Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22.
Peters en meters vandaag: mee-ouders of geldschieters? Het peter- en meterschap in kerkelijk en maatschappelijk verband Judith Cockx In dit artikel zal de auteur in eerste instantie nagaan hoe het peter- en meterschap geëvolueerd is van een kerkelijk initiatief naar een maatschappelijk en vooral familiaal fenomeen. Hiervoor baseert ze zich op wetenschappelijke inzichten als op getuigenissen van ouders, meters en peters. Vervolgens reikt ze enkele handelingsperspectieven aan voor een persoonlijke, hedendaagse invulling van het peter- en meterschap als een religieuze rol. “Jouw meter zijn is één van jouw tochtgenoten worden. Het is je begeleiden op je weg door het leven. Het is jou helpen zoeken naar het goede voor jezelf en voor anderen. Het is meewerken aan je levensgeluk en je geloofsgroei. Jouw meter zijn betekent ook het ondersteunen van jouw mama en papa in het geven van een christelijke opvoeding. Jouw meter zijn betekent voor mij dat ik je God mag laten ontdekken als onze bron van leven en liefde”.
Met deze woorden beloofde ik mijn metekindje zo‟n twee jaar geleden mijn verantwoordelijkheid als meter op te nemen. Op zo‟n sterk moment als toen, bij het uitspreken van die belofte, was ik er rotsvast van overtuigd dat ik deze belofte zou kunnen inlossen. Nu, zo‟n twee jaar later, blijkt dat het niet altijd zo eenvoudig is om hieraan vorm te geven in het dagelijks leven. Het is veel gemakkelijker om het meterschap te uiten in bijvoorbeeld het geven van een bijzonder cadeau op verjaardagen of bij andere gelegenheden, dan een verantwoordelijkheid te dragen in de (geestelijke) opvoeding van mijn metekindje. Het meterschap vraagt van mij als jonge christen naast een sociale rol ook een bepaalde levenswijze die inspirerend is voor mijn metekindje. Dit is een uitdaging. Want hoe geef je iets van je geloof door? Op welke wijze kan je op geestelijk vlak aanwezig zijn in het leven van je metekindje terwijl je zelf ook nog zoekend bent? In het nadenken over de invulling van het meter- en peterschap in kerkelijk verband moeten deze vragen een plaats krijgen. In dit artikel zal ik aandacht besteden aan de invulling van het peter- en meterschap in maatschappelijk en kerkelijk verband. Ik zal me toespitsen op de vraag hoe het peter- en meterschap ook buiten de christelijke structuren van doopseltraditie gangbaar is geworden en blijft, ondanks de secularisering die zich de laatste decennia in Vlaanderen snel heeft doorgezet. Ook de veranderingen in de rolinvulling zullen hierbij aan bod komen. Tevens zal ik nagaan welke uitdagingen de invulling van het peter- en meterschap vandaag met zich meebrengt, zowel binnen maatschappelijk als kerkelijk verband. Hiervoor zal ik me zowel baseren op wetenschappelijke inzichten als op getuigenissen van ouders, meters en peters. Daarnaast zal ik ook enkele handelingsperspectieven voor hedendaagse meters en peters, en ook voor ouders, parochies en andere pastorale contexten bespreken en aanreiken. 1
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. VAN
KERKELIJKE INSTELLING NAAR EEN MAATSCHAPPELIJK EN VOORAL FAMILIAAL FENOMEEN
DE BETEKENIS VAN HET METER- EN PETERSCHAP IN HET KERKELIJK PERSPECTIEF VAN VANDAAG
Binnen kerkelijk verband treden meters en peters vandaag voornamelijk nog op bij het kinderdoopsel. Volgens het kerkelijk rechti dient aan iedere dopeling voor zover het kan een peter of meter gegeven te worden. Voor het kiezen van een meter en peter moeten ouders met enkele kerkjuridische bepalingen rekening houden. Zo moet een meter of een peter minimaal zestien jaar zijn en katholiek gedoopt en gevormd zijn. Meter en peter mogen niet de moeder of vader van de dopeling zijn. De meter en peter van de dopeling moeten ook de geschiktheid en intentie hebben om hun taak uit te oefenen. Volgens het kerkelijk wetboek houdt dit in dat zij een leven moeten leiden dat in overeenstemming is met het geloof en met hun taak als meter en peter. Dit betekent dat het aangewezen is iemand te vragen die betrokken is bij het christelijk geloof en die het kind ook wil ondersteunen in zijn of haar geloofsweg. Ouders hoeven overigens niet een meter én een peter te vragen. Eén meter of peter volstaat. Twee meters of twee peters kan kerkjuridisch echter niet. Vanuit pastoraal perspectief kan deze juridische regel echter in twijfel worden getrokken. Mijn metekindje heeft twee meters. In het belang van de christelijke opvoeding van hun dochtertje, kozen mijn zus en schoonbroer ook nog een goede vriendin als tweede meter. Ik zal hier later bij de handelingsperspectieven voor parochies en pastorale contexten nog op terugkomen. Verder kan kerkjuridisch gezien een niet-katholiek alleen maar als meter of peter optreden samen met een katholiek gelovige. De niet-katholieke meter of peter is tevens slechts „getuige‟ van het doopsel. Uit deze beperking blijkt dat meters en peters in kerkelijk verband méér zijn dan enkel „getuigen‟ van het doopsel. Er wordt dus van een peter en meter verwacht dat zij samen met de ouders het kind op zijn of haar levensweg in het geloof begeleiden. Meter en peter engageren zich daarom ook om aanwezig te zijn bij de grote stappen die het kind in zijn of haar geloofsontwikkeling zet, zoals bijvoorbeeld de eerste communie of het vormsel. Van hen wordt ook verwacht dat ze hun petekind een bijzondere plaats geven in hun hart. Daarnaast zijn de meter en peter de vertegenwoordigers van de kerkgemeenschap die het kind opneemtii. Bij de volwassenendoop treden een meter en peter vaak wel enkel op als getuigen van het doopsel. In sommige parochies is het de hele parochiegemeenschap die optreedt als getuige van het doopsel. Hier worden geen meter of peter aangesteld. Vaak is het immers, in tegenstelling met het kinderdoopsel, ook de parochiegemeenschap die voorafgaand aan het doopsel van de volwassene een hele weg met hem of haar in het geloof is gegaan. Toch is het een oude traditie dat de initiatie in de rooms-katholieke Kerk door middel van het doopsel, verbonden is met het peter- en meterschap. Het is dan ook bij de oorspronkelijke volwassenendopen dat we het ontstaan van het peter- en meterschap moeten situeren. De ontwikkeling van deze rol doorheen de geschiedenis biedt ook een verklaring voor de sociale verwachtingen die zich rond de rol van meter en peter bij de geboorte van een kind hebben ontwikkeld. Deze rolverwachtingen blijken ook vandaag vaak los te staan van de christelijke initiatierite van het doopsel zelf. Om te kunnen duiden hoe het meter- en peterschap zowel binnen als buiten de kerkelijke structuren vandaag betekenis heeft, ga ik terug naar het ontstaan van het meter- en peterschap in de jonge Kerk. De centrale stelling hierbij is dat de rol van meter en/of peter al dan niet los van het christelijk doopritueel is blijven bestaan, ondanks de beperkte rol die het christelijk geloof nog heeft in een geseculariseerde maatschappij.
