Stof tot nadenken – Nancy Cosaert – bijdrage 8
JONGSTE KLEUTERS
TOBO ACCENT 2004-05 WEST-VLAANDEREN
OUDERE KLEUTERS
EERSTE GRAAD
TWEEDE GRAAD
DERDE GRAAD
EERSTE GRAAD So
STOF TOT NADENKEN CONTEXTGEBIED
Gebruiksvoorwerpen
INTEGRATIEMOGELIJKHEDEN
WERO-thema: □ Spelen □ Schoolfeest, □ TV
TECHNOLOGISCH GEHALTE PROBLEEMOPLOSSEND HANDELEN VERHOGEN VAN DE TECHNICITEIT MAATSCHAPPELIJKE RELEVANTIE
Probleem
HOE WEET IK UIT WELKE MATERIE DEZE STOF IS GEMAAKT? Korte beschrijving Van de activiteit
Materiaal en gereedschap
Bibliografie
De kinderen gaan na uit welke materie de meeste gebruikte kledingsstukken zijn gemaakt. Ze vinden de informatie op de etiketten en in naslagwerken. Bij gebrek aan informatie wordt de brandproef toegepast. De kinderen worden begeleid in de observatie en komen aldus de eigenschappen van de belangrijkste textielsoorten op het spoor. Ze associëren de waarnemingen aan de herkomst en de bruikbaarheid van de verschillende textielsoorten.
□ □ □ □ □ □
Lapjes stof: katoen of linnen, nylon, wol Kaars, lucifers en/of aansteker Ijzeren doos of deksel Schaar en lijm Emmer water (met dweil) Oude etiketten (uit kledingsstukken)
□ □
Werkblad “Stof tot nadenken” Kopieerblad met pictogrammen (wasvoorschriften)
Nancy Cosaert Leerkracht 4de leerjaar, VBS Kinderland, St.-Anna, Kortrijk
Aanzetten voor goede TOBO-praktijk – TOBO Accent West-Vlaanderen
Pagina 1 van 5
Stof tot nadenken – Nancy Cosaert – bijdrage 8
DOELSTELLINGEN SITUERING IN HET CURRICULUM BASISONDERWIJS (beperkt tot de technologische doelen van elke bron)
ONTWIKKELINGSDOELEN Dienst voor Onderwijsontwikkeling EINDTERMEN Dienst voor Onderwijsontwikkeling LEERPLAN GO Gemeenschapsonderwijs LEERPLAN OVSG Gemeentelijk onderwijs LEERPLAN VVKBAO Vrij Onderwijs
Concrete lesdoelen
2.1 2.10 3.4
3.5
p.31 p.32
1.1
1.2
1.3
3.3
6.1
□ □ □ □ □
Leerplandoelen van eigen net: Vrij Onderwijs
1.14 2.3
Verschillende soorten textiel van elkaar onderscheiden: wol, katoen, nylon. Ervaren dat sommige textielsoorten brandbaar zijn. Beschrijven van waargenomen eigenschappen: geur, kleur en vorm van de vlam, kleur van de rook, rest. De oorsprong van de grondstoffen achterhalen door het brandgedrag en de waargenomen geur: plantaardig, dierlijk en synthetische vezels. Lezen en interpreteren van pictogrammen en etiketten op kledij.
6.1 Kinderen zien in dat courante producten gemaakt zijn uit welbepaalde materialen en /of grondstoffen.
GESITUEERD IN EEN MOGELIJK SCHOOLTRAJECT NIVEAU
TITEL
KERN INHOUD
TWEEDE GRAAD TWEEDE GRAAD TWEEDE GRAAD DERDE GRAAD
EEN SPINNENWEB MAKEN
Spannen – knopen
STOF TOT NADENKEN
Materiaalkennis: Pictogrammen - vuurproef
VRIENDSCHAPSBANDJE
Knopen – Vlechten Materiaalkennis: trekproef Knopen – Weven - Bindingen Materiaalkennis: vezel
EEN SLEUTELHANGER WEVEN
Aanzetten voor goede TOBO-praktijk – TOBO Accent West-Vlaanderen
Pagina 2 van 5
Stof tot nadenken – Nancy Cosaert – bijdrage 8
LESVERLOOP 1. Probleem
Hoe weet ik uit welke materie deze stof is gemaakt? Voeldoos kledingsstukken (Blindemannetje spelen) De leraar voorziet een grote kartonnen doos met enkele kledingsstukken in die uit verschillende materies zijn gemaakt: een hemd of bloes, een trui, een onderhemd, een regenjasje, een jurk, een T-shirt, een vilten hoed. De kinderen betasten de kledingsstukken uit de doos. Aan de hand van vorm en materie herkennen ze het kledingsstuk. In het daarop volgend klasgesprek wordt aandacht besteed aan de materie waaruit iets is gemaakt en waarom de ene materie zich beter leent tot de andere. Dat is meestal leesbaar op het etiket. Als er geen etiket is, dan rijst een probleem 2. Ontwerpen en plannen Verzamelen van wetenschappelijke en technische kennis 2.1 Associaties met de werkelijkheid : voeldoos textiellapjes In een voeldoos zitten lapjes textiel van verschillende materie: kunststof – wol – katoen – linnen – non woven. De kinderen proberen te achterhalen over welke materie het gaat. Ze associëren de stoffen met de vroeger benoemde kledingsstukken (uit punt 1). 