Pensioenreglement 1987
(versie: 1 januari 2012)
Pensioenreglement van Stichting Ahold Pensioenfonds (laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2012)
Inhoudsopgave
pagina
HOOFDSTUK I
:
DEFINITIES
3
HOOFDSTUK II
:
DEELNEMERSCHAP
7
HOOFDSTUK III
:
REGELING PENSIOEN UIT VAST LOON
8
Artikel III.1 Artikel III.2 Artikel III.3 Artikel III.4 Artikel III.5 Artikel III.6 Artikel III.7 Artikel III.8 Artikel III.9 Artikel III.10 Artikel III.11 Artikel III.12 Artikel III.13 Artikel III.14 Artikel III.15
: : : : : : : : : : : : : : :
Aanspraken op pensioen Pensioenjaren Pensioenfranchise Pensioenschijf Pensioengrondslag Ouderdomspensioen Pensioentoeslag ongehuwden Weduwen-/Weduwnaarspensioen Bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen Wezenpensioen Vakantiegeld Kerstuitkering Arbeidsongeschiktheid Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap (Bijzonder) Partnerpensioen
8 9 9 9 10 11 12 13 14 15 15 16 17 18 19
HOOFDSTUK IV :
REGELING PENSIOEN UIT VARIABELE TOESLAGEN
20
Artikel IV.1 Artikel IV.2 Artikel IV.3 Artikel IV.4 Artikel IV.5 Artikel IV.6 Artikel IV.7 Artikel IV.8 Artikel IV.9 Artikel IV.10
: : : : : : : : : :
Soorten pensioen Ouderdomspensioen Weduwen-/weduwnaarspensioen Bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen Wezenpensioen Vakantiegeld Kerstuitkering Arbeidsongeschiktheid Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap (Bijzonder) Partnerpensioen
20 21 23 24 25 25 26 27 29 30
HOOFDSTUK V
:
INGANG EN UITKERING VAN PENSIOEN
31
HOOFDSTUK VI :
FINANCIERING
34
Artikel VI.1
:
Artikel VI.2
:
Artikel VI.3
:
Werkgeversstorting ter financiering van de pensioenregeling uit Vast Loon Werkgeversstorting ter financiering van de pensioenregeling uit Variabele Toeslagen Deelnemersbijdrage in de werkgeversstorting
34 34
HOOFDSTUK VII :
TOESLAGEN OP PENSIOENEN
36
HOOFDSTUK VIII :
AANVULLEND PENSIOEN
38
HOOFDSTUK IX :
OVERDRACHT KONTANTE WAARDE PENSIOENAANSPRAKEN
39
34
1
HOOFDSTUK X
:
ALGEMENE SLOTBEPALINGEN
40
Artikel X.1 Artikel X.2 Artikel X.3 Artikel X.4 Artikel X.5 Artikel X.6 Artikel X.7 Artikel X.8 Artikel X.9 Artikel X.10 Artikel X.11 Artikel X.12 Artikel X.13 Artikel X.14 Artikel X.15 Artikel X.16 Artikel X.17 Artikel X.18 Artikel X.19
: : : : : : : : : : : : : : : : : : :
Mededeling van rechten Opgave deelnemer Opgave (gewezen) deelnemer bij beëindiging deelnemerschap Opgave ex-partner bij beëindiging partnerschap Opgave gewezen deelnemer en ex-partner Opgave pensioengerechtigde Informatie overige Wettelijke voorzieningen Uitgesloten risico’s Financieel tekort Verplichtingen Vrijstelling deelneming aan bedrijfspensioenfonds Pensioenregeling die afwijkt van dit reglement Beslag en vervreemding Ex-Simon de Wit werknemers Hardheidsclausule Wijziging pensioenregeling Overgangsbepalingen In werking treden
40 40 40 40 41 41 41 41 41 42 42 42 42 42 43 43 43 43 46
VOORPORTAALREGELING
47
Bijlage I
49
Bijlage II
50
Bijlage III
51
Bijlage IV
52
2
HOOFDSTUK I
DEFINITIES
Actueel functie uurloon Het functie uurloon, dat een werknemer ontvangt. Actueel functieloon Het actueel functie-uurloon vermenigvuldigd met het in enige periode door de werknemer gewerkte aantal uren. Ahold Koninklijke Ahold N.V., alsmede haar in Nederland gevestigde dochterondernemingen, waarvoor door de Raad van Bestuur is bepaald, dat zij in aanmerking komen voor de uitvoering van dit reglement. AOW voor gehuwden Tweemaal de bruto wettelijke uitkering op jaarbasis (exclusief vakantie uitkering) krachtens de Algemene Ouderdomswet voor een gehuwde met een echtgenote/echtgenoot van 65 jaar of ouder. AOW voor ongehuwden De bruto wettelijke uitkering op jaarbasis (exclusief vakantie uitkering) krachtens de Algemene Ouderdomswet voor een ongehuwde, zonder kinderen jonger dan 18 jaar. Arbeidsongeschiktheid De arbeidsongeschiktheid in de zin van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Bestuur Het Bestuur van het Pensioenfonds. Boekjaar Het boekjaar van Ahold. CAO-(sector) Een onderneming, een groep van ondernemingen of een deel van een onderneming behorende tot Ahold waarvoor een CAO geldt, zoals beschreven op bijlage 1 van dit reglement. C.O.R. De Centrale Ondernemingsraad van Ahold Deelnemer Degene, die overeenkomstig de bepalingen van dit reglement in het pensioenfonds deelneemt. Diensttijd Tijdvak tussen aanvang van het adspirant-deelnemerschap en het einde van het deelnemerschap. Echtgenoot/Echtgenote De man of vrouw, met wie een deelnemer of gewezen deelnemer gehuwd is, dan wel de man of vrouw, die bij het overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer zijn/haar echtgeno(o)t(e) was. Ex-echtgenoot/ex-echtgenote De man of vrouw van wie het huwelijk met een deelnemer of gewezen deelnemer is geëindigd door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed. Het huwelijk wordt geacht te zijn beëindigd op de datum waarop de rechterlijke uitspraak houdende de scheiding wordt opgenomen in de registers van de burgerlijke stand, dan wel de datum waarop bij scheiding van tafel en bed de inschrijving in het huwelijksgoederenregister heeft opgehouden te bestaan. Ex-Geregistreerde partner De man of vrouw van wie het geregistreerde partnerschap, dat met een deelnemer bestond, is geëindigd. Het geregistreerd partnerschap wordt geacht te zijn beëindigd op de de datum waarop de beëindiging van het geregistreerd partnerschap wordt opgenomen in de registers van de burgerlijke stand. Voor dit reglement wordt de ex-geregistreerde partner gelijkgesteld met een ex-echtgenoot/ex-echtgenote.
3
Ex-Partner De man of vrouw voor wie bij het Pensioenfonds partnerpensioen is verzekerd en van wie het partnerschap met de Deelnemer of Gewezen Deelnemer is beëindigd. Het partnerschap wordt geacht te zijn beëindigd op de datum waarop het ongehuwde samenlevingsverband wordt beëindigd of de samenlevingsovereenkomst wordt verbroken. Fulltimer Iedere werknemer, die gedurende de volledige normale arbeidsduur, zoals overeengekomen in de voor hem/haar geldende CAO of arbeidsvoorwaardenregeling, werkzaam is. Fulltime totaal loon Het fulltime vast loon, vermeerderd met de variabele toeslagen, die de werknemer ontvangt omgerekend naar de variabele toeslagen die gelden voor een fulltimer werkzaam in dezelfde functie. Fulltime Vast Loon Het Vast Loon, omgerekend naar het vast loon, dat geldt voor een fulltimer, werkzaam in dezelfde functie. Geregistreerde partner De ongehuwde persoon met wie de deelnemer of gewezen deelnemer een geregistreerd partnerschap is aangegaan conform het Burgerlijk Wetboek. Voor dit reglement wordt de geregistreerde partner gelijkgesteld met een echtgenoot/ echtgenote. Gewezen deelnemer Degene, wiens deelnemerschap, ingevolge de bepalingen van het reglement is geëindigd en die nog aanspraken jegens het pensioenfonds kan doen gelden. Gewerkte uren Aantal betaalde uren exclusief overuren, zoals deze zijn omschreven in de voor de betreffende werknemer geldende CAO of arbeidsvoorwaardenregeling. Inkomen Het totaal loon vermeerderd met alle overige inkomenbestanddelen, zoals: • koopavondtoeslag • overwerk • vakantietoeslag • winstdeling • tegemoetkoming in de premie van de ziektekostenverzekering Partner Onder partner wordt verstaan de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde (adspirant-) Deelnemer blijkens notarieel verleden akte een samenlevingsovereenkomst is aangegaan, mits tussen hen geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat en mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden : a. de (adspirant-) Deelnemer en de Partner voeren een gezamenlijke huishouding hetgeen blijkt uit de samenlevingsovereenkomst; b. de (adspirant-) Deelnemer en de Partner zijn gedurende ten minste een half jaar op hetzelfde adres ingeschreven bij het Bevolkingsregister. De (adspirant-) Deelnemer dient om in aanmerking te komen voor de verzekering van partnerpensioen zich aan te melden bij het Pensioenfonds onder overlegging van de samenlevingsovereenkomst of een door een notaris afgelegde verklaring, waarin deze het bestaan van een samenlevingsovereenkomst, die voldoet aan de voorwaarden, bevestigt, alsmede het bewijs dat voldaan wordt aan de hierboven omschreven voorwaarde b. Pensioendatum De pensioendatum is gelijk aan de 65e verjaardag.
4
Pensioenfonds De Stichting Pensioenfonds Ahold, gevestigd in Zaandam, gemeente Zaanstad. Pensioenovereenkomst De arbeidsvoorwaardelijke afspraken tussen de werkgever en (de vertegenwoordiging van) de werknemer(s) welke betrekking hebben op pensioen. De pensioenovereenkomst die is vastgelegd in dit reglement is een uitkeringsovereenkomst zoals bedoeld in de Pensioenwet. Percentage Werktijd Het percentage werktijd over enig tijdvak is gelijk aan de verhouding tussen het in dat tijdvak gewerkte aantal uren en het aantal uren dat een fulltimer in datzelfde tijdvak gewerkt zou hebben vermenigvuldigd met 100. Voor een fulltimer is het percentage werktijd 100. Periode Termijn van vier weken, waarover de salarisbetaling plaatsvindt. Eenmaal per 5 á 6 boekjaren telt de 13e periode een termijn van 5 weken. Prijsindex Onder de prijsindex worden verstaan de Consumentenprijsindex die betrekking heeft op alle huishoudens en waarbij met het effect van veranderingen in de tarieven van de kostprijsverhogende (indirecte) belastingen en de consumptiegebonden belastingen rekening is gehouden. Deze prijsindex wordt aangeduid als de CPI-Alle Huishoudens (2006 = 100) en wordt maandelijks gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Raad van Bestuur De Raad van Bestuur van Koninklijke Ahold NV. Totaal loon Het vast Loon, vermeerderd met de variabele toeslagen, die een werknemer ontvangt. Uitvoeringsovereenkomst A Overeenkomst tussen de werkgever en het Pensioenfonds omtrent de onderbrenging van de pensioenovereenkomst bij het Pensioenfonds. Vast loon Het actueel functieloon, vermeerderd met de vaste toeslagen die een werknemer ontvangt. Variabele toeslagen Dit zijn toeslagen, die niet in het vast loon zijn opgenomen t.w. (limitatief): • ploegentoeslag • restant ploegentoeslag tijdens of na afbouw ploegentoeslag • koelceltoeslag • vriesceltoeslag • zaterdag- en nachturentoeslag • separatietoeslag • wasmachinetoeslag Vaste toeslagen Dit zijn toeslagen, die niet in het actuele functieloon zijn opgenomen t.w. (limitatief): • dienstjarentoeslag • diplomatoeslag • nieuwelingentoeslag • historische merit • persoonlijke toeslag WAO-loongrens De WAO loongrens is 20x het geldende maximum dagloon, zoals dit in de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering staat vermeld.
5
Werknemer Ieder natuurlijk persoon die: • de voor hem/haar geldende pensioenleeftijd nog niet heeft bereikt en • een dienstverband met Ahold heeft en • binnen Nederland werkzaam is en/of in Nederland op de salarislijst van Ahold staat. Werkgever Koninklijke Ahold N.V., alsmede haar in Nederland gevestigde dochterondernemingen waarvoor door de Raad van Bestuur is bepaald, dat zij in aanmerking komen voor de uitvoering van dit reglement. Wettelijk Indien in dit reglement wordt verwezen naar wettelijke regelgeving wordt bedoeld de relevante Nederlandse wetgeving. Wettelijk minimumloon Het minimumloon, zoals vermeld in de Wet Minimumloon en minimum vakantietoeslag: • omgerekend naar een periode • geldend voor werknemers tussen 22 en 65 jaar en • exclusief vakantiegeld. Wezen De kinderen jonger dan 18 jaar van de overleden (aspirant-) deelnemer of gewezen deelnemer, alsmede zijn kinderen van 18 jaar en ouder, doch jonger dan 27 jaar, die studerend zijn én onder de werkingssfeer van de Wet op de Studiefinanciering vallen. Als kinderen worden hierbij beschouwd, zij van wie de deelnemer of gewezen deelnemer of aspirantdeelnemer op het moment van overlijden in familierechtelijke zin ouder is en voorts de pleeg- en stiefkinderen die naar oordeel van het bestuur als eigen kinderen worden onderhouden.
6
HOOFDSTUK II
DEELNEMERSCHAP
1. Voorwaarden deelnemerschap Als deelnemers worden, na aanmelding door Ahold, in het pensioenfonds opgenomen, de werknemers, die: a. een dienstverband voor onbepaalde tijd met Ahold hebben, b. tenminste 25 jaar oud zijn, c. tenminste een jaar onafgebroken in dienst zijn en d. voor wie het percentage werktijd tenminste gelijk is aan 33 1/3% 2. Voorwaarden adspirant-deelnemerschap Als adspirant-deelnemers worden beschouwd, de werknemers, die voldoen aan voorwaarden a, b, en d, die gesteld zijn aan het deelnemerschap, doch nog niet langer dan een jaar in dienst zijn. 3. Beëindiging (adspirant-) deelnemerschap Het deelnemerschap respectievelijk het adspirant-deelnemerschap eindigt: • bij beëindiging van de dienstbetrekking; • bij overlijden; • op de overeenkomstig hoofdstuk I vastgestelde pensioendatum • indien het voor de betreffende werknemer geldende percentage werktijd in enig boekjaar daalt onder de 33 1/3%. Het adspirant-deelnemerschap eindigt eveneens bij aanvang van het deelnemerschap. 4. Voortzetting deelnemerschap na beëindiging dienstverband In afwijking van hetgeen is vastgelegd in lid 3 van dit artikel, zal het deelnemerschap na beëindiging van het dienstverband worden voortgezet, indien in voortzetting is voorzien in een door Ahold met de betrokken deelnemer terzake van de beëindiging van het dienstverband getroffen bijzondere regeling. De voortzetting zal geschieden op door het bestuur in overleg met Ahold vast te stellen condities. 5. Deelnemerschap bedrijfspensioenfonds Niet als (adspirant-)deelnemer wordt beschouwd, de werknemer die tot een groep behoort, waarvan door Ahold is bepaald dat deze alleen verzekerd wordt bij een bedrijfspensioenfonds, te weten op 1 januari 1987: zie bijlage II. 6. Werknemers met een dienstverband voor bepaalde tijd Ahold kan met een werknemer die een dienstverband heeft voor bepaalde tijd nadrukkelijk overeenkomen dat in afwijking van hetgeen is gesteld in lid 1a van dit artikel de werknemer als deelnemer in de pensioenregeling wordt opgenomen. De werknemer dient wel aan de overige voorwaarden te voldoen. 7. Adspirant-deelnemers voor wie overdracht plaatsvindt van kontante waarde De werknemer voor wie overdracht plaatsvindt van de kontante waarde van zijn opgebouwde pensioenaanspraken op grond van zijn dienstverband bij zijn vorige werkgever aan het pensioenfonds en die op het tijdstip dat de overdracht plaatsvindt nog geen jaar onafgebroken in dienst is bij Ahold
7
HOOFDSTUK III
REGELING PENSIOEN UIT VAST LOON
Artikel III.1
Aanspraken op pensioen
1. Soorten pensioen Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geeft het deelnemerschap aanspraak op: a. Ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen deelnemer b. Pensioentoeslag ongehuwden ten behoeve van de ongehuwden gewezen deelnemer. c. Weduwen-/Weduwnaarspensioen ten behoeve van de echtgenote/echtgenoot van de overleden deelnemer of de overleden gewezen deelnemer. d. Partnerpensioen ten behoeve van de partner van de overleden deelnemer of de overleden gewezen deelnemer. e. Wezenpensioen ten behoeve van de wezen van de overleden deelnemer of de overleden gewezen deelnemer. f. Bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen ten behoeve van de ex-echtgenote(s)/exechtgeno(o)t(en) van de overleden deelnemer of overleden gewezen deelnemer. g. Bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de ex-partner van de overleden deelnemer of de overleden gewezen deelnemer. h. Vakantiegeld over de sub a t/m g bedoelde uitkeringen. i. Kerstuitkering over de sub a, c, d, f en g bedoelde uitkeringen. 2. Beperkende bepalingen weduwen-/weduwnaarspensioen a. Aan een huwelijk aangevangen na de Pensioendatum kunnen ten opzichte van het Pensioenfonds nimmer rechten op weduwe-/weduwnaarspensioen worden ontleend. b. Indien een deelnemer, aspirant-deelnemer of gewezen deelnemer gelijktijdig meerdere echtgenoten, partners en/of geregistreerde partners heeft, kan slechts één van hen worden aangemerkt als echtgenoot, partner of geregistreerd partner in de zin van deze pensioenregeling. De deelnemer, aspirant-deelnemer of gewezen deelnemer is verplicht de begunstigde echtgenoot, partner of geregistreerd partner aan te melden bij het pensioenfonds. Bij verzuim van aanmelding wordt automatisch de echtgenoot, partner of geregistreerd partner uit het langst durende huwelijk of (geregistreerd) partnerschap aangemerkt als echtgenoot, partner of geregistreerd partner in de zin van deze pensioenregeling. Bij latere aanmelding van een andere echtgenoot, partner of geregistreerd partner wordt voor de uitvoering van deze pensioenregeling het huwelijk of (geregistreerd) partnerschap met de eerder aangemelde echtgenoot, partner of geregistreerd partner als geroyeerd beschouwd. Door het pensioenfonds zullen ingeval van overlijden van een deelnemer, aspirant-deelnemer of gewezen deelnemer derhalve, met uitzondering van die situaties waarin de regelingen met betrekking tot het bijzonder partnerpensioen van toepassing zijn, nooit twee gerechtigden op partnerpensioen worden erkend.