2
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. HET ONTSTAAN VAN HET METER- EN PETERSCHAP IN DE JONGE KERK
Volgens de sociologischeiii visie van Lieven Vandekerckhove hangt het ontstaan van het meter- en peterschap samen met de noodzakelijke aanpassing van de jonge Kerk aan haar maatschappelijke omgevingiv. De jonge Kerk moest zich immers enerzijds weten te handhaven als een religieuze afsplitsing van de joodse gemeenschap. Anderzijds moest ze ook op maatschappelijk vlak zien overeind te blijven als een kleine gemeenschap in een land dat werd beheerst door het grote Romeinse keizerrijk. Dankzij haar missionering slaagde de jonge Kerk hier uiteindelijk in. De missionerende activiteiten van de nog zeer jonge Kerk botsten evenwel op weerstand. Vandekerckhove meent dat de missionerende activiteiten van de jonge Kerk door joden, Romeinen en andere gelovigen van die tijd werden beschouwd als pogingen om de bestaande overtuigingen te vervangen door de alternatieve overtuigingen van deze jonge Kerk. Zij voelden zich bedreigd in hun samenleven en in hun bestaansgrond. Maar voor de jonge Kerk betekenden de eeuwenoude overtuigingen van de joodse gemeenschappen en van de Romeinse keizercultus even zeer een bedreiging voor de eigen overtuigingen en het samenleven. De vele christenvervolgingen wijzen ook op het feit dat er een reële bedreiging werd ervaren. De jonge Kerk vond het daarom belangrijk dat alle leden sterk geïntegreerd waren binnen de kerkgemeenschap en dat hun handelen werd gemotiveerd vanuit de collectieve belangen van die gemeenschap. Hoe groter immers de weerstand vanuit de bredere maatschappelijke omgeving waarin de gemeenschap zich trachtte te handhaven, hoe groter de nood werd aan samenhang en solidariteit binnen de gemeenschap. Het ontstaan van het meteren peterschap is te verklaren vanuit die behoefte aan bescherming van de eigen overtuigingen tegen externe bedreigingv. Als beschermingsmechanisme koos de jonge Kerk voor een selectieve rekrutering van haar ledenvi. Op die manier meende ze de interne samenhang te beschermen en controle te hebben over de verinnerlijking van haar overtuigingen door nieuwe leden. Elke nieuwe aanwerving hield immers ook een potentieel gevaar in. De rekrutering van nieuwe leden gebeurde via het introduceren van kandidaat-leden door leden die zich borg stelden voor de loyaliteit van de kandidaat-leden. Het zijn deze borgstellers die later „peetouders‟ of „meter‟ en „peter‟ zullen worden genoemd. De borgsteller was diegene die getuigde van de geschiktheid van de nieuwkomer. Hij of zij stond borg voor de zuiverheid van de motieven van de nieuwkomer. Van deze historische ontwikkeling van peetouders als borgstellers blijft vandaag niets meer over, omwille van de veranderde maatschappelijke omstandigheden waarin de Kerk nu verkeert in tegenstelling tot de jonge Kerk. Want hoewel meter en peter vandaag bij het kinderdoopsel wel nog als getuigen optreden, gebeurt dit helemaal niet meer in de geest van de noodzakelijke loyaliteit en geschiktheid van de dopeling. Bij de volwassenendopen speelt dit wel nog in zekere mate een rol, maar ook hier worden meter en peter niet beschouwd als borgstellers. Meter en peter, of enkele parochianen, zijn dan naast getuigen vaak ook diegenen die de volwassene in zijn of haar keuze van in het begin hebben ondersteund en geestelijk begeleid. Ondersteuning en begeleiding van de kandidaat-dopeling zijn bij een volwassenendoop vandaag belangrijker dan de borgstelling die zich eerder richtte op de noden van de gemeenschap. In aanloop naar de volwassenendoop maken de parochianen of de meter en peter de kandidaat-dopeling vertrouwd met het christelijk geloof en met de gewoonten en gebruiken van de specifieke gemeenschap waarin hij of zij zal worden opgenomen. Dit gebeurt door middel van onderricht, deelname aan bepaalde onderdelen van de vieringen en gemeenschapsvorming. Die socialiseringsfunctie vindt wel nog haar oorsprong in historische ontwikkelingen van de jonge Kerk en het historisch gegroeide catechumenaat.
3
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. DE SOCIALISERINGSFUNCTIE VAN METER EN PETER IN DE JONGE KERK
Volgens Vandekerckhove is de socialiseringsfunctie van meter en peter in de jonge Kerk een logisch verlengstuk van de verantwoordelijkheid die op hen woogvii. Als borgstellers moesten ze namelijk kunnen garanderen dat het kandidaat-lid voldoende en in juiste zin was gemotiveerd om toe te treden tot de gemeenschap. De borgsteller was daarom zelf verantwoordelijk voor het onderricht van de kandidaat in de leer en de gebruiken van de christelijke gemeenschap. De getuigenis over de geschiktheid van de kandidaten was immers maar zinvol als de borgstellers de kandidaten voor de initiatie voldoende over het christendom hadden verteld. De kandidaat-dopeling werd voor een bepaalde periode daarom ook beschouwd als doopleerling of catechumeen, opdat hij of zij zich de overtuigingen en gebruiken kon eigen maken en vertalen naar zijn of haar engagement. Het catechumenaat dat zich rond het einde van de tweede eeuw ontwikkelde binnen de jonge Kerk, kan worden beschouwd als een uitloper van het vormingswerk dat ervoor door de borgstellers gebeurde. Bij het verdwijnen van het catechumenaat en de verschuiving van het dopen van volwassenen naar het dopen van kinderen, kwam de functie van borgsteller in ongebruikviii. Nieuwe leden worden ook vandaag nog door middel van het kinderdoopsel geïnitieerd voor ze er zich bewust van zijn. Daardoor is de borgstelling voor de goede intenties van de kandidaatdopeling weinig zinvol geworden. Opdat het kind evenwel kan worden gedoopt en getuigen van zijn of haar geloof, zijn er mensen nodig die in de plaats van de dopeling om de doop kunnen vragen en van het geloof kunnen getuigen. Sommige auteurs leggen daarom de oorsprong van het meter- en peterschap in de verschuiving van het volwassenendoopsel naar het kinderdoopsel, in plaats van in de historisch gegroeide functie van borgsteller zoals hierboven werd aangegeven. Bij het kinderdoopsel werd het volgens deze auteurs gebruikelijk dat een gedoopte man en vrouw zich bereid verklaarden in te staan voor het geestelijk welzijn van de dopeling. Zij werden „patronus‟ ofwel „peter‟ en „matrina‟ ofwel „meter‟ genoemd. Al zeer snel werd in de jonge Kerk dan ook een analogie getrokken tussen de socialiseringsfunctie van de meter en de peter en die van de ouders ix. Het doopsel werd immers beschouwd als een nieuwe geboorte in de genade. Net zoals bij de geboorte van het kind, ontstond bij het doopsel van het kind daarom ook een nieuwe verwantschap, maar dan geestelijk van aard. De meter en peter werden beschouwd als de geestelijke ouders van het kind. Na verloop van tijd werden de doopmeter en -peter ook beschouwd als reserve-ouders, in het geval de ouders iets zou overkomenx. De kans was in die tijd natuurlijk wel groter dat de ouders op jonge leeftijd zouden overlijden. De benamingen „meter‟ en „peter‟ of het Latijnse „matrina‟ en „patrinus‟ zijn dan ook afgeleid van „mater‟ en „pater‟, ofwel „moeder‟ en „vader‟. Vooral de Engelstalige benamingen voor meter en peter wijzen op de geestelijke verwantschap en op de metafoor met het natuurlijke ouderschap: „godmother‟ en „godfather‟xi. In zekere mate is die geestelijke verwantschap tussen doopouders en hun petekind vandaag binnen kerkelijk verband nog bewaard gebleven. Ook vandaag nog beloven meter en peter immers tijdens de doopplechtigheid dat ze samen met de ouders zullen instaan voor de christelijke opvoeding van hun petekind. Het feit echter dat kinderen pas na het doopsel catechese volgen ter voorbereiding van de andere initiatieriten maakt het voor meters en peters vandaag moeilijker om bij de geloofsweg van hun petekind betrokken te zijn. De catechese ligt – ook kerkjuridisch gezien – immers niet meer (enkel en alleen) in handen van de meter en de peter, maar ook in de handen van de priester, van catechisten, van de godsdienstleerkracht en ook van de ouders. Volgens Vandekerckhove ligt hier al een verklaring voor de verschuiving van het meter- en peterschap van een kerkelijke instelling naar een meer maatschappelijk fenomeen waarbij de socialiseringsrol sterk wordt benadrukt.
