PREEK OVER GENESIS 6,1-4 Pijnacker-Nootdorp, 27 september 2009 Liturgie ’s morgens Votum/groet Zingen Wet van de HEER Zingen Gebed Lezen Zingen Tekst Preek Zingen Dankgebed Collecte Slotzang Zegen
Pijnacker-Nootdorp Ps. 100:1, 2 Ps. 100:3, 4 Genesis 5:1-6:4 Ps. 82:1, 3 Genesis 6:1-4 (niet opnieuw lezen) Ps. 2:1, 2, 4
LB 477:1, 2
ds. R.T. te Velde
’s middags Votum/groet Zingen Gebed Lezen Zingen Tekst Preek Zingen Geloofsbelijdenis Zingen Dankgebed Collecte Slotzang Zegen
Valkenburg Gez. 145:1, 2 Genesis 5:1-6:4 Ps. 82:1, 3 Genesis 6:1-4 (niet opnieuw lezen) Ps. 2:1, 2, 4
Gez. 145:3, 4
LB 477:1, 2
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Het is een wondere wereld die je tegenkomt in dit stukje uit de bijbel. Het begint met die enorme leeftijden, ruim boven de 900 jaar. Noach die rond z’n 500e nog drie zonen verwekt. En dan gaat het verder met de ‘zonen van de goden’ die met de mensendochters gaan trouwen. Er komen giganten uit voort, reuzen. Het lijkt of je binnenstapt in een sprookjeswereld. Het is niet zo vreemd dat deze wereld van Genesis 6 ons wonderlijk voorkomt. We zijn nog altijd bezig met de oudste tijden van de mensheid. Een tijd die letterlijk en figuurlijk ver van ons af staat. Als je op school bezig bent met geschiedenis, gaat het eerst over holbewoners, Mensen die in dierenvellen rondliepen en zich moesten redden met bijlen en speren van steen. We weten er heel weinig van, er zijn alleen spullen uit die tijd gevonden, maar opschrijven wat er gebeurde konden ze toen nog niet. Vanaf de Romeinen wordt het interessant, door de verhalen die zijn opgeschreven: het leven van gewone en belangrijke mensen komt veel dichterbij. De tijd daarvoor, de prehistorie blijft een schemergebied. De tijd waarover we in Genesis lezen, ligt nog verder weg. De zondvloed die erop volgde, heeft alles van de aarde gespoeld, alle voorwerpen en alle boeken, als ze toen al schrijven konden. Het is dus al heel bijzonder dát we er iets over horen. Maar veel informatie om het beeld in te kleuren krijgen we niet. Ga er maar vanuit dat heel oude verhalen zijn doorverteld, via Noach en zijn zonen die in de ark ontkwamen aan de vloed, en dat we via die oude verhalen even een kijkje mogen nemen in die wondere wereld. In de wereld rond Israël kom je veel meer van zulke oude verhalen tegen. Het gaat vaak zo’n beetje over hetzelfde. De zondvloed is een vast thema. Goden die zich met mensen vermengen komen voor in veel verhalen, en natuurlijk gaat het dan ook over reuzen en andere wonderlijke wezens. Het verschil zit in de boodschap van zulke verhalen: wat wordt er over God gezegd? Buiten de bijbel hoor je dan bijvoorbeeld dat de goden zich ergeren aan al het lawaai dat de mensen maken en dat ze daar met de zondvloed een eind aan willen maken. In Genesis leer je God heel anders kennen. En dat is voor ons
1
vandaag beslissend, hoe God zich openbaart in die oude verhalen over de wondere wereld voor de vloed. De wereld raakt vol, daar begint Genesis 6 mee. Dat was Gods bedoeling aan het begin, God zei tegen de mens: “Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag”. Dat begint er nu dus aardig op te lijken. Maar het gaat niet de goede kant op met al die mensen op de aarde. Ze zetten de boel op z’n kop. Daarom vat ik dit bijbelgedeelte samen onder het volgende thema: Een wereld op z’n kop 1. verdwenen grenzen 2. verkorte levens 3. vergeten namen 1. Verdwenen grenzen. Als bijbellezer kijk je vreemd tegen dit bijbelstukje aan: het gaat over “de zonen