Artikel III.2
Pensioenjaren
1. In aanmerking te nemen diensttijd Voor de berekening van het aantal pensioenjaren wordt de diensttijd, welke zonder onderbreking na de aanvang van het (adspirant-)deelnemerschap van het pensioenfonds bij Ahold is doorgebracht, in aanmerking genomen. Hierbij wordt de maand waarin het (adspirant-)deelnemerschap aanvangt en volle en de maand van beëindiging van het deelnemerschap niet meegenomen. Fictieve diensttijd, verkregen op grond van hoofdstuk IX, wordt bij de berekening van het aantal pensioenjaren mede als diensttijd in aanmerking genomen. 2. Toe te kennen pensioenjaren a. In het boekjaar waarin deelnemerschap aanvangt In het boekjaar, waarin het deelnemerschap aanvangt, worden pensioenjaren toegekend, gelijk aan het product van: • de vervulde diensttijd tot het einde van het boekjaar • het percentage werktijd dat geldt over het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin het deelnemerschap aanvangt, indien voor een adspirant-deelnemer overdracht heeft plaatsgevonden als bedoeld in hoofdstuk IX wordt het percentage werktijd naar redelijkheid vastgesteld.
8
b.
c.
Over enig boekjaar na het jaar waarin het deelnemerschap aanvangt Over enig boekjaar gelegen na het boekjaar waarin het deelnemerschap is aangevangen, is het toe te kennen aantal pensioenjaren gelijk aan het product van: • vanaf het begin tot het einde van dat boekjaar vervulde dienstijd • en het percentage werktijd dat geldt over het boekjaar voorafgaand aan het betreffende boekjaar Opgebouwde pensioenjaren Het aantal opgebouwde pensioenjaren tot het eind van enig boekjaar is gelijk aan de som van: • de pensioenjaren berekend conform lid 2a van dit artikel • en de som van de pensioenjaren telkenjare vastgesteld conform lid 2b van dit artikel.
3. Nauwkeurigheid Pensioenjaren worden evenals de diensttijd in honderdsten nauwkeurig bepaald. 4. Deelnemingsjaren conform Pensioenwet (artikel 36) De deelnemingsjaren, als bedoeld in artikel 36 van de Pensioenwet, worden met ingang van 1 januari 2008 overeenkomstig het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde door het Pensioenfonds geregistreerd. Het Pensioenfonds verstrekt de informatie over de wettelijke deelnemingsjaren op verzoek aan de deelnemer of de gewezen deelnemer.
Artikel III.3 Pensioenfranchise De pensioenfranchise is per 01-01-1987 gelijk aan € 956,79 per periode. De pensioenfranchise kan door het bestuur in overleg met Ahold worden aangepast. Een dergelijke aanpassing volgt in beginsel de wijziging, die de AOW voor gehuwden ondergaat. Van dit beginsel kan naar billijkheid worden afgeweken, indien de AOW voor gehuwden een structurele verhoging danwel verlaging ondergaat, en/of indien daartoe op grond van wettelijke regelingen danwel CAO-overleg met Ahold aanleiding bestaat, en/of indien de aanpassing tot financiële verplichtingen leidt, die de draagkracht van het pensioenfonds te boven gaan. De pensioenfranchise bedraagt in elk geval niet minder dan de minimale fiscaal toelaatbare franchise.Jaarlijks zal de pensioenfranchise bij de opgave als bedoeld in artikel X.1 aan de deelnemer worden kenbaar gemaakt.
Artikel III.4 Pensioenschijf De pensioenschijf is per 01-01-1987 gelijk aan € 2.382,35 per periode. De pensioenschijf kan door het bestuur in overleg met Ahold worden aangepast. Een dergelijke aanpassing zal in beginsel gelijk zijn aan de wijziging die de WAO-loongrens ondergaat. Van dit beginsel kan naar billijkheid worden afgeweken, indien de WAO-loongrens een structurele verhoging danwel verlaging ondergaat, en/of indien daartoe op grond van wettelijke regelingen danwel CAO-overleg met Ahold aanleiding bestaat, en/of indien de aanpassing tot financiële verplichtingen leidt, die de draagkracht van het pensioenfonds te boven gaan. Jaarlijks zal de pensioenschijf bij de opgave als bedoeld in artikel X.1 aan de deelnemer worden kenbaar gemaakt.
9
Artikel III.5
Pensioengrondslag
1. Bepaling pensioengrondslag De pensioengrondslag is, tenzij de leden 2,3 en of 4 van dit artikel van toepassing is, gelijk aan het fulltime vast loon, verminderd met de pensioenfranchise. De pensioengrondslag, die wordt berekend per periode, wordt telkens wanneer zich veranderingen voordoen in een van de in de definitie genoemde componenten, opnieuw vastgesteld. 2. Minimum pensioengrondslag In het geval dat het fulltime vast loon lager is dan of gelijk is aan 133% van het wettelijk minimumloon wordt de pensioengrondslag als volgt vastgesteld: a. Absolute minimum pensioenregeling De pensioengrondslag van een deelnemer voor wie een fulltime vast loon geldt, dat lager is dan of gelijk is aan het wettelijk minimumloon, bedraagt € 103,72. Deze pensioengrondslag wordt hierna aangeduid met de term “absolute minimum pensioengrondslag”. b. Maximale minimum pensioenregeling De pensioengrondslag van een deelnemer, voor wie een fulltime vast loon geldt dat gelijk is aan 133% van het wettelijk minimumloon, is gelijk aan de voor hem overeenkomstig lid 1 van dit artikel berekende pensioengrondslag. Deze pensioengrondslag wordt hierna aangeduid met de term “maximale minimum pensioengrondslag”. c. Fulltime vast loon tussen 100 en 133 procent van het wettelijk minimum Voor deelnemers voor wie een fulltime vast loon geldt, dat ligt tussen het wettelijk minimumloon en 133% van dat wettelijk minimumloon wordt de pensioengrondslag gevonden door interpolatie tussen de in sub a genoemde absolute minimum pensioengrondslag en de in sub b genoemde maximale minimum pensioengrondslag. 3. Structurele wijzigingen van het wettelijk minimumloon Het bestuur kan in overleg met Ahold besluiten eventuele structurele wijzigingen van het wettelijk minimumloon niet voor toepassing van dit artikel in aanmerking te nemen. 4. Beperking vast loon, dat in aanmerking wordt genomen voor pensioengrondslag Indien er gedurende de laatste 5 jaar voor de pensioendatum sprake is van (een) incidentele verhoging(en) van het fulltime vast loon van een deelnemer, zal dit geen wijziging(en) in de voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag tot gevolg hebben, tenzij de Raad van Bestuur, naar aanleiding van een schriftelijk verzoek, anders besluit.
10
Artikel III.6
Ouderdomspensioen
1. Vaststelling ouderdomspensioen pensioendatum de 65e verjaardag a. Fulltime vast loon lager of gelijk aan tweemaal de pensioenschijf Voor de deelnemer voor wie de pensioendatum de 65e verjaardag is en van wie het fulltime vast loon lager is dan tweemaal de pensioenschijf, is het ouderdomspensioen gelijk aan 1¾% per opgebouwd pensioenjaar van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag. b. Fulltime vast loon hoger dan tweemaal de pensioenschijf Voor de deelnemer voor wie de pensioendatum de 65e verjaardag is en van wie het fulltime vast loon hoger is dan tweemaal de pensioenschijf is het ouderdomspensioen gelijk aan de som van: • een bedrag gelijk aan de uitkomst van de berekening volgens lid 1a van dit artikel bij een fulltime vast loon ten bedrage van tweemaal de pensioenschijf, • een bepaald percentage per opgebouwd pensioenjaar van het gedeelte van het fulltime vast loon dat gelegen is boven het bedrag dat gelijk is aan tweemaal de pensioenschijf. De Raad van Bestuur stelt dit percentage vast. Het percentage kan lager zij dan 1¾%. 2. Ouderdomspensioen pensioenleeftijd 60 Dit lid komt te vervallen. 3. Aangepaste opbouwpercentages Indien een deelnemer op grond van één van de aan dit pensioenreglement voorafgaande pensioenreglementen voor het bereiken van de 25-jarige leeftijd als (adspirant-) deelnemer in de pensioenregeling is opgenomen, worden de in lid 1 van dit artikel genoemde opbouwpercentages vermenigvuldigd met 40 en gedeeld door het maximaal door de betreffende deelnemer te behalen aantal pensioenjaren, in de veronderstelling dat hij vanaf de datum van aanvang van het adspirant-deelnemerschap tot de pensioendatum als full-timer in dienst van Ahold zou zijn. 4. Elders gekweekte rechten Op het conform de leden 1 t/m 3 van dit artikel berekende ouderdomspensioen worden eventueel elders gekweekte rechten in mindering gebracht. Onder elders gekweekte rechten worden voor de toepassing van dit reglement verstaan, de pensioenrechten waarvoor de (gewezen) deelnemer of zijn nagelaten betrekkingen als begunstigden zijn aangewezen en die gedurende de diensttijd, welke voor de vaststelling van het pensioen moet worden genomen, bij een andere instelling dan het pensioenfonds zijn opgebouwd en welke geheel of ten dele ten laste zijn gekomen van Ahold of het Pensioenfonds.
11
Artikel III.7
Pensioentoeslag ongehuwden
1. Maximale pensioentoeslag ongehuwden De maximale pensioentoeslag ongehuwden is per 1-1-1987 gelijk aan € 205,67 per periode. De maximale pensioentoeslag ongehuwden kan door het bestuur in overleg met Ahold worden aangepast. Een dergelijke aanpassing zal in beginsel gelijk zijn aan de wijziging van het verschil tussen de AOW voor gehuwden en de AOW voor ongehuwden. Van dit beginsel kan naar billijkheid worden afgeweken, indien de AOW voor gehuwden en/of de AOW voor ongehuwden een structurele verhoging danwel verlaging ondergaat, en/of indien daartoe op grond van wettelijke regelingen danwel CAO-overleg met Ahold aanleiding bestaat, en/of indien de aanpassing tot financiële verplichtingen leidt, die de draagkracht van het pensioenfonds te boven gaan. Jaarlijks zal de maximale pensioentoeslag ongehuwden bij de opgave als bedoeld in artikel X.1 aan de deelnemer worden kenbaar gemaakt. 2. Hoogte van het pensioenbedrag De pensioentoeslag ongehuwden per periode is voor de deelnemer met als pensioendatum de 65e verjaardag gelijk aan 2½% per opgebouwd pensioenjaar van de maximale pensioentoeslag ongehuwden. Pensioenjaren die na 1 januari 2002 zijn opgebouwd geven geen aanspraak op pensioentoeslag ongehuwden en worden in de berekening van de hoogte van het pensioenbedrag niet meegenomen. 3. Elders gekweekte rechten Op het conform lid 2 van dit artikel, vastgestelde pensioenbedrag worden eventuele elders gekweekte rechten als bedoeld in artikel III.6 lid, 4 in mindering gebracht. 4. Echtscheiding/scheiding van tafel en bed Een deelnemer kan geen volledige rechten meer doen gelden op de pensioentoeslag ongehuwden, indien het huwelijk tussen de deelnemer en zijn echtgenote/echtgenoot eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel bed, waarbij (conform artikel III.9) een gedeelte van het weduwen/weduwnaarspensioen wordt toegekend aan de ex-echtgenote/ex-echtgenoot. Het bedrag van de pensioentoeslag ongehuwden waar geen aanspraak op bestaat, wordt vastgesteld op het moment van de echtscheiding en is gelijk aan de premievrije aanspraak op pensioentoeslag ongehuwden welke de deelnemer zou hebben verkregen, indien zijn deelnemerschap anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioendatum zou zijn geëindigd op de echtscheidingsdatum. De vermindering van de pensioentoeslag ongehuwden komt te vervallen, indien de ex-echtgenote/ex-echtgenoot niet meer in leven is op de pensioendatum. 5. Aangepast opbouwpercentage Het in lid 2 van dit artikel genoemde opbouwpercentage wordt eventueel aangepast zoals bedoeld in artikel III.6 lid 3. 6. Beëindiging Partnerschap Een (gewezen) deelnemer voor wie een partnerpensioen is verzekerd, kan geen volledige rechten op de pensioentoeslag ongehuwden meer doen gelden, indien het partnerschap tussen de (gewezen) deelnemer en zijn partner wordt beëindigd, waarbij een gedeelte van het partnerpensioen wordt toegekend aan de ex-partner. Het bedrag van de pensioentoeslag ongehuwden waar geen aanspraak op bestaat, wordt vastgesteld op het moment van beëindiging van het partnerschap en is gelijk aan de premievrije aanspraak op pensioentoeslag ongehuwden, die de (gewezen) deelnemer zou hebben verkregen, indien zijn deelnemerschap anders dan door overlijden of pensionering zou zijn beëindigd op de datum van de beëindiging van het partnerschap. 7. Geen aanspraak op pensioentoeslag ongehuwden Dit lid komt te vervallen.
12
Artikel III.8
Weduwen-/Weduwnaarspensioen
1. Vaststelling weduwen-/weduwnaarspensioen a. Voor de weduwe-/weduwnaar van de deelnemer Voor de weduwe-/weduwnaar van de deelnemer is het bedrag van het weduwe/weduwnaarspensioen gelijk aan 70% van het ouderdompensioen, waarop de overleden deelnemer op grond van artikel III.6 lid 1 t/m 3 aanspraak zou hebben gemaakt, indien hij in leven en tot de pensioendatum deelnemer aan de pensioenregeling van Ahold zou zijn gebleven. Hierbij wordt verondersteld dat zijn pensioengrondslag respectievelijk percentage werktijd gelijk zouden zijn gebleven aan de pensioengrondslag respectievelijk het percentage werktijd, zoals deze voor hem waren vastgesteld op het moment van overlijden. b. Voor de weduwe-/weduwnaar van de (gepensioneerde) gewezen deelnemer Voor de weduwe-/weduwnaar van de (gepensioneerde) gewezen deelnemer is het bedrag van het weduwen-/weduwnaarspensioen gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen, dat aan de (gepensioneerde) gewezen deelnemer is toegekend. 2. Eenmalige uitkering na overlijden gepensioneerde gewezen deelnemer De weduwe/weduwenaar van de overleden gepensioneerde gewezen deelnemer, voor wie de pensioenopbouw heeft plaatsgevonden tot de pensioendatum, heeft op de overlijdensdatum van de gepensioneerde gewezen deelnemer recht op een eenmalige uitkering. De eenmalige uitkering is gelijk aan het verschil tussen het ouderdomspensioen dat is vastgesteld conform artikel III.6 en het dat is vastgesteld conform dit artikel, gerekend vanaf de dag van overlijden tot het einde van de tweede periode na de periode waarin de dag van overlijden is gelegen. De eenmalige uitkering kan proportioneel worden uitgekeerd in de periode waarin de dag van overlijden is gelegen en de twee daaropvolgende perioden. 3. Aftrek rechten op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen Op het conform de leden 1 en 2 van dit artikel vastgestelde weduwen-/weduwnaarspensioen worden eventuele rechten op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen welke op grond van de leden 1 en 5 van artikel III.9 zijn vastgesteld, in mindering gebracht. Deze vermindering blijft ook van kracht als op de bedoelde premievrije rechten geen aanspraak meer kan worden gemaakt. 4. Echtgenote/echtgenoot meer dan 20 jaar jonger dan deelnemer Indien de echtgenote/echtgenoot bij overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer meer dan 20 jaar jonger is dan de deelnemer of gewezen deelnemer, wordt het weduwen-/weduwnaarspensioen, berekend conform de leden 1 en 3 van dit artikel, verminderd met 4% voor elk vol jaar dat het leeftijdsverschil meer dan 20 jaar bedraagt. 5. Elders gekweekte rechten Op het conform de leden 1,2 en 3 van dit artikel berekende weduwen-/weduwnaarspensioen, worden eventuele elders gekweekte rechten, zoals bedoeld in artikel III.6 lid 4 in mindering gebracht. 6. Vermindering aanspraak echtgenote-/echtgenoot De aanspraak op weduwen-/weduwnaarspensioen ten behoeve van de echtgenote/echtgenoot van een deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder toestemming van de echtgenote/echtgenoot, niet worden verminderd door een overeenkomst tussen de deelnemer en het pensioenfonds of tussen de deelnemer en Ahold. 7. Hertrouw van een weduwe/weduwnaar In het geval dat de weduwe/weduwnaar van een overleden deelnemer hertrouwt blijft het weduwe/weduwnaarspensioen verkregen op grond van de leden 1, 3, 4 en 5 van dit artikel ongewijzigd gelden.
