Oorspronkelijke stukken
Operatieve behandeling wegens carpaletunnelsyndroom: endoscopisch of klassiek (open)? Een prospectief gerandomiseerd onderzoek W.A.J.HOEFNAGELS, J.G.F.VAN KLEEF, G.G.A.MASTENBROEK, J.A.DE BLOK, A.J.BREUKELMAN EN M.e.T.F.M.DE KROM
Het carpaletunnelsyndroom is de meest gediagnosti ceerde, best begrepen en gemakkelijkst te behandelen compressieneuropathie.1 Ongeveer 6% van de vrouwen en 0,6 °10 van de mannen onder de Nederlandse volwas senen heeft 's nachts pijn in de arm en wordt wakker van tintelingen in de vingers ten gevolge van een beknelling van de N. medianus in de carpale tunneI.2 De klassieke operatie leidt bij 890/0 van de patiënten tot verdwijnen van de klachten en 7S% is tevreden over het resultaat.3 Het arbeidsverzuim is echter langdurig: na 6 en 12 we ken voelt respectievelijk 1/3 en 2/3 deel van de patiënten zich in staat de normale werkzaamheden volledig te her vatten. Eind jaren tachtig werd een nieuwe techniek beschre ven, waarbij de carpale tunnel endoscopisch wordt be naderd. De voordelen van deze behandeling zouden zijn: minder postoperatieve pijn en een snellere hervat ting van het werk.4-6 Om na te gaan of de endoscopische operatie beter is dan de klassieke, besloten wij een pro spectief gerandomiseerd onderzoek te doen. PATIËNTEN EN METHODEN In de periode april 1994-december 1995 kwamen 191 op eenvolgende patiënten met een carpaletunnelsyndroom voor operatie in aanmerking. Alle patiënten waren te voren neurologisch en elektromyografisch onderzocht. Zij kregen mondelinge en schriftelijke informatie over het onderzoek. Patiënten die geen toestemming gaven (n = 12), werden op klassieke wijze of anderszins gehol pen en bleven buiten het onderzoek; 1 patiënt kon niet voor follow-up worden bereikt. De commissie Medische Ethiek Zeeland gaf toestemming voor het onderzoek. Klachtenscore en functionele score. Van de overige 178 patiënten werden een preoperatieve-klachtenscore en een functionele-handicapscore bepaald. Deze sco ringsinstrumenten zijn ontwikkeld en gevalideerd door Levine et al. om het resultaat van de operatie voor een carpaletunnelsyndroom te evalueren.7 8 Voor de klach tenscore wordt een lijst met 1 I vragen naar de klachten van patiënten gebruikt, waarbij zij de ernst van deze Ziekenhuis Zeeuws-Vlaanderen, locatie Antonius, Postbus 147, 4500 AC Oostburg. Afd. Neurologie: dr.W.A.J.Hoefnagels, G.G.A.Mastenbroek en A.J.Breukelman, neurologen. Afd. Chirurgie: J.G.F.van Kleef en J.A.de Blok, chirurgen. Academisch Ziekenhuis, afd. Neurologie, Maastricht. Dr.M.C.T.F.M.de Krom, neuroloog. Correspondentie-adres: dr.W.A.J.Hoefnagels.
