1
LIEDBOEK
Zingen en bidden in huis en kerk (2013) een impressie na een enkele oogopslag
Graag deel ik met u enkele gedachten en vragen. » Als eerste aandachtspunt wijs ik op de titels van twee bundels: in 1973 werd er gesproken van LIEDBOEK VOOR DE KERKEN –
Psalmen en Gezangen voor de Eredienst in kerk en huis [. . .]; thans wordt er gesproken van Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk. Het verschil acht ik opvallend. » Ik mis een register van dichters, vertalers en componisten van de gezangen, zoals in het vorige Liedboek. De informatie was toen sowieso breder. Op blz. 1608 wordt men verwezen naar www.liedboek.nl Arme ‘jij’ als je geen computer hebt. » In Ten geleide van de hand van de secretaris van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied, (ds.) Klaas Holwerda (1960) (predikant te Amsterdam, beperkte werktijd), maakt hij een oliedomme fout. Hij heeft het over ‘de samenvoeging van de Nederlands Hervormde Kerk, [. . .].’ De indertijd opgeheven ´Vaderlandse Kerk´ heette: Nederlandse Hervormde Kerk. » Aan de integraal opgenomen Psalmen in de berijming van 1968 – de zogeheten ‘Nieuwe Berijming’ – zijn soms een of meerdere alternatieve berijmingen toegevoegd, blijkbaar met nieuwe melodieën. Bijvoorbeeld: - naast Psalm 1 is er Psalm 1a (tekst Fred Kalis (1946) / melodie Bert Matter (1937); - naast Psalm 4 zijn er Psalm 4a (tekst Alexis de Roode (1970) / melodie Christopher Norton (1953) (O righteous Lord who set me right) + Psalm 4b (tekst Nieuwe Bijbelvertaling / melodie antifonen Abdij Maria Toevlucht.); - naast Psalm 8 zijn er Psalm 8a (tekst Karel Deurloo (1936) / melodie ThomasTallis (± 15051585)/Ravenscroft’s Psalter 1621 – TALLIS’ CANON) + Psalm 8b (tekst en melodie Rikkert Zuiderveld (1947)) + Psalm 8c (tekst Vijftig psalmen / melodie Bernard Huijbers (19222003). - Psalm 23 telt zelfs zeven metgezellen. » De cantor van de Oude Kerk te Amsterdam, Christiaan Winter (1967), hoorde ik voor de radio zeggen, dat er, naast de berijming van alle 150 Psalmen van 1968, circa zes uit Psalmen voor Nu in het Liedboek zijn opgenomen. Psalm 130c – uit de diepten - zou er zo een zijn. Dat blijkt niet zondermeer uit het bijbehorende onderschrift. We lezen daar slechts: tekst Rien van den Berg (1970) / melodie Sergej Visser (1970). Het blijkt evenmin uit de Verantwoording, blz. 1611-1615. De volgende informatie brengt licht in de duisternis: Dhr. Rien van den Berg (1970) is jounalist bij het Nederlands Dagblad. Onder redactie van hem verscheen Psalmen voor Nu │ Totdat het veilig is │ boek met cd, Zoetermeer 2005.
2 Het vraagt attentie dat de zogenoemde Nieuwe Psalmberijming anno 1968 geënt is op de Nieuwe Bijbelvertaling van 1951. Men mag zelfs de Herziene Statenvertaling (2010) bij de beoordeling niet als maatstaf aanleggen. » Ik stel vast dat een of meer herdichtingen van de berijming van Marnix van St. Aldegonde (1540-1598) door (ds.) C.J. Meeuse (1945) anno Domini 2011 niet in aanmerking kwamen. » Sprak het Liedboek voor de kerken van ‘Tijd voor Pasen’, nu spreekt men van ‘veertigdagentijd’. En dan te bedenken dat er nog (zeer) velen zijn die ‘zeven lijdensweken’ tellen. Ik proef hier een rooms-katholieke beïnvloeding.1 » Door de hele bundel 1worden ´en passant´ meditatieve en/of gebedsteksten of andere pennenvruchten geplaatst. Ik kan niet zeggen dat een lezer(es) er immer van onder de indruk zal raken. Een voorbeeld: Het is maar dat u ‘t weet Ik ben vandaag gevallen op ’t grind van ’t wandelpad ik moest er zo van huilen heel m’n shirt was nat. Het is gelukkig over maar toch – ’t is dat u ’t weet dat ik zo erg gevallen ben en dat ik Irma heet.
Bara van Pelt (1955)
blz. 1295
» Onder ‘Getijden van het jaar’ is er de categorie Drie dagen van Pasen. Wat wil dat zeggen? Vooral het voorzetsel ‘van’ roept vragen op. Moet aan het zogenoemde Triduum gedacht worden? Dat zijn de volgende drie dagen: Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag, elk met hun eigen momenten van gedachtenis. Wie kennis neemt van de serie liederen van deze categorie – vanaf no. 564a tot en met no. 639 – merkt dat deze gedachte niet juist is. Na Nu valt de nacht. Het is volbracht: de Heer heeft heel zijn leven voor het menselijk geslacht in Gods hand gegeven Lied 590 volgt Wachters op de morgen – introïtus voor de paasnacht Wachters op de morgen, hoever is de nacht? Ontwaak wie nog slaapt en sta op uit de dood! 1
Lied 594
Reeds in 1953 schreef dr. D. Jacobs (1879-1969) zijn Katholiserend Protestantisme, Guido de Bres, ’sGravenhage.
3 De serie eindigt met Lied 639 Christus in het graf geborgen is verrezen in de morgen. Hij passeert de dodenwacht, breekt het zegel van de nacht, breekt de regel van de dood, Loof nu God, want Hij is groot. Direct hierna volgt Paastijd De ontknoping geeft het ‘Register op liturgisch gebruik’. Drie dagen van Pasen wil zeggen: -Witte Donderdag -GoedeVrijdag -Stille Zaterdag -Paaswake -Paasmorgen. Blz. 1606. Intussen kom ik volgens Bartjens nu wel op een aantal van vijf in plaats van drie dagen. Al met al vind ik het een eigenaardige spreekwijze. Wat steekt er achter dat de immer bestaand hebbende onderbreking (lijdenstijd / paastijd) niet meer in acht wordt genomen? » Dat de Heere God als Jij wordt aangesproken acht ik geheel en al verwerpelijk – ten spijt van het gebruik van de hoofdletter. Als voorbeelden zijn te noemen: Lied 269 Als ik slaap en droom van morgen, zul Jij, God, dan voor mij zorgen? Wees ook bij mij in de nacht tot de zon weer naar me lacht. En Verlangen God, wat zou het leven zijn als Jij er niet was? Als Jij er niet was, zou ik het niet begrijpen: waarom de zon opgaat en ondergaat, al eeuwenlang En ik zou niet begrijpen waarom ik de lucht zie en huil. Ik zou niet begrijpen dat heel mijn leven één verlangen is naar Jou. Christa, 21 jaar In Lied 572 – ‘De koningsvaandels trekken uit’ - zingt de dichter: De geuren uit je schors: volmaakt. Geen nectar haalt het bij jouw smaak. Hoe kostelijk je rijke vrucht, je zegekreet klinkt zo verrukt. Veel goeds jij, offerblok en lam, dat fier het lijden op zich nam,
couplet 7
blz. 1296
4 het leven heeft de dood doorstaan, reikt door de dood het leven aan.
couplet 8
Gegroet, o kruis in lijdenstijd, jij, onze hoop, alleen maar jij. Verleen de goeden jouw geluk en breek het kwade in ons stuk.
couplet 9
Wat moeten we hiermee? Waarom jij hier niet met een hoofdletter, zoals elders? En wat moeten we met ‘Verleen de goeden jouw geluk’? Dit roept herinneringen op aan de Canisiusvertaling van Lukas 2 : 14b : ‘En vrede op aarde onder de mensen van goede wil!’2 Zie ook de tekst op blz. 1143. Ik citeer enkele regels om te proeven: Hierheen Adem Hierheen Adem, steek mij aan, stuur mij uit jouw verste verte golven licht. Welkom armeluisvader [. . .]. Beste traendroger lieve zielsbewoner mijn vriend mijn schaduw. [. . .]. God ben jij, zonder jou is alles nacht en ontij, wreedheid, schuld. [. . .]. Ik zeg ja jij, doe mee. [. . .]. Niets ben ik zonder jou. Dood wil ik naar jou toe. Dan zal ik lachen. Zie verder Lied 780 – In de schoot van mijn moeder geweven.
2
De Willibrord-vertaling (1961) leest: ‘[. . .] op aarde onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft.’ In aantekening 14 lezen we; ‘De onder katholieken gebruikte vertaling ‘vrede aan de mensen van goede wil’ is ontstaan onder invloed van de Vulgaat. Dit ‘behagen’ van God strekt zich uit tot alle mensen, evenals de Messias de Verlosser van allen is. Om aan de door God aangeboden vrede deelachtig te worden moet men van goede wil zijn.’ ROME blijft ROME, zo concludeeer ik.
5 Wie onder de indruk komt van de roeping van Jesaja tot profeet - Jesaja 6 : 1-7 - en van het hemelse troongezicht – Openbaring 4 : 4-11 – laat het wel om zó te spreken. Het is de gebroken mens, die iets beseft van de geestelijke ‘Distanz’ tussen de heilige God, ‘de Hoge en Verhevene, Die in eeuwigheid woont, en Wiens Naam heilig is.’ – Jesaja 57 : 15a EN de zondaar. Zo’n mens heeft weet van heilige verwondering dat zo’n God wil wonen bij hen die ‘een gebroken en verslagen hart’ hebben - Psalm 51 : 19m. ‘De HEERE is groot in Sion, en Hij is hoog boven alle volken’ – Psalm 99 : 2. ‘De HEERE is hoog boven alle heidenen, boven de hemelen is Zijn heerlijkheid’ – Psalm 113 : 4. m ‘Zijn Naam alleen is hoog verheven’ – Psalm 148 : 13 . Ik acht het onbestaanbaar dat wij tegen de Heere ‘Jij’ zeggen. Vooral in ons gebed en bij het zingen past ons grote eerbied. » Eveneens acht ik Lied 706 – Dans mee met Vader, Zoon en Geest (rubriek Trinitatis) weinig eerbiedig, om het eufemistisch te zeggen: Dans mee met Vader, Zoon en Geest, kom binnen in hun kring, dat wervelende samenspel van ver voor ons begin. De wereld van vandaag is ons van ouds al toegedacht als dansvloer waar de liefde leidt en waar de hoop ons wacht. couplet 1 Zie het gezicht van deze Drie: een kind in Betlehem, een mens tot bloedens toe gekroond buiten Jeruzalem. De dans van de Drievuldigheid wordt door geen dood gestuit, Want stokt ons dansen in het graf, ook daar leidt God ons uit.
couplet 2
Zing mee, wij zijn door deze Drie in vuur en vlam gezet, nu Pinksteren de vrijheid geeft te zeggen wie ons redt! Ook wij hebben het juk gekend van Adams erfenis. Laat horen hoe die zware last ons afgenomen is.
couplet 3
Wij dansen mee met deze Drie, op weg van feest tot feest. Een jubelzang gaat in het rond om Vader, Zoon en Geest. De liefde, het geloof, de hoop, zij leiden tot dit lied:
6 verweven met ons leven is de dans van deze Drie!
couplet 4
Over dansen gesproken. Het Nieuwe Testament spreekt, naast het dansen van spelende kinderen (Matth. 11 : 17 en Lukas 7 : 32), slechts één keer over dansen en wel over het dansen van Herodias, de dochter van Heródes (Matth. 14 : 6 en Markus 6 : 22). Men realisere zich de context! » Direct daarop volgt Lied 707 – Dragende, moederlijke God, eveneens in de rubriek Trinitatis. Dragende, moederlijke God, U baarde mij, ik ben uw kind. Schepper die mij de adem geeft, U bent mijn zon, mijn weer en wind. couplet 1 Gevende, moederlijke Zoon, U werd een mensenkind als wij, U voedde mij met hemels brood, als levensgraan stierf U voor mij.
couplet 2
Zonnige, moederlijke Geest, kus mij nu wakker als het graan, dan zal ik groeien in geloof tot ik voor U in bloei zal staan.
couplet 3
Wat moet een christenmens in vredesnaam nu hier weer mee? Ik verwijs naar 12 artikelen over GOD, Zoetermeer 2012. Hoofdstuk 1 heeft als titel ‘God als Vader, ook als Moeder?’ En dat uitgerekend door een vrouwelijke predikant, namelijk Margriet van der Kooi-Dijkstra (1953). ‘[. . .]. Ik vraag me wel af of het woordprobleem wordt opgelost door God niet Vader, maar Moeder te noemen. [. . .]. Nu is het met Gods vaderschap anders dan we het ons voorstellen. Gods vaderschap is geen biologisch vaderschap, maar Hij heeft ons tot zijn kinderen geadopteerd. Het is dus een gelijkenis, waarmee ons duidelijk wordt gemaakt dat God diep op ons betrokken is en een gunnende Vader is. Dat brengt ons bij de manier waarop Jezus ons leert te bidden. Hij doet het voor: ‘Bid dan als volgt: Onze Vader’. Dat is opmerkelijk. Jezus spreekt niet over God als over de Onnoembare, de Onuitsprekelijke, de 12 of de Zijnde. Dat zijn de woorden waarmee tegenwoordig vaak over God gesproken wordt. Men bedoelt dat heel eerbiedig, maar het zijn abstracties. Het zijn uitgeklede benamingen en God lijkt nergens meer op. [. . .]. Jezus draagt ons op God heel concreet aan te spreken: ‘Vader’. [. . .].’ 9-13 » 10 en 12.3
3
De dames en heren van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) waren ook geïnjiceerd door het emancipatiesyndroom. De ‘broederlijke liefde’ werd door hen vervangen door ‘onderlinge liefde’. En de ‘broeders’ kregen gezelschap – zó werd het: ‘broeders en zusters’. Dat is intussen wel een vorm van anachronisme en wat dies meer zij.
7 » Na het voorgaande onderricht attendeer ik op Lied 401, ‘Beurtspraak tafelgebed’ genoemd, ondergebracht in de rubriek Maaltijd van de Heer. De Eeuwige leeft en waakt over ons. Wij richten ons op En zien uit naar God. Dank aan de Eeuwige met hart en ziel: dank. Een soortgelijke ontboezeming is Lied 429c – De Eeuwige zal je zegenen, ondergebracht in de rubriek Zending en zegen. De Eeuwige zal je zegenen en behoeden; de Eeuwige zal zijn lichtend gelaat over je doen schijnen en je genadig zijn; de Eeuwige zal je zijn gelaat toewenden en je vrede geven. Amen. Aan het slot lezen we als toelichting: tekst Numeri 6 : 24-26 De woorden in de Nieuwe Bijbelvertaling luiden aldus: ‘Moge de HEER u zegenen en u beschermen, moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn, moge de HEER u zijn gelaat toewenden en u vrede geven.’ Zo laat Lied 429c de Schrift spreken zoals zelfs de Nieuwe Bijbelvertaling NIET spreekt. » Zelfs het persoonlijke voornaamwoord ‘gij’ komen we tegen. Blijkbaar schuwt men het zeer vormelijke mitsgaders archaïsch taalgebruik niet. Lied 313 laat zingen: Een rijke schat van wijsheid schonk God ons in zijn woord. Heb moed, gij die op reis zijt, want daarmee kunt gij voort. Gods woord is ons een licht, en elk die in vertrouwen daarnaar zijn leven richt, die zal er in aanschouwen des Heren aangezicht. couplet 1 O Gij die wilt ontmoeten wie vragen naar uw wil, zie hoe wij aan uw voeten zitten en luisteren stil. [. . .].
couplet 5a
Zie verder: Lied 536. + Lied 537 + Lied 576b. » Een ‘social gospel’ vernemen we in Lied 537: [. . .]. Schenk uw brood aan de geboeiden schenk uw troost aan de vermoeiden. [. . .]. En Jezus sprak: bemin uw vijand ook;
couplet 1
8 Heer God, wij staan voor U verlegen. [. . .]. En Jezus zegt: mensen, verdraag elkaar, en Jezus’ woord zal ons bevrijden. Vergeet uzelf en dien elkander maar - en Jezus’ woord zal ons bevrijden. Aan elkander prijsgegeven vindt gij honderdvoudig leven. Jezus zegt: mensen, bemin elkaar. En Jezus’ woord zal ons bevrijden. -
couplet 3
couplet 4
» De inhoud van Lied 544 roept bij een eenvoudig mens vragen op. Wat bedoelt Willem Barnard? Christus naar wie wij heten heeft met zijn groot geduld de wet en de profeten ten einde toe vervuld. Maar ons is aangezegd, tot aan het eind der dingen die uitgang te volbrengen, de lange lijdensweg. couplet 1 » Lied 545 geeft ons zingend in de mond: Christus staat in majesteit door een stralenkrans omgeven op de berg der heerlijkheid, licht uit licht en eeuwig leven. Halleluja. Wat moet ik met een lichtende kring van kralen, een lichtende cirkel?
couplet 1
» Hoe willen in Lied 561 – ‘O liefde die verborgen zijt’ - de verzen 3 en 5 worden begrepen? De minsten van de mensen zijn daar uitgestrekt in angst en pijn. Tot aan het eind der wereld lijdt Christus in hun verlatenheid. opdat ook wij o Heer U niet verlaten in uw diep verdriet maar bij U zijn in al de pijn waarmee de mensen mensen zijn.