4
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. DE VERSCHUIVING NAAR EEN MAATSCHAPPELIJK EN VOORAL FAMILIAAL FENOMEEN
Om te verklaren hoe het meter- en peterschap ook buiten de kerkelijke structuren geleidelijk aan werd en nog steeds wordt toegewezen aan mensen, moeten volgens Vandekerckhove ook hier de maatschappelijke omstandigheden en de gevolgen hiervan voor het samenleven in acht worden genomenxii. De verschuiving van een kleine en jonge gemeenschap naar een gevestigd kerkelijk instituut met gelovigen over de hele wereld zorgde voor een betekeniswijziging van het meter- en peterschap, zoals dat historisch was ontstaan vanuit de functie van borgsteller en later ook vorm kreeg vanuit de functie van reserve-ouders. Doorheen de geschiedenis kreeg de rol van meter en peter de betekenis van een soort beloning en eer. Het meter- en peterschap werd de uitdrukking van een zekere erkentelijkheidxiii. Volgens Vandekerckhove geldt deze nieuwe betekenis ook vandaag nog altijd en zeker ook buiten de kerkelijke structuren. Het gaat om een voorrecht dat aan iemand volgens bepaalde preferentieregels wordt toegewezen. De toewijzing is een symbolische daad die uitdrukking geeft aan de gunstige attitude van de ouders tegenover de meter en peter. Door de toewijzing wordt er op bijzondere manier uitdrukking gegeven aan de relatie tussen de doopouders en de ouders van het kind. Anderzijds meent Vandekerckhove dat de historisch gegroeide kerkrechtelijke verplichting van de ouders om het kind christelijk op te voeden en de rol van de godsdienstleraar en catechisten, ook de verplichting van de peter en meter om de geloofsweg van hun petekind te begeleiden, zijn beginnen te ondergravenxiv. Voor het eigen voortbestaan van de rol van meter en peter, wijst daarom ook deze verschuiving in het geven van een christelijke opvoeding in de richting van de noodzakelijke betekeniswijziging van het meteren peterschap. De vraag is echter of catechisten en godsdienstleerkrachten het meter- en peterschap uithollen. In tegenstelling tot Vandekerckhove zou ik vanuit een pastorale bewogenheid eerder zeggen dat catechisten en godsdienstleerkrachten het meter- en peterschap uitdagen in plaats van uithollen: hoe kunnen meters en peters samen met de ouders hun petekind ondersteunen, naast catechisten en godsdienstleerkrachten die met een catechetische taak zijn belast of zich er vrijwillig voor inzetten? De nieuwe betekenis van het meter- en peterschap beperkt zich volgens Vandekerckhove echter niet tot die symbolische uitdrukking van erkentelijkheid. De erkentelijkheid houdt ook consequenties inxv. Door de aanstelling van een meter en een peter drukken ouders immers ook de verwachting uit dat de relatie tussen hen en de doopouders via het kind in stand word gehouden. Het meter- en peterschap is dus nog steeds functioneel voor het samenleven van mensen, omdat het netwerk van relaties dat ontstaat door het aanwijzen van een meter en een peter voor mensen belangrijk is. Door deze relaties ervaren mensen aanhankelijkheid en solidariteit. Het gevoel opgenomen en aanvaard te zijn in een netwerk van relaties geeft zin aan hun bestaan. Het in stand houden van die relaties door elkaar te bezoeken en geschenken uit te wisselen aan elkaar via het kind is daarom belangrijk. Ook buiten de kerkelijke structuren en waar mensen met elkaar samenleven, kan het aanwijzen van een meter en peter daarom een uitdrukking zijn van de affectieve relaties die mensen met elkaar hebben. Traditioneel gezien wordt de rol van meter en peter toegewezen aan personen binnen de beide families van de oudersxvi. De meter- en peterrol is daarom ook een familiale rol. Het geeft uitdrukking aan en bevestigt de familiale aanhankelijkheid en solidariteit. Het meter- en peterschap wijst dus op het belang dat wordt gehecht aan de relaties tussen het gezin van herkomst en het nieuwe gezin dat ontstaat door de geboorte van kinderen. Vandaag eren ouders vaak ook hun vrienden met de toekenning van het meter- en peterschap van hun kinderen. Het gaat volgens Vandekerckhove voor deze ouders niet langer om de inwijding in de kerkgemeenschap, maar in de gemeenschap van hun familie en vriendengroep. Met het doopritueel tonen zij aan hun familie dat ze het ouderschap 5
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. aanvaarden en ze benadrukken daarbij het belang van hun familiale en vriendschappelijke relaties door een meter en peter aan te wijzen. De oorspronkelijke christelijke invulling van het meter- en peterschap als borgstellers en vooral als geestelijke ouders wordt door hen niet als een obstakel ervaren, maar volgens Vandekerckhove zelfs uitgehold door het gegroeide sociaal en maatschappelijk belang van het geven van erkenning aan familie en vrienden door hen aan te wijzen als meter of peter. Volgens Koen Raes, ethicus en professor aan de UGentxvii, is dit voor vele ouders wel een obstakel. Hij meent dat vele ouders niet meer meedoen met het traditionele gebruik van het aanwijzen van een meter en een peter bij de geboorte van een kind, omdat het wordt gezien als een typisch christelijk instituut waar ze niet achter staan. Er is gericht onderzoek nodig om aan te tonen of het inderdaad zo is dat vele ouders afzien van het aanwijzen van een meter en peter omwille van de band met het christelijke instituut. Het feit dat er nog steeds meer ouders voor kiezen om hun kind te laten dopen, dan dat er ouders zijn die zichzelf gelovig noemen, ondersteunt Raes‟ overtuiging niet. Ook een snelle blik op enkele populaire internetwebsites en –fora voor toekomstige en jonge ouders wijst erop dat het aanwijzen van een meter en een peter één van die zaken is die hen bezig houdenxviii. In de sociologische verklaring van Vandekerckhove valt op dat hij vooral collectieve belangen benadrukt. De belangen van het kind of de volwassene die wordt gedoopt, lijkt hij hierbij te vergeten. Daarnaast is mijns inziens de religieuze rol van een meter en een peter door de betekeniswijziging niet zo zwaar uitgehold en bijgevolg vervangen door de familiale en/of vriendschappelijke rol als Vandekerckhove meent. De religieuze en maatschappelijke rol hoeven elkaar niet uit te sluiten. Vandekerckhoves sociologisch perspectief belet hem echter om de pastorale kansen te zien, die de maatschappelijke rol biedt om ook theologische en religieuze invulling aan de meter- en peterrol te geven. In wat volgt wil ik daarom nagaan hoe meters, peters en ouders vandaag denken over het meter- en peterschap. Van hieruit wil ik in een laatste onderdeel vervolgens enkele handelingsperspectieven aanreiken voor een persoonlijke en mogelijk zinvolle invulling van het meter- en peterschap als een religieuze rol. GETUIGENISSEN EN DOOPBELOFTEN VAN OUDERS, METERS EN PETERS VANDAAG De verklaring van Vandekerckhove houdt weinig rekening met het perspectief van meters en peters, en hun mete- of petekind. Hieronder wil ik daarom specifiek aandacht besteden aan die perspectieven, door meters, peters en ouders van gedoopte kinderen aan het woord te laten. Hiervoor heb ik een aantal doopbeloften van meters en peters bij elkaar gezocht. Een aantal doopbeloften ontleende ik aan de Thomas-website, waar ook ouders, meters en peters inspiratie kunnen opdoen voor de opbouw van het doopritueel of het schrijven van de doopbeloftenxix. Voor nog een aantal doopbeloften kon ik dankbaar gebruik maken van de verzameling doopbeloften van mijn moeder. Zij is reeds jarenlang doopselcatechist. Door deze doopbeloften aan een inhoudelijke analyse te onderwerpen, kwam ik tot enkele belangrijk geachte betekenissen die meters en peters toeschrijven aan hun rol. Daarnaast deed ik ook beroep op mijn eigen thesisonderzoekxx, waarin ik via de kwalitatief semi-gestructureerde mondelinge interview-methode bij jonge Vlaamse koppels op zoek ging naar de (religieuze) betekenissen die zij toeschrijven aan de zwangerschap, geboorte en prille ouderschap van een kind. Tijdens de gesprekken met deze ouders vroeg ik hen ook naar hun mening over het doopsel en de keuze voor een meter en/of peter. Op basis hiervan kan ik een voorzichtige uitspraak doen over het mogelijke verband tussen de keuze voor een meter en/of peter en het doopritueel zelf. Uit de analyse van deze interviews blijkt dat het christelijk doopritueel geen obstakel vormt om los ervan toch een meter en peter voor het kind te kiezen. Voor de niet christelijkgelovige oudersxxi is het vanzelfsprekend dat ze hun kind niet laten dopen, aangezien ze zelf 6
