Watersportvisie:
Op weg naar het Blauwe Hart van knelpunten naar kansen
Februari 2003
-1-
Voorwoord Het Groene Hart is een prachtig waterrijk gebied, dat voor de recreatie een belangrijke functie vervult. Uit het rapport komt naar voren aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan om de ontwikkeling van de waterrecreatie verder te stimuleren. Door het varen te combineren met land- en natuurgerichte vormen van recreatie, cultuurhistorie, recreatief winkelen en horecabezoek kan de regionale betekenis worden versterkt. Een dialoog tussen twee watersporters over dit onderwerp willen wij u niet onthouden. “En hoe bevalt dat nou, dat varen in het Groene Hart?” vraagt een watersporter uit Friesland aan een watersporter uit Vinkeveen. “Nou, we hebben een netwerk van vaarwegen door het Groene Hart dat zich uitstrekt tot ver daar buiten. Dit zogenaamde Blauwe Netwerk bestaat onder meer uit de Grote en Kleine Staande Mastroute, uit de Randstad Waterring, de Hollandse Plassen Route, de Hollandse Stedenroute, de Forten van Amsterdam Route en de Bastide- en Drechtstedenroute. Vorig jaar heb ik een leuke kaart gekregen: “Varen in het Groene Hart”. Daar staan nog veel meer mooie tochten in zoals de Kanalenroute, Rivierenroute, Hart van Holland Route, Ringvaartroute, de Stichtse Route, de Schielandroute, de Amstel-Veenroute, de Natuurplassenroute, Merwederoute, de Klei- en Veenroute en de Reisgenotenroute”. “Kan je in dat Groene Hart van jou dan alleen maar door sloten en kanalen varen?” “Nee, hoor. Er zijn ook nog een groot aantal meren zoals de Braassem, de Westeinder, de Kaag, de Loosdrechtse, Vinkeveense en de Nieuwkoopse Plassen. Het is een heel afwisselend gebied waar je ook nog eens mooie cultuurhistorische steden zou kunnen bezoeken als Oudewater, Leiden, Haarlem, IJsselstein, Utrecht en zelfs Amsterdam”. “Zo te horen hebben jullie meer water dan wij in Friesland en kun je dat watersportgebied van jullie beter het Blauwe Hart noemen. Waarom heet het eigenlijk het Groene Hart”. “Dat komt omdat er heel veel natuur is”. “Maar daar mag je toch wel varend van genieten?” “Gelukkig wel, al kan je niet overal komen. Er geldt bijvoorbeeld een vaarverbod op de Ankeveense Plassen en een vaarvergunning op de Drecht. Eigenlijk is “Het Blauwe Hart” zo gek nog niet: je betaalt je namelijk links en rechts blauw aan tolgelden! Als men van het Groene Hart nou echt een vaargebied wil maken, dan zou men eerst wat knelpunten op moeten lossen. De brug- en sluisbediening kan beter, net als de bereikbaarheid van havens. Ook zou de afschaffing van de wirwar aan vaarvergunningen prettig zijn. Ik vertelde je al dat je hier van die prachtige tochten kan maken. Jammer is dat je bijna nergens kan afmeren om boodschappen te doen of eens lekker uit eten te gaan, zoals bij jullie in Friesland. Hierdoor maken we alleen maar dagtochten. Het zou leuk zijn om tijdens de weekenden wat langere tochten te kunnen maken en het varen te combineren met fietsen, wandelen en het bezoeken van historische steden of dorpen. Dan zou je met recht van “Het Blauwe Hart” kunnen spreken!” “Ik kan me niet voorstellen dat men bij jullie zo´n kans zal laten liggen. Alleen is het natuurlijk de vraag hoe je dat voor elkaar krijgt…….” Op weg naar het Blauwe Hart, van knelpunten naar kansen!