(sic!)
» In Lied 573 – ‘De Moeder stond door smart bevangen’ - komen woorden voor die als ruw zijn aan te merken. hoorde ’t kind, door haar gedragen. stervende om bijstand vragen, zag hoe Hij is doodgegaan. couplet 8
9 Laat mij huilen aan uw zijde, laat het kruis ook mij doen lijden tot ik zelf eens doodgaan moet.
couplet 13
Waarom wordt Moeder hier met een hoofdletter geschreven? Welke bijzondere betekenis wil men door het gebruik van een kapitale letter doen uitkomen? Paus Paulus VI zei in zijn toespraak aan het einde van de tweede zitting van het Tweede Vaticaanse Concilie o.a.: wij kunnen Maria eren met de naam ‘Moeder van de Kerk’. 4 Zeker, Maria is de moeder des Heeren. Als zodanig is zij gezegend onder de vrouwen (Lukas 1 : 42m). God heeft haar daartoe verkoren – wat op zichzelf al zegt dat niet háár maar alléén Hém daarvoor de eer moet worden gegeven. Een ieder zal haar zalig mogen spreken, maar . . . dat geldt van zovele anderen eveneens. Jezus spreekt zalig allen die – als Maria – arm van geest zijn, rein van hart, zachtmoedig en barmhartig, en die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid (Mattheüs 5). Een zaligspreking enkel op haar moederschap heeft de Heiland met zoveel woorden verworpen » Lukas 11 : 27-28. Géén Maria-verering (noch Maria-dogma’s)! -óók niet in het Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk. Woorden als ‘doodgegaan’ en ‘doodgaan’ zijn te duiden als ongeciviliseerd taalgebruik, zeker in het verband waarin het hier wordt gebruikt. Volgens het bijbehorende onderschrift is de tekst een anonieme bewerking van het Stabat Mater dolorosa. Opnieuw een voorbeeld van Rooms-Katholieke invloed. (Denk ook aan de eerdergenoemde aanduiding Veertigdagentijd.) » Bijbels gezien is Lied 730 aanvechtbaar – ‘Heer, herinner u de namen’ - is van de hand van de Roomse Mattheus Verdaasdonk (1918-1966). In het vorige Liedboek was het Gezang 273. De vrouwelijke predikante Marianne W. van Beinum (1943) schreef in Woord & Dienst van 23 november 2002 een artikel in de serie ‘bidden voor de doden’. Zij poogt de bedoeling van Verdaasdonk te doen begrijpen. Zij uit zowel waardering als kritiek. Dat de inhoud van dit Lied voor protestanten die zich op Schrift en Confessie beroepen onaanvaardbaar is, moge evident zijn. In dit verband valt ook Lied 731 – ‘Vergeet niet hoe wij heten’ – kritisch te benaderen. De Liederen 724 tot en met 736 zijn ondergebracht in de rubriek Allerheiligen. Deze dienen, ieder op zijn wijze, van kritische noten te worden voorzien. Dat het Liedboek een rubriek Allerheiligen heeft, kan protestanten slechts hogelijk verbazen. Het Allerheiligen is een verzamelfeest van alle heiligen in de Rooms-Katholieke Kerk. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen, dat daarbij meer de samenvattende gedachte op de voorgrond staat dan de verering van de individuele historische personen. Paus Gregorius IV (pontificaat 827-844) stelde het feest op 1 november vast voor de gehele Westerse kerk. In dit verband is het in feite verwonderlijk dat in het Liedboek niet van Allerzielen (2 november) wordt gerept.
4
Katholiek Archief, 19e jaargang (1964), blz. 240.
10 » Het lied ‘Een vaste burcht is onze God’ is thans numer 898. Evenals in 1973 moest ook nu de vertaling van Jan Jacob Lodewijk ten Kate wijken. En terwijl juist deze versie zo velen bekend is en jaarlijks op Hervormingsdag wordt gezongen. Zelfs als 898b mocht hij zijn rentree niet maken. » We mogen ook Franse teksten zingen: Lied 598. » Ons volkslied is van nummer 411 opgeschoven naar nummer 708. Op de spelling van zo’n lied kan het Groene Boekje - Woordenlijst Nederlandse Taal – niet worden losgelaten. Woorden uit vervlogen tijden dienen steeds op de oude wijze te worden geschreven. Zowel in het Liedboek voor de kerken als in het huidige Liedboek wordt in couplet 12 ‘Zo het de wil des Heren’ alsook in couplet’ 15 ‘den Here’ geschreven. In de bundel van 1938 (druk: Joh. Enschedé en Zonen, Haarlem) wordt – geheel correct – ‘des Heeren’ en ‘den Heere’ geschreven. Zoals ook in het Liedboek voor de kerken ontbreken ook nu de verklarende voetnoten die 1938 ons gaf – acht in getal. » In overeenstemming met de NBV worden namen op een nieuwe wijze geschreven.5 En dat werkt vervreemdend.Voorbeelden: Mattheüs WORDT Matteüs Názareth Nazaret Gethsémané Getsemané » De aanduidingen in ‘Cantico de la creature’ – Gezang 400 in de vorige Liedboek -, te weten: ‘broeder zon’ + ‘zuster maan’ + ‘broeder vuur’ + ‘moeder aarde’ + ‘zuster dood’, keren niet terug. Toch heeft de redactie Franciscus van Assisi (1181-1226) niet echt zijn congé willen geven. Op blz. 1355 vinden we nog een ‘meditatieve’ tekst – aan hem toegeschreven (zo schrijft men voorzichtig). » Het lijkt mij een logische consequentie te zijn dat er voor dichters zoals André Troost (1948) en Jaap Zijlstra (1933) als dominee A.F. Troost en dominee J.R. Zjlstra een plaats wordt ingeruimd op de kansel. En dat de dichter Huub Oosterhuis (1933) als gast een wijkavond zal ‘opsieren’. De mannen wiens liederen wij zingen, willen we toch ook een keer nader ontmoeten. » Bij een positieve instelling behoort uiteraard verder onderzoek. En dat breed: theologisch (in het bijzonder de soteriologische aspecten), letterkundig en musicologisch. En dat kost heel veel tijd. Voorlopig lijkt theologische- en letterkundige consistentie niet aanwezig. De bundel heeft veel weg van ‘een tijdloze enumeratie van alles wat op spiritueel gebied ooit is gepresteerd’, schreef iemand mij deze week. k
5
Zo werd ook gehandeld in Tekst voor tekst – De Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht -,’s-Gravenhage, 1987.
11 » Het nieuwe Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk – valt naar mijn inzicht te kenschetsen als een mengelmoes. Het allegaartje vraagt uitdrukkelijk om selectie. Maar dan is er de vraag: door wie? Uiteraard mag een ieder voorkeur hebben, maar dat laat onverlet dat de gehele bundel verantwoord dient te zijn. De hele bundel moet men zonder risico groot en klein in handen kunnen geven. En dan met het advies deze te gaan koesteren. Edoch: verscheidene ingrediënten die in het Liedboek worden geserveerd, zijn min of meer bedreigend voor de geestelijke gezondheid van een (kerk)mens. In het maatschappelijke leven zetten we ons ook niet aan een tafel waar bestanddelen van de aangeboden maaltijd levensgevaarlijk zijn, althans kunnen zijn. Het ‘bij twijfel onthoudt u’ is nog immer een raadzaam devies. Derhalve lijkt het het meest veilig het hele Liedboek anno 2013 links te laten liggen.
Putten, 30 mei 2013
K.A. Gort e-mail:
[email protected]
-0-0-0SUPPLEMENT I Op blz. 5 werd Lied 706 – rubriek Trinitatis - voor het voetlicht geplaatst. Bespeuren we in dit lied invloed van - bijvoorbeeld - de Amerikaanse predikant Tim Keller (1960)? In de theologie van Keller neemt de drie-eenheid een belangrijke plaats in. De triniteit wil Keller inzichtelijk maken met het beeld van een ‘gioddelijke dans’ van Vader, Zoon en Heilige Geest. De vraag dringt of Keller voldoende recht doet aan - onder meer - de eenheid van God en de ‘orde’ tussen de Drie Personen.6 SUPPLEMENT II Voetnoot 3 op blz. 6 behoeft aanvullling. Alleen in 1 Thessalonicensen 4 : 9 en Hebreeën 13 : 1 heeft de Nieuwe Bijbelvertaling ‘onderlinge liefde’ (i.p.v. ‘broederlijke liefde’). In Romeinen 12 : 10, 1 Petrus 1 : 22 en 2 Petrus 1 : 7 wordt er voor een parafrase van ‘broederlijke liefde’ gekozen. 6
Dr. Kevin J. Bidwell, ´Losing the Dance: is the ´divine dance’ a good explanation of the Trinity?’, hoofdstuk 3 (blz. 97-133) in: lain D. Campbell en William M. Schweitzer, Engaging with Keller. Thinking through the theology of an influential evangelical, Darlington 20123. = bespreking door Maarten Stolk in het Reformatorisch Dagblad, d.d. 5 juli 2013, blad 11.
12 SUPPLEMENT III Op blz. 9 noemde ik Lied 730 – ‘Heer, herinner u de namen’ -: van de hand van de Roomse Mattheus Verdaasdonk (1918-1966). In het vorige Liedboek was het Gezang 273. Men neme nota van de verwrongen poging van drs. A.C. den Besten (1923) tot acceptatie van dit lied (= Gezang 273) voor protestanten in Een COMPENDIUM [. . .].7 CORRECTIE Ik heb hiervoor (op blz. 10) ten onrechte aangegeven dat het lied ´Cantico de la creature´ Gezang 400 in het Liedboek voor de kerken8 - zijn congé had gekregen. Wat is het geval? Een nieuwe versie ontmoeten we in lied 742. Terwijl Schulte Nordholt (1920-1995) vertaalde: Almachtige, verheven Heer, halleluja, [. . .].’ hertaalde Maarten Das (1980), naar het Zonnelied van Franciscus van Assisi (1181/2-1226),: ‘Wees geprezen, bron en schenker, om uw lied in al wat leeft.’ De 12 coupletten zijn door Das teruggebracht tot 8 coupletten. De zegswijzen ‘broeder zon’ (2), ‘zuster maan’ (3), ‘zuster water’ (4), broeder vuur’ (4), ‘moeder aarde’ (5), ‘zuster dood’ (7) komen ongeschonden terug. Waarom eerst gesproken werd van ‘Cantico de la creature’ en nu van ‘Zonnelied’ is mij onbekend. In 2000 zette Angelo Branduardi (1950) het lied op muziek. Bij de huidige tekst zorgde Berry van Berkum (1960) voor de melodie. In het ‘auteursregister liedboek’ zoeken wij voor dit lied tevergeefs bij Franciscus van Assisi. De heer Das is de man! BIJTIJDS Graag maak ik er melding van, dat er vanwege de Gereformeerde Bond op een vroeg tijdstiip – anno Domini 2008 - aandacht is gegeven en zó gevraagd voor de aanstaande komst van een nieuw liedboek. De titel van het hoofdredactionele artikel in de Waarheidsvriend luidde: ‘Op weg naar Liedboek 2012’. De neventitel luidde: ‘Inbreng van kerkenraden gevraagd’.9 EEN BLIK VOORUIT In drieluik - het maandblad van de Hervormde Gemeente, de Gereformeerde Kerk en de Evangelisch Lutherse Kerk te Amersfoort wordt in het najaar van 2007 een artikel geplaatst met de volgende titels: Nieuw liedboek in voorbereiding Een zaak van lange adem. De tekstschrijvers Anneke Verhoeden en Koos van Noppen, laten vooral de organisten aan het woord komen. Vinden zij een nieuw liedboek wenselijk, noodzakelijk of nutteloos, 7
Een COMPENDIUM van achtergrondinformatie bij de Gezangen uit het Liedboek voor de kerken, Amsterdam 1978, 646-648. 8 In Een COMPENDIUM geven ds. W.G. Overbiosch, prof. dr. J.W. Schult Nordholt en Bernhard Steinvoort een toelichting, 896-906. 9 d.d. 24 januari 2008, 4-5. In de Waarheidsvriend van 3 mei 2007 doet drs. P.J. Vergunst verslag van een synodevergadering van de PKN. In dit verslag prijkt het kopje ‘Liedboek’, 18-19 » Eerder, op de Jaarvergadering van de Geref. Bond, gehouden op 31 mei 2007, roerde de toenmalige preses van de Synode van de PKN, ds. De Fijter, dit punt reeds aan. Hij sprak o.m.:‘[. . .]. Niet alleen de Gereformeerde Bond, ook de kerk in haar geheel heeft groot belang bij een liedboek met liederen die de gemeente bepalen bij de Schrift, bij schuldbelijdenis, vergeving, verzoening en vernieuwing. [. . .].’ de Waarheidsvriend, d.d. 14 juni 2007, 14-15 » 15 1e kolom.
13 overbodig? Achtereenvolgens vernemen we de visies van Henk Veldman (Lutherse kerk), Jan Post (De Hoeksteen), Gerrit Griffioen (Andreaskapel (Nijenstede)), Christa Hijink (Bergkerk), Henk de Ridder (Nieuwe Kerk), Johan Dekker (Adventkerk) en Piet de Vries (De Brug/Opstandingskerk). Zij werpen vooral een blik voorwaarts.10
-0-0-0GEZEGD EN/OF GESCHREVEN » Het Reformatorisch Dagblad heeft in de editie van 25 mei 2013 als Commentaar Nieuw Liedboek.11 ‘[. . .]. Het is zeker niet te verwachten dat die gemeenten die principiële bezwaren hebben tegen het zingen van zogenoemde vrije liederen in de erediensten het nieuwe Liedboek zullen omarmen. Integendeel: het nieuwe Liedboek zal veel gemeenten bevestigen in hun stellingname dat het beter is om alleen psalmen te blijven zingen. Bevindelijk gereformeerden hechten, op goede gronden, zeer aan het zingen van psalmen in de eredienst. Het boek van de Psalmen is een liedbundel waarin alle tonen van het leven worden aangeslagen. Diepe tonen, heldere tonen. Er wordt gezongen van zonde en schuld. Er klinken tonen van berouw en verootmoediging. Maar ook de lofzang ontbreekt niet. Eenzijdig is het boek der Psalmen dus zeker hniet. Ervaringen van gelovigen de eeuwen door krijgen in dit boek een stem. Of, om het met Calvijn te spreken: ‘Het psalmboek is een anatomie van alle delen van de ziel.’[. . .].’12 » RD 20 april 2013 Interview met de musicoloog dr. Jan van Biezen (1927). ‘[. . .] Volgende maand verschijnt de opvolger van het Liedboek waar u zo veel voor gedaan heeft. Voor mij had een nieuw Liedboek nog niet gehoeven. Een revisie van het huidige Liedboek was voldoende geweest. Wat ik van de nieuwe bundel vind? Ik heb er nog te weinig van gezien om een oordeel te kunnen vellen. Maar wát ik ervan gehoord heb, stemt me niet positief.’13 » VISIE (EO) d.d. 25/31 mei 2013 Interview met ds. Klaas Holwerda (1960), secretaris van de ISK (= Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied). ‘[. . .].
10
september 2007, 2-4. Blad 3. 12 In de vertaling van J. Boer Knottnerus (1864-1904): ‘Ik ben gewoon dit boek te noemen een ontleding van al de delen van de ziel, omdat er geen aandoening in de mens is, die hier niet als in een spiegel voorgesteld wordt. [. . .].’ Het boek der Psalmen verklaard door Johannes Cavijn, Goudriaan 1972, II. Vgl. W. de Greef, Calvijn en zijn uitleg van de Psalmen – Een onderzoek naar zijn exegetische methode, Kampen 2006, 16-18. 13 Pagina 2-3 » 3 puntkomma zaterdag 11
14 Dit is hét officiële kerkelijk liedboek van maar liefst acht kerkgenootschappen – van de Vrijzinnige Genootschap NPB tot de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Dat is echt van een andere orde dan de talloze particuliere bundeltjes. [. . .]. Kan dat, zo’n brede groep kerken allemaal één bundel geven waarin ze zich herkennen? Sterker nog: het was onze opdracht. Het samenstellen van de bundel was inderdaad een oefening in oecumene. Maar samen zingen verbindt. Dat was de ervaring van de redactie. En dat is ook de ervaring van de meer dan honderd zangavonden in het land. Dus ja, het kan. [. . .].’ » RD d.d. 28 mei 2013 Interview met de Gereformeerd-Vrijgemaakte dr. Jan Smelik (1961), adviseur van de redactie van het zaterdag 25 mei 2013 gepresenteerde Liedboek. ‘ [. . .]. Blij met het eindresultaat? Ja, maar niet in de zin dat ik persoonlijk alle liederen graag zou zingen. Er staan liederen in die te ver afliggen van mijn geloofsovertuiging en de daarmee verbonden persoonlijke opvattingen over liturgie en kerkmuziek. Ook mis ik bepaalde liederen. Maar er staan er ook zeer vele in die ik graag zing. Ik vind het waardevol dat er binnen het sterk verdeelde protestantisme toch één gezamenlijke, samenbindende liedbundel is. Het biedt ook mogelijkheden om kennis te maken met repertoire dat anders buiten je gezichtsveld zou blijven. [. . .].’14 » RD d.d. 30 mei 2013. Interview met de dichter-dominee dr. A.F. Troost (1948): ‘[. . .] er blij mee dat de samenstellers alle psalmen van 1968 weer hebben opgenomen. Alleen hadden ze na de psalmen niet moeten doornummeren. De gebruiker moet direct kunnen zien dat de 150 psalmen een aparte bundel vormen. Dat is niet een onderdeel van het grote geheel, nee, dat is het liedboek van Israël. Dat maakt het uniek en dat zie je nu niet meer.15 Nog veel erger vind ik – ik durf het wel mijn grootste kritiek te noemen – dat de samenstellers andere liederen tussen de psalmen hebben gevoegd. Soms betreft het een bijna letterlijke ándere berijming van de betreffende psalm. Maar vaak zijn het liederen waarvan de tekst amper binding heeft met de originele tekst van de psalm. Dat vind ik een trap op de tenen van Israël. Waarom moet dat nu? Hoe lief de theologie van het Nieuwe Testament me ook is, je moet die niet in het Oude Testament gaan inbreien. En dat gebeurt nu.’