Ned Tijdschr Geneeskd 19973 mei;I41(18)
SAMENVATTING
Nagaan of de endoscopische operatie wegens carpale tunnelsyndroom betere resultaten geeft dan de klassieke open operatie. Op zet. Prospectief gerandomiseerd. Plaats. Ziekenhuis Zeeuws-Vlaanderen, Oostburg en Ter neuzen. Methode. Patiënten (n 178) met een carpaletunnelsyn droom kregen at random een klassieke open operatie of een endoscopische operatie. Vóór de operatie en3 maanden erna werden een klachtenscore en een functionele-handicapscore bepaald. Op een visuele analoge IO-puntsschaal moesten patiën ten aangeven of zij een week na de operatie pijn hadden. Statis tische analyse geschiedde door middel van de X2- of t-toets. Resultaten. Bij 2 patiënten mislukte de randomisatie, zodat 85 patiënten endoscopisch en 91 klassiek werden behandeld. De patiënten in de endoscopische groep hadden minder post operatieve pijn dan die in de klassieke groep. De daling van de klachtenscore en de functionele-handicapscore kwam in beide groepen overeen. Het ziekteverzuim was in beide groepen ge lijk. Er waren 2 lokale complicaties in de endoscopisch behan delde groep. Van alle patiënten was 25% matig of niet tevre den met het resultaat. Conclusie. De endoscopische operatie is even effectief als de klassieke en biedt alleen voordelen ten aanzien van de post operatieve pijn. Gezien de kans op complicaties en de extra kosten is de endoscopische operatie niet de methode van voor keur voor behandeling van het carpaletunnelsyndroom. Doel.
=
klachten kunnen aangeven op een s-puntsschaal. Het gemiddelde van de 11 vragen geeft de score (tabel I ) . De functionele-handicapscore betreft 8 activiteiten waarbij patiënten kunnen aangeven in welke mate zij er moeite mee hebben in hun dagelijks leven. De activiteiten zijn: schrijven, knoopjes vastmaken, een boek vasthouden tij dens het lezen, een telefoon vasthouden, een potje open maken, huishoudelijk werk verrichten, tassen dragen en tenslotte baden/aankleden. Voor elke activiteit geeft de patiënt aan: 'geen probleem' (score: I); 'een beetje pro blemen' (2); 'behoorlijk wat problemen' (3); 'ernstige problemen' (4); of 'ik kan het helemaal niet meer' (S). Het gemiddelde bij deze 8 activiteiten geeft de functio nele-handicapscore. De verpleegkundig coördinator deelde de patiënten at random in voor klassieke of endoscopische behande ling. De patiënten werden geopereerd door twee chirur gen met dezelfde ervaring met beide operaties. Operaties. De klassieke operatie wordt uitgevoerd on der plaatselijke verdoving en bestaat uit het klieven van
T ABEL I.
Klachtenscore gebruikt bij het bepalen van het resultaat van behandeling van carpaletunnelsyndroom
vraag en antwoorden
1. Hoe ernstig is de pijn in de hand of pols, die u 's nachts hebt? Ik heb geen pijn in mijn hand of pols 's nachts De pijn is mild De pijn is behoorlijk De pijn is ernstig De pijn is nauwelijks te verdragen 2. Hoe vaak wordt u wakker van de pijn gedurende de nacht? Nooit Eenmaal Twee- of driemaal Vier- of vijfmaal Vaker dan vijfmaal 3. Hebt u overdag ook pijn in uw hand of pols? Ik heb nooit pijn overdag Ik heb milde pijn overdag Ik heb behoorlijk veel pijn overdag Ik heb ernstige pijn overdag Ik heb nauwelijks te verdragen pijn overdag 4. Hoe vaak hebt u overdag pijn? Nooit Eenmaal per dag Twee- of driemaal per dag Vier- of vijfmaal per dag Vaker dan vijfmaal per dag 5. Hoe lang duurt zo'n periode met pijn gemiddeld overdag? Ik heb geen pijn overdag Minder dan 10 minuten 10 minuten tot een uur Meer dan een uur De pijn is constant aanwezig overdag 6. Hebt u een doof gevoel of gevoelloosheid in uw hand? Nee Ik heb een beetje een doof gevoel in mijn hand Ik heb een behoorlijk doof gevoel Ik heb een ernstig doof gevoel Ik heb een zeer ernstig doof gevoel 7. Hebt u krachtverlies (zwakte) van de hand? Nee Ja, iets zwakte Ja, behoorlijke zwakte Ja, ernstige zwakte Ik kan bijna niets meer met de hand 8. Hebt u tintelingen of een slapend gevoel in uw hand? Nee Ja, milde tintelingen Ja, behoorlijk wat tintelingen Ja, ernstig veel tintelingen Ja, zeer ernstige tintelingen 9. Hoe ernstig zijn het dove gevoel of de tintelingen 's nachts? Ik heb 's nachts geen doof gevoel of tintelingen De klacht is mild De klacht is behoorlijk De klacht is ernstig De klacht is zeer ernstig 10. Hoe vaak wordt u wakker van een doof gevoel of tintelingen? Nooit Eenmaal -
