OPGAVEN EN INFORMATIE VOOR HET ONTWERPEND ONDERZOEK DE HOGE WOERD 28 JUNI 2004
INHOUDSOPGAVE
1
AANLEIDING EN DOELSTELLING VAN HET ONTWERPEND ONDERZOEK ................................................................................................ 1
2
SAMENSTELLING VAN DE ONTWERPTEAMS ................................................................................................................................................ 3
3
ONTWERPOPGAVEN VOOR BEIDE TEAMS ................................................................................................................................................... 3
4
BESTUURLIJKE AMBITIES EN UITGANGSPUNTEN ....................................................................................................................................... 5
5
OPZET EN ORGANISATIE................................................................................................................................................................................ 10
6
ACHTERGRONDINFORMATIE......................................................................................................................................................................... 12
7
DE LIMES: EEN KORTE GESCHIEDENIS ....................................................................................................................................................... 12
8
LEIDSCHE RIJN: EEN KORTE GESCHIEDENIS............................................................................................................................................. 15
9
LEIDSCHE RIJN: NU EN IN DE TOEKOMST IN VOGELVLUCHT ................................................................................................................. 17
10
DE HOGE WOERD: FACTS & FIGURES ......................................................................................................................................................... 31
BIJLAGE 1 PRAKTISCHE INFORMATIE .................................................................................................................................................................. 36 BIJLAGE 2 EFFECTIEVE GESCHIEDENIS: BOUWEN ONDER DE GEZICHTSHOEK VAN HET VERLEDEN .................................................... 38 BIJLAGE 3 ARTIKELEN ............................................................................................................................................................................................ 42 BIJLAGE 4 AANVULLEND KAARTMATERIAAL ...................................................................................................................................................... 52 BIJLAGE 5 VERSLAG RONDETAFEL DE HOGE WOERD – 25 MEI 2004 ............................................................................................................. 56
1
AANLEIDING EN DOELSTELLING VAN HET ONTWERPEND ONDERZOEK
KRUISPUNT VAN VERLEDEN, HEDEN EN TOEKOMST De Hoge Woerd, de meest zuidoostelijke punt van het Leidsche Rijn Park in Utrecht (zie pagina’s 2 en 6), kan worden getypeerd als het kruispunt van verleden, heden en toekomst. Wat het verleden betreft: op de locatie is een vrijwel complete Romeinse militaire nederzetting getraceerd, bestaande uit een legerkamp, een kampdorp, een rivier met kadewerken, een badhuis, wegen en grafvelden (zie pagina 8). Hoewel slechts voor beperkte delen opgegraven, is de topografie van deze nederzetting door allerlei onderzoek grotendeels bekend. Een groot gedeelte van De Hoge Woerd heeft de status van rijksmonument. Wat het heden betreft: gezien de culturele en programmatische uiterst complexe gelaagdheid van de locatie wordt voor dit onderdeel van het Leidsche Rijn Park externe deskundigheid vanuit uiteenlopende (ruimtelijke) disciplines gevraagd zich nader te verdiepen in de ontwerpopgave. En wat de toekomst betreft: over enkele jaren zal De Hoge Woerd als geografisch middelpunt van het nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn een hoogwaardig trefpunt vormen voor de circa 110.000 inwoners en, naar verwachting, nog vele andere bezoekers. Maar wat voor trefpunt? Als er één locatie in Nederland is waar een uniek archeologisch erfgoed uit de Romeinse tijd de confrontatie aangaat met een eigentijds programma (met tal van ruimtelijke claims en ambities), dan is het De Hoge Woerd. Gevraagd worden intelligente verbindingen tussen verleden, heden en toekomst voor 25 hectare temidden van de grootste VINEX-locatie van Nederland. ONTWERPEND ONDERZOEK Aan twee multidisciplinaire ontwerpteams, bijgestaan door deskundigen op aanvullende kennisgebieden, de opdracht om met behulp van ontwerpend onderzoek de culturele gelaagdheid van de locatie te duiden, een nieuwe betekenis te geven aan de locatie en uiteindelijk te vertalen in een of meer inrichtingsvoorstellen. Via analyse en ontwerp naar concrete voorstellen voor de inrichting en het gebruik van De Hoge Woerd. Het ontwerpend onderzoek van beide ontwerpteams – met zowel aandacht voor de procesgang als de uitkomsten – zal voor twee doeleinden worden benut. Ten eerste zal het – als een van de pilotprojecten van het project Strategieën en Ontwerpvisies voor de Limes (opdrachtgever: Stimuleringsfonds voor Architectuur in samenwerking met het projectbureau Belvedere) – de meervoudige culturele betekenis en toepassingsmogelijkheden van de Limes voor de vormgeving, de beleving, het gebruik en de analyse van eigentijdse (ruimtelijke) ontwikkelingen illustreren. Centrale vraag vanuit het project Strategieën en Ontwerpvisies voor de Limes is: wat voor toepassingsmogelijkheden uit het ontwerpend onderzoek levert de ‘Romeinse lading’ (i.c. de Romeinse verstedelijkingspatronen, de toenmalige functie van het gebied en de overlevering van verhalen) op voor een eigentijdse en onderscheidende betekenis (programmatisch, fysiek-ruimtelijk, visueel, belevingswaarde, etc.) voor deze locatie? En: hoe gaan de ontwerpers om met het interpreteren van de geschiedenis van de locatie? Ten tweede zal het – als bijzondere wijze van planvoorbereiding voor dit deel van Leidsche Rijn (opdrachtgever: projectbureau Leidsche Rijn) – benut worden ter verrijking van het Programma van Eisen voor De Hoge Woerd. Dit Programma van Eisen zal direct na het afronden van het ontwerpend onderzoek worden opgesteld door het projectbureau Leidsche Rijn. Centrale vraag die hieruit voorvloeit, is: welke cultuurhistorische aspecten vragen om een (her)interpretatie en/of benutting in de nieuwe ruimtelijke configuratie en programmering van de locatie?
1
2
2
SAMENSTELLING VAN DE ONTWERPTEAMS
Ter verkenning van de culturele gelaagdheid van en betekenisgeving aan de locatie zijn twee multidisciplinaire ontwerpteams samengesteld. Binnen beide teams is uitdrukkelijk gestreefd naar een combinatie van ruimtelijk ontwerpende disciplines (landschaps)architectuur en stedebouw en multimediale disciplines zoals media, vormgeving, beeldende kunst, fotografie en/of film. De wisselwerking tussen deze kennisgebieden garandeert enerzijds een ruimtelijk relevant product dat kan worden benut voor het opstellen van een Programma van Eisen voor de locatie zelf, anderzijds een aansprekende en vernieuwende wijze van visualiseren. Doel is immers de culturele lading en cultuurhistorische betekenis van de locatie ‘tot leven te brengen’ én ‘tot de verbeelding te laten spreken’. Beide teams zijn als volgt samengesteld: Team 1 - 51N4E, Brussel Freek Persyn Architect/stedenbouwkundige Wouter Davidts Criticus Lien Kneepkens Regisseur Irma Boom Vormgever Team 2 - KCAP, Rotterdam Ruurd Gietema Stedenbouwkundige Frank Werner Stedenbouwkundige Frederic Rossano Landschapsarchitect Pivo Wirfler Ontwerper De teams zullen begeleid worden door workshopleider Anna Vos, architect/stedenbouwkundige werkzaam bij Royal Haskoning.
3
ONTWERPOPGAVEN
VOOR BEIDE TEAMS
Het project Strategieën en Ontwerpvisies voor de Limes stelt zich ten doel om nieuwe denk- en werkwijzen over de omgang met geschiedenis binnen de ruimtelijke ordening te bevorderen. Dit betekent dat naast dominante opvattingen over erfgoed - waarbij het gaat om ‘erfgoed als archeologisch relict dat bescherming behoeft’ en ‘erfgoed als hedendaagse, mentale constructie van het verleden’ – juist verkend wordt hoe erfgoed als ‘effectieve geschiedenis’ kan fungeren. Oftewel, hoe een principieel oneigentijds en vooralsnog grotendeels onzichtbaar fenomeen als een onderdeel van de Limes een eigentijdse plaats krijgt in onderzoek, ontwerpprocessen, planvorming en ontwikkelingstrategieën. In bijlage 2 is een artikel opgenomen, waarin Jos Bazelmans en Jan Kolen de achtergronden bij en toepassingsmogelijkheden van een ‘effectieve geschiedenis’ nader toelichten. 3
Aan de ontwerpteams wordt gevraagd hoe zij het doorgaand verhaal van De Hoge Woerd een rol van betekenis geven bij het ordenen en herinrichten van De Hoge Woerd, temidden van al datgene dat in het landschap als object, fysieke structuur, betekenis of historische waarden is achtergelaten. Meer specifiek de ontwerpteams worden voor de volgende opgaven gesteld: 1. Van circa 40 tot en met de vierde eeuw na Christus heeft op De Hoge Woerd een militaire nederzetting – bestaande uit een castellum (legerkamp), vicus (kampdorp), badhuis, rivier met kadewerken, badhuis, wegen en grafvelden – gefunctioneerd. Deze nederzetting is uniek in zijn soort omdat het één van de laatste plekken in Nederland is waar het nog vrijwel compleet in het veld ligt en toegankelijk is voor wetenschappelijk onderzoek en publieke beleving. Weliswaar zijn slechts beperkte onderdelen van de nederzetting opgegraven, maar dankzij onderzoek en cultuurhistorische verkenning van Daf-architetecten zijn de topografie en fysieke verschijningsvormen van de oorspronkelijke bebouwing in grote lijnen bekend. a. Aan de ontwerpteams de opgave om de fysiek-ruimtelijke lay-out – zijnde respectievelijk het gehele ensemble van de nederzetting, de stedenbouwkundige structuur (inclusief de infrastructuur) van de nederzetting en de architectuur van individuele gebouwen – te vertalen in één of meer concepten en/of concrete voorstellen voor de herinrichting van De Hoge Woerd; en b. Aan de ontwerpteams de opgave om de (bewonings)geschiedenis al dan niet in combinatie met de fysiek-ruimtelijke lay-out (zie punt 1a) te vertalen in één of meer concepten en/of concrete voorstellen voor de herinrichting van De Hoge Woerd. 2. Grote delen van De Hoge Woerd zijn wettelijk beschermd op grond van de Monumentenwet 1988. Binnen dit beschermde gebied vallen echter deelgebieden waarvan de bescherming vanwege bijvoorbeeld complexe eigendomsverhoudingen nooit gerealiseerd is. En buiten het beschermde gebied zijn waarschijnlijk ook nog deelgebieden met een hoge archeologische waarde. Aan de ontwerpteams de opgave om, in het verlengde van hun concept(en) en/of concrete voorstellen voor de herinrichting van De Hoge Woerd, aan te geven hoe – tijdelijk en/of definitief – om te gaan met de hoge archeologische waarden en het fysiek transformeren ervan. Wat het fysiek transformeren betreft, zijn verschillende vormen denkbaar, waaronder: sparen van bodemarchief, uitgraven en musealiseren, maken van een musem in situ, zand erover en opnieuw beginnen, uitgraven met een nieuw landschap als resultaat, uitgraven en hergebruiken van historische artefacten in nieuwe projecten, toedekken en markeren van een betekenisvolle plek. Indien – en naar alle waarschijnlijkheid zal dit het geval zijn – de ontwerpteams een spanning constateren tussen enerzijds hun concept(en) en/of concrete voorstellen voor de herinrichting van De Hoge Woerd en de eisen van de Monumentenwet, zal moeten worden aangegeven op welke (technische, procesmatige, inhoudelijke) wijze hier mee omgegaan zou kunnen worden. 3. Ten aanzien van de herinrichting van De Hoge Woerd zijn drie, vrij breed gedragen, uitgangspunten geformuleerd. Ten eerste moet De Hoge Woerd een hoogwaardig verblijfsgebied worden met een aantrekkelijk en levensvatbaar cultuur-, horeca- en leisureaanbod dat zowel overdag als ’s avonds publiek (vanuit dit nieuwe stadsdeel, maar zeker ook van daarbuiten) genereert en exploitabel lijkt. Ten tweede zal De Hoge
4
Woerd in het bijzonder moeten aansluiten bij zijn directe omwonenden: zo’n 110.000 bewoners, voornamelijk jonge mensen met kinderen. Een of meer voorzieningen die aan de belangstelling van deze doelgroepen appelleert, lijkt randvoorwaardelijk. In dit verband wordt met name in de richting van (natuur-, milieu- en cultuur-)educatie en leisure gedacht. Ten derde zal De Hoge Woerd interessant moeten worden voor, een weliswaar kleine, groep van (archeologisch georiënteerde) deskundigen. Het combineren van dit pakket aan uitgangspunten moet resulteren in een ambitieus programma. Wat dit laatste betreft, zijn reeds de nodige ideeën – mede op basis van referenties in het buitenland – ontwikkeld. Het meest uitgekristalliseerd is het volgende kernprogramma: hoogwaardig gevisualiseerde archeologie met een spectaculaire presentatie van de Limes (schip?, multimedia?) en een trendsettend natuur- en milieucentrum die met elkaar fysiek en/of programmatisch verbonden zijn in het gebied waar de nederzetting (historisch en/of modern) gethematiseerd wordt. Aan de ontwerpteams de opgave om de drie uitgangspunten en het voorgestelde kernprogramma in hun conceptualisering en/of concrete voorstellen voor de herinrichting van De Hoge Woerd – op korte en middellange termijn – te betrekken. In dit verband kan erop worden gewezen dat naar alle waarschijnlijkheid door de gemeenteraad van Utrecht financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor het op korte termijn beleefbaar maken van de cultuurhistorie van De Hoge Woerd. 4. De Hoge Woerd kent een sluitende exploitatie, met als uitgangspunt de mogelijkheid tot interne verevening van kosten en opbrengsten. Dit betekent dat als dekking van (infrastructurele) voorzieningen, aanvullende verwerving en bouw- en woonrijpmaken, opbrengstgenererende programmaonderdelen moet komen te staan. Aan de ontwerpteams de opgave om dit uitgangspunt te hanteren bij hun conceptualisering en uitwerking in concrete voorstellen. 5. Aan de ontwerpteams de opgave te expliciteren hoe de geschiedenis van De Hoge Woerd alsmede de multidisciplinaire samenstelling van het team hen geïnspireerd en/of belemmerd heeft bij het ontwerpend onderzoek naar de profilering, de programmering en de (her)inrichting van de locatie.
4
BESTUURLIJKE AMBITIES EN UITGANGSPUNTEN
Voorgaande ontwerpopgaven zijn in een rondetafelbijeenkomst d.d. 25 mei 2004, voorgelegd aan betrokken bestuurders en ambtenaren van de provincie en gemeente Utrecht en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (zie bijlage 5 voor een verslag van deze bijeenkomst). De bijeenkomst heeft geleid tot de formulering van een aantal ambities en uitgangspunten. De belangrijkste worden aan de ontwerpteams meegegeven: - de ambitie is hoog: maak een statement; - het rijksmonument mag niet worden aangetast, tenzij...; - ga innovatief te werk en gebruik de beperkingen van de ontwerpopgaven als inspiratiebron; - maak geschiedenis en maak deze aansprekend; - put inspiratie uit het verleden, maar ontwerp en programmeer met de blik vooruit; - zet in op een snelle (en mogelijk tijdelijke) interventie. De toon moet snel en duurzaam gezet worden; 5
-
richt de ontwikkelingsstrategie op groei en fasering;
6
7
8
9
5
OPZET EN ORGANISATIE
RONDETAFEL Toelichting:
Locatie: Tijd:
Voorafgaand aan de ontwerpateliers wordt een bijeenkomst belegd met ambtelijke en bestuurlijke vertegenwoordigers van de gemeente en mogelijkerwijs ook de provincie Utrecht. Doel van deze bijeenkomst is om de ontwerpvragen van commentaar te voorzien. Tijdens deze bijeenkomst worden toegelicht respectievelijk de uitkomsten van de cultuurhistorische verkenning van Dafarchitecten, de planvorming van De Hoge Woerd (inclusief startnotitie) en de opzet van de ontwerpateliers. Utrecht 16.00 – 18.00 uur
PRESENTATIE BUREAUS Toelichting: Voorafgaand aan opdrachtformulering aan twee multidisciplinaire ontwerpteams wordt aan vijf bureaus de gelegenheid gegeven zich te presenteren. Doel van de presentatie is om een eerste beeld te verkrijgen van de wijze waarop de bureaus de ontwerpvragen interpreteren en hoe zij aankijken tegen de multidisciplinaire samenwerking. Na de presentatie zullen twee bureaus gevraagd worden te offreren. Locatie: Rotterdam, Stimuleringsfonds voor Architectuur Tijd: 09.00 – 16.00 uur
OPDRACHTBEVESTIGING EN BRIEFING/KICK OFF Toelichting: Tijdens deze bijeenkomst met een kennismakend karakter, worden de genodigde bureaus en de workshopleider nader geïnformeerd over het Strategieën en Ontwerpvisies voor de Limes en de ontwerpateliers De Hoge Woerd. Centraal staat de inhoud van het voorliggend document. Locatie: Utrecht, Informatiecentrum Leidsche Rijn Tijd: 14.00 – 16.30
CONCEPTUALISERING (EERSTE FASE ONTWERPATELIERS) Toelichting: De twee teams krijgen een maand de tijd om een of meer concepten ter verrijking van het Programma van Eisen uit te werken en te verbeelden. In deze maand zal een tussenbijeenkomst georganiseerd worden om de tussentijdse resultaten te vernemen.
