dat vroeger de Latijnse school was geweest. Sinds 1603 vergaderden de gedeputeerden in de Gedeputeerdenzaal, recht boven de Statenzaal.
M
art
ini
ke
rkh
of
Uitbreiding Statenzaal 1850 - heden
Statenzaal 1602 - 1850 1917
Sint Ja nsstr
aat
Sint Maartensschool sinds 1602 provinciehuis
1922 1883
1850
Singelstraat
Het provinciehuis in de loop der eeuwen, met in rood de Statenzaal in de 17e en 18e eeuw
ca. 1550
Er was dringend behoefte aan meer bergruimte voor het jaarlijks groeiende aantal boeken en dossiers. En de zitbanken moesten in een nieuwe opstelling duidelijker de verschillende geledingen van de Staten weergeven. Naast deze noodzakelijke veranderingen wilde het provinciaal bestuur ook een representatieve uitstraling van de Statenzaal: een scheve muur en een ouderwetse schoorsteen konden verdwijnen en een spraakmakende nieuwe invulling van de zaal zou van zich doen spreken. De eindmuur van de verder vrijwel vierkante plattegrond van de Statenzaal stond niet haaks op de zijmuren, maar liep schuin weg en verstoorde daardoor de verhoudingen van de ruimte. In het midden van die muur stond een schuin de ruimte instekende, zware schoorsteenmantel, gesteund door kolommen. Door deze dominante schoorsteen te vervangen door een modernere en de scheefheid van de muur aan te pakken zou een veel harmonischere ruimte ontstaan. Links en rechts van de nieuwe schoorsteenmantel, parallel aan de muur aan de overzijde, werd een nieuwe kastenwand ontworpen. Aan de ene zijde hadden deze kasten diepte door de scheefheid van de muur, aan de andere zijde waren het blinde kasten zonder diepte en werkelijke functie. Wie dit ontwerp bedacht heeft, is niet duidelijk. Het plan kan in overleg met een aantal betrokkenen zijn ontstaan. Zeker is dat Allert Meijer, meester-kistenmaker, betrokken was bij zowel dit plan als bij de uitvoering ervan. Voor de technisch bouwkundige zaken was Matthias Kruijff, meester-timmerman, ingeschakeld. Het plan werd in vier overzichtelijke fasen ingedeeld en uitgevoerd volgens bestekken die waren gedateerd tussen januari 1686 en oktober1687. Voor elk onderdeel werd een apart bestek gemaakt. Vaak wordt in deze bestekken verwezen naar een schaalmodel: ...alles volgens anwisinge van ‘t model in ‘t kleine daar van gemaect... Helaas zijn geen maquettes en tekeningen bewaard gebleven.
Verder eindigen de bestekken met de zinsnede: ...opdat alles...sal sijn tot contantement van de heeren besteders... Daarnaast hebben een aantal resoluties betrekking op onderdelen van de inrichting 3.
Reconstructie gebaseerd op de bestekken van de kastenwand met schoorsteenmantel van Allert Meijer
Het eerste onderdeel van het totaalplan is een in eikenhout te maken kast: ...streckende van d’floer tot aen d’solder en sluitende van d’Oostermuir tot an de Schorsteen... Allert Meijer heeft ...dit werck angenomen te maecken... De kast werd op-
gebouwd naar de antieke orde met basement, pilasters, kapitelen en afgesloten met een architraaf en fronton: ...door... in ‘t midden twie hiele pijlasters en an beijde sijden parten…boven d’pijlasters maecken jonica capittelen met architrave friese ende cornisse…Op de middelste pijlasters een gesneden festoen...en in t’midden voor de frontespijtse een schilt waer in t’prov.wapen sal worden gesneden. Het is goed mogelijk dat het door Pieter Post in 1645-1648 gebouwde huis Swanenburgh bij Halfweg als inspiratiebron gediend heeft. In 1654 was hiervan een prentserie verschenen 4. Tussen de pilasters komen ...twie en twie deuren boven malcander, sijnde ses in t’getal... Het maken van deze kast kostte …overbouw..., meerwerk, en hiervoor betaalde de provincie vier ducatonnen extra. Met deze kast was voorlopig ruimschoots voldaan aan de wens tot meer bergruimte. De hierop volgende opdracht behelsde de andere zijde van de schoorsteen, genoemd …voorpant van een caste of blinde kaste… Deze moest ...in een gelijcke linie met de ander kaste…soo gemaeckt is an de Oostzijdt van de Schorsteen, met alle sijn ornamenten, Sijraet pijlaeren loofwerck…en het Provincie Wapen, niets uijtbesondert...in forma van model als de ander sijdt staedt…
Het huis Swanenburgh bij Halfweg, gebouwd door bouwmeester Pieter Post
Van de kastenwand zijn alleen de twee provinciewapens die nu in de Statenzaal aanwezig zijn, overgebleven
Het huis Swanenburgh bij Halfweg. Het in het fronton aangebrachte wapen helt naar voren. Ook in de Statenzaal zaten de wapens op deze manier in de frontons van de kastenwand.
Achterzijde van een wapen uit de Statenzaal
Schoorsteenmantel in de Statenzaal, zij het niet meer op zijn oorspronkelijke plaats. Door de ingekorte pilasters kloppen de verhoudingen niet meer.
Voor de eenheid van de nieuwe achterwand was ook de schoorsteenmantel tussen de twee kastenwanden van belang. In de aanhef van het bestek hiervoor staat:…het maecken van een nieuwe ende cierlicke Fransche SchoorsteensMantel...Het bestek begint met: ...sal den Aannemer d.’oude pilaren wechbreken...ende dan aen wedersijden setten twee nieuwe pilasters van Bremer steen...Voor de verdere opbouw moet ...goet gaeff ende gesondt wagenschot…gebruikt worden...de Schoorsteen omkleden met een Fransche mantel...gelijck te sien is in ‘t model daer van gemaeckt...ende sal mede het schilderie soo voor dito schoorsteen sall komen te staen, rontom met een laurierlooff werden gesneden, alles volgens modell… Voor wat de verdere versiering betreft ...het gesneden werck van goet noords lindenhout… onder andere ...verciert met festoenen, ende op de panneels waerin mede een vogel ofte iets anders, tot verheerlijckinge van opgemelte werck… Het schilderij dat hier genoemd wordt, is een schoorsteenstuk met als onderwerp ‘Religie en Vrijheid’. Dit onderwerp was actueel in verband met de vele gevluchte Franse hugenoten die de Groninger economie versterkten. Terwijl de werkzaamheden aan de zaal in volle gang waren, werd er in de Statenvergaderingen besloten wat er besteld moest worden voor de verdere invulling en aankleding. Zo werd er bijvoorbeeld een schilder gezocht die het schoorsteenstuk kon schilderen, terwijl het bestek voor de schoorsteenmantel zelf nog niet ondertekend was en de bouw ervan nog moest beginnen. Het is niet zeker of deze opdracht meteen gegeven werd. Het huidige schilderij is van de schilder Hermannus Collenius en gedateerd 1712. Ook werd in Amsterdam een nieuwe vloer van Italiaans marmer uitgezocht en besteld ter vervanging van de bestaande rode vloer. Voor de verlichting werden twaalf vergulde wandarmen besteld naast de twee al aanwezige grote koperen kaarsenkronen. In de eindfase werd erop aangedrongen om het snijwerk op de kasten en de schoorsteenmantel te vergulden.
Als laatste onderdeel van de renovatie volgde het bankenplan. Herhaaldelijk werd in de vergaderingen aangedrongen op verbetering van de zitplaatsen, banken en of stoelen. Vanaf november 1686 echter vroeg de grote schade die de Sint Maartensvloed in de provincie aanrichtte alle aandacht 5. De nieuwe inrichting van de Statenzaal verdween hiermee voorlopig naar de achtergrond 6. Uiteindelijk volgde in oktober 1687 het bestek voor …het maeken van nieuwe sitbancken met den ankleve van dien... Met deze ‘ankleve’ werd bedoeld dat niet alleen nieuwe banken zouden worden gemaakt, maar dat ze ook in een bepaald verband zouden worden opgenomen.
Stadhoudersstoel eind 17e eeuw.
INGANG
BANK VOOR DE STAD burgemeesters, raadsleden en volmachten
VOORZITTER
STADHOUDERSSTOEL
SyNDICUS
INGANG
jonkers, eigenerfenden en volmachten BANK VOOR DE OMMELANDEN
SECRETARIS
SyNDICUS
Plattegrond van het perk waarbinnen vergaderd werd. De vertegenwoordigers van de Stad en van de Ommelanden zaten tegenover elkaar en hadden elk een aparte toegang. In het midden was plaats voor de woordvoerders van beide partijen, de syndici. Buiten het perk was een pulpitrum (schrijftafel) voor de secretaris.
Geregeld moesten leden van het provinciaal bestuur naar Den Haag voor vergaderingen en overleg. Daar zagen zij de zaal van de Staten van Holland die enkele jaren eerder door de architect Pieter Post was gebouwd op het Binnenhof 7. De nieuwe opstelling van tafels, banken en stoelen in die zaal was imponerend en heeft ongetwijfeld indruk gemaakt op de Groninger bestuurders. De inrichting van deze Haagse zaal was iets nieuws in Nederland en kon wedijveren met de representatieve uitstraling van de Oranjezaal in Huis ten Bosch en de Burgerzaal in het Stadhuis van Amsterdam. Het plan voor de inrichting van de Statenzaal in het provinciehuis was hierop geïnspireerd. Het bestond uit een rechthoekige omheining, vergelijkbaar met een dooptuin rond een preekstoel, maar dan veel groter. De omheining bestond uit posten en stijlen waartussen wanden van dichte panelen onder en balusters daarboven ...mede sullen de stijlen soo an dit blusterwarck raecken, soo an de ingangh als op de hoecken en in de midden, met vestonnen werden verciert, en boven met gesneden knopen...mede nae het model daer van gemaeckt... Binnen deze ...van gesont wagenschot eijcken... omheining werden de banken geplaatst, alles...gelijck in de gront teijckeninge te sien is... Een deel van de banken, die overigens in grenenhout mochten worden uitgevoerd, moest als in een theater en ...nae proportie... worden opgesteld.
De vergaderzaal van het Hof van Holland op het Binnenhof in Den Haag, naar een tekening van Cornelis Pronk
De belangrijkste personen in dit renovatieproject waren Allert Meijer en Matthias Kruijff.
Matthias Kruijff was in de jaren 1670 uit Amsterdam gekomen en was meester-timmerman. Hij was betrokken bij vele bouwprojecten in Stad en Ommelanden. Voor het karwei in het provinciehuis was hij eindverantwoordelijk voor de constructieve onderdelen.Van de vier bestekken voor de verbouwing heeft hij er drie als aannemer ondertekend. Hier was hij dus de hoofdaannemer die op zijn beurt anderen aantrok voor de diverse onderdelen van het werk, zoals een kistenmaker, een steenhouwer, een beeldsnijder, een schilder, een smid enzovoort. Hij werd bij oplevering betaald en rekende dan op zijn beurt af met deze verschillende onderaannemers. Elk bestek werd ondertekend door een aannemer die het werk uitvoerde of onder zijn verantwoordelijkheid liet uitvoeren. Daarnaast werd ieder bestek ondertekend door een borg die garant stond voor de aannemer. Daarmee kreeg de opdrachtgever de garantie dat alles volgens het bestek zou worden uitgevoerd en dat er geen overschrijdingen plaatsvonden in levertijd en in aanbestedingsbedrag. Voor de drie bestekken die Matthias Kruijff als aannemer tekende was de borg de provinciale kistenmaker meester Jan Geerts 8. Matthias Kruijff nam een gecompliceerde opdracht aan die bestond uit het wegbreken van de oude schoorsteenmantel, het afwerken van de oude muur daarachter en het aanbrengen van de nodige voorzieningen voor het monteren van de nieuwe kasten. De opdracht bestond verder uit het metselwerk dat nodig was voor de nieuwe schoorsteenmantel, het leggen van vloerplaten in de haard, het aanbrengen van drie rijen witte tegeltjes (steenties) aan beide kanten van het rookkanaal en het funderen en plaatsen van de natuurstenen pilasters rechts en links van dit rookkanaal. Voor de inrichting van de Statenzaal moest de roodstenen vloer worden uitgebroken, fundamenten (stijpen) worden gemetseld
voor de hoekpijlers en balken worden gelegd in de vloer om de rest van de omheining te dragen. Alles moest solide en goed verankerd worden …opdat geen beweginge… optreedt bij gebruik. Kruijff werd extra betaald voor een aantal van de geleverde banken. Voor het goudleerbehang vereiste het bestek tengelwerk op de muren. Hierop kon de goudleerleverancier Derck van Kessel uit Amsterdam het behang spannen 9. Een schilder was nodig om de wapens te schilderen en het snijwerk van de kasten en de schoorsteenmantel gedeeltelijk te vergulden.
Als kistenmaker kwam meester Allert Meijer in beeld 10. Hij was de zoon van de stadstimmerman Hendrik Meijer en heeft een opleiding tot schrijnwerker/kistenmaker gehad. Zijn gevoel voor goede verhoudingen en zijn inventiviteit wanneer het ging om ingewikkelde problemen, hebben geleid tot vele opdrachten in Stad en provincie. Later werd hij stadsbouwmeester van de stad Groningen. Kort voor de verbouwing van de Statenzaal aangepakt werd, had hij voor de provincie een preekstoel en banken geleverd in de kerk van de vesting Oudeschans 11. In de periode dat er gewerkt werd aan de Statenzaal, leverde hij ook een imposant, op wielen verrijdbaar herengestoelte voor de Academiekerk, eveneens in opdracht van de Statenleden 12. Hij staat als aannemer onder het eerste bestek in de Statenzaal, voor de linkerkastenwand, met als borg meester-kistenmaker Urbanus Vos 13. Aangezien de voorzijde van de tweede kastenwand, rechts van de schoorsteenmantel, een exacte kopie moest zijn van de eerste kastenwand, is het logisch dat de ontwerpen van dezelfde ‘tekentafel’ kwamen. Tussen beide kastenwanden werd de nieuwe ‘Fransche’ schoorsteenmantel geplaatst, die tot nu toe op naam van Matthias Kruijff staat. Deze was echter meester-timmerman en het maken van met name schoorsteenmantels was door aanscherping van de gildebepalingen een paar jaar eerder, duidelijk voorbehouden aan meester-kistenmakers: …Schoorsteenmantels en bekleedsels van de italiaansche fransche off nieuwmoodse schoorstenen…de welcke alleen door kistenmakers sullen mogen werden gemaeckt… 14. Het provinciaal bestuur zal hier niet de hand mee hebben gelicht.
Hoewel Kruijff de aannemer is van de schoorsteenmantel, zal hij als onderaannemer Allert Meijer hebben uitgenodigd, die ook de eerste kastenwand had uitgevoerd en op wiens naam de schoorsteenmantel voortaan kan staan.