14
Pagina 2 Kerk en godsdienst. Ik wijs er nog op dat het Liedboek voor de kerken na de Psalmen een ´Register op de beginregels van de Psalmen´ heeft EN een ´Register van de dichters die hebben meegewerkt aan de Nieuwe Psalmberijming in de definitieve uitgave van 1967.’ Eerst dan beginnen de Gezangen! » Ik signaleerde een uitlating van prof. dr. G.C. Berkouwer (1903-1996) met betrekking tot het Liedboek voor de kerken (1973) in zijn Zoeken en vinden – Herinneringen en ervaringen, Kampen 1989. Hij schrijft daarover onder het kopje ‘Verlies van het transcedente?’, 155-160 » 159. 15
15 Overigens is hij van mening dat de confessionele vleugel niet kan zeggen ‘dat ze er niet mee uit de voeten kunnen.’ 16 » RD d.d. 31 mei 2013 Interview met drs. P.J. Vergunst (Apeldoorn), algemeen secretaris van de Geref. Bond. ‘Wat is uw eerste indruk van het nieuwe Liedboek? ‘[. . .]. Dan constateer ik dat de oecumenische insteek vergroot is, dat er liederen uit allerlei geestelijke stromingen bijeengebracht zijn. Geloofsgemeenschappen worden geacht over hun eigen grenzen heen te stappen.[. . .]. Een gereformeerd mens kan zeker leren van andere tradities, maar daar zitten wel grenzen aan, grenzen die dit Liedboek nogal eens overgaat. [. . .]. Verwacht u dat het nieuwe Liedboek zijn weg binnen de Gereformeerde Bond zal vinden? We zullen ons daarom een oordeel vormen over opzet en inhoud van het Liedboek, waarbij de belijdenis van de Reformatie ijkpunt is. De liturgie moet immers het belijden volgen – en niet andersom. [. . .].’17 » RD d.d. 21 juni 2013
goed bekeken
‘De impact van het Woord’ door prof. dr. M.J. de Vries (Papendrecht). ‘Al een week voor de officiële aanbieding in Monnickendam vond ik het nieuwe Liedboek van de Protestantse Kerk in Nederland18 in een boekhandel. Deze winkel nam het blijkbaar niet zo nauw met het embargo. Uiteraard nam ik de onverwachte gelegenheid te baat en kocht een exemplaar. Er was al het nodige over geschreven en ik was nieuwsgierig naar de inhoud. Een van de dingen die mij meteen opvielen, is dat weliswaar alle psalmen er weer in stonden, net als in het ’oude’ Liedboek, maar dat er nu tussendoor liederen waren geplaatst die geen echte berijmingen waren. Ze hadden wel een relatie met de psalm die eraan voorafging, maar de afstand tot de onberijmde tekst was beslist groter dan in de berijming van de desbetreffen-de psalm. Het tweede dat ik ontdekte ten opzichte van het Liedboek van 1973 is het verdwijnen van de categorie Schriftberijmingen.19 Niet dat er geen Schriftberijmingen meer in stonden, maar ze waren niet meer als zodaig aangeduid. Ik weet niet op welke gronden besloten is om die beide veranderingen door te voeren, maar ze hebben wel iets gemeenschappelijks dat mij verontrust. Uit beide spreekt een soort ‘gelijkstelling’ van vrije liederen en Schriftberijmingen. Ze staan nu immers door elkaar, terwijl ze voorheen als aparte categorieën werden gezien. Liederen die rechtstreeks ontleend zijn aan de Bijbel staan nu op gelijke voet met liederen die meer op ingevingen van menselijke dichters zijn gebaseerd. 16
Pagina 3 Kerk en godsdienst. Pagina 2 Kerk en godsdienst. 18 Dat het Liedboek het nieuwe Liedboek van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) zou zijn, is niet juist. Eén zin uit het Ten geleide is veelzeggend: ‘Het (= Liedboek) overstijgt in zijn verscheidenheid tegenstellingen tussen uiteenlopende kerkliedculturen en bergt een onuitputtelijke bron van gebruiksmogelijkheden in zich.’ (ongepagineerd). 19 Nu wordt er gesproken van Bijbelse vertelliederen en deze categorie betreft de nummers 162 t/m 189. 17
16 Natuurlijk zijn Schriftberijmingen niet de Bijbeltekst zelf en komt ook daar de nodige menselijke inbreng aan te pas. Maar blijkbaar maakt het nu niet zo veel meer uit of een lied rechtstreeks is afgeleid uit Gods Woord of uit mensenwoorden. Omdat ik de afgelopen tijd het nodige gelezen en gehoord heb over wat goed is om in de eredienst te zingen, kan ik wel zo´n beetje raden wat het weerwooord zal zijn: “Menselijke dichters kunnen ook door God geïnspireerd zijn. Bijbelschrijvers hebben niet het alleenrecht op inspiratie door de Geest.´ Ik zal de laatste zijn om dat te ontkennen, maar ik zou er tegelijk graag aan vasthouden dat de inspiratie van Bijbelschrijvers niet op één lijn staat met die van de dichters van vrije liederen. Het lijkt erop dat velen dat niet meer zo zien. Ik word daar niet blij van. [.. .].´ » Ds. C. van den Berg (1969) (Nieuw-Vennep), ‘Kroniek Nieuw Liedboek’ in Kontekstueel – Tijdschrift voor gereformeerd belijden nu, 27e jaargang / Nr. 6 / juli 2013. ‘[. . .]. In het nieuwe Liedboek is het concept van de ene stijl duidelijk verlaten. Muzikaal, literair en theologisch is het een amalgaam20 van (theologische) stromingen, genres, muziekstijlen en vormen. [. . .].’, 30-33 » 32 1ste kolom.
» IK ZING magazine
(eenmalige uitgave van BV Liedboek, t.g.v. de verschijning van Liedboek - zingen en bidden in huis en kerk) - interview met ds. Pieter Endedijk (1954),21 projectcoördinator. ´[. . .]. Toen we klaar waren, hebben we één woord uitvergroot: katholiciteit. Dat staat voor wat we gemeenschappelijk hebben, waar we elkaar in kunnen herkennen. We streefden niet naar uniformiteit; we wilden binnen bepaalde kaders rechtdoen aan de onderlinge veelkleurigheid. [. . .]. We vragen van de gebruiker om te accepteren dat er dingen in staan die jou niet aanspreken. We hopen dat mensen die veelkleurigheid ook ontdekken als wezenlijk. [. . .]. Er is geen genre dat we bij voorbaat uitgesloten hebben,’ benadrukt Endedijk. Ook lichte muziek en popmuziek doen gewoon mee, zoals Psalmen voor Nu en Opwekkingsliederen.’22 - Een kijkje in de werkplaats van de Dichter en de Componist. Systze de Vries (1945), theoloog, predikant, tekstschrijver, dichter en publicist. [. . .]. Een kerklied moet verbinden. Het is niet een etaleren van mijn visie. De Bijbel geeft diverse beelden van God die in het verleden niet allemaal de ruimte hebben gekregen. Ik wil aan die diversiteit recht doen. [. . .].
20
Figuurlijk: een mengsel van ongelijksoortige bestanddelen Jaco van der Knijf: Interview met ds. Pieter Endedijk - ‘Nieuw liedboek: kerkenraden aan zet’ - in: Reformatorisch Dagblad, d.d. 30 januari 2008, 2. - Endedijk publiceert ‘Een nieuw liedboek in een veranderd liturgisch landschap’ in: Liturgie op maat – Vieren in het spanningsveld van eenheid en veelkleurigheid, Louis van Tongeren red.), Heeswijk 2009, 157-178. 22 Pagina 5-6. 21
17 23
In de kerkdienst kun je alles weglaten, en misschien wel de preek als eerste. Maar als het zingen ophoudt, dan is het afgelopen. Het is het laatste redmiddel van de kerk. Als we het allemaal niet meer weten met elkaar, dan kunnen we nog altijd samen zingen.’24 -o-o-
» Start nr. 22 – september 2012 Eredienst Het nieuwe liedboek 2013 Elk vogeltje zingt . . . Hans Maat (1968)
» RD d.d. 12 januari 2013
pagina 13
- Kerk en Godsdienst
“Nieuw liedboek mes in de rug ‘ Jaco van der Knijff spreekt met Dirk Zwart (1962), kerkmusicus en componist uit Lochem. pagina 2
» Het nieuwe Liedboek in woord en beeld25 Recent ontving ik ter inzage Het nieuwe Liedboek in woord en beeld - een boek van 155 bladzijden. De schrijver, de musicoloog en hymnoloog dr. Jan Smelik (1961), noteert onder zijn ‘Woord vooraf’: Steenwijk, januari 2013. Het eerste hoofdstuk heeft als titel ‘Een nieuwe tijd vraagt om een nieuw liedboek.’ In hoofdstuk 2 gaat het over ‘Samen op weg naar een nieuw liedboek.’ Met name de eerste twee hoofdstukken geven het vereiste inzicht met betrekking tot het ’intensief proces van visievorming en het afwegen van uiteenlopende wensen en belangen.’26 ‘Uit wat in dit en het vorige hoofdstuk geschreven is, zal duidelijk geworden zijn dat het aantal liedgenres en zangvormen aanzienlijk verbreed is ten opzichte van het Liedboek voor de kerken. Het betreft niet alleen een theologisch-inhoudelijke verbreding, maar vooral ook een flinke toename ten aanzien van de gebruikte liedvormen en –stijlen. Nu hebben gelovigen doorgaans veel noten op hun zang, vooral als het gaat om hun liederen. Het Liedboek – zingen en bidden in huis en kerk zal dan ook een proef zijn in hoeverre de sterk uiteenlopende modaliteiten en geloofsgemeenschappen elkaar verdragen en ruimte gunnen in hun liedbundel.’27 Aldus sluit dr. Smelik hoofdstuk 2 af. Een in hoofdstuk 2 afgedrukt tussenkopje luidt – veelbetekend - : ‘pluriformiteit honoreren.’28 -o-oTER BEPROEVING
23
Deze uitspraak is wel een zeer gedurfde. Het Schriftwoord uit Romeinen 10 : 17 en de Institutie IV. 1.1. en IV. 3.1. van Calvijn leren ons geheel anders. 24 Pagina 20 25 Boekencentrum, Zoetermeer 2013. 26 Blz. 33. 27 Blz. 52. 28 Blz. 37.
18 De generale synode van de PKN, op vrijdag 26 april 2013 in vergadering bijeen, geeft – op twee stemmen na – groen licht voor de beproeving van het op 25 mei te Monnickendam te presenteren nieuwe Liedboek in de gemeenten.29 -o-oHUUB OOSTERHUIS Aan teksten van de dichter Huub Oosterhuis (1932) ga ik verder voorbij. Hij is te duiden als een ex-jezuïet en voormalig priester. Hij huwde in 1970 met de jonge Josefien Melief, uit welk huwelijk twee kinderen geboren werden. Dit huwelijk eindigde door een echtscheiding. Thans heeft hij als levenspartner en vriendin de jounaliste Colet van der Ven. Wikipedia schrijft: ‘Hij publiceerde een groot aantal liederen en gedichten en beïnvloedde de modernistische denkbeelden over liturgie en kerkelijk leven in Nederland diep.’ Het is bepaald niet ongeschikt om te vragen wie is hij of zij en waarvandaan zijn ze gekomen? De reden waarom ik hem voorbij ga valt nu niet moeilijk meer te raden. 30
-0-0-0NADERE IMPRESSIES » Lied 159c – De glorie van de Eeuwige zal worden onthuld Eerder, op bladzijde 7, signaleerden we - niet zonder impliciete bedenkingen - de aanduiding van God als de Eeuwige.31 Ik acht de Eeuwige een onpersoonlijke term. 29
Van de hand van drs. P.J. Vergunst verschijnt in de Waarheidsvriend een ‘Impressie van de synode – zingen na 25 mei’, d.d. 10 mei 2013, nr. 19, 4-5.e 30 Wie hem toch nader wil leren kennen verwijs ik naar – o.m. – het navolgende: - interview - Huub Oosterhuis, in SP-periodiek De Tribune d.d. 14 september 2001. - Harold de Haan, ‘Moderne dichter’, de Stentor, ‘Kerst 2002’, 24 december 2002. - Bettine Siertsema, ‘Motieven in de waardering van de liederen van de liedteksten van Huub Oosterhuis´, in: Gert J. Peelen, Bettine Siertsema en Ciska Stark (reds.), Vechten & vieren. De spanning in het werk van Huub Oosterhuis, Zoetermeer 2003. - ‘De revolutie van de bijbel’, in: Ronald van Raak (red.), Socialisme, waht’s left? Klassieke teksten ingeleid door socialisten van nu, Diemen, Van Veen, 2004, 9-15. - ‘Eens komt de verborgen gemeente in beweging’, in: Bart Top, Religie en verdraagzaamheid, Ten Have 2005, 126-134. - Wouter Beekers, ‘SP is maoïsme nog niet ontworsteld’, in: Nederlands Dagblad d.d. 12 september 2005, 7 - ds. L.J. Geluk, ‘Namaak in “Huis ten Bosch”?’ in Ecclesia, april 2007 - nr. 8, 61-63. - ‘GEDEELD LEVEN’ – ‘Ritme en rechtvaardigheid’ – interview door Henk Roozeboom en Ruud van Gessel met Huub Oosterhuis en zangeres/dochter Trijntje, in: Zin’ 01 2008, 18-22. - Huub Oosterhuis ‘God is zo machtig als mensen goed zijn’ – interview door Willemijn Bos, in: Midi 1*2008, 32-37. - ‘Huub Oosterhuis Dichter en theoloog’ – interview door Hugo Camps: Elsevier d.d. 8 maart 2008, 30-32. - ‘Leerhuis en Liturgie’ – ‘Vieren á la Oosterhuis’ – interview door Kees Posthumus: Woord & Dienst d.d. 24 oktober 2008, 22-23. - Jaco van der Knijf, ‘Dichter van een socialistisch visioen’, Reformatorisch Dagblad d.d. 3 november 2008, 17. - redactie religie & filosofe, ‘Priesterschap is Huub Oosterhuis nooit ontnomen’, Trouw – de Verdieping, d.d. 19 december 2008, 6. - ‘Dichter bij de mensen Psalmvertalingen van 1961 tot 2011’, ‘interview met Huub Oosterhuis’ door Jaap van Dorp en Marja Verburg in Met Andere Woorden (NBG), september 2012 (12]3), 31ste jaargang, 29-38. - Marc van Dijk, De paus van Amsterdam Biografie van Huub Oosterhuis, Atlas Contact, 2013
19 In 2012 leverde ik kritiek op een artikel van prof. dr. J. Hoek met betrekking tot het hanteren van één van de deugden van God als verpersoonlijking. Het verweer van prof. Hoek luidde als volgt: ‘Ik zie geen reden waarom we de HEERE niet in een zinsverband dat dit rechtvaardigt, zouden aanduiden met een benaming die één van Zijn deugden personificeert. Bijvoorbeeld: de Almachtige, de Barmhartige, de Genadige, de Getrouwe, de Alomtegenwoordige, de Heilige, de Eeuwige enzovoorts. De theologische motivatie hierachter is dat God samenvalt met Zijn eigenschappen. Elke eigenschap is God zelf. Dit hangt weer samen met de simplicitas Dei. Als God heilig is, dan is Hij 100% heilig, tegelijkertijd 100% barmhartig, eeuwig, alomtegenwoordig enzovoorts..’ Hopelijk heb ik zo mijn beweegreden om dit keer over ´de Eeuwige´ te schrijven verhelderd.´ 32 Zie ook Lied 729 – Zij gaan op naar de stad van de vrede We lezen couplet 4: Zij ontmoeten de levende Here, zien de Eeuwige, eindelijk thuis, gaan in lichtlichaam op hem gelijken. Vaste hoop was Hij, nieuwe dag is Hij, en zij zingen, zingen, ja zingen een nieuw jubelgezang. » Lied 167 - Weet jij ook waar Mozes is Het lied van Mozes Weet jij ook waar Mozes is? Nee, ik niet, nee ik niet! 31
Ter adstructie maak ik enkele leerstellige opmerkingen. - De drie eigennamen van God zijn: God, HEERE en Heere. - Gods persoonsnamen zijn: Vader, Zoon en Heilige Geest. (Wij belijden God immers als de Drie-enige God.) - De derde groep van Godsnamen, zijn Zijn wezensnamen, ook wel genoemd Zijn eigenschappen of deugden. Vanouds zijn deze wezensnamen in twee groepen verdeeld: in de zogeheten onmededeelbare en de mededeelbare eigenschappen. Tot de onmededeelbare wezensnamen behoren o.m. Zijn onafhankelijkheid, Zijn eeuwigheid. Tot de mededeelbare wezensnamen behoren o.m. Gods wijsheid en alwetendheid, Zijn heiligheid, rechtvaardigheid en goedheid. In ons gebed dienen we Hem niet aan te spreken als: Eeuwige, Genadige, Almachtige e.d., maar met Zijn wezens-c.q. persoonsnamen. Wel kunnen we zeggen: eeuwige God (Gen. 21 : 33), genadige HEERE/Heere, almachtige God. De Schrift zelf spreekt van ‘de Heere, de Almachtige’ (2 Corinthe 6 : 18 b (Openbaring 1 : 8)), ‘de Heere God, de Almachtige’ (Openbaring 4 : 8 b). Zie F.J. Pop, Bijbelse woorden en hun geheim verrklaring van een aantal Bijbelse woorden, ’s-Gravenhage 1975 (vijfde druk), 126-129 (Elohim). Edoch: als bijvoeglijk naamwoord komen ‘Allerhoogste’ of ‘Almachtige’ bijvoorbeeld voor in de Psalmen 7 : 18 + 9 : 3 + 68 : 15 + 91 : 1. >> Het DIENSTBOEK – EEN PROEVE DEEL II, Zoetermeer 2004, heeft het ook over ‘de Eeuwige’, terwijl de Schriftlezingen waarnaar word verwerzen, nl. Jesaja 42 : 1-44 en Klaagliederen 3 : 2-26, daartoe allerminst nopen (ook in de Nieuwe Bijbelvertaling niet), 474. 32 simplicatus Dei = eenvoudigheid van God. Als literatuur noem ik: H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek – IV 26, 5. K. Schilder, Tusschen ‘ja’ en ‘neen’ (verzamelde opstellen), 1929, 279-281. Heinrich Heppe, Reformierte Dogmatik Die Dogmatik der evangelisch-reformierten Kirche, 1935, 47 en 58. J. van Genderen/ W.H. Velema, Beknopte Gereformeerde Dogmatiek, 168-170.