10
W ORKSHOP CONCEPTONTWIKKELING Toelichting: Beide ontwerpteams presenteren hun tussentijdse uitkomsten in aanwezigheid van derden. Doel van de workshop is om de ideeënontwikkeling zo ver mogelijk op te rekken. Tevens is dit de gelegenheid dat beide teams op elkaar kunnen reageren. Locatie: Utrecht, Het Polman’s Huis Tijd: 9.30 – 18.00
UITWERKING CONCEPTEN EN FORMULEREN ONTWIKKELINGSSTRATEGIE (TWEEDE FASE ONTWERPATELIERS) Toelichting: De tweede fase van het ontwerpend onderzoek staat in het teken van het verder uitwerken van de concepten en, tegen de achtergrond van de startnotitie De Hoge Woerd – het formuleren van een ontwikkelingsstrategie. Wat dit laatste betreft gaat het vooral om aan te geven hoe de concepten, dan wel de kritische onderdelen van het concept, gerealiseerd moeten worden. Dit met oog op het formuleren van het Programma van Eisen na afloop van de ontwerpateliers.
W ORKSHOP ONTWIKKELINGSSTRATEGIE Toelichting: Tweede workshop waarin de resultaten uit de tweede ontwerpfase worden gepresenteerd. Op basis van het voortschrijdend inzicht worden de overige deelnemers van de workshop bepaald. Tweede workshop staat – met oog op ‘vertaling van het ideeëngoed’ in een Programma van Eisen – in het teken van het realiseringsvermogen. Hoe kunnen de concepten voor De Hoge Woerd, die centraal hebben gestaan in de eerste fase van het ontwerpend onderzoek, worden geoperationaliseerd? Bijzondere aandacht hierbij voor de korte en middellange termijn. Intentie is om de uitkomsten van deze tweede workshop, aan het eind van de dag, te presenteren aan de staatssecretaris voor Cultuur M. van der Laan, de wethouders W. Lenting en J. van Zanen van Utrecht en de gedeputeerde J. van Bergen van Utrecht. Locatie: P.M. Tijd: P.M. OPSTELLEN PUBLICATIE Toelichting: Het pilotproject De Hoge Woerd wordt afgesloten met een zelfstandig leesbare publicatie, waarin zowel de procesgang van dit pilotproject als de uitkomsten beschreven worden. Tevens een evaluatie van het verloop, zowel voor wat betreft De Hoge Woerd als de metadoelstellingen van het project Strategieën en Ontwerpvisie voor de Limes.
11
6
ACHTERGRONDINFORMATIE
Om het ontwerpend onderzoek te ondersteunen is de nodige achtergrondinformatie samengesteld: 1. Door het projectbureau Leidsche Rijn is de Startnotitie Hoge Woerd (d.d. 23 maart 2004) opgesteld. In deze Startnotitie is de locatie nader verkend op fysiek-ruimtelijke aspecten en is een inventarisatie van vereiste, gewenste en optionele programmaonderdelen opgenomen. De belangrijkste informatiepunten zijn in paragraaf 8 samengevat. 2. Vanuit het project Strategieën en Ontwerpvisies is nader onderzoek verricht naar de interpretatie van vondsten, zijnde de Gallo-Romeinse architectuur (i.c. de standarisatie van aanleg, situering en bouw van de castella), de Gallo-Romeinse stedebouw (i.c. de functionele zonering en planning van de stedelijke en militaire nederzetting met bijzondere aandacht voor openbaarheid en functiescheiding), het militaire en vooral infrastructurele systeem van wegen, verkeer en vervoer en een meer technische verkenning naar experimenteel hergebruik en herinterpretatie van het erfgoed. Daf-architecten heeft dit onderzoek verricht. De belangrijkste uitkomsten zijn in paragraaf 9 samengevat.
7
DE LIMES: EEN KORTE GESCHIEDENIS
In 58 v. Christus trekken de Romeinse legioenen Noordwest Europa binnen. Via Zwitserland, Frankrijk, België en West Duitsland bereiken ze Nederland, waar de opmars tenslotte tot staan komt, aan de zuidoever van de Rijn. In het Romeinse Rijk worden officieel geen grenzen erkend, aangezien de Romeinen zich in de nieuwe wereldorde beschouwen als heersers van een imperium sine fine (letterlijk: zonder grenzen). In werkelijkheid slagen de Romeinen er nooit in ten Noorden van de Rijn vaste voet aan de grond te krijgen. Grens kan in het Latijn vertaald worden als Fines, maar in de klassieke literatuur wordt hiervoor ook het begrip ‘Limes’ gebruikt. In enge zin wordt e met ‘Limes’ ‘grensweg’ bedoeld, alhoewel er in de Romeinse tijd ook ‘grens’ of zelfs ‘grensdistrict’ mee aangeduid wordt. Vanaf de 19 eeuw hanteren historici het begrip ‘Limes’ voor een met wallen en forten versterkte grens van het Romeinse Rijk. In deze laatste betekenis wordt de Limes – de Noordwestgrens van het Romeinse Rijk – in het project Strategieën en Ontwerpvisies voor de Limes gebruikt. In de loop der eeuwen is de Limes diverse malen van aangezicht en ligging veranderd. De fysieke verschijningsvorm van de Limes is vanaf de ‘stichting’ in 51 voor Christus, toen de legioenen van Julius Caesar het gebied ten zuiden van de Rijn binnentrokken, tot ca. 400 na Christus, toen de Limes definitief opgeheven werd, voortdurend veranderd.
12
ROMEINEN IN NEDERLAND Vanaf 51 voor Christus is Nederland ten zuiden van de Rijn bezet gebied. Anders dan dit lijkt te impliceren betekent dit niet dat er een groot aantal Romeinse legioenen in Nederland gelegerd wordt. Nederland heeft puur betekenis als militaire zone, een gemiddeld Romeins burger heeft in dit grensgebied weinig te zoeken. Nederland dient vooral als bron van belastinginkomsten, voedsel, personeel voor het leger en slaven. Regelmatig vinden er aanvallen van de Germanen plaats op de Romeinse Limes. Keizer Augustus besluit, omstreeks 12 v. Christus, een grootscheepse campagne te beginnen in het gebied tussen Rijn en Elbe. Belangrijke reden hiervan is het creëren van een extra militaire bufferzone. Startpunt van het project is de bouw van verschillende versterkingen langs de Rijn om de reeds veroverde gebieden te beschermen en als uitvalsbasis te gebruiken voor de aanval op de Germanen. Nijmegen is de belangrijkste uitvalsbasis voor campagnes over land. Alhoewel deze expeditie aanvankelijk een succes lijkt voor de Romeinen, wordt de expeditie ten noorden van de Rijn ook gekenmerkt door zware verliezen, zoals tijdens de beruchte slag om het Teutenburger woud, waar 20.000 Romeinse soldaten het leven laten. Wanneer keizer Claudius het bevel geeft het gebied ten Noorden van de Rijn te verlaten is de Rijn-Elbe campagne definitief ten einde. Vanaf dat moment, ca. 47 na Christus, zijn alle Romeinse activiteiten in Nederland gericht op het gebied ten zuiden van de Rijn. Op regelmatige afstanden (tussen de 5-10 kilometer) worden er over de gehele breedte van Nederland zo’n 20 grensposten. Deze grensposten worden met elkaar verbonden door middel van een verharde weg. Nog steeds is het onrustig in het Romeinse grensgebied. In 69 na Christus komen de Bataven, die zelf door de Romeinen naar Nederland zijn gehaald, in opstand. De Romeinen sturen een overmacht van troepen op de Bataven af, maar hoe de opstand precies is afgelopen weet niemand. Na de opstand breekt een lange stabiele periode aan in de grensregio, de Pax Romana, die zo’n eeuw zal duren (tot 170 n. Christus). Deze periode van stabiliteit en rust is de belangrijkste periode voor overdracht van de Romeinse cultuur en techniek. In deze periode krijgt Nijmegen marktrechten en verwerft een groot gedeelte van de Germaanse bevolking het Romeinse burgerrecht. Dit recht kan verkregen worden door 25 jaar in de Romeinse legioenen te dienen. Houten gebouwen worden opnieuw opgetrokken in steen, nieuwe forten worden aangelegd en het wegenstelsel wordt steeds verder verbetert. Ook verkrijgt de regio in deze periode een grote mate van zelfbestuur. Rond 170 na Christus wordt het weer onrustig in Neder-Germanië, onder meer door aanvallen van stammen ten noorden van de Limes. Door dienst in de Romeinse legioenen hebben de Germaanse volken inzicht verworven in krijgskunst en militaire inzichten van de Romeinen. De Romeinen reageren op deze dreiging door een steeds verdere decentralisatie door te voeren. Het gevolg hiervan is dat uiteindelijk de controle op de verre gewesten geheel instort. Omstreeks 275 na Christus bezwijkt de Limes. Alhoewel de Romeinen de Limes nog eenmaal herstellen gedurende de vierde eeuw na Christus krijgen ze de controle nooit geheel terug. Tekenend hiervoor zijn de vele verdragen die de Romeinen moeten sluiten om voortdurende aanvallen te voorkomen. Wanneer het Romeinse Rijk uiteenvalt in een Oostelijk en een Westelijk rijk wordt de Limes geheel opgeheven.
13
HISTORISCHE BETEKENIS VAN DE LIMES De Limes heeft een aantal belangrijke gevolgen voor de inrichting en economie van Nederland in de Romeinse tijd. De aanleg van de Limesweg maakt bijvoorbeeld oost-west verkeer mogelijk en de grensposten en castella van de Romeinen trekken veel bevolking aan. De belangrijkste nederzettingen in Nederland in de Romeinse tijd zijn Ulpia Noviomagus (Nijmegen) en Forum Hadriani. De komst van de Romeinen heeft echter niet alleen invloed op de inrichting en de economie van ons land. Ook in cultureel opzicht brengt de Romeinse bezetting vele veranderingen met zich mee. NEDERZETTINGEN Door de strategische ligging in het achterland is Nijmegen de belangrijkste nederzetting. Rond 10 v. Christus wordt een kampement ingericht, bestemd voor officieren en bevelhebbers. De Bataven krijgen een eigen stad (Oppidem Batavorum) in het huidige Nijmegen. Tijdens de Bataafse opstand 69 n. Christus brandt deze nederzetting tot de grond toe af, maar vlak daarna wordt een nieuwe stad gebouwd voor de Bataven (Ulpia Noviomagus Batavorum). Dit wordt een belangrijke marktplaats en verwerft marktrechten. Ook Forum Hadriani (terug te vinden onder een stadspark in het huidige Voorburg) verwerft ten tijde van de Pax Romana zowel markt- als stadsrechten. In de derde eeuw na Christus wordt deze stad ommuurd, net als Nijmegen, Cuijck en Maastricht. Dit heeft waarschijnlijk vooral te maken met de verzwakking van de Limes. Vlak na de ommuring wordt Forum Hadriani verlaten. W EGEN Het wegennetwerk is een van de belangrijke pijlers van de macht van het Romeinse Rijk. Langs de Zuidoever van de Rijn wordt de Limesweg aangelegd. Deze weg verbindt de verschillende grensposten en castella met elkaar en maakt voor het eerst een goed oost-west transport mogelijk. Vanaf de Limesweg lopen belangrijke routes naar het zuiden (Frankrijk en Rome). Deze routes zijn voor zowel militaire doeleinden als voor de handel aangelegd. Door de zompige ondergrond en vele moerassige gebieden verloopt de aanleg van het netwerk maar traag. W ATER Ook de Rijn krijgt een belangrijke functie voor handels- en militair transport. Het materiaal voor de wegenbouw (o.a. kiezels) wordt over de Rijn getransporteerd. Tijdens de Rijn-Elbe campagne trekken de Romeinse legioenen zich gedurende winterperiodes terug achter deze barrière van water. DE ROMEINSE BESCHAVING Wanneer de Romeinen in Nederland komen introduceren ze hier de organisatiestructuur en cultuur van het Romeinse Rijk. Is voorheen het Keltisch de voertaal, na de Romeinse bezetting is de voer- en schrijftaal van beschaafde mensen Latijn. Een ander belangrijk systeem dat de Romeinen in Nederland ingevoerd hebben is het rechtssysteem, dat nog steeds de basis vormt voor ons huidige rechtssysteem. Het muntgeld als betaalmiddel is eveneens een Romeinse uitvinding. Doordat Nederlandse soldaten in dienst van Rome met muntgeld betaald krijgen raakt het systeem ook in Nederland ingeburgerd.
14
De Romeinen brengen niet alleen veranderingen in de organisatiestructuur van de maatschappij met zich mee. Door de noodzaak voedsel te produceren voor grote concentraties bevolking ontwikkeld het landbouwsysteem zich steeds verder. Innovaties zijn immers noodzakelijk voor de voedselvoorziening. Ook nemen de Romeinen allerlei exotische producten met zich mee. Enkele voorbeelden hiervan zijn mediterrane producten zoals rijst, olijfolie en perziken. Door de aanleg van wegen is het beter dan voorheen mogelijk deze producten over lange afstanden te vervoeren. Het zijn overigens niet alleen de Romeinen zelf die veranderingen met zich meenemen naar het hoge Noorden. De soldaten die dienst nemen in de Romeinse legioenen worden doordrenkt van de Romeinse cultuur. Na 25 jaar dienst keren zij terug naar hun geboortestreek en nemen de cultuur met zich mee. Zo komt het dat ook op Nederlandse bodem Romeinse villa’s compleet met bijbehorende akkergronden en werkateliers verrijzen.