De datering ‘1686”op de schoorsteenmantel
Deze schoorsteenmantel, gedateerd 1686, is overigens, mét de twee wapens, het enige onderdeel dat is overgebleven van de ooit zo indrukwekkende Statenzaal. Helaas is bij de vergroting van de Statenzaal omstreeks 1850 de schoorsteenmantel verplaatst en ingekort. Daarmee zijn de oorspronkelijke verhoudingen en dus een deel van zijn allure verdwenen. De maker van het snijwerk van de schoorsteenmantel, dat van zeer hoge kwaliteit is, is tot op heden niet bekend. Het schoorsteenstuk ‘Religie en Vrijheid’ van de schilder Hermannus Collenius is gedateerd 1712 15. Mogelijk is dit schilderij een vervanging van een stuk, waarover in 1686 gesproken werd en waarvan tot nu toe verder niets bekend is. Misschien had een ons onbekende schilder een schilderij vervaardigd dat bij nader inzien niet voldeed en dat niet bewaard is gebleven. Nadat de Staten van Stad en Ommelanden tot hun tevredenheid de geheel vernieuwde vergaderruimte in gebruik hadden genomen, bleef de werkplaats van Allert Meijer in beeld voor werkzaamheden voor de provincie. Het onderste deel van de natuurstenen pilasters van de schoorsteenmantel. Bij de verplaatsing omstreeks 1850 is een stuk verwijderd.
Het schoorsteenstuk ‘Religie en Vrijheid’ van de schilder Hermannus Collenius
Voor belangrijke opdrachten werd een beroep op hem gedaan, niet alleen vanwege zijn vakmanschap op het gebied van het kistenmakerswerk, maar ook vanwege zijn inzicht in bouwkundig moeilijke en ingewikkelde constructies. Hij had belangstelling, kennis en gevoel voor architectuur. Zo maakte Allert Meijer in 1695/96 ...model en tekeningen...van de...nieuwe Toorn op het Provinciehuis...16. en was hij ook betrokken bij de bouw daarvan; in 1697 leverde hij de tekeningen en het model voor de bouw van een ...nieuw Clockluiders huisjen bij ’t Botterdiep...in de stad…17 ; verder leverde hij bij de renovatie van het Stadhouderlijk Hof tekeningen en een model voor een toren 18. Daarnaast was hij verantwoordelijk voor het imposante verhoogde en overwelfde stadhoudersgestoelte voor de prins van Nassau in de Academiekerk 19. Omdat het provinciaal bestuur verantwoordelijk was voor deze kerk, gaven zij ook opdracht voor een nieuw orgel. In 1699 bouwde Arp Schnitger het orgel en bouwde Allert Meijer de orgelkas en het portaal eronder 20. Goede gedetailleerde tekeningen en modellen, maquettes waren nodig voor de uitvoering van de verschillende fasen van de verbouwing en inrichting van de Statenzaal en Gedeputeerdenzaal. Herhaaldelijk werd dan ook in de verschillende bestekken gewezen op deze modellen en tekeningen waarnaar …stricktelijk…gewerkt…moest worden. Allert Meijer, meester-kistenmaker/schrijnwerker werd hiervoor betaald ...en sal aen mester Allert Meijer betaelen wegens het concipieren van verscheijden De toren van het provinciehuis op een bewerkte tekening uit de 18e eeuw modellen….
Toen de gedeputeerden tien jaar later het besluit namen om ook hun vergaderruimte aan te pakken, lag het voor de hand dat zij een beroep deden op Allert Meijer, gezien zijn eerdere opdrachten van de provincie. Het ging hier echter niet alleen om kistenmakerswerk, maar ook om bouwtechnische zaken. Het houtwerk van de dakconstructie en van de zolders was in zeer slechte staat door vele lekkages en moest veelal worden vervangen. Ook moesten nieuwe dakpannen gelegd worden. Inmiddels was meester-timmerman Matthias Kruijff niet meer beschikbaar, met wie Allert Meijer een kleine tien jaar tevoren had samengewerkt. Hij was in 1693 aangesteld tot stadsbouwmeester van de stad Groningen. De keus viel nu op Robert Wetter, een vakman afkomstig uit Bremen, die jarenlang in Delfzijl verbleef. Hij was daar op zondag organist 21. Dit was niet altijd te verenigen met zijn timmermanswerk door de week. Zo verzocht hij in mei 1695 om voor twee maanden ontheven te worden van zijn plicht om op zondag te spelen omdat hij opdracht had gekregen om een dijk bij Nieuweschans aan te leggen. Het was voor hem onmogelijk om zondags vroeg vanuit Nieuweschans op tijd in Delfzijl te komen om de dienst te begeleiden 22. Hij had meerdere grote opdrachten voor onder andere post- en paalwerk tot tevredenheid uitgevoerd. De verbouwing van de Gedeputeerdenzaal was noodzakelijk vanwege de slechte staat van de zoldering en vanwege het gebrek aan bergruimte voor boeken en dossiers. Daarnaast moest ook de Gedeputeerdenzaal representatief zijn en uitstralen dat daar een belangrijk college vergaderde. In tegenstelling tot de Statenzaal is de inrichting van deze zaal in grote lijnen tot op heden bewaard gebleven. Het bestek voor de zolder, het dak en de schoorsteenmantel is van februari 1698. Robert Wetter is de aannemer 23. Voor de ontwerpen werd Allert Meijer betaald:…en aen Mr. Aldert betaelen seeven Ducatons wegens het maecken van verscheijden teickeninge….
Een reconstructie van de Gedeputeerdenzaal aan de hand van de bestekken
Een foto van de huidige Gedeputeerdenzaal
Allert Meijer kwam met een onverwacht plan voor de zoldering. Op de nieuwe balken werd niet zoals gebruikelijk een platte zoldering aangebracht, maar tussen de balken werd een …holten verwelfsel…getimmerd, dat bestond uit drie tongewelven. De middelste was breed en hoog en de twee andere iets kleiner. De ribben of …schinkels… van deze gewelven werden aan het oog onttrokken door ze met …eijcken wagenschott t’overkleeden…dit alles sooals ‘t behoort, en in ‘t Modell te sien is…en…ingevolge de teickeninge… die het bestek ondersteunde.Tijdens de uitvoering werden de zeer lange, zware balken eerst ondersteund door drie stutten, maar kort daarop achtte men het raadzaam …om nogh twee stutten…behalve die drie stutten die reeds op mondelinge order sijn geset…te doen setten… Door het idee van Allert Meijer voor drie tongewelven kreeg de zaal een verrassende dimensie, die zeker bijdraagt aan de bijzondere beleving van deze ruimte.
Het ‘holten verwelfsel’ zoals dat sinds 1698 de Gedeputeerdenzaal overwelft
Evenals in de Statenzaal werd ook hier een nieuwe schoorsteenmantel aangebracht…boven na de romeinsche order en onder nae de jonische order…met…aen de 2 sijden van de vuirheert…2 pilasters van Bremer steen…op ider een cierlijcke Feston gehouwen…In het midden voor de schoorsteen…een kussenstuck…(een ruimte voor een schilderij) …op alle pijlasters en endel peneelen Sierlijck gesneden werck…gelijck de teickeninge daer van gemaeckt te sien is… Het snijwerk aan deze schoorsteenmantel is uitgevoerd door kistenmaker Allert Meijer, in samenwerking met de beeldsnijder Bartheld Waldeck die het rijkere beeldhouwwerk sneed 24. Kort daarvoor hadden beiden ook samen gewerkt aan de kas voor het orgel in de Der Aakerk, die door Allert Meijer was gemaakt. Bartheld Waldeck overleed tijdens het werk aan de schoorsteenmantel. De kamerbewaarder …wordt gelast, an Barthold Waldeck wed=(weduwe) weegens het maeken van eenigh beeltwerck an de schoorsteen op het Prov=huis, te betaelen twintigh Car:gl: arbeijtsloon… De festoenen op de twee pilasters van Bremer steen worden toegeschreven aan de beeldhouwer Jan de Rijk uit Groningen 25. Het schoorsteenstuk is van de schilder Hermannus Collenius en heeft als onderwerp ‘Allegorie op de Gerechtigheid’.
Schoorsteenmantel in de Gedeputeerdenzaal uit 1698
Schoorsteenstuk ‘Allegorie op de Gerechtigheid’ van de schilder Hermannus Collenius
De pilasters van Bremer zandsteen van de beelhouwer Jan de Rijk
De kastenwand uit 1699 in de Gedeputeerdenzaal
Het bestek voor de kastenwand is een jaar later getekend, in februari 1699. De aannemer was toen Allert Meijer. De gehele wand tegenover de schoorsteenmantel, van de oostmuur tot de westmuur en van de vloer tot aan de zolder, wordt door pilasters ingedeeld in vijf vakken en van boven afgesloten door een kroonlijst. In de buitenste twee vakken die het smalst zijn, bevinden zich twee doorgangen, die van boven boogvormig zijn afgesloten. De drie overige vakken, de eigenlijke kasten, zijn elk gevuld met vier deuren, twee aan twee boven elkaar. Het middelste vak van deze drie wordt geaccentueerd door dubbele pilasters aan beide kanten en komt als geheel iets naar voren. De pilasters zijn ...vercierd... met festoenen van gesneden lofwerk en worden van boven met een ...cierlijke Capitteel... afgesloten. Deze pilasters dragen een boogvormig fronton waarin het door twee leeuwen gehouden wapen ...daer ‘t Provintie wapen in sal sal staen... Voor dit robuuste beeldsnijwerk is Jan de Rijk verantwoordelijk. Aan de drie overige zijden van de zaal werd een lambrizering van eikenhout van de vloer tot aan vensterbankhoogte aangebracht, bestaande uit een raamwerk met brede panelen. De vensterbanken zelf waren ook van eikenhout. Op de dammen tussen de vensters waren pilasters met kapitelen. Tengelwerk voor goudleerbehang werd boven de lambrizering aan de muren ter weerszijden van de schoorsteenmantel aangebracht. Dit goudleerbehang werd geleverd door Erickson 26. Allert Meijer had de uitvoering van dit werk aangenomen voor een bepaalde som, maar hij werd extra betaald …aan Allert Meijer voor Het door Jan de Rijk gesneden wapen met schildhoudende leeuwen in het het maecken van verscheijden teijckeningen… fronton van de kastenwand in de Gedeputeerdenzaal
Waarschijnlijk aansluitend of anders vlakbij de zaal van de gedeputeerden lag de kamer ...alwaer d’Heeren Reekenmeesteren sessie nemen... Ook in deze ruimte moest een nieuwe schoorsteenmantel komen, zij het van bescheidener omvang dan die in de Gedeputeerdenzaal. Ook hier was behoefte aan veel kastruimte. Dit bestek dateert van 1700. De aannemer is Allert Meijer 27. De schoorsteenmantel die ...om t’olde bossum holt... aangebracht moest worden ...na d’Romeijnse ordre... had twee onderpilaren van ...Breemer hard steen... zonder versiering. De boezem werd omkleed met eiken wagenschot. Op ...d’hoeken...en an d’2 eijnden met loofwerk gesneden werden, in’t midden voor een rond of ovale compartement...(voor het aanbrengen van een schilderij) …en alles…gelijck in d’teijkeninge te sien is.... Op de schoorsteenmantel is het jaartal 1700 in het snijwerk verwerkt. Dit snijwerk is toegeschreven aan Jan de Rijk. Het ovale schoorsteenstuk is ook hier geschilderd door Hermannus Collenius. In deze Rekenkamer is het onderwerp een ‘Allegorie op het Goede Beheer’. Schoorsteenmantel in 1700 voor de Rekenkamer gemaakt. Omstreeks 1850 verplaatst naar een vertrek met een hoger plafond, waardoor zijn goede verhoudingen verstoord zijn.
Het schoorsteenstuk ‘Allegorie op het Goede Beheer’ van de schilder Hermannus Collenius, een onderwerp dat paste in een Rekenkamer.
Ook de kasten waren eenvoudiger dan die van de ...Heeren Bestuurderen... , maar ze hadden wel veel opbergruimte. Zestien vakken werden met zestien deuren afgesloten. Op de muren die in het zicht bleven, kwam evenals in de Gedeputeerdenzaal goudleer:...aen Erickson voor twee Camers... werd voor leveren en ophangen 750 Car:gl: betaald. Zowel het goudleerbehang van de Statenzaal, als dat van de Gedeputeerdenzaal en de Rekenkamer is verdwenen. Een apart artikel in het bestek werd gewijd aan de doorgang met ingangsdeur. Deze moet zijn …van sulk een modell hoogte en breedte, als d’nieuwe gemaekte van ’t zaal van d’Ed:Mog:Heeren Gedepde Staten… Dit vertrek is niet bewaard gebleven. In de 19e eeuw hebben delen van het provinciehuis grondige veranderingen ondergaan. Het is goed mogelijk dat bij de ontmanteling van de Rekenkamer de kasten in de Gedeputeerdenzaal zijn geplaatst ter weerszijden van de schoorsteenmantel. De doorgang met deur van de Rekenkamer is daar toen in dezelfde wand ingepast. De schoorsteenmantel is neergezet in een vertrek naast de Statenzaal, een verdieping lager. Bij deze verhuizing moest de hoogte aangepast worden, en daarom zijn de verhoudingen van deze schoorsteenmantel niet origineel en niet in evenwicht. Na de oplevering van de werkzaamheden in het provinciehuis werd Allert Meijer onder andere betrokken bij verbouwingen van de borgen Menkema en Dijksterhuis. Eind november 1705 werd Matthias Kruijff, stadsbouwmeester sinds 1693, ontslagen …om verscheide abusen van sijn plaats gesuspendeert…28. Op 5 december 1705 werd Allert Meijer als zijn opvolger beëdigd 29. Hij had bewezen meer te kunnen dan zijn oorspronkelijke vak van kistenmaker. De nieuwe stadsbouwmeester leverde tot zijn dood belangrijke bijdragen aan de bouwactiviteiten van de stad Groningen. Freerk J.Veldman
Kastenwand voor de Rekenkamer, omstreeks 1850 verplaatst naar de naastgelegen Gedeputeerdenzaal als wandbetimmering
Een dichtgemaakt sleutelgat in de wandbetimmering van de Gedeputeerdenzaal, bewijs dat deze betimmering oorspronkelijk een kastenwand is geweest.
