Dienst in de Bornse Vermaning op 4 oktober 2015 Thema: ‘…geven jullie hun maar te eten…’ Organist: Rudolf ter Braak Voorganger: ds. Carla Borgers Orgelspel Welkom en mededelingen Aansteken van de kaars Actie Amnesty International Moment van stilte Openingslied ‘Vieren is je hart verwarmen’ (t: M. Spoelstra, m: lied 161 Liedboek) Bemoediging Onze hulp is in de Naam van de Eeuwige, die hemel en aarde schept en hoedt, die trouw is en barmhartig, die hongerigen brood geeft en opkomt voor wie rechteloos is gemaakt. Zingen
Liedboek 655: 1 en 2 – Zing voor de Heer een nieuw gezang
Gebed (tussen de beden zingen we telkens: ‘Keer U om’ Zingen: ‘Keer U om naar ons toe, keer ons toe naar elkaar’) God, hier zijn we met ons geloof en onze twijfel, met onze kracht en onze zwakheid, met onze vreugden en ons verdriet. Behoed ons God, keer ons naar U toe en schenk ons de adem van uw Geest. Daarom zingen en bidden wij:
‘Keer U om naar ons toe..’
Op de lange weg naar uw rijk van vrede horen we zo vaak niet het roepen van mensen in nood, dieren in nood, verdiept als we zijn in ons eigen leven. U wijst ons de weg van mededogen, van waarlijk mens en medemens zijn. Daarom zingen en bidden wij:
‘Keer U om naar ons toe..’
Vergeef ons onze onverschilligheid als we aan anderen voorbijgaan, als we ons brood en onze vreugde vergeten te delen. U bent een God voor alle mensen. Ga met ons op weg en richt onze voeten op de weg van vrede. Zo zingen en bidden wij:
‘Keer U om naar ons toe..’
Lezing
Exodus 16, 1-7a
161 Vanuit Elim trok het hele volk van Israël weer verder. Op de vijftiende dag van de tweede maand na hun vertrek uit Egypte bereikten ze de woestijn van Sin, die tussen Elim en de Sinai ligt. 2-3 Daar in de woestijn begon het volk zich opnieuw te beklagen. ‘Had de HEER ons maar laten sterven in Egypte,’ zeiden ze tegen Mozes en Aäron. ‘Daar waren de vleespotten tenminste gevuld en hadden we volop brood te eten. U hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht om ons hier allemaal van honger te laten omkomen.’ 4 De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik zal voor jullie brood uit de hemel laten regenen. De mensen moeten er dan elke dag op uit gaan om net zo veel te verzamelen als ze voor die dag nodig hebben. Daarmee stel ik hen op de proef: ik wil zien of ze zich aan mijn voorschriften houden. 5 Op de zesde dag moeten ze tweemaal zo veel verzamelen en klaarmaken als op de andere dagen.’ 6 Hierop zeiden Mozes en Aäron tegen de Israëlieten: ‘Vanavond nog zult u inzien dat de HEER zelf u uit Egypte heeft geleid, 7 en morgen, in de ochtend, zult u de majesteit van de HEER zien. Zingen
‘Lied van het dagelijks brood’ (t: R. van Loenen, m: B. Lassing)
Lezing
Matteüs 14, 1-21 (NBV)
1 In die tijd hoorde ook Herodes, de tetrarch, over Jezus vertellen, 2 en hij zei tegen zijn hovelingen: ‘Dat moet Johannes de Doper zijn; hij is opgestaan uit de dood en daardoor beschikt hij over zulke wonderbaarlijke krachten.’ 3 Herodes had Johannes destijds laten arresteren en in de boeien laten slaan en hem in de gevangenis geworpen vanwege Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus. 4 Johannes had namelijk tegen hem gezegd: ‘U mag haar niet tot vrouw nemen.’ 5 En hoewel hij hem wilde doden, deed hij dat niet uit vrees voor het volk, dat hem voor een profeet hield. 6 Toen Herodes een feest gaf ter gelegenheid van zijn verjaardag, danste de dochter van Herodias te midden van de aanwezigen, en dat viel bij Herodes in de smaak. 7 Daarom zei hij dat ze zou krijgen wat ze maar zou vragen, en hij bezegelde die belofte met een eed. 8 Door haar moeder daartoe aangezet zei ze: ‘Breng me dan op een schaal het hoofd van Johannes de Doper.’ 9 Deze vraag bedroefde de koning, maar omdat hij in het bijzijn van zijn tafelgasten een eed gezworen had, beval hij dat men het haar zou brengen, 10 en hij gaf opdracht Johannes in de gevangenis te onthoofden. 11 Het hoofd werd op een schaal binnengebracht en aan het meisje gegeven, en zij bracht het naar haar moeder. 12 Zijn leerlingen kwamen het lijk halen, begroeven het en gingen daarna naar Jezus om het hem te vertellen. 