Opdrachtgevers:
Opgesteld door:
HISWA Vereniging Koninklijk Nederlands Watersport Verbond (KNWV) Een financiële bijdrage werd ontvangen van: Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij, Directie Noord-West Provincie Noord-Holland Provincie Zuid-Holland Provincie Utrecht Gewest Gooi en Vechtstreek
-2-
Postbus 123, 8200 AC Lelystad Tel.: 0320-218847 www.waterrecreatieadvies.nl
Inhoudsopgave Pagina: Samenvatting 1. Inleiding 1.1 Het belang van een sectorale visie 1.2 Doelstelling van het rapport 1.3 Het projectgebied 1.4 Het vigerend beleid op hoofdlijnen voor het Groene Hart 1.4.1 Beschrijving op hoofdlijnen 1.5 Strategische projecten uit de Groene Hart Nota
1 1 1 1 3 3 9
2. Karakteristiek van het Groene Hart als vaargebied 2.1 Het Groene Hart als vaargebied 2.2 Het Hollandse Plassengebied 2.2.1 Kagerplassen 2.2.2 Braassemermeer en Wijde Aa 2.2.3 Westeinderplassen 2.2.4 Nieuwkoopse Plassen 2.3 Vecht- en Veenplassen 2.3.1 Vinkeveense Plassen 2.3.2 Loosdrechtse Plassen 2.3.3 Spiegel- en Blijkpolderplas
12 12 13 13 14 14 14 14 15 15 16
3. Overzicht waterrecreatie in Nederland 3.1 Watersportindustrie 3.2 Waterrecreatie in cijfers 3.3 Omzet en werkgelegenheid in Nederland 3.4 Seizoensgebonden activiteit 3.5 Waterrecreatie als stuwende sector 3.6 Milieu 3.6.1 Milieu en Arbozorg in jachthavens 3.6.2 Aangroeiwerende verf 3.6.3 Vuilwaterinzameling en inname afvalstoffen 3.6.4 Waterbodemproblematiek 3.7 Arbeidsmarkt en scholing 3.7.1 Arbeidsmarkt 3.7.2 Scholing 3.7.3 Resultaten HISWA onderzoek in Het Blauwe Hart
17 17 17 19 19 20 20 20 20 21 21 22 22 22 22
4. Jachthavens in het Blauwe Hart 4.1 Huidige situatie ligplaatsen in het Blauwe Hart 4.1.1 Algemeen 4.1.2 Regionale overzichten 4.2 Uitbreidingsplannen 4.3 Ontwikkeling van de watersport in het Blauwe Hart (1960-2010) 4.4 Geraamde behoefte aan ligplaatsen tot 2010 4.5 Confrontatie groeiverwachting markt en beleidsmatige ruimte
25 26 26 27 28 29 30 30
5. Economisch belang en werkgelegenheid in het Blauwe Hart 5.1 Omzet en werkgelegenheid binnen de watersportsector 5.2 Omzet en werkgelegenheid bij de plaatselijke middenstand
31 31 31
6. Kwaliteit van het vaargebied 6.1 Knooppunten en aanlegplaatsen 6.2 Cultuurhistorie 6.3 Promotie 6.4 Relaties met omliggende watersportgebieden
32 32 32 33 34
-3-
7. Van knelpunten naar kansen 7.1 Het Blauwe Netwerk, actieplan 7.2 Watersport in de De Venen, visie en actieplan 7.3 Verbetering basistoervaart Gooi en Vechtstreek 7.4 Regiovisie Watersport in de Hollandse Plassen 7.5 Regiovisie Watersport in de Vecht- en Veenplassen 7.5 Watersportvisie Op weg naar het Blauwe Hart
35 35 35 36 36 36 37
8. Conclusies en aanbevelingen 8.1 Organisatiestructuur 8.2 Initiatief 8.3 Tenslotte
38 39 40 41
Bijlagen Bronvermelding afbeeldingen per pagina Literatuurlijst en noten
42 43
-4-
Samenvatting Inleiding In 1999 hebben HISWA Vereniging en het Koninklijk Nederlands Watersport Verbond (KNWV) de regiovisie Watersport in de Hollandse Plassen uitgebracht, waarin talloze suggesties en voorstellen zijn gedaan om de watersportmogelijkheden in het gebied te verbeteren. In een aantal gevallen zijn deze voorstellen inmiddels door betrokken overheden en beleidsmakers overgenomen of uitgevoerd. De visie is waardevol, omdat het een geluid is rechtstreeks afkomstig van de gebruikers en het bedrijfsleven. De provincie Utrecht heeft, in verband met het door haar op te stellen nieuwe Streekplan, aangegeven ook een dergelijke regiovisie over de Vecht- en Veenplassen op prijs te stellen. Het Hollands en Utrechts Plassengebied kan worden beschouwd als één watersportgebied, deel uitmakend