8
LEIDSCHE RIJN: EEN KORTE GESCHIEDENIS
De bewoonde geschiedenis van Leidsche Rijn begint in de brons- en ijzertijd (1000 v. chr.). Doordat Midden-Nederland in die tijd veelal uit moerassen bestaat leven de eerste bewoners in dit gebied op de door de Oude Rijn afgezette zandruggen. Omstreeks het begin van de jaartelling bereiken de Romeinen Nederland en maken van de Oude Rijn de grens - Limes - van het Romeinse Rijk. Om het Rijk te beschermen wordt langs de grens een reeks legerkampen of castella gebouwd. Zo ook in De Hoge Woerd. Van het castellum dat in De Hoge Woerd is gelokaliseerd wordt verondersteld dat het in zijn laatste, stenen fase 120m lang en circa 85m breed was. Uit onderzoek is gebleken dat er voorafgaand aan de stenenfase, diverse houtbouwfasen van het castellum zijn geweest. Rondom het castellum lagen één of meerdere verdedigingsgrachten waarin geen water stond. In een castellum waren 500 soldaten gelegerd, die voor een deel uit het gebied van de Middellandse Zee kwamen. Omdat de bezetting van het fort gevoed en gekleed moest worden, groeide de welvaart en het aantal bewoners in Leidsche Rijn. Ook hiervan zijn sporen terug gevonden. Zo is in De Hoge Woerd naast het castelllum een vicus of kampdorp gelokaliseerd. Dit kampdorp lag als een schil rond het castellum. Hier woonden de vrouwen en kinderen van de soldaten en ambachtslieden. Ten noorden van het castellum ligt een badhuis dat voor verschillende groepen bewoners geopend was. Het badhuis is in 1940 ten dele opgegraven. Aan de e noordoostzijde van de Hoge Woerd ligt een grafveld waar vanaf het einde van de 1 eeuw crematieresten werden bijgezet. Op ander plaatsen in Leidsche Rijn zijn twee Romeinse vrachtschepen, een wachttoren en diverse gebruiksvoorwerpen gevonden. In bijlage 3 zijn diverse artikelen over deze archeologische vondsten opgenomen. Rond het jaar 270 trekken de Romeinse troepen weg. Pas rond 700 worden de hoger gelegen delen langs de rivier weer bewoond. Rondom de nederzetting liggen de akkers die samen ‘de eng’ heten. In de lager gelegen delen wordt het vee geweid. Vleuter Weide, Hoge en Lage Weide herinneren hier aan. Buiten de nederzettingen en de akkers is nog steeds voornamelijk bos en moeras. De grote landeigenaar is de Utrechtse bisschop die uit naam van de koning het gebied bestuurt. Omdat het aantal bewoners groeit worden andere hoge gronden langs de rivier voor landbouw geschikt gemaakt. Dit gebeurt stapsgewijs en is nog steeds te zien in de onregelmatige ‘blokverkaveling’. Na het jaar 1000 worden moerassen ontwaterd door evenwijdig aan elkaar lopende sloten, de zogenaamde vletsloten. Langs die brede sloten 15
vestigen zich boeren, die percelen gaan bebouwen. Zo ontstaat het typische Hollandse landschap met lintbebouwing. Naast de lintbebouwing ontstaan ook ander vormen van nederzettingen zoals Vleuten: dorpen met een kerk en bebouwing daar omheen. Sommige families doen het beter dan andere en dit is in de Leidsche Rijn en omgeving nog steeds zichtbaar. De families dienen de landsheer (bisschop) en worden hiervoor ander andere met land beloond. Zij bouwen huizen en boerderijen met een gracht. Een aantal is op den duur uitgegroeid tot kastelen zoals Nyeveld, Den Ham en Voorn. De Nederlandse steden groeien gestaag en de meeste woningen worden inmiddels van baksteen gebouwd. Na 1400 worden dan ook grote stukken land als kleigroeve gebruikt. Het land wordt ‘afgevlet’ en de klein via de vletsloten afgevoerd naar de steenbakkerijen. In de wijk Langerak vormen die oude vletsloten een onderdeel van het stedenbouwkundig ontwerp. Omstreeks 1385 wordt een aantal op elkaar aansluitende sloten breder gemaakt, zodat de Leidsche Rijn ontstaat. Deze drukke vaarweg wordt in de 17e eeuw verbreed. Ook komt er een goed jaagpad voor de trekschuiten langs. Dit jaagpad blijft tot 1884 in dienst, want inmiddels hebben het wegvervoer en de trein haar rol overgenomen. Na 1850 maken de akkers in Leidsche Rijn plaats voor boomgaarden en tuinderijen. In 1905 wordt de Groenten- en Vruchtenveiling Utrecht en Omstreken opgericht. Vanaf het midden van de 19e eeuw worden steeds meer spoorwegen, kanalen en wegen aangelegd. Tussen Utrecht en het landelijke gebied ten westen van de stad ontstaat een complete 'verkeerscorridor', waaronder de sporen naar Amsterdam (1843) en Rotterdam (1855),het Merwedekanaal (1892), het Amsterdam-Rijnkanaal (1952) en de A2 (1954).
16
9
LEIDSCHE RIJN: NU EN IN DE TOEKOMST IN VOGELVLUCHT
De tijd van akkers, boomgaarden en tuinderijen in Leidsche Rijn is voorbij wanneer de gemeenteraden van Utrecht en Vleuten - De Meern in 1996 het Masterplan Leidsche Rijn vaststellen. Sindsdien wordt hard gewerkt aan de ontwikkeling van de grootste VINEX-locatie van Nederland. In 1997 is de eerste paal geslagen. Er wonen nu meer dan 10.000 mensen en de eerste bedrijven, winkels, zorgcentra, scholen en andere voorzieningen zijn geopend. De bouw van Leidsche Rijn duurt tot 2017, tegen die tijd wonen er 110.000 mensen en zijn er 40.000 arbeidsplaatsen. Leidsche Rijn bestaat dan uit de woonwijken Langerak, Parkwijk, Veldhuizen Vleuterweide, Terwijde, De Woerd en Het Zand. Naast deze woonwijken worden er 5 bedrijventerreinen langs de A2 gerealiseerd met aan de oostkant Leidsche Rijn Centrum. Centraal in Leidsche Rijn ligt het Leidsche Rijn Park met in de zuidoosthoek De Hoge Woerd.
Deelgebied Vleuterweide Veldhuizen De Balije Langerak 1 langerak 2 Parkwijk-noord Parkwijk-zuid Terwijde Het Zand Haarzicht De Woerd Deelgebied G
Aantal woningen ca. 6.000 ca. 3.400 ca. 700 ca. 900 ca. 700 ca. 1.250 ca. 1.350 ca. 3.500 ca. 4.100 ca. 700 ca. 600 ca. 6.000
Aanvang/ gereed 2002/ 2011 1998/ eind 2006 2004 1998/ 2000 1999/ 2000 – 2006 2000/ 2001 – 2005 1999/ 2000 – 2004 2002/ t.m. 2009 2003/ 2011 onbekend 2005/ 2006 - 2007 2007
Start verkoop 2002 2003 medio 2002 onbekend -
Tabel 1 - Woningbouwprogramma Leidsche Rijn
17
18
AMBITIES EN RANDVOORWAARDEN De kern van de ambitie voor Leidsche Rijn wordt gevormd door de volgende elementen: De bouw van Leidsche Rijn moet een verrijking zijn voor Utrecht als geheel. Zo moet Leidsche Rijn het evenwicht terugbrengen in de Utrechtse markt voor woningen, kantoor- en bedrijfsruimten. De bewoners van Leidsche Rijn moeten trots zijn op het gebied waar zij wonen. Een belangrijke maat voor die trots is het cijfer dat de bewoners Leidsche Rijn geven. De bewonerstevredenheid moet minimaal een zeven zijn (vergelijk de Wijkenmonitor). Leidsche Rijn is een deel van Utrecht. Het stadsdeel moet ook aantrekkelijk en bereikbaar zijn voor de Utrechters die er niet wonen. Leidsche Rijn moet toekomstvast worden gebouwd: het stadsdeel moet in staat zijn zich aan te passen aan de ontwikkelingen in de samenleving. Het gebied waar Leidsche Rijn wordt gebouwd heeft een grote cultuurhistorische kwaliteit. In de ontwikkeling van het stadsdeel moet de ´biografie´ tot uitdrukking komen. Hierbij staan de volgende randvoorwaarden centraal: De woningbouw in Leidsche Rijn moet de druk op de Utrechtse woningmarkt verlichten en bijdragen aan een evenwichtige bevolkingssamenstelling. Dat vraagt om een goede balans tussen de verschillende woningcategorieën die worden gebouwd. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor de sociale sector. 20% (Veldhuizen en Vleuterweide) tot 30% (overige plandelen) van de woningen in Leidsche Rijn wordt in de sociale sector gebouwd. Een zorgvuldige inpassing (integratie) van de A2 is noodzakelijk. De ontwikkeling van de (dorps-)kernen Vleuten en De Meern en die van Leidsche Rijn moeten goed worden afgestemd. De bereikbaarheid van Leidsche Rijn moet worden ondersteund door goed openbaar vervoer. Dat wil zeggen dat een goed openbaar vervoernetwerk (het HOV en aanvullende buslijnen) wordt gerealiseerd en dat er in Leidsche Rijn drie spoorwegstations komen. De aantrekkingskracht van Leidsche Rijn wordt voor een belangrijk deel bepaald door een grote verscheidenheid aan woningtypen en voorzieningen. Daar horen ook voorzieningen bij die gebiedsoverstijgend zijn. De realisatie van het Leidsche Rijn Park is een belangrijke voorwaarde voor de kwaliteit van Leidsche Rijn. De eindafrekening van Leidsche Rijn moet op nul uitkomen. Daarbij gaat de gemeente er van uit dat de rijksoverheid haar financiële toezeggingen nakomt. Met de marktpartijen en de rijksoverheid zullen harde productieafspraken over de woningbouw gemaakt moeten worden.
Belangrijk voor sociale samenhang is dat mensen zich thuis voelen, dat een wijk veilig is maar ook dat ze andere bewoners kennen en respecteren. Nu de samenleving van Leidsche Rijn langzaam vorm krijgt, is het ontstaan van een hoge mate van sociale samenhang essentieel. Waar ruimtelijke aspecten van invloed zijn op het ontstaan van sociale cohesie worden randvoorwaarden gesteld. De slag van grootschalig naar kleinschalig. Leidsche Rijn is het plangebied maar de verschillende deelplannen, wijken en buurten van Leidsche Rijn krijgen hun eigen karakter.
19
LANGERAK EN PARKWIJK Langerak en Parkwijk zijn de eerst ontwikkelde wijken van Leidsche Rijn met een verschillend karakter. Deze wijken grenzen aan De Hoge Woerd. De bouw van Langerak is eind 1997 gestart en inmiddels is meer dan driekwart van de 1.600 woningen opgeleverd. Het vroegere landschap met vletsloten, boomgaarden, knotwilgen en langgerekte kavels is als stedenbouwkundig uitgangspunt genomen. Er zijn veel kleine groene buurtjes, met elk hun eigen identiteit. Parkwijk ontleent zijn naam aan de parken die in en om het woongebied liggen, zoals het toekomstige Leidsche Rijn Park en natuurpark de Hoge Weide. Het karakter van Parkwijk is enerzijds stedelijk, met hoogbouw rond het Prinses Amaliapark en anderzijds rustiger en landelijker aan de randen van de wijk. In mei 2000 zijn de eerste van de 2.600 woningen in Parkwijk opgeleverd. Doordat de wijken relatief klein zijn en zo dicht bij elkaar liggen zijn veel voorzieningen voor zowel de bewoners van Parkwijk als Langerak gebouwd. Op het gebied van onderwijs en kinderopvang kennen Lagerak en Parkwijk, één kinderdagverblijf, twee peuterspeelzalen, zes basisscholen, waarvan er drie op termijn naar Terwijde en het Zand zullen verhuizen, en een VMBO-school, het Leidsche Rijn College. Een wijkcentrum wordt gerealiseerd in het voorzieningencentrum Parkwijk dat begin 2005 wordt opgeleverd. Het winkelcentrum Parkwijk krijgt ook een plaats in het voorzieningencentrum. Dit winkelcentrum krijgt twee supermarkten en circa 12 winkels voor dagelijkse levensbehoeften. Qua zorg is er een tijdelijk gezondheidscentrum ingericht waar o.a. huisartsen, fysiotherapie, een apotheek en het consultatiebureau zijn gevestigd.
20
HET ZAND Het Zand ligt centraal in Leidsche Rijn, tussen Terwijde aan de noordkant, het Leidsche Rijn Park aan de westkant en het toekomstige Leidsche Rijn Centrum aan de oostkant. Van 2004 tot 2008 worden in dit deelgebied circa 4.200 woningen in uiteenlopende prijsklassen gerealiseerd. De start van de bouw is gepland voor de zomer van 2004, de oplevering van de eerste woningen voor begin 2005. De eerste woningen worden gebouwd in de buurt De Bongerd, gelegen in de westelijke helft van Het Zand, tegen het Leidsche Rijn Park aan. Karakteristiek voor deze buurt zijn de bestaande linten, de glazen kassen en de over het gebied verspreide boomgaarden. Het woningaanbod is divers: van een sterk stedelijke en compacte bebouwing rondom de spoorzone tot vrijstaande woningen op ruime kavels. Aan de randen is er een grotendeels vastgelegde omgeving. Het zuidoostelijk deel van het plangebied is de afronding van Parkwijk. Voor de structuur van het westelijk gedeelte is het Leidsche Rijn Park in sterke mate bepalend. Alle straten in de oost-west richting zijn zodanig gelegen, dat zij loodrecht op het park uitkomen. In het noorden wordt de Stadsas bepalend ingericht als een boulevard met een stedelijk karakter. Er komen eengezinswoningen, gestapelde woningen, sociale huur- en koopwoningen, dure huurwoningen en goedkopere en duurdere koopwoningen. Naast diverse koop- en huurwoningen, komen er atelierwoningen, een hostel voor opvang van verslaafden en twee woonwagenlocaties met ieder vier woonwagens. Ook komt er woningbouw voor ouderen en begeleid wonen. Het Zand krijgt een kindercluster waar twee basisscholen, een kinderdagverblijf, een vrijetijdscentrum en een sportzaal zullen worden gerealiseerd. In het cluster komt verder een hortus en natuur- en milieu-educatietuinen in de nabijheid. Ook Het Zand krijgt naar verwachting in 2009 een gezondheidscentrum met o.a. een tandartsenpraktijk.
21
TERWIJDE Terwijde is het vierde grote woongebied van Leidsche Rijn dat wordt ontwikkeld. Omdat Terwijde grotendeels lager ligt dan de omgeving is het mogelijk woningen op, aan en in het water te bouwen. Centraal in Terwijde ligt het Waterwinpark. De bouw van de circa 3.500 woningen is inmiddels gestart en wordt volgens de huidige planning in 2009 afgerond. Er komen sociale huurwoningen en koopwoningen in verschillende prijscategorieën en kavelgroottes. Drie woonmilieus bepalen het karakter van Terwijde: Westelijke woonwijken Dit wordt Terwijde A genoemd. Een onderdeel van Terwijde A is Leypark. Hier geeft Projectbureau Leidsche Rijn in opdracht van de gemeente Utrecht in totaal 61 kavels uit voor particuliere opdrachtgevers. Eilandenrijk Het noordelijke deel van Terwijde is het meest waterrijk. Elk wooneiland krijgt een eigen sfeer. Zo komen er eilanden met woonboten en granchtenpanden. Het eilandenrijk is met brede watergangen verbonden met de Haarrijnseplas. Spoorzone Dit gebied rond het spoor krijgt een stedelijk karakter met een combinatie van wonen en werken in hoge dichtheden. Verder komen hier veel voorzieningen en het NS-station Utrecht-Terwijde. Ook in Terwijde worden voorzieningen geclusterd. Zo wordt er een kindercluster (twee basisscholen, een peuterspeelzaal, vrijetijdscentrum, sportzaal, atelier en bibliotheek), een multifunctioneel cluster (tijdelijke scholen, woon-werkruimten en een parkeergarage), een zorgcluster (zorgvoorzieningen en zorgwoningen) en een voorzieningencentrum (kantoren, winkels en woningen) met een winkelcentrum gerealiseerd.
22
VLEUTERWEIDE Vleuterwijde ligt tussen Vleuten en De Meern èn aan de rand van het Leidsche Rijn Park. Vleuterweide kan worden gekarakteriseerd als ruim en kleinschalig. Er komt relatief veel openbaar groen en laagbouw. Met de bouw van circa 6.000 woningen is inmiddels gestart en wordt volgens de huidige planning afgerond in 2011. Vleuterweide bestaat uit de volgende wijken: De Boomgaarden (meest zuidwestelijke deel): circa 600 woningen, variërend van huur- tot luxe koopwoningen. De Boomgaarden wordt een kindvriendelijke, nieuwe tuinstadwijk, met zit- en visplekken en verschillende speelterreinen; De Rietvelden (westelijke deel): basis voor dit plan wordt gevormd door de bestaande waterstructuur en agrarische verkaveling. Het plan kenmerkt zich door de vele waterlopen en een overheersende noord-zuidrichting van de bebouwing. Er worden circa 1950 woningen gebouwd; Het Centrum & de Hoven (oostelijke deel): het Centrum en de Hoven wordt opgezet zoals de oude landgoederen in de omgeving, waarbij het Centrum het landgoed is en de woonwijken eromheen de landerijen vormen. Kenmerkend voor de architectuur van de wijk is de combinatie van de opvallende frivole bouwstijl van het Centrum met de meer traditionele statige woningen in de Hoven. Het ontwerp van het Centrum komt van de hand van architect Rob Krier; De Tuinlanden (zuidoostelijke deel): circa 1.100 woningen. Opzet nog niet bekend; De Spore (noordoostelijke punt): in ontwikkeling. Vanwege een nieuw station en andere OV-verbindingen wordt gewerkt aan een plan met woon- werk combinaties. Er komt een kantorenzone en er worden circa 350 woningen gerealiseerd; De Hagen (noordoosten): in ontwikkeling. De Hagen wordt aan de west- en noordkant omsloten door bestaande bebouwing van Vleuten. De Hagen ligt ten noorden van de Noordelijke Stadsas en vormt de verbinding tussen Vleuten en Vleuterweide. In De Hagen worden woningen gerealiseerd in de semi-luxe en luxe categorie. In de wijk De Rietvelden wordt medio 2006 Kindercluster Noord geopend met drie basisscholen, drie kinderdagverblijven, een activiteitencentrum, een sporthal en sportvelden. In de wijk De Tuinlanden wordt in het voorjaar van 2007 het Kindercluster Zuid gerealiseerd. Deze voorziening is vergelijkbaar met Kindercluster Noord. Naar verwachting wordt eind 2006 Cultuurcampus Vleuterweide geopend. Hierin worden een middelbare school, een muziek- en dansschool, een bibliotheek en een religieus centrum gehuisvest. In De Hoven wordt in 2006 het gezondheidscentrum geopend met ruimte voor een huisartsenpraktijk, apotheek en tandartsenpraktijk.