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. geen kerkgangers (meer) zijn. Zij vinden het wel belangrijk dat hun kind weet heeft van religieuze en godsdienstige overtuigingen, maar het moet hier zelf een persoonlijk gevormde keuze voor kunnen maken. Bij de christelijk-gelovige ouders die ik interviewde, werd er langs de andere kant geen rechtstreeks verband gelegd tussen het kiezen van een meter en peter, en hun keuze voor het kinderdoopsel. Net zoals de niet christelijk-gelovige ouders benadrukten zij bij het motiveren van hun keuze voor een meter en peter het belang van de relationele band met het kind, terwijl hun keuze voor het kinderdoopsel eerder werd gemotiveerd vanuit de behoefte om de geboorte van een kind niet zomaar voorbij te laten gaan. Raes‟ overtuiging dat er niet meer wordt gekozen voor een meter en peter omwille van de band met het christelijk doopritueel wordt ook door deze ouders niet bevestigd. Uit de doopbeloften blijkt ook dat meters en peters een veel grotere nadruk leggen op de maatschappelijk gerichte socialiseringsrol. Er kan echter niet uit worden afgeleid dat dit meteen ook een uitholling van de religieuze rol inhoudt, zoals Vandekerckhove dit aanvoelt. Naar mijn aanvoelen worstelen meters en peters vandaag immers met hoe ze hun socialiseringsrol kunnen combineren met een religieuze rol in een maatschappij waar geloven niet meer vanzelfsprekend is enerzijds en waar anderzijds de religieuze opvoeding in tegenstelling tot de jonge Kerk ook in handen is van de ouders zelf en van daarvoor opgeleide personen. Met het oog op het aanreiken van enkele handelingsperspectieven zal ik in wat volgt daarom niet ingaan op het verschil in rolinvulling tussen de rol van meter en peter in kerkelijk en in maatschappelijk verband, maar wel op hoe de rol van meter en peter zowel binnen breder maatschappelijk verband als binnen kerkelijk verband samen kunnen gaan. In het volgende fragment uit doopbeloften komt de uitdrukking van fierheid en eergevoel naar voren, zoals Vandekerckhove dat beschrijft. Ook de sociaal genormeerde verwachtingen tegenover een meter en peter komen tot uiting. Het is voor mij een eer jouw meter te mogen zijn. Jou te mogen begeleiden op het pad dat je in je leven mag bewandelen. Jou te helpen groeien en jezelf te ontplooien van wie je nu bent tot de dame die je zal worden. (bron: persoonlijke verzameling doopbeloften)
Naast de aspecten van fierheid en eergevoel en de uitdrukking hiervan in het geven van cadeautjes, blijkt echter ook zeer sterk de focus op het kind zelf waar ze meter of peter van zijn. In hun belofte komt met andere woorden niet zozeer het collectieve of integratieve belang naar voren dat Vandekerckhove onderschrijft, maar juist het belang van het kind wordt centraal geplaatst. In alle doopbeloften richten de meters of de peters zich tot hun mete- of petekind, en niet tot hun ouders. In de getuigenissen van enkele ouders wordt bovendien ook benadrukt dat het hen niet gaat om het uitwisselen van geschenken, dat volgens Vandekerckhove een manier is om de relatie tussen doopouders en de ouders van het kind in stand te houden, maar juist om de ontwikkeling van hun kind. We hebben heel duidelijk gemaakt dat we geen cadeautjesmeter of -peter willen. Dat hoeft echt niet. Maar dat ze echt zo met ons kindje bezig zijn en er ook een deel zorg voor dragen en warmte en genegenheid geven. Ook dat zij aan ons kindje een ander zicht op het leven kunnen geven, een andere input xxii.
In Vandekerckhoves sociologisch perspectief wordt er weinig of geen rekening gehouden met de persoonlijke belangen van het kind zelf of met de méér dan louter materieel erkentelijke band tussen ouders, kinderen en peetouders. Het is vanuit een pastoraaltheologisch perspectief dat het centraal plaatsen van het kind en de diepgaande band begrijpelijk worden. Vanuit dit perspectief zie ik ook concrete kansen om het christelijk doopritueel in haar volle betekenis aan ouders, meters en peters aan te bieden. In tegenstelling tot een sociologisch perspectief waarbinnen wordt gezocht naar maatschappelijke bestaansgronden, maakt een pastoraal-theologisch perspectief het mogelijk om na te gaan hoe mensen zin en betekenis zoeken en vinden in hun leven. Vanuit dit perspectief wordt duidelijk 7
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. dat het toewijzen van een meter en peter een uitdrukking is van de zin die mensen vinden in sociale relaties. Voor sommige mensen is deze zingeving op sociaal vlak niet voldoendexxiii. Zij gaan op zoek naar diepere zin en vinden antwoorden in het christelijk geloof of andere levensbeschouwingen. In het christelijk geloof laat Jezus van Nazareth ons God kennen als een Vader of Moeder. God verlangt van iedere mens dat hij of zij ten volle mens kan worden. Door zelf mens te worden toonde God hoe mensen elkaar daarbij kunnen helpen. Zoals God er is als een Vader of Moeder voor ons, zo spoort God mensen aan om er ook te zijn voor anderen. Dit kan zeer concreet worden door de rol van meter of peter invulling te geven. Hier liggen aanknopingspunten om de christelijke initiatierite van het doopsel aan ouders, meters of peters aan te bieden als een volgende stap in hun eigen geloofsweg. Uit de volgende fragmenten van doopbeloften zal echter blijken dat er weinig vertrouwdheid is met deze christelijke invulling van het meter- en peterschap. Uit de doopbeloften blijkt duidelijk dat meters en peters vandaag het als een opdracht of als een vorm van verantwoordelijkheid zien om mee zorg te dragen voor hun mete- of petekind. Het centraal plaatsen van het belang van het kind wijst erop dat meters en peters het belangrijk vinden om de ouders bij te staan in de opvoeding van het kind. Zij beschouwen zichzelf als mee-ouders. Het kerkelijke aspect van het mee opnemen van een christelijke opvoeding is echter niet steeds aanwezig of wordt niet altijd even duidelijk uitgedrukt. Wij beloven als dooppeter en meter dat we er zullen zijn voor jou, Marthe. Dat je bij ons terecht kan als het eens moeilijk is, als je eens niet direct weet waar naartoe met je grote of kleine problemen en verdrietjes. Maar we zullen er ook zijn gewoon voor een knuffel, of voor een kusje op je zere knie als je gevallen bent, of om naast je te zitten als je eens een griepje hebt. Ook om met je te spelen of om voor te lezen als mama en papa eens geen tijd hebben. Want voor jou, Marthe, 't is raar, voor jou hebben wij altijd tijd. (bron: Thomas-website) Jitse, je bent nu ons doopkind. Wij willen meehelpen aan je christelijke opvoeding. Wij nemen deze taak graag op. (bron: Thomas-website)
Enkele ouders geven ook aan dat ze het waarderen dat ze bij de meters en peters van hun kinderen terecht kunnen. Door een meter en peter aan te wijzen geven zij uitdrukking aan hun vraag om ondersteuning tijdens de opvoeding. Zij zien het ouderschap als een taak die ze als ouders niet alleen willen of in sommige omstandigheden kunnen opnemen. Ja, wat ik van een meter en peter verwacht is, dat ze toch zo wat een speciale band hebben met ons kindje, en dat we daar altijd op kunnen terugvallen, als we nergens anders terecht kunnenxxiv.
