Civis Mundi Parapsychologisch reïncarnatieonderzoek en een persoonlijk voortbestaan door Titus Rivas* Inleiding De parapsychologie kan volgens sommigen worden teruggebracht tot twee deelgebieden, die soms als psi-gamma en psi-kappa worden aangeduid. Psigamma staat daarbij voor alle verschijnselen die te maken hebben met zogeheten buitenzintuiglijke waarneming (Engels: Extra-Sensory Perception, ESP) zoals helderziendheid en telepathie, en psi-kappa verwijst naar fenomenen waarbij de psyche direct, buiten de motoriek om, invloed uitoefent op de fysieke werkelijkheid, oftewel psychokinese. Deze inperking van de parapsychologie kan gebaseerd zijn op methodische overwegingen. Het zijn van de paranormale verschijnselen vooral de buitenzintuiglijke waarneming en psychokinese die zich uitstekend lenen voor experimenteel onderzoek onder streng gecontroleerde condities. Om die reden stellen bepaalde parapsychologen dat men het parapsychologisch onderzoek uitsluitend dient te richten op deze twee gebieden. Naast methodische overwegingen kunnen er ook filosofische vooronderstellingen in het spel zijn, zoals dat alle paranormale verschijnselen per definitie herleid kunnen worden tot buitenzintuiglijke waarneming en psychokinese, of dat alle schijnbare andere paranormale verschijnselen, zoals contact met overledenen, op een illusie berusten. Een ruimere definitie van parapsychologie, die ik zelf aanhang, luidt: de wetenschap die zich bezighoudt met alle anomalieën rond de geest (Engels: mind), de ziel, of het bewustzijn die niet passen in het gangbare materialistische wereldbeeld. Onder (ontologisch) materialisme verstaan we in dit verband elke allesomvattende visie op de werkelijkheid die de hele realiteit reduceert tot (manifestaties van) de levenloze stof. De psyche zou volgens materialisten helemaal niet bestaan (eliminatief materialisme), niet meer zijn dan een abstractie voor bepaalde
pagina 1 van 7 - www.civismundi.nl
complexe neurologische processen in het brein (reductief materialisme), of neerkomen op een hoger, holistisch niveau van hersenfuncties (holistisch materialisme). Volgens alle varianten van het materialisme bestaat er hoe dan ook geen psyche die de fysieke grenzen van de hersenen zou kunnen transcenderen. We kunnen bijvoorbeeld niets waarnemen wat het brein niet kan waarnemen, niets doen buiten ons zenuwstelsel om, en ook ons bewustzijn verdwijnt onherroepelijk als de hersenactiviteit stil komt te liggen. Alle verschijnselen die gelieerd zijn aan de psyche en niet overeenstemmen met gangbare materialistische opvattingen over de relatie tussen geest en hersenen behoren volgens de ruime definitie tot de parapsychologie. De parapsychologie dient volgens deze benadering haar werkgebied dus niet bij voorbaat te herleiden tot helderziendheid, telepathie en psychokinese, maar ook open te staan voor andere paranormale verschijnselen. Onderzoek naar een voortbestaan na de dood Deze ruime, 'anomalistische' opvatting van de parapsychologie biedt ruimte om onbevooroordeeld parapsychologisch onderzoek te doen naar verschijnselen die mogelijk kunnen wijzen op een geestelijk voortbestaan na de dood. In de loop der tijd zijn er zo door parapsychologen allerlei takken van 'survival'-onderzoek ontwikkeld, uiteenlopend van onderzoek naar mogelijke communicatie met overledenen via spiritistische mediums tot onderzoek naar sterfbedvisioenen. Vanaf het midden van de 19e eeuw hebben geleerden hun methoden van onderzoek steeds verder verfijnd. Ze zijn inmiddels tot een indrukwekkende hoeveelheid bewijsmateriaal gekomen dat in veel gevallen niet herleid lijkt te kunnen worden tot buitenzintuiglijke waarneming en psychokinese. Filosofisch is het bewijsmateriaal voor een voortbestaan en aanverwante verschijnselen vooral van belang als het hier een persoonlijk voortbestaan betreft. Als er van iemands geestesleven na de dood alleen 'informatiepatronen' overblijven, zonder dat die persoon zelf voortbestaat, dan verschilt dit niet wezenlijk van het overleven van onze gedachten en gevoelens doordat ze vastgelegd zijn op papier, in andermans brein, of in een computer. Het behoud van informatie is ongetwijfeld waardevol voor de generaties na ons, maar als wij er zelf niet meer zijn, betekent de dood voor ons persoonlijk nog steeds het definitieve einde. Diverse geleerden concluderen op grond van de beschikbare onderzoeksresultaten dat er hoe dan ook meer aan de hand is dan het overleven van onpersoonlijke
