Partiële herziening bestemmingsplan Landelijk gebied – Zwarteweg 18 Planregels (vastgesteld)
procedure
datum
ontwerp vastgesteld onherroepelijk
18 december 2014
status
vastgesteld
plan-idn
NL.IMRO.0575.BPLGZwartewg18-VA01
documentdatum
30/12/2014
5
1.
Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1. plan het bestemmingsplan “Partiële herziening bestemmingsplan Landelijk gebied – Zwarteweg 18” met identificatienummer NL.IMRO. 0575.BPLGZwartewg18-VA01 van de gemeente Noordwijk;
1.2. bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3. aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4. aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5. aan- en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.6. aan-huis-verbonden beroep en bedrijf een beroep of bedrijf dat in of bij de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7. achtererf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;
1.8. agrarisch bedrijf een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in: • • • • • • • • •
akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt; bollenteelt; de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen; de teelt van snijbloemen en van vergelijkbare laag blijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten; de teelt van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt; niet zijnde sierteelt, boomkwekerij/-teelt, fruitteelt en bosbouw; boomkwekerij/-teelt: de teelt van bomen als dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan; bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie; fruitteelt: de teelt van fruit op open grond; gemengd teeltbedrijf: een bedrijf dat in gelijke mate zowel gericht is op het duurzaam en intensief telen van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare
6
• • • • • •
laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft; stekbedrijven: bedrijven die nagenoeg geheel gericht zijn op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft; grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder ook begrepen het fokken van paarden en het houden van geiten en schapen; glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen; intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht; intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel; sierteelt: de teelt van wintergroene siergewassen, alsmede sierstruiken en sierbomen;
1.9. archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.10.
archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.11.
bed & breakfast
Bed & Breakfast is een overnachtingsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een Bed & Breakfast is gevestigd in een (bedrijfs)woning of bijhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal vier kamers en acht bedden.
1.12.
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13.
bebouwingspercentage
een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;
1.14.
bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;
1.15.
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.16.
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17.
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18.
bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.19.
bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
7
1.20.
bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.21.
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.22.
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.23.
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
1.24.
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.25.
bouwverordening
bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de Woningwet;
1.26.
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.27.
bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28.
dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.29.
dienstverlening
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verlenen van economische diensten aan bedrijven en/of personen met rechtstreeks contact met het publiek (baliefunctie);
1.30.
gastouderopvang
een vorm van kinderopvang die met behoud van de woonfunctie door een bewoner van een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van kinderopvang voor maximaal 6 kinderen tegelijkertijd;
1.31.
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32.
hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.33.
huishouden
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.34.
kassen
8
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen;
1.35.
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
1.36.
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie;
1.37.
landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur;
1.38.
natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna;
1.39.
NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;
1.40.
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.41.
omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.42.
overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.43.
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.44.
pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.45. • •
peil
peil ten aanzien van maaiveld: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel niet direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de voorgevel; peil ten aanzien van de weg: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van de voorgevel;
1.46. volwaardig bedrijf een bedrijf met de duurzame omvang van ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;
9
1.47.
voorgevel
de naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw/het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel wordt aangemerkt;
1.48.
woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
1.49.
zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
10
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1. afstand de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn;
2.2. bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3. breedte, lengte en diepte van een bouwwerk tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
2.4. goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5. inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6. oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7. vloeroppervlakte de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.
11
2.
Bestemmingsregels
Artikel 3
Agrarisch – Bollenteelt – Bollenzone 1
3.1. Bestemmingsomschrijving De voor ‘Agrarisch – Bollenteelt – Bollenzone 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
de uitoefening van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in Artikel 1 lid 1.8 tweede bullit; b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van: 1. bollenvelden; 2. grootschalige openheid; 3. kenmerkende landschapsstructuur; 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen; c. extensieve recreatie, in de vorm van ruiter- of wandelpaden;
de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
3.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. b. c.
op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd; de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3. Wijzigingsbevoegdheid 3.3.1. Ten behoeve van nieuwe natuur Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch – Bollenteelt – Bollenzone 1te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende: a.
b.
een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of contractueel afspraken zijn gemaakt over een inspanningsverplichting en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen; er mogen als gevolg van de wijziging geen onevenredige beperkingen ontstaan voor omringende bestaande bestemmingen.