13
Artikel III.9
Bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen
1. Vaststelling bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen a. Voor de ex-echtgenote/ex-echtgenoot van de deelnemer Indien het huwelijk tussen de deelnemer en zijn echtgenote/echtgenoot eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed verkrijgt de ex-echtgenote/ex-echtgenoot een zodanig aanspraak op weduwen-/weduwnaarspensioen als de deelnemer ten behoeve van zijn echtgenote/echtgenoot zou hebben verkregen op grond van artikel III.4, indien zijn deelnemerschap op de dag voorafgaande aan de dag van echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, zou zijn geëindigd, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioendatum. b. Voor de ex-echtgenote/ex-echtgenoot van de gewezen deelnemer Indien het huwelijk tussen de gewezen deelnemer en zijn echtgenote/echtgenoot eindigt door echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed wordt de aanspraak op het door de gewezen deelnemer ten behoeve van de ex-echtgenote/ex-echtgenoot opgebouwde weduwen-/weduwnaarspensioen, zoals bepaald conform lid 3 van artikel III.14, omgezet in een aanspraak op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen ten behoeve van de ex-echtgenote/exechtgenoot. 2. Korting op het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen Het conform lid 1 van dit artikel bepaalde bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen wordt, indien aan de gestelde “voorwaarden” in artikel III.8 lid 4 voldaan is, gekort conform hetgeen is vastgelegd in het bedoelde lid. 3. Elders gekweekte rechten Eventueel elders gekweekte rechten zoals bedoeld in artikel III.6, lid 4, worden op het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen in mindering gebracht. 4. Bewijs van aanspraak De ex-echtgenote/ex-echtgenoot ontvangt een bewijs van haar/zijn aanspraak op bijzonder weduwen/weduwnaarspensioen. 5. Toepassing van dit artikel Het bepaalde in de leden 1 t/m 3 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de deelnemer en de echtgenote/echtgenoot bij notarieel verleden akte anders overeenkomen of indien de rechter bij het vonnis tot echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed op hun gemeenschappelijk verzoek anders beslist. Een afwijking van het in de leden 1 t/m 3 van dit artikel bepaalde is voor het pensioenfonds evenwel alleen aanvaardbaar indien en voor zover geen extra toevoeging aan de wiskundige reserves behoeft plaats te vinden.
14
Artikel III.10
Wezenpensioen
1. Vaststelling wezenpensioen a. Voor de wees van een deelnemer Voor de wees van de deelnemer is het bedrag van het wezenpensioen gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen, waarop de overleden deelnemer op grond van artikel III.6 de leden 1 t/m 3 aanspraak zou hebben gemaakt, indien hij in leven en tot de pensioendatum deelnemer aan de pensioenregeling van Ahold zou zijn gebleven. Hierbij wordt verondersteld dat zijn pensioengrondslag respectievelijk percentage werktijd gelijk zouden zijn gebleven aan de pensioengrondslag respectievelijk het percentage werktijd, zoals deze voor hem waren vastgesteld op het moment van overlijden. b. Voor de wees van de gepensioneerde gewezen deelnemer Voor de wees van de gepensioneerde gewezen deelnemer is het bedrag van het wezen pensioen gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat aan de gepensioneerde gewezen deelnemer was toegekend. c. Voor de wees van de gewezen deelnemer Voor de wees van de gewezen deelnemer is het bedrag van het wezenpensioen gelijk aan 14% van het conform artikel III.14 vastgestelde ouderdomspensioen. 2. Beperking totale bedrag wezenpensioen Indien en zolang het aantal wezen, dat recht heeft op wezenpensioen, zoals hierboven bepaald, groter is dan 8, is het bedrag der gezamenlijke wezenpensioenen gelijk aan het bedrag dat aan 8 wezen toekomt. Het bedrag der gezamenlijke pensioenen, als hierboven bedoeld, wordt dan verdeeld over alle wezen. 3. Beide ouders overleden Indien beide ouders zijn overleden, wordt het wezenpensioen verdubbeld. Onder ouders wordt in dit verband verstaan: de overleden deelnemer en zijn (ex-) echtgenote/(ex-) echtgenoot, door wie de bedoelde wees verzorgd werd. 4. Elders gekweekte rechten Op het conform de leden 1 t/m 3 van dit artikel bepaalde wezenpensioen worden elders gekweekte rechten, zoals beschreven in lid 4 van artikel III.6 in mindering gebracht.
Artikel III.11 Vakantiegeld Het vakantiejaar loopt van 1 juli tot en met 30 juni. Het vakantiejaar 2011/2012 loopt van 1 juli 2011 tot en met de 5e periode van 2012. Met ingang van 2012 loopt het vakantiejaar van de 6e periode van het boekjaar tot en met de 5e periode van het volgende boekjaar. Het vakantiegeld wordt uitbetaald in de 5e periode van elk boekjaar.. 1. Hoogte vakantiegeld Het vakantiegeld bedraagt 8% van de in het betreffende vakantiejaar door de begunstigde ontvangen pensioenbedragen, bepaald conform een van de artikelen III.6 t/m III.10 2. Vakantiegeld voor de weduwe/weduwnaar van de overleden gepensioneerde gewezen deelnemer Voor de weduwe/weduwnaar van een gepensioneerde gewezen deelnemer, wordt bij de berekening van het vakantiegeld ook het in het betreffende vakantiejaar door de overleden gepensioneerde gewezen deelnemer nog ontvangen ouderdomspensioen in aanmerking genomen. 3. Vakantiegeld bij overlijden ongehuwde begunstigde Indien een ongehuwde begunstigde komt te overlijden wordt het vakantiegeld over het tijdvak, beginnend bij aanvang van het vakantiejaar waarin het overlijden van de ongehuwde begunstigde valt en eindigend op de dag van overlijden, uitbetaald aan de wettelijke vastgestelde erfgenamen. 4. Aanpassing vakantiegeld Indien te eniger tijd blijkt dat het percentage vakantiegeld en/of het bedrag aan vakantiegeld wordt verlaagd voor werknemers, is het bestuur in overleg met Ahold bevoegd voor deelnemers naar billijkheid het percentage vakantiegeld als genoemd I lid 1 van dit artikel en/of het bedrag aan vakantiegeld aan te passen.
15
Artikel III.12
Kerstuitkering
1. Hoogte kerstuitkering De kerstuitkering bedraagt 2% van de som van de in het betreffende kalenderjaar door de begunstigde ontvangen pensioenbedragen, bepaald conform een der artikelen III.6, III.8 en III.9. 2. Kerstuitkering voor de weduwe/weduwnaar van de overleden gepensioneerde gewezen deelnemer Voor de weduwe/weduwnaar van een gepensioneerde gewezen deelnemer wordt in het kalenderjaar waarin het weduwen-/weduwnaarspensioen voor het eerst wordt uitgekeerd, bij de berekening van de kerstuitkering ook het in het betreffende kalenderjaar door de overleden gepensioneerde gewezen deelnemer nog ontvangen ouderdomspensioen in aanmerking genomen. 3. Minimum kerstuitkering De kerstuitkering: • voor de gepensioneerde gewezen deelnemer of • indien de gepensioneerde gewezen deelnemer is overleden voor zijn weduwe/weduwnaar danwel • indien het huwelijk van de overleden gepensioneerde gewezen deelnemer ontbonden is na zijn pensionering, voor zijn ex-echtgenote/ex-echtgenoot, is minimaal gelijk aan € 147,48 op jaarbasis, mits het aantal pensioenjaren, welke is gekweekt tussen de datum, die precies 10 jaar voor de pensioendatum is gelegen, en de pensioendatum, gelijk is aan 10. Indien dit aantal pensioenjaren kleiner is dan 10, dan wordt voor elk vol jaar dat dit aantal pensioenjaren kleiner is dan 10, het minimumbedrag ad € 147,48 op jaarbasis gekort met 10%. Een gedeelte van een jaar groot 6 maanden of meer wordt hierbij als een vol jaar beschouwd. Ingeval van een overleden deelnemer worden tevens de pensioenjaren in aanmerking genomen, die op basis van het in het jaar van overlijden geldende percentage werktijd, en de diensttijd tussen de datum van overlijden en de oorspronkelijke pensioendatum zouden zijn toegekend tenzij artikel III.8 lid 7 is toegepast. 4. Opname kerstuitkering in vast loon Indien op enig moment, hetzij direct, hetzij indirect een kerst- of soortgelijke uitkering wordt opgenomen in het vast loon, is het bestuur in overleg met Ahold bevoegd de regeling met betrekking tot de kerstuitkering zoals beschreven in dit artikel aan te passen. 5. Beperking met betrekking tot uitbetaling kerstuitkering De kerstuitkering wordt alleen uitgekeerd, indien de begunstigde op de uitbetalingsdatum in leven is. Dit met uitzondering van het bepaalde in lid 2 van dit artikel.
16
Artikel III.13 Arbeidsongeschiktheid Bij arbeidsongeschiktheid van een deelnemer gelden, indien deze arbeidsongeschiktheid is ontstaan tijdens het deelnemerschap, de volgende bepalingen: 1. Opbouw van de pensioenen a. De opbouw der reglementaire aanspraken op ouderdoms-, weduwen-/weduwnaars-, wezen- en ongehuwdenpensioen, alsmede vakantiegeld en kerstuitkering wordt voorgezet. De pensioenrechten worden conform dit reglement berekend, op basis van het vast loon en het percentage werktijd, zoals deze voor de aanvang van de arbeidsongeschiktheid waren vastgesteld. Jaarlijks zal het bestuur in overleg met Ahold besluiten of het vast loon aangepast dient te worden. b. De opbouw der reglementaire aanspraken als bedoeld in lid 1a van dit artikel vindt niet volledig plaats indien de graad van arbeidsongeschiktheid kleiner is dan 80%. Indien de graad van arbeidsongeschiktheid in een jaar kleiner is dan 80%, dan worden de voor dat jaar op te bouwen reglementaire pensioenaanspraken gekort volgens de navolgende tabel: Graad van arbeidsongeschiktheid 65 – 80% 55 – 65% 45 – 55% 35 – 45% 25 – 35% 15 – 25%
Kortingspercentage 25 40 50 60 70 80
Voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer, die voor zijn restcapaciteit niet als werknemer in de zin van dit pensionreglement kan worden aangemerkt, geldt dat een verhoging van de graad van arbeidsongeschiktheid geen recht geeft op vermindering van het kortingspercentage als bedoeld in de tabel, indien en voor zover de verhoging van de graad van arbeidsongeschiktheid plaatsvindt na beëindiging van het dienstverband of op het moment dat is gelegen na één jaar na aanvang van de WAO. Het Bestuur stelt de nadere regels vast voor de wijze waarop, in afwijking van het voorgaande, het percentage van de voortzetting van de pensioenopbouw wordt vastgesteld voor de deelnemer die bij aanvang van het deelnemerschap reeds arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO. 2. Pensioenrechten bij derden Indien blijkt dat een arbeidsongeschikte deelnemer inkomen uit arbeid verwerft en deze deelnemer op grond van dit inkomen deelnemer is aan een bepaalde pensioenregeling, dan worden de op grond van dit inkomen uit arbeid opgebouwde pensioenrechten in mindering gebracht op de bij het pensioenfonds opgebouwde pensioenrechten. Met dien verstande dat: • Over een corresponderende tijdvak nimmer hogere pensioenrechten in mindering kunnen worden gebracht dan op grond van de Ahold pensioenregeling worden opgebouwd. • Het, bij het bereiken van de pensioendatum c.q. bij het overlijden, vastgestelde pensioen, dat verkregen is op grond van deze regeling niet meer gewijzigd zal worden anders dan door aanpassing conform hoofdstuk VII. 3. Informatie Ten behoeve van de uitvoering van het bepaalde in dit artikel is de deelnemer verplicht: a. desgevraagd informatie te verstrekken over de status van de arbeidsongeschiktheid en de elders opgebouwde en bereikbare pensioenaanspraken; b. het Pensioenfonds, uiterlijk binnen twee maanden nadat dit van toepassing is, te informeren omtrent wijzigingen van de graad van arbeidsongeschiktheid. Ingeval van nalatigheid van de deelnemer wordt de pensioenopbouw stopgezet en worden de pensioenverzekeringen premievrij gemaakt. 4. Beschikbaarstelling benodigde koopsommen De voor de opbouw van de pensioenaanspraken op grond van dit artikel benodigde financiële middelen komen voor rekening van het Pensioenfonds.
17
5. Beëindiging pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid minder dan 15% Indien de deelnemer in de zin van de wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering minder dan 15% arbeidsongeschikt is wordt het deelnemerschap beëindigd, indien er geen sprake meer is van een dienstverband met Ahold. De pensioenaanspraken worden premievrij gemaakt conform artikel III.14.
Artikel III.14 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap Bij beëindiging van het deelnemerschap zoals bedoeld in hoofdstuk II lid 3 anders dan door overlijden of pensionering gelden de volgende bepalingen: 1. Ouderdomspensioen De gewezen deelnemer ontvangt een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen ingaande op de voor hem geldende pensioendatum. De hoogte van deze premievrije aanspraak is gelijk aan het op het moment van de beëindiging van het deelnemerschap, conform artikel III.6 bepaalde ouderdomspensioen. 2. Pensioentoeslag ongehuwden De gewezen deelnemer, voor wie als pensioendatum de 65e verjaardag geldt, ontvang voorts een premievrije aanspraak op pensioentoeslag ongehuwden, ingaande op de 65e verjaardag, mits hierop aanspraak bestaat. De hoogte van deze premievrije aanspraak is gelijk aan de op het moment van de beëindiging van het deelnemerschap, conform artikel III.7 bepaalde pensioentoeslag ongehuwden. 3. Weduwen-/Weduwnaarspensioen Elke gewezen deelnemer ontvangt bovendien een premievrije aanspraak op weduwen/weduwnaarspensioen. De hoogte van deze premievrije aanspraak is gelijk aan het op het moment van de beëindiging van het deelnemerschap, conform artikel III.8 bepaalde weduwen/weduwnaarspensioen. 4. Wezenpensioen Elke gewezen deelnemer ontvangt bovendien een premievrije aanspraak op wezenpensioen. De hoogte van deze premievrije aanspraak is gelijk aan het op het moment van de beëindiging van het deelnemerschap conform artikel III.10 bepaalde wezenpensioen. 5. Vakantiegeld Over de, conform de leden 1 t/m 4 van dit artikel vastgestelde premievrije aanspraken wordt vakantiegeld uitgekeerd, conform artikel III.11. 6. Kerstuitkering Over de premievrije aanspraken op ouderdoms- en weduwen-/weduwnaarspensioen wordt een kerstuitkering uitgekeerd, conform de leden 1,2 en 5 van artikel III.12. 7. Minimum kerstuitkering a. Voor de gewezen deelnemer, voor wie de datum van beëindiging van het deelnemerschap is gelegen korter dan 10 jaar voor de pensioendatum wordt de premievrije aanspraak op kerstuitkering, als bedoeld in lid 6 van dit artikel tevens gebaseerd op Artikel III.12 lid 3. b. De premievrije aanspraak op kerstuitkering is minimaal gelijk aan 10% van het in artikel III.12 lid 3 genoemde minimumbedrag voor elk vol pensioenjaar dat betrekking heeft op de periode tussen de datum, die precies 10 jaar voor de pensioendatum is gelegen, en de datum van beëindiging van het deelnemerschap. 8. Opgave van aanspraak De gewezen deelnemer ontvangt een opgave van de premievrije aanspraken vastgesteld conform de leden 1 t/m 7 van dit artikel.
18
9. Restitutie van de door de (adspirant-) deelnemer betaalde bijdrage • Bij beëindiging van het adspirant-deelnemerschap anders dan door de aanvang van het deelnemerschap of overlijden vindt restitutie plaats van de door de adspirant-deelnemer betaalde bijdrage, zoals bedoeld in artikel VI.3. • Indien het deelnemerschap is aangevangen op of na de 25e verjaardag van de deelnemer en het deelnemerschap wordt beëindigd voor zijn 26e verjaardag en er geen overdracht als bedoeld in hoofdstuk IX heeft plaatsgevonden, dan vindt restitutie plaats van de door de deelnemer betaald bijdrage zoals bedoeld in artikel VI.3. Hiermee komen de premievrije aanspraken zoals bedoeld in de leden 1 t/m 6 van dit artikel te vervallen. 10. Heropname bij aansluitend dienstverband Indien voor een werknemer: • waarvan het deelnemerschap is beëindigd, omdat zijn percentage werktijd gedurende een boekjaar gemiddeld onder de 33 1/3% lag en • met wie het dienstverband met Ahold vanaf de beëindiging van het deelnemerschap ononderbroken is voortgezet het percentage werktijd over enig boekjaar weer boven de 33 1/3% wordt vastgesteld, zal voor de pensioenberekening het aantal pensioenjaren opgebouwd tijdens het eerdere deelnemerschap in aanmerking worden genomen. De op grond van dit artikel op het moment van beëindiging van het eerdere deelnemerschap toegekende premievrije pensioenaanspraken komen te vervallen.