Enkele andere geïnterviewde ouders verwachten van de meter en peter dat ook hun kind bij hen terecht kan als vertrouwenspersoon. De emotionele en affectieve band en de intentie om er te willen zijn voor het kind zijn hierbij belangrijk. En als ze groter zijn, dan kan het zelfs goed zijn dat ze over een bepaald onderwerp niet met ons kunnen praten. Dan hoop ik dat ze wel terechtkunnen bij de meter of de peterxxv.
Ook in sommige doopbeloften kan de rol van vertrouwenspersoon worden herkend. Het is ook in die doopbeloften dat er metaforen worden gebruikt die zouden kunnen wijzen op de belofte om als meter en peter mee te gaan met het kind in zijn of haar geloofsweg en hem of haar hierin te ondersteunen. Tussen alle zelf geschreven doopbeloften zijn er slechts enkele waarin de officiële verwoordingen met betrekking tot het ondersteunen van de ouders in het geven van een christelijke opvoeding worden opgenomen. Dit hoeft echter geen uitholling in te houden van de religieuze rol van meter en peter, en ook geen vervanging van een christelijk ritueel in een familiaal of vriendschappelijk ritueel om samenhang en solidariteit tussen familieleden of 8
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. binnen een vriendengroep aan te tonen. Het gaat bij het aanwijzen van een meter en peter niet om collectieve of integratieve belangen van een hele groep, maar om het belang van het kind. Het gaat om diens opvoeding en ontwikkeling zowel binnen maatschappelijk als kerkelijk verband. In die zin kan ik me vinden in de finaliteit die Raes geeft aan het meter- en peterschap, ook al verwerpt hij daarbij de band met het christelijk doopritueelxxvi. Volgens Raes moeten een meter en peter aan hun mete- of petekinderen een affectief-emotionele stabiliteit kunnen bieden. In een tijd waarin partnerrelaties veel flexibeler, maar ook veel kwetsbaarder zijn dan vroeger, hebben kinderen nood aan personen die een vertrouwensbasis en stabiliteit kunnen bieden. Als de ouders hiertoe om welke reden dan ook niet in staat zijn, hebben kinderen volgens Raes zelf recht op een meter en peter die deze verantwoordelijkheid op zich nemen. Het meter- en peterschap is voor Raes een kans om de sociale netwerken van kinderen uit te breiden. En het is ook een antwoord op een te fragiel ouderschap. Ook vanuit christelijke hoek wordt het meter- en peterschap gezien als een antwoord op maatschappelijke verschijnselen zoals echtscheidingen, nieuw samengestelde gezinnen, eenoudergezinnen, enzovoort, waaronder kinderen kunnen lijden. Meters en peters zijn dan mee-ouders. Zij dienen zorg te dragen voor hun mete- en petekinderen zoals God zorg draagt voor zijn kinderen als ze het moeilijk hebben. Het meter- en peterschap is volgens sommige christelijke auteurs dan ook een christelijke praktijk die relevant is voor het ondersteunen van zowel kinderen als ouders. Meters en peters zijn „peetouders‟ voor hun petekinderen, maar ook „meters en peters‟ voor de ouders van hun petekinderen. Het behoort dan tot hun taak als meter en peter om de ouders te ondersteunen in hun rol, om hen te begeleiden in het oefenen van hun competenties als ouders en om hen op te vangen of om tussen te komen in ernstige gezinscrisissen. Door meter en peter te zijn leren christenen de menselijke deugd van zorg dragen voor anderen en kunnen ze hun eigen geloofsleven en de hiermee verbonden roeping verdiepen en vorm geven, juist omdat hun petekinderen hen openen naar een bredere gemeenschap die om zorg en sociaal engagement vraagt xxvii. Op die manier geven kunnen meters en peters tegelijk invulling geven aan hun sociale en religieuze rol. Zij dragen zorg voor hun petekinderen en hun ouders, geïnspireerd door God die het hen heeft voorgedaan in de persoon van Jezus Christus. ENKELE
HANDELINGSPERSPECTIEVEN VOOR METERS EN PETERS BINNEN KERKELIJK
VERBAND
ENKELE SUGGESTIES VOOR METERS EN PETERS
Als ook meters en peters die zichzelf niet christelijk-gelovig noemen, aangeven dat zij voor hun petekinderen er willen zijn, dat zij voor hen een bijzonder plaatsje in hun hart hebben gereserveerd en hen bepaalde waarden willen voorleven, dan is het voor christelijkgelovige meters en peters niet gemakkelijk om uit te drukken wat dan juist hun religieuze rol inhoudt. Als er daarnaast reeds ouders zijn die hun kinderen gelovig opvoeden, of godsdienstleerkrachten of catechisten die met kinderen op weg gaan, dan rijst de vraag hoe christelijk-gelovige meters en peters op een eigen en unieke wijze hiertoe kunnen bijdragen. Maar ook als kinderen en jongeren thuis of op school niet of beperkt gestimuleerd worden in hun geloofsontwikkeling, kan het voor meters en peters zoeken zijn naar de gepaste invulling van hun religieuze rol. Ik meen dat meters en peters op een unieke wijze aan hun religieuze rol uitdrukking kunnen geven door middel van kleine dingen. Juist omwille van hun maatschappelijk gerichte socialiseringsrol die ze delen met niet christelijk-gelovige meters en peters kunnen zij ook in hun manier van daar als mee-ouder en vertrouwenspersoon aanwezig te zijn op religieus vlak iets betekenen. Meters en peters kunnen in hun manier van leven getuigen van God als bron van leven en liefde. Zij kunnen tonen dat hun zorg en verantwoordelijkheid voor hun petekinderen wordt geïnspireerd en gevoed door God die met 9
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. alle mensen een relatie wil aangaan. Zij kunnen in hun wijze van leven uitdrukking geven aan de wens dat ze zoals God willen zijn voor hun petekinderen. In plaats van geld of speelgoed te geven op de verjaardag van het kind of bij andere gelegenheden, kunnen meters en peters een kinderbijbel cadeau doen, of stickerboeken over bijvoorbeeld Mozes of Jona, of een hangertje in de vorm van een kruisje, of een icoon of een kaarsje dat ze kunnen branden in droevige of blije perioden. Tijdens een zegeningsmoment enkele weken na haar geboorte, gaf ik mijn metekindje een geloofskoffertje cadeau. Het koffertje zit vol met Bijbelverhalen, gebeden, spelletjes, muziek, symbolen en decoraties. Met behulp van dit koffertje kunnen haar mama en papa (maar ook andere familieleden) op een speelse manier thuis met geloven omgaanxxviii. Ter gelegenheid van de eerste communie kunnen peetouders een herinneringsboek cadeau doen, met uitleg over de eucharistie, enkele doe-opdrachten en ruimte om herinneringen op te schrijven en foto‟s te plakken. Ook voor het vormsel is er mooi materiaal te vinden in de liturgische centra en boekhandels. Meters en peters kunnen zelf ook uitdrukking geven aan hun geloof door zelf een kruisje te dragen of door thuis zelf ook een bijbel op een daarvoor bestemde plaats te bewaren. Ze kunnen ook in huis een plaatsje voorzien waar naast de bijbel ook andere religieuze symbolen een plaats kunnen krijgen, zoals een kruisbeeld, een Mariabeeldje, een icoon, hun eigen doopkaars of die van hun kinderen, hun huwelijkskaars. Ook de doodsprentjes van familieleden en vrienden kunnen er een plaats krijgen. Als hun pete- of metekind op bezoek