Th�����
Vier- of vijfmaal Meer dan vijfmaal 11. Hebt u problemen met het vastpakken van kleine voorwerpen, bijvoorbeeld sleutel of balpen? G�n Een beetje problemen Behoorlijk wat problemen Ernstige problemen Ik kan zulke voorwerpen helemaal niet meer vastpakken
score
1
2 3 4 5 1
2 3 4 5 1
2 3 4 5 1
2 3 4 5 1
2 3 4 5
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5 1
2 3 4 5 1
2 3 4 5
1 2
3 4 5
1
2 3 4 5
het retinaculum flexorum door middel van een huidinci sie overlangs over het polsgewricht. De wond wordt vervolgens in lagen gesloten. Bij de endoscopische be handeling wordt gebruikgemaakt van het zogenaamde 'AGEE carpal tunnel release system' (3M, Nederland BV, Leiden). Deze techniek bestaat uit het aanbrengen van een kleine incisie van ongeveer I cm vlak boven de dwars verlopende huidplooi aan de volaire zijde van de pols, waarna de fascie wordt gekliefd. Vervolgens kunnen in diameter oplopende sondes in het gebied van de car pale tunnel worden ingebracht teneinde dit gebied te verwijden. Aansluitend kan onder het retinaculum flexo rum een instrument worden ingebracht waarop een mes je is gemonteerd. Het inbrengen gebeurt à vue met be hulp van een op het mesheft geplaatste endoscoop waar op een videocamera is gemonteerd. Wanneer de distale rand van het retinaculum is bereikt, wordt het mesje uit geklapt en wordt het ligament à vue gekliefd. Meestal hoeft daarna maar één hechting te worden aangebracht. Beide operaties gebeurden in dagbehandeling. De postoperatieve behandeling was voor beide methoden gelijk: de arm werd gedurende I week omzwachteld. De patiënt kreeg het advies zo snel mogelijk met de vingers te gaan oefenen. Een week na de operatie werden de hechtingen door de chirurg verwijderd. Krachtmeting. Omdat patiënten soms klagen over krachtverlies voor, maar ook na de operatie, werd de kracht van de hand met behulp van een Citec-manome ter eelT Technics BV, Groningen) voor en na de ope ratie vastgelegd. Gekozen werd voor de kracht van de pincetgreep.9 Follow-up. Een week na de operatie (bij het verwij deren van de hechtingen) moesten de patiënten op een visuele analoge 10-puntsschaal aangeven hoeveel pijn zij hadden. Ook werd hun op dat moment gevraagd of zij nog tintelingen hadden. Bij alle patiënten werd 3 maan den na de operatie het elektromyografisch onderzoek herhaald (alleen sensibel); opnieuw werden de klach tenscore en functionele-handicapscore bepaald. Statistische analyse van alle gegevens geschiedde door middel van de x2-toets voor categoriale variabelen of de t-toets (voor gepaarde waarnemingen) voor conti nue variabelen. RESULTATEN Tabel 2 geeft de preoperatieve gegevens van de patiën ten weer. De groep patiënten aan wie een endoscopische behandeling was toegewezen, bleek preoperatief niet te verschillen van de groep die een klassieke behandeling zou krijgen (X2- of t-toets: p > 0,05 voor elk gegeven). Na randomisatie moest bij I patiënt de endoscopische ope ratie omgezet worden in een klassieke ingreep wegens onvoldoende zicht op het operatiegebied door veneuze stuwing. Een andere patiënt onderging een klassieke operatie omdat de endoscopische apparatuur niet tijdig voorhanden was. De resultaten van deze 2 patiënten lie ten wij bij de verdere analyse buiten beschouwing. Van de overblijvende 176 patiënten ondergingen 85 een endoscopische ingreep (verdeling over de 2 chirurgen 44/41) en 91 een klassieke operatie (39/52).