Artikel III.15 Bijzonder Partnerpensioen 1. In het kader van dit reglement zijn met inachtneming van de voorwaarden die aan de partners worden gesteld, de aanspraken op (bijzonder) partnerpensioen volledig gelijk aan de aanspraken op weduwen- / weduwnaarspensioen. 2. Overal waar gesproken wordt van (bijzonder) weduwen-/weduwnaarspensioen dient derhalve gelezen te worden (bijzonder) weduwen-/weduwnaars-/partnerpensioen, en daar waar gesproken wordt van echtgenote/echtgenoot of ex-echtgenote/ex-echtgenoot dient tevens gelezen te worden partner respectievelijk ex-partner. 3. Beëindiging van het partnerschap wordt in het kader van dit reglement gelijkgesteld aan echtscheiding.
19
HOOFDSTUK IV
REGELING PENSIOEN UIT VARIABELE TOESLAGEN
Artikel IV.1 Soorten pensioen 1. Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geef het deelnemerschap aanspraak op: a. Ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen deelnemer. b. Weduwen-/weduwnaarspensioen ten behoeve van de echtgenote/echtgenoot van de overleden deelnemer of de overleden gewezen deelnemer. c. Partnerpensioen ten behoeve van de partner van de overleden deelnemer of de overleden gewezen deelnemer. d. Wezenpensioen ten behoeve van de wezen van de overleden deelnemer of de overleden gewezen deelnemer. e. Bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen ten behoeve van de ex-echtgenote(s)/exechtgeno(o)t(en) van de overleden deelnemer of overleden gewezen deelnemer. f. Bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de ex-partner van de overleden deelnemer of de overleden gewezen deelnemer. g. Vakantiegeld over de sub a t/m f bedoelde uitkeringen. h. Kerstuitkeringen over de sub a, b, c, e en f bedoelde uitkeringen. 2. Beperkende bepalingen weduwen-/weduwnaarspensioen a. Aan een huwelijk aangevangen na de Pensioendatum kunnen ten opzichte van het Pensioenfonds nimmer rechten op weduwe-/weduwnaarspensioen worden ontleend. b. Indien een deelnemer, aspirant-deelnemer of gewezen deelnemer gelijktijdig meerdere echtgenoten, partners en/of geregistreerde partners heeft, kan slechts één van hen worden aangemerkt als echtgenoot, partner of geregistreerd partner in de zin van deze pensioenregeling. De deelnemer, aspirant-deelnemer of gewezen deelnemer is verplicht de begunstigde echtgenoot, partner of geregistreerd partner aan te melden bij het pensioenfonds. Bij verzuim van aanmelding wordt automatisch de echtgenoot, partner of geregistreerd partner uit het langst durende huwelijk of (geregistreerd) partnerschap aangemerkt als echtgenoot, partner of geregistreerd partner in de zin van deze pensioenregeling. Bij latere aanmelding van een andere echtgenoot, partner of geregistreerd partner wordt voor de uitvoering van deze pensioenregeling het huwelijk of (geregistreerd) partnerschap met de eerder aangemelde echtgenoot, partner of geregistreerd partner als geroyeerd beschouwd. Door het pensioenfonds zullen ingeval van overlijden van een deelnemer, aspirant-deelnemer of gewezen deelnemer derhalve, met uitzondering van die situaties waarin de regelingen met betrekking tot het bijzonder partnerpensioen van toepassing zijn, nooit twee gerechtigden op partnerpensioen worden erkend.
20
Artikel IV.2
Vaststelling ouderdomspensioen
1. Vaststelling van de totaal toeslag De totaal toeslag wordt vastgesteld op jaarbasis en wel als volgt: a. In het boekjaar waarin de deelnemer 25 wordt Indien het deelnemerschap aanvangt in het boekjaar, waarin de werknemer de 25 jarige leeftijd bereikt, is de totaal toeslag gelijk aan de som van de in dat boekjaar ontvangen variabele toeslagen. b. In enig boekjaar nadat het (adspirant-) deelnemerschap is aangevangen In enig boekjaar nadat het (adspirant-)deelnemerschap is aangevangen is de totaal toeslag gelijk aan de som van de in het betreffende boekjaar ontvangen variabele toeslagen, eventueel omgerekend naar een evenredig bedrag op jaarbasis. c. In het boekjaar waarin sprake is van pensionering, echtscheiding, arbeidsongeschiktheid of tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap Ingeval van pensionering, echtscheiding, arbeidsongeschiktheid of tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap is de totaal toeslag voor het boekjaar waarin de datum van pensionering, echtscheiding, arbeidsongeschiktheid of tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap valt, gelijk aan de totaal toeslag, die voor het voorafgaande boekjaar is vastgesteld. d. In het boekjaar waarin de deelnemer overlijdt Ingeval van overlijden wordt de totaal toeslag voor het boekjaar waarin de datum van het overlijden valt, als volgt vastgesteld: • Indien de datum van overlijden voor 1 juli van het betreffende jaar ligt en de deelnemer gedurende de 6 perioden voorafgaande aan de datum van overlijden variabele toeslagen heeft ontvangen, wordt de totaal toeslag gelijkgesteld aan de voor het voorafgaande boekjaar vastgestelde totaal toeslag. • Indien de datum van overlijden op of na 1 juli van het betreffende jaar ligt en de deelnemer gedurende de 6 perioden voorafgaande aan de datum van overlijden variabele toeslagen heeft ontvangen wordt de totaal toeslag bepaald op basis van de som van de door de deelnemer ontvangen variabele toeslagen tijdens de periode van de eerste dag van het boekjaar tot de datum van overlijden omgerekend naar een evenredig bedrag op jaarbasis. e. Vervallen van de totaal toeslag Indien de totaal toeslag, als vastgesteld conform dit lid, na deling door 13,045 kleiner is dan 2% van het product van fulltime vast loon en het percentage werktijd, geldend op de datum van vaststelling van de totaal toeslag, dan wordt de totaal toeslag op nul gesteld. 2. Ouderdomspensioen per periode, indien de pensioendatum de 65e verjaardag is a. In het boekjaar waarin het deelnemerschap aanvangt In het boekjaar waarin het deelnemerschap aanvangt, wordt er voor de deelnemer een jaarbedrag van ouderdomspensioen opgebouwd gelijk aan 1¾% van de som van: • De totaal toeslag geldend voor het boekjaar voorafgaand aan de datum van aanvang van deelnemerschap vermenigvuldigd met de diensttijd vanaf de aanvang van het adspirantdeelnemerschap tot de aanvang van het boekjaar. • De totaal toeslag geldend voor het boekjaar vermenigvuldigd met de diensttijd van de aanvang tot het einde van het boekjaar. b. In enig boekjaar gelegen na het jaar dat het deelnemerschap is aangevangen In enig boekjaar gelegen na het jaar dat het deelnemerschap is aangevangen, wordt voor de deelnemer een jaarbedrag aan ouderdomspensioen opgebouwd gelijk aan 1¾% van de totaal toeslag geldend voor het betreffende boekjaar vermenigvuldigd met de diensttijd van de aanvang tot het einde van het boekjaar. c. Totaal opgebouwde ouderdomspensioen Het totaal opgebouwde ouderdomspensioen tot het einde van enig boekjaar is gelijk aan de som van: • het ouderdomspensioen berekend conform lid 2a van dit artikel, • en de som van de rechten op ouderdomspensioen telkenjare vastgesteld conform lid 2b van dit artikel. d. Omrekening naar bedragen per periode Het conform de leden a t/m c van dit artikel vastgestelde ouderdomspensioen wordt omgerekend naar een bedrag per periode, door deling door 13,045.
21
3. Ouderdomspensioen per periode, indien de pensioendatum de 60e verjaardag is Dit lid komt te vervallen. 4. Indexatie van “oude” rechten De som van de aan het begin van het jaar reeds opgebouwde rechten op ouderdomspensioen bepaald conform hetgeen is vastgelegd in de leden 2 en 3 van dit artikel, wordt op de eerste dag van het boekjaar geïndexeerd. De hoogte van de indexering is gelijk aan het percentage waarmee de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken worden verhoogd. Het Bestuur is bevoegd om te besluiten de in dit lid genoemde indexeringen over enig boekjaar te beperken indien, naar de mening van het Bestuur, de financiële situatie van het Pensioenfonds daar aanleiding toe geeft. 5. Elders gekweekte rechten Op het conform de leden 2, 3 en 4 van dit artikel berekende ouderdomspensioen worden eventueel elders gekweekte rechten zoals bedoeld in artikel III.6 lid 4 in mindering gebracht voorzover zij niet reeds in mindering zijn gebracht op het in artikel III.6 leden 1 t/m 3 berekende ouderdomspensioen
22
Artikel IV.3
Weduwen-/weduwnaarspensioen
1. Vaststelling weduwen-/weduwnaarspensioen a. Voor de weduwe-/weduwnaar van de deelnemer Voor de weduwe-/weduwnaar van de deelnemer is het bedrag van het weduwen/weduwnaarspensioen gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen, waarop de overleden deelnemer op grond van artikel IV.2 de leden 1 t/m 4 aanspraak zouden hebben gemaakt, indien hij in leven en tot de pensioendatum deelnemer aan de pensioenregeling van Ahold zou zijn gebleven. Hierbij wordt verondersteld dat zijn totaal toeslag gelijk zou zijn gebleven aan de totaal toeslag, zoals deze voor hem was vastgesteld op het moment van overlijden. b. Voor de weduwe/weduwnaar van de (gepensioneerde) gewezen deelnemer Voor de weduwe-/weduwnaar van de (gepensioneerde) gewezen deelnemer is het weduwen/weduwnaarspensioen gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen, dat aan de (gepensioneerde) gewezen deelnemer is toegekend. c. Voor de weduwe/weduwnaar van de gewezen deelnemer Voor de weduwe/weduwnaar van de gewezen deelnemer is het bedrag aan weduwen/weduwnaarspensioen gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen dat aan de gewezen deelnemer is toegekend. 2. Eenmalige uitkering na overlijden actief gepensioneerde gewezen deelnemer De weduwe/weduwenaar van de overleden gepensioneerde gewezen deelnemer, voor wie de pensioenopbouw heeft plaatsgevonden tot de pensioendatum, heeft op de overlijdensdatum van de gepensioneerde gewezen deelnemer recht op een eenmalige uitkering. De eenmalige uitkering is gelijk aan het verschil tussen het ouderdomspensioen dat is vastgesteld conform artikel IV.2 en het dat is vastgesteld conform dit artikel, gerekend vanaf de dag van overlijden tot het einde van de tweede periode na de periode waarin de dag van overlijden is gelegen. De eenmalige uitkering kan proportioneel worden uitgekeerd in de periode waarin de dag van overlijden is gelegen en de twee daaropvolgende perioden. 3. Aftrek rechten op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen Op het conform de leden 1 en 2 van dit artikel verkregen weduwen-/weduwnaarspensioen worden eventuele rechten op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen welke op grond van artikel IV.4 lid 1 zijn vastgestel in mindering gebracht. Deze vermindering blijft ook van kracht als op de bedoelde rechten geen aanspraak meer kan worden gemaakt. 4. Echtgenote/echtgenoot meer dan 20 jaar jonger dan de deelnemer Indien de echtgenote/echtgenoot bij overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer meer dan 20 jaar jonger is dan de deelnemer of gewezen deelnemer, wordt het weduwen-/weduwnaarspensioen, berekend conform de leden 1 en 3 van dit artikel, verminderd met 4% voor elk vol jaar dat het leeftijdsverschil meer dan 20 jaar bedraagt. 5. Elders gekweekte rechten Op het conform de leden 1 en 3 van dit artikel vastgestelde weduwen-/weduwnaarspensioen worden eventueel elders gekweekte rechten zoals bedoeld in artikel III.6 lid 4 in mindering gebracht voorzover zij niet reeds in mindering zijn gebracht op het artikel III.8 leden 1 t/m 3 berekende weduwepensioen. 6. Vermindering aanspraak echtgenote/echtgenoot De aanspraak op weduwen-/weduwnaarspensioen ten behoeve van de echtgenote/echtgenoot van een deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder toestemming van de echtgenote/echtgenoot niet worden verminderd door een overeenkomst tussen de deelnemer en het pensioenfonds of tussen de deelnemer en Ahold 7. Hertrouw van een weduwe/weduwnaar In het geval dat de weduwe/weduwnaar van een overleden deelnemer hertrouwt, blijft het weduwen/weduwnaarspensioen verkregen op grond van de leden 1, 3, 4 en 5 van dit artikel ongewijzigd gelden.
23
Artikel IV.4
Bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen
1. Vaststelling bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen a. Voor de ex-echtgenote/ex-echtgenoot van de deelnemer Indien het huwelijk tussen de deelnemer en zijn echtgenote/echtgenoot eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed verkrijgt de ex-echtgenote/ex-echtgenoot een zodanig aanspraak op weduwen-/weduwnaarspensioen als de deelnemer ten behoeve van zijn echtgenote/echtgenoot zou hebben verkregen op grond van artikel IV.9, indien zijn deelnemerschap op de dag voorafgaande aan de dag van echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, zou zijn geëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioendatum. b.
Voor de ex-echtgenote/ex-echtgenoot van de gewezen deelnemer Indien het huwelijk tussen de gewezen deelnemer en zijn echtgenote/echtgenoot eindigt door echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed wordt de aanspraak op het door de gewezen deelnemer ten behoeve van de ex-echtgenote/ex-echtgenoot opgebouwde weduwen-/weduwnaarspensioen, zoals bepaald conform lid 2 van artikel IV.9, omgezet in een aanspraak op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen ten behoeve van de ex-echtgenote/exechtgenoot.
2. Korting op het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen Het conform lid 1 van dit artikel bepaalde bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen wordt, indien aan de gestelde “voorwaarden” in artikel IV.3 lid 4 voldaan is, gekort conform hetgeen is vastgelegd in het bedoelde lid. 3. Elders geweekte rechten Eventueel elders gekweekte rechten, zoals bedoeld in artikel III.6 lid 4, worden op het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen in mindering gebracht voorzover zij niet reeds in mindering zijn gebracht op het in artikel III.9 berekende bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen. 4. Opgave van aanspraak De ex-echtgenoot ontvangt een opgave van haar/zijn aanspraak op bijzonder weduwen/weduwnaarspensioen. 5. Toepassing van dit artikel Het bepaalde in leden 1 t/m 3 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de deelnemer en de echtgenote/echtgenoot bij notarieel verleden akte anders overeenkomen of indien de rechter bij het vonnis tot echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed op hun gemeenschappelijk verzoek anders beslist. Een afwijking van het in de leden 1 t/m 3 van dit artikel bepaalde is voor het pensioenfonds evenwel alleen aanvaardbaar indien en voor zover geen extra toevoeging aan de wiskundige reserves behoeft plaats te vinden.
24
Artikel IV.5
Wezenpensioen
1. Vaststelling wezenpensioen a. Voor de wees van de deelnemer Voor de wees van de deelnemer is het bedrag van het wezen pensioen gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen, waarop de overleden deelnemer op grond van artikel IV.2 de leden 1 t/m 4 aanspraak zou hebben gemaakt, indien hij in leven en tot de pensioendatum deelnemer aan de pensioenregeling van Ahold zou zijn gebleven. Hierbij wordt verondersteld dat zijn totaal toeslag gelijk zou zijn gebleven aan de totaal toeslag, zoals deze voor hem was vastgesteld op het moment van overlijden. b. Voor de wees van de gepensioneerde gewezen deelnemer Voor de wees van de gepensioneerd gewezen deelnemer is het bedrag aan wezenpensioen gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat aan de gepensioneerde gewezen deelnemer was toegekend. c. Voor de wees van de gewezen deelnemer Voor de wees van de gewezen deelnemer is het bedrag aan wezenpensioen gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat aan de gewezen deelnemer was toegekend. 2. Beperking totale bedrag wezenpensioen Indien en zolang het aantal wezen, dat recht heeft op wezenpensioen, zoals hierboven bepaald, groter is dan 8, is het bedrag der gezamenlijke wezenpensioenen gelijk aan het bedrag dat aan 8 wezen toekomt. Het bedrag der gezamenlijke pensioenen, als hierboven bedoeld, wordt dan verdeeld over alle wezen. 3. Beide ouders overleden Indien beide ouders zijn overleden, wordt het wezenpensioen verdubbeld. Onder ouders wordt in dit verband verstaan: de overleden deelnemer en zijn (ex-)echtgenote/echtgenoot, door wie de bedoelde wees verzorgd werd. 4. Elders gekweekte rechten Op het conform de leden 1 t/m 3 van dit artikel bepaalde wezenpensioen worden elders gekweekte rechten, zoals beschreven in lid 4 van artikel III.6 in mindering gebracht voorzover zij niet reeds in mindering zijn gebracht op het in artikel III.10 berekende wezenpensioen.