1 H.A.Poelman, ‘Een en ander uit de geschiedenis van het Provinciehuis te Groningen’, Groninger Volksalmanak 1917, 1-31, blz.10 2 idem, blz.26 3 Statenzaal GA 1/545, fol 191v (bestek kastenwand links, 20 januari 1686, oplevering 15 februari 1686) GA 1/545, fol 194 (bestek kastenwand rechts, 18 maart 1686, oplevering 20 april 1686) GA 1/545, fol 227 (bestek schoorsteenmantel, 12 augustus 1686) GA 1/546, fol 143 (bestek bankenplan, 13 oktober 1687, oplevering 30 november 1687) GA 1/19 (resolutie 24 februari 1686) (besluit kastenwand rechts ook aan te brengen en goudleer aan te schaffen voor deze Statenzaal) GA 1/143 (resolutie 18 februari 1686) (extra betaling wegens overbouw aan de kasten) GA 1/143 (resolutie 6 mei 1686) (nieuwe Italiaanse vloerdelen) GA 1/19 (resolutie 15 mei 1686) (onderwerp schoorsteenstuk De Religie en Vrijheit en bestelling vier extra vergulde armen en gordijnen) GA 1/19 (resolutie 6 augustus 1686) (vergulden houtwerk kasten en plaatsing stoelen i.p.v. oude banken; de geleverde vergulden armen en het gouden leer kunnen worden betaald) GA 1/1908, fol 642 v (rekening) betaling goudleer en ophanging ervan in Statenzaal door Derck van Kessel GA 1/1908, fol 643 (rekening) (vergulden van acht wandarmen en de twee provinciale wapens) Voor het ontcijferen van soms moeilijk leesbare passages in diverse bestekken dank ik Willem Doornbos. 4 J.J. Terwen en K.A. Ottenheym, Pieter Post (1608-1669), Zutphen 1993, blz.245 5 J. Buisman, Duizend jaar weer, wind en water in de Lage landen, deel 5, Franeker 2006, blz.137 6 In 1687 vragen de Heren Staten van Stad en Lande tweemaal dringend om de nodige banken in de Statenzaal te plaatsen, in september noemen ze een datum: tegens naesten Landtsdach (GA 1/19, 7 mei en 9 september 1687) 7 Terwen, Pieter Post, blz.169-172 8 Jan Geerts werd in februari 1667 ingeschreven als lid van het kistenmakersgilde te Groningen (GA/rekeningen Rode Weeshuis 1667). In 1671 werd hij betaald voor beeldsnijwerk in de Martinikerk (GA/stadsrekeningen 1671, fol 354v). In 1678 werd hij aangesteld tot provinciaal kistenmaker (GA/1 137, resolutie 27 augustus 1678). In 1686 werd hij betaald voor een partij eiken- en vurenhout ten behoeve van het nieuwe herengestoelte in de Academiekerk (GA/stadsrekeningen 1686). 9 Vriendelijke mededeling Johan de Haan ( GA 1/1908, fol 642v) 10 Zie voor Allert Meijer: Freerk J.Veldman, Allert Meijer schrijnwerker/stadsbouwmeester Jan de Rijk beeldhouwer, tentoonstellingscatalogus Groninger Museum, Groningen 1978. Een volgende publicatie over hem is in voorbereiding. 11 GA 1/1909, fol 107 12 GA 1/147 fol 195v 13 Kistenmaker Urbanus Vos trouwde in 1712 met Alegonda Ter Laer, stiefdochter van Matthias Kruijff uit diens derde huwelijk met Lutgera Koyters, weduwe Ter Laer. Hij wordt in de rekeningen van het Rode Weeshuis genoemd als leverancier en maker van stoven.
14 GA 1325/47, blz.65 15 De historie- en portretschilder Hermannus Collenius werd omstreeks 1650 als zoon van een zilversmid te Kollum geboren. Na overstromingen en daarop volgende ziektes in 1665 bleef hij als enige van zijn familie in leven. Tussen 1666 en 1669 maakte hij vermoedelijk een reis naar Italië. In 1672 werd hij als deskundige in Italiaanse schilderijen betrokken bij een kwestie over schilderijen in het bezit van de Keurvorst van Brandenburg. Hij verbleef enige jaren in Amsterdam waar hij in 1671 trouwde en na het overlijden van zijn vrouw een tweede huwelijk aanging. In 1679 vestigde hij zich te Leek waar hij in opdracht van de eigenaar van de Borg Nienoord een aantal jaren bezig was met onder andere wand- en plafondschilderijen voor de borg. Vanaf 1685 woonde en werkte hij in Groningen als historieschilder en niet onverdienstelijk portretschilder. Hij overleed omstreeks 1723 te Groningen. Zie voor hem verder Freerk J. Veldman, Hermannus Collenius 1650-1723, Zwolle 1997. 16 GA 1/550, fol 211 17 GA 1/551, fol 18v 18 GA 1/552, fol 190 19 GA 1/549 fol 111v –fol 113 20 GA 1/1924 fol 786v (orgel), GA 1/1925, fol 774v (portaal) 21 Bij het huwelijk van Robert Wetter met Beerta Jurriens te Delfzijl in 1681 was hij organist en afkomstig uit Bremen (GA 124/50 fol 77). Hij was veelvuldig aannemer van post- en paalwerk en van diverse herstelwerkzaamheden aan de Fortresse Delfzijl (GA 1/151 fol 28). In 1691 werd hij genoemd als wedman te Delfzijl (GA 1/146, 20 juli 1691). Voor bepaalde werkzaamheden werden hem veertig kruiwagens ter beschikking gesteld (GA 1/148, 15 mei 1694). Hij woonde in de ‘Oude Hoofdwacht’ te Delfzijl en ontving voor verbouw en aanpassing van dit pand tot woning 100 daeler. Dit pand zal blijven functioneren als vast organistenlogement (GA 1/149, 22 juni 1697). 22 GA 1/148, 25 mei 1695 23 GA 1/551 fol 75 (bestek zoldering en schoorsteenmantel, 14 februari 1698) GA 1/551 fol 167 (bestek kastenwand, 9 februari 1699) GA 1/149, 7 oktober 1697 (extra stutten zoldering tijdens de bouw) GA 1/ 151, 22 mei 1699 (betaling aan weduwe van Bartheld Waldeck) J.A. van der Hoeve, Martinikerkhof 12, Groningen, bouwhistorische opname en waardestelling, rapport 1998, afb.44 (de detaillering van de lambrizering en opvulling van de dammen tussen de vensters) 24 Bartheld Waldeck was gehuwd met Elisabeth Groenders en uit dat huwelijk werden in 1696 en 1697 kinderen geboren. Bij de doop in januari 1697 was Arp Schnitger getuige (vriendelijke mededeling Wija Friso). Bij het orgel dat Arp Schnitger in dat jaar leverde voor de A-kerk, was Bartheld Waldeck samen met Allert Meijer verantwoordelijk voor het beeld- en loofwerk (RA 1605/314r, fol 347). Hij werd in juni 1696 gemaand om binnen veertien dagen het loofwerk voor dat orgel te volveerdigen off dat andersints tot sijn leetweesen daer in sal worden versien (GA recht archieven III t.t.1, 22 juni 1697). Tijdens het werk aan de schoorsteenmantel van de Gedeputeerdenzaal overleed hij (RA 1/151, 25 mei 1699).
25 De beeldhouwer Jan de Rijk werd op 5 augustus 1661 te Enkhuizen geboren. Na een leer- en werkperiode te Amsterdam waar hij trouwde met Martha Greffet, kwam hij in 1691 naar Groningen. Aanvankelijk was hij daar kockvaer van het St Anthonygasthuis, en daarna vader van het Groene Weeshuis. Tijdens het uitoefenen van deze functie maakte hij beeldsnijwerk voor kerken, overheidsgebouwen en particulieren. Na het beëindigen van zijn dienstverband met het Groene Weeshuis in 1701 bleef hij beeldsnijder en beeldhouwer. Hij liet een groot oeuvre na van zowel werken in hout als in steen. Bovendien maakte hij modellen voor geelgieters. Hij overleed in 1723. Zie voor hem Freerk J.Veldman, Allert Meijer schrijnwerker/stadsbouwmeester Jan de Rijk beeldhouwer, tentoonstellingscatalogus Groninger Museum, Groningen 1978 en Freerk J.Veldman, ‘Leven en werk van Jan de Rijk, beeldhouwer, van Kock vaer tot beeldsnijder’ in Groninger Kerken, jaargang 12, nr. 1 en 2, maart en juni 1995, blz. 5-18 en blz.55-68. Sinds 1995 is meer van hem bekend geworden dat in een toekomstige publicatie vermeld zal worden. 26 Wilko Erickson, student in de Swanestraat, werd in 1690 ingeschreven in het Lidmatenboek van de Nederlands Hervormde Gemeente te Groningen. In 1693 huwden Wilko Erickson van Emden en Anna Margrieta Philand van Appingedam. In 1694 volgde een tweede huwelijk tussen Wilko Erickson van Embden en Anna Hobbes van Groningen. Tussen 1695 en 1708 liet dit echtpaar acht kinderen dopen. Zij woonden daarbij steeds in de Pelsterstraat te Groningen. Het is goed mogelijk dat hij een ander beroep had en gefungeerd heeft als tussenpersoon tussen opdrachtgever en leverancier. Verder onderzoek naar hem is gaande. 27 GA 1/552, fol 186 (bestek twee kastenwanden en schoorsteenmantel, 20 juni 1700) 28 GA resoluties B en R, 16 november 1705 29 GA resoluties B en R, 5 december 1705. Naar bouwmeesters heeft ook Gea van Essen onderzoek gedaan, parallel aan het mijne. Zie Gea van Essen, Bouwheer en Bouwmeester, Bouwkunst in Groningen, Stad en Lande (1594-1795), Assen 2010
Bestek voor de kastenwand links in de Statenzaal van het provinciehuis te Groningen GA 1/545, fol 191v (20 januari 1686, oplevering 15 februari 1686) Approbata Gronin. in Coll. 22 Janu.1686 (gel) J.Clant
Bestek ende conditien op welcke de Eedel.Moog.Heeren Gedep. Staten van Stadt Groningen ende Ommelanden gedencken door haer Ed. Gecomden te besteden het maecken van een nieuwe kaste in het beneden Staten Sael van het Prove Huis alles te maecken gelijck uijt volgende opstellinge te sien is.
1 In den eersten sal den Annemer maecken een groote kaste in het beneden saell van het Prove Huis streckende van d’floer tot aen d’solder en sluitende van d’Ooster Muir tot an de Schorsteen 2 Ten twieden sal den Annemer tot het maecken van dito kaste setten acht stijlen van dubbelde greijnen ribben strec= kende van de floer tot an d’solder 3 Dese stijlen sullen geset worden an d’Schor= steen en twie an d’Noorder Muir d’andere vier stijllen sullen twie en twie op de derde part van de anderen geset worden 4 Den Annemer sal het achter op riegelen van boven tot beneden in tijn doorgaande rui= men met anderhalf duims riegels van wa= genschot briet 2½.d: ende het selve van ach=
teren met wagenschot achter dichte maken van binnen glat beschaaft en dicht geploecht. 5 Den Annemer sal voor opriegelen nae eijsch en proportie als achter en het selve beun dicht maecken van wagenschot 6 Den Annemer sal dese kaste van boven tot beneden verdielen tusschen de opgaende stijlen in drie opgaende ruimen en mede met wagen schot dichte worden gemaeckt. 7 Den Annemer sal voor de opgaende stijlen een vergaeringe maecken van stijlen ende regelen van wagenschot anderhalfd:holt in diervoegen ende gestalte als het model, niet uitgesondert welcke daervan is gemaeckt en ses gelijcke dielen voor welcke vergaringe sal worden gemaeckt in’t midden twie hiele pijlasters en an beijde sijden parten.
8 Den Annemer sal maecken onder dese pijlasters een basis gecornist omde pijlasters gaende de deuren langs en sal onder dese Basis lijst tusschen de pijlasters met bogen gemaeckt worden, en onder de pijlasters met sacken. 9 Den Annemer sal boven d’pijlasters maecken jonica capittelen met architrave, friese ende cornisse alles nae deselve order en sal boven de pij= lasters worden gecornist, en in’t midden met een frontespijtse. 10 Den Annemer sal voorts maecken ter sijden d’frontespijtse een gesneden Olijftack en in’t mid= den voor de frontespijtse een schilt waer in ’t prove wapen sal worden gesneden alles volgens model, mede sal op de beijde mid= delste pijlasters een gesneden festonne wor= den gemaeckt 11 Den Annemer sal maecken tusschen d’pijlasters twie en twie deuren boven malcander, sijnde ses in ‘t getal en de selve van ander half duims wagenschot vergaderen gelijck in ‘t model te sien is en ijder deur met veer paneelen, de raemen met sijn posten en paneelen op een schaere ver= stecken 12 Den Annemer sal tot dese kaste leveren al het ijserwarck soo het selve sal coomen te eijschen ses goede slooten met vaste hengen spijckers holvasten off wat naem van ijserwerck het oock muchte zijn.
13 Dese kaste sal gemaeckt worden van goet geef wagenschot, sonder spint, vuir ofte streepen en droogh hout alles in forma van het model en besteck en indien an dese caste noch iets an muchte manqueren het selve met 12 gulden gemaeckt conde werden sal hij moeten maecken sonder iets te genieten, Waernae den Annemer sijn staedt can naemaecken. 14 Dit werck sal in Massa Bestedet werden en sal den Annemer voort nae de Beste dinge in ‘t werck moeten treden, dat selve tegens den 15 feb:1686.verveerdigt hebben bij mangel van dien sal hem van de bedongene penn: gecortet worden de som: van vijftigh car gulden sal mede in loco een sufficiante borge moeten stellen
15 De betalinge hijr van sal gedaen werden als den Annemer het werck ten volge besteck gemaeckt en verveerdicht heeft en van d’E.E.Heren Besteders opgenomen sal zijn. Op conditien vooren verhaelt heeft Allert Meijer dit werck angenomen te maecken voor d’som: van drie hondert carl gulden en tot borge gestelt Urbanus Vos ten waeren Oirconde hebben d’E.E.Heeren Besteders nevens aennemer en borge dese onderteickent Act: Groningen in ‘t Prov. Huis den 20 Januari 1686 A.Sijgers, O.Tamminga J. Robers Secret. Albert Meijer, Urbanus Vos
Bestek voor de kastenwand rechts in de Statenzaal van het provinciehuis te Groningen GA 1/545, fol 194 (18 maart 1686, oplevering 20 april 1686) Approbata Gronin.in Coll. den 9 Apr: 1686 (gel) C: Werumeus.
Besteck ende conditien op welcke d’ Edel.Mog.Heeren Gedep: Staten van stadt Groningen ende Ommelanden gedencken door haer Edel Ge= comden te besteden het maecken van een blinde kaste ende andere reparatien in het benedenStaten Sael van het Prov:Huis alles te maecken gelijck uijt volgende opstellinge te sien is.
1 Eerstelijck sal den Annemer volgens anwij= singe wechnemen de drie dwarsbancken soo staen an de Suidergevel ter sijden van d’Schorsteen en de Enden van de lange bancken soo staen an de West sijdt van het Sael vol= gens anwijsinge dicht toe cleeden. 2 Den Annemer sal als dan maecken een voorpandt van een kaste an de West Zijdt van d’Schorsteen sluitende tusschen de Schorsteen en d’ Westmuir en van de floer tot onder d’Solder in een gelijcke linie met de ander kaste, op dat alles in forma en Manieren als de kaste soo gemaeckt is an de Oost= zijdt van de Schorsteen, met alle sijn Ornamenten, Sijraet pijlaeren loofwerck en het Provincie Wapen, niets uijtbesondert alles van goet eenkleurig holt en ijserwarck van wat naeme het oock mag wesen soo het werck vereijscht en alles alsoo maecken nae anwijs dat het sij tot contantement van de Edel.Heeren Besteders.