van het Groene Hart. HISWA Vereniging en het KNWV hebben daarom voorgesteld niet alleen een regiovisie Watersport in de Vecht- en Veenplassen op te stellen, maar ook een overkoepelende watersportvisie waarin beide gebieden in hun onderlinge samenhang worden beschouwd. Voor het opstellen van beide visies is subsidie verkregen van de provincies NoordHolland, Zuid-Holland en Utrecht, van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (Investeringsprogramma Kwaliteitsimpuls Groene Hart) en van het Gewest Gooi en Vechtstreek. Begrenzing projectgebied In eerste instantie zijn de grenzen van het projectgebied bepaald. Het Groene Hart is een groot gebied, dat in het zuiden begrensd wordt door de lijn Gorinchem - Dordrecht - Rotterdam. Deze visie gaat over het Groene Hart, ruwweg het deel ten westen van de lijn Utrecht - Hilversum -Naarden en ten noorden van de A12 tussen Utrecht en Den Haag. Het Noordzeekanaal vormt de noordgrens. Dit laatste betekent dat een deel van het projectgebied buiten het Groene Hart ligt. Het betreft de “staande mastroute” vanaf de Kagerplassen via Haarlem naar het Noordzeekanaal en de route via de Ringvaart naar Amsterdam. Het Groene Hart ten zuiden van de lijn Utrecht-Den Haag is behalve doorgaande route, ook van belang voor de kleine watersport. In dit gebied bevinden zich geen plassen waar met grotere vaartuigen wordt gevaren. De Reeuwijkse Plassen vormen een op zichzelf staand (kleinschalig maar bijzonder) vaargebied, waar vooral inwoners van Gouda en Reeuwijk recreëren. Het aldus begrensde Hollands en Utrechts Plassengebied sluit aan op de twee regiovisies van HISWA Vereniging en het KNWV en heeft in deze visie een “nieuwe naam” gekregen: “Het Blauwe Hart”. Relevant beleid In hoofdstuk 1 van voorliggende watersportvisie Op weg naar het Blauwe Hart wordt in eerste instantie getracht orde te brengen in alle rapporten en beleidslijnen die over het Groene Hart en het projectgebied zijn verschenen. De subsidiegevers hebben daarbij aangegeven welke (beleids)visies zij als relevant en belangrijk beschouwen. Kort is het beleid samengevat en vervolgens verwerkt in een stroomschema waarin tevens het “organiserend vermogen” (actieve en inactieve stuurgroepen, organisaties en platforms) is verwerkt. Het schema geeft aan hoe het gebied op hoofdlijnen organisatorisch en beleidsmatig in elkaar zit. Voor de watersport is het Stimuleringsproject Blauwe Netwerk van belang. De Stuurgroep die bijbehorend Beleidskader en Actieplan heeft opgesteld, is inmiddels opgeheven. Karakteristiek van het gebied In hoofdstuk 2 wordt de karakteristiek van het Hollandse Plassengebied en de Vecht- en Veenplassen beschreven. Het gebied is een relatief kleinschalig vaargebied met oude rivieren, kanalen, (veen)plassen, droogmakerijen, veenweidegebieden en oude steden en dorpen met een rijke cultuur. De onderlinge verbindingen zijn geschikt voor toervaart met kleine (motor)boten, de grote plassen zijn geschikt voor kajuitzeiljachten en open zeilboten. Het gebied is veelzijdig. Er bestaan grote verschillen tussen bijvoorbeeld de Kagerplassen of het Braassemermeer en de Nieuwkoopse- of Vinkeveense Plassen wat zich vertaalt in het gebruik en het soort schepen dat er vaart of ligt. In bijna alle gebieden en onderlinge verbindingen komen echter dezelfde soort problemen voor: tekort aan aanlegplaatsen en brandstofstations, te lage bruggen, onvoldoende diepgang, etc. Deze watersportvisie gaat niet in op alle lokale problemen of kansen, omdat dit in o.a. de regiovisies van HISWA Vereniging en het KNWV en in het Actieplan Blauwe Netwerk uitgebreid is gedaan.