van de goden”. Hoe moet je dat plaatsen? In eerste instantie kun je het letterlijk nemen: de zonen van de goden komen echt uit de godenwereld, het zijn goddelijke wezens. Als de bijbel het woord ‘zoon’ gebruikt, geeft dat soms een meer algemene verbinding aan: het is iemand die hoort bij de wereld van … ‘Zonen van de goden’, dan kun je denken aan de bonte verzameling goden van de volken rond Israël. Die spoken vaak heel wat uit, ze hebben maar al te menselijke trekjes. Als Genesis ze hier binnenhaalt in het verhaal, is dat om ze uiteindelijk te ontmaskeren: kijk eens hoe die zogenaamde goden omlaag komen om plezier te zoeken bij de mensen. Je kunt ze goden noemen, maar ze stellen niets voor. Als de HEER ingrijpt, is het meteen met ze gedaan. Een stapje lager gaat de uitleg die bij de ‘godenzonen’ denkt aan engelen. Helemaal uit de lucht gegrepen is dat niet, want een enkele keer, bijvoorbeeld in het boek Job, bedoelt de bijbel met ‘godenzonen’ inderdaad de engelen, de kring van dienaars rond Gods troon. Afgelopen zondag kwamen we het zo nog tegen in het verhaal uit Daniël 3: een “godenzoon” was bij die drie mannen in de hete oven. Een engel dus. Dan zijn die godenzonen niet zelf god, maar ze staan er wel heel dicht bij. Bij Job hoort daar dan ook satan bij. Als je leest wat in Genesis 6 die godenzonen doen, moet je wel denken aan de ‘slechte’ engelen die aan God ongehoorzaam zijn geworden. In het Nieuwe Testament (Judas, 2 Petrus) wordt een paar keer iets over die ‘gevallen’ engelen gezegd. Maar om dat te verbinden met wat Genesis 6 vertelt, dat de godenzonen trouwen met de mensendochters, dat kun je eigenlijk niet hard maken. Het is vanuit de rest van de bijbel ook de vraag of engelen dat wel kunnen: met mensen trouwen en samen kinderen krijgen. Bovendien vraag je je af: waarom krijgen alleen de mensen straf van God? Het zijn toch eigenlijk de godenzonen die de verkeerde stap zetten? En zo kom je, als derde mogelijkheid, nog een stapje dichter bij de aarde: misschien worden met ‘godenzonen’ wel gewoon een soort mensen bedoeld. Vaak is in onze kerken dit gedeelte zo toegepast dat het gaat over de ‘jongens van de kerk’ die zich door de ‘meisjes van de wereld’ het hoofd op hol laten brengen. Nu zal het best gebeuren dat gelovige jongens zich aangetrokken voelen door meisjes van buiten. En omgekeerd ook. Maar gaat Genesis 6 daarover? Eigenlijk loopt deze uitleg stuk op de sterke woorden die hier tegenover elkaar staan: zonen van de goden tegenover dochters van de mensen. Dat kan niet goed slaan op twee groepen mensen. Nog een variant zegt: dat woord ‘godenzonen’ slaat inderdaad op een soort mensen, maar dan de heel bijzondere, belangrijke, machtige mensen. Supermensen die denken dat ze goden zijn. Een beetje in de lijn van Psalm 82 waar God de rechters, de overheid aanspreekt met de eretitel ‘goden’ – “de Allerhoogste noemt u zone”. Supermensen die denken dat ze goden zijn, dat kom je vandaag evengoed nog tegen. Toen het met de
2