Ned Tijdschr Geneeskd 19973 mei;I4I(I8)
TABEL
2. Preoperatieve gegevens van 178 patiënten met carpaletun nelsyndroom die at random werden behandeld met een klassieke (open) of een endoscopische operatie
kenmerk
behandeling
aantal patiënten geslacht (aantal mannen/vrouwen) leeftijd in jaren (uitersten) gemiddelde duur van de klachten in dagen gemiddelde klachtenscore (SD) gemiddelde functionele-handicapscore (SD) gemiddelde distale motorische latentie (in ms) van de N. medianus (SD) sensibele snelheid (in mis) van de N. medianus naar de wijsvinger (SD)
klassiek
met endoscopie
91 22/69 51 (25-82)
87 25/62 50 (21-87)
694 2, 9 (0,8)
580 3,0 (0,8)
2,2 (0,7)
2,1 (0,7)
5,4 (1, 9)
5,5 (1,8)
37 (10)
33 (20)
Bij het verwijderen van de hechtingen I week na de operatie zeiden 67 van de 85 patiënten (79% ) uit de en doscopiegroep dat zij geen wondpijn hadden; dit gold voor 40 van de 91 patiënten (440/0) uit de klassiek be handelde groep. De gemiddelde score van de pijn op de visuele analoge Io-puntsschaal I week na de operatie was respectievelijk 0,6 en 1,9 (t-toets: p < 0,05). Vóór de ingreep hadden 81 van de 85 patiënten uit de endosco piegroep en 90 van de 91 patiënten uit de klassieke behandelingsgroep last van tintelingen; I week na de operatie waren deze verdwenen bij respectievelijk 61 (750/0) en 68 patiënten (76 % ). De na 3 maanden geplande evaluatie vond in de en doscopiegroep na gemiddeld 10,8 weken (SD: 5,8) plaats en in de klassiek behandelde groep na gemiddeld 10,3 weken (SD: 4,8). De gegevens van deze postoperatieve evaluatie zijn weergegeven in tabel 3. De verschillen wa ren niet significant (X2- of t-toets per gegeven: p > 0,05). Aan de patiënten werd gevraagd of zij tevreden wa ren over het resultaat. Tabel 4 geeft de antwoorden van de patiënten op deze vraag weer. Uit de klassiek behan delde groep was 79 % tevreden over het resultaat en uit de endoscopiegroep 75% . De tevredenheid verschilde niet per chirurg: van de 83 patiënten van de ene chirurg waren 61 (73 010) tevreden en van de 93 patiënten van de andere 75 (810/0) (x2-toets: p > 0,05)· De resultaten van de krachtmeting kwamen voor en na de öperatie in beide groepen overeen. De gemiddel de kracht was voor de linker hand 79 newton (N) en voor de rechter 77 N; na de operatie waren deze getallen res pectievelijk 77 en 74 N. Van de patiënten in de endoscopiegroep liepen er 38 in de ziektewet en van de klassieke-behandelingsgroep 41; bij 14 patiënten uit de endoscopiegroep (37% ) en bij 12 uit de klassieke-behandelingsgroep (29% ) duurde het ziekteverzuim langer dan 4 weken. Van de patiënten hadden 13 ervaring met beide soor ten operaties; wij vroegen hun welke zij kennissen zou den aanraden: 2 patiënten zouden een operatie helemaal afraden, 4 patiënten raadden een endoscopische opera tie aan en 7 patiënten een klassieke ingreep. 880
Ned Tijdschr Geneeskd r9973 mei;r4r(r8)
Complicaties. Er waren geen postoperatieve infecties. Bij 2 patiënten uit de endoscopiegroep deed zich een complicatie voor. Bij de ene patiënt bleek na de opera tie dat het mesje was afgebroken en achtergebleven; hij moest een kleine nieuwe operatie ondergaan om dit te laten verwijderen. De andere patiënt klaagde over een toegenomen verlies van gevoel in de toppen van de vin gers; zij was zeer ontevreden en is later elders opnieuw geopereerd op de klassieke wijze.