komt, hoeft het kind niet kost wat kost hiermee geconfronteerd te worden, maar meters en peters kunnen wel openheid tonen om erover in gesprek te gaan als het kind zich er vragen bij stelt. Bij een logeerpartijtje kunnen meters en peters er ook voor kiezen om in plaats van een bedtijdverhaaltje ook een verhaaltje uit een kinderbijbel voor te lezen voor het slapengaan. Of om samen in het fotoalbum met foto‟s over het doopsel van hun pete- of metekindje te kijken. Kleine kinderen vinden het heerlijk om steeds opnieuw te horen vertellen wat er toen allemaal met en rondom hen gebeurde. In plaats van een klassiek kleurboek kunnen ook Bijbelse kleurprenten aangeboden worden om in te kleuren. Ze kunnen een aanleiding zijn om iets te vertellen over Jezus. Kleurplaten over Bijbelse verhalen zijn gemakkelijk te vinden op het internet. Maar ook op bezoek bij de petekinderen en hun ouders, kunnen meters en peters hun rol concreet invulling geven. Enkele weken geleden logeerden mijn verloofde en ik voor een lang weekend bij mijn zus, schoonbroer en metekindje. Mijn zus en schoonbroer appreciëren het steeds dat wij dan voor even hun ouderlijke taak overnemen. Bij het naar bed brengen van mijn metekindje koos ik voor een prentenboek over het levensverhaal van Jezus. Hoe fantastisch was het om met haar de prenten te bekijken en haar enthousiast te horen vertellen over „baby Jezus‟ en „grote Jezus‟. Meters en peters kunnen hun petekinderen ook eens meenemen naar een kerk of een kapel, bijvoorbeeld op een zondagochtend als hun petekind is blijven slapen tijdens het weekend, of bijvoorbeeld wanneer ze oma‟s of opa‟s graf gaan bezoeken en daarna een kaarsje gaan branden in de dichtstbijzijnde kapel of kerk. Ook de petekinderen meenemen naar een religieuze tentoonstelling is een unieke manier om hen met aspecten van geloven vertrouwd te maken. Het is verwonderlijk hoe kleine kinderen gevoelig zijn voor kunst en symboliek. Bij mijn zus en schoonbroer hangt bijvoorbeeld een abstract kunstwerk over het Laatste Avondmaal omhoog. Zonder enig voorafgaand gesprek met haar ouders hierover, voelde mijn metekindje heel goed aan wie er op het schilderij staat afgebeeld. Tijdens het middageten datzelfde weekend richtte ze zich opeens tot mij met de volgende zin: “Kijk meter Judith, grote Jezus eet daar ook!”. Meters en peters kunnen ook bidden met hun petekinderen. Ze kunnen hier bijvoorbeeld tijd voor maken wanneer hun petekind op bezoek komt door voor het eten een dankgebed uit te spreken. Maar ze kunnen ook als hun petekinderen al wat ouder zijn en hen 10
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. in vertrouwen nemen als ze ergens mee zitten, voorstellen om samen te bidden. Er bestaan ook heel creatieve hulpmiddelen om met kinderen te bidden. In het hierboven aangehaalde geloofskoffertje zitten bijvoorbeeld een aantal gebedskaartjes voor verschillende tijdstippen tijdens de dag of perioden in het jaar. Enkele weken geleden kwam mijn verloofde thuis met een gebedsdobbelsteen. Die hadden ze geknutseld met de eerste communicantjes in de parochie. Ook in heel wat christelijke geloofs- en gezinsboeken, zoals bijvoorbeeld in „Al de dagen van ons leven. Christelijk gezinsboek voor de 21ste eeuw‟, zijn gebeden opgenomen om te bidden met kinderen. Ook als hun petekinderen moeite hebben met bidden, kunnen meters en peters hen toch in hun persoonlijk gebed mee opnemen. Meters en peters kunnen ook invulling geven aan hun religieuze rol door belangstelling te tonen voor de weg die hun petekinderen gaan in hun geloof of in hun zoektocht naar een levensbeschouwing. Zij kunnen bijvoorbeeld vragen wat hun petekinderen leren in de godsdienstles op school. Zij kunnen voorstellen om samen eens te kijken in hun godsdienstschrift. Meters en peters kunnen bijvoorbeeld ook vragen wat de kinderen doen op de catechesebijeenkomsten ter voorbereiding van hun eerste communie of vormsel. Of ze kunnen afspreken met de ouders dat zij hun petekinderen komen ophalen thuis en naar de catechesebijeenkomst voeren en weer thuis brengen achteraf. In de auto kan er dan al eens wat uitgewisseld worden. Of ze kunnen na een catechesebijeenkomst eens telefoneren met hun petekinderen om te horen wat ze ervan vonden. Vorig weekend ging mijn moeder nog naar de naamopgave van haar petekind, het zoontje van haar broer. Ze had ook via hem vernomen dat de ouders voorafgaand aan de viering waren uitgenodigd voor een aparte catechesebijeenkomst. Mijn moeder stelde voor om hen te vergezellen. Haar broer en zijn vrouw hadden haar aanwezigheid op prijs gesteld. Trots kon haar petekind haar achteraf ook vertellen dat zijn naam is afgeleid van „Petrus‟: “ik ben de rots hé, meter Chris!”. Meters en peters kunnen aan de ouders van hun petekinderen dus ook voorstellen om hen eens te vergezellen bij een ouderavond of speciaal ingerichte catechesebijeenkomst. Het tonen van belangstelling voor de weg die petekinderen gaan in hun zoektocht naar een persoonlijke levensbeschouwing, wordt vooral heel belangrijk tijdens de puberteit. De initiatiesacramenten zijn dan vaak al achter de rug, maar petekinderen bereiken dan wel de leeftijd waarop de vorming van en de worsteling met een eigen identiteit plaats heeft. Op deze leeftijd wordt vaak ook meer of minder bewust uitgemaakt of ze verder willen gaan in hun geloofswegxxix. Enkele zondagen geleden werden in onze parochie zo‟n zeventien 17-jarigen gevormd. Zij waren de „lange weg‟ van het vormsel gegaan en hadden een geloofsgenoot uitgekozen om hen bij te staan. Voor vele van de vormelingen was dit hun meter of peter. Het was zeer inspirerend om te aanschouwen hoe deze vormelingen één na één met hun geloofsgenoot de lange weg van de ingang van de kerk tot aan het altaar aflegden om gevormd te kunnen worden. Meters en peters kunnen tijdens de puberteit en zeker voor jongeren die bewust de keuze voor de lange weg van het vormsel hebben gemaakt, echt geloofsgenoten zijn. Zij kunnen vertrouwenspersonen zijn in het ontdekken van de diepgang van het leven, terwijl ouders in die periode vaak die personen zijn tegen wie jongeren zich afzetten. Voor meters en peters wiens petekinderen niet de lange weg van het vormsel zijn gegaan, zijn er in die puberteitsjaren weinig concrete en vooral kerkelijk omkaderde aanknopingspunten zoals het nakende vormsel, om het thema geloven aan te kaarten. Maar juist omdat het zo‟n cruciale leeftijd is, waarop jongeren beslissen al dan niet geloof een plaats te geven in hun leven, zouden meters en peters hun kans moeten grijpen om er met hun petekinderen over in gesprek te gaan. Zij kunnen vertellen over hoe ze zelf op die leeftijd met geloof bezig waren, of over hoe ze tot de beslissing zijn gekomen om zich op gelovig vlak te ontplooien. Zij kunnen hun petekinderen bijvoorbeeld ook vragen naar de redenen waarom ze weigeren met hun ouders mee te gaan naar de eucharistieviering, of waarom ze geen interesse betonen in belangrijke christelijke feestdagen zoals Kerstmis en Pasen. Zij kunnen hun 11