pagina 2 van 7 - www.civismundi.nl
informatiepatronen. Zo denk ik zelf dat men uit het verzamelde bewijsmateriaal bijvoorbeeld mag concluderen dat er een bewust geestelijk voortbestaan na de dood is en dat levenden daadwerkelijk kunnen communiceren met de geesten van overledenen. Reïncarnatieonderzoek en voorbestaan Opvallend genoeg hebben nogal wat onderzoekers van een voortbestaan, vooral met een westerse achtergrond, meer reserves tegenover specifiek bewijsmateriaal voor reïncarnatie. Doorgaans erkent men wel dat dit bewijsmateriaal hoe dan ook op de aanwezigheid van een paranormaal fenomeen duidt, maar men schrikt er meer dan eens voor terug om dit als reïncarnatie of wedergeboorte van de ziel te benoemen. Op de een of andere manier lijkt men reïncarnatie als een notie te beschouwen die inherent haaks staat op een persoonlijk voortbestaan zodat de erkenning van reïncarnatie impliciet zou leiden tot het verwerpen van een persoonlijk overleven na de dood. Kennelijk kan men zich domweg geen plausibele personalistische vorm van reïncarnatie voorstellen. In de rest van dit artikel wil ik eerst beknopt stilstaan bij het bewijsmateriaal binnen het reïncarnatieonderzoek en vervolgens kijken naar de verklaring van dat bewijsmateriaal in het licht van een persoonlijk voortbestaan. Bewijsmateriaal Er bestaan diverse methoden van onderzoek binnen het reïncarnatieonderzoek, waaronder experimenteel onderzoek met regressies naar mogelijke vorige levens of zogeheten readings (helderziende beschrijvingen) van vorige levens door paragnosten. De belangrijkste variant van onderzoek op dit gebied betreft echter zonder twijfel het casuïstische onderzoek naar spontane uitspraken van jonge kinderen. Dit ligt daaraan dat dergelijke spontane casussen bij jonge kinderen niet of nauwelijks weg verklaard lijken te kunnen worden als een artefact voortkomend uit het verlangen reïncarnatie te bewijzen. Over de hele wereld hebben onderzoekers zoals Ian Stevenson, Jim Tucker, Erlendur Haraldsson en Satwant Pasricha in totaal circa 3000 kinderen bestudeerd die uit zichzelf over een vorig leven begonnen te praten. Dit begint gemiddeld rond hun derde levensjaar en houdt vaak geleidelijk op als de kinderen naar de lagere school gaan. Zulke kinderen lijken in een aanzienlijk aantal gevallen te beschikken over
pagina 3 van 7 - www.civismundi.nl
paranormale informatie met betrekking tot een overledene die onbekend is binnen de directe leefwereld van het kind. Voorbeelden hiervan zijn: (paranormale informatie over) de eigen naam, beroepen, namen van familieleden en vrienden, bijzondere gebeurtenissen, voorkeuren, emotionele relaties met anderen en de doodsoorzaak. Kinderen dreunen dit alles niet monotoon op, maar identificeren zich actief met wat zijzelf als hun vorige leven beschouwen. Dit kan gepaard gaan met adequate emoties en verlangens naar zaken of personen die te maken hebben met dat leven. Veel kinderen smeken hun ouders bijvoorbeeld om hen mee te nemen naar hun voormalige woonplaats om daar hun geliefden van vroeger op te zoeken. Sommige kinderen beschikken tevens over knowhow die met de vorige incarnatie verband lijkt te houden. Er zijn bijvoorbeeld casussen waarin kinderen weten hoe ze een instrument moeten bespelen dat ze in dit leven nog nooit in handen hebben gehouden. Een belangrijk deel van de kinderen heeft bovendien moedervlekken en aangeboren fysieke afwijkingen die qua vorm en locatie sterk overeenkomen met dodelijke verwondingen uit het herinnerde leven. De harde kern op dit gebied bestaat uit casussen waarbij men normale verklaringen zoals toeval, voorkennis in de naaste omgeving en boerenbedrog systematisch heeft kunnen uitsluiten. Verklaringen van de harde kern Parapsychologen zijn het er bijna algemeen over eens dat er hoe dan ook zo'n harde kern binnen het reïncarnatieonderzoek bestaat. Dat geldt zelfs voor parapsychologen die elke vorm van een