BESCHOUWING De endoscopische operatie bleek de klachten van pa tiënten met een carpaletunnelsyndroom in gelijke mate te verlichten als de klassieke operatie. De postopera tieve pijn was I week na een endoscopische operatie wel minder dan na een klassieke operatie, maar na 3 maan den was er geen verschil meer. Het verschil in postope ratieve pijn bedroeg gemiddeld 1,3 op een schaal van 10. Dit was een statistisch significant verschil, maar het is de vraag of dit ook klinisch relevant is. Wij vonden geen verschil in de duur van de arbeids ongeschiktheid. Het kan zijn dat ons onderzoek te wei nig patiënten bevatte om dit aan te tonen. Andere ver gelijkende onderzoeken waarin wel een verkorte ziek teduur na de endoscopische ingreep gevonden werd, betroffen echter minder patiënten dan ons onderzoek.4 Wij denken eerder dat andere factoren dan de operatie techniek de duur van de arbeidsongeschiktheid bepalen. - Kerr et al. concludeerden dat de soort verzekering ver schil maakte: patiënten met een 'private insurance' die endoscopisch geopereerd waren, gingen gemiddeld 15,6 dagen eerder aan het werk dan dezelfde patiënten die op TABEL 3 . Resultaten van evaluatie 3 maanden na behandeling van 176 patiënten met carpaletunnelsyndroom
behandeling
graadmeter
klassiek *
met endoscopie
(n
(n
=
91)
1,5 (0,5) gemiddelde klachtenscore (SD) gemiddelde functionele-handicap1,6 (0,5) score (SD) gemiddelde sensibele snelheid (in mis) 49 (12) van de N. medianus (SD) *Klassiek
=
=
85)
1,6 (0,7) 1,6 (0,8) 45 (17)
met open chirurgie.
TABEL
4. Tevredenheid van 176 patiënten 3 maanden na behandeling van carpaletunnelsyndroom; aangegeven is het aantal patiënten tevredenheid
niet tevreden een beetje tevreden tevreden zeer tevreden buitengewoon tevreden *Klassiek
=
met open chirurgie.
behandeling klassiek *
met endoscopie
(n
(n
8 11 43 21 8
=
91)
13 8 37 21 6
=
85)
klassieke wijze geopereerd waren. Daarentegen maakte de techniek geen verschil voor patiënten met 'workers compensation claims'.l0 Ons onderzoek omvatte te wei nig zelfstandig verzekerden om hierover een uitspraak mogelijk te maken. In de endoscopiegroep zagen wij 2 complicaties en in de klassieke groep geen. Hoewel ook complicaties zijn beschreven van de klassieke operatie,l1 benadrukt een recent overzicht dat de endoscopische ingreep bepaald niet veiliger is dan een klassieke operatie. 12 Een endo scopische operatie is technisch ook niet altijd uitvoer baar; bij r van onze patiënten moest de endoscopische operatie worden omgezet in een klassieke. Tenslotte nog de kosten. Een endoscopische operatie is duurder dan een klassieke: een endoscopische ingreep vergt een investering van ongeveer f r6.000,- aan appa ratuur en per operatie een wegwerpmesje van ongeveer f 200,-.