12
Artikel 4
Tuin
4.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
4.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.2.1. Bijbehorende bouwwerken a. b. c.
uitsluitend zijn toegestaan een uit- of aanbouw aan de voorgevel, erkers en luifels; de diepte is niet meer dan 1 m, waarbij tenminste 2 m tuindiepte dient te resteren; niet hoger dan 0,3 m. boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw; d. niet breder dan: 1. indien het bestaande raamkozijn wordt benut, de breedte van het bestaande raamkozijn plus de zijwanden van de erker; 2. in andere gevallen mag de breedte niet meer bedragen dan 3,5 m; e. er is nog geen bijgebouw of aan- of uitbouw aan de voorzijde van de woning gerealiseerd; f. een erker mag worden gecombineerd met een boven de entree van de woning doorlopende luifel.
4.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. b. c.
de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m; de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
13
Artikel 5
Wonen
5.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
het wonen daaronder begrepen aan-huis-verbonden beroep en bedrijf; bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
5.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.2.1. Algemeen a. b. c.
het aantal woningen per bouwperceel bedraagt 1; de inhoud van een woning bedraagt inclusief aan- en uitbouwen ten hoogste 750 m³. in afwijking van het bepaalde in het overige bepaalde in 5.2.1 onder b geldt ter plaatse Zwarteweg 18 de inhoudsmaat zoals die aanwezig is op het moment van het ter visie leggen van het plan als maximum.
5.2.2. Hoofdgebouwen a. b. c. d.
hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 9 m; de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6,5 m; de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien: 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt; 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt; 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt; 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
5.2.3. Bijbehorende bouwwerken a.
b. c. d. e. f. g. h. i. j.
de bouwhoogte van een aan- of uitbouw aan de achter- of zijgevel is maximaal 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw; de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel is maximaal 2,5 m gerekend vanaf de oorspronkelijke zijgevel het hoofdgebouw; de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw is maximaal 3,0 m; de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw is maximaal 4,5 m; de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot het openbaar toegankelijk gebied bedraagt minimaal 1,0 m; de afstand van een bijbehorend bouwwerk vanaf de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1,0 m; het bij het oorspronkelijk hoofdgebouw behorende achtererfgebied is als gevolg van alle bijbehorende bouwwerken voor niet meer dan 50% bebouwd; de oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen is maximaal 50 m²; de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken is bij vrijstaande woningen maximaal 60 m²; in afwijking van het bepaalde in het overige bepaalde in 5.2.3 geldt ter plaatse Zwarteweg 18 de maatvoering en bebouwingsoppervlakte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zoals die aanwezig is op het moment van het ter visie leggen van het plan als maximum.
5.2.4. Dakkapellen a. b. c.
bij meerdere dakkapellen op één dakvlak zijn de dakkapellen regelmatig gerangschikt op horizontale lijn, dus niet boven elkaar; bij een individueel hoofdgebouw is een dakkapel gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan geleding gevel; de onderzijde van een dakkapel is meer dan 0,5 m en minder dan 1,0 m boven de dakvoet;
14
d.
de bovenzijde van een dakkapel is meer dan 0,5 m onder de daknok. Uitzondering mogelijk voor plaatsing in het achterdakvlak; e. op een mansardedak is een dakkapel alleen toegestaan in het onderste deel van het dakvlak, met de bovenkant gelijnd aan de knik in het dakvlak; f. op het voordakvlak: 1. niet meer dan één dakkapel per hoofdgebouw; 2. de zijkanten van een dakkapel zijn meer dan 0,8 m vanaf de buitenzijde van de zijgevel. 3. de hoogte van een dakkapel is maximaal 1,5 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim; 4. de breedte van een dakkapel is maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak gemeten tussen de buitenzijde van de gevels. g. op het zijdakvlak: 1. de zijkanten van een dakkapel zijn meer dan 0,5 m vanaf de buitenzijde van de gevel; 2. de hoogte van een dakkapel is maximaal 1,75 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim; 3. de breedte van een dakkapel is maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak gemeten tussen de buitenzijde van de gevels.