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. petekinderen ook in contact brengen met een aantal christelijk geïnspireerde jongereninitiatieven, zoals IJD (Interdiocesane Jeugddienst), de Wereldjongerendagen, reizen naar Taizé, enzovoortxxx. Peters en meters kunnen zelf ook een paar dagen aanwezig zijn in de stad waar de jaarlijkse Taizéontmoeting of de Wereldjongendagen plaatsvinden, of ze kunnen een deel van de tocht en het verblijf sponsoren. Peters en meters kunnen hun doopkind voorstellen om samen op vakantie te gaan: een weekje (stappen) naar bijvoorbeeld Assisi of Santiago de Compostela, of in eigen land een paar dagen fietsen van abdij naar abdij, met overnachtingen in het gastenverblijf van de abdij en deelname aan het ochtend- of avondgebed van de abdijgemeenschap. Peters en meters kunnen ook hun mete- of petekind laten kennismaken met diaconale initiatieven door bijvoorbeeld een dag of weekend te gaan helpen in het daklozenrestaurant van Poverello of San‟Egidio, of door mee te werken aan een lokaal armoede- of welzijnsproject. Op belangrijke christelijke feestdagen kunnen meters en peters een wenskaart sturen naar hun petekinderen met daarop bijvoorbeeld een gebed, of een afbeelding die het feest creatief voorstelt. Op vakantie kunnen ze een postkaartje sturen van een religieuze plaats die is bezocht. Het zijn misschien allemaal kleine zaken, maar ze kunnen kinderen wel prikkelen en openen voor het diepere in het leven. Ook voor meters en peters die niet zo dicht in de buurt wonen van hun petekinderen, kunnen bovenstaande suggesties inspirerend zijn ondanks de afstand. Ook mijn metekindje woont met haar ouders in Engeland. Door deze afstand ben ik aangewezen op het versturen van brieven of e-mails, of op telefoneren of skypen via het internet, waarbij het contact toch al persoonlijker wordt. Het is veel moeilijker om een catechesebijeenkomst of ouderavond bij te wonen, of om haar eens mee op uitstap te nemen. Toch probeer ik regelmatig om eens voor een langer weekend naar Engeland af te zakken, of trachten we onze vakantieplannen met een bezoek aan de familie in Engeland te combineren. Het unieke hieraan is dat ik dan toch steeds enkele dagen deel uitmaak van het gezin van mijn metekindje en ook echt als een peetouder voor haar kan zorgen. Dat contact is tijdens zo‟n momenten veel intenser, dan toen ik nog bij hen kon binnenspringen of op bezoek komen hier in België. Dan bleef ik toch nog steeds meer een gast dan dat ik deel uitmaakte van hun gezin, of kwam ik op het moment dat mijn metekindje al sliep of bij de onthaalmoeder was. Ook op belangrijke momenten in haar geloofsweg wil ik graag aanwezig zijn. Met Pasen wordt mijn metekindje gedoopt en zal ik weer enkele dagen bij mijn zus en haar gezin logeren. En als mijn metekindje wat ouder is, dan nodig ik haar eens uit om in België op vakantie te komen of gewoon mee met mijn gezin op vakantie te gaan. Stiekem droom ik er ook van dat ze een deel van haar studies in België komt doen en bij mij terecht kan tijdens die periode. Ik kijk ook al uit naar het moment dat ze zelf kan lezen en schrijven, en me een e-mail of brief kan sturen. De afstand hoeft geen onoverbrugbare last te zijn om op een creatieve en flexibele manier een unieke band op te bouwen met petekinderen. Misschien doen sommige meters en peters vandaag al onbewust heel wat van de dingen die ik hier opsomde, maar weten ze zelf niet hoe hiermee om te gaan of wat dit voor hen betekent. Ook dit tonen aan petekinderen kan voor hen misschien inhouden dat ze nu wel de openheid voelen om hierover met hun meter of peter in gesprek te gaan. ENKELE SUGGESTIES VOOR OUDERS, CATECHISTEN, PAROCHIES EN ANDERE PASTORALE CONTEXTEN
In de eerste plaats is het belangrijk om zowel ouders bij het maken van hun keuze voor een meter en/of peter, als meters en peters zelf, niet te overladen met kerkjuridische verplichtingen. Vanuit een pastoraal perspectief moet er eerder gekeken worden naar de verwachtingen en perspectieven van ouders, meters en peters, en naar hoe deze op de best mogelijke wijze de geloofsweg van het kind kunnen ondersteunen. Dit pastoraal perspectief is erop gericht het christelijk geloof voor te stellen in plaats van op te leggen aan ouders, meters en peters, via de christelijke initiatierite van het doopsel. Het is in deze zin belangrijker om 12
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. aan de slag te gaan met perspectieven van ouders, meters en peters, en deze te bevragen en uit te dagen vanuit christelijke perspectieven, dan al bij voorbaat pastorale kansen af te blokken door het kerkelijk recht voorop te plaatsen. In die zin moet op pastoraal niveau ook de mogelijkheid worden geboden om met ouders in gesprek te treden over hun keuze voor bijvoorbeeld twee meters of twee peters, of ook over bijvoorbeeld hun keuze voor hun 15jarig nichtje of neefje als meter of peter, of over hun keuze voor een protestantse, anglicaanse, of anders- of niet-gelovige meter of peter. Hier liggen kansen om een gesprek over de betekenis van het meter- en peterschap aan te gaan. Het belang van de ondersteuning van de geloofsweg van het kind moet hierbij worden centraal geplaatst. Wanneer mogelijk kan het ook zinvol zijn om de meters en peters mee in dit gesprek te betrekken. Deze pastorale openheid vraagt van parochies en andere pastorale contexten dat ze bepalen welke plaats ze aan het kerkelijk recht geven. Het feit of er door de parochiepriester of doopselcatechist al dan niet wordt gecontroleerd of de gekozen meter en/of peter gelovig en gedoopt zijn, kan daarvan blijk geven. In de tweede plaats is het belangrijk om meters en peters mee op te nemen in het denkproces over het aanbod van ondersteuning op het vlak van geloofscommunicatie. Binnen kerkelijk verband is er vandaag al heel wat op de markt om ouders te ondersteunen op het vlak van geloofsopvoeding. In heel veel parochies en christelijke gezins- en jongerenorganisaties zijn er ook heel wat initiatieven ontwikkeld om met kinderen gelovig op weg te gaan. Binnen dit hele aanbod kan het gebeuren dat meters en peters in hun religieuze rol vergeten worden. Het is dan ook belangrijk om te benadrukken dat ouders, catechisten of andere vrijwilligers op meters en peters beroep kunnen doen om hen te ondersteunen. Bij de voorbereiding van het doopsel kunnen ouders bijvoorbeeld vragen aan de meter en peter om zelf een doopbelofte te schrijven. De priester of doopcatechist kan ouders ook aansporen om dit aan de meters en peters te vragen. Als meters en peters hiervoor openstaan, kunnen zij ook uitgenodigd worden op een van de voorbereidingsmomenten van het doopsel door de ouders, maar mogelijk ook door de doopcatechisten van de parochie. Ouders kunnen ook op andere belangrijke momenten in het geloofsleven van hun kind aan de meter en peter vragen om aanwezig te zijn of om mee op weg te gaan, zoals bij de eerste communie of het vormsel. In sommige parochies wordt de catechese volledig in handen van de ouders gelegd met de mogelijkheid om ondersteuning te vragen aan