Al met al zijn wij er niet van overtuigd dat de endo scopische operatie van de carpale tunnel belangrijke voordelen biedt ten opzichte van de klassieke ingreep. De resultaten van onze (algemeen) chirurgen in een perifeer ziekenhuis blijken overigens overeen te komen met de resultaten zoals die elders beschreven zijn. Wij onderschrijven dan ook niet de mening van Staal dat deze operatie voorbehouden is aan een neurochirurg of handchirurgP Het zou interessant zijn om een vergelij kend onderzoek te doen naar de resultaten van een ope ratie voor het carpaletunnelsyndroom door een neuro chirurg, een plastisch chirurg en een algemeen chirurg. Daarbij zouden de scores die door Levine et al. zijn ont wikkeld van dienst kunnen zijn. De door ons gebruikte vertaalde versie van de genoemde scoringsinstrumenten blijkt overeen te komen met die van Levine et al. wat be treft de preoperatieve scores: zij vonden eenzelfde ge middelde preoperatieve klachtenscore van 3,0 (SD: r) en een iets hogere gemiddelde functionele-handicap score van 2,65 (SD: I). De daling van beide scores na de operatie was in ons onderzoek zelfs iets sterker dan in het onderzoek van Levine et al. Overigens zou een der gelijk vergelijkend onderzoek grote aantallen patiënten moeten omvatten om het mogelijk te maken (waar schijnlijk kleine) verschillen te vinden. Tevredenheid. In beide groepen was ongeveer 25% van de patiënten niet of maar een beetje tevreden. Dit getal komf overeen met het percentage ontevreden pa tiënten van Van Gemert et aP Het blijft onduidelijk waarom relatief zoveel patiënten ontevreden zijn na een dergelijke eenvoudige ingreep. Nu is de vraag naar de tevredenheid van de patiënt ogenschijnlijk simpel, maar de analyse van het antwoord is complex. 14 Patiënten kunnen immers te grote verwachtingen hebben van de ingreep, hun antwoord kan beïnvloed worden door hun stemming, een verplegende of de chirurg kan iets on vriendelijks gezegd hebben et cetera. Voor de tevreden heid van de patiënt maakte de endoscopische techniek geen verschil. Terwijl de laparoscopische galblaasoperatie veel voordelen heeft boven de klassieke, blijkt de 'sleutel gat' -operatie van de carpale tunnel weinig voordelen te
bieden boven een kla"isieke operatie waarbij het liga ment à vue gekliefd wordt. Wij danken mw.L.E.M.Lips-Modde, verpleegkundige, voor de verpleegkundige coördinatie bij dit onderzoek, en dr.A.D.M. Kester, statisticus, vakgroep Methodologie en Statistiek, Uni versiteit Maastricht, voor statistische adviezen.
ABSTRACT
Surgical treatment ofthe carpal tunnel syndrome: endoscopie or classical (open) surgery? A prospective randomised study Objective. To compare the results of open with endoscopic
release of the carpal tunnel in patients with the carpal tunnel syndrome. Design. Randomised prospective study. Setting. General hospital Zeeuws-Vlaanderen, Oostburg and Terneuzen, the Netherlands. Method. 178 patients were randomised for open or endosco pic release. The symptom severity score and functional status score were completed before and three months after the pro cedure. One week after the operation the patients' postopera tive pain was measured on alo-point visual analogue scale. Differences were analysed using the ehi-square test or the t-test. Results. Randomisation failed in two patients; 85 patients had an endoscopic release and 91 patients had an open release. The postoperative pain was significantly less in the endoscopic group. Improvement in symptom severity score and functional status score was the same in both groups. There was no differ ence in absence from work. Two local complications occurred in the endoscopically treated group. Of the patients 25 % were not or only slightly satisfied with the results. Conclusion. Endoscopic release of the carpal tunnel is as ef fective as the open release but it gives less postoperative pain. Because of the risk of complications and the additional costs, the endoscopic release is not the prderred method for treat ment of the carpal tunnel syndrome, however. LITERATUUR
1 Pfeffer GB, Gelberman RH, Boyes JH, Rydevik B. The history of