-5-
Waterrecreatie in Nederland Het Groene Hart vertoont grote verschillen, zo ook het gebruik. In hoofdstuk 3 wordt verder ingegaan op de verschillende vormen van watersport en waterrecreatie in Nederland. De Nederlandse watersportindustrie biedt werkgelegenheid aan bijna 20.000 personen, de jaarlijkse omzet bedraagt € 1,9 miljard. De omzet van de recreatietoervaart bij de plaatselijke middenstand wordt geschat op € 95 miljoen. Ongeveer 40% hiervan wordt uitgegeven aan dagelijkse boodschappen, ca. 25% komt terecht bij de plaatselijke horeca. Waterrecreatie is een groeiende en stuwende sector. Investeringen in de watersport leveren een bijdrage aan een betere woon- en werkomgeving en kunnen het noodzakelijke draagvlak vormen voor een hoger-, of behoud van het huidige voorzieningenniveau (middenstand, horeca, culturele voorzieningen). HISWA Vereniging heeft in het projectgebied in het kader van deze watersportvisie een speciaal onderzoek uitgevoerd onder haar leden. Het onderzoek ging vooral over knelpunten in- of rondom de bedrijfsvoering, arbeidsproblematiek, promotie en scholing. 70% van de respondenten gaf aan problemen te hebben met uitbreiding van het bedrijf. Dit is een ongekend hoog percentage, dat de continuïteit ernstig in gevaar brengt. Ruim 10% van de bedrijven verwacht dat zijn / haar bedrijf in de toekomst gaat verhuizen. Bij 18% van de respondenten bestaat een personeelstekort, 16% heeft direct personeel nodig, 26% verwacht een tekort binnen 2 jaar. Vooral allround technisch personeel (50%) en gespecialiseerde technische medewerkers (25%) zijn gewild. Ook scholing is een punt van zorg. Het Regionaal Opleidingen Centrum voor de Watersportindustrie (ROWI) in Nieuwegein is gestart met een speciale opleiding “Medewerker Watersportindustrie”. Verdere opleidingen worden ontwikkeld, om het tekort aan gekwalificeerd personeel in de branche op te lossen. Sinds het begin van de negentiger jaren hebben HISWA Vereniging en het KNWV veel aandacht besteed aan Milieu- en Arbozorg. Koper- en tinhoudende onderwaterverven zijn in de watersport inmiddels verboden. Voor de leden werden speciale werkboeken samengesteld met informatie over wet- en regelgeving, grond- en afvalstoffenopslag, ARBO zorg, training en voorlichting (BIM 1 en BIM 2). De sector heeft op dit gebied te maken gehad met sterk stijgende kosten. Door jachthavens is geïnvesteerd in speciale afspuitplaatsen voor het reinigen van onderwaterschepen en in de scheiding van afvalstromen. Niet alleen huishoudelijk afval, maar ook gevaarlijk afval zoals accu´s, verfresten, klein chemisch afval (KCA) en afgewerkte olie kunnen in de meeste jachthavens worden afgegeven. Ca. 170 jachthavens, waarvan 35 in het Groene Hart, hebben inmiddels een inzamelstation voor bilgeen afvalwater. De sanering van waterbodems en baggerkosten vormt een nationaal probleem. Baggeren is nodig voor de economie, ecologie en waterafvoer. Bij gebrek aan locaties om slib kwijt te raken, gebrek aan financiële middelen en organisatorische knelpunten neemt het probleem