23
VELDHUIZEN Veldhuizen ligt ten westen van De Meern in de vroegere gemeente Veldhuizen, dat in 1954 bij het toenmalige Vleuten-De Meern is toegevoegd. De wijk bevat zeven buurten: Polderland, Waterland, Hoogland, Eiland, Laagland, Rijnland en De Balije. In totaal komen er circa 3400 woningen in Veldhuizen. Het grootste deel van de huizen (70%) is al opgeleverd en verkocht. De Balije is het deelgebied dat de schakel vormt tussen de reeds langer bestaande wijk Nijevelt van De Meern en Veldhuizen. Er komen diverse woningtypen. De Balije wordt omgeven door een ruime groene, ecologische en cultuurhistorische setting. Er zijn een Romeinse weg en twee Romeinse schepen gevonden. De boerderijcomplexen De Balije en Het Klooster zijn behouden. Boerderij De Balije gaat fungeren als een ontmoetingscentrum met een terras en een horecavoorziening. In april 2003 is het kindercluster De Bonte Berg geopend. Hierin zijn drie basisscholen, twee kinderdagverblijven en een sporthal gehuisvest. Op het gebied van zorg kent Veldhuizen het gezondheidscentrum Veldhuizen met huis- en tandartsen, maatschappelijk werk, en een apotheek. Medisch Centrum Mesos heeft hier de vestiging Leidsche Rijn met onder andere een verloskundigenpraktijk. Voor de dagelijkse levensbehoeften heeft Veldhuizen een voorzieningencentrum met een supermarkt en verschillende kleine winkels.
24
DE W OERD De Woerd ligt ten zuiden van De Hoge Woerd, tussen Langerak en De Meern. Tussen 2005 en 2008 wordt er gebouwd aan circa 500 woningen. Dit deelplan krijgt een dorps en tuinstedelijk karakter. Het plangebied bestaat nu nog uit boomgaarden, weilanden en een manege. In het plangebied liggen ook bestaande woningen en bedrijven langs de Zandweg. Het bestemmingsplan is gebaseerd op het door de gemeenteraad vastgestelde Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPVE). Daarin is gekozen voor een noord-zuid oriëntatie van de wijk richting Leidsche Rijn. Dit patroon sluit aan op dat van De Meern. Van de ongeveer 500 woningen worden er 50 in gestapelde vorm gebouwd en zijn er 50 bestemd voor senioren. Toekomstige bewoners zijn voor voorzieningen als winkels en scholen aangewezen op De Meern, Langerak en Parkwijk. Wel kan er in de wijk een horecavestiging komen en wordt er ruimte gecreëerd voor 'maatschappelijke doeleinden'. Ook wordt de combinatie van wonen en werken mogelijk gemaakt. Het autoverkeer wordt hoofdzakelijk ontsloten via de Langerakbaan, mogelijk komt er ook een verbinding met de Castellumlaan. Daarnaast komt er een verbinding tussen De Woerd en de Zandweg. Langzaam verkeer kan de wijk ook verlaten via de Woerdlaan, twee verbindingen met de Zandweg, een verbinding met de Langerakbaan en via de groene zone die naar het J.P. Thijsselint voert. Haltes van het openbaar vervoer liggen op korte afstand buiten het plangebied aan de Rijksstraatweg en in Parkwijk.
Winkelcentrum Onderwijsvoorziening Kinderopvang Speelplek Zorgvoorziening Sportvoorziening Activiteitencentrum Bibliotheek Politiepost Kerk Park Dierenkliniek Hondentoilet
Langerak en Parkwijk 2 3 2 19 3 5 3 2 2 4 1 10
Het Zand
Terwijde
Vleuterweide Veldhuizen Vleuten (incl De Balije)
2 2 1 2 1 1 -
1 3 3 7 1 1 2 1 1 6
1 4 3 2 5 1 1 1 -
1 1 1 12 4 1 1 1 1 -
3 2 1 1 2 1 -
Tabel 2 - Aanwezig en gepland voorzieningenprogramma Leidsche Rijn
BEDRIJVENTERREINEN Rond de Leidsche Rijn liggen in de toekomst vijf bedrijventerreinen. Het bedrijventerrein Oudenrijn is een bestaand terrein dat op termijn wordt uitgebreid. De bedrijven- en kantorenlocaties Papendorp en De Wetering langs de A2 zijn op dit moment in ontwikkeling. Tegenover Papendorp, naast Oudenrijn wordt vanaf 2007 Strijkviertel gerealiseerd. Het is bestemd voor lokale en regionale bedrijvigheid en lichte industrieën.
25
LEIDSCHE RIJN CENTRUM In deelgebeid G op de kruising van de snelweg A2 en de spoorlijn Utrecht - Den Haag / Rotterdam wordt vanaf 2007 Leidsche Rijn centrum gerealiseerd met een programma tussen de 600.000 en 750.000 m2 bvo. Naast winkels zijn er onder andere een bioscoop, diverse horeca- en leisurevoorzieningen en kantoren gepland. Ook komen er minimaal 1.600 woningen.
2
Programma in m bvo
Visie Leidsche Rijn Centrum
Winkels Horeca Leisure Commerciële voorzieningen Niet-commerciële voorzieningen Woningen Kantoren Hotel/ congrescentrum Culturele trekker Totaal
45.000 8.000 15.000 6.000 25.000 200.000- 300.000 270.000- 320.000 15.000 15.000 599.000- 749.000
Tabel 3 - Gepland programma Leidsche Rijn Centrum (april 2004)
26
Leidsche Rijn Centrum wordt in vier deelgebieden gefaseerd ontwikkeld. Deelgebied 1, ten zuiden van het toekomstige Intercity station, is het hart van het centrum. Boven de winkel- en horecavoorzieningen in dit deelgebied worden woningen en kantoren gerealiseerd. Deelgebied 2 ligt ten noorden van het spoor en zal hoofdzakelijk bestaan uit woningen en kantoren mogelijk in de vorm van hoogbouw. In deelgebied 3 worden winkels, een gemeentelijk servicecentrum en een zorgcentrum gerealiseerd gericht op de bewoners van Leidsche Rijn. De belangrijkste verbinding tussen Leidsche Rijn en het centrum van Utrecht wordt gevormd door deelgebied 4. Hier zal een culturele voorziening worden gerealiseerd.
27
LEIDSCHE RIJN PARK Leidsche Rijn kent straks 10 parken waarvan het Leidsche Rijn Park met 300 hectare de grootste is. “…De opgave is om een park te maken in een bestaande situatie, met het geweld van de nieuwbouwwijken eromheen, rekening houdend met vele doorsnijdingen en met te handhaven elementen.” Uit deze opgave is een park ontworpen met een hoofdstructuur die bestaat uit: - een centraal gelegen groengebied dat door middel van een Parkmuur is afgescheiden van de overige delen. In dit centrale deel, de Binnenhof, ligt de nadruk op natuur en cultuur; - een lineair park van 12 kilometer, het Jac. P. Thijsselint. Dit lint is een doorlopende brede zone die het gehele park omringt. De zone bestaat uit een verhard pad met aan 1. weerzijden groen weides en een zoveel mogelijk doorlopende bomenrand. Het Jac. P. Thijsselint verbindt alle onderdelen van het park en de entrees vanuit de omgeving; - de Vikingrijn, oftewel de herstelde loop van de Oude Rijn. Deze maakt deel uit van de waterstructuur en het watersysteem van het park. Op twee plaatsen zijn zogenaamde Sportbossen met georganiseerde sport gecreëerd. De realisatie van het Leidsche Rijn Park verloopt in twee fasen. In fase 1 (tot 2008) wordt het Jac. P. Thijsselint gerealiseerd, een aantal (sport)verenigingen verplaatsten een start gemaakt met de aanplant van bomen en groen in de Binnenhof. In de tweede fase (na 2008) volgt het vervolg van de Binnenhof, de Parkmuur en de Vikingrijn.
2.
Amsterdamse Bos
Leidsche Rijn Park
4.
3. 5. 2. 1. 6.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
28
Het Jac. P. Thijsselint Het Sportbos De Binnenhof De Parkmuur De Vikingrijn De Hoge Woerd
29
OPENBARE RUIMTE Leidsche Rijn bouwt voort op het verleden. Archeologische ontdekkingen, cultuurhistorische elementen, cultureel erfgoed en de bestaande landschapsstructuur spelen een belangrijke rol bij de vormgeving van Leidsche Rijn. Deze elementen dragen bij aan het realiseren van een gevarieerd gebied met een eigen identiteit. Zowel bij het realiseren van diversiteit als van samenhang speelt de inrichting van de openbare ruimte een belangrijke rol. Elk deelgebied heeft een eigen unieke combinatie van openbaar groen, privé-groen en verharding. Ten behoeve van de noodzakelijke samenhang worden aan de andere kant verschillende deelplanoverstijgende elementen als eenheid ontworpen. Bij de selectie van deze elementen wordt aangehaakt op de geschiedenis van het gebied, de bestaande landschappelijke kwaliteiten en bestaande en nieuwe infrastructurele lijnen in het gebied. Ook is er voor gekozen de samenhang tussen de deelgebieden te versterken door de eenheid in materiaalgebruik en wegprofielen. Om de openbare ruimte in Leidsche Rijn net even boven het standaardniveau (‘sober en doelmatig’) vorm te kunnen geven heeft de gemeente een speciaal fonds ingesteld. De zorgvuldige inrichting van de openbare ruimte en het materiaalgebruik in Leidsche Rijn heeft van verschillende zijden lof geoogst. Zo is de openbare ruimte van Langerak in 2000 genomineerd voor de Omgevingsarchitectuurprijs.
30
10
DE HOGE WOERD: FACTS & FIGURES
UITGANGSPUNTEN EN RANDVOORWAARDEN Onderstaande randvoorwaarden en uitgangspunten zijn afkomstig uit de Startnotitie De Hoge Woerd van het Projectbureau Leidsche Rijn en worden ter kennisname meegegeven aan de ontwerpteams. Thema
Karakter
Uitgangspunt of randvoorwaarden
Plangrens
Uitgangspunt
Begrenzing van het plangebeid sluit één-op-één aan met aangrenzende plangebieden. Dit betekent dat de plangrens wordt gevormd door aansluitende woongebieden en de begrenzing van het ROB-gebied. Zie pagina X.
Bestemmingsplan Vleuten de Meern
Uitgangspunt
Het plangebied valt onder het bestemmingsplan Vleuten de Meern en is aangewezen als landelijk gebied. Na vaststelling van het PvE wordt er een nieuw bestemmingsplan ontwikkeld.
Eigendomssituatie
Uitgangspunt
Groot gedeelte is verworven en in eigendom van de gemeente Utrecht. Er is geen verwervingslijst meer. De overige percelen blijven in principe in particulier eigendom.
Archeologie
Uitgangspunt (ROB)
1.
2. 3.
4.
5.
De wettelijke bescherming van het grootste deel van de Hoge Woerd houdt onder andere in dat het verboden is zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning veranderingen in het gebied aan te brengen. Uitgangspunt is dat verstoringen aan het archeologisch monument voorkomen worden. Over een vergunningsaanvraag oordeelt namens de Minister de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek; hierbij worden andere belangen nadrukkelijk meegewogen. Bij nieuwe terreininrichting op wettelijk beschermde monumenten wordt doorgaans als norm gehanteerd dat het bestaande maaiveld intact moet blijven. Bij een aan de oppervlakte gelegen vindplaats als de Hoge Woerd is een belangrijk deel van de informatie immers mede gelegen in de doorgewerkte bovengrond, waarin een grote component vondstmateriaal aanwezig is. In beginsel is het dus zaak om bij het ontwerpen van de inrichting van de wettelijk beschermde terreindelen uit te gaan van een extra gronddekking voor alle inrichtingsmaatregelen die lichte bodemverstoringen teweeg brengen, zoals het aanbrengen van verhardingen en het planten van bomen en heesters. Deze ophoging mag echter niet zodanig zijn dat daardoor zetting en dus deformatie van archeologisch belangrijke lagen gaat optreden. Over de toelaatbaarheid van dergelijke inrichtingsmaatregelen zal nader overleg met de ROB plaats moeten vinden. Vanzelfsprekend bestaat er spanning tussen eventueel gebouwd programma en de eisen van de Monumentenwet. Hiervoor geldt in versterkte mate dat overleg met de ROB nodig is om te bezien of en in hoeverre aangepaste funderingswijzen mogelijkheden bieden voor de realisering van bouwwerken. Binnen het monument kunnen prioriteiten aangegeven worden betreft de beschermende status. Hierbij worden de beschreven hoofdelementen als hoogwaardig beschouwd. De overige gebieden hebben een lagere prioriteit en zijn daardoor minder gevoelig voor de geldende restricties.
Hinderzones
Uitgangspunten
Rekening houden met 50 en 60 db(A) contouren. Zie kaartmateriaal in de bijlage.
Infrastructuur
Uitgangspunten
Ten aanzien van de fietspadenstructuur: Aan de zuidzijde van de Burgermeester Middelweerdweg, fietspad in twee richtingen bereden;
31
-
Langs de Langerakbaan tot de kruising/ aanlsuiting Groenedijk tweezijdige in een richting bereden fietspaden; De Groendedijk nabij de Langerakbaan alleen fietsverkeer; Castellumlaan gemengd verkeer; Parkrandweg, eenzijdig in twee richtingen bereden fietspad aan de westzijde; Fietspaden in Jac. P. Thijssenlint primair een recreatief karakter Er is sprake van een doorverbinding c.q. kortsluiting door Leidsche Rijn Park van de utilitaire fietspaden langs de Burgermeester Middelweerdweg en de Langerakbaan. Ten aanzien van de autostructuur: Alendorperweg verkeersluw (ontsluiting aanliggende percelen); Burgermeester Middelweerdweg maakt of deel uit van Zuidelijke Stadsas of de Zuidelijke Stadsas zal een noordelijker tracé krijgen (klopt deze zin?); Langerakbaan maakt deel uit van Zuidelijke Stadsas. Waterhuishouding
Randvoorwaarden (harde)
1. 2. 3.
4. 5.
6. 7. 8.
Regenwater
De toekomstige peilen van primaire watergangen zijn opgenomen in het raampeilbesluit van HDSR. Voorkomen van schade door peilwijzigingen aan bestaande bebouwing. De minimum drooglegging bedraagt 1,0 m. De drooglegging is daarbij gedefinieerd als het verschil tussen het maximum oppervlaktewaterpeil en het straatpeil (vloerpeil woningen ligt hoger dan straatpeil). De minimum ontwateringsdiepte ter plaatse van wegen is 0,8 m. De minimum ontwateringsdiepte ter plaatse van openbaar groen en tuinen is 0,5 m. De minimum ontwateringsdiepte ter plaatse van nieuwbouw woningen is 0,5 m. Bij bestaande woningen is de minimum ontwateringsdiepte 0,8 m ten opzichte van het vloerpeil van de begane grondvloer mits dit niet strijdig is bouwkundige aspecten. Om voldoende circulatie in het watersysteem te bereiken, moet het watersysteem met watergangen in de omgeving verbonden zijn. Doodlopende watergangen zijn qua waterkwaliteit niet wenselijk. Het ontwerp van het totale watersysteem Leidsche Rijn schrijft principeprofielen voor [Nieuwe Stad, Schoon Water: ontwerp van het watersysteem Leidsche Rijn, Projectbureau Leidsche Rijn, 1997, Nieuwe principeprofielen, 2002]. Duikers en bruggen in hoofdwatergangen dienen in principe doorvaarbaar te zijn (doorvaarhoogte 1,00 m, doorvaarbreedte 2,50 m). De hoofdwatergang is onderdeel van een van de hoofdwaterroutes, die voor Leidsche Rijn gedefinieerd zijn. Alle watergangen met een breedte van tenminste 3,50 m op peilniveau worden met een maaiboot onderhouden. Deze maaiboot heeft een diepgang van 0,70 m en een reikwijdte van 3,0 m. Indien niet door een maaiboot kan worden onderhouden, is de aanleg van een schouwstrook van 3,00 m breedte langs de watergang nodig. Indien de watergang breder is dan 8,00 m, is de schouwstrook weerzijds nodig.