13 Toen Jezus hiervan hoorde, week hij per boot uit naar een afgelegen plaats waar hij alleen kon zijn. Maar de mensen kwamen het te weten, en vanuit de steden volgden ze hem over land. 14 Toen hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde hij medelijden met hen en hij genas hun zieken. 15 Bij het vallen van de avond kwamen de leerlingen naar hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur de mensen weg, laat ze naar de dorpen gaan om eten voor zichzelf te kopen.’ 16 Maar Jezus zei: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten.’ 17 Ze antwoordden hem: ‘We hebben hier niets, alleen vijf broden en twee vissen.’ 18 Hij zei: ‘Breng ze mij.’ 19 En nadat hij de mensen opdracht had gegeven op het gras te gaan zitten, nam hij de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit en brak de broden; hij gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze door aan de mensen.
20 Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze twaalf manden vol. 21 Er hadden ongeveer vijfduizend man gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld. Zingen
De Heer zegt woorden van leven (LvdK 361)
Overdenking Een week met weer veel geweld in het nieuws: een jonge man die zonder enige aanleiding, zomaar acht leerlingen en een docent van een school in Oregon dood schoot. In Jemen werd een bruiloftsfeest door bommen gruwelijk verstoord. Bommen in Syrië, bommen op een ziekenhuis van Artsen zonder Grenzen in Afghanistan. Allemaal verwoestend geweld, en God mag weten waarom en waartoe. We hebben in de afgelopen weken ook de gezichten gezien van mensen die de oorlog en het geweld in hun land zijn ontvlucht. Getekende gezichten, getekend door verdriet, pijn, wanhoop, moedeloosheid. Vermoeide gezichten ook. Want hun slaap wordt maar al te vaak gestoord door beelden die ze niet kwijtraken. Beelden van wreedheid, van dood en verderf. Moedeloos zou je ervan kunnen worden. Moedeloos van alle ellende die mensen elkaar aandoen. Moedeloos van alle nietsontziende wreedheid. En wat kunnen kerken hierin betekenen. Wat heeft het voor zin om elke zondag samen te komen en te horen over het koninkrijk van God, het rijk van vrede en gerechtigheid, terwijl het in de wereld zo’n rotzooi is. Wat kunnen wij in ’s hemelsnaam stellen tegenover al dat kwaad? We zijn met zo weinig en we worden al ouder en ouder. Moedeloos, verdrietig, uitgeput - zo zou je misschien ook de gemoedsgesteldheid van Jezus kunnen omschrijven. Na weken van rondreizen, mensen genezen, het aanhoren van hun sores, alle pogingen om de hardleersheid van zijn leerlingen te doorbreken, hoort hij nu van de moord op zijn neef Johannes. Even zinloos en wreed. Een moord nota bene gepleegd uit wellust. Herodes had er kennelijk niet genoeg aan om de vrouw van één van zijn halfbroers af te pikken; nee hij kon ook zijn ogen niet afhouden van zijn stiefdochter. En kennelijk gaf ze hem daar ook aanleiding genoeg voor. De sluwheid van zijn vrouw deed de rest. In de evangelielezing van deze ochtend staat het koningschap van Herodes Antipas tegenover het koningschap van God. Jezus belichaamt dat laatste koningschap en het kenmerk ervan is compassie, medelijden, mededogen. Tegenover het kwade stelt Jezus compassie, liefde, zorg. Zelfs in zijn verdriet, als hij er eigenlijk aan toe is om zich terug te trekken in de eenzaamheid om na te denken en te bidden, gaat zijn hart uit naar de mensenmenigte die hem is gevolgd. En zijn leerlingen? Hebben zij van hem geleerd wat compassie, wat mededogen is? ‘Stuur de mensen weg; laat ze in de dorpen proberen om aan eten te komen’, zeggen de leerlingen. Zij gaan voor de pragmatische oplossing, de verstandige oplossing. Zo gaat ook de wereld om met de problemen en noden van de mensen. Red jezelf maar, zegt die wereld. Wie niet werkt zal ook niet eten. En anders is er de sociale dienst of de voedselbank. Heb je verdriet? Daar hebben we hulpverleners voor in allerlei soorten en maten. Is jou onrecht aangedaan? Wel, dan kun je naar de politie gaan of naar een klachtencommissie of naar de ombudsman. Weet je je geen raad met je leven? Ik geef je het adres wel van een GGZ-instantie. Je moet wel rekening houden met een wachtlijst. Zo lost de samenleving vaak de nood van mensen, de honger naar recht en gerechtigheid op. Alle hulp is keurig georganiseerd. Je hoeft alleen maar aan de juiste deur te kloppen en je houden aan de regeltjes die er zijn. Hoewel je ook niet gek moet opkijken als je eerst van het kastje naar de muur wordt gestuurd.