Artikel IV.6 Vakantiegeld Het vakantiejaar loopt van 1 juli tot en met 30 juni. Het vakantiejaar 2011/2012 loopt van 1 juli 2011 tot en met de 5e periode van 2012. Met ingang van 2012 loopt het vakantiejaar van de 6e periode van het boekjaar tot en met de 5e periode van het volgende boekjaar. Het vakantiegeld wordt uitbetaald in de 5e periode van elk boekjaar. 1. Hoogte vakantiegeld Het vakantiegeld bedraagt 8% van de in het betreffende vakantiejaar door de begunstigde ontvangen pensioenbedragen, bepaald conform een van de artikelen IV.2 t/m IV.5. 2. Vakantiegeld voor de weduwe/weduwnaar van de overleden gepensioneerde gewezen deelnemer Voor de weduwe/weduwnaar van een gepensioneerde gewezen deelnemer, wordt bij de berekening van het vakantiegeld ook het in het betreffende vakantiejaar door de overleden gepensioneerde gewezen deelnemer nog ontvangen ouderdompensioen in aanmerking genomen. 3. Vakantiegeld bij overlijden ongehuwde begunstigde Indien een ongehuwde begunstigde komt te overlijden wordt het vakantiegeld over het tijdvak, beginnend bij aanvang van het vakantiejaar waarin het overlijden van de ongehuwde begunstigde valt en eindigend op de dag van overlijden, uitbetaald aan de wettelijk vastgestelde erfgenamen. 4. Aanpassing vakantiegeld Indien te eniger tijd blijkt dat het percentage vakantiegeld en/of het bedrag aan vakantiegeld wordt verlaagd voor werknemers, is het bestuur in overleg met Ahold bevoegd voor deelnemers naar billijkheid het percentage vakantiegeld als genoemd in lid 1 van dit artikel en/of het bedrag aan vakantiegeld aan te passen.
25
Artikel IV.7
Kerstuitkering
1. Hoogte kerstuitkering De kerstuitkering bedraagt 2% van de som van de in het betreffende kalenderjaar door de begunstigde ontvangen pensioenbedragen, bepaald conform een der artikelen IV.2, IV.3 en IV.4. 2. Kerstuitkering voor de weduwe/weduwnaar van de overleden gepensioneerde gewezen deelnemer Voor de weduwe/weduwnaar van een gepensioneerde gewezen deelnemer wordt in het kalenderjaar waarin het weduwen-/weduwnaarspensioen voor het eerst wordt uitgekeerd bij de berekening van de kerstuitkering ook, het in het betreffende vakantiejaar door de overleden gepensioneerde gewezen deelnemer nog ontvangen ouderdomspensioen in aanmerking genomen. 3. Minimum kerstuitkering Bij vaststelling van de minimum kerstuitkering, zoals vastgelegd in artikel III.12, wordt tevens rekening gehouden met de door de begunstigde ontvangen pensioenbedragen, bepaald conform één der artikelen IV.2 en IV.3 4. Opname kerstuitkering in variabele toeslagen Indien op enig moment, hetzij direct, hetzij indirect een kerst- of soortgelijke uitkering wordt opgenomen in de variabele toeslagen, is het bestuur in overleg met Ahold bevoegd de regeling met betrekking tot de kerstuitkering zoals beschreven in dit artikel aan te passen. 5. Beperking met betrekking tot uitbetaling kerstuitkering De kerstuitkering wordt alleen uitgekeerd, indien de begunstigde op de uitbetalingsdatum in leven is. Dit met uitzondering van het bepaalde in lid 2 van dit artikel.
26
Artikel IV.8 Arbeidsongeschiktheid Bij de arbeidsongeschiktheid van een deelnemer gelden, indien deze arbeidsongeschiktheid is ontstaan tijdens het deelnemerschap, de volgende bepalingen: 1. Opbouw van de pensioenen a. Indien de deelnemer in de laatste 6 perioden voorafgaand aan de eerste ziektedag variabele toeslagen heeft ontvangen wordt de opbouw van de aanspraken op ouderdoms-, weduwen/weduwnaars- en wezenpensioen, vakantiegeld en kerstuitkering voortgezet. De pensioenrechten worden conform dit reglement berekend op basis van de in lid 2 van dit artikel vast te stellen jaarbedragen. b. De som van de aan het begin van het jaar reeds opgebouwde rechten op ouderdomspensioen bepaald conform hetgeen is vastgelegd in dit artikel, wordt telkens op de eerste dag van het boekjaar geïndexeerd. De hoogte van de indexering is gelijk aan het percentage waarmee de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken worden verhoogd. Het Bestuur is bevoegd om te besluiten de in dit lid genoemde indexeringen over enig boekjaar te beperken indien, naar de mening van het Bestuur, de financiële situatie van het Pensioenfonds daar aanleiding toe geeft. 2. Vaststelling jaarbedragen waarover de pensioenaanspraken worden opgebouwd a. Voor de volledig arbeidsongeschikte deelnemer Voor de deelnemer die in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor 80% of meer arbeidsongeschikt is, wordt de totaal toeslag zoals vastgesteld conform lid 1 van artikel IV.2, als volgt voor de pensioenberekening in aanmerking genomen: • gedurende het tijdvak, vanaf de aanvang van de arbeidsongeschiktheid tot en met de laatste dag van de laatste periode van het tweede boekjaar hierop volgend, voor 100%; • gedurende het derde boekjaar volgend op de datum van aanvang van de arbeidsongeschiktheid, voor 90%; • gedurende het vierde boekjaar volgend op de datum van aanvang van de arbeidsongeschiktheid, voor 80%; • gedurende het vijfde boekjaar, volgend op de datum van aanvang van de arbeidsongeschiktheid, voor 75%; • gedurende het zesde en de volgende boekjaren volgend op de datum van aanvang van der arbeidsongeschiktheid, voor 70%. b.
Voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer Voor de deelnemer die in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering minder dan 80% arbeidsongeschikt is, wordt de totaal toeslag zoals vastgesteld conform lid 1 van artikel IV.2, als volgt voor de pensioenberekening in aanmerking genomen: • gedurende het tijdvak vanaf de aanvang van de arbeidsongeschiktheid tot en met de laatste dag van de laatste periode van het tweede boekjaar hierop volgend, voor 100%; • gedurende het derde boekjaar volgend op de datum van aanvang van de arbeidsongeschiktheid, voor 95%; • gedurende het vierde boekjaar, volgend op de datum van aanvang van de arbeidsongeschiktheid, voor 90%; • gedurende het vijfde en de volgende boekjaren volgend op de datum van aanvang van de arbeidsongeschiktheid, voor 85%. Aldus vastgestelde totaal toeslag wordt gekort op basis van de graad van arbeidsongeschiktheid volgens navolgende tabel: Graad van arbeidsongeschiktheid 65 – 80% 55 – 65% 45 – 55% 35 – 45% 25 – 35% 15 – 25%
Kortingspercentage 25 40 50 60 70 80
27
Voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer, die voor zijn restcapaciteit niet als werknemer in de zin van dit pensionreglement kan worden aangemerkt, geldt dat een verhoging van de graad van arbeidsongeschiktheid geen recht geeft op vermindering van het kortingspercentage als bedoeld in de tabel, indien en voor zover de verhoging van de graad van arbeidsongeschiktheid plaatsvindt na beëindiging van het dienstverband of op het moment dat is gelegen na één jaar na aanvang van de WAO. Het Bestuur stelt de nadere regels vast voor de wijze waarop, in afwijking van het voorgaande, het percentage van de voortzetting van de pensioenopbouw wordt vastgesteld voor de deelnemer die bij aanvang van het deelnemerschap reeds arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO. c. Aanpassing van de totaal toeslag Jaarlijks zal het bestuur in overleg met Ahold besluiten of de totaal toeslag aangepast dient te worden. 3. Pensioenrechten bij derden Indien blijkt dat een arbeidsongeschikte deelnemer inkomen uit arbeid verwerft en deze deelnemer op grond van dit inkomen deelnemer is aan een bepaalde pensioenregeling, dan worden de op grond van dit inkomen uit arbeid opgebouwde pensioenrechten in mindering gebracht op de bij het pensioenfonds opgebouwde pensioenrechten. Met dien verstande dat: • Over een corresponderende tijdvak nimmer hogere pensioenrechten in mindering kunnen worden gebracht dan op grond van de Ahold pensioenregeling worden opgebouwd. • Het, bij het bereiken van de pensioendatum c.q. bij het overlijden, vastgestelde pensioen, dat verkregen is op grond van deze regeling niet meer gewijzigd zal worden anders dan door aanpassing conform hoofdstuk VII. 4. Informatie Ten behoeve van de uitvoering van het bepaalde in dit artikel is de deelnemer verplicht: a. desgevraagd informatie te verstrekken over de status van de arbeidsongeschiktheid en de elders opgebouwde en bereikbare pensioenaanspraken; b. het Pensioenfonds, uiterlijk binnen twee maanden nadat dit van toepassing is, te informeren omtrent wijzigingen van de graad van arbeidsongeschiktheid. Ingeval van nalatigheid van de deelnemer wordt de pensioenopbouw stopgezet en worden de pensioenverzekeringen premievrij gemaakt. 5. Beschikkingstelling benodigde koopsommen De opbouw van de pensioenrechten op grond van dit artikel zal alleen worden voortgezet, indien en zolang Ahold de benodigde werkgeversstortingen als bedoeld in artikel VI.2 ter beschikking stelt. 6. Beëindiging pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid minder dan 15% Indien de deelnemer in de zin van de wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering minder dan 15% arbeidsongeschikt is, wordt het deelnemerschap beëindigd indien er geen sprake meer is van een dienstverband met Ahold. De pensioenaanspraken worden premievrij gemaakt conform artikel. IV.9.
28
Artikel IV.9 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap Bij beëindiging van het deelnemerschap voor de zoals bedoeld in hoofdstuk II lid 3 anders dan door overlijden of pensionering gelden de volgende bepalingen: 1. Ouderdomspensioen De gewezen deelnemer ontvangt een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen ingaande op de voor hem geldende pensioendatum. De hoogte van deze premievrije aanspraak is gelijk aan het op het moment van de beëindiging van het deelnemerschap, conform artikel IV.2 bepaalde ouderdomspensioen. 2. Weduwen-/weduwnaarspensioen Elk gewezen deelnemer ontvangt bovendien een premievrije aanspraak op weduwen/weduwnaarspensioen. De hoogte van deze premievrije aanspraak is gelijk aan het op het moment van de beëindiging van het deelnemerschap, conform artikel IV.3 bepaalde weduwen/weduwnaarspensioen. 3. Wezenpensioen Elke gewezen deelnemer ontvangt bovendien een premievrije aanspraak op wezenpensioen. De hoogte van deze premievrije aanspraak is gelijk aan het op het moment van de beëindiging van het deelnemerschap, conform artikel IV.5 bepaalde weduwen-/weduwnaarspensioen. 4. Vakantiegeld Over de, conform de leden 1 t/m 3 van dit artikel vastgesteld premievrije aanspraken wordt vakantiegeld uitgekeerd, conform artikel IV.6. 5. Kerstuitkering Over de premievrije aanspraken op ouderdoms- en weduwen-/weduwnaarspensioen wordt een kerstuitkering uitgekeerd, conform de leden 1, 2 en 4 van artikel IV.7. 6. Minimum kerstuitkering Bij de vaststelling van de minimum kerstuitkering conform artikel III.14 lid 7, wordt tevens rekening gehouden met de premievrije aanspraken op kerstuitkering als bedoeld in lid 5 van artikel IV.9. 7. De gewezen deelnemer ontvangt een opgave van de premievrije aanspraken, vastgesteld conform de leden 1 t/m 6 van dit artikel. 8. Restitutie van de door de (adspirant-) deelnemer betaalde bijdrage • Bij de beëindiging van het adspirant-deelnemerschap anders dan door de aanvang van het deelnemerschap of door overlijden vindt restitutie plaats van de door de adspirant-deelnemer betaalde bijdrage, zoals bedoeld in artikel VI.3. • Indien het deelnemerschap is aangevangen op of na de 25e verjaardag van de deelnemer en het deelnemerschap wordt beëindigd voor zijn 26e verjaardag, en er geen overdracht als bedoeld in hoofdstuk IX heeft plaatsgevonden, dan vindt restitutie plaats van de door de deelnemer betaalde bijdrage zoals bedoeld in artikel VI.3. Hiermee komen de premievrije aanspraken zoals bedoeld in de leden 1 t/m 5 van dit artikel ter vervallen. 9. Heropname bij aansluitend dienstverband Indien voor een werknemer: • waarvan het deelnemerschap is beëindigd, omdat zijn percentage werktijd gedurende een boekjaar gemiddeld onder de 33 1/3% lag en • met wie het dienstverband met Ahold vanaf de beëindiging van het deelnemerschap ononderbroken is voortgezet het percentage werktijd over enig boekjaar weer boven de 33 1/3% wordt vastgesteld, zal voor de pensioenberekening het aantal pensioenjaren opgebouwd tijdens het eerdere deelnemerschap in aanmerking worden genomen. De op grond van dit artikel op het moment van beëindiging van het eerder deelnemerschap toegekende premievrije pensioenaanspraken komen te vervallen.
29
Artikel IV.10 (Bijzonder) Partnerpensioen 1. In het kader van dit reglement zijn met inachtneming van de voorwaarden die aan de partners worden gesteld, de aanspraken op (bijzonder) partnerpensioen volledig gelijk aan de aanspraken op weduwen- / weduwnaarspensioen. 2. Overal waar gesproken wordt van (bijzonder) weduwen-/weduwnaarspensioen dient derhalve gelezen te worden (bijzonder) weduwen-/weduwnaars-/partnerpensioen en daar waar gesproken wordt van echtgenote/echtgenoot of ex-echtgenote/ex-echtgenoot dient tevens gelezen te worden partner respectievelijk ex-partner. 3. Beëindiging van het partnerschap wordt in het kader van dit reglement gelijkgesteld aan echtscheiding.
30
HOOFDSTUK V
INGANG EN UITKERING VAN PENSIOEN
1. Ouderdomspensioen a. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de overlijdensdatum van de gewezen deelnemer. b. Op de ingangsdatum kan het ouderdomspensioen, eventueel tezamen met de pensioentoeslag ongehuwden als bedoeld in lid 2 van dit artikel, nooit meer bedragen dan 100% van het totaal loon van de deelnemer, dan wel het laatste hogere feitelijke jaarinkomen van de deelnemer voorzover dat krachtens fiscaal recht als pensioengevend mag worden aangemerkt, verminderd met een bedrag ter grootte van de AOW-uitkering voor één gehuwde gerechtigde met een partner van 65 jaar of ouder. c. Bij de bepaling van het onder letter b. van dit lid genoemde maximum zullen de in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964 omschreven situaties buiten beschouwing worden gelaten. d. Bij overschrijding van de onder letter b. van dit lid omschreven 100%-grens wordt het deel van het ouderdomspensioen en/of de pensioentoeslag ongehuwden dat de overschrijding veroorzaakt naar keuze van de deelnemer bij het fonds aangewend voor de inkoop van extra weduwen-/weduwnaarspensioen en/of wezenpensioen. Hierbij kunnen de maxima voor deze pensioensoorten, zoals omschreven in lid 3 en 4 van dit artikel niet worden overschreden. e. Indien na toepassing van letter d. van dit lid nog sprake is van overschrijding van de fiscale grens van 100% zal het deel van het ouderdomspensioen en/of de pensioentoeslag ongehuwden dat deze overschrijding veroorzaakt, worden vervangen door een uitkering ineens aan de deelnemer. Op deze uitkering worden de wettelijke inhoudingen verricht op basis van het belastingtarief geldend voor belastingplichtigen jonger dan 65 jaar. 2. Pensioentoeslag ongehuwden a. De pensioentoeslag ongehuwden gaat, voor zover daar aanspraak op bestaat, in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de datum van overlijden van de gewezen deelnemer. b. Het bepaalde in lid 1 letter b tot en met e van dit artikel is overeenkomstig van toepassing. 3. (Bijzonder) weduwen-/weduwnaarspensioen a. Het (bijzonder) weduwen-/weduwnaarspensioen gaat, afgezien van het gestelde in artikel XI.4, in op de dag volgend op de datum van overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de datum van overlijden van de betreffende (ex-) echtgenote/(ex-) echtgenoot. b. Op de ingangsdatum kan het (bijzonder) weduwen-/weduwnaarspensioen nooit meer bedragen dan 70% van het totaal loon van de deelnemer, dan wel het laatste hogere feitelijke jaarinkomen van de deelnemer voorzover dat krachtens fiscaal recht als pensioengevend mag worden aangemerkt, verminderd met een bedrag ter grootte van 70% van de AOW-uitkering voor één gehuwde gerechtigde met een partner van 65 jaar of ouder. c. Bij de bepaling van het onder letter a. van dit lid genoemde maximum zullen de in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964 omschreven situaties buiten beschouwing worden gelaten. d. Indien na aanwending van het (bijzonder) weduwen-/weduwnaarspensioen tot het onder letter b. van dit lid genoemde maximum nog sprake is van overschrijding van de fiscale grens, zal dit deel van het (bijzonder) weduwen-/weduwnaarspensioen in de vorm van een uitkering ineens aan de deelnemer worden uitgekeerd. Op deze uitkering worden de wettelijke inhoudingen verricht op basis van het belastingtarief geldend voor belastingplichtigen jonger dan 65 jaar. 4. Wezenpensioen a. Het wezenpensioen gaat, afgezien van het gestelde in artikel XI.4, in de op de dag volgend op de datum van overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer en wordt voor iedere wees uitgekeerd tot het moment waarop hij ophoudt wees te zijn in de zin van dit reglement, doch uiterlijk tot en met de overlijdensdatum van de wees. Het wezenpensioen gaat alsnog of wederom in op de dag volgend op de datum waarop de omstandigheden die tot het niet of niet langer toekennen van het wezenpensioen hebben geleid, hebben opgehouden te bestaan.