20 Weet jij ook waar Mozes is? Nee, ik niet. Er volgen nog 9 coupletten. Als aanwijzing staat eronder: ‘Bij dit speellied kunnen de eerste en derde regel door één stem worden gezongen, de overige door allen.’ Is dit veel meer dan rijmelarij? » In Lied 185 – Een jongen met een grote mond De verloren zoon In het derde couplet wordt gezongen: aan nukkers hebben wij het land, een broertje dood. Nukkers is een nieuw woord. We kennen wel de woorden nukken (=grillig) / nukkig (= vol nukken) / nukkigheid. De zegswijze ‘een broertje dood’ is geheel gespeend van empathie - dus allerminst pastoraal. Wie weet heeft van het verdriet over een overleden broer zal NOOIT over ‘een broertje dood’ willen zingen. » Lied 199 - Koester de namen die wij hier gedenken Gezongen gebed of gebedsaanhef koor Koester de namen die wij hier gedenken, dat zij geborgen zijn in uw genade, dat zij gekend zijn bij U en bij ons. allen Laat de zon van uw aangezicht over ons opgaan, zegen ons allen met het licht van uw ogen. koor
Zie met ontferming naar onze aarde, houd in uw hoede wie haar bewonen Houd ons omsloten, thuis in uw zegen. allen Laat de zon van uw aangezicht over ons opgaan, zegen ons allen met het licht van uw ogen. Op de bladzijden 8-9 signaleerden we reeds een dergelijk gevoelen in Lied 730. In Lied 199 ontmoeten we een aardsgericht heil: ‘houd in uw hoede wie haar bewonen.’ En dat terwijl de apostel Paulus in zijn eerste Korinthebrief uitroept: ‘wij prediken Christus, de Gekruisigde’ (1 Kor. 1 : 23a). In het volgende Bijbelhoofdstuk klinkt de ontboezeming: ‘ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Die gekruisigd.’ Zo gezien heeft de Kerk primair één taak, namelijk de prediking van Jezus Christus (Rom. 16 : 25m). Zou dat ook niet als de norm moeten gelden voor een liedboek? » Lied 201 – Die ons gedenkt Gezongen gebed of gebedsaanhef Refrein, allen:
Die ons gedenkt en van geen mensenkind de naam vergeet: hecht dan uw hart aan wie wij U hier noemen. Erbarm u, Heer. voorzang allen
Dat zij gezien zijn onder de levenden, dat Gij hun harten sterkt, hun nacht aan banden legt. refrein
21 voorzang allen voorzang allen
Dat Gij te vinden zijt waar zij U zoeken. Ommantel hen met licht en hul hen in uw vrede. refrein Verzegel hun namen ook met onze liefde. Bind ons met trouw elkaar op het hart. refrein
Als God de naam ‘van geen mensenkind vergeet’, waarom is er dan toch de bede ‘hecht dan uw hart aan wie wij U hier noemen’? Er zouden meer vragen te stellen zijn over de vreemde associaties en dergelijke. Het Lied heeft een plaats gekregen in de rubriek ‘getijden van de dag’. Het Lied behoort mét Lied 199 naar mijn inzicht thuis in de categorie van Lied 730 – ‘Heer, herinner u de namen’, dus in ‘getijden van het jaar’ - Allerheiligen » Lied 210 – God van hemel, zee en aarde Dit Lied heet een vertaling te zijn van een Duits Gezang van Heinrich Albert (Alberti) (1604-1651) anno 1642. Het origineel telt evenwel zeven coupletten terwijl Lied 210 niet meer dan vier coupletten telt. Men vergelijke: Gott des Himmels und der Erden God van hemel, zee en aarde Gott des Himmels und der Erden, Vader, Zoon en heilige Geest, Vater, Sohn und Heilger Geist, die ons deze nacht bewaarde, der es Tag und Nacht läßt werden, onze wachter zijt geweest, Sonn und Mond uns scheinen heißt, houdt ons onder uw gezag, dessen starke Hand die Welt ook in deze nieuwe dag. und was drinnen ist erhält: Neem mijn dank aan, deze morgen, dat Gij alle dagen weer al mijn angsten, al mijn zorgen met mij delen wil, o Heer. Nooit ben ik geheel alleen: Gij zijt altijd om mij heen.
Gott, ich danke dir von Herzen, daß du mich in dieser Nacht vor Gefahr, Angst, Not und Schmerzen hast behütet und bewacht, daß des bösen Feindes List mein nicht mächtig worden ist.
Laat mij als een trouwe dienaar door uw grote wijngaard gaan, waar de liefde wordt beleden en de waarheid wordt gedaan, waar het recht bloeit als een roos van uw liefde, eindeloos.
Laß die Nacht auch meiner Sünden jetzt mit dieser Nacht vergehn; o Herr Jesu, laß mich finden deine Wunden offen stehn, da alleine Hilf und Rat ist für meine Missetat.
Wil mij als de nacht nabijkomt tot een lieve broeder zijn, in het donker van de afgrond, langs de grenzen van de pijn, die mij als gehoorzaam kind wakend en niet slapend vindt.
Hilf, daß ich diesem Morgen geistlich auferstehen mag und für meine Seelen sorgen, daß, wenn nun dein großer Tag uns erscheint und dein Gericht, ich davor erschrecke nicht.
22 Führe mich, o Herr, und leite meinen Gang ach deinem Wort; sei und bleibe du ach heute mein Beschützer und mein Hort. Nirgends als von dir allein kann ich recht bewahret sein. Meinen Leib und meine Seele samt den Sinnen und Verstand, großer Gott, ich dir befehle unter deine stark Hand. Herr, mein Schild, mein Ehr und Ruhm, nimm mich auf, dein Eigentum. Deinen Engel zu mir sende, des des bösen Feindes Macht, List und Anschlag von mir wende und mich halt in guter Acht, der auch endlich mich zur Ruh trage nach den Himmel zu. Feitelijk is het incorrect om Lied 210 een vertaling te noemen van het gezang van Heinrich Albert. De ‘vertaler’, de lutherse predikant W(onno) Bleij (1937), geeft hier een eigen creatie met een knipoog naar het gedicht van Albert. Waar zijn de diepe, alsook de hoge tonen gebleven? En dan denk ik niet in het minst aan ‘meiner Sünden’ (3) + ‘o Herr Jesu, laß mich finden deine Wunden offen stehn’ (3) + ‘meine Missetat’ (3) + ‘geistlich auferstehen mag und für meine Selen sorgen’ (4) + ‘dein Gericht, ich darvor erschrecke nicht’ (4). Kunnen we, zoals in couplet 2, spreken van het delen van angsten en zorgen met de Heer? Als in couplet 4 gesproken wordt van ‘een lieve broeder ‘ zal het denkelijk om God gaan, die als de nacht nabijkomt mij wakend vindt. Wat een vreemdsoortige ideeën spelen hier?, zo vraag ik mij af. » Lied 217 – De dag gaat open voor het woord des Heren De dag gaat open voor het woord des Heren, zon die wij zoeken, kracht die wij ontberen, bron die wij horen als wij tot Hem keren, vroeg in de morgen.
couplet 1
Voor wij bestonden, riep Hij ons bij name, voor wij ontwaakten en ter wereld kwamen, zag Hij ons aan en bracht Hij ons tezamen, God onze Vader.
couplet 2
Door U geschapen om uit U te leven; hartslag en adem hebt Gij ons gegeven, land waar wij wonen, licht waarnaar wij streven, oorsprong en toekomst.
couplet 3
23 Wilt Gij vandaag en tot het eind der dagen Ons doen en laten zuiveren en dragen, dan stijgt de vreugde van uw welbehagen in onze wereld.
couplet 4
Aan U als loflied: glorie aan de Vader, dank aan de Zoon die ons bestaan aanvaardde, zijn Geest geleide ons en onze aarde naar de voltooiing.
couplet 5
De tekst is van de in 1916 geboren Oda Swagemakers. Op 14 oktober 2006 overleed zij op 89-jarige leeftijd in de priorij Regina Pacis van de benedictinessen in Schotenhof (België), alwaar zij op 18 juli 1938 was ingetreden. Keren wij – van huis uit – vroeg in de morgen ‘tot Hem’? Het heeft er hier alle schijn van dat wij als kinderen van God geboren worden. God heeft ons inderdaad ‘hartslag en adem’ gegeven, maar is Hij het ‘licht waarnaar wij streven’? In vers 4 wordt gezongen: ‘dan stijgt de vreugde van uw welbehagen [. . .].’ We staan even stil bij ‘uw welbehagen’. Laat het helder zijn, dat God allereerst volkomen welbehagen heeft in Zichzelf en alles doet om Zijns Zelfs wil. God verlustigt Zich ook in de Zoon. Een welbehagen dat niet de mens heeft opgewekt. De eerste beweging van Gods liefde ligt in Hem. Mensen mogen voorwerpen van Zijn liefde zijn (Lucas 2 : 14). Aan dat welgevallen van God hebben mensen hun verkiezing en verlossing te danken (Matth. 11 : 25-26 en Efeze 1 : 3-11). Kan een mens door zijn ‘doen en laten’ ‘de vreugde van uw welbehagen’ ‘in onze wereld’ doen stijgen? Als we bij het lezen van de tekst bedenken dat deze van Roomse makelij is, dan worden allerlei aspecten duidelijk. Dát doet ons de schrik verklaren. » Lied 220 - Zoals een bloem zijn kelk heft naar de zon Lied van verlangen Zoals een bloem zijn kelk heft naar de zon, [. . .], zo zoekt ons hart naar U, o eeuwig licht, zo taalt ons lied naar U, o God van vrede.
couplet 1
Lof zij uw naam die oplicht in de nacht, uw luister staat geschreven in de sterren, zo hoog van eer, een uitstraling zo zacht, taal van genegenheid, tijding van verre. Wij zien verwonderd naar de stille pracht, zou ooit een mens die heerlijkheid verwerven?
couplet 2
In sierlijk schrift, hoog aan de hemeltrans, hebt Gij de nacht uw signatuur gegeven. Wij zijn geschreven met dezelfde hand, Dezelfde gratie wekt ook ons tot leven. [. . .].
couplet 3
24 God van ons hart, Gij die ons zingen doet, uw mensen zijn wij, maaksel van uw handen, uw adem geeft ons innigheid en gloed, o leid ons uit het huis van schade en schande – Gij schenkt de sterveling een vergezicht, uw stad van licht daalt neer over de landen.
couplet 4
De tekst is van de predikant-dichter Zijlstra (1933). De zinsneden ‘zo zoekt ons hart naar U’ / ‘zo taalt ons lied naar U’ in het eerste couplet roepen de vraag op of dit zó in het generaal gezegd kan worden. Het woord ‘gratie’ (= 3de couplet) is géén equivalent voor ’genade’! Het verlenen van gratie is een prerogatief van het hoofd van de Staat om gehele of gedeeltelijke kwijtschelding te verlenen van straffen. Anders gezegd: ‘gratie’ wordt met voorbijgang van het recht verleend. Bij ‘genade’ is er sprake van algehele handhaving van het recht. Goddelijke vergeving genade! - betekent het onmetelijke grote offer van Gòds zelf-verloochening in de gave van Zijn Zoon en diens gehoorzaamheid tot de kruisdood. De apostel Paulus heeft het over een schulddelgend en plaatsvervangend lijden en sterven van Christus. Zó is er sprake van ‘plaatsbekledende genoegdoening’. Genade - zij is niet slechts onverdiend, maar zelfs verbeurd verzondigd. Het is: genade door recht! ‘Gij schenkt de sterveling een vergezicht’ – ‘de sterveling’ wil zeggen: een ieder, de gehele wereld! Hier beluisteren we (elementen van) de alverzoening. Dat doet denken aan de universalistische (en objectivistische) leer van de theoloog Karl Barth (1886-1968). Hij beklemtoont de universaliteit van de verzoening.33 Geheel in het spoor van Calvijn heeft Dordt met beslistheid gekozen voor de algemene aanbieding van Gods genade én de beperkte verzoening (= personele- of particuliere verzoening).34 » Lied 223 – Opstaan, morgen, weg je sluiers, dans Opstaan! [. . .]. Lang leve God, die ons de morgen geeft. Leve die warme vlam, Gods eigen Geest. Leve de Zoon, die opstaat als de zon, zijn grafkleed achterlaat, opnieuw begon. Opstaan, wereld, dat Gods rijk begint, waar zwerver, vreemdeling een haven vindt. ’t Harde leven stelt een vraag aan God, zijn kracht is niet te zacht voor aardse nood. Lang leve God, zijn wereld lenen wij. Leve de Geest, Zij roept ook ons erbij. Leve de Zoon, Hij zegent wat Hij kan. 33
couplet 1
couplet 2
Hebben we te maken met een ‘Barth-revival’? Onder dit in het groen afgedrukte thema (zonder vraagteken!) schrijft de predikante C.H. van Rijn van Alkemade (1930) over ‘Een nieuw begin’ in Woord & Dienst, 31-012004, 16-17. (N.a.v. een toen recent verschenen reeks boeken over Barth). 34 Dordtse Leeregels, hoofdstuk II, verwerping van de dwalingen § 5 en § 6.