voetbalclub Ajax goed ging in de jaren ’90 van de vorige eeuw, werden de sterren van dat moment ‘godenzonen’ genoemd. Zo heet een boek dat in die tijd over Ajax werd geschreven. Zo gingen die jongens zich soms ook gedragen, als godenzonen. Wie kan mij wat maken? Je maakt brokken met je nieuwe Ferrari, maar je rijdt gewoon door. Met een stel vrienden neem je een paar meisjes mee naar huis en je doet wat je wilt. De regels voor gewone mensen gelden niet voor jou, want jij bent een held, een superster. Je ziet het niet alleen bij die voetballers van Ajax, maar ook bij popmuzikanten, bij bankiers en topmensen in het bedrijfsleven, bij politici die zich onschendbaar maken. En haal het gerust nog wat dichter bij, naar je eigen leven. Voel jij jezelf ook wel eens meer dan een ander? Dat jij alles kunt en mag, dat dat rode stoplicht er niet voor jou staat, dat jij de oplossing voor alle grote wereldproblemen bedacht hebt. Uitstijgen boven de gewone mensen, daar hebben we soms allemaal wel wat last van. Hoogmoed, heet dat met een ouderwets woord. Het is je in de bol geslagen. Mensen die denken dat ze goden zijn – en dan kun je ook het lijntje terug naar boven weer leggen. Want zouden veel van die zogenaamde goden zo ook niet ontstaan zijn? Dat iemand zo ver boven de gewone man uitstak, dat ze gingen zeggen: dat kan geen gewoon mens zijn, het moet wel een god wezen. De wereld rond Israël is vol met zulke verhalen, en soms kom je er in de bijbel ook een spoor van tegen. Die goden waar je zo gewichtig over kunt doen, eigenlijk zijn het niet meer dan omhooggevallen mensen. Heel ontmaskerend, als de bijbel zo de godenzonen binnenhaalt in Genesis 6. Godenzonen – het is haast met een knipoog gezegd, als bijbellezer die de God van Israël kent, weet je wel beter. Intussen blijft het iets raadselachtigs houden, wat Genesis 6 ons wil vertellen. Wat er precies gebeurd is, om wie het ging. Maar één ding wordt wel duidelijk: hier wordt de wereld op de kop gezet. Hier worden grenzen uitgewist die God getrokken had voor de mensen. Je herinnert je het gefluister van de slang in het paradijs: Je kunt worden als God. Dat is blijven haken bij de mensen, in die wereld vóór de zondvloed, maar evengoed in onze eigen tijd. Het verlangen naar méér, het verlangen om uit te stijgen boven je zelf, om niet mens te zijn maar goddelijk te worden, dat verlangen is door al het water van de wereld niet weggespoeld. Dat verlangen zit in het verhaal over godenzonen die met mensendochters trouwen. En als je over díe grens gaat, vervagen ook de andere grenzen. De godenzonen kiezen uit de mensendochters wie ze maar willen. Naar de wil van het meisje wordt niet gevraagd, zo lijkt het, en misschien trouwen ze ook wel met meer vrouwen, de een na de ander. Doe wat je wilt, jij bepaalt zelf wat goed is. Die houding kom je vandaag net zo goed tegen, bij mensen die denken dat ze god zijn. En als de ander daar de dupe van wordt, pech gehad. Maar zo wil God het niet hebben in zijn wereld – dat is de wereld op zijn kop. Zonen van God, ja daar zit wel wat in. We hebben het geslachtsregister van Adam gelezen. Hij is geschapen zo dat hij op God leek, en dat draagt hij om zo te zeggen over op zijn zoon Set, een zoon die op hem leek, die zijn evenbeeld was. Wanneer in het Nieuwe Testament, in Lukas 3, de stamboom van de Heer Jezus wordt gegeven, kom je uiteindelijk weer uit bij Adam: “de zoon van Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God” (Luk. 3:38). Adam de zoon van God – zo is het wel begonnen. En bij Jezus kom je daar ook weer terug. Wonderlijk hoe de bijbel hier de lijnen aan elkaar knoopt. Maar bij Jezus is het wel heel iets anders dan wat in Genesis 6 gebeurt, dat mensen zichzelf god wanen en denken dat ze kunnen doen wat ze maar willen. Zeg maar de binnenbocht naar de hemel maken. God gaat de koninklijke weg: de weg van Jezus, die als gehoorzame Zoon precies doet wat zijn Vader wil. En door Jezus komt het ook voor ons in beeld: dat wij zonen en dochters van God mogen worden.