31
b. Op de ingangsdatum kan het wezenpensioen nooit meer bedragen dan 14% van het totaal loon van de deelnemer, dan wel het laatste hogere feitelijke jaarinkomen van de deelnemer voorzover dat krachtens fiscaal recht als pensioengevend mag worden aangemerkt, verminderd met een bedrag ter grootte van 14% van de AOW-uitkering voor één gehuwde gerechtigde met een partner van 65 jaar of ouder. Voor ieder kind waarvan beide ouders zijn overleden, geldt een percentage van 28%. c. Bij de bepaling van het onder letter b. van dit lid genoemde maximum zullen de in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964 omschreven situaties buiten beschouwing worden gelaten. d. Indien na aanwending van het wezenpensioen tot het onder letter b. van dit lid genoemde maximum nog sprake is van overschrijding van de fiscale grens, zal dit deel van het wezenpensioen in de vorm van een uitkering ineens aan de deelnemer worden uitgekeerd. Op deze uitkering(en) worden de wettelijke inhoudingen verricht op basis van het belastingtarief geldend voor belastingplichtigen jonger dan 65 jaar. 5. Uitbetaling pensioenen, vakantiegeld en kerstuitkering De uitbetaling van de pensioenen geschiedt bij achterafbetaling in vierwekelijkse termijnen. Het vakantiegeld wordt uitbetaald in de 5de periode van elk kalenderjaar. De kerstuitkering wordt uitbetaald in de 13de periode van elk kalenderjaar. Met ingang van 1 januari 2010 geschiedt de uitbetaling van de kerstuitkering bij achterafbetaling in vierwekelijkse termijnen, ieder gelijk aan de op jaarbasis uit te betalen kerstuitkering nadat deze is vermenigvuldigd met achtereenvolgens 100/108 en 1/13,045. Het vakantiegeld dat aan de kerstuitkering wordt onttrokken, wordt uitbetaald in de 5de periode van elk kalenderjaar. 6. Invorderbaarheid uitkeringen Een rechtsvordering tegen het Pensioenfonds tot het doen van een uitkering verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde. Indien een recht op pensioen, anders dan een pensioenuitkering bij leven aan een pensioengerechtigde, onder overlegging van de vereiste bescheiden wordt ingevorderd, beslist het bestuur of, en zo ja in welke mate, de invordering gestand wordt gedaan.
7. Afkoop pensioen Voor de ingevolge dit reglement opgebouwde en verzekerde pensioenaanspraken geldt dat zij niet kunnen worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid kunnen worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Afkoop van pensioen of de aanspraak op pensioen kan uitsluitend als volgt plaatsvinden: a. Indien het jaarlijks ouderdomspensioen twee jaar na het einde van het deelnemerschap het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (bedrag 2012: € 438,44) op de pensioendatum niet te boven gaat, heeft het Pensioenfonds gedurende zes maanden eenzijdig het recht het pensioen af te kopen, tenzij de gewezen binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming aan het Pensioenfonds heeft gemeld dat een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Bij de afkoop van het ouderdomspensioen wordt ook de daarbij behordende aanspraak op weduwen-/weduwnaarspensioen en wezenpensioen afgekocht. Het Pensioenfonds kan, na het verstrijken van een termijn van twee jaar en zes maanden, alsnog overgaan tot afkoop van het pensioen indien de gewezen deelnemer instemt met de afkoop. b. Indien de pensioendatum ligt voor het verstrijken van de termijn van twee jaar, als bedoeld onder letter a. van dit lid, heeft het Pensioenfonds het recht om bij ingang van het ouderdomspensioen de aanspraak op ouderdomspensioen alsmede de eventuele andere aanspraken ten behoeve van de gewezen deelnemer of zijn nabestaanden af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan het onder letter a. van dit lid genoemde bedrag. Het Pensioenfonds kan, na het verstrijken van een termijn van zes maanden na de ingang, alsnog overgaan tot afkoop van het pensioen indien de pensioengerechtigde instemt met de afkoop.
32
c.
Indien het jaarlijks weduwen-/weduwnaarspensioen of het jaarlijks bijzonder weduwen-/ weduwnaarspensioen bij ingang van het pensioen respectievelijk op de scheidingsdatum het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (bedrag 2012: € 438,44) niet te boven gaat, heeft het Pensioenfonds gedurende 6 maanden eenzijdig het recht het pensioen af te kopen. Het Pensioenfonds kan, na het verstrijken van een termijn van zes maanden na de ingang, alsnog overgaan tot afkoop van het pensioen indien de pensioengerechtigde instemt met de afkoop.
d. Indien het jaarlijks wezenpensioen bij ingang van het pensioen het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (bedrag 2012: € 438,44) niet te boven gaat, heeft het Pensioenfonds gedurende 6 maanden eenzijdig het recht het pensioen af te kopen. Het Pensioenfonds kan, na het verstrijken van een termijn van zes maanden na de ingang, alsnog overgaan tot afkoop van het pensioen indien de pensioengerechtigde instemt met de afkoop. De hoogte van de afkoopsom wordt bepaald volgens de op het moment van de afkoop geldende en door het Bestuur vastgestelde collectieve actuariële gelijkwaardige afkoopvoet, die voor mannen en vrouwen gelijk is. De afkoopvoet is opgenomen in bijlage IV. Het Bestuur is bevoegd om de afkoopvoet, die geldt voor deelnemers en gewezen deelnemers, opnieuw vast te stellen De afkoopsom wordt ter hand gesteld aan de rechthebbende. 8. Demotie a. Indien de deelnemer gedurende de periode van maximaal 10 jaren direct voorafgaande aan de conform deze pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum van het pensioen, ten gevolge van demotie, een lager totaal loon geniet dan in de periode daarvoor, wordt ten behoeve van het uitvoeren van de fiscale toets op de ingangsdatum van het pensioen uitgegaan van een afwijkend (hoger) totaal loon. Van demotie is sprake indien en voorzover het lagere totaal loon het gevolg is van het terugtreden van de deelnemer naar een lager gekwalificeerde functie. b. Het onder letter a. van dit lid bedoelde afwijkende totaal loon is gelijk aan het totaal loon op de ingangsdatum van het pensioen vermeerderd met het product van • het totaal loon dat op de ingangsdatum van het pensioen van toepassing zou zijn geweest indien de demotie niet zou hebben plaatsgevonden, verminderd met het totaal loon op de ingangsdatum van het pensioen; en • het aantal deelnemersjaren gerekend tot het intredingsmoment van de demotie, gedeeld door het totaal aantal deelnemersjaren. 9. Wijze van uitbetaling Alle uitbetalingen, welke krachtens dit reglement worden gedaan, geschieden in Euro in de Europese Unie. De pensioenen, of in het geval van lid 7 van dit artikel de afkoopbedragen, worden uitbetaald door storting op een bank- of girorekening. Op betalingen buiten Nederland worden de transactiekosten in mindering gebracht.
33
HOOFDSTUK VI Artikel VI.1
FINANCIERING
Werkgeversstorting ter financiering van de pensioenregeling
1. Maximale bijdrage Ahold Ter financiering van de pensioenaanspraken van de deelnemers, conform artikel 3, is door Ahold in enig boekjaar niet meer verschuldigd dan de maximale premie als omschreven in de Uitvoeringsovereenkomst A. De maximale premie is met ingang van 1 januari 2008 vastgesteld op 14,7% van de som van de pensioengevende salarissen naar rato van de geldende percentages werktijd gedurende het betreffende jaar. De premiestorting is inclusief de deelnemersbijdrage als bedoeld in artikel VI.3 en exclusief het bepaalde in de laatste volzin van dit lid. Het Pensioenfonds kan, gehoord de actuaris, onder de voorwaarden zoals genoemd in de Uitvoeringsovereenkomst A besluiten tot het verlenen van een korting op de maximale premie van een jaar. Indien op grond van CAO, sociaal plan, overgangsregeling of een andere op de werkgever toepasselijke regeling de pensioenopbouw voor ex-werknemers wordt voortgezet, dan geldt in afwijking van het hiervoor in dit lid bepaalde dat de premie hiervoor wordt vastgesteld op basis van de actuariëel benodigde premie conform de uitgangspunten die zijn geformuleerd in de Uitvoeringsovereenkomst A. 2. Dekking van het tekort Indien in enig jaar de in lid 1 omschreven maximale storting van Ahold naar de mening van het Bestuur niet voldoende is om de pensioenaanspraken, berekend op grond van de laatste pensioengrondslag, te financieren, is het Bestuur bevoegd om, in overleg met de werkgever, te besluiten de pensioenopbouw over dat boekjaar te beperken indien, naar de mening van het Bestuur, de financiële situatie van het Pensioenfonds daar aanleiding toe geeft.
Artikel VI.2
Werkgeverstorting ter financiering van de pensioenregeling uit variabele toeslagen Dit artikel is vervallen.
Artikel VI.3
Deelnemersbijdrage in de werkgeversstorting
1. Bepaling hoogte deelnemersbijdrage per periode De deelnemersbijdrage per periode in de werkgeversstorting, die wordt betaald door de (adspirant-) deelnemer van wie: a. het fulltime totaal loon kleiner is dan of gelijk aan tweemaal de pensioenschijf is gelijk aan 6,25% van het met het voor de betreffende deelnemer geldene percentage werktijd vermenigvuldigde verschil tussen het fulltime totaal loon en de bijdragegrens. b. het fulltime totaal loon groter is dan tweemaal de pensioenschijf is gelijk aan de som van: • 5,5% van het verschil tussen het fulltime totaal loon en het bedrag gelijk aan tweemaal de pensioenschijf en • 6,25% van het verschil tussen tweemaal de pensioenschijf en de bijdragegrens vermenigvuldigd met het voor de betreffende deelnemer geldende percentage werktijd. 2. Bijdragegrens De bijdragegrens is gelijk aan de som van: • de pensioenfranchise en • een gedeelte van de pensioengrondslag. Per 1 januari 1987 bedraagt dit gedeelte € 304,72 per periode. Dit bedrag wordt telkens per 1 juli en 1 januari aangepast, al naar gelang de AOW voor gehuwden, nadat deze is verminderd met het structurele deel als bedoeld in artikel 72 van de AOW, gestegen dan wel gedaald is. Het bestuur kan in overleg met Ahold besluiten eventuele structurele wijzigingen van de AOW voor gehuwden niet voor toepassing van dit artikel in aanmerking te nemen.
34
3. Alleen positieve deelnemersbijdragen Indien de conform de leden 1 en 2 van dit artikel bepaalde deelnemersbijdrage in de werkgeversstorting, negatief is, wordt zij gelijkgesteld aan nul. 4. Inhouding deelnemersbijdragen De door een (adspirant-) deelnemer verschuldigde deelnemersbijdrage in de werkgeversstorting, wordt bij elke salarisbetaling door Ahold ingehouden. 5. Aanpassing deelnemersbijdrage De werkgever kan met de COR nadere afspraken maken over (de hoogte van) de door de deelnemer verschuldigde eigen bijdrage als bedoeld in dit artikel. 6. Voorbehoud werkgever De werkgever kan de betaling van de premie als bedoeld in artikel VI.1 verminderen of geheel staken, indien naar het oordeel van de werkgever het bedrijfsbelang dit noodzakelijk maakt als gevolg van ingrijpende wijziging van omstandigheden waarin de werkgever verkeert. In een dergelijke situatie past de werkgever, in overleg met het Pensioenfonds, de Pensioenovereenkomst (tijdelijk) aan en worden de nog toe te kennen pensioenaanspraken aan de gewijzigde omstandigheden aangepast. De op grond van gedane premiebetalingen reeds verworven pensioenaanspraken worden niet aangetast. Indien de werkgever de pensioenovereenkomst (tijdelijk) aanpast informeert de werkgever hierover de deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de COR. Indien de werkgever de pensioenovereenkomst (tijdelijk) aanpast informeert het Bestuur hierover het Verantwoordingsorgaan Indien de werkgever de pensioenovereenkomst (tijdelijk) aanpast wordt in overleg tussen het Bestuur en de werkgever tevens de Uitvoeringsovereenkomst A gewijzigd.
35
HOOFDSTUK VII
TOESLAGEN OP PENSIOEN
1. Voorwaardelijke toeslagverlening premievrije pensioenaanspraken en ingegane pensioenen Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken, als bedoeld in lid 2, wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de prijsindex als bedoeld in lid 3, met dien verstande dat het percentage van de aanpassing in enig jaar ten hoogste 5% bedraagt. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit het beleggingsrendement gefinancierd. 2. Premievrije pensioenaanspraken en ingegane pensioenen Onder pensioenaanspraken, als bedoeld in lid 1, worden verstaan: a. het opgebouwde ouderdomspensioen van gewezen deelnemers; b. de opgebouwde pensioentoeslag ongehuwden van gewezen deelnemers; c. het nog niet ingegane (latente) weduwen-/weduwnaarspensioen ten behoeve van de partner; d. het nog niet ingegane (latente) bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen ten behoeve van de expartner; e. het nog niet ingegane (latente) wezenpensioen ten behoeve van de kinderen. Onder pensioenrechten, als bedoeld in lid 1, worden verstaan: a. het ingegane ouderdomspensioen van de pensioengerechtigden; b. de ingegane pensioentoeslag ongehuwden van de pensioengerechtigden; c. het ingegane weduwen-/weduwnaarspensioen van de partner; d. het ingegane bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen van de ex-partner; e. het ingegane wezenpensioen van de kinderen. 3. Maatstaf Onder prijsindex, als bedoeld in lid 1, wordt verstaan het percentage waarmee de prijsindex over oktober van het voorafgaande kalenderjaar afwijkt van de prijsindex over oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. 4. Toekenning toeslagen De toekenning van een toeslagverlening, als bedoeld in lid 1, vindt (jaarlijks) plaats per de eerste dag van de eerste periode. 5. Voorwaardelijkheid toeslagverlening Een verlening van een toeslag als bedoeld in lid 1 is voorwaardelijk. Er is geen recht op een toeslagverlening en het is niet zeker of en in hoeverre een toeslagverlening in de toekomst zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen aparte premie betaald. In de vaststelling van de maximale premie is een marge opgenomen ter versterking van het vermogen, waardoor de kans groter wordt dat de ambitie voor het verlenen van toeslagen kan worden bereikt. Bij de vaststelling van de in de voorgaande volzin bedoelde marge is een aantal veronderstellingen gedaan met betrekking tot een stand van de marktrente, een prijsontwikkeling en een ambitieniveau. De gehanteerde veronderstellingen zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst A. De feitelijke toeslagverlening hangt af van de marktomstandigheden. De financiële positie van het Pensioenfonds in enig jaar is bepalend voor de mogelijkheid en de mate waarin een toeslag kan worden gegeven in dat jaar. Indien naar het oordeel van het Bestuur, rekening houdende met de wettelijke beleidsregels en de realisatie van een (eventueel) herstelplan, de financiële positie van het Pensioenfonds dat niet toelaat, blijft een toeslagverlening geheel of gedeeltelijk achterwege. 6. Incidentele toeslag In bijzondere omstandigheden kan het Bestuur besluiten een incidentele toeslag te verlenen. Dit kan uitsluitend geschieden indien de financiële situatie van het Pensioenfonds, naar de mening van het Bestuur, zodanig is dat de toekenning niet ten koste gaat van de pensioenrechten en de pensioenaanspraken die zijn verzekerd conform de bepalingen van dit reglement en/of de toeslagverlening als bedoeld in lid 1 en indien het Pensioenfonds beschikt over vrij vermogen dat hiertoe kan worden aangewend.
36
7. Gevolgen besluit toeslagverlening Een besluit om in enig jaar conform dit artikel een toeslag te verlenen, vormt geen garantie voor te verlenen toeslagen in toekomstige jaren en houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het Bestuur heeft op grond van dit artikel. 8. Wijziging toeslagbeleid Het Bestuur heeft het recht om het toeslagbeleid, zoals vastgelegd in dit artikel, aan te passen overeenkomstig de in de statuten en reglementen omschreven formele vereisten ter zake van wijzigingen van het pensioenreglement. Toekomstige wijzigingen in dit artikel zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de overige belanghebbenden.