carpal tunnel syndrome. J Hand Surg (Br) 1988;13:28-34. MCTFM de, Knipschild PG, Kester ADM, Thij� CT, Boekkooi PF, Spaans F. Carpal tunnel syndrome: prevalence in the general population. J Clin Epidemiol 1992;45:373-6. 3 Gemert HMA van, Jongh PMCM de, Maas AIR. Het carpale-tun nelsyndroom. Ned Tijdschr Geneeskd 1990;134: 1639-42. 4 Agee JM, McCarroll jr HR, Tortosa RD, Berry DA, Szabo RM, Peimer CA. Endoscopie release of the carpal tunnel: a randomized prospeetive multicenter study. J Hand Surg (Am) 1992;17:987-95. 5 Brown RA, Gelberman RH, Seiler 3rd JG, Abrahamsson SO, Weiland AJ, Urbaniak JR, et al. Carpal tunnel release. A prospec tive, randomized assessment of open and endoscopic methods. J Bone Joint Surg (Am) 1993;75: 1265 -75. 6 Chow JCY. Endoscopic release of the earpal ligament for carpal tun nel syndrome: 22-month clinical result. Arthroscopy 1990;6:288-96. 7 Levine DW, Simmons BP, Koris MJ, Daltroy LH, Hohl GG, Fossel AH, et al. A self-administered questionnaire for the assessment of severity of symptoms and functional status in carpal tunnel syn drome. J Bone Joint Surg (Am) 1993;75: 1585 -92. 8 Amadio Pc. Outcomes measurements. J Bone Joint Surg (Am) 1993;75: 1583-4. 9 Ploeg RJO. Hand-held dynamometry [proefschrift]. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 1992. 10 Kerr CD, Gittins ME, Sybert DR. Endoscopic versus open carpal tunnel release: clinical results. Arthroscopy 1994; 10:266-9. 1 1 Kuschner SH, Brien WW, Johnson D, Gellman H. Complications associated with carpal tunnel release. Orthop Rev 1991;20:34 6-).L.
2 Krom
Ned Tijdschr Geneeskd 19973 mei;I4I(I8)
881
12
13
Einhorn N, Leddy JP. Pitfalls of endoscopic carpal tunnel release. Orthop Clin North Am 1996;27:373-80. Staal A. Het carpale-tunnelsyndroom. Ned Tijdschr Geneeskd 1990; 134:1628-30.
14 Sensky T,
Catalan J. Asking patients about their treatment. BMJ 1992;305:1 I09- IO.
Aanvaard op 26 februari 1997
Risicofactoren voor hart- en vaatziekten bij Turken in Amsterdam en in Ankara B.KÖ YCÜ, T.KARA, O.Ç AMLIDAG, R.AYDINLI, W.M.M.VERSCHUREN EN G.A.VAN MONTFRANS
Op
januari 1994 woonden er 214.000 Turken in De Turkse gemeenschap is een belangrijke allochtone consument van gezondheidszorg. Enkele jaren geleden verschenen er enige publicaties over de gezondheid, ziekte en sterfteoorzaken bij Turken in Nederland.2-4 Analyse van de oorzaken van sterfte leert dat de bijdrage van 'ziekten van de bloedsomlooporga nen' voor Turken in Nederland groter is dan voor Nederlanders in Nederland, maar kleiner dan voor Turken in Turkije.4 Bij de leeftijdscategorie 45-64 jaar bijvoorbeeld bedraagt deze sterfte bij Nederlandse man nen 44 % van de totale sterfte, bij Turkse mannen in Nederland 48% en bij Turkse mannen in Turkije 600/0. Bij vrouwen zijn deze getallen respectievelijk 28% , 40% en 620/0. Men zou dus op grond van deze globale gegevens met de kanttekeningen dat circa 30% van de sterfte bij Turken die in Nederland woonachtig zijn, plaatsvindt in Turkije, dat de Turkse statistiek uitsluitend ziekenhuis sterfte betreft en dat er wel erg veel 'onvolledig be schreven ziektebeelden' zijn in de registratie - kunnen verwachten dat ook de prevalentie van de belangrijkste risicofactoren voor hart- en vaatziekten bij Turken in Nederland een tussenpositie inneemt. In Nederland werd hiernaar wel enig onderzoek gedaan, maar alleen in het kader van algemene gezondheidsinventarisaties; zo werd in een registratieproject door Amsterdamse huisartsen gemeld dat de prevalentie van hypertensie op middelbare leeftijd bij Turkse mannen, maar niet bij Turkse vrouwen hoger was dan bij de autochtone Nederlanders.5 Turken bezoeken ook vaker een specia list wegens hartklachten en worden hiervoor vaker op genomen dan Nederlanders.2 Wij doen hier verslag van een inventariserend onder zoek naar het vóórkomen van de belangrijkste risicofac toren voor hart- en vaatziekten bij Turkse inwoners van Amsterdam en bij inwoners van Ankara. Deze twee groepen werden met elkaar vergeleken. De gegevens I
Nederland.1
Academisch Medisch Centrum, afd. Interne Geneeskunde, Meiberg dreef 9, 1105 AZ Amsterdam. Mw.B.Köycü, T.Kara, O.Çamlidag en R.Aydinli, medisch studenten; dLG.A.van Montfrans, internist. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Centrum voor Chroni sche Ziekten en Milieu-Epidemiologie, Bilthoven. Mw.dr.ir.W.M.M.Verschuren, epidemioloog. Correspondentie-adres: dL G .A. van Montfrans.