3
2. Verkorte levens. Mensen denken dat ze goden zijn. Maar dan komt God tussenbeide: Toen dacht de H E E R : Mijn levensgeest mag niet voor altijd in de mens blijven, hij is immers niets dan vlees; hij mag niet langer dan honderdtwintig jaar leven. Let alleen al even op die naam: de HEER. Die staat hier niet voor niets. De meer gewone naam ‘God’ is, om zo te zeggen, al bezet door de godenzonen, de mensen die denken dat ze zelf god zijn. Daarom gebruikt de schrijven van Genesis nu die speciale naam HEER. En die naam is zelf al een signaal: let op, Ik ben er ook nog! We hebben al een paar keer gehoord hoe God met deze naam zichzelf laat kennen als de God van verbinding, God die uit is op contact met mensen. Maar er zit meer in deze naam: God laat zich gelden. Je zult merken wie Hij is. Zo klinkt het hier: jullie kunnen wel denken dat je de wereld op z’n kop kunt zetten, maar Ik, God de HEER, ben er ook nog! En dan komt een oordeel van God over de situatie die ontstaan is tussen ‘godenzonen’ en ‘mensendochters’. “Hij is immers niets dan vlees” – dat is de kern van wat God zegt. De mens denkt boven zichzelf uit te kunnen komen, aan God gelijk te kunnen worden. En het lijkt aardig te lukken, als je kijkt naar de bijna eindeloze levensduur van de mensen, 900+. Maar daar gaat God iets aan doen. “Mijn levensgeest mag niet voor altijd in de mens blijven”. Denk even terug aan Genesis 2:7: God blies de levensadem in de neus van de mens die Hij gevormd had uit stof van de aarde. Je kunt alleen leven op Gods adem. Van jezelf ben je niet meer dan stof van de aarde, een kleipoppetje waar geen leven en geen beweging in zit. Maar dat dreigen mensen te vergeten. En dus herinnert God er aan: mens, je kunt denken dat je zo’n beetje god bent, maar je bent niet meer dan vlees. Als mens ben je alleen iets wanneer God zijn levensgeest aan je geeft. Het woord ‘geest’ dat Genesis 6 gebruikt is nog sterker dan toen in Genesis 2. Echt de eigen Geest van God, die leven geeft aan de mensen, maar die God dus ook kan terugtrekken als mensen op eigen houtje proberen vooruit te komen. Leven als mens wordt nooit een autonoom proces, je bent en blijft aangewezen op God, op de adem van zijn Geest. Daar mag je nog altijd wel aan denken, ook als gelovig christen. Het kan je voor de wind gaan in het leven, dat je veel succes hebt en dat ook ervaart als zegen van God. Het kan je voor de wind gaan als christen, dat je veel topervaringen meemaakt in je geestelijk leven, dat je in de gemeente een vooraanstaande plek krijgt. Het gaat je voor de wind, maar gaat het je dan ook voor de Geest? Leef je van de Geest van Christus, of heb je stiekem vooral de smaak te pakken van jezelf? Wees maar eerlijk, die verleiding blijft er voor ons allemaal, om te gaan vertrouwen op wat je zelf allemaal kunt en bereikt hebt. Laat dit dan als een waarschuwing op je af komen: je bent niets dan vlees. Een waarschuwing, vandaag komt die op je af uit het verhaal in Genesis 6. Soms loop je er ook heel direct tegenaan in je eigen leven. Dat God je even stilzet, juist als het zo fantastisch met je gaat. Denk eraan: je bent niet meer dan vlees! De HEER zet zijn oordeel kracht bij: de leeftijd van de mens wordt ingekort tot 120 jaar. Nog altijd een flinke poos, maar heel wat minder dan die 900+ uit de begintijd. Je ziet het straks geleidelijk gebeuren: van de 950 jaar van Noach gaat het via de 500 jaar van Sem en de ruim 400 jaar van Sems zoon Arpachsad steeds verder naar beneden. Met vier, vijf generaties is de leeftijd van de mensen gedaald tot zo’n 200 jaar, en daarna weer in een paar stappen naar de 120 jaar die God hier aankondigt. Van deze geschiedenis kun je leren, hoe ver het ook weg lijkt. Aan de ene kant leer je dat je als mens niet eindeloos de tijd krijgt om jezelf omhoog te steken, te denken dat je eigenlijk God bent. Aan de andere kant leer je dat God nog altijd tijd geeft om te leven: 120 jaar maar liefst! Dat is tijd van Gods genade. Denk nog even aan de doodstraf waar God mee dreigde in het paradijs: als je eet van de verboden boom, zul je zeker sterven. God stelt die straf uit. Maar niet om dan maar zorgeloos te leven alsof God er niet is. Maar juist om erachter te komen dat je niet kunt leven zonder God. Zoals we het bij