25 Hij zegent vredezoekers, leef ervan. [. . .]. Lang leve God, zijn boodschap lenen wij. Leve de liefdesduif, de Geest maakt vrij! Leven de Zoon, zijn woord, zijn wil biedt hoop: ja, samen met Hem loopt geen weg meer dood. Opstaan, mensen, zet je feestmuts op, een eind aan wachten: wereld op zijn kop! Toeters, drums, viool, trompet, gitaar: kom, stop met zorgen, je bent toch nooit klaar. Lang leve God, Hij deelt met ons de wijn. Leve de Geest, haar pijlen doen geen pijn. Leve de Zoon, Hij zet de tafel klaar. Je weet niet beter: altijd jubeljaar!
couplet 3
couplet 4
Men lette op: - ‘Lang leve God’ / ‘Leve die warme vlam, Gods eigen Geest’ / ‘Leve de Zoon’. Met de Geloofsbelijdenis van Athanasius belijdt de Kerk, dat (8) de Vader ongeschapen is, ongeschapen de Zoon en dat de Heilige Geest ongeschapen is; [. . .]; (10) de Vader is eeuwig, de Zoon is eeuwig, de Heilige Geest is eeuwig; [. . .]. (25) En in deze Drieheid (Drie-eenheid / Drievuldigheid) is niet eerst of laatst, niet meest of minst; [. . .].’ En dan laat het recente Liedboek zingen: ‘Lang leve God’ e.d.. Onbegrijpelijk! - De Heilige Geest wordt in dit Lied, in strijd met de spraakkunst, als vrouwelijk aangeduid! Zó ook in Lied 676 van de Rooms-Katholieke Andries Govaart (1954): ‘De Geest, wij zien haar niet, / toch horen we haar stem [. . .].’ (vers 1) + ‘De Geest, wij zien haar niet, / maar zij waait alles schoon [. . .].’’ (vers 4), Wie zal willen ontkennen dat hier een (foutieve!) theologische zienswijze achter zit? - Het aanduidingen ‘opstaan [. . .] durf voorop te staan’ EN de ‘feestmuts’ EN de ‘toeters, drums’ trekken het geheel wel in de triviale sfeer. » Lied 242 – Nu is de dag voorbij gegaan Dit lied is een vertaling door Ria Borkent (1950) van het Duitse ‘Nun sich der Tag geendet hast’. Dit gezang telt in een Kirchen-Gesangbuch (Karlsruhe, am Reformationsfest 1951) negen coupletten. In het Liedboek is dit aantal teruggebracht tot vijf coupletten. Als voorbeeld van een arme vertaling citeer ik couplet vier. Ik voel de zwaarte van mijn schuld Zwar fühl’ ich wohl der Sünden Schuld, als een geheim gewicht; Die mich bei dir klagt an; maar Christus brengt met groot geduld Ach, aber deines Sohnes Huld mijn leven aan het licht. Hat g’nug für mich getan. Ik sprak zojuist van een ‘arme vertaling’. Ik wijs op ‘der Sünden Schuld’ die het moet doen met ´de zwaarte van mijn schuld’. Het kernachtige feit als ´der Sünden Schuld’ is verworden tot de minder duidelijke begripsbepaling ´de zwaarte van mijn schuld´. Later volgt Lied 289: ook een herdichting van Ria Borkent, waaruit eveneens een zekere verschraling blijkt. » Lied 245 – ‘k Wil U, o God, mijn dank betalen
26 35
Dit Lied is ongewijzigd overgenomen uit het Liedboek voor de kerken (no. 390). In de bundel van 1938 had het echter als Gezang 280 vijf coupletten. Toen en nu zijn de hieronder geciteerde coupletten 3 en 4 niet meegenomen. Dank Vader, dank voor die genade, Laat uw hand mij nu ook dekken, die ik als zondaar niet verdien ; ‘k verlaat m’op U, ook in den nacht sloegt Gij naar ’t recht mijn zonden gade, U word’, als Gij mij weer zult wekken, waar zou ik uwen toorn ontvliên? opnieuw mijn lofzang toegebracht. Maar ik behoef niet meer te vreezen; En zoo ik nooit weer mocht ontwaken, Gij spreekt mij vrij om Jezus’ bloed; aan U beveel ik dan mijn geest dit zal ’t verslagen hart genezen, om voor uw troon die rust te smaken, en vrede schenken aan ’t gemoed. die hier mijn uitzicht is geweest. Nu weten we wat de domineeszoon ds. Hermanus Adriaan Bruining (1738-1811) ook graag had laten zingen. » Lied 286 – Waar de mensen dwalen in het donker Waar de mensen dwalen in het donker, draai je om en zie het nieuwe licht, zie het licht dat God ons gaf in Jezus, zie de mens die ieder mens verlicht. refrein: Want het licht is sterker dan het donker en het daglicht overwint de nacht, zoek je weg niet langer in het duister, keer je om en zie Gods nieuwe dag.
couplet 1
Waar de mensen lijden onder onrecht in een wereld die geen vrede vindt, heb vertrouwen, draagt het kruis met blijdschap, er is licht dat alles overwint.
couplet 2
Steek een kaars aan tegen al het duister, als een teken in een bange tijd, dat ons leven niet in wanhoop eindigt dat de vrede sterker is dan strijd.
couplet 3
refrein:
refrein: Hier is niet slechts de visie op de Gemeente in het geding, maar daarbij ook de visie op de mens c.q. de mensheid >‘zie de mens die ieder mens verlicht’. Zij die in hun kerkdienst helemaal niets met kaarsen hebben, staan er beteuterd bij. » Lied 289 – Heer, het licht van uw liefde schittert - is een bewerking van lied 334 uit de bundel Opwekking: in en vetrvertaling van Ria Borkent: Heer, uw licht en uw liefde schijnen Heer, het licht van uw liefde schittert, Waar U bent zal de nacht verdwijnen. schijnt in donkere diepten, schittert; Jezus, Licht van de wereld, vernieuw ons. Jezus, licht voor de wereld, verlicht ons Levend Woord, ja uw waarheid bevrijdt door de waarheid die u geeft, bevrijd 35
Zie voor een toelichting dr. A.C. Honders (1923-1994), COMPENIUM, 867-869.
27 ons. ons. Schijn in mij, schijn in mij. Refrein:
Schijn op mij, schijn op mij.
Kom, Jezus kom, vul dit land met uw heerlijkheid Kom, heil’ge Geest, stort op ons uw vuur Zend uw rivier, laat uw heil Heel de aard’ vervullen. Spreek, Heer, uw woord; dat het licht overwint.
Kom, Jezus, vul dit land met uw Vaders glorie; blaas, Geest, ons aan, zet ons hart in vlam, stroom, overstroom alle naties met uw genade, Geef ons uw woord, Geef ons uw woord, Heer, ontsteek hier het licht.
Heer, ‘k wil komen in uw nabijheid. Uit de schaduwen in uw heerlijkheid Door het bloed mag ik U toebehoren. Leer mij, toets mij, uw stem wil ik horen. Schijn in mij, schijn door mij. Refrein:
Heer, ik kom in uw stralend schijnsel, uit de schaduw in uw nabijheid; door uw Zoon mag ik staan in uw luister, toets mij, test mij, verteer al mijn duister, Schijn op mij, schijn op mij.
Staan wij oog in oog met U, Heer. Daalt uw stralende licht op ons neer. Zichtbaar, tastbaar wordt U in ons leven U volmaakt wie volkomen zich geven. Schijn in mij, schooijn door mij. Refrein:
Heer, hoe meer wij uw helder licht zien en de weerglans op ons gezicht zien, zal ons leven voor anderen stralen, het verhaal van uw liefde vertalen. Schijn in mij, schijn door mij.
Ds. A.J. Zoutendijk (1952) (Utrecht) attendeert op de verandering in couplet 3 (door mij onderstreept, kag) – ‘Laat dat bloed maar staan’, zo merkt hij trefzeker op.36 » Op bladzijde 541 wordt God weer aangesproken met Jij.37 Hij komt uitgerekend bij mij terecht? Ook vandaag vraag ik mij opnieuw af wie Jij was of bent, wat Jij wilt. Velen weten het beter, enigen volgen Je na. Hoe echter kwam Je ook nog bij mij terecht? ’k Ben toch niet diegene die Je nodig hebt! Toch, toch raak ik niet los van Jou. 36 37
Kurt Marti (1921)
RD, d.d. 27 mei 2013. ’Monnickendam voor even Liedstad’ – kerk en godsdienst, blad 2-3 » 3. Eerder, op de bladzijden 3-5, gaf ik ruim aandacht aan dit aspect.
28 Eveneens op bladzijde 545: Ik eet alleen Ik eet alleen, God. Schuif bij me aan, je bent welkom.
Ruth Burgess (*?)
Lied 685 – Geest van God, zo vol van liefde Geest van God, zo vol van liefde vul mijn hart en ziel met jou. Leid mijn leven naar het wonder, Geest van liefde, sterk en trouw.
couplet 1
Lieve vriend, door jouw nabijheid voel ik liefde, diep in mij. Jij sterkt mij met jouw belofte, vrede, troost en rust geef jij. Zie hierna (op blz. 28) ook de coupletten 2, 3 en 5.
couplet 4
Te noemen zijn nog: - bladzijde 75 – Genoeg ‘Dan was jij de herder en ik was het schaap . . .’ - Lied 857 – Jij zoekt mij Jij zoekt mij: mens waar ben je? Ik vlucht en schuil bij jou, [. . .].
Erik Idema (1980) Andrie Govaart (1954) Und suchts du meine Sünde, flieh ich von dir zu dir, Ursprung, in den ich münde, du fern und nah bei mir. Wie ich mich wend und drehe, geh ich von dir zu dir; die Ferne und die Nähe sind aufgehoben hier. Von dir zu dir mein Schreiten, mein Weg und meine Ruh, Gericht und Gnad, die beiden bist du und immer du. Ben Chorin, Schalom (1913-1999)
- Lied 930 – Jij geeft mij vleugels
Hein Stufkens (1947)
- Lied 998 - Je hebt je vrienden toen bijeengeroepen
Jaci C. Maraschin (1929-2009)
29 In deze liederen stuiten we opnieuw op het tutoyeren, namelijk van God (of de Tweede Persoon, of de Derde Persoon dan wel van God als Rechter). Het tegendeel - vousvoyeren – is wegens respectabiliteit vereist.38 Een woord van de kunsthistoricus, literator en Rooms-Katholieke priester prof. dr. Frederik Gerben Louis (Frits) van der Meer (1904-1994) moge ons aanspreken: ‘Bewuste secularisatie begint met het terugdringen, gevolgd door regelrechte boycot, van het sacrale. De sacrale is een hooggestileerde, maar ook gewoon een ‘goede’ vorm; terecht stond in de oude kindercatechismus dat je mis moest horen met ‘goede’manieren. Die hoeven niet altijd grandeur mee te brengen, maar wel waardigheid; in de Kerk van Engeland heet dat kort en bondig Order and Decency. [. . .].’39 » Lied 547 – Laten wij dan bidden Laten wij dan bidden in dit aaardse dal Ky-ri-e e-leison, wees met ons begaan. ‘wees met ons begaan’ – de priester Zacharias spreekt van ‘de innerlijke bewegingen der barmhartigheid van onze God’ (Lukas 1 : 78a). Ds. P. Oussoren (1943) leest in zijn Naardense Bijbel: ‘het is door het innige ontfermen van onze God.’ In Jesaja 63 : 15 lezen we bij hem: ‘het rommelen van uw ingewanden.’ Vgl. Jeremia 31 : 20. Dus: enkel en alleen Gods barmhartigheid! » Lied 549 – De ezelruiter De Heere Jezus heet in dit lied ’de ezelruiter!’ en klinkt: ‘Kijk die ezelruiter.’ In het tweede vers heet Hij: ‘De wonderdokter! Kijk die wonderdokter.’ In het derde vers: ‘De vredeskoning! Kijk die vredeskoning.’ Het vierde vers, het laatste, sluit af met de volgende zang: De ezelsruiter! Kijk die ezelruiter. De meute aan zijn voeten lacht, en rolt een loper uit van jassen. Hosanna! Zing en dans en lach! Hosanna! Hoop is aan de macht! Het tegenovergestelde van sacraal is triviaal. En dát komt mij nu voor de geest. » Lied 691 – De Geest van God waait als een wind Opnieuw lopen we tegen de Geest als moeder aan. Marijke de Bruijne (1936) dicht in vers 3: In stilte werkt de Geest van God, stuwt voort met zachte krachten, 38
Zie: ‘Aanspreekvormen in Ruth’ in werk in uitvoering 3 – Op weg naar de voltooide [Nieuwe Bijbelvertaling], NBG/KBS 2003, 30-31. In deze bijdrage gaat het NIET over het tutoyeren en/of vousvoyeren van God. » Onder het kopje ‘Ter verantwoording’ in de Naardense Bijbel (ds. Oussoren) gaat het onder no. 4. ‘Over de ENE’ en onder 5. ‘Enkele andere vertaalkeuzes’, 1621-1622 en ds. Van Ligten (1947) schrijft over ‘Zijn Naam is één over de weergave van de godsnaam’, 1630-1631. 39 Frits van der Meer over ‘Boycot van het sacrale’ in zijn Open brief over geloof en eredienst, Utrecht 1973, 82-88 » 82.
30 een wijze moeder die ons hoedt, een bron van goede machten. Zij geeft ons moed om door te gaan, doet mensen weer elkaar verstaan, omgeeft ons als een mantel. Lied 692 – Wij wachten op de Geest beloofd Het refrein wordt gezongen vóór de eerste en na de laatste strofe. Marijke de Bruijne heeft hier na vers 1 als refrein Wij wachten op de heilige Geest, als de wind die waait waarheen zij wil, die komt en gaat en ons vervult. Kom Geest van God, waai alles schoon. In vers 3 vernemen we: [. . .] wanneer zij zilver in ons daalt. In het Schriftwoord in Johannes 3 : 8 lezen we: ‘De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; [. . .].’ De onderstreping moge de abnormaliteit van de feministische visie accentueren.. Lied 685 – Geest van God, zo vol van liefde. Als een moeder mij omhelzend, een omarming dag en nacht, zo voed jij me met je lichaam, vormt me door je zorg en kracht.
couplet 2
Als een vader mij beschermend, breng je inzicht, harmonie en je zet me op je schouders zodat ik de wereld zie.
couplet 3
Geest van God, zo vol van liefde Vul mijn hart en ziel met jou. [. . .].
couplet 5
Dit geldt ook Lied 696 – Waai nu, Geest In vers 2 – voorzang – horen we: Trooster waarachtig, Jij die de weg wijst. En dat gebeurt vervolgens in Lied 697 – Kom Schepper, Geest - in alle vijf coupletten. Verder noem ik Lied 780 – In de schoot van mijn moeder geweven, Ik citeer twee van de vijf coupletten. Lang voor ik van je woorden kon weten, eer de dag nog begon,
couplet 2
31 ging Jij op als de zon die mijn licht en mijn leven wilt heten. Voordat ik aan het licht ben gekomen was Jij met mij vertrouwd, heb Jij mij al gebouwd en mijn naam op je lippen genomen.
couplet 3
Jij, die kleinen je grootheid doet zingen, laat het lied om je naam heel mijn leven bestaan om de dreigende nacht te bedwingen.
couplet 5
Van de Engelse prediker Spurgeon (1834-1892) kwam in 1887 van de pers Lectures to my Students. Daarin handelt hij o.m. over ‘Ons openbaar gebed’.40 Ik citeer: ‘Het is ons geleerd “Onze Vader” te zeggen, maar dan “Onze Vader, die in de hemelen zijt”. Vertrouwelijkheid mag er zijn, maar dan heilige vertrouwelijkheid. Ook vrijmoedigheid, maar een vrijmoedigheid, die vrucht van genade en het werk van de Geest is; [. . .] de vrijmoedigheid van het kind, dat vreest, omdat het liefheeft en dat liefheeft, omdat het vreest.’41 Vervolgens wijs ik even graag op twee pennenvruchten van de theoloog K.H. Miskotte (1894-1976): - ‘[. . .] dat wonderlijke woord [. . .]: “de Heere”. Dat is niet hetzelfde als “God”. De stomme e in het woord Heere is van een diepen zin; spot er niet mee, doe er niet hooghartig over. De Heere is de Heilige, de Gansch-Andere. Er is taalkundig in den klank van dat woord Heere een teederheid, die het woord Heer nu eenmaal mist. [. . .].’42 - zijn artikel met de karakteristieke titel Eerbied en beleefdheid (in het heiligdom).43 » Lied 721 – Houd ons bijeen, God, rond uw woord Hier betreft het een karige vertaling door Sytze de Vries (1945) van het Duitse ‘Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort’. Houd ons bijeen, God, rond uw woord, Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort houd tegen wie uw heil vermoordt, und steure deiner feinde Mord, nu Christus niet meer wordt ge-eerd die Jesum Christum, deinen Sohn, en men bestrijdt dat Hij regeert. wollen stürzen von deinem Thron. Kom, Christus, toon uw ware kracht 40
Beweis dein Macht, Herr Jesus Christ,
Er is: a. het gebed in het verborgene (persoonlijk gebed), b. gebed in het huisgezin (priesterlijk gebed van de huisvader), c. in de samenkomst van de Gemeente (openbaar gebed). 41 Pastorale adviezen, (vertaling ds. W. de Graaf), derde druk, Kampen (z.j.), 85. 42 ‘Bruidelijke overgave’ in Het gewone leven in den spiegel van het Ruth, Amsterdam z.j. (1939), 400-421 » 414. 43 Geplaatst in in de waagschaal, jaargang 17 – nummer 9 – 10 februari 1962, 164-165. Dit artikel is niet opgenomen in zijn verzameld werk. Desgevraagd zend ik de tekst graag per e-mail toe. » Ter nadere oriëntatie wijs ik nog op ´U of jij / sukkelen met de aanspreekvormen´ van de hand van de neerlandicus Clazien Verheul in Lucht en leegte columns over De Nieuwe Bijbelvertaling, Heerenveen 2004, 59-60.