37
HOOFDSTUK VIII
AANVULLEND PENSIOEN
De deelnemer wordt in de gelegenheid gesteld het voor hem opgebouwde bedrag aan ouderdomsen/of weduwen-/weduwnaarspensioen, bepaald conform hoofdstuk III en IV aan te vullen tot maximaal de pensioenbedragen die hij opgebouwd zou kunnen hebben bij volle diensttijd, een en ander op voorwaarde dat de acceptatie van de verzekering niet op medische gronden wordt afgewezen. De deelnemer kan hiertoe bij het pensioenfonds een lijfrenteverzekering afsluiten. Met ingang van 1 januari 2004 kunnen bij het pensioenfonds geen nieuwe lijfrenteverzekeringen, als bedoeld in dit lid, meer worden afgesloten.
38
HOOFDSTUK IX
OVERDRACHT KONTANTE WAARDE PENSIOENAANSPRAKEN
1. Waardeoverdracht uitgaand conform wettelijk recht De gewezen deelnemer die de dienst van Ahold heeft verlaten en voor wie de pensioenaanspraken conform de bepalingen van dit reglement premievrij zijn gemaakt, heeft het recht zijn aanspraken op pensioen af te kopen, indien die afkoop ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken om onder aanwending van de afkoopsom bij een andere instelling aanspraken op pensioen te verwerven. Het in dit lid bepaalde is van toepassing met inachtneming van hetgeen is vastgelegd in artikel 76 van de Pensioenwet en het bepaalde bij of krachtens het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. 2. Waardeoverdracht inkomend conform wettelijk recht Voor de deelnemer die in dienst van Ahold is getreden, is het Pensioenfonds verplicht op verzoek van de deelnemer de afkoopsom, die door de pensioenuitvoerder van de vorige werkgever kan worden overgedragen, aan te wenden voor aanspraken op pensioen. De aanwending van de afkoopsom resulteert in de toekenning van pensioenaanspraken en deelnemersjaren in de zin van dit reglement. De deelnemer ontvangt van het Pensioenfonds hiervan een bevestiging. Het Bestuur stelt de nadere regels met betrekking tot de aanwending van de in te kopen pensioenaanspraken vast. Het in dit lid bepaalde is van toepassing met inachtneming van hetgeen is vastgelegd in artikel 76 van de Pensioenwet en het bepaalde bij of krachtens het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. 3. Vrijwillige waardeoverdracht Het Pensioenfonds is bevoegd om mee te werken aan vormen van waardeoverdracht waarvoor geen plicht tot waardeoverdracht bestaat, maar welke op grond van de Pensioenwet mogelijk zijn. Het Bestuur stelt in geval van een zodanige (vrijwillige) waardeoverdracht, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet alsmede de overige van toepassing zijnde (fiscale) wetgeving, de nadere voorwaarden voor de waardeoverdracht vast. 4. Aanwending inkomende waardeoverdrachten Het Pensioenfonds wendt bij een inkomende waardeoverdracht, als bedoeld in lid 2 of lid 3, de afkoopsom aan ten behoeve van ouderdomspensioen, weduwen-/weduwnaarspensioen en wezenpensioen als bedoeld in dit reglement.
39
HOOFDSTUK X
ALGEMENE SLOTBEPALINGEN
Artikel X.1 Mededeling van rechten a. Het Pensioenfonds is verplicht de werknemer van de toelating als deelnemer schriftelijk kennis te geven. Binnen drie maanden na de start van de verwerving van pensioenaanspraken ontvangt de nieuwe deelnemer een startbrief. Door middel van deze startbrief wordt de deelnemer onder meer geïnformeerd over: a. de inhoud van de pensioenregeling; b. de toeslagverlening; c. het recht van de werknemer om bij het Pensioenfonds het voor hem geldende reglement op te vragen; d. het bestaan van een vrijwillige pensioenregeling; e. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het Pensioenfonds; f. het recht van de werknemer om bij het Pensioenfonds een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak; g. die aspecten die op basis van nadere regelgeving moeten worden verstrekt. b. Het Pensioenfonds stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en de reglementen kennis te nemen. c.
Het Pensioenfonds informeert de werknemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de pensioenuitvoerder.
Artikel X.2 Opgave deelnemer Jaarlijks verstrekt het Pensioenfonds aan de deelnemer een opgave van: a. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen; b. het te bereiken pensioen indien en voor zover de pensioenopbouw ongewijzigd wordt voortgezet tot de pensioendatum; c. informatie over de toeslagverlening; d. de aan het desbetreffende of het voorafgaande deelnemersjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet Inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen; e. die aspecten die op basis van nadere regelgeving moeten worden verstrekt.
Artikel X.3 Opgave (gewezen) deelnemer bij beëindiging van deelnemerschap Bij beëindiging van het deelnemerschap verstrekt het Pensioenfonds aan de (gewezen) deelnemer een opgave van: a. de hoogte van de opgebouwde pensioenen; b. informatie over toeslagverlening; c. informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is; d. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het Pensioenfonds; e. die aspecten die op basis van nadere regelgeving moeten worden verstrekt.
Artikel X.4 Opgave ex-partner bij beëindiging partnerschap Bij beëindiging van het partnerschap verstrekt het Pensioenfonds aan de ex-partner een opgave van: a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op weduwen-/weduwnaarspensioen; b. informatie over toeslagverlening; c. informatie die voor de ex-partner specifiek van belang is. d. die aspecten die op basis van nadere regelgeving moeten worden verstrekt.
40
Artikel X.5 Opgave gewezen deelnemer en ex-partner Een keer in de vijf jaar verstrekt het Pensioenfonds aan de gewezen deelnemer en de ex-partner een opgave van: a. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen aan de gewezen deelnemer en, uitsluitend indien en voor zover dat van belang is aan de ex-partner; b. informatie over de toeslagverlening, met dien verstande dat een wijziging van het toeslagbeleid binnen drie maanden aan de betrokkene kenbaar wordt gemaakt; c. die aspecten die op basis van nadere regelgeving moeten worden verstrekt.
Artikel X.6 Opgave pensioengerechtigde Jaarlijks verstrekt het Pensioenfonds aan de pensioengerechtigde: a. een opgave van zijn pensioenuitkering; b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op weduwen-/weduwnaarspensioen en wezenpensioen; c. informatie over de toeslagverlening, met dien verstande dat een wijziging van het toeslagbeleid binnen drie maanden aan de pensioengerechtigde kenbaar wordt gemaakt; d. informatie over die aspecten die op basis van nadere regelgeving moeten worden verstrekt.
Artikel X.7 Informatie overige a. Het Pensioenfonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de ex-partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van het Pensioenfonds; c. de Uitvoeringsovereenkomst A; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; en e. informatie over andere bij of krachtens de Pensioenwet opgenomen onderwerpen. b. Het Pensioenfonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de ex-partner op verzoek informatie die specifiek voor de betrokkene relevant is. c. Het Pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. d. Indien en voor zover de Pensioenwet de mogelijkheid daartoe openlaat, kan het Pensioenfonds een vergoeding vragen voor de in dit artikel genoemde informatie. De betrokkene wordt hier vooraf over geïnformeerd.
Artikel X.8 Wettelijke voorzieningen Indien er sociale wetten dan wel publiek- of privaatrechtelijk verplicht gestelde regelingen mochten worden ingevoerd of gewijzigd, die een directe of indirecte invloed hebben op de pensioenvoorzieningen zoals beschreven in dit reglement, kan het Bestuur in overleg met Ahold besluiten de in dit reglement neergelegde pensioenregeling, met inachtneming van de wettelijke voorschriften te dien aanzien, aan de gewijzigde omstandigheden aan te passen.
Artikel X.9 Uitgesloten risico's a. Het Pensioenfonds is niet tot enige uitkering noch tot teruggave van betaalde bijdragen van voor eigen risico gehouden pensioenverplichtingen aan de partner, de ex-partner en/of kinderen verplicht, indien de (aspirant)deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt: a. door opzet of grove schuld van enig bij de uitkering belanghebbende; b. ten gevolge van vrijwillige handelingen van de (aspirant)deelnemer of gewezen deelnemer, waaraan naar het oordeel van het Bestuur een belangrijk groter dan normaal sterfterisico verbonden is, op grond waarvan herverzekerde bedragen niet worden of niet zouden worden uitbetaald. b. In afwijking van het bepaalde onder letter a. geldt dat aan de partner een uitkering van partnerpensioen wordt toegekend, die is gebaseerd op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaand aan het overlijden van de (aspirant)deelnemer of gewezen deelnemer.
41
Artikel X.10 Financieel tekort Er is sprake van een financieel tekort indien en voor zover de financiële situatie van het Pensioenfonds zodanig is dat de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt. In een zodanige situatie kan het Bestuur besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen. Hiertoe zal het Bestuur slechts besluiten indien is gebleken dat het Pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn het financieel tekort op andere wijze op te lossen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar het financieel tekort te hebben opgelost. In geval het Pensioenfonds besluit tot korting van de rechten informeert het Pensioenfonds de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
Artikel X.11 Verplichtingen a. Medewerking bij uitvoering reglement Ieder die op grond van de bepalingen van dit reglement aanspraak heeft op uitkering van enig pensioen, dan wel te eniger tijd voor zodanige uitkering in aanmerking kan komen, is verplicht aan de goede uitvoering van het in dit reglement bepaalde mede te werken en alle zodanige gegevens, inlichtingen en bewijsstukken te overleggen als door het Bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten van het Pensioenfonds en van dit reglement noodzakelijk wordt geoordeeld. b. Inhouding van de uitkering Uitkering vindt niet plaats zolang naar het oordeel van het Bestuur niet aan het onder letter a. van dit lid gestelde is voldaan.
Artikel X.12 Vrijstelling deelname aan Bedrijfstakpensioenfonds a. Deelnemer Voor deelnemers voor wie vrijstelling is verkregen van de verplichting tot deelname in een Bedrijfstakpensioenfonds (zie bijlage III), zullen de pensioenrechten krachtens het reglement van Ahold in totaal bezien niet lager zijn dan de rechten, die zij bij dat Bedrijfstakpensioenfonds zouden hebben verworven. b. Gewezen deelnemer Voor gewezen deelnemers voor wie vrijstelling is verkregen van de verplichting tot deelname in een Bedrijfstakpensioenfonds, wordt de hoogte van de pensioenrechten vastgesteld conform het reglement van het desbetreffende Bedrijfstakpensioenfonds, tenzij de pensioenrechten krachtens het reglement van Ahold in totaal bezien hoger zijn.
Artikel X.13 Pensioenregeling, die afwijkt van dit reglement De Raad van Bestuur van Ahold is, na goedkeuring van het Bestuur, gerechtigd met een deelnemer of gewezen deelnemer of met een groep deelnemers of gewezen deelnemers een regeling overeen te komen, die afwijkt van de regeling die in dit reglement is neergelegd. Een en ander met dien verstande, dat de uitkomst van een dergelijke regeling in totaal bezien voor de deelnemer(s) of gewezen deelnemer(s) niet tot ongunstigere resultaten zal leiden, noch strijdig zal zijn met de bepalingen van de Pensioenwet en de fiscale wetgeving.
Artikel X.14 Beslag en vervreemding a. Overdracht of inpandgeving van pensioen Overdracht, inpandgeving of elk andere handeling waardoor de deelnemer of de gewezen deelnemer enig recht op zijn pensioen of aanspraak op pensioen aan een ander toekent, is slechts geldig voor zover beslag op zijn pensioen geldig zou zijn bij het ontbreken van andere inkomsten.
42
b. Volmacht tot invordering pensioen Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk. c. Afkoop van pensioen Behoudens het in hoofdstuk V lid 7 en hoofdstuk IX bepaalde kan pensoen of een aanspraak op pensioen niet worden afgekocht. d. Nietigheid overige bedingen Elk beding, strijdig met het bepaald in een der voorgaande leden, is nietig.
Artikel X.15 Ex-Simon de Wit werknemers a. Minimum rechten De deelnemers, die ten tijde van de fusie tussen Simon de Wit NV en Albert Heijn NV lid waren van de Stichting Pensioenfonds voor het personeel van de naamloze vennootschap Simon de Wit NV (verder te noemen SdW), zullen voorzover hun deelnemerschap niet voortijdig wordt beëindigd, tenminste de pensioenrechten ontvangen, waarop zij krachtens het pensioengrondslag per 1 juli 1972 aanspraak zouden hebben kunnen maken, indien zowel het pensioenreglement van SdW als hun pensioengrondslag tot de pensioendatum ongewijzigd zouden zijn gebleven. b.
Beëindiging deelnemerschap voor de pensioendatum Ingeval van beëindiging voor de pensioendatum van het deelnemerschap door een deelnemer bedoeld in sub a van dit artikel, anders dan door overlijden, zullen, indien dit voor een deelnemer tot een gunstiger resultaat leidt, de op grond van sub a van dit artikel verkregen rechten in aanmerking genomen worden bij de bepaling van de premievrije aanspraak op pensioen, zoals omschreven in artikel III.14 en artikel IV.9.
c.
Pensioenjaren De jaren gedurende welke de deelnemer, bedoeld in sub a van dit artikel, deelnemer van SdW is geweest, worden beschouwd als pensioenjaren in de zin van dit reglement.
Artikel X.16 Hardheidsclausule In incidentele gevallen, niet van algemene aard zijnde, waarin dit pensioenreglement niet voorziet, of waarin dit pensioenreglement tot een onbillijkheid jegens de deelnemer of gewezen deelnemer of zijn nagelaten betrekkingen zou leiden, beslist het Bestuur.
Artikel X.17 Wijziging pensioenregeling Een wijziging van de pensioenovereenkomst komt tot stand door afspraken hierover door de werkgever met de COR. Een overeengekomen wijziging van de pensioenovereenkomst wordt vervolgens neergelegd in het pensioenreglement, mits het Pensioenfonds akkoord gaat met de uitvoering van de wijziging. Een gewijzigd pensioenreglement is van toepassing op alle deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de overige belanghebbenden. In geval van een wijziging van een pensioenovereenkomst worden evenwel de voor de aanspraakgerechtigden tot het tijdstip van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens in geval van een waardeoverdracht of in geval van een financieel tekort als bedoeld in artikel X.10.
Artikel X.18
Overgangsbepalingen
1. Deelnemerschap aangevangen voor 1 januari 1974 Voor werknemers, die reeds voor 1 januari 1974 bij het pensioenfonds waren aangesloten, zullen de op grond van dit reglement toe te kennen pensioenrechten nimmer lager zijn dan de tot 1 januari 1974 gekweekte pensioenrechten. Van deze rechten is aan de deelnemers schriftelijk mededeling gedaan.
43
2. Deelnemerschap aangevangen voor 1 januari 1987 Op mannelijke werknemers jonger dan 25 jaar, die op 31 december 1986 (adspirant-) deelnemer waren aan de pensioenregeling is de voorwaarde b, in lid 1 van hoofdstuk II gesteld aan het deelnemerschap niet van toepassing. 3. Vaststelling pensioengrondslag en pensioenfranchise vanaf 1 januari 2001 De brutering van de lonen van werknemers in verband met de afschaffing van de overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 leidt voor geen enkele deelnemer tot een verhoging van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel III.5 lid 1. a. Voor Deelnemers van wie in verband met Arbeidsongeschiktheid de pensioenopbouw wordt voortgezet, worden met ingang van 1 januari 2001 de pensioengrondslag en de pensioenfranchise als bedoeld in artikel III.3, in afwijking van wat overigens in dit pensioenreglement is geregeld, aangepast met hetzelfde percentage als waarmee de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken worden verhoogd. Voor deze Deelnemers geldt derhalve dat met ingang van 1 januari 2001 de pensioenfranchise niet langer van de AOW wordt afgeleid. Voor de berekening van de pensioenfranchise per 1 januari 2001 wordt het bedrag van de franchise op 31 december 2000 als uitgangspunt genomen, waarna de vorenbedoelde verhoging daarop wordt toegepast. b. Voor Deelnemers van wie de pensioenopbouw op grond van een VUT- of RSG-regeling wordt voortgezet, wordt de pensioenfranchise gehandhaafd op het niveau per 31 december 2000 (op basis van de zgn. Voor-Oortse AOW-uitkering) en wordt voorts aangepast conform artikel III.3 van dit reglement. 4. Pensioenschijf arbeidsongeschikte Deelnemers vanaf 1 januari 2001 a. Voor Deelnemers van wie in verband met Arbeidsongeschiktheid de pensioenopbouw wordt voortgezet, wordt met ingang van 1 januari 2001 de pensioenschijf als bedoeld in artikel III.4, in afwijking van wat overigens in dit pensioenreglement is geregeld, aangepast met hetzelfde percentage als waarmee de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken worden verhoogd. Voor deze Deelnemers geldt derhalve dat met ingang van 1 januari 2001 de pensioenschijf niet langer van de WAO-loongrens wordt afgeleid. b. Voor Deelnemers van wie de pensioenopbouw op grond van een VUT- of RSG-regeling wordt voortgezet, wordt voor de vaststelling van de pensioenschijf per 1 januari 2001 uitgegaan van de pensioenschijf per 31 december 2000 en wordt de wijziging van de WAOloongrens die per 1 januari 2001 is toe te schrijven aan de brutering van de overhevelingstoeslag, buiten beschouwing gelaten. 5. Absolute minimum pensioengrondslag arbeidsongeschikte Deelnemers vanaf 1 januari 2001 a. Voor Deelnemers van wie in verband met Arbeidsongeschiktheid de pensioenopbouw wordt voortgezet, wordt met ingang van 1 januari 2001 de absolute minimum-pensioengrondslag als bedoeld in artikel III.5 lid 2a, in afwijking van wat overigens in dit pensioenreglement is geregeld, aangepast met hetzelfde percentage als waarmee de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken worden verhoogd. Voor deze Deelnemers geldt derhalve dat met ingang van 1 januari 2001 de absolute minimum-pensioengrondslag niet langer van het Wettelijk Minimumloon wordt afgeleid. b. Voor deelnemers van wie de pensioenopbouw op grond van een VUT- of RSG-regeling wordt voortgezet, wordt voor de vaststelling van de absolute minimum-pensioengrondslag uitgegaan van het Wettelijk Minimumloon dat zodanig wordt gedebruteerd, dat het effect van de brutering van de overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 op het Wettelijk Minimumloon niet doorwerkt in de pensioenaanspraken die krachtens dit pensioenreglement worden opgebouwd. 6. Maximale pensioentoeslag-ongehuwden vanaf 1 januari 2001 a. Voor Deelnemers van wie in verband met Arbeidsongeschiktheid de pensioenopbouw wordt voortgezet, wordt met ingang van 1 januari 2001 de maximale pensioentoeslagongehuwden, als bedoeld in artikel III.7 lid 1, in afwijking van wat overigens in dit pensioenreglement is geregeld, aangepast met hetzelfde percentage als waarmee de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken worden verhoogd.