882
Ned Tijdschr Geneeskd 19973 mei;I41(18)
SAMENVATTING
Inventarisatie van de prevalentie van de belangrijkst� ri sicofactoren voor hart- en vaatziekten bij Turken in Amster dam en in Ankara en vergelijking van de bevindingen bij deze groepen enerzijds en bij een groep autochtone wijkgenoten in Amsterdam anderzijds. Aangezien de sterfte door ziekten van de bloedsomlooporganen bij Turken in Nederland hoger is dan bij autochtone Nederlanders, maar lager dan bij Turken in Turkije, verwachtten wij een vergelijkbare tussenpositie te vin den wat betreft de traditionele risicofactoren voor hart- en vaatziekten bij de Turken in Nederland. Opzet. Dwarsdoorsnedeonderzoek. Plaats. De wijken 'Oost' en 'De Pijp' in Amsterdam, en de wijken 'Çamlik' en 'Be§ikkaya' in Ankara. Methoden. Bij 149 Turken in Amsterdam en 145 Turken in Ankara (respons respectievelijk 66 en 74 %) met een vergelijk bare sociaal-economische status werden de glucoseconcentra tie en het vetspectrum bepaald in veneus bloed (nuchter); hun bloeddruk werd gemeten met de kwikmanometer, en er wer den vragenlijsten ingevuld over het rookgedrag, de alcohol consumptie, de lichamelijke activiteit, de consumptie van ver zadigd vet bevattende voedingsmiddelen en het vóórkomen van hart- en vaatziekten of hypertensie. Deze gegevens werden vergeleken met bevindingen bîj Nederlandse buurtgenoten in Amsterdam, ontleend aan het 'Peilstationsproject hart- en vaatziekten' van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Resultaten. De Turkse mannen in Amsterda.m hadden een hogere systolische bloeddruk, een lagere 'high-density' -lipo proteïne (HDL)-cholesterolconcentratie, een ongunstiger ratio van totale cholesterol- en HDL-cholesterölconcentratie en meer overgewicht dan mannen in Ankara en Nederlandse mannen. De glucoseconcentratie en de totale cholesterol- en 'low-density' -lipoproteïne (LDL)-cholesterolconcentraties van Turkse mannen in Amsterdam waren hoger dan die van de mannen in Ankara. Ook het risicoprofiel van de Turkse vrou wen in Amsterdam was ongunstiger dan dat van de vrouwen in Ankara, maar de verschillen waren minder uitgesproken. Zij hadden een lagere HDL-cholesterol- en een hogere LDL-cho lesterol- en glucoseconcentratie en zij rookten vaker dan de vrouwen in Ankara. Bovendien hadden de Turkse vrouwen in Amsterdam een hogere systolische en diastolische bloeddruk en een hogere Quetelet-index dan de Nederlandse vrouwen in Amsterdam. Conclusie. Turken in Amsterdam hebben een ongunstiger risicoprofiel voor hart- en vaatziekten vergeleken met zowel Turken in Ankara als hun autochtone wijkgenoten. Zij nemen wat betreft de risicofactoren niet de tussenpositie in die men zou verwachten na analyse van de sterftecijfers. Doel.