32 en breng uw liefde aan de macht! Behoed uw kerk in haar verdriet, dat zij U zegent in haar lied!
der du Herr aller Herren bist, beschirm dein arme Christenheit, daß sie dich lob in Ewigkeit.
Blaas, Trooster, ons uw adem in, maak ons op aarde eensgezind. En gaan wij door de laaatste poort, leid ons dan met uw levenswoord.
Gott Heilger Geist, du Tröster wert, gib deim Volk einrlei Sinn und Erd; steh bei uns in der letzten Not, g’leit uns ins Leben aus dem Tod.
` Een verschraling is ook Lied 722 – Uw stem, Heer, hebben wij gehoord Nu geeft de dichter-predikant Jaap Zijlstra (1945) van hetzelfde origineel een vrije vertaling. Uw stem, Heer, hebben wij gehoord Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort het wonder van uw heilig woord, und steure deiner feinde Mord, van Jezus die uw beeltenis die Jesum Christum, deinen Sohn, en die het hart der schriften is. wollen stürzen von deinem Thron. Zegen ons met de verwondering dat Hij het is, de vreemdeling, die met ons door de eeuwen ging blijf bij ons met uw zegening.
Beweis dein Macht, Herr Jesus Christ, der du Herr aller Herren bist, beschirm dein arme Christenheit, daß sie dich lob in Ewigkeit.
Heilige Geest, ontsteek het vuur, de liefde van het eerste uur, maak uw genade in ons groot, een vreugde sterker dan de dood.
Gott Heilger Geist, du Tröster wert, gib deim Volk einrlei Sinn und Erd; steh bei uns in der letzten Not, g’leit uns ins Leben aus dem Tod.
De vertalingen komen bij mij hoogstens over als een extract van de oorspronkelijke Duitse tekst. » Op blz 1215 is er opnieuw een bladvulling. Ontmoeting We reden voor het licht werd langs bevroren velden; de rode vleugel rees reeds, maar het was nog nacht. Opeens schoot vlak voor ons een haas voorbij, een van ons wees met zijn hand. Dat was lang geleden. Nu leven ze niet meer, de haas, noch hij die naar hem wees. O mijn liefde, waar zijn ze, waarheen gaan ze, de flits van de hand, de lijn van de ren, het doffe geroffel – niet uit verdriet vraag ik dit, maar uit verwondering. Wie de tekst nog eens doorneemt, begrijpt – bijgeval - enigermate wáárom c.q. dát deze tekst van Czeslaw Milosz (1911-2004) een plaats heeft gekregen in de rubriek Allerheiligen. » Lied 736 – Dat ons zorgen en werken Het laatste lied in de rubriek Allerheiligen.
33 Dat ons zorgen en werken couplet 1 ergens toe dient, dat ons leven hangt aan Iemand. Dat zij die ons zijn voorgegaan zijn in het licht, rusten in vrede. In couplet 2 lezen we: ‘onze liefde stoelt op Iemand.’ In couplet 3 lezen we: ‘dat ons lijden voert tot Iemand.’ God wordt aangeduid als ‘Iemand’. In de grammatica noemen we het woord ‘iemand’ een onbepaald voornaamwoord. Dan hebben we het over de een of andere persoon, over deze of gene. Dat in dit Lied ‘iemand’ staat afgedrukt als ‘Iemand’ (dus met een hoofdletter) maakt het gebruik niet minder laakbaar. » Lied 737 – Jeruzalem, mijn vaderstad In dit Lied, dat uit 21 coupletten bestaat, passeren verschillende personen en soorten van mensen de revue: Te Deum zingt Ambrosius couplet 17 en alle vaders mee, Johannes en Gregorius, zingen laudamus te. En Luther zingt er als een zwaan44 en Bach, de grote Bach, die mag de maat der engelen slaan de lieve lange dag.
couplet 18
De negers met hun loftrompet, de joden met hun ster, wie arm is, achteropgezet, de vromen van oudsher.
couplet 19
» In Lied 743 - Wij offerden aan goden Dit Lied, dat 4 coupletten telt, wordt ter ere van Willibrord gezongen, de apostel van de Friezen (ca. 658-739). Het Liedboek noemt hem ´apostel der Nederlanden´. Hij heeft een plaats gekregen in de rooms-katholieke Canon der heiligen. » Lied 744 – Sint Maarten, strijdbaar man Dit lied telt vijf coupletten. Over Martinus van Tours (316 of 317-397), beter bekend als Sint-Maarten, zou wel het een en ander te vertellen zijn. Kort gezegd kunnen we hem duiden als: Evangelieprediker. Voor de kooplieden is hij schutspatroon. Zijn feestdag is 11 november. Uiteraard neemt hij een plaats in op de rooms-katholieke lijst van heiligen. Wat moeten protestanten toch met een roomse heilige? » Het volgende is Lied 745 – Uit de schemer van de tijden 44
Luther en de zwaan. De Lutherse zwaan wijst terug naar de Tsjechische theoloog Johannes Hus (1369-1415). Hus betekent in het Tsjechisch c.q. het Boheems ‘gans’. Toen hij als ‘aartsketter’ op 6 april 1415 naar de brandstapel werd gebracht, zou hij geroepen hebben: ‘Jullie verbranden nu een gans, maar er zal een zwaan uit zijn as herrijzen.’ Die zwaan zou een eeuw later Maarten Luther zijn. Zo ontstond de associatie met Luther en werd de zwaan het herkenningsteken van de Lutherse Gemeenten.
34 Nicolaos, pleit voor ons Uit de schemer van de tijden doemt een oergestalte op, met legenden, staf en mijter, beeld van het erbarmen Gods. Nicolaos, zegevieren zal het recht voor heel het volk, sta ons bij nu wij hier bidden, wees van onze woorden tolk.
couplet 1
[. . .] . . . God, behoed al deze kinderen, dat uw aarde toekomt heeft.
couplet 2
Sint Niklaas, die weet wat recht is [. . .].
couplet 3
Al wie varen op het water, [. . .]. Op de zeeën, woedend, ziedend, in de stilte voor de storm, in gebed of in verstrooiing, Nicolaos, pleit voor ons.
couplet 5
Sint-Nicolaas, in de volksmond Sinterklaas, was in de eerste helft van de 4e eeuw bisschop van Myra (Klein-Azië). De man die een plaats inneemt in de Canon der heiligen van de Rooms-Katholieke kerk! Hier wordt NOTA BENE zijn bemiddeling ingeroepen: ‘Nicolaos, pleit voor ons.’ Eerder, in vers 1, zingt men ‘sta ons bij nu wij hier bidden.’ De kindervriend en –beschermer doet als goedheilig man voorbede, voor klein EN groot! Zij die de zee bevaren zijn immers niet meer klein. Zelfs blijken sommige volwassenen iets met Sint Nicolaas te hebben. K.H. Miskotte (1894-1976) en W. Barnard (1920-2010) (pseudoniem Guillaume van de Graft) – klaarblijkelijk is vooral ds. Barnard zo iemand. Ik citeer een fragment uit het artikel ‘Goed-Heilig-Man’: ‘[. . .] priester-zijn betekent: voor Onze Lieve Heer spelen. Er zijn veel trekjes in Sint-Nicolaas, die Messiaans te noemen zijn. Toen ik een eerstejaars-student was, voor al het moois der theologie wijd open, vertelde een student die de grote Miskotte van nabij had meegemaakt, dat deze bewonderde geleerde aan de kinderen had verteld: Sinterklaas heeft alles van de Heer Jezus. Ik weet niet, of het citaat wel juist is, maar de gedachte boeit mij nog altijd. Op de een of andere manier voel ik me bij dit huiselijke volksfeest dichtbij de Heer. Daar zijn de mystieke paralellen: wanneer ik zing, dat ginds de stoomboot komt, beleef ik dat gevoel van benadering der heiligheid in mijn naïef hart als een soort adventsgeheim – het is niet zo ver van hier naar een gezang uit mijn boek.45 En als ik 45
Gezang 2 : 1 (bundel 1938) – Daar komt een schip geladen / tot aan het hoogste boord, / draagt Gods Zoon vol genade, / des Vaders eeuwig Woord. In het Liedboek nr. 434 in vertaling van Berrnardus Johannes Aris (1899-1947) + 434a. Deze voetnoot en de volgende twee bij het citaat van Barnard zijn van mijn hand.
35 betuig, dat mijn hart vol verwachting klopt, wie de koek krijgt, wie de gard, - dan verbind ik dat sneller dan een gedachte met het oordeel dat ook in het Credo opgenomen is. En als die metalen kinderstemmen op het Rembrandtplein aanheffen: hoor, wie klopt daar, kind’ren?, dan zweeft mij een tekst uit de Apocalyps46 tussen de oren, een tekst waarop Smelik in een ander gezang zo fraai heeft voortgeborduurd.47 [. . …]. . . . niets is verheugender dan de mixtuur van het sacrale met het triviale.’48 Over ’voorspraak’ gaat het eveneens in Lied 573 – De Moeder stond door smart bevangen Het betreft een anonieme tekst uit de 12e eeuw(?) van ‘Stabat Mater dolorosa’, in een vertaling van Willem Wilmink (1936-2003). en wil dan mijn voorspraak wezen couplet 18 als ik ’t helse vuur moet vrezen na het oordeel voor zijn troon.49 » Lied 748 – Het duurt niet lang meer tot de tijd Dit Lied is een vertaling door Jan Willem Schulte Nordholt (1920-1995) van het Duitse gezang ‘Es ist gewißlich an der Zeit.’ Ter vergelijking volgt couplet 4 uit het Liedboek en volgen de coupletten 4, 5 en 6 van de Duise tekst van Bartolomäus Ringwaldt (1530-1599: O weh dem Menschen, welcher hat couplet 4 des Herren Wort verachtet 46
Openbaring 3 : 20a - ‘Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.’ Gezang 231 : 1a – Aan de deur van ’s-harten woning / klopt des Bruidegom: [. . .]. Niet in het Liedboek. 48 Gepubliceerd in De Klokslag, 1954. Opgenomen in Tussen twee stoelen, Amsterdam 1960, 291-292. 49 448. Waarom vereren wij de Heiligen? Wij vereren de Heiligen, omdat Gods genade bijzonder in hen werkt en zij de trouwste dienaren zijn van Christus en onze voorsprekers in de hemel. 449 Waardoor vereren wij de Heiligen? Wij vereren de Heiligen: 1. door hen aan te roepen en hun feesten te vieren; 2. [. . .]. Aldus de rooms-katholieke Katechismus of Christelijke leer. Met een ´Bisschoppelijk voorwoord´ van Lemmens, bisschop van Roermond / Roermond, 25 Juni 1948. In De nieuwe katechismus – Geloofsverkondiging voor volwassenen (Imprimatur: Utrecht, 1 maart 1966 Bernardus Kardinaal Alfrink) zegt dat ‘gebeden tot haar (= Maria, kag) verhoord worden door God.’, 557. » De voorbede van ontslapen gelovigen mag en moet een mens niet willen omdat zij onze noden niet kennen » Jesaja 63 : 16a: ’Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet van ons niet; [. . .].’ Prediker 9 : 5m: ‘, maar de doden weten niet met al;’ G.Ch. Aalders (Korte Verklaring) vertaalt:, maar de doden weten niemendal.’ Ds. Oussoren (Naardense Bijbel) leest:: ‘en de gestorvenen weten helemaal niets.’ De Heilige Schrift zegt onomwonden en helder: ‘[. . .], wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.’ 1 Joh. 2 : 1b. Vgl. Hebreeën 7 : 25 en 9 :24 » In het klassieke ‘Formulier om het Heilig Avondmaal te houden’ teffen we het ‘zondenregister’ aan. Tot hen die worden vermaand ‘van de tafel des Heeren zich onthouden’ ontmoeten we in de zondenlijst: namelijk ‘allen, die verstorven heiligen, engelen [. . …] aanroepen.’ » Calvijn waarschuwt voor de ‘omwegen’ waarlangs velen tot God proberen te komen; er is maar één weg: die van de Middelaar Jezus Christus – dat is volgens Calvijn de bedoeling van Jezus’ woord over het begeren in Zijn Naam, waarop verhoring beloofd is. Commentaar op Joh. 14 : 13-14. Vgl. Institutie III, 20, 21. » ‘[. . .]. Wij benijden Rome de verering van de moedermaagd niet, ofschoon wij de behoefte begrijpen, waaruit zij opkwam. Tegen deze humanisering van het goddelijke, buiten de Schrift om, hebben wij bezwaar. [. . .].’ Dr. O. Noordmans, Zondaar en bedelaar, Amsterdam 1946, 37-38. Verzamelde Werken – deel VIII -, Kampen 1980, 32. » Wat moeten we toch met Sinterklaas? Wat moeten wij toch met Moeder Maria? Heeft zij recht op een ´status aparte´? Onder de Enige Gezangen is het tweede nummer: ‘De lofzang van Maria’ met 7 coupletten. De reformatie weet Maria klaarblijkelijk bijzonder te waarderen! » A.A. van Ruler heeft het over ‘[. . .] de paus, die sommige mensen – trouwens alleen na hun dood en dat na een zeer langdurig en grondig onderzoek – zalig of heilig verklaart.’ ‘Ultra-Gereformeerd en Vrijzinnig’ / Utrecht, december 1970, Wapenveld, februari/maart 1971, 15-52 » 34. Opgenomen in Theologisch Werk – deel III -, Nijkerk 1971, 98-163 »134. 47
36 und nur auf Erden früh und spät nach großem Gut getrachtet! Er wird frürwahr gar schlecht bestehn und mit dem Satan mußen gehn von Christo in die Höll O Jezus, help mij dan ter tijd terwille van uw wonden, dat in het boek der zaligheid ook mijn naam wordt gevonden. Ik koester ook geen twijfel meer, ik weet ook wel, getrouwe Heer, dat Gij hebt overwonnen.
couplet 4
O Jesu, hilf zur selben Zeit couplet 5 von wegen deiner Wunden, daß ich im buch der Seligkeit werd angezeichnet funden; daran ich denn auch zweifle nicht, denn du hast ja den Feind gericht’ und meine Schuld bezahlet.
Derhalben mein Fürsprecher sei, wenn du nun wirst erscheinen, und lies mich aus dem Buche frei, darinnen stehn die Deinen, auf daß ich samt den Brüdern mein mit dir geh in den Himmel ein, den du uns hast erworben.
couplet 6
Hier blijkt dat – om moverende redenen – de coupletten 4 en 6 niet voor vertaling in aanmerking zijn gekomen. Eveneens blijkt dat de vertaler zich niet altijd strikt gebonden heeft gevoeld aan het origineel. Let op de door mij onderstreepte zinnen in de coupletten 4 & 5. Het resultaat is dat het soms wel eens mager is in vergelijking met de authentieke tekst. » Lied 783 – Voor mij is geluk De tekst is van de ex-onderwijzer, tekstschrijver Gerard van Midden (1949). Van de drie coupletten citeer ik het eerste en het slot van het laatste: Voor mij is geluk de wind om mijn oren, de zon in de lucht en languit in ’t gras. Voor mij is geluk de stilte te horen om zo te ontdekken hoe het ooit was. [. . .]. Voor mij is geluk de ruzies te staken, om muren te slechten, stoppen met de strijd. Om liefde te geven, nu en altijd. Wat is deze tekst anders dan ‘diesseitigkeit’? Waar is de vroomheid?
37 ‘Bijbelse vroomheid is geen zelfbespiegeling, maar een leven, in dankbare verwondering uit Christus, de niet alleen onze rechtvaardiging is, maar ook onze complete heiliging. [. . .]. : een in geloof Gode leven, met eerbied en godsvrucht.’ (Prof. dr. S. van der Linde (1905-1995)).50 De Heilige Schrift zegt: ‘ [. . .]; en die op de HEERE vertrouwt, is welgelukzalig’, Spreuken 16 : 20b. ‘Gelukkig zijn, dat willen wij wel. Maar zalig, dat staat te bezien. Geluk en zaligheid staan vlak tegen elkaar over. De rijke is gelukkig; de arme spreekt Jezus zalig. De blijde is gelukkig; de treurige zalig.’ Dr. O. Noordmans.51 Trouwens, ontvangt een tekst (meer) intrinsieke waarde als regels onder elkaar worden weergegeven? » In het nieuwe Liedboek zijn, zoals reeds opgemerkt, meditatieve en/of gebeds-teksten of andere pennenvruchten geplaatst. In het Liedboek voor de kerken vindt men verscheidene malen Bijbelteksten (weergegeven in de Nieuwe Vertaling van 1951). De daar gekozen Schriftplaatsen hebben een zekere relatie met het afgedrukte Gezang. Ik acht die handelwijze verkieslijker dan de huidige. Mede daardoor is het Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk - een allegaartje geworden. Naast het reeds gegeven voorbeeld (Irma), volgt hier nog zo’n exempel, afgedrukt op blz. 1293: Bellenblaas Ik was buiten op straat met mijn bellenblaas. Ik blies bellen. Ze kwamen tevoorschijn, zweefden omhoog, ze glansden in ’t zonlicht en dansten vooruit. Ik keek ze na. En even dacht ik: Als God bestaat en bellen blaast, ben ik zo’n bel. God, dankuwel.