2.2 Opzoekwerk in het woordenboek en in jeugdencyclopedie De leerlingen gaan op zoek naar gelijkenissen en verschillen in eigenschappen van volgende materies: wol – katoen – linnen. De drie beschrijvingen worden gekopieerd op een werkblad. In het daarop volgend klasgesprek wordt aandacht besteed aan de herkomst van deze stoffen. 2.3 De brandproef als een geleid experiment. De leerkracht doet de brandproef, de leerlingen komen in een kring rond de tafel staan. Er wordt gebruik gemaakt van een ijzeren doos en een aansteker. We steken de staaltjes (stukje katoen, nylon en wol) in brand en laten deze dan in de ijzeren doos vallen. Tijdens de brandproef wordt er gelet op de volgende zaken: - het brandgedrag (Onmiddellijke vlam? Grote vlam? Geen vlam? Smelten?…) - de waargenomen geur (Verbrand papier? Verbrand haar?…) De verschillende vaststellingen worden schematisch aan het bord genoteerd om dan later over te nemen op een werkblad. Vaststellingen: -Wol: dierlijke vezel: geen vlam, verbrande geur van haar, vlees -Nylon: scheikundige vezel: plotse vlam, stinkt (zure geur) en smelt -Katoen: plantaardige vezel: mooie heldere vlam, geur van verbrand papier Er wordt ook besproken welke invloed dit kan hebben op het maken of aankopen van een voorwerp of kledingsstuk, het dragen van bepaalde kledij, …. o Is het echt veilig om een tafellaken te leggen op de feesttafel? o Welke truien dragen we beter niet? o Wat gebruik je beste als lont om iets aan te steken? o Uit welke materie maak je het beste de draperieën van een bureel? 3. Verwerking: Soort bij soort De leerlingen hebben vooraf allemaal enkele oude kledingstukken meegebracht naar de klas. Ze bekijken samen de etiketten, die erin staan. Er wordt gezocht naar een wollen, katoenen of nylon kledingstuk. Aan de hand van de wasvoorschriftenkaart (zie bijgevoegd kopieerblad) leren ze de betekenis kennen van de verschillende pictogrammen. Ze knippen 1 etiket uit en kleven dit op het werkblad. Ze tekenen de pictogrammen over en noteren de betekenis ernaast. Aanzetten voor goede TOBO-praktijk – TOBO Accent West-Vlaanderen
Pagina 3 van 5
Stof tot nadenken – Nancy Cosaert – bijdrage 8
WERKBLAD 1. Noteer vier verschillende soorten textiel.
STOF TOT NADENKEN
Grondstof 2. De brandproef voor textiel. Noteer de namen van de grondstof in het textiel. We doen de brandproef. Wat je opmerkt, schrijf je in de juiste kolom neer.
Grondstof Brandbaarheid Geur Kleur van rook Rest 3. Waar komt het vandaan? Vul het schema aan.
Grondstof Herkomst Vezelsoort 4. Wat staat er op het etiket van mijn trui? Gebruik uw infofiche. Teken de pictogrammen over in de voorziene ruitjes. Noteer bij elk pictogram wat het betekent voor uw trui. pictogram
Dit betekent voor mijn trui dat hij …
Aanzetten voor goede TOBO-praktijk – TOBO Accent West-Vlaanderen
Pagina 4 van 5
Stof tot nadenken – Nancy Cosaert – bijdrage 8
INFOFICHE VOOR LEERLINGEN MATERIE wol katoen
75 % katoen 25 % polyester
Samengesteld textiel. Doorheen het katoen is 25 % kunststof toegevoegd
WASVOORSCHRIFTEN
CHEMISCHE REINIGEN
Een handwas beschermt het textiel
Het artikel moet naar de stomerij. Het textiel kan er behandeld worden met chemische producten.
De wasbeurt gebeurt het best met water van max. 40 graden
Het artikel is bestand tegen alle gebruikelijke oplosmiddelen.
Het streepje onder de wastobbe betekent dat het artikel best alleen gewassen wordt. Niet wassen
Het artikel is alleen bestand tegen perchloorethyleen, wasbenzine, white spirit Het artikel mag nooit naar de stomerij.
BLEKEN Niet bleken Koud bleken toegestaan. Soms staan de letters CL erin geschreven. Dan mag een weinig chloor worden gebruikt.
DROOGKAST Drogen in de droogkast toegestaan. Alleen drogen in de droogkast onder lage temperatuur toegestaan Drogen niet toegestaan in de droogkast.
STRIJKEN Strijken op hoge temperatuur. Strijkzool max. 200°C Strijken op gemiddelde temperatuur. Strijkzool max. 150°C Strijken op lage temperatuur. Strijkzool max. 110°C. Niet strijken
Aanzetten voor goede TOBO-praktijk – TOBO Accent West-Vlaanderen
Pagina 5 van 5