3 Den Annemer sal de olde bancken soo wech genomen sijn volgens anwijs weder opmaken op gelijcke hoogte, streckende van d‘Wester muir met d’ voorcanten van de lange banc=ken gelijck alles gesoldert soo het behoort welverstaende dat dese bancken sullen gemaeckt worden om voor d’kaste weder vaeck te setten en uit malkander te nemen: Dese blinde kaste sal gemaeckt worden van goet geeff eijcken holt als de ander kaste, sonder spint, vuir ofte strepenen drooch hout in forma van model als de ander sijdt staedt, en indien an dese kaste of an de olde bancken noch iets an muchte manqueren het met 9 gl gemaeckt conde werden sal hij moeten maecken sonder ieets genieten 4 Dit warck sal in Massa Bestedet werden en sal den Annemer voort na de bestedinge in ‘t werck moeten treden dat selve tegens den 20 Apr.1686 verveerdigt hebben bij man=gel van dien sal hem van de bedongene penn. gecortet worden de som: van tijn ducatonnen sal mede in loco een sufficiante borge moeten stellen.
5 De betalinge hijr van sal gedaen werden als den Annemer het werck ten volge Besteck gemaeckt en verveerdicht heeft en van de E.E.Heeren Besteders opgeno= men sal sijn Op conditien vooren verhaelt heeft Mester Matthias Kruijff dit werck angenomen te maecken voor d’som: van hondert twee en veertigh carl glden en tot Borge gestelt Jan Geerts Ten waeren Oirconde hebben d’E.E. Heeren Bestederen nevens Annemer en Borge desen onderteickent. act: Groningen in ’t Prov. Huijs den 18 Martij 1686. (:gel:) R.V.Iddekinghe, O. Tamminga J.Robers. Secret: Matthias Kruijf, J.Geerts als borge.
Bestek voor de schoorsteenmantel in de Statenzaal van het provinciehuis te Groningen GA 1/545, fol 227 (12 augustus 1686) Approbata, Gron in Coll den 13en Aug. 1686, gepara phr A: Barlinkhoff
Besteck, ofte conditien, waarnae d,. Ed: Mo: heren, Heeren Staten van Stadt en Lande gedencken te besteden door de Heren haere Gecommitteerden het maecken van een nieuwe ende cierlike fransche Schoorsteens Mantel, ende het Staten van het provincie huijs, Alles op conditien, als volgen
1 Ten eersten sal den Aannemer d’oude pilaren wechbreken ende de Sluyp veran= deren, ende dan aen wedersijden setten twee nieuwe pilasters van Bremer steen swaar nae eijsch daaronder maecken een secke, welcke met de hocke van de kasten sal accorderen, daarop maecken een baes naer de ................ordre, ende boven de pilasters een Capittel, naer dito ordre, boven dito Capittel sal gemaekt worden een schartose met een holle teegel waaronder sal gehouwen worden een bladt, welcke sich voor sal comen om te krullen, nemende sijn oirspronck van de Capittels ende om wedersijden met een bladt mede te maecken naer eijsch ende sal op de pilasters voornoemt met een festonne worden gehouwen alles net ende cierlik tegens dito pilasters sal
aan wedersijden met drie rijgen witte steenties worden opgesett tot aan de bossem, ende soo aan de Heert iets mochte mancqueren, het sel= ve te verbeteren, soo het behoort. 2 Ten tweeden sal de lijste, soo om de schoorsteen is, wechbreken, ende alsdan de Schoorsteen omkleden met een fransche mantel, waervan de onder ste lijste sal worden gemaeckt naer de ...................................ordre met gesnede megdelions alles naer eijsch van dito ordre met sijn architraven, ende ver cierde Friesen, welcke lijste sal werden gecornest op de hoecken, ende achter, alsmede om de taeffel gelijck te sien is in ‘t model daer van gemaeckt, an welcke cornishinge
de megdelions met haere cornishinge sullen hebben volgens de ordre, de Friese sal soo wel tuschen de halsen als op de halsen met cierlijck gesneden werck worden gemaeckt ende op de taeffel sal gemaeckt worden een geschneden compertiment, waerin het jaerge= tall sal worden gemaekt. 3 Ten derden, sal boven voor gereerde lijsten op de hoecken worden gemaeckt een platte pilaster, welcke aan wedersijden sal hebben sijn volle proportie soo van voren, als ter sijden ende sal aan de achterkanten van de enden met eeng ............................van een pilaster worden gemaeckt, alles nae de Corintsesche ordre, ende sullen de gronden, waarop de pilasters komen, over
stecken worden, ende op de enden met penels worden dicht gemaeckt dito pilasters sullen met sijn busende capittels werden versien, alles volgens de ordre ende moeten, boven dito pilasters sal gemaeckt worden een architrave Friese ende cornishe, alles volgens dito ordre ende cornishe, sal boven gemaeckt worden met een ……………. ronde frontespits, sluitende onder het gewelfte van de bovenhaardt. 4 Ten vierden sullen de architraven friesen cornishen omlopen, ofte gecornist worden, om dito pilasters met de modelioens van dito ordre ende dentels daaraan dependerende alles nett ende wel naer eijsch van ‘t werck ende ordre, sullen mede alle leden van dito ordre gesneden werden soo ‘t behoort. 5 Ten vijfden sullen de Friesen werdden verciert met gesneden werk voor ende op beiden enden soowel op de halsen, als tuschen deselve ende sal in ‘t fort voornoemt met eenen schildt werden gesneden, waerin de Cijffer van de provincie sal werden gemaeckt dito Schildt sal aen wedersiden werden verciert met een aardigh ende vloeijent looff ende andre bijvoegselen, alles volgens anwisinge van ‘t model in ‘t kleine daarvan gemaekt.
6 Ten sesten sullen beijde enden werden verciert met heerelijcke ende welgeproportioneerde festoenen, ende op de panneels waerin mede een vogel ofte iets anders, tot verheerlijckinge van opgemelte werck sal werden gemaeckt en sal mede de boven regels boven dito paneels met een gesneden looff ofte festoene werden verciert, sullen mede op de pilasters met cierlijcke festoenen worden versien naer eijsch ende verrijckinge van meergemeldte werck. 7 Ten sevenden sullen tuschen de modelioens, soowel onder als boven met rosen werden gemaeckt soo ende in dier voegen de beide ordres voren geroert sullen comen te vereijschen, alles met sijn toebehoren sonder onder scheijt, ende sal mede het schilderie soo voor dito schoorsteen sall komen te staen, rontom met een laurierlooff werden gesneden, alles volgens modell, sullen mede onder de sprongen van de hoeckpilasters van onder de mantel met eene cierlijcke rose werden gemaeckt.
8 Ten achtsten, bovengeroerde werck sal alles gemaeckt worden van goet gaeff ende gesondt wagenschot ende het gesneden werck van goet noords lindenhout ende het onderwerck van goede Bremer steen, ende sal den Aennemer alles daartoe leveren van holt, steen, sarck ende ijser soo het selve sal comen te vereischen, exempt het schilderen ofte vergulden. Op conditien ende bijgaende model heeft Matthias Kruijff dit werck aengenomen te maecken voor de summa van driehondert ende vijftien cargl. In waren oirconde hebben de Ed: Heren Besteders nevens d’Aennemer desen onderteickent. Actum Groningen, den 12den Augusti 1686 Onderstont: R.V. Iddekinge O.Tamminga Mattias Kruijf, als aennemer J. Geerts, als borge.
Bestek voor het bankenplan in de Statenzaal van het provinciehuis te Groningen GA 1/546, fol 143 (13 oktober 1687, oplevering 30 november 1687) Approbata in Collegio den 13 Octob: 1687. vt. G H Ripperda
Besteck ofte conditien waer nae de Ed:Moog: H: Heeren De Gedepde Staten van Stadt en Lande gedencken te besteden, door de Ed:Hren Gecomden het maeken van nieuw sitbancken met den ankleve van dien in het Staten Zael van’t Provincie huis, op conditien als volght;
1 Ten eersten sal de Annemer de oude bancken wech: breeken, en dan een Raem op de grondt maecken van eijcken dubbelde ribbe wel ende vast in malckan: der gemaeckt, in maniere gelijck in de gront teij: Keninge met stippels is angeteijckent,waer in de stijlen van de Rugge panden soo achter de sit: bancken sullen worden gemaeckt wel in sullen be: vesticht worden, op dat ghien tredinge sal werden veroorsaeckt, welcke dwars ribben, soo van de voorste ribben nae de muire sullen worden gelecht, de achter enden in de muire sullen worden bevesticht ende vervolgens onder de ribben met stienen stijpen worden versien, voor de beweginge van”t warck. 2 Ten 2den sal op de Raem gemaeckt worden van de muir af tot aen de vloer met 4 panden, streckende van de deur af met een winckel haeck om, uit de hoeck nae de Kaste lanck 32 holt voet, en sullen de drie achterste panden van de solder tot de boven Regel in posten en panielen gemaeckt worden, waer van de stijlen en boven Regels sullen worden gemaeckt
van twie duim wagenschot, de onder en middel re: gels met de posten van 1½ duims houdt, en sullen de stijlen en posten worden uitgelasiert en de posten mede an beijde sijden een schaue op de cante ge: stoocken worden, en sal de boven Regel lijstwijse worden gemaeckt, de boven panielen geboost, en de onder panielen gemoliert, alles te sien in de teijcke: ninge,soo gemaeckt is met een Cruis. 3 Ten 3den sal de Annemer het voorpandt mede met een winckelhaeck omloopende maecken, en dat met gesneden blusters ten minste 5½ d:swaer, en sullen aen 3 sijden gesneden worden, met cierlijcke vestonnen en bladen, mede te sien in het geteijckende model soo staet bij de grondt, mede sullen de stijlen soo an dit blusterwarck raecken, soo an de ingangh als op de hoecken en in de midden, met vestonnen werden verciert, en boven met gesneden knopen de regels onder en booven de blusters naer eijsch van ‘t warck te maecken.
4 Ten 4den sullen gemaeckt worden twie ingangen, waer van d’eene sal worden gemaeckt bij de deur, en d’ander in ‘t midden van het lange pandt, gelijck in de gront teijckeninge te sien is, en sal op de ende van de bancken aen weder sijden de midden inganck worden gemaeckt met een vleugel stijl en regels met een paniel knopen en schatosen, en d’inganck bij de deur volgens model met sijn vestonne en gesneden Knopen,en het ende nae de Kast dichte maecken mede nae her model daer van gemaeckt. 5 Ten 5den sullen aen de 3 achterste panden gemaeckt worden met greijnen sitbancken van 1½ duim dick briet naer eijsch, deselve onder met goede voeten wel versien, en onder met behoorlijcke greijnen delen dicht besolderen, boven geschaeft recht gestreecken en wel vast te spijkeren, telckens een trede hooger nae proportie te maecken. 6 Ten 6den sall toe dito warck niet gelevert worden waer an eenige misquaemheijt is, noch oock van het oude warck, maer alles blanck ende gesont wagenschot eijcken ofte vuiren hout, sonder strepen, quasten of vuir en spint. 7 Ten 7den sall den Annemer dit warck voort beginnen ende het selve sonder uitstal volveerdigen tegens de laesten Novembris 1687 bij poena van 50 car : gl. ten profijte van de Provincie, En sal dit werck in massa werden bestedet, als mede een genoech: saeme borge moeten stellen, voor opmakinge van’t werck, en sal het olde holt ten Profijte van den Annemer sonder dat in‘t werck sal mogen gebruickt worden.
8 De betalinge hijr van sall gedaen werden, als den Annemer het werck ten volge besteck gemaeckt en verveerdicht heeft en van d’E:E: Heeren Beste: ders opgenomen en wel gemaeckt bevonden sall sijn. Op conditien vooren verhaelt heeft Mat. thias Krijff dit werck angenomen te maecken voor de summa van driehondert twintich car: gl: en tot borge gestelt Jan Geert. Ten waeren oirconde hebben de E:E:Hren Bestederen nevens An: nemer en Borge onderteijckent. Actum 13 Octob: 1687 N Drews H V Knijphuijsen Matthias Krijff als Annemer J.Geerts als Borge
L. Flugger secret:
Bestek voor een nieuwe zolder en een schoorsteenmantel in de Gedeputeerdenzaal van het provinciehuis te Groningen GA 1/551 fol 75 (14 februari 1698) Approbata Gron: in Coll: den 15. Febr: 1698. H:F:B:V:Kniphuisen
Besteck en Conditien volgens dien de Ed Mog: Heeren Gedepde Staten van Stat Gron: en Ommelanden gedencken door haer Ed: Gecomden: te besteden verscheijden reparatien soo gedaen sullen werden an het Prove= huijs alsmede het vernieuwen van een olde Solder boven het Sael der Ed:Mog: Heeren Gedepden alles te maecken gelijck de Anne= mers uijt volgende opstellinge sullen konnen sien.