Erik Idema (1980)
» Lied 837 – Iedereen zoekt U, jong en oud In de bundel van 1938 was Gezang 227 een ‘Nieuwe vertaling’ van Mästare, alla söka dig – een gezang van de Zweed Emiel Liedgren (1879-1963). Meester, men zoekt U wijd en zijd, komend langs velerlei wegen. Oud’ren gaan rustig welbereid, jongeren aarz’lend U tegen. Zij ’t vroeg of laat, zij ’t dag of nacht, 50 51
Christelijke encyclopedie - deel VI -, Kampen 1961, 549-550 » 550 2e kolom. Zondaar en bedelaar, Amsterdam 1946, 107. Verzamelde Werken – deel VIII -, Kampen 1v980, 72.
38 eens vindt G’ons moed’ in eigen kracht, hunkerend naar uwen zegen. In het Liedboek voor de kerken was deze kerkzang Gezang 170, toen in een vertaling van de predikant C.B. Burger (1897-1983).52z In het huidige Liedboek is het Lied 837 geworden. De vertaling is nu van Gert Landman (1951). Deze vertaling wijkt weer verder af van de ons bekende tekst. Verder zijn de zes coupletten door Landman teruggebracht tot vier. Dat dit gezang, ongeacht welke vertaling, strijdig is met Gods Woord moge evident zijn. Bij de profeet Jesaja lezen we in hoofdstuk 65 : 1a = ‘Ik ben gevonden door hen, die naar Mij niet vroegen; Ik ben gevonden door hen, die Mij niet zochten; [. . .].’ Bij ds. Oussoren (1943) lezen we: Ik was te bevragen en ze vroegen niet, ik was te vinden en ze hebben niet gezocht; ik heb tot een volk gezegd: hier ben ik, hier ben ik!, en het riep mijn naam niet aan. Vgl. Romeinen 10 : 20(-21). In Romeinen 3 : 11 schrijft Paulus: ‘Er is niemand, die verstandig is, er is niemand, die God zoekt.’ Ten overvloede verwijs ik nog naar: Psalm 14 : 1-3; Psalm 53 : 2-4; Prediker 7 : 20 en Jesaja 59 : 7-8. 53 God Zelf zal er aan te pas moeten komen. En God wil dat ook! Een dergelijke gedachte proeven we lichtelijk tevens in Lied 908 - Ik heb U lief, o mijn beminde (in het Liedboek voor de kerken Gezang 43154). Ik ging verdwaald langs vele wegen, couplet 4 ik zocht U wel, maar vond U niet, ik ging verblind het duister tegen, [. . .]. Evenzo geldt dit het volgende fragment van het eerste vers van Lied 675 – Geest van hierboven Loflied [. . .]! He1melse vrede deel U nu mede aan een wereld die U verwacht! Waar komt de idee vandaan dat er een wereld is die de Heilige Geest verwacht? De Heere Jezus spreekt in Johannes 16 van het werk van de Heilige Geest. Hij zegt dan: ‘[. . .]. En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel. [. . .].’ (vers 8 e.v.). A.M. Brouwer spreekt van: ‘de wereld tot erkenning brengen.’
52
Zie zijn toelichting in eerdergenoemd COMPENDIUM, 435-37. Dat de Hervormde Gemeente te Barneveld dit gezang op de lijst van Schriftgebonden liederen heeft staan, acht ik bevreemdend. 54 Een COMPENDIUM, 976-677 (A.C. den Besten). 53
39 » Na Lied 920 is er ruimte gegeven aan een religieus aandoende poëtische uiting van de cabaretier Toon Hermans (1916-2000). Is dat passend? Wie ziet daarnaar echt uit? » In Lied 959b – Ten paradijze Levensgrens Ten paradijze geleiden u de engelen, dat bij uw aankomst u de martelaren mogen begroeten, zij geleiden u tot in de hemelse stad Jeruzalem. Moge het koor der engelen u met vreugde ontvangen. En als Lazarus, de arme van weleer, zult gij voor eeuwig in het land van vrede zijn. Dit Lied roept een roomse geur op. In de eerder genoemde rooms-katholieke Katechismus of Christelijke leer lezen we op blz. 22: 41. Zijn er ook engelen, die ons bijzonder bewaren? Er zijn verschillende engelen, die ons bijzonder bewaren van het begin tot het einde van ons leven; en ieder mens heeft zulk een engel: het is zijn engelbewaarder. 55 42. Wat doet onze engelbewaarder voor ons? Onze engelbewaarder beschermt ons naar ziel en lichaam: hij helpt ons tijdens ons leven en in het uur van onze dood. 43. Wat moeten wij doen jegens onze engelbewaarder? Wij moeten onze engelbewaarder vereren, hem met vertrouwen aanroepen en naar zijn inspiratie luisteren. De Heilige Schrift spreekt op verschillende plaatsen van engelen. De berijming van 1773 zingt in Psalm 34 : 4: ´Des HEEREN engel schaart / een onverwinb’re hemelwacht / rondom hem, die Gods wil betracht; / dus is hij welbewaard.´ En in Psalm 92 : 5 wordt gezongen: ´[. . .]; Hij zal Zijn engelen gebiên, / dat z’u op weg bevrijden; / gij zult hen, in gevaren, zien / voor uw behoudenis strijden.´ 55
Volgens Bernard van Clairvaux (1090-1153) zijn wij aan de engelbewaarder verschuldigd: eerbied voor zijn aanwezigheid, vroomheid voor zijn welwillendheid en betrouwen om zijn bescherming. Dr. Mag. G. Philips, Leuven, Encyclopedie van het Christendom – Katholiek deel -, Amsterdam/Brussel 1956; sub voce engelbewaarder. » De op het schavot gestorven puritein Christopher Love (1618-1651) schenkt brede aandacht aan de vraag of ieder kind van God één of meer beschermengelen heeft. A. Baars, ‘Praktikale godgeleerdheid en de praktijk van de prediking’, in Nederlandse Liefde voor Christopher Love (1618-1651) Studies over het vertaalde werk van een presbyteriaanse puritein, onder redactie van W.J. op ’t Hof en F.W. Huisman, Amstelveen 2013, 99-100. » Baars wijst in voetnoot 118 op F. de Graaff (1918-1993). Laatsgenoemde heeft de gedachte van de (bescherm)engelen die de leiding hebben over de verschillende volken, breed ontwikkeld in zijn visie op de Westeuropese cultuur. Als goden sterven. De crisis van de westerse cultuur, Rotterdam 1969 + Anno Domini 1000, Anno Domini 2000. De duizend jaren bij de gratie van de dode God, Kampen 1977. Baars merkt op: ´Zijn opvatting is echter sterk speculatief.´
40 In Psalm 148 worden de engelen opgewekt God te loven: ´Looft Hem, gij eng’len, legermachten.´ Vgl. Psalm 8 : 5 + Psalm 35 : 2 + 3 + Psalm 103 : 10. In 1 Corinthe 11 schrijft Paulus over ‘de vrouwen in de Gemeente’. En daaruit blijkt dat de engelen aanwezig zijn in de samenkomst van de Gemeente. In groot nieuws voor u – het nieuwe testament in omgangstaal - lezen we heel treffend, dat de engelen het gebeuren ‘aan God rapporteren’ (vers 10b).56 De Gereformeerde belijdenisgeschriften spreken over de engelen in de Heidelbergse Catechismus Zondag 49 en de Nederlandse Geloofsbelijdenis Art. 12: Van de schepping aller dingen en met name van de engelen. Als we nu de tekst van Lied 959b opnieuw bezien, dan heb ik echt aarzelingen. De combinatie ‘engelen / martelaren / Lazarus’ acht ik ‘’fragwürtig’, dat wil zeggen kwestieus. Hebben de engelen (en de martelaren!) bij het afreizen van de ware christen de genoemde taken? Zo’n engelenlied is ook Lied 260 – Wie blijft er waken als ik ga slapen57 Wie blijft er waken als ik ga slapen? couplet 1 Er is een engel die mij bewaart. Nu ben ik veilig voor boze dromen, ik ben niet bang meer, ik val in slaap. Maar kan er iemand de slaap niet vatten, die bang en eenzaam is in de nacht, ach lieve engel, spreid dan je vleugels over die ander, houd daar de wacht. Ach lieve engel, spreid dan je vleugels over die ander, houd daar de wacht.
couplet 2
Attentie: tweemaal dient men te zingen ‘ach lieve engel’, die bovendien met ‘je’ wordt aangesproken. In vervolg op het genoemde kan worden verwezen naar Lied 268 – Goede herder, als wij slapen van Gert Landman (1951). Geef dat wij hier nooit alleen zijn, couplet 2 bij dag en nacht, engelen steeds om ons heen zijn, bij dag en nacht, dat de doden bij U leven, eeuwig in uw licht geheven – 56
Als literatuur noem ik: Johannes Calvijn, Institutie, I, 14, 3-12: ‘de engelen’. dr. A. Kuyper, De engelen Gods, 19322; R. Boon, Over de goede engelen of De ontmaskering van een pedant ongeloof, 1938; A. de Bondt, De Satan, Baarn, z.j. (1947); J. Blauw, Gezanten van de hemel, z.j. (1954); L. Floor, Het gericht van God volgens het Nieuwe Testament, Amsterdam 1979; Eric Leijenaar, Engelen onder ons. Ontmoetingen met hemelse wezens, Nijkerk 1994; Fred van Lieburg, De engelenwacht Geschiedenis van een wonderverhaal, Kampen 2000; L. Floor, Waar engelen wonen en werken, Heerenveen 2006. www.touched.com 57 Stellig abusievelijk staat hier geen vraagteken afgedrukt.
41 allen door uw trouw omgeven, bij dag en nacht. De zinsneden ‘dat de doden bij U leven,’ / ‘allen door uw trouw omgeven,’ – zo in het algemeen gezegd - zijn bezwaarlijk te accepteren. In Openbaring 14 : 13m lezen we: ‘Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven, van nu aan.’ ‘Die in de Here sterven, gelovende in Hem, hun heil van Hem verwachtende, hetzij zij dan gedood worden door mensen om hun geloof, hetzij op andere wijze de dood ingaan, zalig zijn zij. Zij mogen dan bij de Here zijn. Philip. 1 : 23.’58 In couplet 1 wordt gesproken van ‘lieve God’.l Dit horen we eveneens in Lied 852 in couplet 1. In Lied 696 wordt in couplet 1 gesproken van ´Lieve Geest.´ In Lied 840 begint met ‘Lieve Heer, [. . .].’ Graag wijs ik in dit verband op een woord van eerdergenoemde Charles Haddon Spurgeon (1834-1892): ‘Een andere fout, die in het gebed eveneens moet vermeden worden, is een onheilige en walgelijke overvloed van dierbare woorden.’ Daaronder rekent hij naast ‘gezegende Heer’’ en ‘zoete Heer’, eveneens ’lieve Heer’.59 Wat geldt voor onze gebeden, behoort evenzeer te gelden voor ons zingen. Calvijn (15091564) spreekt over gesproken en gezongen gebeden.60 » Op blz. 1487 staan twee teksten met dezelfde titel van Klaas Howerda (1960). Ik citeer de tweede tekst Voor iemand die (te) jong gaat sterven Alles in ons verzet zich tegen de (naderende) dood van . . . Wie bepaalde dag en uur? 58
Aldus dr. S. Greijdanus, De Openbaring des Heren aan Johannes (Korte Verklaring). » In Romeinen 9 : 6b schrijft Paulus: ‘[. . .]; want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn.’ De vrijzinnige Leidse Vertaling (1912) leest: ‘Want niet allen die uit Israël afstammen zijn waarlijk Israël.’ Dezelfde apostel schrijft in 2 Thessalonicensen 3 : 2b: ‘[. . .]; want het geloof is niet aller.’ De Leidse Vertaling heeft: ‘; want het geloof is niet aller deel.’ De ethische prof. A.M. Brouwer (1925) leest: ‘; want niet allen komen tot geloovig vertrouwen.’ » ‘In den meest reëelen zin is de Kerk [. . .] de vergadering van pneumatische menschen, d.w.z. van zulke menschen, in welke de Christus een gestalte aanneemt door de werking van zijn Geest.’ [. . .] ‘Overeenkomstig den eisch der profetische verkondiging des Woords zal de Kerk zich zelf daarvan bewust moeten zijn en blijven, dat zij in haar aardsche vergadering een mengeling van pneumatisch en psychisch Christendom is. Zonder bezwaar kan zij vergadering der geloovigen worden genoemd, mits deze aanduiding niet synoniem met kinderen Gods wordt verstaan, maar als verzamelnaam van pneumatisch- en psychisch-geloovigen.’ Dr. S. Severijn, Het Profetisme, Kampen 1926, resp. 212 en 213. 59 C.H. Spurgeon, Pastorale adviezen, Kampen, derde druk, z.j. (vert. ds. W. de Graaf), 84-85. 60 T. Brienen, Calvijn en de kerkdienst, Heerenveen 1999, 63 e.v. Zie voor ‘Spreken en zingen’: Jan Smelik, Gods lof op de lippen Aspecten van liturgie en kerkmuziek, Zoetermeer 2005, 39-41.
42 Wie tekende voor deze weg? Maar onthoud hem/haar niet de engel van de troost. En wanneer het zo ver is, wacht hem/haar dan op in uw licht. Hoe vreemd is deze taal in vergelijking met het spreken van de Confessie in Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus + artikel XII van de Nederlandse Geloofsbelijdenis + de Catechismus van Genève, hoofdstuk 41. » Lied 671 – Nu bidden wij de heilige Geest Dit Lied is een vertaling door Ad den Besten (1923) van Luthers ‘Nun bitten wir den Heiligen Geist’. Om het verschil aan te geven, plaats ik beide teksten – de vertaling van Den Besten en het origineel - naast elkaar. Nu bidden wij de heilige Geest Nun bitten wir den Heiligen Geist om een recht geloof het allermeest, um den rechten Glauben allermeist, dat Hij ons verblijde en ons bevrijde daß er uns behüte an unserm Ende, en aan ’t einde ons naar huis geleide. wenn wir heimfahren aus diesem Elende. Ky-ri-e-leis. Ky-ri-e-leis. Geef, kostbaar licht, ons uw helderheid, dat wij Christus kennen voor altijd. Leer Gij ons te bouwen op die getrouwe, die ons ’t vaderland heeft doen aanschouwen. Ky-ri-e-leis.
Du wertes Licht, gib uns deinen Schein, lehr uns Jesum Christ kennen allein, daß wir an ihm bleiben, dem treuen Heiland, der uns bracht hat zum rechten Vaterland. Ky-ri-e-leis
Geef, heilige liefde, uw overvloed, doe ons hart ontvlammen in uw gloed, dat wij een van zinnen elkaar beminnen, alle twist en tweedracht overwinnen. Ky-ri-e-leis.
Du süße Lieb, schenk uns deine Gunst, laß uns empfinden der Liebe Brunst°, daß wir uns von Herzen einander lieben und im Frieden auf einem Sinn bleiben. Ky-ri-e-leis. ° Inbrunst
Geef, hoogste Trooster in alle nood, dat wij nimmer vrezen schande of dood, dat wij niet versagen ten laatste dage, als de vijand zelf ons aan komt klagen. Ky-ri-e-leis.
Du höchster Tröster in aller Not, hilf, daß wir nicht fürchten Schand noch Tod, daß in uns die Sinne nicht verzagen, wenn der Feind wird das Leben verklagen. Ky-ri-e-leis.
» Lied 825 – De wereld is van Hem vervuld Ja, Hij is elk van ons nabij, hoe hemelhoog verheven; in Hem bestaan, bewegen wij,
couplet 5
43 in Hem is heel ons leven. Dat heeft Hij aan het licht gebracht: de mensen zijn van zijn geslacht, voorgoed met Hem verweven. Hij, die rechtvaardig was en stil droeg wat Hem was beschoren, die stierf, en zie Hij leeft, - Hij wil ook in ons zijn herboren. Ons leven is in het geding: tot onze val en opstanding heeft God Hem uitverkoren.
couplet 9
De tekst is van Ad den Besten (1923). Dr. W.J.C. Buitendijk (1906-1981) deelt mee, dat Den Besten onder invloed staat van de theoloog Karl Barth (1886-1968).61 Volgens Barth zijn alle mensen begrepen in Christus, zo is Hij zowel de Verworpene als de Verkorene. Door wat op Golgotha gebeurd is, heeft Christus de zondige mens doen verdwijnen.62 Zo kunnen we volgens zijn visie spreken van de christologische insteek van Barths verkiezingsleer. Ik acht dat vanuit die gedachte de laatste regels van vers 9 dienen te worden bezien. Maar dat is niet de lijn van Schrift en Confessie! In dit verband kan – bijvoorbeeld - worden gewezen op Lied 448 - Het volk dat wandelt in het duister. De tekst is van Willem Schulte Nordholt en had reeds als Gezang 25 een plaats in het Liedboek voor de kerken. Ik citeer het laatste couplet. En alle, alle mensen samen, die zullen voor zijn aangezicht staan zingen in het grote licht. En Hij kent allen bij hun namen. Het behoeft geen betoog dat dit vers universalistisch ‘pur sang’ is. En dat is, zoals eerder betoogd, niet de lijn van Schrift en Confessie. » Als feministische liederen zijn te noemen: - Lied 682 – Dit is het wonder: de kracht van de Geest (Bep Hagen) - Lied 790 – Hoog als de hemel de liefde Lied van de liefde (Marijke de Bruijne (1926)) - Lied 877 – Ja, ik ben het beeld van onze maker (Ruth C. Duck (1947)) » Moeite heb ik met het spaarzaam gebruik van hoofdletters. (Dat geldt trouwens tevens de eerder verschenen NBV.) Mede daardoor is er niet altijd de noodzakelijke duidelijkheid. Bijvoorbeeld: in Psalm 146 : 3 van de nieuwe berijming (1968) lezen we: ‘[. . .]. Want zijn heil zal niet voorbijgaan, [. . .].’ Is hier sprake van Gods heil OF van het heil waaraan een mens door genade deel mag hebben? Als het de eerste opinie betreft, dan zou een hoofdletter verhelderend zijn geweest.