Randvoorwaarden (zachte)
Minimaal 75 % van de totale oeverlengte heeft natuurlijke oevers. Het is de bedoeling dat de hoofdwatergangen voor kanoën gebruikt kunnen worden.
Uitgangspunten
Verhard oppervlak wordt in principe afgekoppeld of in feite niet aangekoppeld. Regenwater van afgekoppelde oppervlakken dient bovengronds te worden afgevoerd naar infiltratievoorzieningen. Daken van gebouwen, welke langs het oppervlaktewater liggen, moeten direct afvoeren naar het oppervlaktewater.
32
PROGRAMMAVERKENNING In de programmaverkenning van het Projectbureau Leidsche Rijn zijn diverse mogelijke programmaonderdelen en initiatieven nader verkend. Randvoorwaarde is dat initiatieven aansluiten bij de centrale thematiek van De Hoge woerd. Deze thematiek kan worden verwoord in de thema’s; archeologie, mens en omgeving en ontmoeting en ontspanning. Verschillende programmaonderdelen hebben een verschillende status. Er is een onderscheid gemaakt in vereiste, gewenste en optionele programmaonderdelen. Onderstaande tabel geeft een overzicht. Status
Programmaonderdeel
Toelichting
Vereist
Wasbox
Vanwege het watersysteem in de Leidsche Rijn (wadi’s) en om vervuiling van het grondwater te voorkomen wordt autowassen voor de deur ontmoedigd. Middels een aantal clusters van wasboxen wordt aan de autobezitter een goedkoop alternatief geboden. Een van deze clusters van wasboxen dient aan de rand van de Hoge Woerd te liggen, tussen de Vlindersingel en de Groendijk. De wasbozen worden gerealiseerd op een kavel van circa 800m2 a 900m2. Potentiële investeerders en ondernemers worden gezocht middels een openbare aanbesteding. Naar verwachting zullen de autowasboxen bij de Hoge Woerd medio 2005 operatief zijn.
Gewenst
Natuur en milieucentrum (NMC)
Het NMC-Centrum is een verzameling, in het landschap aangepast of juist opvallende en aantrekkelijke, gebouwen en voorzieningen in de open ruimte waar mensen op velerlei wijzen en door middel van een grote verscheidenheid aan activiteiten en faciliteiten in staat gesteld worden in contact te komen met natuur, milieu en duurzaamheid. Functies: trekpleister (uniek in de geboden voorzieningen), deel van de omgeving (om de leefomgeving te leren begrijpen), winkel (info, ervaring en beleving te krijgen en te kopen), kantoor (coordinatie en regie op het gebeid van natuu-, milieu-, en duurzaamheidseducatie. In globale zin kan er onderscheiden worden: Een expositie- en cursusgebouw (infobalie, mediatheek, studieruimte, museum, kantoor-, les- en vergaderruimte); Een stadsboerderij Een buitenruimte met bijvoorbeeld educatieve tuinen
Archeologisch park
Een hoogwaardige aangelegde, parkachtige openbare ruimte met een eigen besloten karakter. Het gebouwd programma is beperkt en onderscheid zich door een lichtvoetige, paviljoenachtige architectuur. Gewenst is een enigszins afgeschermd verblijfsgebeid met talrijke plekken om te verpozen, te luieren, te picknicken enz. Onderdelen: ervaarbaar en beleefbaar maken lay-out van de Romeinse Nederzetting; archeologisch erf (koppeling met educatiecentrum) archeologisch bezoekerscentrum (biedt presentatie van de geschiedenis van het gebeid Leidsche Rijn, dat wil zeggen de hele ontwikkeling van het cultuurlandschap tot aan de VINEX-ingreep. Ook mogelijk Romeinse opgravingen als het Romeins schip, de fundamenten van een badhuis en een aantal bijzondere materiaal collectie te presenteren.
Terra Incognita
Dit is een particulier initiatief om te komen tot een natuureducatief park met een bijzondere thematiek. In het park worden modelmatige biotopen gerealiseerd. De keuze voor de verschillende thema’s van de biotopen is geïnspireerd 33
op de Romeinse geschiedenis. Terra Incognita stelt de volgende thema’s voor; het eiland in de Rijn, vissen en jagen in de Bataafse moerassen. Oppervlak: 500m2; oost Anatolië, bakermat van het schaap, de geit en veel graansoorten. Oppervlak: 200 m2; de tuinen van Cleopatra, gebaseerd op exotische tuinen in Egypte Oppervlak: 400m2. De wouden van de Rif, de cederbossen zijn leveranciers van heel veel kruiden en geneeskrachtige planten. Oppervlak: 500m2. Terra is een afgebakend geheel. Totaal bendodigd oppervlak: 1.6 ha. Daarvan is 6000 m2 bestemd voor weiden en vijvers, 5000 m2 voor tuinen en parkbos en 5000 m2 voor bebouwing. Optioneel
Trekkerscamping
Een mini-camping gericht op trekkers in een rustige, groene en milieuvriendelijke sfeer. Benodigde ruimte: 1,5 à 2 ha. Opstallen: kantoor, sanitaire voorziening, soort hangar om tenten en kleding te drogen en een aantal trekkershutten.
Momento duo
Een sauna-wellness-beautyresort. Een ruim opgezet bedrijf, in een sterk natuurlijke omgeving waar diverse badvormen, schoonheidbehandeling en massagemogelijkheden zijn. Oppervlakte: 6.500 m2, waar van bebouwd 1.500 m2. Voor parkeren is 2.500 m2 nodig.
Commerciële impulsen
Ook zelfstandige commerciële ontwikkelingen die passen binnen de thematiek van De Hoge Woerd zijn denkbaar. Gedacht kan worden aan een eigentijdse vertaling van een Romeins Badhuis.
FINANCIËN De exploitatie van De Hoge woerd is losgekoppeld van de exploitatie van Leidsche Rijn Park. Vanuit de exploitatie van Leidsche Rijn Park worden echter aan aantal zaken gefinancierd: - Verwerving van gronden (is reeds gebeurt) - minimale inrichting van een eenzijdige ontsluiting (kleischelpenpad) van het Jac. P. Thijsselint tussen het Leidsche Rijn Park en De Woerd. Uitgangspunten 1. Geen extra verwervingen. De zoektocht naar programmatische invulling met functies zal uit gaan van de huidige gemeentelijk eigendommen. Extra verwervingen zullen in de exploitatie van de Hoge woerd vereffend moeten worden. De inschatting op dit moment is dat extra verwervingen niet gecompenseerd zullen kunnen worden door extra opbrengsten. In het deelgebied De Hoge Woerd worden een aantal civieltechnische infrastructurele werken gerealiseerd ten behoeve van Leidsche Rijn. Deze infrastructurele maatregelen ontstijgen het belang van het plangebied De Hoge Woerd. De financiering van deze maatregelen vragen om nadere besluitvorming.
34
2. Programmatische verkenning. Hierbij is een onderscheid te maken in ´harde meer zekere functies´ en ´onzekere´ functies. Er is slechts een min of meer zekere functies aan te geven, te weten een NME (dekking in referentiekader 2003 aangegeven), Een van de onzekere functies is woningbouw i.v.m. de geluidscontouren vanuit infrastructuur. Realisatie van woningbouw is nagenoeg onmogelijk zonder uit te gaan van extra ontheffingen. Een andere functie betreft Terra Incognita en een archeologisch centrum. 3. Inrichtingsbudget. Uitgangspunt is dat het budget voor de aanleg van (nieuw) groen (Castellumpark) plus de financiering van de extra infrastructurele werkzaamheden plus bouw en woonrijpmaak kosten bij de realisatie van aanvullend programma geneutraliseerd dient te worden door opbrengend vermogen van inpasbaar programma binnen de Hoge Woerd. Uitgegaan wordt van een totaalplangebied van 15,3 ha
35
BIJLAGE 1 PRAKTISCHE INFORMATIE NAMEN EN ADRESSEN ORGANISATIE ERIC DIL – PROJECTLEIDER Projectbureau Belvedere Postbus 389 3500 AJ UTRECHT telefoon 030 2305010 mobiel 06 113 513 38 fax 030 2380915 e-mail
[email protected] TWAN ZEEGERS Projectbureau Leidsche Rijn postbus 8613 3503 RP Utrecht telefoon 030 286 47 99 fax 030 286 48 14 e-mail
[email protected] ERNEST PELDERS Projectbureau Leidsche Rijn postbus 8613 3503 RP Utrecht telefoon 030 286 47 99 fax 030 286 48 14 e-mail
[email protected] GUIDO WALLAGH DE LIJN bureau voor ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting Frederiksplein 43 1017 XL Amsterdam telefoon 020 6250421 fax 020 6254891 e-mail
[email protected]
36
SANDER BOS DE LIJN bureau voor ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting Frederiksplein 43 1017 XL Amsterdam telefoon 020-6250421 fax 020-6254891 e-mail
[email protected]
NAMEN EN ADRESSEN DEELNEMENDE BUREAUS 51N4E SPACE PRODUCERS Freek Persyn po.box 1346 B-1000 Brussel België telefoon 0032-25035089 e-mail
[email protected] KCAP Ruurd Gietema Postbus 50528 3007 JA Rotterdam Telefoon 010-4531010 e-mail
[email protected]
37
BIJLAGE 2 EFFECTIEVE GESCHIEDENIS: BOUWEN ONDER DE GEZICHTSHOEK VAN HET VERLEDEN “… Ik heb veel gebouwd: het is samenwerken met de tijd onder de gezichtshoek van het verleden, er de geest van vatten of wijzigen, hem dienen tot pleisterplaats in de richting van een langere toekomst: het is het onder de stenen wedervinden van het geheim der bronnen.” bron: Marguerite Yourcenar, Mémoires d’Hadrien Artikel van Jos Bazelmans en Jan Kolen over toepassing van effectieve geschiedenis uit: De Gewenste Geschiedenis; pleidooi voor het Limes-Programma (juni 2003) ‘Bouwen onder de gezichtshoek van het verleden’; het zou niet misstaan als motto voor het programma Belvedere! Maar het is geen nieuwe gedachte om het verleden als vertrouwde halte te gebruiken op weg naar een onzekere toekomst. Het is bijvoorbeeld zichtbaar in het werk van Hadrianus, de keizer wiens naam in de collectieve verbeelding het meest verbonden is met de limes. Zijn monumentale villa bij het Italiaanse Tivoli - het Versailles van Rome - is wel omschreven als een ‘boek van herinneringen’; herinneringen aan de historische plekken, steden en gebouwen die hij op zijn vele reizen had bezocht. Zijn buitenverblijf is daarmee een eerbetoon aan een Grieks en Egyptisch verleden. Op haar beurt vormde de villa van Hadrianus voor de Italiaanse bouwmeester Andrea Palladio (1506-1580), volgens sommigen de eerste ‘classicist’, een bron van inspiratie bij de bouw van vele landhuizen voor Venetiaanse bankiers en partriciërs; hij was zelfs één van de eersten die delen van de ruïnes van Hadrianus’ Tivoli met dat doel in kaart brachten. Tot slot, ook Palladio’s verwerking van het Romeinse verleden was niet zonder de invloed. Niet alleen in de 17 eeuw (Van Campen) maar tot op de dag van vandaag (Unger) zijn er vertegenwoordigers van het zogeheten palladianisme aan te wijzen. Het is niet moeilijk om andere, soortgelijke genealogieën te beschrijven. Met het oog op de voorliggende ontwerp-opgave concentreren we ons hieronder op vier voorbeelden waar het Romeinse verleden in Nederland of de Romeinse grensweg – of limes – in Nederland uitgangspunt was bij het bouwen onder de gezichtshoek van het verleden. Hoe verschillend ook, ze wijzen alle in eenzelfde richting als het gaat om de wijze waarop elke generatie iedere keer weer vorm geeft aan de gebouwde omgeving in het licht van wat eerdere generaties hebben achtergelaten. Ze laten tevens een in onze ogen verbluffende variatie zien. 1
Vergelijkbaar met Pallodio’s omgang met het klassieke verleden is het werk van de Leidse geleerde Peter Scriverius (1576-1660). Scriverius was één van de belangrijkste Hollandse oudheidkundigen van de Gouden Eeuw. In zijn Batavia illustrata (Leiden, 1609) bracht hij een grote verzameling Latijnse teksten over het oude Batavia samen, in combinatie met een voor die tijd uniek overzicht van de belangrijkste archeologische vondsten uit de tijd van de Bataven en Romeinen. Tegelijkertijd, en dat is belangrijk in dit verband, maakte hij studie van 1
Voor het onderstaande, zie S. Langereis, 2001: Geschiedenis als ambacht. Oudheidkunde in de Gouden Eeuw. Arnoldus Buchelius en Petrus Scriverius,
38