1 Eerstelijck sal den Annemer volgens anwijs de solder boven de Heeren Gedepden Sael opbreecken, de olde balcken daer aff nemen, als oock alle platten en spanten niets uijt= gesondert soo hem tot het werck mocht belet doen als dan het muirwerck naebehoor repareeren en in goede staet brengen in dier voegen dat het werck hier na gespecificeert daer op kan bevestight werden nae anwijs; voorts goede sorge draegen dat aen alle muirwerck het sij schoorstenen off van wat naem het oock sij geen schaede geschiede, door het opbrecken off anders sall tot laste van den Annemer komen en wederom nae behooren in goede Staet leveren. 2 Den Annemer sal op bovengenoemde muirwerck volgens anwijs dwars over het Zael leggen 2 nieuwe greijnen balcken op vier gewoogen ider ter lengte van 42 voeten, 12 en 16 duim mescant holt, aen de Zuidgevel een strijckbalck van gelijcke lengte off in 2 lengten soo dat de buiten eijnden op het muirwerck, en de 2 binnen eijnden aen de Schoorsteen veranck= kert nae behooren 8 en 13 duim mescant greijnen holt an de Noordsijdt op de middelmuir een balck ter lenghte als bo= ven gesecht 10 en 14 duim mescant greijnenholt, de boven
gespecificeerde vier balcken sullen van laegesontse balcken gesaegt sijn, soo niet te bekoomen sal hij mogen Schan= ster vriese balcken gebruicken, doch op approbatie der Ed: Mog: Heeren Gecommden , dan dese balcken met haer 2 eijnden int muirwerck leggen, soo dat de bovencant van de 2 swaere balcken 5 duim lager als de platte komt te liggen, als dan met 8 ijseren anckers bevestigen, de schoe= tels van 1 ½ duim iser, de stifften 5/4 duim 4 voet langh en wel vast aen de balcken bevestight en op ider een goede riekram, inwendigh aen de oost en west muiren tus= schen bovengenoemde 4 balcken noch 6 strijck balcken met pen en gatt te vergaederen van 7 en 12 duim mescant greijnenholt, dan nevens ider gewengh een ijseren ancker van 1 ½ duims ijser an de strijckbalcken na behoor bevestigen, over bovengenoemde 4 balcken an weder sijdts een nieuwe eijcken platte leggen ten lengte van 46 à 47 voeten lanck 8 en10 duim mescant uijt een lengte holt gesaegt, op ider balck 3 duim ingekeept, en dan wel vast gerongt en wel nae behoor veranckert, dan dese balcken aenvreseren en aen boven genoemde nieuwe plaeten an de olde platen te verga= deren van gelijck hoochte, alles ingevolge grondt tekeninge
op dat het sij tot Contantement van de Ed: Heeren Besteders. 3 Den Annemer sal volgens anwijs een holten ver= welfsel maecken in 3 halff schuijns linse boogen slaen, ingevolge Modell bij de Com: te sien soo dan an ider buiten eijnde 2 steert keepers sullen sijn uijt krom eijckenholt, van 8 en 4 duim mescant holt dewelcke met haer onder eijnden op voorgenoemde balcken met pen en gatt vergadert sullen werden en de boven eijnden aen een doorgaende gordinge van 5 en 7 duim mescant eijckenholt nae bhoor bevestigen , alsdan alle 2.voet van midden tot midden te meten een schinckel setten van 4. en 5. duim mescant rondt eijcken holt, dan de schinkels met haer 2. eijnden op de 4 doorgaende balcken art: 2 vermelt bevestigen, en soo van balck tot balck in een half rond circul, wel verstaende dat alle schinkels op een perpendiculaire linie, sullen sonder buchten boven int midden van de halfronde circul aen de gordinge 2 duim inkeepen, en op ider keep vast gespijckert van gelijcken alle schenkels soo in haere maete an de steertkeepers sullen staen op gelijcke wijse te bevestigen alles alsoo ingevolge teickeninge en Contantement van de Ed: Heeren Besteders. 4 Den Annemer sal volgens anwijs boven genoemde tien balcken van de ondersijdt met eijcken wagenschott bekleeden uijtgelosieert werck, en op alle vergaederinge een stop stuck setten en op ider een cierlijcke roos gesneden van eickenholt, als dan op de canten van meergemelte balcken met een lijst werck van eijcken wagenschott nae de romeijnsche order bestaende uijt een friese waterlijst, Morlions plancier en cornisse in alles 14 duim hoogh, de welcke onder alle de 3 bogen artic: 3. vermelt op de can= ten van de balcken bevestiget sullen worden als oock alle de hoecken dicht sluiten en accorderen nae den eijsch vant werck dan de 3 bogen over de schenckels en steertkeepers art 3 vermelt met ¾ duim eijcken wagenschott overkleeden, schoon geschaeft
dicht gestreeken en geploeght droogh holt, dat op ider sijn 2 eijnden gelijcke breet sal sijn alsdan op alle de steertkepers en schenckels wel vast gespiickert en ingedrevelt, dan wederom alle de dwars voegen als recht int midden doorgaende met een dubbelde extrogael lijste van een ½ duim dick, tegens een platte kant in alle de hoecken gekornisst sullen werden, als oock op alle de steert keepers, alsoo ingevolge teickeninge en contante= ment van de Ed: Heeren Besteders. 5 Noch sal hij op voorn: balcken art: 2 vermelt ider een verbant werck setten bestaende in 2 stucken van 8 en 12 duim mescant greijnen holt, soo lang dat het boven eijnde in de olde balck vant geslooten gebintwerck met penn en gatt 10 voeten van malkaer kan vergadert werden, de onder eijnden in meergenoemde balcken, dan van onderen door met een ijseren bolt 4 voet lang met een gewelde knop boven een plat geslaegen stift, en an de stijlen met gehackte rongen sal vastgerongt werd= den, als oock over ider een goede riekram, welverstaende dat in dese balck van onderen nevens de balck gelijck een staff ijser sal ingelaeten werden, alwaer de bolten met de kop sall te= gens ankoomen, lang bevestigt en gemaeckt nae anwijs, voorts tusschen dese stijlen ider een kruis werck van 8 en 10 duim mescant greenen holt, an de buitencant een trosstaende in de bovengenoemde stijlen op een tant met pen en gatt verga= dert sall werden, van gelijcken haer ondereijnden in meer= genoemde balcken, 10 en 12 duim mescant greijnen holt, dit alles wel vast in malkander verbonden soo als t behoort, en int Modell te sien is daen an de suijdcant an wedersij= den van de schoorsteen als oock aen de Noordcant op de strijckbalcken ider 2 stijlen 7 en 9 duim mescant greijnen holt met pen en gatt te vergaederen, en ant boven eijnde ijder hooft ter hoochte soo dat de gordinge die over de schenkelen licht artic 2. vermelt met pen en gatt daer in te vergaederen, als oock alle de olde gor= dinge op de gebinten bevestigen, als oock alle die jacht banden, kerbulen, haenebalcken en naldt soo goet sijn te gebruijcken, en die on= bequaem sijn nieuwen inplaets leveren nae eijsch en anwijs, voorts
het olde spantwerck op de nieuwe plaeten art: 2 vermelt beves= tigen als oock an de gordinge, ende belatten en alles alsoo maecken gelijck vooren is geweest, en soo de latten en oplangen off wat naem van holt het oock mach sijn niet goet is off mancqueert, sall hij nieuw leveren en bevestigen nae de eijsch, en alles alsoo maken dat de pannen daer bequaem konnen opliggen, en sij tot Contantement van Ed: Heeren Besteders. 6 Voorts sal den Annemer het geheele dack aen de west= cant vant Prov=huijs alle pannen en vorst pannen daer aff neemen, en alle spanten latten platen off wat naem van holt het oock mach hebben niet uijtgesondert besien en soo bevon= den wert iets onduchtig off in stucken mochte sijn nieuw in= plaets leveren en maken als het behoort nae anwijs der Ed= Mog. ditt alles alsoo gedaen sijnde sal hij het dack aen de westcant aen de noorder gevel tot aen de sijdcant off suider gevell nieuws met groniger blauwe pottebackers pannen behangen en met blauwe vorst pannen overdecken, en an de oostsijdt met olde pannen behangen over het sael dan dese gehele dack vant Prov=huijs vor= sten en aenhielen pannen bestrijcken en alles alsoo maken dat tot het dack muchte vereijscht werden op dat het sij tot con= tantement der Ed: Heeren Besteders. 7 Dat gedaen sijnde sall den Annemer de Schorsteen soo in de Heeren De. Gedepde Zael is een nieuw greijnen bossumholt onder het olde muirwerck leggen 5 en 14 duim cant dat selve met ijseren anckers ande ondercant van t bossum holt bevestigen en de bo= ven eijnden ant hooft art:5 vermelt met goede ancker nae= gels en op ider eijnde een goede reitcram, het muirwerck soo gescheurt muchte sijn nieuws repareeren soo als het behoort, dan an de Schorsteen een nieuw bossum van de grondt tot an t verwelfsel van eicken wagenschot maecken boven na de romein= sche order en onder nae de Ionische order, welverstaende dat onder aen de 2 sijden van de vuirheert tot onder an de kraeck= steenen 2. pilasters van Bremer steen sullen staen onder op een Basement en plintcant op ider een cierlijcke Feston
gehouwen, op de 2 eijnden een pijlaster, die onder op een ba= sement en plint cant sullen staen haer boven einden met een Capitiell, dat onder de eerste lijste geslooten sal werden, dan an de pilaster een sierlicke gesneden kraecksteen te vergaederen, de welcke met het voor eijnde aen een rose sal sluijten, dan het bossumholt, het fondament regell en stijllwerck van 2. duims holt te bevestigen, soo het behoort, op de welcke de jonica lijste sal sijn bestaende in een architrave friese waterlijste, mur= lions keerdoesen gesneden roosen plancier en cornisse sul= len vergaedert werden, int midden om een kussen stuck, an de 2. buiten eijnden off sijden om de rosen, en an de 2 sijden op de pilasters boven gekornisst werden, dan voor en op de 2 zijden op de mate 6 pilasters setten die onder op een basement sullen staen en boven met een romaans ca= pitiell geslooten werden, de 2 endel paenelen van ¾ duims holt, wel vast int voorsteck en regelwerck dat uijtgeploegt is te setten dan het boven romeinsche lijst werck bestaende in een archetrave, friese waterlijst, muirlions keerdoesen gesneden roosen plancier en cornisse om het bovengenoemde regelwerck te vergaederen, voor boven met een opene ronde fronte spits de 2 buiten canten als oock de 2 sijden op de voornoemde pijlasteren gekornist in alle de friesen, op alle pijlasters en en del peneelen Sierlijck gesneden werck, doch alles nae anwijs der Ed: Mog Heeren, en gelijck de teickeninge daer van gemaeckt te sien is doen maecken op dat het sij tot contantement der Ed: Heeren Besteders 8 Voorts sal hij volgens anwijs int Zael in de schoorsteen leggen en leveren 2 bequaeme ijseren plaeten een staende en een liggende, de liggende sal nae anwijs rontom met floersteen gefloert werden tegens een holten lijste alles gemaeckt nae behoor; Dat gedaen sijnde sal hij in de vertreckkamer van de Staeten alwaer het Crijghs gerichte haer recht sitt inplaets van de olde vergaene greijnen bancken nieuwen maecken en tegens de muir bekleeden en alles alsoo maken gelijck de olde te vooren sijn geweest, dat gedaen sijnde sal hij dese bancken
2 mael met die verve doen aenverven van sodanige coleur als haar Ed: Mog: sullen goetvinden en alles alsoo dat het sij tot contantement van de Ed: Heeren: Besteders. Dan sal hij noch int Prov=huijs verlooden volgens anwijs twalf boven en twalff beneden vensters, en in dese 24 vensters in plaets van de onduchtige off manquerende ruiten nieuwen leveren. 9 Alle de Materialen geen exempt hier toe van noden sal hij hier toe moeten leveren, alle holt op sijn leghte corten en bereijden en op plaetsen doen brengen op dat het bij de anwijs gevisiteert kan werden, bij pena van 3 car: glden op ider stuck holt halff ten profijte van de provincie en de ander helfte ten profijte van den Denunciateur, en sall alle holt goet geeff eijcken en greijnen holt 2 jaer gesaegt sonder het minste quaedt off eenigh spint te sijn en sal het wagenschott soo tot dit werck gebruickt wert eenkleurt holt sijn, alle ijser sal van goet sweets off suirlants ijser gemaeckt sijn, bij verbeurte van drie car: gl op ider stuck; Noch sal hij op anwijs van de Commijs moeten maecken voor 30 car gl: waer nae hij sijn staet kan maken, sonder daer jeets voor te genieten, voorts sall hij all het holt en gewelff off wat daer aen dependeert een jaer nae de opneminge moeten leveren, dat daer geen scheuren ber= sten in sijn, en soo in die tijt mochten bevonden werden sal hij op sijn costen nae anwijs der Ed: Mog: vernieuwen en verbeeteren, en all het onheijll soo int Dack off Solder muchte veroorsaecken sal tot laste van den Annemer koomen, en sal sich stricktelijck nae de teickeninge reguleeren, en sal an de Com: tot strijckgelt betaelen 16.car: gl 10 st: Noch sal hij betaelen an Arent Ganckema ingevolge resolutie in dato den 22 Xb: 1697 de somma van 2 hondert en vijftigh car: gl: en aen Mr: Aldert betaelen seeven Duca= tons wegens het maecken van verscheijden teijckeningen waernae hij sijn staet kan maken, als mede noch aen Sicco Frericks be= taelen een somma van veertigh car:gl: wegens het weer maken van sijn Besteck van Toorn vant Provinciehuijs.
10 Dit werck sall door en in de Massa bestedet worden en sall den Annemer voort nae de bestedinge int werck moeten treeden dat selve tegens den eersten September 1698 verveerdigt hebben bij mangel van dien sal hem van de bedongene somma gekortet worden 100 car: gld: ten profijte van de Provintie. 11 De betaelinge sal gedaen werden als den Annemer het werck ten volge besteck gemaeckt en verveerdigt heeft en van de E:E: Hee= ren Besteders op genomen en welgemaeckt bevonden sall sijn. Op conditien voren verhaelt heeft Robert Wetter dit werck aen genomen te ma= ken voor de somman van ses en twintigh hondert gl: en tot borge gestelt Frerick 2600,-,Mensens Ten waren Oirconde hebben de Ed: Heeren Besteders nevens Annemer en Borge desen onderteijckent Actum Gron: int Provincie huijs den 14 Febr. 1698. H:Veltman. H:F:B:vKniphuijsen A Rappardus (secret) Robert Wetter
Frerick Mensens
Bestek voor een kastenwand in de Gedeputeerdenzaal van het provinciehuis te Groningen GA 1/551 fol 167 (9 februari 1699) Approbata Gron: in Coll: den 21 Febr: 1699. Berchuijs
Besteck en Conditien volgens dien de Edele Mog Heeren Gedepde Staten van Stadt Gron: en Ommelan= den gedencken door haer Ed: gecom= mitteerden te besteeden het maken van een nieuwe eijcken kaste over het geheele Zael van haer Ed: Mog: de Heeren Gedepde Staten aen de Noorder muir en het weghbrecken van de geheele muir en wederop= metselen , alsmede daer maken twee deuren en cosijns alsmede een om het geheele Sael alles te maken gelijck de Annemer uijt vol= gende poincten connen sien
1 Ten eersten sal den Annemer volgens anwijs maken een nieuwe eijcken kaste ter lenghte van 39 voeten hoog 12 voeten en 1 ¾ voet diep be= staende in acht pilasters, 14 opgaende Deuren twee doorgangen boven met een cierlijcke lijste, welcke deuren ieder een nachtslotten hengen gele= vert sullen werden. 2 Tot bovengenoemde kaste sall den Annemer leveren aght greijnen stijlen lang 13 voeten, 6 en 4 duim meskantholt deselve met pen en gatt aen boven ende in de balck verga= deren recht achter bovengenoemde pijlasters dan ond= der op de Solder bevestigen de ses buitenste sullen op een lijne staen, de twee int midden 4 duim voor uijtwaerts.
3 Dan voor tusschen bovengenoemde 8 stijlen ter breete van ‘t geheele werck boven malkander vergade= ren 11 à 12 dwars richels van 2. duim mescant eijcken hout dewelcke verdeelt sullen worden op haere maete, alles nae anwijs. 4 Voorts achter het het achterpandt anleggen regt achter 6. van bovengem: voorstijlen gelijck in ‘t 2 de art: vermelt, noch 6. eijcken stijlen setten ter lengte vand’ grondt tot an d’solder van 3. duim meskant, tusschen dese 6. stijlen oock soo veel reegels vergaderen als van ‘t voorpand geseght is, op gelijcke hooghte, swaer 3.en 1 ½ duim meskant eijcken holtt, van dese 6. agterstijlen met de ses voorstijlen 2. en 2. ieder met 6. regelsmet penn en gatt an malcaer vergaderen soo dat d’Kaste de diepte krijgt als in‘teerste artic. gesegt is.