44
Voor deze Deelnemers geldt derhalve dat met ingang van 1 januari 2001 de maximale pensioentoeslag-ongehuwden niet langer van het verschil tussen de AOW voor gehuwden en de AOW voor ongehuwden wordt afgeleid. Voor de vaststelling van de maximale pensioentoeslag-ongehuwden wordt het bedrag van de maximale pensioentoeslagongehuwden op 31 december 2000 als uitgangspunt genomen, waarna de vorenbedoelde verhoging daarop wordt toegepast. b. Voor Deelnemers van wie de pensioenopbouw op grond van een VUT- of RSG-regeling wordt voortgezet, wordt de maximale pensioentoeslag-ongehuwden gehandhaafd op het niveau per 31 december 2000 (op basis van de zgn. Voor-Oortse AOW-uitkeringen) en wordt voorts aangepast conform artikel III.7 lid 1 van dit reglement. 7. Keuze tussen weduwen-/weduwnaarspensioen en ouderdomspensioen a. Recht op omzetting weduwen-/weduwnaarspensioen in ouderdomspensioen De (gewezen) deelnemer heeft het recht om op de pensioendatum het deel van het weduwen-/weduwnaarspensioen, dat conform de artikelen III.8 en IV.3, vanaf 1 januari 2002 is opgebouwd, geheel of gedeeltelijk om te zetten in een hoger ouderdomspensioen. Vanaf een half jaar, maar tenminste drie maanden vóór de pensioendatum, stelt het pensioenfonds de (gewezen) deelnemer in staat om het in de vorige volzin omschreven recht uit te oefenen door middel van een keuzeformulier. Het keuzeformulier wordt door het pensioenfonds aan de (gewezen) deelnemer ter beschikking gesteld. b.
Wijze van berekening De omzetting van het onder letter a van dit lid bedoelde weduwen-/weduwnaarspensioen in extra ouderdomspensioen geschiedt op basis van de daarvoor door het bestuur op collectieve actuariële gelijkwaardige wijze vastgestelde ruilvoet. Het in de artikelen III.8 en IV.3 vermelde percentage van 70 is na omzetting van het weduwen-/weduwnaarspensioen in ouderdomspensioen niet langer van toepassing. De ruilvoet is opgenomen in bijlage IV van dit reglement. Het bestuur is bevoegd de ruilvoet ieder jaar per 1 januari opnieuw vast te stellen.
c.
Instemming van de partner Een verhoging van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer, in plaats van de aanspraak op het onder letter a van dit lid bedoelde weduwen-/weduwnaarspensioen, vindt slechts plaats indien de keuze blijkt uit een vóór de pensioendatum door de (gewezen) deelnemer en diens partner ten overstaan van een notaris ondertekend keuzeformulier.
d.
Alleenstaande deelnemers en gewezen deelnemers Voor de (gewezen) deelnemer die op de pensioendatum geen partner heeft, wordt de onder de letters a t/m c van dit lid omschreven verhoging van het ouderdomspensioen automatisch en volledig toegepast.
e.
Gescheiden deelnemers en gewezen deelnemers Indien vóór de pensioendatum reeds een aanspraak op bijzonder weduwen/weduwnaarspensioen is toegekend, wordt een verhoging, als bedoeld onder letters a t/m d van dit lid, slechts toegepast op het tot de pensioendatum opgebouwde weduwen/weduwnaarspensioen, nadat dit is verminderd met het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen.
f.
Elders opgebouwde aanspraken De omzetting van het onder letter a van dit lid bedoelde weduwen-/weduwnaarspensioen in ouderdomspensioen is niet mogelijk ten aanzien van eventuele elders opgebouwde aanspraken op weduwen-/weduwnaarspensioen, zoals bedoeld in de artikelen III.8 lid 5 en IV.3 lid 5 .
g. Beperking recht op omzetting weduwen-/weduwnaarspensioen in ouderdomspensioen Ingeval een wettelijke bepaling van toepassing is die de omzetting van weduwen-/ weduwnaars-pensioen in ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk verbiedt of slechts onder voorwaarden toestaat, is het bepaalde in de letters a. tot en met f. van dit lid slechts van toepassing indien en voor zover niet in strijd met de wettelijke bepaling wordt gehandeld.
45
Het Bestuur stelt in dat geval, zonodig in overleg en met goedkeuring van de belanghebbenden, de nadere bepalingen met betrekking tot de omzetting vast. h. Recht op omzetting ouderdomspensioen in weduwen-/weduwnaarspensioen De deelnemer heeft het recht om, bij beëindiging van het deelnemerschap en/of de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat, een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen om te zetten in weduwen-/weduwnaarspensioen. Vanaf een half jaar, maar tenminste drie maanden voor de pensioendatum, stelt het pensioenfonds de deelnemer en de gewezen deelnemer in staat om het in de vorige volzin omschreven recht uit te oefenen door middel van een keuzeformulier. Het keuzeformulier wordt door het pensioenfonds aan de (gewezen) deelnemer ter beschikking gesteld. De omzetting geschiedt overeenkomstig het bepaalde in letter b van dit lid. Het bepaalde in letter c van dit lid is overeenkomstig van toepassing. Een vastgestelde aanspraak op ouderdomspensioen van een vereveningsgerechtigde, als bedoeld in de Wet VPS, kan niet worden omgezet in weduwen-/weduwnaarspensioen. Voorts is de omzetting van ouderdomspensioen in weduwen-/weduwnaarspensioen niet mogelijk ten aanzien van eventuele elders opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, zoals bedoeld in artikel III.7 lid 3. De omzetting van ouderdomspensioen in weduwen-/weduwnaarspensioen is gemaximeerd. De aanspraak op weduwen-/weduwnaarspensioen die door de omzetting ontstaat bedraagt tezamen met de overige aanspraken op weduwen-/weduwnaarspensioen ten hoogste 70% van de totale aanspraak op ouderdomspensioen die na de bedoelde omzetting resteert. Voorts geldt dat de totale aanspraak op ouderdomspensioen die na de bedoelde omzetting resteert ten minste gelijk is aan het grensbedrag als bedoeld in Hoofdstuk V lid 7. In geval een wettelijke bepaling van toepassing is die de omzetting van ouderdomspensioen in weduwen-/weduwnaarspensioen geheel of gedeeltelijk verbiedt of slechts onder voorwaarden toestaat, is het bepaalde in dit lid slechts van toepassing indien en voor zover niet in strijd met de wettelijke bepaling wordt gehandeld. Het Bestuur stelt in dat geval, zonodig in overleg en met goedkeuring van de belanghebbenden, de nadere bepalingen met betrekking tot de omzetting vast. Het in dit lid bepaalde is van toepassing op de aanspraak van weduwen-/weduwnaarspensioen van alle deelnemers en gewezen deelnemers, indien en voor zover deze aanspraak krachtens het bepaalde in dit reglement is opgebouwd.
Artikel X.19 In werking treden Dit gewijzigde reglement treedt in werking op 1 januari 1987. Voor degenen die per 1 januari 1987 deelnemer of adspirant-deelnemer zijn, komt dit reglement in de plaats van de daarvoor geldende reglementen. Dit reglement is gewijzigd per 1 januari 1991. Dit reglement is gewijzigd per 1 januari 1996. Dit reglement is gewijzigd per 1 januari 1999. Dit reglement is gewijzigd per 1 januari 2001. Dit reglement is gewijzigd per 1 januari 2002. Dit reglement is gewijzigd per 1 juli 2003 Dit reglement is gewijzigd per 1 januari 2004. Dit reglement is gewijzigd per 26 oktober 2009. Dit reglement is gewijzigd per 11 april 2011. Dit reglement is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2012
46
VOORPORTAALREGELING 1. Voorwaarden deelnemerschap Als de deelnemer aan de voorportaalregeling worden beschouwd de werknemers die a. gehuwd zijn en/of kinderen hebben b. een dienstverband voor onbepaalde tijd met Ahold hebben en c. nog geen 25 jaar zijn of nog geen jaar onafgebroken in dienst zijn, en d. voor wie het percentage werktijd tenminste gelijk is aan 33 1/3%, en e. geen deelnemer zijn aan de regeling pensioen uit vast loon en/of de regeling pensioen uit variabele toeslagen. 2. Beëindiging deelnemerschap aan voorportaalregeling Het deelnemerschap aan de voorportaalregeling eindigt: • bij beëindiging van de dienstbetrekking • bij overlijden van de deelnemer of zijn echtgenote/echtgenoot • indien het voor de betreffende werknemer geldende percentage werktijd in enig boekjaar daalt onder 33 1/3%. • bij beëindiging van het huwelijk van de deelnemer • bij aanvang van het deelnemerschap aan de regeling pensioen uit vast loon en/of regeling pensioen uit variabele toeslagen. 3. Aanspraken bij deelname aan voorportaalregeling De weduwe/weduwnaar respectievelijk de wezen van de werknemer, die op grond van dit artikel deelnemer is aan de voorportaalregeling, krijgen bij overlijden van de bedoelde werknemer tijdens het tijdvak waarin hij deelneemt aan de voorportaalregeling recht op weduwen-/weduwnaarsrespectievelijk wezenpensioen. 4. Bepaling hoogte weduwen-/weduwnaarspensioen Voor de weduwe/weduwnaar van de overleden werknemer die deelnam aan de voorportaalregeling wordt het weduwen-/weduwnaarspensioen vastgesteld conform artikel III.8 en IV.3 van het pensioenreglement in de veronderstelling dat de deelnemer tussen zijn 25e verjaardag, danwel als dit later valt, het tijdstip waarop zijn dienstverband voor onbepaalde tijd bij Ahold is aangevangen en zijn 65e verjaardag continu deelnemer aan de pensioenregeling van Ahold zou zijn geweest. Hierbij wordt aangetekend dat indien het bedrag aan variabele toeslagen niet vastgesteld kan worden conform hetgeen is vastgelegd in artikel IV.2 van het pensioenreglement, het Bestuur een bedrag naar redelijkheid vaststelt. 5. Bepaling hoogte wezenpensioen Voor de wezen van de overleden werknemer, de deelnam aan de voorportaalregeling wordt het wezenpensioen vastgesteld conform artikel III.10 en IV.5 van het pensioenreglement in de veronderstelling dat de deelnemer tussen zijn 25e verjaardag danwel als dit later valt, het tijdstip waarop zijn dienstverband voor onbepaalde tijd bij Ahold is aangevangen en zijn 65e verjaardag continue deelnemer aan de pensioenregeling van Ahold zou zijn geweest. Hierbij wordt aangetekend dat indien het bedrag aan variabele toeslagen niet vastgesteld kan worden conform hetgeen is vastgelegd in artikel IV.2 van het pensioenreglement, het Bestuur een bedrag naar redelijkheid vaststelt. 6. Overige bepalingen Indien op grond van dit artikel rechten op weduwen-/weduwnaars- en/of wezenpensioen worden ontleend, zijn de bepalingen zoals vastgelegd in het pensioenreglement onverminderd van kracht, voorzover zij betrekking hebben op de uitkering van het weduwen-/weduwnaars- en wezenpensioen.
47
7. Partnerpensioen a. In het kader van dit reglement zijn met inachtneming van de voorwaarden die aan de partners worden gesteld, de aanspraken op partnerpensioen volledig gelijk aan de aanspraken op weduwen- / weduwnaarspensioen. b. Overal waar gesproken wordt van weduwen-/weduwnaarspensioen dient derhalve gelezen te worden weduwen-/weduwnaars-/partnerpensioen en daar waar gesproken wordt van weduwe/weduwnaar dient gelezen te worden weduwe/weduwnaar/partner. c. Beëindiging van het partnerschap wordt in het kader van dit reglement gelijkgesteld aan beëindiging van het huwelijk.
48
Bijlage I Behorende bij het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Ahold. De dochterondernemingen van Ahold NV, welke voor de invoering van dit reglement door de Raad van Bestuur van Ahold NV als zodanig zijn aangewezen, zijn per 1 januari 1987: Detailhandelsgroep Ahold BV Albert Heijn BV Miro BV Etos BV Alberto BV Ter Huurne´s Handelsmaatschappij BV Ostara BV AC Restaurants BV Marvelo BV Albro Bakkerijen Zwanenburg BV Meester Wijhe BV Albert Heijn Grootverbruik BV Ahead Advertising BV Toko Rekreatieservice BV James Telesuper BV Catering Overseas Supply BV
49
Bijlage II Behorende bij het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Ahold. De groep van personen, waarvan door Ahold met inachtneming van artikel II lid 5 van het pensioenreglement is bepaald, dat deze alleen verzekerd wordt bij een bedrijfspensioenfonds, is op 1 januari 1987: Een gering gedeelte van de werknemers in dienst van AC Restaurants BV, welke personen op zogenaamde tronkbasis werkzaam zijn. Deze groep is aangesloten bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf.
50
Bijlage III Behorende bij het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Ahold. Met de deelnemers voor wie vrijstelling is verkregen van de verplichting tot deelneming in een bedrijfspensioenfonds zoals omschreven in artikel X.8, worden met inachtname van artikel II lid 1 de werknemers bedoeld die werkzaam zijn of zijn geweest bij de navolgende dochterondernemingen van Ahold, tevens onder vermelding van het bedrijfspensioenfonds onder wiens werkingssfeer zij zouden vallen: Marvelo BV Albro Bakkerijen Zwanenburg BV Meester Wijhe BV
: BPF voor de Suikerverwerkende industrie : BPF voor het Bakkersbedrijf : BPF voor de Vleeswarenindustrie en Snackindustrie
Deze opsomming geeft de situatie weer per 1 januari 1987
51
Bijlage IV Behorende bij het pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Ahold. De factoren die nodig zijn ter berekening van: • de omzetting van weduwen-/weduwnaarspensioen in ouderdomspensioen als bedoeld in artikel X.18 lid 7; • de omzetting van ouderdomspensioen in weduwen-/weduwnaarspensioen als bedoeld in artikel X.18 lid 7; • de waarde van een afkoop van pensioen als bedoeld in Hoofdstuk V lid 7;. zijn gebaseerd op de actuariële waarderingsgrondslagen die het Pensioenfonds hanteert voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen, met dien verstande dat voor mannen en vrouwen een gelijke factor wordt gehanteerd die is samengesteld uit de factoren voor mannen en vrouwen. De weging van de mannelijke factor is gesteld op 85% en de weging van de vrouwelijke factor op 15%. De actuariële waarderingsgrondslagen alsmede de weging van de mannelijke factor en de vrouwelijke factor wordt bij aanvang van ieder boekjaar automatisch voor de duur van één boekjaar verlengd, tenzij het Bestuur bij aanvang van het boekjaar anders besluit. De factoren zijn per 1 januari 2012 als volgt vastgesteld: 1. Omzetting ouderdomspensioen in weduwen-/weduwnaarspensioen Leeftijd 65
Factor 3,333
2. Omzetting weduwen-/weduwnaarspensioen in ouderdomspensioen Leeftijd 65
Factor 0,300
3. Afkoop Pensioen Leeftijd
Factor ouderdomspensioen
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64
10,489 10,851 11,237 11,649 12,089 12,556 13,047 13,564 14,102 14,655
Factor partnerpensioen en wezenpensioen 2,398 2,451 2,502 2,552 2,600 2,646 2,692 2,737 2,780 2,823
52
Ondertekening Dit reglement is vastgesteld op 1 januari 1987, gewijzigd per 1 januari 1991, per 1 januari 1996, per 1 januari 1999, per 1 januari 2001, per 1 januari 2002, per 1 juli 2003, per 1 januari 2004, per 26 oktober 2009, per 11 april 2011 en laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2012.
Zaandam, 18 juli 2012.
____________________ C.W. Dik (Voorzitter)
____________________ F.J. Jansen (Secretaris)
53