Romeinse teksten over de recrutering en training van soldaten, de samenstelling van de legioenen, krijgslisten en beroemde krijgsdaden, dede zeeslagen, én over de verdediging van legerkampen, vestingbouw en landmeting. Hij was daarmee een van de exponenten van de 16 en 17 eeuwse studie in de Hollandse gewesten van de klassieken ten dienste van het militaire bedrijf. De hervormingen van het leger door prins Maurits gingen daarop terug, evenals de vestingbouw van Simon Stevin. In dit licht is het op het eerste gezicht toevallige samenvallen in ruimtelijke zin de de van de Romeinse forten van Laurium en Fectio met respectievelijk de 16 -eeuwse en 18 -eeuwse vestingwerken van de stad Woerden en fort Vechten niet zonder betekenis. Weinig indrukwekkend, maar zeker ook niet zonder betekenis zijn de straten, gebouwen en monumenten die direct of indirect hun naam of betekenis ontlenen aan personen, gebeurtenissen of plaatsen uit het Romeinse verleden. Een uitputtende inventarisatie zou waarschijnlijk duidelijk maken dat in het gehele Nederlandse rivierengebied – de oude Romeinse grenszone - sprake is van een dichte spreiding van plekken en plaatsen met ‘klassieke’ namen. Zo maar wat in geografische zin verspreide voorbeelden: restaurant ‘De Brittenburg’ in Katwijk, boederij ‘Matilo’ bij Leiden, de ‘Castellumlaan’ in De Meern, verenigingslokaal Claudius Civilis in Pannerden en het ‘Trajanusplein’ in Nijmegen. Samen met de tientallen plaquettes, kleinschalige visualisaties en monumentjes vormen ze een organisch gegroeide en bescheiden markering van de Romeinse grens, die nieuwe initiatieven op dat vlak eigenlijk overbodig maakt. Van een geheel andere orde is een reeks van kerken die niet toevallig gebouwd zijn binnen of in de onmiddellijke nabijheid van oude Romeinse grensforten. In Nederland: Valkenburg aan de Rijn, Alphen aan den Rijn, Woerden, Utrecht, Wijk bij Duurstede en Nijmegen. In vrijwel alle de de gevallen heeft historisch en archeologisch onderzoek uitgewezen dat de forten in de tijd van de volksverhuizingen (i.e. de 5 en 6 eeuw) niet de ste meer bewoond waren; pas in de loop van de 7 of de eerste helft van de 8 eeuw werden ze weer in gebruik genomen. De kleine, postRomeinse stammen stelden blijkbaar geen belang in deze ruïnes, maar de Merovingische en Karolingische koningen des te meer! Op het moment namelijk dat de laatsten het Nederlandse rivierengebied in hun machtsbereik betrokken, legden zij – als erfopvolgers van het Romeinse rijk - een claim op het oude rijksbezit. Soms behielden ze de forten zelf, meestal werden ze echter geschonken aan loyale volgelingen of aan monniken die onder de lokale bevolking het geloof verkondigden. Van dit laatste zijn Woerden en Utrecht goede voorbeelden. Deze geschiedenis geeft ons een fascinerend doorkijkje naar de oorsprong van een reeks van stadjes en steden aan de Kromme en Oude Rijn. In het laatste voorbeeld van het ‘bouwen onder de gezichthoek van het verleden’ is geen sprake van een bewuste vorm van het zoeken van aansluiting bij een Romeins verleden. Het voorbeeld is ontleend aan de nieuwste inzichten in de geschiedenis van het Utrechtse plangebied ‘Leidsche Rijn’. In vele opzichten is deze Vinex-lokatie hèt voorbeeld van ‘behoud door ontwikkeling’. Bij de eerste inventarisatie van de in het gebied aanwezige cultuur-historische waarden waren de onderzoekers echter op het verkeerde been gezet. De verwachting was namelijk dat de weg tussen de Romeinse forten van De Meern en Woerden gesitueerd zou zijn op de stroomrug van de huidige Oude Rijn. Een toevalsvondst in het deelgebied Veldhuizen maakte echter duidelijk dat de Romeinen gebruik maakten van een zuidelijker route. Op de fossiele, zogeheten Heldammer stroomrug werden in de afgelopen jaren de spectaculaire resten blootgelegd van een grotendeels artificieel wegtracé en van een Hilversum (Verloren), blz. 113. 39
reeks wachttorens. Nu we het exacte verloop van de Romeinse weg kennen, zien we ineens dat hij tot op de dag van vandaag herkenbaar was! de Wat is namelijk het geval? Bij de ontginningen in de 13 eeuw werd een reeks van nieuwe boerderijen – waaronder De Balije, nu bekend van de opgraving van het Romeinse schip - gesitueerd op het hoogste punt in een uitgestrekt veengebied en dat was de Romeinse weg. Deze voorbeelden bieden een aanknopingspunt voor het formuleren van een perspectief dat het mogelijk maakt om de Romeinse limes en het landschap waarin ze was ingebed als een ‘ondergrond’ te kiezen voor ontwerp. Dit perspectief is te beschouwen als een alternatief voor twee dominante, maar tegengestelde opvattingen over erfgoed. Volgens de eerste of historiserende opvatting wordt erfgoed gezien als een product van de geschiedenis. Die historische ontwikkeling wordt voorgesteld als lineair: ze leidt langs een regelrechte lijn van de gebeurtenissen in het verleden naar de dode relicten in het heden. Dat is misschien wel het eerste waar bij het begrip erfgoed aan wordt gedacht: een kwetsbaar geheel van fossiele resten, die het verleden op miraculeuze wijze hebben overleefd. De tweede of constructivistische opvatting staat hier lijnrecht tegenover. Volgens deze opvatting moet erfgoed in de eerste plaats worden gezien als een contemporaine, ja zelfs mentale constructie van het verleden. Erfgoed wordt in deze opvatting gezien als een product van het heden en van de moderne samenleving, een moderne samenleving die de premoderne wereld weliswaar achter zich heeft gelaten, maar er maar niet in slaagt om van haar premoderne wortels definitief afscheid te nemen. Hoe zou de omgang met de limes er uit zien vanuit deze gangbare perspectieven op erfgoed? De eerste opvatting is gemakkelijk te vertalen. We hebben het dan over de limes als een reeks van relicten. Niet meer dan kleine fragmenten van het verleden, die we hoe dan ook moeten behoeden voor verder verval. De meeste archeologen kunnen moeiteloos aangeven om wat voor soort fragmenten het gaat. Nog even los van de vraag of dit beeld van het erfgoed een juiste is, zijn de implicaties van dit limes-begrip voor de culturele planologie snel duidelijk. Ten eerste valt er in de huidige vorm weinig aan te beleven. Er is immers maar weinig van doorgedrongen in het zichtbare en beleefbare landschap. Als een verzameling fragmenten bezit de limes, anders dan bijvoorbeeld de Nieuwe Hollandsche Waterlinie, geen enkele monumentaliteit. Wat resteert is een immanente geschiedenis: toegedekt en weinig tot de verbeelding sprekend voor de toevallige passant. En ga als ontwerper maar eens aan de slag met zo’n verborgen en weinig sprekende geschiedenis. Ten tweede moet het beeld van de limes als fragiel relict welhaast leiden tot een defensieve stellingname. Aldus beschouwd is de limes een zeer geschikt object voor allerlei programma’s in de sfeer van recreatie, toerisme en erfgoededucatie. Voor museale projecten dus, en veel minder voor de hedendaagse vormgeving en inrichting van het landschap. In de derde plaats heeft het natuurlijk verval van de limes er uiteraard voor gezorgd dat de oorspronkelijke ruimtelijke samenhang verdwenen is. Een ontwerper die zich wil laten inspireren door de limes moet zich dus noodzakelijkerwijs richten op brokstukken, op historische plekken, en op oplossingen in de sfeer van lokale architectuur. De tweede opvatting over erfgoed laat zich wat minder gemakkelijk vertalen naar het limeslandschap. Wie Pret! van Tracy Metz heeft gelezen, kan zich misschien enigszins voorstellen, waar zoiets in het geval van de limes toe zou kunnen leiden. We kunnen denken aan spektakelstukken zoals de heropvoering van het Romeinse verleden, compleet met officierstenten, levensechte Romeinen en attracties voor kinderen. Op zich niets 40
mis mee, maar wellicht niet wat binnen Belvedere wordt beoogd en wat mogelijk is. Ook in intellectuele zin kunnen we dit erfgoedperspectief concretiseren voor de limes. Denk aan een onkritische projectie van ons moderne concept van een grens op de rol en betekenis van grenzen in de Romeinse wereld, of een eenzijdige nadruk op de limes als een aan land gebonden verschijnsel, door onze fixatie op grond en land ondanks het idee dat wij Hollanders een heroïsche strijd hebben geleverd met en tegen het water. Deze beelden van de limes zijn echter niet dwingend noodzakelijk, om de eenvoudige reden dat de erfgoedconcepten die eraan ten grondslag liggen betwijfelbaar zijn. De limes is veel meer dan een doods, archeologisch relict, en tegelijkertijd ook veel meer dan een moderne constructie die zich goed leent voor het consumeren van spectaculaire historische ervaringen. Er is namelijk nog een derde opvatting over erfgoed mogelijk. Een visie op het erfgoed namelijk als historisch proces, als een eeuwenlange ontwikkelingsgang, waarbinnen voortdurend sprake is geweest van een actualisering van het verleden. De voorbeelden hierboven laten dat duidelijk zien. We zullen het niet onnodig ingewikkeld maken. We kunnen volstaan met de conclusie dat de limes niet zomaar een reeks fossiele fragmenten is, niet zomaar een reeks van zorgvuldig door de natuur verzegelde plekken, die regelrecht zijn overgeleverd uit de Romeinse tijd. En niet zomaar een onwenselijk bedenksel van onze eigen, moderne geest, cultuur en beleveniseconomie. De historische essentie van de limes ligt misschien wel in het hele lijnstuk tussen de Romeinse tijd en het heden, in de volledige geschiedenis van doorwerkingen, reïncarnaties en herinterpretaties van de limes in het rivierenlandschap tussen Nijmegen en Katwijk. Aldus beschouwd moeten we ons het erfgoed van de limes niet proberen voor te stellen als Nachlass, dus als een concrete nalantenschap, maar als Nachleben, als een materiële en immateriële doorwerking van de limes in de talloze landschappen die er daarna en erop zijn ontstaan, gegroeid en vormgegeven. Al deze opmerkingen raken aan de kern van wat de geschiedfilosoof Gadamer beschreef als de ‘effectieve geschiedenis’ (Wirkungsgeschichte). Daarmee plaatsen we de actuele ruimtelijke opgave in het limeslandschap in één lijn met die in het verleden. We moeten die opgave dan letterlijk zien als een representatie van de landschapsgeschiedenis, als een opgave om een principieel oneigentijds fenomeen een eigentijdse plaats te geven. In feite doen we dan niets anders dan hetgeen in het Nachleben van de limes altijd al en op allerlei manieren is gebeurd: het ordenen en inrichten van onze eigen wereld en ruimte temidden van al die zaken die door vorige bewoners in het landschap zijn achtergelaten, of dat nu gaat om objecten, fysieke structuren, betekenissen, teksten of historische waarden. Deze opgave maakt ons overigens niet uniek. Menselijke samenlevingen, waar ook ter wereld en in welke tijd dan ook, hebben niet anders gedaan – ze konden in feite niet anders. Het inrichten met geschiedenis is onderdeel van onze geografische conditie.
41
BIJLAGE 3 ARTIKELEN Romeinse resten in de Vinex-wijk de Volkskrant, Voorkant, 15 augustus 2000 Reportage door Philip van de Poel Archeologen zijn opgetogen over recente opgravingen die bewijzen wat eerder werd vermoed: in de eerste eeuw na Christus liep van Nijmegen tot Katwijk een goed onderhouden 'heerweg', die de noordgrens van het Romeinse rijk markeerde. 'De Romeinen begrepen het Nederlandse landschap verbluffend goed.' ZEG 'ARCHEOLOGIE' en menigeen denkt aan het goud dat blinkt in de documentaires van Discovery Channel en National Geographic. De tvarcheoloog duikt naar mysterieuze scheepswrakken, of probeert als een Indiana Jones eeuwenoude offergaven uit handen van grafrovers te houden. De werkelijkheid is een stuk prozaïscher, weet archeoloog Erik Graafstal. In rubber laarzen en een windjack staat hij op zijn werkterrein, de weilanden rond Vinex-gemeente Vleuten-De Meern. Op een doordeweekse werkdag is Graafstal, als archeoloog van het Archeologisch Dienstencentrum (ADC) gedetacheerd bij de gemeente Vleuten-De Meern, terug te vinden langs de rand van een blubberige sleuf in het Hollandse land. Bergen aarde en een graafmachine markeren de werkplek. De avontuurlijkste hindernis wordt gevormd door het prikkeldraad rond het perceel. Aan de andere zijde ziet de leek niet meer dan een gat in de grond. Graafstal herkent in het bodemprofiel echter nieuwe aanwijzingen voor een van de spectaculairste recente ontdekkingen in Nederland. 'Van het bestaan van de heerweg, die de noordgrens van het Romeinse rijk markeerde, bestond altijd wel een vermoeden', zegt hij, 'maar het is voor het eerst dat we de weg vrij liggend in het landschap hebben teruggevonden. We doen in Nederland wel eens zielig over het feit dat onze Romeinse resten zo bescheiden zijn, maar de aanleg van dit verdedigingssysteem moet een ongehoorde investering zijn geweest. Deze vondst toont aan dat er door Nederland in feite een Muur van Hadrianus loopt, niet van steen (zoals Hadrian's Wall in Engeland, red.) maar van aarde en hout.' De 'A1 van Romeins Nederland' vormde tussen het jaar 50 en 270 de ruggengraat van het grensverdedigingssysteem. Op de lijn NijmegenKatwijk verbond de weg een lange rij castra (legioensplaatsen), castella (kleinere legerplaatsen) en wachttorens. Hoewel archeologen altijd al vermoedden dat de weg de stroomruggen langs de oude bedding van de Rijn volgde, kon dit pas in de Vleutense nieuwbouwwijk Veldhuizen inzichtelijk worden gemaakt. De eerste resten werden in 1997 blootgelegd. Gaandeweg is de heerbaan over een lengte van 2,5 kilometer in kaart gebracht. Vleuten-De Meern is niet de enige plek waar onlangs Romeinse resten zijn opgediept. Door grote infrastructurele werken als de aanleg van de Betuwelijn en de bouw van de Vinex-wijken wordt het bodemarchief in versneld tempo blootgelegd. Hoewel de vondsten natuurlijk niet louter Romeins zijn, vormen de bouwactiviteiten juist voor het onderzoek naar de betekenis van de Romeinse aanwezigheid in Nederland een belangrijke impuls. Nieuwe vragen worden opgeworpen, nieuwe inzichten worden toegevoegd aan het tot voor kort nogal statische beeld van de Romeinse geschiedenis in Nederland.