5 Den Annemer sal bovengenoemde regels als in ‘t 2 de en 4de artic: vermelt, oversolderen met ¾ duims wagenschot, an 2 sijden schoon geschaevt, wel dight gestreeken en geploegt, als dan op voornoemde reegels wel vast en dight gespijkert soo het behoort, tot contan= tement van d’Ed: Heeren besteders. 6 Den Annemer sal alle voornoemde agterregels gelijck in’t 4e art: vermelt van d’grond tot aen d’ solder overkleeden met ½ duims wagenschot ter breette van het geheele werck, aen d’eene sijdt schoon beschavt, wel digt gestreeken en geploegt als dan op alle agter regels wel vast gespijkert, dan het geheele werck oversolderen met ¾ duims wagenschot, als oock tusschen alle de deuren, middenschotten van ½ duims eijcken holt, welcke aen twee zijden schoon beschaevt, wel recht gestreeken en geploegt, dan over alle d’reegels gelijk in ‘t 4:artic: vermelt, wel vast gespijkert nae den eijsch van ‘t werck. 7 Den Annemer sal voor over de 8 opstaende stijlen en regels, gelijck in’ 3e en 4.art: vermelt een raamwerck maeken van 2 duims wagenschot, ter lengte van de grondt tot aen d’solder, en soo breedt van d’oost tot aend’ westmuijr, bestaend in 16.stijlen oft kantlavers, ieder 4.duim mescant eijken holt, dan 2. en 2. met 4.regels an malcanderen vergaderen op 14. à 15. duim breet, aen d’2. buitenste kanten te meten, als oock aen alle d’stijlen be= hoorlijke agterslaegen nae eijsch van’t werck, onder tusschen dese stijlen een doorgaende regel soo breet als d’onderlijste sijn sal, als oock in ‘t midden, en boven, een doorgaende
reegel, welcke midden regel soo breet sijn sal, als d’impost lijste sijn sal, dan in ‘t midden tusschen de 2.deuren 2.opstaende stijlen, langh van onder tot aend’ boven reegels breet 5. duim, aen d’ 2. kanten ieder een spondinge, in welcke de 12. deuren sullen sluiten, van voren uitgeloseert werck, aen d’2. zijden 2. ingangen ieder 4 ½ voet wijdt 8 voeten hoogh boven met een ½ .ronde boge, aen d’voorkante een reegel langh 5 ¼ voet, breet, twee voet, en 2. duim dick, dan dese reegels op halff holte in 4. stijlen, als in dit art: vermelt, vergaderen, inwendigh van dese 2. ingangen aen haere 2. sijden en boven in de halve circonferentie met ½ .duims holt te bekleeden ter diepte van het werck, wel schoon geschaevt digt gestreeken en geploeght soo het behoort 8 Tusschen bovengenoemde reegelwerck 14. pennielen deuren maeken, ieder bestaende in 2. stijlen, 3.reegels en 2.posten, haere maete sal sijn, dat deselve tusschen het reegelwerck sullen passen, alle stijlen reegels en posten sullen van 1½ duims Eijcken holt sijn, dan met penn en gat aen malcander vergadert sullen werden , voor= steeken werck, de penielen van ½ .duims eijcken holt, dewelcke met ¾ .duims holt belegt sullen worden Comparkement werck, wel dicht op alle hoeken gevoeght, als oock alle de uitgeploegde stijlen reegels en posten vergaderen, dit voorgaende alles te maeken nae den eijsch en contantement van d’d: heeren besteders, en in alle deelen conform d’ teijkeninge als bij de commijs Veltman te sien is.
9 Den Annemer sal boven genoemde kantlavers 8.pijlasters setten ider breet 9 ½ .duim, dick 2. duim, hoogh nae eijsch van‘t werck, onder op een basis, en boven met een cierlijke Capitteel gesloten werden, dan op ieder schacht, een cierlijke feston, gesneden looff= werck, onder ieder pijlaster een gecomposeerde pedestael, bestaende in een plintecante van 11 duim breet, op dewelcke een rijmakij lijste sal staen, dewelcke benevens de plintcante onder alle de pijlas= ters gekornist sal worden, als oock alle d’impost lijsten op haere maete korinsen, gelijck in d teijcke= ninge te sien is, doen maeken, op dat het zij tot contantement van d Ed: heeren besteders. 10 Op bovengenoemde werck maeken een cierlijke lijste bestaende uit een archetrave, Friese, wae= terlijste, malions, Cierdoesen, en Cornisz, de= welck ‘telckens op de pijlasters gecornist sullen zijn, dan regt in ‘t midden met een opene ronde fronte spitze, in dewelcke een cierlijck stuck loof= werck sal gesneden werden, daer ‘t Provintie wapen in sal staen, gelijck alles te sien in de teijkeninge daer van gemaeckt, boven gespeci= ficeert werck sal den Annemer op alle sijn hoeken wel dight sluiten, sonder dat daer eenige stop was sal ingedaen werden, als oock alle spijkergaten met holten doppen op te vullen, dit werck sal in haer maete nae d’ Romijnsche ordre gemaeckt wesen. 11 Den Annemer sal volgens anwijs d’olde muijr tot an d’Vloer aff breeken, dan agter
bovengenoemde kaste, van d’floer tot aen d’ Solder, en van het Oost muijrwerck, tot aen het Westmuijrwerck een nieuwe binnen muijr setten, van gaere Groninger Drielinck, een steen dick, aen d’eene sijdt schoon gemetselt, in goede Kalck, wel gemengt, dan d’ schoone zijd beraepen, en met fijne kalck bepleijsteren, aen d’2 Zijden ieder een Casijn met een pen= neel deur, 1 ½ . duim sal het regelwerck sijn, de penneelen van ¾ . duims holt, affgeboost, het Cosijn van eijken holt, 7.en 5. duim kant, binnenwercks 7. ¼ voet hoogh wijdt 3 ¾ . voet, aen de buitenkante met een Cierlijck belegh= sel gelijck in d’ teijkeninge te sien is, doen maecken. 12 Den Annemer sal noch volgens anwijs maeken rondom ‘t geheele Zaal aen het muirwerck een Eijken busleijsel, van hoogh tot aen de onder kant van de vensters, langh nae Eijsch, bestaende in een penniel werck, op alle d’vensterbanken omder en boven een lijstwerck gecornist, ende met holten vensterbancken in ieder venster versien, dit alles alsoo maeken, gelijck in de teijkeninge te sien. 13 Nogh sal hij de Watersteen weghnemen, en volgens anwijs op een bequame plaets wederom setten en met een Eijken bekleedsel wederom maeken op deselve modell als in d’ Vertreck Camer van de Heeren Staten beneden is te sien niets dien angaende exempt doen maeken. 14 Alle materialen geen exempt hier toe van noden, sal hier toe moeten leveren, alle holt, sal goedt droogh, geeff Eijken holt sijn, sonder
het minste spint off quaadt, en eenkleurigh holt sijn bij verbeurte van 3. car: gls: op ieder stuk en de Commijs voor strijckgeld betaelen 12. car: gls: en aen mester Allert betaelen vijftien Car: guld. wegens d’teijkeninge 15 Dit werck sal in de massa bestedet worden en sal den Annemer voort nae de bestee= dinge in ‘t werck moeten treeden, dat selve tegens den eersten Maij anstaende 1699. verveerdi= get hebben, bij mangel van dien sal hem van de bedongene gekortet worden 50. car: gulden. 16 De betalinge hier van sal gedaen werden als den Annemer het werck ten volge Besteck gemaekt en verveerdight heeft, en van d’E:E: Heeren Besteders opgenomen en welge= maekt bevonden sal Zijn. dito 1010-.-.
Op Conditien vooren verhaelt heeft Aldert Meijer dit werck angenomen te maecken voor d’somma van een duisent en tijn Car: guld. en tot borge gestelt Arent Ganckema, Ten waeren oircon= de hebben d’Ed: Heeren Bestee= ders nevens Annemer en Borge desen onderteijkent. Actum Groningen in’t Provintie huijs Den 9. Febr: 1699.
S Alting. H:F B:V: Kniphuijsen. J Rappardus (sec:) Allert Meijer Arent Ganckema.
Bestek voor twee kastenwanden en een schoorsteenmantel in de Rekenkamer van het provinciehuis te Groningen GA 1/552, fol 186 (20 juni 1700) Approbata Gron: in Coll: Den 24 junij 1700. H.Veltman.
Besteck en Conditien volgens dien d Ed: Mog: Heeren Gedepd= Staten van Stadt en Lande gedenken door haer Ed: Gecom: te besteden het maken van 2 nieuwe Eijken kasten an 2 sijd muiren over d’heele Camer alwaer d’ Heeren Reekenmeesteren sessie nemen, als mede het maeken van een nieuwe Schoorsteen, en een nieuwe Deur en cosijn, en ‘t vernieuwen van het Leijdak boven d’woninge van d’Camerbewaerder Ten hoorn, alles te maeken gelijk den Annemer uit volgende poincten sal konnen sien.
1 Eerstelijk sal den Annemer in’t provintie huijs op d’Reeken Camer 2. nieuwe kasten maeken, d’eene 19.voeten breedt, en d’ander 24.voeten breedt en vand’floer tot an d’solder hoogh, diep na anwijs, en ieder kaste 9 a 10 verdiepingen, Welverstaende dat ieder kaste in 2en sal verdeelt werden, d’eene daer de schoorsteen staet, en d’ander in d’doorgangh van de Camer. 2 Voorts sal hij tot voorn: kaste 24. fondament stijlen leveren, ieder stijl 2.en 3. duim mescant bereijden, dan tusschen dese stijlen voor and’ 2 Zijden en achter soo veele regels leveren, als tot voor n: 9. à 10. verdiepingen sullen nodigh sijn, 1 ½ duim en 3. duim mescant bereijdt, dese stijlen en regels met pennen
en gaten wel vast an malcander vergaderen en ieder met 2. holten nagels wel vast sluiten ter hoogte en diepte als ‘t hem sal angewesen werden, in alle d’ voorregels en sponningen van ¾ . duimen diep. 3 Dan sal den Annemer alle de eijnden van voorn: kasten, als ook d’ midden schotten en alle achterregels met ½ .dims holt kleden in alles 10. midden schotten soo diep en hoogh als het gehele werk sijn sal, d’ingangh vand’deure en 2.sijden een penielwerk, in voorn. stijlen en regels in een ploegh te vergaderen, an d’binnen kant schoon werk wel beschaeft digt gestreken en geploegt.
4 Den Annemer sal d’voorn: voor en achter regels te oversolderen, soo langh en diep als ‘t werk sijn sal met ¾ .duims holt an 2 sijden beschaeft wel digt an malcander geploegt, op alle voor en achterregels wel vast gespijkert, dan op d’2 kasten met ¾ duims holt oversolderen als van d’binnen solder gesegt is. 5 Den Annemer sal and’ voorste sijdt over voorn: stijlen en regels van de gen: 2.kasten, een raemwerk maeken, bestaende in 6.stijlen an ieder kaste gerekent, van 1 ½ .duims holt, 4 duim breedt, van gelijken 6. regels, dan dese stijlen en regels met pennen en gaten op een sponninge 5/4 duim an malcander vergaderen, en ieder pen en gatt met 2. nagels sluiten, welverstaende dat dese meergen: stijlen en regels van ieder kaste sullen bestaen in 8. vacken, buiten d’ inganck en schoorsteen gereekent, welcke ook sullen bekleed werden op anwijs, dan dit raemwerk op d’ voorregels wel vast spijkeren, na eijsch van ‘t werk, dat gedaen sijnde in meergemelte 16. vacken op haere maten 16. deuren maken van 5/4 duims holt sullen hare stijlen en regels sijn, ieder 4 duim bereijdt op een sponninge and’achter sijdt, door pennen en gaten wel vast sluiten, in de achtersijdt in voorn. sponninge ter hoogte en breete van ieder deure met ½ .duims holt bekleden, wel digt in malcander geploegt en gelijmt, dan dese deuren in voorn: ramen en geseijde 5/4 .duims sponningen wel digte in passen, ook an ieder deure 2. goede bequame kruis hengen met een nagelslott leveren, en alles alsoo dese kaste maken dat het sij tot contantement vand’Edele Heeren Besteders. 6 Noch sal den Annemer een schoorsteen mantel maken om ‘t olde bossum holt te bevestigen, dan het muirwerk van voorn: bossumholt tot and’ solder regt op metzelen, dan d’ schoorsteen mantel omleggen
ter hoogte van d’floer tot an d’solder, en soo breed als ‘t olde bossum holt is, d’stijlen en regels van 1 ½ duims holt, welke op hare mate met pennen en gaten an malcander sullen vergadert werden, na d’Romeijnse ordre, 2.onderpijlaren met haere bossum enten en astrogalen van Breemer hard steen, dan boven met een cierlijke braeksteen sluiten, op voorn: braeksteen de Romaense lijste anleggen, bestaende in een arche trave, frese, waterlijste, morlions, plansier en neuse, alles op een tafelstuk gecornist, dan boven op voorn: lijste een Tondino lijste sijn regt boven d’kleijne cante vand’ architrave setten, van welcke een toogh sal gemaekt werden, tot onder d’boven lijste op d’hoeken, voor en an d’2.eijnden met loofwerk gesneden werden, in ‘t midden voor een rond of ovale comportement, om welke een cierlijke belexel lijstewerk sal gesneden werden, dan voorn. bossum sluiten met een composeer lijste op een ronde frontespitse, dit sal alles cierlijk tot anwijs en contantement vand’Ed: Heeren Beste= ders gemaekt werden gelijk in d’teijkeninge te sien is. 7 Noch sal den Annemer leveren en maken volgens anwijs een nieuwe deur met slot en hengen in een of twee op gangen, met een cosijn daer omme van sulk een modell hoogte en breedte, als d’nieuwe gemaekte van ‘t Zael van d’ Ed:Mog:Heeren Gedepde Staten, ook tusschen d’kaste met soodane portael als daer te sien is, en sal het voorgen: cosijn in ‘t midden vand’H:Heeren van d’Reekencamer in d’voormuire setten op d’plaets daer hem werdt aen= gewesen.
8 Voorgenoemde twee kasten, Schoorsteen mantel, deur en cosijn, sal den Annemer van goedt droogh Eijken wagenschot Rijnsholt maeken, sonder het minste spint, vuir ofte eenigh ander quaedt. 9 Dat gedaen sijnde, sal den Annemer and’woninge vand’Camer bewaerder Ten Hoorn volgens aen= wijs het gehele leijdak and’Oost enWest cant ofbreeken vand’Noord gevel tot and’Zuid gevel, de Leijen, alle het kleedholt en loodt, dan het oude kleed= holt soo goed is nieuws kantregt maeken, en wederom na eijsch vast spijkeren, en in plaets van ‘t ondugtige nieuw daer toe leveren, alle te samen ¾ .duim schuins gestreeken, en soo bevonden werde dat alle het kleedt holt ondugtigh mugte sijn, als dan alles nieuws leveren, sonder het minste spindt of quaed van 5/4 duims greijnen drooge posten, dan over dit kleedholt een Rijns Leijdak leeveren, wel digt over makanderen na eijsch bevestigen, als ook alle Looden geuten Looden deksels, vorsten of anhielinge met nieuw Loodt na anwijs der Ed: Mog: vernieuwen sonder het minste olde Loodt te gebruiken en ditalles alsoo maken dat in ’t minste geen leckengevonden worden, en sal op dese solder, alle het geene soo van binnen is, met holt bekleedt alles alsoo maeken gelijk vooren is geweest en dit alles na anwijsinge en contantement van d’Ed: Heeren Besteders sij gemaekt, waer nae hij sigh kan reguleren; Noch sal hij leeveren in ’t Zael van haer Ed: Mog: d’heeren Gedepde en in d Provale Reeken Camer, het noodige holt als mede bevestigen tot het ophangen van van het golden leer, sal noch betalen 750. car: gl: aen Erickson voor twee Camers met gouden leer; te leveren en ophangen waer na hij sijn staet kan maeken.