4
Genesis 2 gehoord hebben: je leeft op Gods adem. Ingevuld uit het Nieuwe Testament: je leeft door de Geest van Christus. 3. Vergeten namen. Er zit een mooi stukje humor, ironie, aan het eind van het korte verhaaltje in Genesis 6. Het gaat over “de befaamde helden uit het verre verleden”. Mannen van naam, kun je letterlijk weergeven. Maar als je dan vraagt: o ja, welke namen dan? dan krijg je geen antwoord. Die befaamde helden uit het verre verleden, we weten niets meer van ze, zelfs hun naam niet. Die mensen die dachten dat zij het ver geschopt hadden, er blijft niets van over. Zo gaat dat nog altijd met beroemdheden, de BN’ers van onze tijd. Denk aan de Toppers van nu, die met hun glitterpakjes in Moskou stonden. Wie zal ze over twintig, dertig jaar nog kennen? Op het ene moment loopt de hele wereld met je weg, het volgende moment kijkt niemand nog naar je om. Zo komt in een ander licht te staan wat hier verteld wordt over de giganten, de helden. Reuzen zijn het, die geboren worden uit de relaties van de godenzonen met de mensendochters. Je zou je eraan vergapen: supermensen, die met kop en schouders boven de gewone man of vrouw uitsteken. Zie je nu wel dat het werkt? Mensen kunnen als goden worden. Maar nu staat het woord, het oordeel van God ertussen: de mens is niet meer dan vlees. En onder dat voorteken verdwijnt de glans van deze wonderkinderen. Befaamde helden – maar we kennen hun namen niet eens meer. Toppers die zomaar floppen. Giganten, reuzen, maar het zelfde woord kan in de bijbel ook iets betekenen als misbaksel, wangedrocht. God laat zijn wereld niet op de kop zetten. In de wondere wereld van het begin proberen mensen zelf de goddelijke kroon op hun hoofd te zetten. Maar God heeft iets anders bedacht, iets beters. Nee, het kan niet in één keer van een slecht en zondig bestaan naar de heerlijkheid van Gods kinderen. Niet door de binnenbocht. Maar God blijft er wel aan werken, dat in deze wereld zijn zonen en dochters te voorschijn komen. Niet door een machtsgreep van beneden, maar door een ingreep van boven. Geen godenzonen op eigen kracht, maar kinderen die geadopteerd zijn om te mogen delen in de heerlijkheid van Christus. Ik denk aan wat Paulus zegt in Romeinen 8: “U hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’. De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn. En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God. Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij moeten delen in zijn lijden om met hem te kunnen delen in Gods luister. Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard. De schepping ziet er reikhalzend naar uit dat openbaar wordt wie Gods kinderen zijn. (…) Ook de schepping zelf zal bevrijd worden uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt”. Eenmaal, in de oude wereld, werd heel de schepping overspoeld door het water van Gods oordeel over de slechtheid van de mensen. Nog eenmaal zal heel de schepping delen in het lot van de mensen, maar dan in de vrijheid en luister van Gods kinderen. Of God er ook op gesteld is om zonen en dochters te hebben! Zijn eigen lieve Zoon gaf Hij er voor over. Maar dan wel op zijn manier. En alleen Gods manier heeft toekomst. Zo mag je in een wereld die zucht en kreunt uitzien naar die wondere, nieuwe wereld die God laat komen door Jezus Christus. Een wereld die niet langer op de kop staat, vol van leugen en hoogmoed en geweld, maar die weer helemaal klopt. Daar mag je straks leven als kind, als zoon en dochter van God, door Christus. Amen
5