5.2.5. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. b. c.
de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m; de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
5.3. Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3. ten behoeve van het realiseren van een dakterras bovenop een éénlaagse uitbouw waarbij boeiboorden tot een bouwhoogte van 0,5 m zijn toegestaan en terrashekjes en (dak)terrasafscheidingen tot een bouwhoogte van 1,5 m zijn toegestaan.
5.4. Specifieke gebruiksregels 5.4.1. Aan-huis-verbonden beroep en bedrijf De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep en bedrijf bedraagt ten hoogste 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning incl. aan-uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 40 m², onder voorwaarde dat: a. b. c. d. e. f.
de woonfunctie als hoofdfunctie blijft gehandhaafd; de activiteiten worden door de bewoner(s) uitgeoefend; lichtreclame is niet toegestaan; horeca, anders dan bed & breakfast, is niet toegestaan; detailhandel en groothandel is niet toegestaan; milieucategorie 1 is maximaal toelaatbaar, uitgezonderd gastouderopvang waarvoor een milieucategorie 2 toelaatbaar wordt geacht;
5.4.2. Voorwaardelijke verplichting Het gebruik overeenkomstig artikel 5.1 is uitsluitend toegestaan indien: a.
aangetoond is dat de bodem- en grondwaterkwaliteit geen belemmering vormt.
5.4.3. Voorwaardelijke verplichting De omgevingsvergunning voor activiteit bouwen kan worden verleend onder de voorwaarde dat de aanwezige kassen en bedrijfsloods (rolkas) op het perceel plaatselijk bekend Zwarteweg 18, kadastraal bekend gemeente Noordwijk, sectie G, nummer 2864, blijvend is geamoveerd.
15
Artikel 6
Waarde – Archeologie 2
6.1. Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
6.2. Bouwregels 6.2.1. Aanvraag De aanvrager van een Omgevingsvergunning - activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die betrekking heeft op gronden als bedoeld in lid 6.1, legt een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport voor waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
6.2.2. Vergunning Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA conform opgesteld archeologisch onderzoeksrapport, als bedoeld in sublid 6.2.1 genoegzaam blijkt dat: a. b.
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de Omgevingsvergunning - activiteit bouwen verbonden voorschriften.
6.2.3. Voorschriften aan omgevingsvergunning In de situatie als bedoeld in sublid 6.2.2, onder b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de Omgevingsvergunning - activiteit bouwen verbinden: a. b. c.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.2.4. Uitzondering Sublid 6.2.1, 6.2.2 en 6.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op: a.
b. c.
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 100 m²; een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.2.5. Vondsten tijdens bouwwerkzaamheden Indien het bepaalde in sublid 6.2.3, onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften bij de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
6.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.3.1. Vergunningplicht Het is verboden om op of in de gronden, als bedoeld in lid 6.1, zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren: a.
afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 50 cm;
16
b. c. d. e. f. g.
heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; verlagen of verhogen van het waterpeil; aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.
6.3.2. Uitzondering Het verbod als bedoeld in sublid 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken: a. b. c. d. e.
worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 6.2 van toepassing is; een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan; mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende ontgrondingsvergunning of Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen, of ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.3.3. Rapportageplicht De aanvrager van een Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen als bedoeld in sublid 6.3.1 die betrekking heeft op gronden als bedoeld in lid 6.1, legt een KNA conform onderzoeksrapport voor waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
6.3.4. Omgevingsvergunning -activiteit aanleggen Burgemeester en wethouders verlenen de Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen indien naar hun oordeel uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in sublid 6.3.3 genoegzaam blijkt dat: a. b.
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de Omgevingsvergunning activiteit aanleggen verbonden voorschriften.