10 Alle materialen hier toe van noden geene exempt, hier toe moeten leveren, alle holt sal goet geeff Eijken holt sijn, droogh en sonder het minste spint of quaedt en een koleurigh holt sijn bij verbeurte van 3.car.gl. op ieder stuk, en sal an mester Albert Meijer betalen wegens het concipi= eren van verscheijden modellen 2. Ducatons, en ande Commijs voor strijkgeldt 12.car.gl: betalen, waer nae hij sigh kan reguleren. 11 Dit werk sal in d’massa bestedet werden, en sal den Annemer voort na d’bestedinge in ’t werk treden, dat selve tegens den 24. Augusi 1700. verveerdigt hebben, bij mangel van dien, sal hem vand’bedongene somma ge= kortet werden 50 car: gulden. 12 De betalinge hier van sal gedaen werden als den An= nemer het werk ten volge Bestek gemaekt en verveerdigt heeft, en van d’Ed: Heeren Besteders opgenomen en wel= gemaekt sal sijn.
1840.-.-
H. Wolthers.
Op conditien vooren verhaelt heeft dit werck an= genomen te maeken Allert Meijer, voord’somma van 1840. car: gl: en tot Borge gestelt Robert Wetter, Ten waren oirconde hebben d’Ed: heeren Besteders nevens Annemer en Borge desen onderteijkent. Actum Groningen in het Provinciehuijs Den 20. Junij 1700 R. Lewe, W. Wolthers (secret) Allert Meijer. Robert Wetter.
Ook in Groningen moeten de provinciale bestuurders in het verleden oog hebben gehad voor status en ze waren, als het zo uitkwam, bereid te investeren in representatieve doelen. De regenten van het gewest Stad en Lande – voorloper van de huidige provincie Groningen – wilden daarmee onderstrepen dat zij de onbetwiste machthebbers en souvereinen van hun provincie waren. De stad Groningen en de Ommelanden, die al eeuwen in economisch en politiek opzicht met elkaar verweven waren geweest – niet altijd tot ieders onverdeeld genoegen overigens – werden samen bij de zogenaamde Reductie in 1594 als laatste gewest opgenomen in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Deze was het onbedoelde product van protesten tegen het gezag van de wettige landsheer, de Spaanse koning Philips II, die zijn verbrokkelde Nederlandse gebieden probeerde te uniformeren tot een moderne, centraal geregeerde staat. Bovendien bestond er een brede afkeer van diens rigide godsdienstpolitiek, waarin voor afwijkingen van de officiële lijn van Rome geen plaats was. Een en ander mondde in de jaren na 1566 uit in de Opstand, in de vaderlandse geschiedenis vanouds bekend onder de naam Tachtigjarige Oorlog. In verloop van tijd radicaliseerden de geschillen tot een burgeroorlog, waarin de gematigde krachten het onderspit dolven en er slechts een keuze vóór of tegen de partij van de Koning of die van de Opstand mogelijk was. Uiteindelijk besloten enkele noordelijke gewesten, onder leiding van Holland, zelfstandig de strijd voort te zetten. Zij sloten zich aaneen bij de Unie van Utrecht (1579), een grondwet avant la lettre zou je kunnen zeggen. Zo ontstond een statenbond van zeven gewesten, een republiek waarin de zeven deelnemende provincies voor hun intern
beleid zelfstandig bleven, maar via het hoogste regeringscollege, de Staten-Generaal als gezamenlijkheid (Generaliteit) naar buiten traden. Het grondgebied van de nieuw ontstane staat werd in de jaren na 1580 afgerond en daarin werd uiteindelijk ook, voornamelijk op strategische gronden, het noordoosten van het huidige Nederland opgenomen 1. De integratie van het autonome ministaatje Stad en Lande in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden had nogal wat voeten in de aarde. Nog afgezien van het feit dat de ontwikkelingen in 1594 en volgende jaren bepaald niet aan de aspiraties van de invloedrijke stad Groningen en de vrijheidslievende Ommelanders beantwoordden, maar meer een benadering van het haalbare op dat moment waren, diende nu een aantal zaken te worden geregeld. Daaronder was de zogenaamde quote, de provinciale financiële bijdrage aan de Generaliteit, die in de komende twee eeuwen een heet hangijzer zou vormen. Maar eerst moest een werkbaar bestuursapparaat worden gecreëerd. De pragmatische oplossing was een regeringscollege, waarbij de in 1594 geïnstalleerde Provinciale Staten in feite een optelsom van reeds bestaande bestuurlijke organisaties vormden: het college van Burgemeesters en Raad van de stad Groningen dat ook het omliggende gebied (Gorecht) en het Oldambt bestuurde, en de Staten der Friese Ommelanden tussen Lauwers en Eems. Uit hun midden – uit ieder staatslid de helft – werden Gedeputeerde Staten aangewezen. Zij vormden het dagelijks bestuur van de provincie, want landdagen werden hooguit enkele malen per jaar gehouden. Als uitvloeisel van de wetgevende macht die Provinciale Staten in principe hadden, kregen de gedeputeerden ook enkele rechterlijke bevoegdheden 2.
Eén daarvan was rechtspraak in belastingzaken. De belastingen vormden de voornaamste inkomstenbron voor de zeven provincies, die daaruit hun bijdrage aan de Generaliteitslasten financierden en bijdroegen aan leger en vloot. De Generaliteitsquote voor Stad en Lande was vastgesteld op bijna 6% van het totaal; dat was ongeveer een tiende deel van wat het belangrijkste gewest Holland (58%) bijdroeg en de helft van het Friese contingent (12%). De inwoners van Stad en Ommelanden kregen na 1600 te maken met een tot dan toe ongekende stortvloed van nieuwe
belastingen, die grotendeels te maken hadden met de nieuwe staatkundige verhoudingen en die van provinciewege werden geheven. Daaronder was de verponding de oudste, die ook in de 16e eeuw al was betaald van alle bruikbare cultuurland in de Ommelanden (jaartax).Tijdens de Republiek werd die nu opgebracht door heel het platteland, dus ook door de stadsterrioria – met uitzondering van Westerwolde dat vóór 1800 niet tot Stad en Lande had behoord. In de 17e eeuw was de verponding goed voor ruim een kwart van de provinciale inkomsten. De domeingoederen, meest het grondbezit van de voormalige kloosters, droegen daaraan slechts met een bescheiden percentage bij, niettegenstaande het feit dat zij in de tijd van de opheffing (1594) ten minste 25% van alle cultuurgrond in de provincie uitmaakten. Deze inkomstenpost verviel in de tweede helft van de 18e eeuw vrijwel geheel, toen dit bezit in het kader van de sanering van de provinciale financiën te gelde werd gemaakt. Nieuw waren de zogenaamde generale middelen, die door alle zeven gewesten op min of meer gelijke voet werden geheven ten behoeve van de Generaliteit. De voornaamste hiervan waren die op de agrarische productie (vee, granen), bieren, huizen (haardsteden- of schoorsteengeld), personen (capitaal of hoofdgeld) en turf. Het waren lasten die steeds zwaarder op consumptie, huishoudingen, beroep en bedrijf drukten en daarmee vooral op degenen die niet tot de economische bovenlaag van de bevolking behoorden. Het aandeel van de generale middelen zou geleidelijk oplopen tot 60% van alle provinciale inkomsten in de tweede helft van de 18e eeuw. De belastingdruk nam ten gevolge van een en ander in de loop van de 17e eeuw toe en zou die in Holland ten slotte evenaren. De financiën van de Republiek der Verenigde Nederlanden raakten in de loop van de 17e eeuw in zwaar weer doordat de nieuwe staat in diverse oorlogen verwikkeld raakte. Dit alles viel samen met het begin van een West-Europese economische recessie, die na ruim anderhalve eeuw van groei rond 1660 toesloeg en die met korte oplevingen ongeveer een eeuw zou aanhouden. Zodoende werd een enorme staatsschuld opgebouwd die bij lange na niet uit de contingenten van de zeven provinciën kon worden bekostigd en alleen maar verder zou oplopen. Het aandeel van Stad en Lande in de totale staatsschuld van Republiek was echter betrekkelijk gering (1,6% tegen Holland 75%). Om enigszins aan de groei-
ende financiële druk tegemoet te treden werden regelmatig buitengewone (‘extraordinaire’) belastingheffingen bovenop de reeds bestaande gelegd. Eén daarvan was belasting op vermogens boven een bepaald minimum, die pas vanaf eind 17e eeuw een permanent karakter zou krijgen. Het meeste geld werd door externe financiering (leningen) verkregen. Een deel hiervan werd door de gewesten onder de eigen bevolking uitgezet in de vorm van staatsleningen, de rest bij bondgenoot Holland geleend, dat de grootste welvaart en kredietwaardigheid had. Deze kapitaalinjecties vormden een deel van de provinciale inkomsten, en de aflossing en rentebetalingen bijgevolg een belangrijk gedeelte van de uitgaven. Hoewel de hoogte van de provinciale Generaliteitsquote, gerekend naar de bevolkingsgrootte en welvaart, waarschijnlijk niet onredelijk was, klaagde men zoals in de meeste andere gewesten ook in Groningen voortdurend daarover en bleef vaak in gebreke bij het op tijd afdragen daarvan. De eeuwigdurende onenigheid tussen Stad en Ommelanden speelde daarbij een rol. Het gevolg was dan steevast dat vanuit Den Haag moest worden bemiddeld; een substantiële verlaging van de quote wist de provincie echter tot aan het einde van de Republiek (1795) niet te bereiken 3.
De jaarlijkse uitgaven van de provincie Stad en Lande zijn uit te splitsen in Generaliteits- en provinciale lasten. Van de Generaliteitslasten waren in het bijzonder militaire uitgaven van belang. Alle provincies betaalden permanent een deel van de Staatse defensie, maar in tijden van oorlog konden deze uitgaven een zware last worden. Zo ging van de uitgaven van Stad en Lande over het ‘rampjaar’ 1672, die bijna 1.500.000 gulden bedroegen, 78% op aan Generaliteitslasten; de rest vormden de provinciale lasten. Ook in de volgende jaren trad weinig verbetering op; pas na 1680 stabiliseerde de toestand zich langzaam en werd een meer evenwichtige verdeling tussen beide uitgavenposten bereikt 4. De jaren 16861688 waren financieel gezien relatief gunstig; voor het eerst bereikten de totale lasten een zo laag niveau als ze sinds meer dan 60 jaar niet meer hadden gekend. De economische recessie na 1660 maakte een pas op de plaats, al gooide de Sint-Maartensvloed van 1686, die vooral schade aanrichtte in het Eems-Dollardgebied, roet in het eten. Het inkomsten-
niveau van 1687 en 1688 ligt dan ook duidelijk lager dan in de tijd daarvóór. Veel minder gunstig was het einde van de 17e eeuw: West-Europa werd opnieuw geteisterd door een grote oorlog die de Republiek weer op hoge onkosten joeg, terwijl het economisch getij begon af te lopen – een voorproefje op de tijd van diepe depressie waardoor de eerste helft van de 18e eeuw zou worden gekenmerkt. Daarmee zijn we weer terug bij het uitgangspunt: nu moet nog worden vastgesteld in hoeverre de bestuurders aan het Martinikerkhof inderdaad bereid waren geld uit te geven voor representatieve doeleinden. De jaren 1686-1688 en 16981700 waren immers juist die waarin zij het provinciehuis lieten moderniseren en verfraaien door een herinrichting van de Statenzaal en de Gedeputeerdenzaal. Interessant is dat blijkbaar in 1698 behalve niet in de rekening gespecificeerde reparaties ook voor ‘een nieuwe deure aen het Provinciehuis’ geld werd uitgegeven, blijkbaar een buitendeur. In bijlage 1 is aan de hand van de rekeningen van de ontvanger-generaal van de provincie nagegaan wat een en ander voor de gewestelijke financiën betekende. Naast de totale inkomsten en uitgaven is ook de rubriek buitengewone inkomsten opgenomen, die toen hoofdzakelijk uit extra heffingen op het capitaal (hoofdgeld) en de haardsteden en het gemaal (granen) bestonden, sinds eind 17e eeuw ook op fiscale vermogens (400e penning of 0,25%). Aan representatie en luxe werd op het Martinikerkhof al weinig geld gespendeerd, nog geen 1%, en – zo het lijkt – dan nog weloverwogen en gespreid. Het meeste geld ging in deze jaren naar verbouwingen aan het Prinsenhof, de ambtswoning van de stadhouder wanneer die in Groningen verbleef 5. Het relatief hoge bedrag van 6000 gulden dat aan de Prinses-douairière Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau werd uitgekeerd was bestemd voor de begrafenis in Leeuwarden van stadhouder Hendrik Casimir II, die in 1696 was overleden. Door zijn gecompliceerde persoonlijkheid had Hendrik Casimir, die zich niet kon schikken in zijn ondergeschikte positie tegenover zijn invloedrijke neef stadhouder-koning Willem III, en bovendien liever militair dan politicus was, zich bij het thuisfront niet populair gemaakt. Zeker niet in Groningen, waar hij zich nogal opzichtig in de geschillen tussen Stad en Ommelanden had gemengd. De betrekkingen met de Prinses-douairière waren al even moeizaam. Men zou de uitgaven ten behoeve van de stadhouders zowel bij de beroeps- als de representatiekosten
kunnen indelen, want zij waren in feite de hoogste provinciale ambtenaren. Deze staan in de provinciale rekeningen meest onder ‘uitgaven ten diversen respecte’, soms ook onder een aparte post ‘stadhoudershof’ 6. Alles overziende moet worden geconstateerd dat het overbekende beeld uit de traditionele vaderlandse geschiedenis, dat de regenten van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in luxe en weelde leefden op kosten van de ‘gemene man’, op zijn minst enige nuancering verdient. De Heren van Stad Groningen en Ommelanden blijken wel degelijk oog te hebben gehad voor de benarde omstandigheden waarin staat en maatschappij verkeerden, en zij smeten het geld niet over de balk. Zij gaven niet meer uit dan strikt noodzakelijk was en probeerden op allerlei manieren de steeds doorgroeiende gewestelijke schuldenlast te bestrijden. In dit opzicht zal de invoering van een permanente belasting op particuliere vermogens zelfs door degenen die daarbij persoonlijk het minste belang hadden, dan ook als pure noodzaak en onontkoombaar zijn beschouwd. In elk geval bleven de bestuurlijke uitgaven ten bate van eigen pronk en praal beperkt tot het hoognodige. Daarvoor wilde men dan nog wel eens wat dieper in de beurs tasten: tenslotte hadden de regenten als souvereinen van hun trotse minirepubliekje – hoezeer beide kampen elkaar soms ook mochten verwensen en naar het leven staan – naar buiten toe een stand op te houden. Sober, maar wel smaakvol en chique. Daarvan is misschien die nieuwe voordeur anno 1700 wel het meest aansprekende symbool. Want wat zou een belangrijke bezoeker wel niet moeten denken, wanneer hij door een versleten entree – het gebouw was in 1602 in gebruik genomen door het provinciaal bestuur – de zelfbewuste heersers van het gewest Stad en Lande tegemoet zou treden? 7
dr. Hidde Feenstra
Bijlage 1. Inkomsten en uitgaven van de provincie in guldens en percentages van de totalen jaar 1685 1686 1687 1688
tot. inkomsten 1.561.775 1.630.205 1.469.962 1.522.636
buitengew. inkomsten 161.625 10% 144.454 9% 105.648 7% 126.797 8%
tot. uitgaven 1.028.071 1.003.897 792.517 715.769
1698 1699 1700
1.879.006 1.682.583 1.626.203
325.745 218.152 248.476
1.510.906 1.342.094 1.334.081
17% 13% 15%
uitg. Prov.huis -1369 0,1% 828 0,1% 320 0,04% 334 0,02% -801 0,06%
diversen 8 -2361
0,3%
6000 ---
0,4%
Bronnen: Groninger Archieven, Archief Staten van Stad en Lande, nr's 1907, 1908, 1909, 1921, 1922, 1923 (rekeningen ontvanger-generaal).