Stuur de mensen weg, zeggen de leerlingen. Nee, zegt Jezus, geven jullie hun maar te eten. En de reactie? ‘We hebben niets, alleen vijf broden en twee vissen.’ ‘We hebben niets.’ Waar heb ik dat vaker gehoord? Ik heb het gehoord uit de mond van gemeenteleden, van kerkenraadsleden, van mensen in oecumenische verbanden. Ik hoor het als ik ergens een gastpreekbeurt heb. We hebben niets; alleen wat grijze koppies. En ook van hen zijn er steeds minder. Wat kunnen wij nou bijdragen aan dat rijk van vrede en gerechtigheid? Wat hebben wij die menigte daarbuiten nou te bieden? We zijn al blij als we elkaar wat kunnen helpen. Arjan Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk in Nederland zegt in zijn nota 'Kerk 2025: waar een Woord is, is een weg', die net is uitgekomen: “Wanneer het vandaag over de kerk gaat, komen er bijna vanzelf ook andere woorden en beelden boven. Woorden als krimp en vergrijzing, en het beeld van een gebouw onder dik stof. De kerk die eens een vast onderdeel uitmaakte van onze cultuur en samenleving lijkt nu overbodig. In zulke tijden is de verleiding om maar op te houden met de kerk daarom heel herkenbaar.” De nota tekent een weg voor de kerk naar ‘back to basics’ door veel ballast weg te gooien en zo het gaan van de kerk in de wereld lichter te maken. Weer leerling worden en Jezus volgen op zijn weg. In het verhaal van vanochtend klinkt die eenvoud in de woorden van Jezus: “Geven jullie hun te eten”. Breng me dat ‘niets’ van jullie maar. En hij sprak de zegen uit over dat ‘niets’, brak het brood en de hongerigen werden gevoed. De economie van Gods koninkrijk werkt toch even anders dan de onze. Economie gaat uit van schaarste en het verdelen daarvan. De economie van het Koninkrijk is er één van overvloed. En vanmorgen klinkt het ook hier: Breng jullie ‘niets’ maar bij mij, zegt Jezus. God maakt wel iets uit jullie ‘niets’. De economie van Gods koninkrijk kent geen schaarste. Ons beetje liefde, ons beetje mededogen voor de hongerigen, voor mensen die gekwetst of zelfs gebroken zijn wordt vanzelf meer en meer als we het in handen geven van die Heer van onze gemeente en daar de zegen erover vragen. Wat wij als gemeenten kunnen bijdragen aan vrede en gerechtigheid in deze wereld is veel. Ondanks onze bescheiden omvang, ondanks al die grijze koppies. Geven jullie hun te eten. Dat is Jezus’ opdracht, ook aan ons. De leerlingen uit het evangelieverhaal lieten de compassie, de zorg aan Jezus over. Kerkmensen nu laten de zorg, de compassie graag over aan dominee, kerkenraad of diaconie. We wachten graag op de ander tot die zijn of haar handen uitsteekt. ‘Jij bent daar goed in’, zeggen we dan. En we hebben de smoezen ook altijd wel bij de hand: te klein, te grijs, te moe, toe aan vakantie, geen tijd. Of we komen aan met de argumenten die in de wereld buiten de kerk gelden: stuur ze weg, zodat ze zelf voor voedsel kunnen zorgen. Stuur ze weg, naar de psychiater, naar het maatschappelijk werk, naar de sociale dienst, naar de voedselbank. Stuur ze weg, want wij hebben het zelf al zo moeilijk. We hebben niets. Breng jullie niets hier, bij mij, zegt Jezus. Dat is wat we doen als we avondmaal vieren. Dan brengen we ons ‘niets’ bij hem. En dan wordt het weinige dat we hebben genoeg om de hongerigen te voeden. Avondmaal vieren kán een machtig teken zijn. Teken van onze compassie voor de wereld, teken van onze verbondenheid met de hongerigen, met mensen die gebroken zijn door verdriet en zorgen. We doen het veel en veel te weinig. We houden dat schaarse beetje het liefst voor onszelf in plaats van te delen vanuit Gods uitbundige overvloed.