6.3.5. Voorschriften aan omgevingsvergunning In de situatie als bedoeld in sublid 6.3.4 onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen verbinden: a. b. c.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; of de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3.6. Vondsten tijdens bouwwerkzaamheden Indien het bepaalde in sublid 6.3.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
6.4. Wijzigingsbevoegdheid 6.4.1. Wijzigen dubbelbestemming Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2' te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk in een andere dubbelbestemming wordt gewijzigd, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
17
6.4.2. Verwijderen dubbelbestemming Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2', het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk van het plan wordt verwijderd, indien: a. b.
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden; het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
18
Artikel 7
Waarde – Archeologie 3
7.1. Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
7.2. Bouwregels 7.2.1. Aanvraag De aanvrager van een Omgevingsvergunning - activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die betrekking heeft op gronden als bedoeld in lid 7.1, legt een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport voor waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
7.2.2. Vergunning Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA conform opgesteld archeologisch onderzoeksrapport, als bedoeld in sublid 7.2.1 genoegzaam blijkt dat: a. a.
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de Omgevingsvergunning - activiteit bouwen verbonden voorschriften.
7.2.3. Voorschriften aan omgevingsvergunning In de situatie als bedoeld in sublid 7.2.2, onder b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de Omgevingsvergunning - activiteit bouwen verbinden: a. a. b.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.2.4. Uitzondering Sublid 7.2.1, 7.2.2 en 7.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op: a.
a. b.
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 500 m²; een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.2.5. Vondsten tijdens bouwwerkzaamheden Indien het bepaalde in sublid 7.2.3, onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften bij de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
7.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.3.1. Vergunningplicht Het is verboden om op of in de gronden, als bedoeld in lid 7.1, zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren: a.
afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 50 cm;
19
a. b. c. d. e. f.
heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; verlagen of verhogen van het waterpeil; aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.
7.3.2. Uitzondering Het verbod als bedoeld in sublid 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken: a. a. b. c. d.
worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 7.2 van toepassing is; een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan; mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende ontgrondingsvergunning of Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen, of ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.3.3. Rapportageplicht De aanvrager van een Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen als bedoeld in sublid 7.3.1 die betrekking heeft op gronden als bedoeld in lid 7.1, legt een KNA conform onderzoeksrapport voor waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
7.3.4. Omgevingsvergunning -activiteit aanleggen Burgemeester en wethouders verlenen de Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen indien naar hun oordeel uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in sublid 7.3.3 genoegzaam blijkt dat: a. a.
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de Omgevingsvergunning activiteit aanleggen verbonden voorschriften.
7.3.5. Voorschriften aan omgevingsvergunning In de situatie als bedoeld in sublid 7.3.4 onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de Omgevingsvergunning - activiteit aanleggen verbinden: a. a. b.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; of de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3.6. Vondsten tijdens bouwwerkzaamheden Indien het bepaalde in sublid 7.3.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
7.4. Wijzigingsbevoegdheid 7.4.1. Wijzigen dubbelbestemming Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3' te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk in een andere dubbelbestemming wordt gewijzigd, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
20
7.4.2. Verwijderen dubbelbestemming Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3', het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk van het plan wordt verwijderd, indien: a. b.
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden; het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
21
3. Artikel 8
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
22
Artikel 9
Algemene bouwregels
9.1. Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a.
b. c.
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
23
Artikel 10
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. b.
afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
24
Artikel 11
11.1.
Algemene wijzigingsregels
Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
25
Artikel 12
12.1.
Algemene procedureregels
Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.
12.2.
Afwijkingsbevoegdheid
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.1, 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.
26
4.
Overgangs- en slotregels
Artikel 13
13.1.
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan; b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%; c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2. a.
b.
c.
d.
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3.
Persoonsgebonden overgangsrecht
In afwijking van en in aanvulling op het bepaalde in 12.2 onder d geldt dat: a.
De bijgebouwen ter plaatse van Zwarteweg 18 zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen als bloemenwinkel. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als bloemenwinkel. Zodra het gebruik als bloemenwinkel door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als bloemenwinkel.
Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Noordwijk als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres.
27
Artikel 14
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Partiële herziening bestemmingsplan Landelijk gebied – Zwarteweg 18”. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2014
de griffier,
de voorzitter,
................................
................................
28