1 Voor de politieke geschiedenis in het algemeen: M.G.J. Duijvendak e.a. (red.), Geschiedenis van Groningen. II. Nieuwe tijd (Zwolle 2008) hoofdstukken VI,VII, IX. 2 Duijvendak e.a. (red.), Geschiedenis van Groningen, II, 154-157, 211-213; Hidde Feenstra, Staten van Stad en Ommelanden. Het provinciaal bestuur van Groningen 1595-1995 (Groningen 1995) 13-22. 3 Duijvendak e.a. (red.), Geschiedenis van Groningen, II, 162-163, 165, 184 en vlgg., 277-278. Over het financiële bestel en het belastingstelsel in Stad en Lande: L. van der Ent en V. Enthoven, Gewestelijke financiën ten tijde van de Republiek der Verenigde Nederlanden, deel III Groningen, 1594-1795 (Den Haag 2001) hoofdstuk I.4; voorts I.B.M. Matthey, ‘Op fiscaal kompas. Een bijdrage tot de economische geschiedenis van het gewest Groningen in de 17e en 18e eeuw, met toespitsingen op de dorpen in de huidige gemeente Stedum’ in: I.B.M. Matthey (red.), Westeremden, het verleden van een Gronings terpdorp (Groningen 1975) 195-360. Over vermogens Hidde Feenstra, De bloeitijd en het verval van de Ommelander adel 1600-1800 (Groningen 1981) hoofdstuk 1. De algemene economische toestand en de staatsschuld: Jan de Vries en Ad van der Woude, Nederland 1500-1800. De eerste ronde van de moderne economische groei (Amsterdam 1995) 128-129, hoofdstuk 13.
4 Van der Ent en Enthoven, Gewestelijke financiën, 92-93, 98-99 (grafiek 1); Duijvendak e.a. (red.), Geschiedenis van Groningen, II, 261-266, 245-292; De Vries en Van der Woude, Nederland 1500-1800, 763 en vlgg. 5 Over de regelmatige verbouwingen aan het Prinsenhof zie: Johan de Haan, ‘Een vorstelijk slaapvertrek’, Stad & Lande, 11 (2002) 2-7 en Johan de Haan, ‘Hier ziet men uit Paleizen’ Het Groninger interieur in de zeventiende en achttiende eeuw (Assen 2005) passim. 6 Duijvendak e.a. (red.), Geschiedenis van Groningen, II, 213, 215, 269-270, 335. 7 Over de problematiek van de beeldvorming van Stad en Ommelanden op dit gebied: De Haan, ‘Hier ziet men uit Paleizen’, 3-8, 501-503; verder Feenstra, Staten van Stad en Ommelanden, 21. 8 In 1687 wegens ‘timmeringe in stadthouders hof’; in 1698 aan ‘Hare Hoogheid’ voor de begrafenis van de stadhouder.
Pracht & Macht: Het Groninger provinciehuis aan het eind van de 17e eeuw
Kor Holstein, Holstein Restauratie Architectuur
M
art
ini
ke
rkh
of
Uitbreiding Statenzaal 1850 - heden
Statenzaal 1602 - 1850 1917
Sint Ja nsstra
at
Sint Maartensschool sinds 1602 provinciehuis
1922 1883
1850
ca. 1550
Singelstraat
Sinds 1602 is het provinciehuis van Stad en Lande gevestigd in de oude Sint Maartensschool aan het Martinikerkhof
In 1754 tekende Cornelis Pronk het provinciehuis vanaf het Martinikerkhof
BURGEMEESTERS, RAADSLEDEN EN VOLMACHTEN BANK VOOR DE STAD
BANK VOOR DE OMMELANDEN JONKERS, EIGENERFDEN EN VOLMACHTEN
Op basis van het bestek gedateerd 13 oktober 1687, is een reconstructie van het bankenplan van het vergaderperk gemaakt in de Statenzaal. De Stadsvertegenwoordigers en de vertegenwoordigers van de Ommelanden zaten tegenover elkaar en spraken met elkaar via de ‘syndici’ die in het midden aan een tafel zaten. 1. Stijlen en regels 2. Voorpand 3. Balusters 5.5 duim zwaar 4. Ingang 5. 3 achterste panden 6. Grenen zitbanken 7. Groene kussens & sprieten met provincie wapen* 8. 1 trede hoger 9. Pulpitrum, griffier, groen bekleed* 10. Italiaans marmeren vloertegels* 11. Houten vloerdelen 12. Lijst met schilderij Hendrik Casimir II, graaf van Nassau* 13. Banken voor Ommelanden* 14. Wandarmen, verguld* 15. Geschilderde glas-in-loodramen* 16. Voor elk raam gordijnen, groen* 17. Stoel stadhouder, rood* (zoals afgebeeld) 18. Positie syndicus, groene sprieten & kussens* 19. Positie luitenant-stadhouder, groene sprieten & kussens* 20. Vleugelstukken * Op basis van overig archiefonderzoek
Kastenwand in de Statenzaal, reconstructie op basis van het bestek van Allert Meijer, gedateerd 22 januari 1687
1. Onderkant plafond
4. Fronton driehoekig/frontespijtse
7. Voluut, ionisch
2. Balk
5. Wapenschild met olijftakken ter zijde
8. Bogen onder basislijst 11. Eén kastdeur
3. Beunkast
6. Basislijst, profielen en verhoudingen volgens Serlio
9. Festoen
10. ‘Geprojecteerd’ basement volgens bouworde 12. Pilaster verlengd volgens de ionische bouworde
1
2
3
4
5
7
8
Hendrik Casimir II 10
11
12
6
13
14
16
9
16
17
18
In 1673 bij zijn meerderjarigheid wordt Hendrik Casimir II, graaf van Nassau Dietz, de vijfde stadhouder van Stad en Lande. Ter gelegenheid daarvan schenkt de graaf zijn portret aan de Staten. De Staten stellen vervolgens een fors bedrag beschikbaar voor het laten maken van een lijst om het schilderij. Voor de Statenzaal waren in 1671 al 18 portretten door de Groninger schilder Johannes Tideman geschilderd voor de Staten van Stad en Lande. Het zijn leden van het Huis Nassau die de erfelijke positie van de stadhouder rechtvaardigen.
1. Lodewijk Gunther, graaf van Nassau
10. Lodewijk, graaf van Nassau Dillenburg
2. Adolf, graaf van Nassau
11. Willem, prins van Oranje, graaf van Nassau Dillenburg
3. Willem, graaf van Nassau Dillenburg
12. Adolf, graaf van Nassau
4. Ernst Casimir, graaf van Nassau Dietz
13. Jan VI, graaf van Nassau Dillenburg
5. Albert, graaf van Nassau van Dillenburg
14. Hendrik, graaf van Nassau Dillenburg
6. Ernst, graaf van Nassau Siegen
15. Philips Willem, prins van Oranje, graaf van Nassau
7. Willem (Frederik), graaf van Nassau Dietz
16. Willem Hendrik, prins van Oranje, graaf van Nassau
8. Philips, graaf van Nassau Dillenburg
17. Frederik Hendrik, prins van Oranje, graaf van Nassau
9. Hendrik Casimir I, graaf van Nassau Dietz
18. Willem Lodewijk, graaf van Nassau Dillenburg
Voor meer achtergrondinformatie zie volgende pagina
1. Lodewijk Gunther, graaf van Nassau
6. Ernst, graaf van Nassau Siegen
Geboren: Dillenburg, 1575 - Overleden: Sluis, 1604
Geboren: Dillenburg, 1582 - Overleden: Udine, 1617
Zoon van Jan VI, graaf van Nassau Dillenburg
Zoon van Jan VI, graaf van Dillenburg
Overleden op het slagveld. Laatste rustplaats onbekend
Vermoedelijk begraven in Siegen
2. Adolf, graaf van Nassau
7. Willem (Frederik), graaf van Nassau Dietz
Geboren: ?, circa 1250 - Overleden: Göllheim, 1298
Geboren: Arnhem, 1613 - Overleden: Leeuwarden, 1664
Koning van het Heilig Roomse Rijk tussen 1292 en 1298
Zoon van Ernst Casimir I, graaf van Nassau Dietz
Bijgezet in de Dom van Spiers
Vierde stadhouder van Groningen 1640 - 1664 Begraven in de Grote Kerk te Leeuwarden
3. Willem, graaf van Nassau Dillenburg Geboren: Dillenburg 1487 - Overleden: Dillenburg, 1559
8. Philips, graaf van Nassau Dillenburg
Vader van Willem van Oranje
Geboren: Dillenburg, 1566 - Overleden: Rheinberg, 1595 Zoon van Jan VI, graaf van Nassau Dillenburg, gesneuveld voor
4. Ernst Casimir, graaf van Nassau Dietz
het vaderland
Geboren: Dillenburg, 1573 - Overleden: Roermond, 1632
Begraven in de St. Eusebiuskerk te Arnhem
Zoon van Jan VI, graaf van Nassau Dillenburg, gesneuveld voor het vaderland
9. Hendrik Casimir I, graaf van Nassau Dietz
Tweede stadhouder van Groningen 1620 - 1632
Geboren: Arnhem, 1612 - Overleden: Hulst, 1640
Stichtte in 1628 de vesting Nieuweschans
Zoon van Ernst Casimir I, graaf van Nassau Dietz, gesneuveld voor
Laatste rustplaats onbekend
het vaderland Derde stadhouder van Groningen 1632 - 1640
5. Albert, graaf van Nassau van Dillenburg
Begraven in de Grote Kerk te Leeuwarden
Geboren: Dillenburg, 1596 - Overleden Quakenbruck, 1626 Kleinzoon van Jan VI, graaf van Nassau Dillenburg
10. Lodewijk, graaf van Nassau Dillenburg
Laatste rustplaats onbekend
Geboren: Dillenburg 1538 - Overleden: Mookerheide, 1574 Broer van Willem van Oranje, gesneuveld voor het vaderland Niet gevonden op het slagveld
11. Willem, prins van Oranje, graaf van Nassau Dillenburg
16. Willem Hendrik, prins van Oranje, graaf van Nassau
Geboren: Dillenburg 1533 - Overleden: Delft, 1584
Geboren: Den Haag, 1659 - Overleden: Kensington, 1702
Vader des Vaderlands, vermoord in de 80-jarige oorlog
Kleinzoon van Willem van Oranje en vanaf 1688 koning van
Bijgezet in de Nieuwe Kerk te Delft
Engeland als William III Begraven in Westminster Abbey te Londen
12. Adolf, graaf van Nassau Geboren: Dillenburg 1540 - Overleden: Heiligerlee, 1568
17. Frederik Hendrik, prins van Oranje, graaf van Nassau
Broer van Willem van Oranje, gesneuveld voor het vaderland
Geboren: Delft, 1584 - Overleden: Den Haag, 1647
Vermoedelijk begraven in de Grote Kerk van Emden
Zoon van Willem van Oranje, stadhouder van Groningen 1640 - 1647 Bijzet in de Nieuwe Kerk te Delft
13. Jan VI, graaf van Nassau Dillenburg Geboren: Dillenburg 1536 - Overleden: Dillenburg, 1606
18. Willem Lodewijk, graaf van Nassau Dillenburg
Broer van Willem van Oranje
(vermoedelijk het portret dat door diefstal ontbreekt)
Bijgezet in de Stadskerk van Dillenburg
Geboren: Dillenburg, 1560 - Overleden Leeuwarden, 1620 Zoon van Jan VI, graaf van Nassau Dillenburg
14. Hendrik, graaf van Nassau Dillenburg
Eerste stadhouder van Groningen 1584 - 1620
Geboren: Dillenburg 1550 - Overleden: Mookerheide, 1574
Begraven in de Grote Kerk te Leeuwarden
Broer van Willem van Oranje, gesneuveld voor het vaderland Niet gevonden op het slagveld 15. Philips Willem, prins van Oranje, graaf van Nassau Geboren: Buren, 1554 - Overleden: Brussel, 1618 Zoon van Willem van Oranje Begraven in de St. Sulpitiuskerk te Diest
Het zogenaamde voorpand van het vergaderperk, reconstructie op basis van het bestek, gedateerd 13 oktober 1687
1
2
3
4
Legenda 1. Bovenregel lijstwijze 2. Balusters 3. Onderpanelen 4. Balusters 5,5 duim zwaar met festoenen 5. Gesneden knopen
5
Dit is een uitgave van de provincie Groningen en de Stichting Freerk J.Veldman. Onderzoek en tekst Freerk J.Veldman met een bijdrage van dr. Hidde Feenstra. De Stichting Groenman te Groningen heeft de bijdrage van dr. Hidde Feenstra mogelijk gemaakt. Redactie en tekstbijdrage:
Lieke Veldman-Planten
Begeleiding:
Kunstcommissie provincie Groningen
Eindredactie:
Frouwina de Boer, provincie Groningen
Afbeeldingen:
Groninger Archieven, Uitgeverij Walburgpers Zutphen en ir. Kor Holstein, Holstein Restauratie Architectuur
Vormgeving:
Marcel Teunissen, provincie Groningen
Fotografie:
Alex Wiersma en Kasper van Balen, provincie Groningen
Druk:
provincie Groningen
ISBN
978-90-820865-0-8
juni 2013
Pracht & Macht: Het Groninger provinciehuis aan het eind van de 17e eeuw