catechisten. In zo‟n geval kunnen de ouders hulp vragen aan meters en peters om mee de verschillende stappen van de catechese te begeleiden. In andere parochies nemen catechisten vaak vrijwillig de taak op zich om kinderen voor te bereiden op een initiatieritueel. Dan kan bijvoorbeeld met de kinderen een opdracht mee naar huis gegeven worden die ze met hulp van hun meter en peter moeten oplossen. Dit kan bijvoorbeeld een interview zijn met hun meter en peter over hun geloof of over hun eerste communie of vormsel. Bij het organiseren van een ouderavond of catechesebijeenkomst voor ouders, kan een parochie ook overwegen om de meters en peters van de kinderen uit te nodigen en te betrekken in het begeleidingsproces van de kinderen. Ook tijdens de vieringen zelf kan aan de meter en peter een prominente plaats gegeven worden. Zij kunnen bijvoorbeeld gevraagd worden om recht te staan wanneer hun petekind de eerste communie ontvangt, of om hun hand op de schouder van hun petekind te leggen wanneer hij of zij wordt gevormd. In heel wat parochies worden de ouders van de gedoopte kindjes van afgelopen jaar met hun gezin uitgenodigd op Maria Lichtmis of een andere christelijke feestdag voor een speciale viering. Ook meters en peters kunnen voor deze viering worden uitgenodigd. Verder is het ook mogelijk om eens een homilie te wijden aan de rol van meters en peters als geloofsgenoten. Dit hoeft dan niet per se gericht te zijn op meters en peters van gedoopte kindjes in de parochie, maar ook op alle andere parochianen die mogelijk ook meter of peter zijn. Ook zij kunnen op zo‟n manier opnieuw geïnspireerd worden in hun rol. Ook in bredere 13
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22. pastorale contexten kan het daarom interessant zijn om de vraag op te nemen wat het voor christenen en hun eigen geloofsweg betekent om meter of peter te zijn. TER BESLUIT In dit artikel heb ik toegelicht hoe het meter- en peterschap al dan niet los van het christelijk doopritueel gangbaar is in onze samenleving, ondanks de beperkte rol die het christelijk geloof hierbinnen nog heeft. Ik heb aangetoond dat door maatschappelijke omstandigheden binnen de christelijke rolinvulling van het meter- en peterschap méér sociale dan religieuze aspecten werden benadrukt. Die nadruk op sociale erkentelijkheid gaf aanleiding om ook buiten kerkelijke structuren meters en peters aan te duiden. Ik heb de stelling verdedigd dat de sociale rol van een meter of peter de religieuze rol niet hoeft uit te sluiten, maar er zelfs openheid toe kan bieden. In het aanreiken van enkele handelingsperspectieven heb ik aangegeven hoe die religieuze rol kan worden ingevuld en hoe meters en peters een belangrijke pastorale doelgroep kunnen zijn.
JUDITH COCKX is doctoraatsstudent bij de onderzoekseenheid pastoraaltheologie bij de Faculteit Godgeleerdheid van de K.U.Leuven. i
Codex Iuris Canonici. Wetboek van Canoniek Recht, Brussel, Licap, 1996, can. 872-874. L. ANCKAERT et. al. (ed.), Al de dagen van ons leven. Christelijk gezinsboek voor de 21ste eeuw, Averbode, uitgeverij Altoria Averbode, 2008. iii L. VANDEKERCKHOVE, Het peterschap. Van kerkelijk naar familiaal instituut, in L. LEIJSSEN, M. CLOET & K. DOBBELAERE (ed.), Levensrituelen. Geboorte en doopsel (Kadoc-studies, 20), Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1996, p. 217-235. Lieven Vandekerckhove geeft een sociologische verklaring voor het ontstaan van het meter- en peterschap, en haar voortbestaan buiten kerkelijke structuren. Dit wil zeggen dat hij op zoek gaat naar maatschappelijke bestaansgronden van het meter- en peterschap in haar ontstaanscontext en in de huidige context. Hij doet dit op basis van geschriften van de Kerkvaders en van andere sociologische studies over de afname van kerkelijkheid in Vlaanderen de laatste decennia. Hij geeft dus geen theologische verklaring voor het meter- en peterschap. Ik volg deze sociologische verklaring, omdat ze het juist mogelijk maakt om ook het voortbestaan van het meter- en peterschap buiten de kerkelijke structuren vandaag te verklaren. Verder in het artikel zal ik wel enkele theologische conclusies aangeven. iv L. VANDEKERCKHOVE, Het peterschap. Van kerkelijk naar familiaal instituut, p. 219-220. v Ibid., p. 222. vi Ibid., p. 221. vii Ibid., p. 225. viii Ibid., p. 231. ix Ibid., p. 226. x F. SCHWEIGMAN, Peter en meter, in Theologisch Woordenboek III (1958) 3844. xi L. VANDEKERCKHOVE, Het peterschap. Van kerkelijk naar familiaal instituut, p. 227. xii Ibid., p. 227-228. xiii Ibid., p. 232. xiv Ibid., p. 228. xv Ibid., p. 232. xvi Ibid., p. 232-234. xvii K. RAES, Verschraalde waarden. De onmin in een cultuur, Kapellen, Pelckmans, 2001, p. 57-58. xviii Zie hiervoor bijvoorbeeld: http://www.zappybaby.be/nl/baby/44880/meter-en-peter-vragen.html, http://www.baby-forum.be/zwangerschap-f33/meter-en-peter-t392.html, http://www.babyforum.be/zwangerschap-f33/peter-meter-vragen-t1123.html, http://www.baby.be/nl/babyclub/forum/jouwsuggesties-en-opmerkingen/meter-amp-peter-originele-manier-om-het-hen-te-vragen-148654.html, http://nl.yunomi.be/artikel/meter-en-peter-vragen (toegang 07.03.2011). ii
14
Verschenen in Rondom Gezin, 32(2011)2, 2-22.
xix
Zie voor de Thomas-website: http://www.kuleuven.be/thomas/pastoraal/vieringen/search4ingadvance.php#results (toegang 07.03.2011). xx J. COCKX, De beleving van zwangerschap, geboorte en pril ouderschap bij (toekomstige) moeders en vaders in het licht van levensbeschouwelijke betekenisgeving. Een kwalitatief exploratief onderzoek en praktischtheologische reflectie (onuitgegeven masterproef in de gespecialiseerde studies in de Godgeleerdheid en de Godsdienstwetenschappen, K.U.Leuven), Leuven, 2010. xxi Alle vier geïnterviewde koppels zijn katholiek gedoopt, maar twee van de vier koppels zijn niet meer betrokken op het christelijk geloof. Ik duid hen aan met de term „niet christelijk-gelovige ouders‟. Zij zijn christenen door het doopsel, maar niet gelovig. De gelovig geëngageerde ouders duid ik aan met de term „christelijk-gelovige ouders‟. xxii Ibidem. xxiii Gebaseerd op A. DILLEN, A. LIÉGEOIS & A. VANDENHOECK, Pastores als spirituele zorgverleners. Identiteit, professionaliteit en uitdagingen, in A. DILLEN, A. LIÉGEOIS & A. VANDENHOECK (ed.), De moed om te spreken en te handelen. Profetisch pastoraat ( Leuvense Cahiers voor Praktische Theologie, 11), Antwerpen, Halewijn, 2009, 212-232, xxiv Ibidem. xxv Ibidem. xxvi K. RAES, Verschraalde waarden. De onmin in een cultuur, p. 57-58. xxvii B. J. MILLER-MCLEMORE, Let the Children Come. Reimagining Childhood from a Christian Perspective, San Francisco, Jossey-Bass, 2003, p. 166-167. xxviii Zie voor dit en andere geloofskoffertjes: http://www.reliboek.eu/pagina/936/geloven_thuis (toegang 07.03.2011). xxix D. HUTSEBAUT, Post-Critical Belief. A $ew Approach to the Religious Attitude Problem, in Journal of Empirical Theology 9 (1996) 2, 48-66. xxx Zie hiervoor onder andere: http://www.ijd.be/; http://www.madrid2011.be/; http://taize.fr/nl (toegang 07.03.2011).
15