voortbestaan bij voorbaat verwerpen. Zij reduceren de paranormale verschijnselen bij dergelijke casussen uiteraard bij voorbaat tot psi gamma en psi kappa (in het geval van lichamelijke verschijnselen zoals moedervlekken). Voor het voortbestaansonderzoek in het algemeen is het daarom allereerst van belang om vast te stellen of buitenzintuiglijke waarneming en psychokinese zouden volstaan om het verzamelde bewijsmateriaal bevredigend te verklaren. Juist bij reïncarnatieonderzoek naar spontane herinneringen van jonge kinderen blijkt een verklaring op basis van buitenzintuiglijke waarneming (en psychokinese) uiterst onaannemelijk. De kinderen blijken bijna nooit paragnostisch begaafd te zijn, maar wat nog belangrijker is: ze hebben geen enkele reden om zich (via buitenzintuiglijke
pagina 4 van 7 - www.civismundi.nl
waarneming) op de onbekende overledene te focussen en zich te identificeren met zijn of haar persoonlijkheid en leven. Daar komt bij dat sommige herinnerde levens extra onaantrekkelijk zijn voor jonge kinderen, bijvoorbeeld doordat daarin sprake is van onrecht, geweld of verdriet. We zouden dus moeten aannemen dat buitenzintuiglijke waarneming volkomen willekeurig verloopt en jonge kinderen er zomaar toe aanzet zich langdurig emotioneel te identificeren met een onbekende. Dit lijkt volledig in strijd te zijn met basisveronderstellingen uit de motivatiepsychologie en ontwikkelingspsychologie. Onderzoekers die dit onderkennen, stellen meestal dat de harde kern hoe dan ook wijst op het voortbestaan van de overledene van wie het leven door het kind herinnerd wordt. Hierop bestaat wel een uitzondering, namelijk in de vorm van boeddhistische onderzoekers die geen enkel persoonlijk voortbestaan erkennen, omdat ze niet eens geloven dat er tijdens een en hetzelfde leven sprake is van een zichzelf gelijkblijvende persoonlijke geest of ziel. Deze zogeheten anatta (Pali voor 'geen ziel')-doctrine hangt direct samen met een algemenere leer van de vergankelijkheid (impermanence) van alle dingen. Boeddhisten geloven om die reden over het geheel genomen ook niet in persoonlijke reïncarnatie maar slechts in een behoud van geestelijke patronen uit een afgesloten leven en de koppeling daarvan aan een nieuwe (al even vergankelijke) mens. Er zijn parapsychologen die onder invloed van het boeddhisme - of westerse stromingen die daar deels van afgeleid zijn - stellen dat het bewijsmateriaal wijst op het doorgeven van informatie uit een vervlogen bestaan aan een willekeurig kind. Andere theorieën erkennen hoe dan ook een persoonlijk voortbestaan. Aanhangers daarvan kunnen dus niet terugvallen op een boeddhistische theorie omdat die in het algemeen botst met deze notie. In plaats daarvan stellen ze bijvoorbeeld (a) dat de geest van iemand die gestorven is intens telepathisch contact heeft met een willekeurig kind waardoor het kind gaat denken zelf die overledene te zijn ( overshadowing) of (b) dat de overledene bezit neemt van het lichaam van het kind (bezetenheid) wanneer het kind zich dingen lijkt herinneren uit het leven van die overledene. Een aantal onderzoekers, waaronder ikzelf, is echter van mening dat dergelijke theorieën niet bevredigend zijn. Kinderen spreken zelf in dit verband bijvoorbeeld nooit over overledenen die contact met hen zoeken of hun lichaam beheersen, terwijl dit wel voorkomt in andere soorten gevallen binnen het voortbestaansonderzoek. Ook lijkt de manier waarop een kind zich dingen herinnert of zichzelf identificeert met het vorige leven niet op het gedrag van mensen die
pagina 5 van 7 - www.civismundi.nl