alleen maar toe. Ook in het Groene Hart is het dichtslibben van vaarwegen en havens een schrijnend probleem, omdat het grotendeels veroorzaakt wordt door externe factoren. Het samenvoegen van gemeentelijke baggerplannen, onderhoudprogramma´s van Waterschappen, saneringsprogramma´s van provincies en Rijk, evenals een betere benutting van bestaande voorzieningen is essentieel. Meer kennis, eenduidige regelgeving, goede voorlichting, meer creativiteit en uitbreiding van depots is noodzakelijk. Jachthavens in het Blauwe Hart In het kader van deze watersportvisie zijn alle jachthavens in het Blauwe Hart geïnventariseerd (hoofdstuk 4). Het gebied is in een 7-tal (vaar)regio´s opgesplitst. In totaal bevinden zich in het Blauwe Hart 198 jachthavens met 21.741 ligplaatsen. De gemiddelde bezettingsgraad is 94,9%, hoog in vergelijking met de rest van Nederland (ca. 90%). De gemiddelde lengte van de boten in de havens bedraagt 7,8 meter. 56% van de ligplaatsen wordt bezet door motorboten, 40% door zeilboten en 4% door roei- en/of visboten. Jaarlijks overnachten ca. 30.500 passanten (boten) in de jachthavens in het Blauwe Hart. Het aantal overnachtingen buiten deze havens is onbekend. 31 havens hebben aangegeven uitbreidingsplannen te hebben, waarvan 16 (ruim 50%) problemen hebben of verwachten met “de overheid” (gemeente, provincie, rijk). 25 havens van de 31 hebben opgegeven hoeveel plaatsen men bij wil bouwen, in totaal 1.324. Uit het onderzoek kan worden opgemaakt dat de grootste behoefte aan ligplaatsen bestaat rond de Kager Plassen en in Haarlem en omgeving. Lang niet alle bouwplannen betreffen grote uitbreidingen. Vaak is sprake van kwaliteitsverbetering of herinrichting van de haven. Om rendabel te kunnen zijn heeft een haven een minimum aantal ligplaatsen nodig. Als (te) kleine havens geen uitbreidingsruimte hebben of krijgen, is de kans groot dat projectontwikkelaars trachten de haven over te nemen om ter plaatse een (zeer
-6-
rendabel) woningbouwproject te realiseren, met als gevolg dat er toeristische infrastructuur verloren gaat. 5% van de havens uit het oorspronkelijke bestand bleek inmiddels opgeheven. Hoeveel ligplaatsen op deze wijze verloren zijn gegaan is onbekend, maar aangenomen wordt dat per decennium 5 à 10% van het aantal ligplaatsen in het Blauwe Hart verdwijnt. Na een periode van groei in de jaren 1960 - 1975 is het aantal ligplaatsen in het Blauwe Hart redelijk stabiel. In de afgelopen 10 jaar zijn er ca. 750 ligplaatsen bijgebouwd. Om aan de vraag naar ligplaatsen te kunnen voldoen, rekening houdend met ligplaatsen die verdwijnen, zou in de periode tot 2010 ruimte moeten worden gecreëerd voor ca. 1.500 extra plaatsen. Economisch belang en werkgelegenheid in het Blauwe Hart Het economisch belang van de watersport in het Blauwe Hart kan worden benaderd door de resultaten van een vergelijkbaar onderzoek in Noord-Holland (2001) af te zetten tegen de in hoofdstuk 4 gevonden kengetallen. Het Blauwe Hart is redelijk vergelijkbaar met de havens in het binnengebied van de provincie Noord-Holland. Niet verwonderlijk, omdat sinds 1 januari 2002 ook Loosdrecht tot de provincie Noord-Holland behoort. 