42
Met het onderzoeksprogramma 'Limes en landschap' concentreren Graafstal en het ADC zich op 'de dialoog' tussen de Romeinen en het Nederlandse landschap. 'Het verhaal van de Romeinse grens oftewel limes gaat over veranderingen die diep in het landschap ingrijpen. Het tot dan toe egale Nederlandse landschap groeide door de aanleg van de grens uiteen', verklaart Graafstal. 'Uit ons onderzoek blijkt dat de Romeinen het Nederlandse landschap verbluffend goed begrepen.' De Romeinse vindingrijkheid blijkt onder meer uit hun gebruik van lokale grondstoffen. Rietbundels, grind, zand en hout waren de belangrijkste bouwmaterialen. Voor het landschap had dit grote gevolgen. Ontbossing was een rechtstreeks gevolg van de komst van de heerbaan. Ook het grondgebruik ten zuiden van de limes onderging grote veranderingen. Kleinschalige landbouw maakte plaats voor graanverbouw en paardenfokkerij, gericht op het onderhoud van de legioenen. Waar het ADC zich richt op de fysische en ecologische aspecten van de Romeinse aanwezigheid, bestudeert het Archeologische Instituut van de Vrije Universiteit (AIVU) de wisselwerking tussen de Romeinen en de inheemse bevolking. De geschiedenis van de Bataven en Cananefaten is lang vertroebeld geweest door een historiserende beeldvorming. Met name de Bataafse opstand (69 na Christus) vormde een dankbaar aanknopingspunt voor ideologisch geladen interpretaties. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden de Bataven opgevoerd als 'strijdb're braven' die de vrijheidszin in het bloed zat. De 18de eeuwse Patriotten kozen de Bataven zelfs als naamgever van hun Fransgezinde republiek. In de ogen van de anti-revolutionaire politicus Groen van Prinsterer waren de Bataven daarentegen 'woeste afgodendienaars, twistgierig, verslaafd aan drank en dobbelspel'. Iets van dit beeld is beklijfd; voor velen zijn de Bataven nog altijd in berenvellen gehulde barbaren die op boomstammen de Rijn afzakten. Volgens Nico Roymans, leider van het Bataven-programma van de VU, kunnen zulke clichés voorgoed worden opgedoekt. Dankzij een grote opgraving in de Tielse nieuwbouwwijk Passewaaij is er een duidelijker beeld ontstaan over de Bataafse samenleving. Aan de hand van duizenden opgegraven objecten kan voor het eerst het verhaal van Bataven en Romeinen worden gereconstrueerd. 'In de traditionele beeldvorming vormden de Bataven een homogene groep die vanuit Hessen naar de Betuwe kwam', vertelt Roymans. 'Ons onderzoek wijst er echter op dat het Bataafse stamverband een constructie van de Romeinse grenspolitiek was, een mix van heterogene groepen die in Nederland werd geformeerd. Het beeld van een onderontwikkelde cultuur die passief de Romeinse Hochkultur overnam klopt niet.' Monumentale resten heeft de Bataafse cultuur niet nagelaten, maar volgens Roymans doet dat niets af aan de Bataafse rol in het Romeinse rijk. 'Onder geen enkele stam is zo intensief gerecruteerd als onder de Bataven. Van elk gezin zaten minstens een of twee leden in het leger. De officieren konden lezen en schrijven en correspondeerden met het thuisfront over hun verblijf in Afrika, Engeland of Rome. Velen maakten deel uit van het netwerk van de Romeinse elite. Al woonden ze in een boerderij met lemen muren, het waren lieden die midden in de grote wereld stonden.' Opvallend is, hoe gemeenten proberen het pas ontdekte Romeins-Bataafse erfgoed te annexeren. De publieksfolder van gemeente Vleuten-De Meern, waar nieuwbouw hand in hand gaat met een gedeeltelijk herstel van de Romeinse weg, spreekt boekdelen. Een kleurige foto-impressie laat zien hoe de vijf meter brede weg als wandelpad in de nieuwbouwwijk kan worden ingepast. 'De confrontatie met tastbare resten van voorbije samenlevingen, juist in onze dagelijkse omgeving, kan gevoelens van identiteit versterken en zo bijdragen aan de kwaliteit van ons bestaan', zo staat er. Probeert de gemeente hier met een toefje Romeins verleden het Vinex-woongenot aan de man te brengen? Graafstal heeft er geen bezwaar tegen: 'Door de resten in de woonomgeving zichtbaar te maken, laat je zien dat er meer is dan Gamma-schuttinkjes en barbecuen. Ik denk dat de Romeinse aanwezigheid confronterend werkt en in die zin de blik verruimt.' 43
Louis Swinkels, conservator van museum Het Valkhof in Nijmegen, kan de manier waarop gemeenten het Romeinse verleden voor hun pr benutten wel waarderen. 'Aandacht op lokaal niveau is goed wanneer de overheden oog krijgen voor beleidsplannen voor het bodemarchief.' Swinkels zou het echter betreuren als gemeenten koste wat kost hun eigen vondsten willen beheren. Want dan dreigt de samenhang te verdwijnen. De trend om archeologische vondsten buiten het museum te presenteren, laat ook bij VVV's, de ANWB en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) zijn sporen na. Of de talrijke archeologische wandel- en fietsroutes de kijk op Romeins Nederland diepgaand beïnvloeden, is nog de vraag. Vooralsnog lijkt de Hollywood-Romein, onlangs nog in The Gladiator in de bioscoop te bewonderen, meer bekijks te trekken. Volgens Swinkels kan het archeologische bedrijf zijn voordeel doen met deze aandacht. Hij wil ook geen kwaad woord horen over de in wetenschappelijke kring bekritiseerde expositie Asterix en Europa van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Dat de Romeinen heus geen 'rare jongens' waren, ontdekt de museumbezoeker volgens hem vanzelf: 'De Romeinse collectie is heel herkenbaar. Het zijn vaak voorwerpen die je nu nog in het dagelijkse leven tegenkomt.' De belangrijkste Romeinse erfenis is volgens ADC-archeoloog Graafstal uiteindelijk niet materieel van aard. De opgravingen maken duidelijk dat de Romeinen de eerste 'Nederlanders' waren die op grootschalige, planmatige manier het landschap naar hun hand zetten. Graafstal wijst op de vondst in Vleuten-De Meern van een brug annex dijk langs de heerbaan. 'Deze vondst laat geen andere conclusie toe dan dat de Romeinen de natuurlijke afwatering hebben hersteld om verzadiging van het dijklichaam tegen te gaan. Het wijst erop dat de Romeinen op een heel intelligente manier aan watermanagement deden.' Die anekdote moet Vinex-planners als muziek in de oren klinken. Copyright: Poel, Philip van de
44
Vondst wachttoren Leidsche Rijn completeert puzzel ‘Romeinen lagen hier niet rustig in hun slaapzak’ Utrechts Nieuwsblad van 08-11-2002 Door Hans-Paul Andriessen UTRECHT - ,,Wat mij als archeoloog onder elektriciteit zette, was het moment waarop duidelijk werd hoe zwaar de wachttoren zelf was beveiligd tegen indringers. Er lag een greppel omheen waar scherpe stokken uitstaken als een opengesperde haaienbek. Neen, die Romeinse soldaten lagen hier niet echt lekker in hun slaapzak.’’ Archeoloog Erik Graafstal van de gemeente Utrecht is nog steeds beduusd van de ‘wereldvondst’ die hij en zijn collega’s die oktoberdag deden aan de rand van de wijk Vleuterweide. Bij toeval, want ze waren bezig met de opgraving van de Romeinse weg, die dwars door Leidsche Rijn liep. De weg liep langs de hele noordgrens van het Romeinse Rijk, vlak naast de Rijn die toen de grens vormde. Graafstal stapt met zijn rubber laarzen door de verse klei naar het opgravingsterrein dat achter een boerderij aan de Zandweg in De Meern ligt. Ongeveer een meter onder het maaiveld steken enkele dikke eikenhouten palen uit de grond. ,,Dat zijn de hoekpunten van de wachttoren. Een paal is 36 centimeter dik en bijna een meter lang. De toren was zeven meter hoog. Die paal moet echt een gevaarte zijn geweest.’’ Graafstal legt zijn hand op het eeuwenoude hout. ,,En dan te bedenken dat dit de eerste paal van een Romeinse wachttoren is die ooit gevonden is. Nog nooit is er zo’n stuk hout gevonden.’’ Die goede conservering is te danken aan de hoge grondwaterstand en het veen in Leidsche Rijn. Organisch materiaal werd hierdoor afgesloten van zuurstof, waardoor het niet kon vergaan. Het is de eerste keer dat in Nederland zo’n wachttoren is gevonden. ,,Op zich kennen we ze wel van andere delen van het Romeinse Rijk. Maar hier vormde de Rijn de natuurlijke barrière. Op plekken waar geen natuurlijke grens was, bouwden de Romeinen voor de verdediging torens op gemiddeld zo’n 800 meter van elkaar. Onder andere in Zuid-Duitsland tussen Rijn en Donau en in NoordEngeland de beroemde muur van Hadrianus. Er is altijd discussie geweest of de torens ook langs rivieren hebben gestaan. Nu blijkt dus dat we hier ook een soort muur van Hadrianus hebben gehad.’’ Opvallend is verder dat de gevonden toren uit circa 50 na Christus komt, dit blijkt uit aardewerk en mantelspelden die bij de toren zijn gevonden. ,,Dat is onverwacht vroeg. Daarmee is het waarschijnlijk de oudste van Noordwest-Europa. Die in Zuid-Duitsland en Engeland zijn vanaf het jaar 80 gebouwd.’’ Met de vondst van de wachttoren vielen de puzzelstukjes van het Leidsche Rijnonderzoek in elkaar. ,,We vermoeden dat we al eerder twee torens hebben gevonden, eentje 500 meter verderop en de ander 2500 meter. Maar dat wisten we niet zeker omdat de resten daar gedeeltelijk waren weggespoeld en nogal fragmentarisch waren.’’ Nu gaat Graafstal ervan uit dat alle drie de torens deel uitmaakten van een grote militaire verdedigingslinie, die langs de hele noordgrens heeft gelopen. In totaal moeten er zo’n 150 torens hebben gestaan in Nederland. Deze werden bemand met soldaten uit de 18 legerkampen (castella) die er in ons land waren, onder meer een in De Meern en een op het Domplein. ,,De wachttorens vormden het observatiescherm. Ze stonden op zichtafstand van elkaar. Elk kon een 45
complete rivierbocht in de gaten houden. Als er een vijandelijke infiltratie dreigde, gaven de soldaten een rook of lichtsignaal aan het castellum in De Meern. Daar konden dan troepen vandaan komen. Overigens zal dat niet vaak gebeurd zijn.’’ De geschiedenisboekjes kunnen de prullenmand in. ,,De vondst toont aan dat de Nederlandse grenssector veel intensiever bewaakt is geweest dan werd aangenomen. Het zag er ook veel fysieker uit: een gesloten reeks kloeke torens op zichtafstand van elkaar. Ook blijkt dat de grensstreek veel belangrijker is geweest dan werd aangenomen. De grensrivier, de weg en de verdedigingsklinie, er lag hier een kwetsbare bundeling van militaire infrastructuur. Dat maakt het onderzoek in Leidsche Rijn ook zo belangwekkend.
Transport van Romeins schip over weg en water 17 juni 2003 ‘Grootste berging in de Nederlandse archeologie’ Donderdag 19 juni a.s. gaat het Romeinse schip dat onlangs bij Leidsche Rijn werd opgegraven, op transport van Utrecht naar Lelystad. Het schip reist via de A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal. Dit is een spectaculaire onderneming, uitgevoerd door het bedrijf dat twee jaar geleden de berging van de Russische onderzeeër Koersk verzorgde. Naar verwachting arriveert het schip in de vroege avond in het gebouw van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in Lelystad waar het de komende jaren wordt geconserveerd. Het gaat hierbij om het meest complete Romeinse schip dat ooit gevonden is ten noorden van de Alpen. Tijdens twee publieksweekenden in mei trok dit schip 30.000 bezoekers. De opgraving Vanaf 3 maart jl. zijn archeologen van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) bezig met het opgraven van een Romeins schip in Leidsche Rijn (gemeente Utrecht). Momenteel wordt hard gewerkt om het schip gereed te maken voor transport naar het Nederlands Instituut voor Scheeps- en onderwaterArcheologie in Lelystad (NISA), de afdeling van de ROB die gespecialiseerd is in scheepsarcheologie. Het transport van het schip van Utrecht naar Lelystad zal vermoedelijk de gehele dag in beslag nemen. Bij de operatie wordt zwaar materieel ingezet. Bijzondere vondst bij toeval ontdekt Het schip is in 1997 bij toeval ontdekt tijdens de opgraving van de Romeinse weg bij De Meern. Uit metingen van de ROB in 2000 bleek dat het schip opgegraven moest worden omdat het anders op niet al te lange termijn zou verrotten. Na maandenlange voorbereiding zijn de archeologen van de ROB op 3 maart jl. begonnen met de opgraving. Het schip blijkt internationaal een unieke vondst te zijn. Ondanks zijn ouderdom (zo’n 1.800 jaar oud) is het bijna in zijn geheel bewaard gebleven. Opmerkelijk zijn de afmetingen van het schip (25 meter lang en 2,7 meter breed). Het schip is hiermee veel ranker dan de Romeinse schepen die eerder in ons land gevonden zijn. Uniek zijn de resten van een lage kajuit (roef), waarvan de wanden en deuren nog overeind stonden. In de roef zijn bijzonder veel uitzonderlijk goed bewaarde voorwerpen aangetroffen. Gereedschap - zoals vier schaven, twee zagen en een koevoet - een fraai bewerkte houten kast en twee kisten, maar ook een stylus (schrijfpen) en een fibula (mantelspeld) geven een goede indruk van het leven aan boord van dit Romeinse schip. De aanwezigheid van juist deze vondsten wijst erop dat het schip door een calamiteit is vergaan, zodat de bemanning geen tijd had de gebruiksvoorwerpen mee te nemen. Sporen van lading zijn niet aangetroffen. Mogelijk werd het schip niet gebruikt voor het vervoer van goederen, maar had het een andere functie. Wellicht was 46
het in gebruik bij de ingenieurs en bouwlieden van het Romeinse leger. Live op internet De werkzaamheden zijn op 19 juni ook te volgen op de speciale website www.romeinsschip.nl, via regelmatig vernieuwde berichten en beelden. Tevens zijn op deze site de weekverslagen van de opgraving te vinden inclusief een fotoarchief. Conservering Het ROB/NISA-gebouw in Lelystad beschikt over een conserveringsruimte waar het Romeinse schip de komende jaren wordt behandeld. Tevens worden houtmonsters genomen om de kapdatum van het scheepshout exact te dateren. De conservering vindt plaats in een voor dit schip speciaal vervaardigde bak. Het hele proces zal naar verwachting drie jaar in beslag nemen. Daarmee is de vondst veilig gesteld voor de toekomst. Het is de bedoeling dat het schip na conservering terugkeert naar Leidsche Rijn. Mogelijk wordt het onderdeel van een bezoekerscentrum over de Romeinse rijksgrens in ons land. Op dit moment doet de gemeente Utrecht onderzoek naar een passende locatie, waarbij zij tegelijkertijd de mogelijkheden verkent om hierbij samen te werken met overheden en particuliere deelnemers. 21 en 22 juni: Romeins weekend De Bataviawerf in Lelystad (buurman én samenwerkingspartner van ROB/NISA) organiseert ter gelegenheid van de komst van het schip, in het weekend van 21 en 22 juni een aantal activiteiten voor zijn bezoekers. Voor jongeren is er een bijzondere filmvoorstelling en er zijn diverse informatieve exposities. In het nabijgelegen ROB/NISA-gebouw vertellen deskundigen over het leven van de Romeinen en het werkveld van de ROB. Alle bezoekers kunnen kennismaken met de Romeinse keuken en verhalenvertellers doen uit de doeken hoe het er destijds aan toe ging. Uiteraard kunnen de bezoekers ook het schip in de speciale transportkooi bezichtigen. De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) draagt namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW) zorg voor het archeologisch erfgoed in ons land. Bovendien is de ROB het nationale kenniscentrum op het gebied van de archeologische monumentenzorg.Specifieke kennis van de ROB op het gebied van het maritiem erfgoed is aanwezig in het gebouw van het Nederlands Instituut voor Scheeps- en onderwaterArcheologie (NISA).
47
Romeinse stroomkering opgegraven 25 juni 2003 De afgelopen dagen hebben archeologen van de gemeente Utrecht in Leidsche Rijn resten blootgelegd van een zware stroomkering uit ca. 100 na Chr. De constructie stond aan de noordkant van de Romeinse weg, op een punt waar deze bedreigd werd door een rivierbocht. De basis bestaat uit een zware beschoeiing van dikke eiken planken, oorspronkelijk zeker 1,5 meter hoog, die overeind werd gehouden door eiken heipalen. Het talud daarboven, tevens de berm van de Romeinse weg, was afgewerkt met een mengsel van zware basaltblokken en plaggen. Het nu blootgelegde deel geeft een zeldzaam tastbaar beeld van een civieltechnische voorziening die ook vandaag de dag nog wordt toegepast. De vondst is gedaan in deelgebied De Balije, waar volgend jaar de woningbouw start. De opgraving is gelegen vlak naast boerderij De Balije, in de omgeving waarvan eerder het Romeinse schip en een Romeinse wachttoren werden gevonden. De nieuwe opgraving bevindt zich precies tussen beide eerdere locaties. Een klein stukje van de stroomkering was enkele weken geleden al te zien tijdens de open dagen rond het Romeinse schip. Deze week zijn de archeologen verder gegaan met het blootleggen van de constructie. Het geheel blijkt nu veel gaver bewaard zijn gebleven dan was gedacht en de zwaarte en omvang van het werk is voor Nederlandse begrippen ongekend. Het basalt moet per schip zijn aangevoerd uit de Duitse Eifel. Het eikenhout zal per vlot zijn getransporteerd uit Oost-Nederland of het gebied van de Midden-Rijn. Tot nu toe lijkt het erop dat de constructie dateert uit het jaar 100 na Chr., toen langs de Romeinse grens in Nederland een grote bouwcampagne plaatsvond op last van keizer Traianus (98-117). Een deel van de constructie is al in de Romeinse tijd bezweken, waardoor de eiken beschoeiingplanken voorover zijn gevallen en de basaltbrokken eroverheen zijn getuimeld. In deze toestand zijn de resten bewaard gebleven en op bijzondere wijze aan het licht gebracht. Aan de westzijde staat de constructie nog geheel overeind. De komende dagen zullen de houtresten onderzocht worden, waarbij ook enkele eiken heipalen uit de grond getrokken zullen worden.
48
Nóg groter Romeins schip ontdekt in Leidsche Rijn 26 juni 2003 e
Op circa 150 meter van de plek waar de afgelopen maanden onder grote belangstelling een 25 meter lang vrachtschip uit de 2 eeuw werd opgegraven, is nu opnieuw een Romeins schip gevonden. Het behoort tot hetzelfde type als het reeds geborgen schip, maar is nóg groter: waarschijnlijk tussen de 30 en 35 meter lang. De Utrechtse archeologen deden deze vondst gisteren tijdens het standaardonderzoek voorafgaand aan de bouw van de nieuwe wijk De Balije, onderdeel van het Utrechtse stadsdeel Leidsche Rijn. Let op: Het schip en de kade zijn alleen 27 juni te zien, daarna verdwijnen ze voor onbepaalde tijd onder de grond om uitdroging te voorkomen. Het schip is gezonken in dezelfde rivierbedding als het vorige week geborgen schip, vlak naast een imposante kadeconstructie die de afgelopen dagen ook is blootgelegd. Het schip is om diverse redenen bijzonder: • ook nu wijzen de eerste tekenen op een vrij goede en complete conservering; • opmerkelijk is de breedte van het schip, die voorlopig rond 4,75 meter wordt geschat. Op grond van de gebruikelijke lengtebreedte-verhoudingen past daarbij een lengte van tussen de 30 en 35 meter. Daarmee is het meteen een van de grootste Romeinse schepen die in Nederland zijn gevonden. Op grond van voorlopige e gegevens wordt het schip in de 2 eeuw na Chr. gedateerd. De archeologen vermoeden – gezien de ligging in de rivierbocht – dat het schip iets ouder is dan het vorige week geborgen schip, dat tussen 175 en 200 na Chr. wordt gedateerd. Het schip ligt afgemeerd (of is opzettelijk afgezonken) langs een forse kadeconstructie, opgebouwd uit eiken heipalen van ca. 30 cm doorsnee, waarachter eiken planken zijn geplaatst. Pal naast de kade ligt een Romeinse weg, die in de nieuwbouwplannen zal worden geïntegreerd. De oeverzone tussen de weg en de kade is afgewerkt met grote brokken basalt, die uit de Duitse Eifel met schepen – mogelijk zelfs dit schip – zijn aangevoerd.