Wie ooit de film ‘Hotel Rwanda’ heeft gezien kan misschien een beetje snappen hoe dat ‘niets’ van ons tot overvloed kan worden als we het in Gods handen leggen. De film laat zien hoe de manager van een luxe hotel in Rwanda, zelf Hutu en getrouwd met een Tutsi-vrouw, tijdens de gruwelijke burgeroorlog uitgroeit tot een mens met compassie. Ruim duizend Hutu’s en Tutsi’s neem hij in zijn hotel op, zorgt ervoor dat ze gevoed worden en redt zo hun levens. Het is de verfilming van een waargebeurd verhaal. Zo zijn er talloze verhalen over mensen die van niets een overvloed weten te maken. Misschien is er in de komende tijd wel een mens of een situatie die een beroep doet op onze compassie, op ons mededogen. En terwijl u zich misschien afvraagt of u dan wel genoeg in huis hebt, herinnert u zich dan nog even die woorden: ”Geven jullie hun te eten.” Amen. Orgelspel Open ruimte Voorbeden God van leven en overvloed, U danken wij voor het licht dat er is daglicht, iedere morgen opnieuw wat er ook gebeurt, dat de nacht altijd weer begrensd wordt door het licht. Wij danken U dat uw licht er is voor wie niet gezien wordt of naamloos is voor wie geen stem heeft in onze wereld, dat voor U ieder mens telt. Wij danken U voor al die mensen die brood delen en hoop, die geborgenheid bieden, een open huis die een opening zoeken in conflicten Wij danken U voor elk nieuw begin in mensen, dat de wereld doet veranderen. Wij bidden U voor wie klein gehouden wordt voor wie lijdt onder geweld, armoede, honger voor kinderen bidden wij die zo vaak kind van de rekening zijn. Wij bidden voor wie lijden onder ziekte voor wie rouwen om een geliefd mensenkind. Wij bidden U voor onszelf, dat wij ons bewust worden van ons kracht haal ons weg uit ons gevoel van machteloosheid en houdt de hoop in ons levend dat er meer is dan ons ‘niets’ dat U er bent om ons ‘niets’ om te zetten in overvloed. Help ons te ontdekken wat wij kunnen doen voor mensen om ons heen
Stil gebed Onze Vader Collecte voor de actie ‘Tasjes voor Syrië’ van Doopsgezind Wereldwerk Slotlied
Liedboek 687: 1 en 3 (Wij leven van de wind)
Opdracht We zijn aan het eind gekomen van deze dienst. We moeten weer verder na dit uur van bezinning. Laten we gaan, open en toegankelijk voor wie ons nodig heeft. Laten we gaan in geloof en vertrouwen dat ons ‘niets’ in Gods hand tot veel wordt, genoeg om ervan uit te delen, denk maar aan de tasjes voor Syrië. Gezongen zegenbede Doven van de kaars Orgelspel na de dienst
Liedboek 418 – God, schenk ons de kracht