53,7% van alle ligplaatsen in het Blauwe Hart liggen in NoordHolland, 17,8% in Utrecht en 28,5% in Zuid-Holland. Indien de grote jachtbouw (De Vries in Aalsmeer en Van Lent op de Kaag met in totaal ca. 500 gespecialiseerde arbeidsplaatsen) buiten beschouwing wordt gelaten, genereert de waterrecreatiesector in het Blauwe Hart inclusief uitgaven door passanten een jaarlijkse omzet van ruim € 300 miljoen. De totale werkgelegenheid kan worden geschat op ca. 3.400 FTE. Kwaliteit van het vaargebied Om economisch beter te kunnen profiteren van de mogelijkheden die de waterrecreatie in zich heeft, zijn investeringen noodzakelijk in de kwaliteit van het gebied en in promotie. Op beide gebieden zijn in de afgelopen jaren activiteiten ontplooid. Volgens een onderzoek uit 1993 was er in het Groene Hart een tekort aan ca. 5.000 aanlegplaatsen. Aanlegplaatsen zijn plaatsen buiten jachthavens, waar men maximaal 3 dagen mag liggen. In het kader van het 1.000 Aanlegplaatsenplan zijn in de afgelopen jaren ca. 320 nieuwe plaatsen gerealiseerd. Ten opzichte van eerdergenoemde 5.000 is dit niet veel, maar een goede start. Tijdens de uitvoering is gebleken dat het, ondanks beschikbare middelen en goede afspraken over beheer en onderhoud, lastig was deze plaatsen binnen de gestelde termijn te realiseren. Langdurige gemeentelijke procedures en bezwaarschriften (Nieuwkoop) waren daar debet aan. Teruggrijpend op de eerder verschenen regiovisie Watersport in de Hollandse Plassen en de gelijktijdig met dit rapport verschijnende regiovisie Watersport in de Vecht- en Veenplassen zouden navolgende belangrijke aandachtspunten voor het gebied kunnen worden genoemd (selectie). • • • • • • • •
Oost-west verbinding via Nieuwersluis Ontsluiting van het stadsgewest Utrecht op het Blauwe Netwerk Bevaarbaar maken (oude) vaarten Gooi- en Vechtstreek Realisatie van een watersportcentrum in Vinkeveen en Loosdrecht Oplossen baggerproblematiek in de plassen van het Groene Hart Verbinding Westeinder – Drecht Afschaffen vaarvergunningen in het Basistoervaartnet (bijvoorbeeld Drecht) Afstemmen ontwikkelingen (alternatieve) staande mast route
Promotie Er is vrij veel promotiemateriaal over varen in het Groene Hart verschenen, zoals Varen door het Hart van Holland en de thematische kaart Varen in het Groene Hart. Ook over de diverse plassen en subregio´s zijn door regionale VVV´s en/of plaatselijke ondernemers de nodige brochures uitgebracht. Gebrek aan promotiemateriaal lijkt niet het probleem. Het bedrijfsleven geeft brochures uit en adverteert in lokale of regionale bladen. 37% van de respondenten aan de HISWA-enquête (hoofdstuk 3.7.3) geeft aan deelname aan de HISWA tentoonstelling, of participatie in een gezamenlijke (folder)stand belangrijk te vinden. Op de HISWA in het voorjaar van 2002 heeft het Utrechts-Hollands Plassengebied zich met succes gezamenlijk als één vaargebied gepresenteerd. Dit initiatief verdient navolging.