daadwerkelijk onder invloed van overledenen lijken te staan. De schijnbare herinneringen kunnen met andere woorden veel gemakkelijker en plausibeler verklaard worden als echte herinneringen van het kind zelf. Reïncarnatie en personalisme Binnen het kader van een persoonlijk voortbestaan is er in het algemeen sprake van een persoonlijke geest, ziel of psyche die gedurende het hele leven zichzelf blijft en er ook na de dood nog steeds is. Natuurlijk bedoelt men met 'zichzelf blijven' niet dat iemand niet kan veranderen (dat zou bij voorbeeld elke invloed van ervaringen op iemands persoonlijkheid bij voorbaat uitsluiten), maar dat het subject (de 'ervaarder') die men is niet verandert in een ander subject. De psyche is dus wel veranderlijk in haar bewustzijnsstroom, herinneringen, etc., maar kan niet 'iemand anders' worden. Dit geeft al direct aan hoe men zich een persoonlijke reïncarnatie kan voorstellen: de persoonlijke ziel blijft na de dood voortbestaan en kan daarna aan een nieuw aards leven beginnen in een nieuw stoffelijk lichaam. Net als tijdens een en dezelfde incarnatie kan daarbij het innerlijke, psychologische leven van de persoon in de loop der tijd veranderen en ook beïnvloed worden door invloeden van buiten de psyche, zoals neurologische hersenprocessen. Men kan zich bijvoorbeeld gemakkelijk voorstellen dat het feit dat het nieuwe lichaam onvolgroeide hersenen bezit tijdelijk belemmerend werkt voor diverse geestelijke functies van de ziel. Pas wanneer het brein voldoende gerijpt is, kunnen we normaliter verwachten dat deze functies zich weer op het oude niveau kunnen manifesteren. Er zijn binnen het kader van een persoonlijk voortbestaan nog diverse alternatieven bedacht voor deze personalistische reïncarnatietheorie. Zo stellen sommigen dat er alleen gelijktijdige incarnaties bestaan, omdat de tijd geen objectieve factor zou zijn. Dit lijkt echter niet bijster relevant zolang we wel degelijk een tijdsverloop ervaren. Als afzonderlijke incarnaties nu eenmaal als opeenvolgend worden beleefd, is dat volgens mij voldoende reden om reïncarnatie als fenomenologische realiteit (hoe we het beleven) te erkennen. Anderen postuleren een 'hoger zelf' dat diverse incarnaties zou beleven zonder dat de persoonlijke ziel gekoppeld aan een leven de andere incarnaties zelf zou (hebben) ondergaan. De herinneringen van een kind aan een vorig leven zouden dus wel herinneringen zijn van zijn hogere zelf, maar het kind zou het vorige leven zelf nooit hebben geleid. Ook deze visie lijkt mij niet plausibel, omdat het zou
pagina 6 van 7 - www.civismundi.nl
betekenen dat dit hypothetische hogere zelf het kind zonder goede reden zou opschepen met ingrijpende illusoire herinneringen. Om deze en aanverwante redenen hang ik zelf de - volgens tegenstanders veel te 'traditionele' of bekrompen - personalistische theorie van lineaire reïncarnatie aan. Slot Het concept van personalistische reïncarnatie kan men op rationele gronden aannemelijker vinden als juiste verklaring voor de harde kern uit het reïncarnatieonderzoek dan concurrerende verklaringen. Filosofisch rijst daarbij uiteraard de vraag welk doel reïncarnatie zou kunnen dienen. Zelf hang ik de theorie aan dat we op aarde door onze incarnaties in een fysiek lichaam bepaalde lessen kunnen leren die we in een spirituelere wereld misschien zouden kunnen ontlopen. Reïncarnatie maakt in mijn visie dus onderdeel uit van een ontwikkelingsproces van de persoonlijke ziel. Overigens betekent dat niet dat we voor eeuwig terug moeten keren naar de aarde. Het is voor mij heel aannemelijk dat ieder van ons hier op een gegeven moment uitgeleerd zal raken en zijn of haar weg daarna zal vervolgen in een andere, 'vrijere' wereld. Voor relevante hyperlinks en literatuurverwijzingen over de aangestipte onderwerpen uit dit artikel kan men contact opnemen met de auteur. Dit geldt ook voor inhoudelijke vragen en opmerkingen en voor eigen ervaringen met spontane casussen met herinneringen van jonge kinderen. *drs. Titus Rivas (Nijmegen, 1964) is respectievelijk aan de UvA en de RUU afgestudeerd als filosoof en psycholoog. Hij is werkzaam als auteur van artikelen, boeken en recensies, als onderzoeker verbonden aan de stichtingen Athanasia en Merkawah, en docent, onder andere van de schriftelijke cursussen Parapsychologie en Filosofie & Levensbeschouwing bij de NHA. In dit verband zijn onder meer zijn volgende boeken relevant: "Parapsychologisch onderzoek naar reïncarnatie en leven na de dood" (Deventer, Ankh-Hermes, 2000), "Uit het leven gegrepen" (Delft, Koopman & Kraaijenbrink, 2007), "Reincarnation: The Scientific Evidence is Building" (met Dr. K.S. Rawat, Vancouver, Writers Publisher, 2007). Drs. Titus Rivas Darrenhof 9 6533 RT Nijmegen
[email protected].
pagina 7 van 7 - www.civismundi.nl