61 62
Moderne encyclopedie der wereldliteratuur, Hilversum 1963, sub voce: Besten, Ad den Vgl. Karl Barth, Kirchliche Dogmatik, II, 2, 385, 350 v..
44 TEN SLOTTE De breed oecumenische opzet van het nieuwste Liedboek heeft tot gevolg dat er ‘tol’ wordt betaald aan het Gereformeerd belijden. Dat zullen althans zij zeggen die Schrift en Confessie als maatstaf hanteren. In de jaren zeventig werd vanuit Amerika in West-Europa een nieuwe, oecumenisch gerichte beweging geïntroduceerd: de feministische beweging » de theologe Mary Dale (1928-2010) met haar tweede werk, Beyound God the Father: Toward a Philosophy of Women’Liberation uit 1973. Daarin stelde zij in de plaats van een onderdrukkende vadergod een godin. Christina (J.M.) Halkes (1920-2011) gaf deze beweging in ons land een stem. Met name liedteksten van Marijke de Bruijne (1936), Maria de Groot (1937), Bep Hagen (*?) en Hanna Lam (1928-1988) ondersteunen deze ‘vrouwenbeweging. Ter oriëntatie noem ik de bundel Eva’s lied uit 1984.63 Verder is er de stichting Nieuw Liedfonds. Deze is in 1993 opgericht vanuit de (roomskatholieke) Dominicus-kerk te Amsterdam. Het fonds wil stimuleren dat er meer teksten en muziek van vrouwen in de liturgie doordringen. Een indringende vraag acht ik: wáár ontdekken we iets van het borgtochtelijk lijden van de Heere Jezus Christus? Indertijd mochten we uit de bundel van 1938 – bijvoorbeeld - zingen: - ‘Mijn Verlosser hangt aan ’t kruis, / en hangt er mijnentwegen,’ = Gezang 45 : 2a. - ‘Jezus, uw verzoenend sterven / blijft het rustpunt van ons hart’ = Gezang 50 : 3a. - ‘Vaste rots van mijn behoud / als de zonde mij benauwt,’ = Gezang 174 : 1. Gezang 45 ontving in het Liedboek voor de kerken nog een plaats als Gezang 189 – zij het gekortwiekt en enigszins gewijzigd. Maar tòch! De andere genoemde Gezangen werden in 1973 gepasseerd en zijn nu blijkbaar geheel vergeten. Even wezenlijk is de vraag: wáár horen we van het werk van de Heilige Geest, Die Zijn weg met de zondaar gaat (Luther)? De Geest Die zondaren wegroept uit hun van God vervreemde bestaan en aan God verbonden worden door het geloof. In Johannes 3 : 1-21 lezen we over het gesprek van de Heere Jezus met Nicodemus = ‘Gij moet wederom geboren worden’ (vers 7b). Van het werk van de wedergeboorte spreekt de Confessie in de Heidelbergse Catechismus, Zondag 3, de Nederlandse Geloofsbelijdenis, Art. 24, en de Dordtse Leerregels in hoofdstuk II-IV, XII. Door de samenstellers van het Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk - zijn verscheidene gezangen uit de eerdere bundels niet meer opgenomen. Was daaronder teveel ‘bloed-theologie’, waar de ‘Groningse School’ (» P. Hofstede de Groot (1802-1886)) destijds zo schamper over kon spreken? Ten diepste is er voor mij de vraag welke theologie schuil gaat achter verscheidene gemaakte keuzes. │ Wie vooral (zeer) goede dingen over deze bundel te zeggen heeft, dient voorrang te │krijgen. 63
Wil van Hilten, Marijke Koijck-de Bruijne, Eileen Silcocks. 42 liederen door vrouwen, ontstaan binnen de feministische theologie. Kok Kampen. (onderstreping van mij, kag),
45 │ Wie zou niet benieuwd zijn naar de bewijsvoering van ‘het (zeer) goede’ in het Liedboek - │Zingen en bidden in huis en kerk? De Schrift kan zeggen: ‘[. . .]; ook waren in Juda nog │goede dingen.’, 2 Kronieken 12 : 12b. -o-oter afsluiting EEN GELOOFSERVARING VAN JONA ◘ Hoofdstuk 2 van het gelijknamige boek bevat het gebed, dat Jona opzond uit ingewand van de vis. Het gebed waarmee Jona zich tot de Heere richt hangt, op twee halve verzen na, van citaten uit de ons bekende Psalmen aan elkaar. Mag ik het tekenend noemen dat hij juist dan terugvalt op de Psalmen die hij denkelijk als kind geleerd had. Of was het een kwestie van ‘toeval’? EEN ADVIES VAN DE LATIJNSE KERKVADER AUGUSTINUS (354-430) ◘ Deze leraar raadde de monniken aan om tijdens het handwerk ´bij wijze van goddelijk roeilied´ uit het psalter te zingen dat zij immers geacht werden van buiten te kennen.´64 VIJF MARKANTE UITSPRAKEN ◘ ‘Kortom, wilt ge de heilige, christelijke kerk zien, gepenseeld in levendige kleuren en vorm, in een klein schilderij uitgebeeld, neem dan het psalter voor u. Daar hebt ge een fijne, heldere, zuivere spiegel, waarin ge zien kunt wat de christenheid is. Ja, gij zult ook u zelf daarin vinden en het rechte ‘ken u zelf’, bovendien God zelf en alle schepselen.’ Luther (1483-1546)65 ◘ ‘[. . .]. En ditzelfde beginsel nu heeft onze vaderen ook geleid in hun beperking van het gezag der gemeente tot de psalmen van David. Uitgangspunt was ook hier de overweging, dat wij menschen niet weten, hoe God de Heere wil hoe wij Hem zullen lofzingen. Dat nu echter de Heere ons in zijn Woord een bundel liederen had gegeven, die voor den publieken eere-dienst bestemd waren. En dat wij derhalve het veiligst gingen met ons aan dezen geijkten bundel lofliederen te houden. Men wist hoe Jezus zelf nog bij de instelling van het Avondmaal uitsluitend psalmen gezongen had. En ook, men had in de toemalige kerken gezien, hoe de liederen al 64
F. van der Meer, Augustinus de zielzorger, Utrecht-Brussel 1947. § de volkszang, 268-301 » 289. » Indrukwekkend is het te vernemen dat Augustinus in zijn laatste ziekte ‘had verzocht, dat de weinige boetepsalmen van David voor hem zouden worden afgeschreven en de vellen papier had hij aan de wand laten bevestigen, en liggend in zijn bed kon hij ze in de dagen van zijn ziekte zien en hij las ze en weende overvloedig en onophoudelijk.’ (Possidius). A. Sizoo, Augustinus leven en werken, Kampen 1957, 326. Vgl. Van der Meer, a.w., 242. 65 geciteerd door prof. dr. W.L. Kooiman, Luther en de Bijbel, Baarn (z.j.), 132. Zie ook prof. dr. M. van Rhijn, Uren met Luther, Baarn z.j., 127-128 (= Vorrede auf den Psalter 1531, E.A., 63, 29 ff.)
46 meer de psalmen hadden verdrongen. [. . .]. Maar met dat al toont de historie der kerk helaas, dat de toelating van het vrije lied reeds zeer spoedig een macht in de kerk schept, die het leven en het bestand der kerk verwringt, en eerlang het psalmgezang in de bedehuizen verstommen doet.’ Dr. A. Kuyper (1837-1920) 66 ◘ ´De psalmen hebben het ritme van het mensenhart en daarom worden zij nu al bijna drieduizend jaar gezongen. En zij zullen wel gezongen worden zolang er mensenharten kloppen. Zij onderscheiden zich van vele latere kerkliederen hierdoor dat zij, als ik het zo noemen mag, in de conjunctivus staan, de aanvoegende wijs, zoals het in de taal van de school heet, terwijl zeer vele christelijke hymnen meer in de indicativus, de aantonende wijs zijn gesteld. De conjunctivus kan de uitdrukking zijn van een sterk verlangen, de eigenlijke functie van het hart. [ . . .]. Waarom zijn de psalmen zo geliefd? Waarom deze psalm (= 42, kag) in het bijzonder? Waarom heeft de christelijke hymne een zware concurrent aan iedere psalm? Het is om dit buigen, dit nederbuigen en dit omhoogsteken tegelijk. “Wij steken ’t hoofd omhoog en zullen d’eerkroon dragen Door U, door U aleen, om ’t eeuwig welbehagen.” (Ps. 89 : 8 ber.) [. . .]. Deze kennis der werkelijkheid wordt in het christelijk lied wel eens gemist, waardoor het op de lippen besterft in de uren der beproeving. De zekerheden der belijdenis worden dan wel eens te goedkoop uitgedragen. Dan is er te weinig buigen en neigen in de belijdenis en het anker der hoop kan geen vat krijgen op de modderige bodem van het bestaan. [. . .].’ Dr. O. Noordmans (1871-1956) 67 ◘ ‘Het grootste wereldwonder zijn de Psalmen.’ Dr. O Noordmans (1871-1956)68 66
E VOTO DORDRACENO toelichting op den Heidelbergschen Catechismus – derde deel -, Kampen z.j., 569 (Zondag XXXV). (In de jaren 1886-1894 artikelenserie in De Heraut, in de jaren 1892-1895 onder genoemde titel verschenen.) Zie verder zijn Onze Eeredienst, Kampen 1911: § XI. + XII. ‘Het Gezang’, § XIII. + XIV. ‘Onze Psalmberijming’, 52-69. 67 Gods poorten, ’s-Gravenhage 1949, 110-113. Vgl. 125. Verzamelde Werken – deel VIII -, Kampen 1980, 156-158. Vgl. 165-166. » Dirignt en zanger Wouter Verhage (1984) stelt dat de Opwekkingsliederen van een ander niveau zijn dan de psalmen – ‘Ze zijn minder gelaagd en meer ik gericht.’ In zijn lezing ‘Aus triefer Not schrei ich zu Dir – een interactieve bijdrage over de rol van het gebed in de muziek van Bach.’, gehouden tijdens een studieweek van theologiestudenten van de Geref. Bond op 28-8-2013. RD,29-8-2013, 2 (‘Kerk en godsduenst’). » Truus Kuit (Amersfoort) zegt in ‘even voorstellen’: ‘Ik geniet erg van de psalmen die hier (= Adventkerk) gezongen worden, ook al kan ik al de wijzen nog niet meezingen. De woorden spreken me zo aan – ze gaan veel dieper dan die van de opwekkingsliederen die we in de Pinkstergemeente zongen.’ In drieluik, maart 2002 » “Ik sprak laatst een professor die vertelde dat zijn tienerzoon niet meer naar de kerk wilde. Toen ik dóórvroeg naar de reden, vertelde de jongen: ‘Ik word gek van die liederen die we zingen. Ze zijn allemaal hetzelfde, allemaal vrolijk. Ik kan me daar op dit moment totaal niet mee identificeren.’ “, Hanneke Schottert in een interview met Brian Doerksen in Visie, 22 t/m 28 mei 2010, 12-13 » 13 1e kolom.. » A.J. Rasker tekent Noordmans als een ‘veelzijdige en diepzinnige denker’. De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795, Kampen 1986, 242. 68 Aangehaald door dr. K.H. Miskotte in zijn artikel ‘Bij het overlijden van dr. O. Noordmans’, In de Waagschaal, jrg. XI (1956), no. 21. Zie: Verzameld Werk (Noordmans) – deel I -, 366-372 » 372. Miskotte
47 ◘ ‘[. . .]. De gezangen zijn meer geïnspireerd door het dogma der kerk dan door het profetisch-apostolisch kerugma aangaande de Here. [. . .]. Zolang er echter een kerkelijke belijdenis in het kanselboek staat, mag er daarom naar mijn inzicht ook een kerkelijk lied in het gezangboek staan. Voor de zuiverheid van de Godsvrucht is het echter van belang dat de psalmen de overhand hebben over de gezangen: het christendom moet de bijbel niet overwoekeren.’69 Prof. dr. A.A. van Ruler (1908-1970).70 EEN HISTORISCHE GEBEURTENIS ◘ In Putten wordt elk jaar op 2 oktober de razzia in 1944 herdacht. Eén van de 661 weggevoerden was Wouter Rozendaal (1905-1999). Hij was één van de weinige teruggekeerde overlevenden. ‘En nu ga ik dan schrijven op hoe manier wij het hebben door gebracht’, aldus de heer Rozendaal. Met 55 man stonden ze ergens op een station. ’s Morgens om elf uur aangekomen, kwam pas tegen tien uur ’s avonds de trein. ‘[. . .]. De trein kwam in beweging en we gingen, opgepropt in de wagon, op Neuengamme aan. Al heel gauw hoorde ik de jongens schreeuwen, dat ze elkaar op de voeten trapten of dat ze bekneld lagen. We zaten er ook in als een ton met haring, het was niets anders dan geklaag en gekerm. Het was ondertussen Zondagmorgen, zo ongeveer 3 a 4 uur, 17 December 1944, toen er in eens een jongen kort bij ons uit de buurt begon te spreken. Het was geen spreken, het was Bidden, ja Bidden. Ik noem hier meestal geen namen, maar deze zal ik noemen: het was Rijk Bakker, zijn naam was Rijk en hij was ook Rijk in woorden. Hij deed een gebed, zoals ik ze nooit van een gewoon mensch zoo gehoord heb. Zijn gebed had de inhoud over ons lijden en eindigde met de woorden: mochten we zijn als de moordenaar aan het kruis: “Och Heere, gedenk mijner als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn.”71 Dat gebed werd onder doodse stilte aangehoord, de één zittend, de ander liggend en sommigen op de knieën. In het andere eind van de wagon steeg nog een Hollander op, die vroeg wie dat was die dat gebed gedaan had. Daar werd geen antwoord op gegeven. Die man ging voort: Ik ben blij, dat ik die woorden gehoord heb, dat heeft mij goed gedaan. Ondertussen werden uit volle borst bekende Psalmen gezongen. Ik zal ze noemen, welke er zijn gezonden, die ik nog zoo weet: Gelijk het gras is ons kortstondig leven, Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort, Welzalig hij die al zijn kracht en Maar de Heer zal uitkomst geven.72 En zoo denk ik, dat we zoo een uur hebben gezongen. Toen we eindigden, waren we er allen noemt geen vindplaats. Prof. dr. G.W. Neven, die het werk van Noordmans digitaal kan doorzoeken, berichtte mij – desgevraagd – ‘De door u genoemde zin is onvindbaar’. 69 Lied 1016 (sic!) is het laatste in het Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk. 70 ´De bevinding, proeve van een theologische benadering´. Artikel in Kerk en theologie, 1e jaargang 1950, opgenomen in Theologisch Werk – deel III -, Nijkerk 1971, 43-60 » 49-50. Opnieuw in Verzameld Werk IVB, 536-561 » 542. 71 72
Lukas 23 : 43. Resp. Psalm 103 : 8, Psalm 89 : 7, Psalm 84 : 3 en Psalm 42 : 5
48 goed van voldaan. Ik dacht zoo daar in dat barre noorden van Duitschland: dat daar op de Sabbatmorgen om zoo’n vier uur de Lof des Heeren uit volle borst wordt aangeheven. Mocht dat de Heere een lieflijke reuke zijn.73 Dan kon het ons tot redding zijn. Zoo zijn we de heele dag doorgerold, allen voldaan van dat gebed en dat zingen, zooiets had ik al een heele tijd niet meegemaakt.’ Met het vorenstaande getuigenis is het bijzondere belang van de PSALMEN geschetst. U nam kennis van een levensechte ervaring in erbarmelijke omstandigheden.74
73
Bijv. Leviticus 1 : 9, 13 en 17; 2 : 2. Ds. W. L. Tukker (1909-1988) schreef in de Waarheidsvriend in de periode 1955/1956 over ‘Psalmen in de Eredienst’, opgenomen in De weg van het Woord – in het spoor van de vaderen, Kampen 1979, 305-320. 74