-7-
Van knelpunten naar kansen In het Actieplan Blauwe netwerk, het Actieplan Watersport in de Venen, het project Verbetering basistoervaartnet Gooi en Vechtstreek en in de regiovisie´s Watersport in de Hollandse Plassen en Watersport in de Vecht- en Veenplassen staan bijna alle knelpunten die in het Blauwe Hart spelen opgesomd. Sommige problemen zijn opgelost, maar een groot aantal is nog actueel. De Stuurgroep Blauwe Netwerk is opgeheven en de in het Actieplan bepleitte aanjager is nooit aangesteld. Ook in het Actieplan de Venen werd gepleit voor een aanjager of regisseur. Voor een aantal projecten is inmiddels een trekker aangewezen en Projectbureau de Venen houdt een overzicht bij. Op dit moment voelt echter niemand zich verantwoordelijk voor het oplossen van de knelpunten in het Blauwe Hart als totaal. Overzicht ontbreekt, hetgeen deels begrijpelijk is omdat 3 provincies bij het gebied zijn betrokken. In een (groot) aantal gevallen zijn de knelpunten provinciegrenzen overschrijdend. Een watersporter of toervaarder legt routes af die niet door provinciegrenzen wordt beperkt. De talloze routes door het Groene Hart, op enthousiaste wijze beschreven in brochures en thematische kaarten, vormen het geroemde en beleidsmatig verankerde Blauwe Netwerk. Om de knelpunten op te lossen en als kans te beschouwen is saamhorigheid en samenwerking vereist. Conclusies en aanbevelingen Het is goed mogelijk op korte termijn “zichtwerk” te verrichten waar alle betrokkenen trots op kunnen zijn. De vraag is alleen hoe je dit organiseert. Hoofdstuk 8 vormt eigenlijk een organisatieadvies, ontstaan na gesprekken met talloze directe betrokkenen in het Groene / Blauwe Hart. Er is ook gekeken naar de wijze waarop vergelijkbare problemen in andere vaargebieden (Het Friese Merenproject en het project Integrale Inrichting Veluwerandmeren (IIVR) met 3 participerende provincies) worden aangepakt. Geconcludeerd wordt dat het project niet ondergebracht moet worden bij het Bestuurlijk Platform Groene Hart. Voor het oplossen van de problematiek in het Blauwe Hart zou een Stuurgroep moeten worden opgericht waarin betrokken Gedeputeerden van de 3 provincies zijn vertegenwoordigd. Gezien het belang (bijna 54% van de ligplaatsen en 83% van de passanten in het Blauwe Hart) zou de Gedeputeerde van Noord-Holland voorzitter van de Stuurgroep moeten zijn. De Stuurgroep wordt terzijde gestaan door een Adviesraad. In de Adviesraad hebben zitting de Stichting Recreatietoervaart Nederland (SRN), HISWA Vereniging en het KNWV. Participatie van de SRN in een Adviesraad voor het Blauwe Hart, een deelregio in Nederland, is bijzonder. Het oplossen van de problematiek in het Blauwe Hart is echter zodanig gecompliceerd gebleken, dat een rol van de SRN als adviseur (van de Stuurgroep) verdedigbaar is. In bijna alle gevallen is de SRN in de praktijk waarschijnlijk co-financier (beschikbare budgetten vanuit de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland, BRTN) en/of is goed op de hoogte van mogelijke andere financieringsbronnen. Samen met HISWA Vereniging en het KNWV zou de SRN orde in het totaal aan knelpunten aan kunnen brengen en prioriteiten kunnen stellen. Een van de eerste taken is het op (laten) stellen van een Plan van Aanpak. Bij elk van de 3 betrokken provincies zou (op deeltijdbasis) een projectcoördinator voor het Blauwe Hart moeten worden aangewezen. Taak van de projectcoördinator is het veiligstellen van provinciale budgetten en het onderzoeken van mogelijke andere subsidiestromen (cofinanciering). In bijna alle gevallen lopen de aanvragen voor subsidies van andere partijen via de provincies. De projectcoördinator toetst de projecten