49
Terug onder de grond Alles bij elkaar is het een ongebruikelijk tastbaar beeld van de Romeinse infrastructuur in dit gebied: een rivierbedding, een schip, een kade en een basaltoever. Dit beeld is alleen morgen nog te zien. In de middag verdwijnen het schip en de kade weer onder de grond, omdat het hout anders teveel zou uitdrogen. Het schip blijft de komende maanden zeker in de bodem liggen. De gemeente overlegt de komende tijd met betrokken instanties over allerlei mogelijke scenario's, variërend van duurzaam behoud onder de grond tot diverse manieren van opgraven. Verantwoordelijk wethouder voor Leidsche Rijn, W. Lenting, benadrukt dat het schip de huizenbouw niet zal vertragen omdat het onder openbaar terrein (toekomstige groenvoorziening) ligt. Het onderzoek ter plaatse wordt uitgevoerd door de archeologische dienst van de gemeente Utrecht. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), die assistentie heeft verleend bij de eerste verkenning en registratie van de scheepsvondst. Volgens wethouder archeologie J. van Zanen blijkt uit de snelle en adequate wijze van onderzoek nogmaals hoe waardevol de gemeentelijke archeologische expertise is. Van groot belang is dat ook deze vondst bezien wordt in samenhang met alle andere vondsten die inmiddels in Leidsche Rijn zijn gedaan door de Utrechtse archeologen.
50
Romeins schip geeft geheimen prijs 12 februari 2004 Stukje bij beetje geeft het Romeinse schip dat vorig jaar in De Meern (Utrecht) opgegraven werd zijn geheimen prijs. Voor de bouw van het grote vaartuig van 25 bij ruim 2½ meter was het hout van slechts drie eiken voldoende. Maar dat waren dan wel drie woudreuzen. Ze groeiden bijna 1.900 jaar geleden binnen of dicht bij de huidige Nederlandse landsgrens in de ‘Nederrijnse laagvlakte’. De scheepswerf moet daar ook gelegen hebben. Daarmee is sprake van het eerste ‘Nederlandse’ Romeinse schip dat we kennen. In 2003 werd in De Balije een Romeins schip opgegraven. Het bleek langer en smaller te zijn dan de in Nederland reeds gevonden exemplaren. Het unieke vaartuig kreeg de naam De Meern 1. Op 19 juni 2003 werd het in zijn geheel gelicht en vervoerd naar Lelystad. Daar wordt het nu in het gebouw van ROB/NISA geconserveerd en bestudeerd. Scheepshout en datering Tot voor kort dachten archeologen dat Romeinse schepen die hier gevonden werden, afkomstig waren van werven uit Midden- of Zuid-Duitsland. Van de bomen die voor De Meern 1 gebruikt zijn, is onlangs vastgesteld dat ze veel dichter bij huis groeiden. Waarschijnlijk binnen het huidige Nederland. Als de Romeinen de bomen niet over grote afstanden vervoerd hebben, werd de boot dicht bij de vindplaats gebouwd. Voor De Meern 1 zijn drie reusachtige eiken gebruikt. Eén voor de zijkanten, één voor de bodem en tenslotte een derde exemplaar voor de Lvormige elementen (kimgangen) die de overgang van de bodem naar de zijplanken vormen. Aan de groeikenmerken van de bomen valt af te lezen dat ze niet uit hetzelfde bos komen. Ze waren naar omvang zo bijzonder, dat de bouwers goed gezocht moeten hebben om dit drietal van uiteenlopende plaatsen bij elkaar te krijgen. Onderzoek van de jaarringen laat zien dat ze rond het jaar 148 na Christus omgehakt werden. Met een marge van zes jaar naar boven en beneden, was dat tussen 142 en 154 na Christus. Gelet op de lengte van De Meern 1 (25 meter) waren de eiken zeker 40 meter hoog. Uiteenlopen voorwerpen De Meern 1 bevat naast wat huisraad ook een aantal houten en metalen voorwerpen uit de late tweede eeuw. Ook werden in de kajuit resten van schoeisel (zolen, sandalen) aangetroffen. Deze dateren uit de periode 180-200 na Christus. Dat zegt in ieder geval dat De Meern 1 lang gebruikt is. Beslist langer dan de levensduur die men een Romeins schip tot voor kort gaf. Tussen de kajuit (het roefje) op het achterschip en de laadruimte, bevond zich een overdekt gedeelte. Op die plaats kwamen (in stukken) twee dakpannen te voorschijn. Ze zaten vol roetsporen; in de buurt lag een gedeeltelijk verkoolde pook, en ook in de directe omgeving werden wat brandsporen aangetroffen. Dit alles geeft aan dat de dakpannen als haardplaat functioneerden. Toen het schip verging, was de haard niet in gebruik. Eén van de dakpannen heeft een duidelijk leesbare stempel: VEXEXCNF. Volledig uitgeschreven staat er Vexillatio Exercitus Germanici Inferioris. En daarmee verwijst de pan naar zijn maker: een militaire eenheid uit Nedergermaans gebied.
51
BIJLAGE 4 AANVULLEND KAARTMATERIAAL
52
53
54
55
BIJLAGE 5 VERSLAG RONDETAFEL DE HOGE WOERD – 25 MEI 2004
Locatie: Tijd: Aanwezig:
Founderskamer Schouwburg Utrecht, Lucas Bolwerk 24, Utrecht, 030 – 2324125 16.00 - 17.45 uur J.G.P. van Bergen (GS Utrecht), S. Bos (DE LIJN), E. Dil (projectleider Limes), S.G. van Dockum (Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek), E. Graafstal (gemeente Utrecht), W.A. Lenting (B&W Utrecht), E. Pelders (projectbureau Leidsche Rijn), W. van der Poel (projectbureau Leidsche Rijn), P. Schaap (Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek), C. Visser (Daf-architecten), G. Wallagh (DE LIJN), en T. Zeegers (projectbureau Leidsche Rijn, voorzitter rondetafel). Afwezig met kennisgeving: J.H.C. van Zanen (B&W Utrecht).
Opzet Het projectbureau Leidsche Rijn en het Stimuleringsfonds voor Architectuur/projectbureau Belvedere zijn voor de herinrichting van De Hoge Woerd een samenwerking aangegaan. Deze samenwerking behelst een ontwerpend onderzoek door twee multidisciplinair samengestelde ontwerpteams, met als opgave te verkennen wat de ‘Romeinse lading’ kan betekenen voor de programmering en herinrichting van de locatie. Het doel van de bijeenkomst was om van gedachten te wisselen over de ambities ten aanzien van de locatie en de verwachtingen ten aanzien van het ontwerpend onderzoek en de samenwerking. Het rondetafelgesprek bestond uit twee delen. In het eerste deel is iedereen geïnformeerd over de voorbereiding van het ontwerpproces. Het tweede deel betrof een discussie, waarin een drietal vooraf geformuleerde vragen centraal stonden. Voorbereiding van het ontwerpproces Drie producten staan centraal. Ten eerste heeft het projectbureau Leidsche Rijn ter voorbereiding op het op te stellen Programma van Eisen voor De Hoge een startnotitie opgesteld, waarin (potentiële) programmaonderdelen, de cultuurhistorische waarde en overige ruimtelijk relevante eigenschappen van de locatie zijn verkend. Ten tweede heeft daf-architecten (in opdracht van het Stimuleringsfonds voor Architectuur/projectbureau Belvedere) een cultuurhistorische verkenning naar de interpretatie van de Romeinse architectuur, stedenbouw en de infrastructuur verricht. Tot slot is in overleg met beide partijen een informatiebundel opgesteld waarin het ontwerpend onderzoek in de context van het project Strategieën en Ontwerpvisies voor de Limes (Stimuleringsfonds voor Architectuur/projectbureau Belvedere) wordt geplaatst, informatie over de Leidsche Rijn is opgenomen en de ontwerpopgaven zijn geformuleerd. Startnotitie De Hoge Woerd E. Pelders van projectbureau Leidsche Rijn geeft een overzicht van de bevindingen uit de Startnotitie. De notitie bestaat uit een planidentificatie en een programma verkenning. De planidentificatie bestaat uit de lagen; archeologie, infrastructuur, landschap en eigendom. In de
56
programmaverkenning staan drie kernbegrippen centraal: 1. archeologie: verleden beleefbaar maken; 2. mens en omgeving: natuur- en milieucommunicatie; 3. ontmoeten en ontspannen: een parkdeel waar altijd iets te doen is. Naast deze programmatische thematiek worden de volgende gewenste programmaonderdelen behandeld: - Archeologisch Park; - Natuur en Milieucentrum; - Terra Incognita; - Trekkerscamping; - Wasstraat; - horeca en leisure. De ambitie is in de Startnotie is omschreven als: ‘…een zoektocht naar een stapeling van functies die uitlokt tot dagelijks intensief gebruik van de aangeboden voorzieningen en die de investering in het gebied rechtvaardigt’. Cultuurhistorische verkenning C. Visser van daf-architecten presenteert de tussenstand van haar bevindingen. De Limes is letterlijk en figuurlijk erg ver weg. Op de meeste plaatsen ligt de Limes diep onder de grond en is deze onzichtbaar. Daarnaast gebruiken we in de Nederlandse architectuur vrijwel geen historische referenties. In tegenstelling tot wat veel kaartmateriaal doet geloven zijn lang niet alle Romeinse relicten in De Hoge Woerd exact gelokaliseerd. Op basis van bestaande kennis over het Romeinse Rijk is een groot deel verondersteld. De configuratie van het castellum is bijvoorbeeld vrij eenvoudig te traceren, want alle castella in het Romeinse Rijk waren min of meer gelijk. Aangezien de stroomrug van de Oude Rijn vrij smal was, is het waarschijnlijk dat het castellum in De Hoge Woerd, in tegenstelling tot andere castella in Europa, precies door midden werd gedeeld door de Limes. De Romeinse fascinatie voor het openbare gebouw is bijzonder en een belangrijk gegeven voor De Hoge Woerd. Deze openbaarheid is actueel en interessant. Een Romeins voorbeeld is het badhuis. Het badhuis heeft een typisch Romeinse typologie en kan worden gezien als een Hiltonconcept dat overal in het Romeinse Rijk is uitgestrooid. De structuur stond vast maar de architectuur was vrij. Het Spaans nationaal museum voor Romeinse kunst, Mérida, is een goed voorbeeld waarin archeologische vondsten en een museumfunctie zijn gecombineerd. Het museum is gebouwd over de restanten van een Romeinse stad. Het museum is verankerd op het monument maar door een andere footprint is dit minimaal. De restanten van de stad zijn te vinden in de kelders van het museum. Het project Strategieën en Ontwerpvisie voor de Limes Eric Dil, projectleider Limes, plaatst De Hoge Woerd in de context van het project Strategieën en Ontwerpvisies voor de Limes. Strategieën en Ontwerpvisies voor de Limes is een project van het Stimuleringsfonds voor Architectuur en het Projectbureau Belvedere.
57
Belvedere is: behoud door ontwikkeling. Centraal staat de vraag wat geschiedenis is en hoe hier mee om te gaan. De Limes is van (inter) nationaal archeologisch belang. De Limes is: onzichtbaar, onbekend en genegeerd. De Limes kan: - opvattingen over de aanpak van erfgoed verbreden; - dynamiek benutten voor behoud en beleving; - het historische bewustzijn verdiepen; - samenwerking stimuleren. De Limes wil: experimenteren en implementeren. In 2004 initieert de Limes diverse pilot- en kennisprojecten, waarvan De Hoge Woerd de eerste is. Naast de pilot- en kennisprojecten komt er een Limes-Expo en wordt de Limes-convenant opgesteld. Discussie Tijdens de discussie stonden de volgende vragen centraal: 1. Wat zijn uw ambities ten aanzien van het programma en de (her)inrichting van De Hoge Woerd? 2. Welke resultaten moet het ontwerpend onderzoek opleveren? 3. Wat verwacht u van de samenwerking tussen Gemeente Utrecht, provincie Utrecht, Rob, Sfa en projectbureau Belvedere? Er is een levendige discussie gevoerd, waarin bovengenoemde vragen aan bod zijn gekomen, maar ook meer fundamentele vragen over het omgaan met archeologische vondsten zijn gesteld. Grofweg is de discussie op te delen in een deel over de analyse van De Hoge Woerd en de archeologische vondsten en een deel over de ontwerpopgaven. De belangrijkste uitkomsten: Analyse 1. De paradox van ontwerpen met archeologie: beste manier van conserveren = onzichtbaar houden vs. door archeologisch erfgoed zichtbaar te maken, is duidelijk wat dit erfgoed is en kan het benut en beleefbaar worden gemaakt. Hoe omgaan met het ‘verhuld laten en onthullen’? 2. In het verlengde van 1 spelen nog een aantal andere dilemma’s. Als we gaan opgraven gebeurt dit met de huidige methoden en technieken. Aangezien de ontwikkelingen doorgaan komen we later, met nieuwe methoden en technieken, wellicht meer te weten. 3. De paradox van de plek: De Hoge Woerd valt te kenmerken als de minimetropool van de oudheid (door zijn vicus van 1 hectare met zo’n 450 soldaten, oftewel een ongekende dichtheid naar hedendaagse maatstaven) vs. de intentie om de herinrichting vooral te laten domineren door openbare ruimte te creëren. 4. Meerwaarde van de plek -1: archeologen zijn overtuigd van de unieke locatie van De Hoge Woerd. Dankzij zijn ligging en de combinatie van erfgoed is De Hoge Woerd een bijzondere plek. De Hoge Woerd kan uitgroeien tot ‘verwijsplek’ voor de Nederlandse Limes. De Hoge Woerd is in dit verband meer dan een punt op een lijn, maar kan het netwerkkarakter van de Limes illustreren. Anderen vragen zich af of dit voor het bredere publiek zo herkenbaar en beleefbaar is. 5. In Hongarije is de Limes zichtbaar in het landschap, je kunt er langs rijden. De Hongaren ontlenen identiteit aan de Limes. Vraag is of dit in
58
Nederland cq De Hoge woerd ook mogelijk is. 6. Meerwaarde van de plek -2: in een snel veranderend landschap als de Leidsche Rijn (waar snelle verandering een van de kenmerken van de locatie is geworden), wordt de behoefte aan authenticiteit en identiteit groot. Zou het archeologische erfgoed hier niet het perfecte antwoord op zijn? 7. Verschillende tijdslijnen. Wordt de sprong tussen Romeinse tijd en heden/toekomst gemaakt of moeten meerdere tussenliggende tijdslijnen getrokken worden? Ontwerpopgave 1. Ontwerpen is bovenal programmeren. 2. Leg de ambities zo hoog mogelijk, zonder de realiseerbaarheid uit het oog te verliezen. 3. Ga innovatief te werk en gebruik de beperkingen van de ontwerpopgave (rijksmonument, beperkt budget) als inspiratiebron. 4. Neem als uitgangspunt dat het rijksmonument niet aangetast mag worden, tenzij …. Kom bij ‘tenzij’ met overtuigende motieven. 5. Put inspiratie uit het verleden, maar ontwerp en programmeer met de blik vooruit. 6. Maak geschiedenis. En maak geschiedenis aansprekend. 7. Richt de ontwikkelingsstrategie op groei en fasering. De eerste interventie moet overtuigend zijn, zodat nieuwe ontwikkelingen als het ware afgedwongen worden. 8. Zet in het verlengde van punt 7 in op een snelle (en mogelijk tijdelijke) interventie. De toon moet snel én duurzaam gezet worden. 9. Welke kant moeten we programmatisch gezien op? Moet het een ‘Efteling’ worden of juist een rustige plek waar we archeologie bewaren en conserveren? De Hoge Woerd moet voor verschillende doelgroepen interessant zijn, voor bewoners van de Leidsche Rijn, geïnteresseerden in archeologie maar ook voor het grote publiek, mensen uit de regio, wellicht zelfs Nederland. We moeten dus beide kanten op.
59