beleidsmatig en onderhoudt binnen het provinciehuis contacten met zijn/haar collegae die verantwoordelijk zijn voor de benodigde vergunningen. De projectcoördinator houdt het overzicht over de projecten die gebiedsoverschrijdend zijn en zorgt voor afstemming met de projectcoördinatoren van de andere betrokken provincies. Het uiteindelijke werk moet in het veld gebeuren. Er wordt voor een belangrijk deel uitgegaan van “bottum up” initiatieven en een slagvaardige aanpak. Daartoe worden Trajectgroepen opgericht, waarin de direct betrokkenen en belanghebbenden participeren (Waterschappen, gemeenten, natuurorganisaties, recreatie-organisaties, etc.). Aansluiting kan worden gezocht bij bestaande structuren (Noord-Holland Maritiem, Projectbureau de Venen). Waar geen structuur is, kan een nieuwe Trajectgroep in het leven worden geroepen. Initiatiefnemer daartoe zou de provincie kunnen zijn, maar ook HISWA Vereniging en het KNWV als direct belanghebbenden. De Trajectgroep werkt gezamenlijk een haalbaar en gedragen voorstel uit tot en met bijbehorende begroting die bij de provincie of andere subsidieverleners kan worden ingediend. Er is gekozen voor Trajectgroepen, omdat de bevaarbaarheid en kwaliteit van routes leidend in de aanpak zou moeten zijn. Deze watersportvisie over het Blauwe Hart is opgesteld door Waterrecreatie Advies in opdracht van HISWA Vereniging en het KNWV en tot stand gekomen in nauw overleg met een Begeleidingsgroep,
-8-
waarin de subsidieverleners voor deze visie waren vertegenwoordigd. HISWA Vereniging en het KNWV dienen in overleg te treden met betrokken Gedeputeerden over de hierboven voorgestelde structuur. Er is langzamerhand genoeg geschreven over het Groene of Blauwe Hart. Nu is de tijd gekomen om aan te pakken en uit te voeren!
-9-
1. Inleiding 1.1. Het belang van een sectorale visie De belangrijkste watersportgebieden in het Groene Hart, te weten de ”Hollandse Plassen” en de “Vecht- en Veenplassen”, liggen binnen drie provincies. In deze sectorale visie worden het belang van de watersport en de te verwachten ontwikkelingen binnen deze sector geschetst in relatie tot de omgeving. Het accent ligt daarbij op de grote watersport1. Door betrokken overheden en relevante organisaties is reeds samengewerkt om integraal beleid te ontwikkelen voor deze regio. Voorliggende visie geeft deze overheden en organisaties niet alleen inzicht in de waterrecreatiesector, maar biedt partijen vooral een extra stimulans om zich gezamenlijk in te spannen om een “Blauw Hart” te creëren voor de grote watersport en een impuls te geven aan de ontwikkeling van waterrecreatiemogelijkheden in combinatie met landrecreatie, cultuurhistorie, natuur- en waterbeleid. 1.2. Doelstelling van het rapport Met deze visie willen wij overheden in de Groene Hart regio, ideeën, handvatten en argumenten bieden voor de verdere uitvoering van integraal beleid. Door ontwikkelingen op het gebied van landen natuurgerichte recreatie, cultuurhistorie en waterbeleid te combineren met kwalitatieve verbetering en uitbreiding van de waterrecreatiemogelijkheden, wordt een meerwaarde gecreëerd. Deze meerwaarde kan de toeristisch recreatieve product-martkstrategie versterken, die voor het Groene Hart is ontwikkeld2. 1.3. Het projectgebied In overleg met de opdrachtgevers is bepaald dat de grenzen van het projectgebied om functionele redenen afwijken van de gebiedsgrenzen van het Groene Hart, zoals vastgelegd in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra. De grote watersport speelt zich met name af in het “Hollandse Plassengebied”, op de “Vecht- en Veenplassen” en langs de verbindingen van “het Blauwe Netwerk”. De belangrijkste gebieden, met blauwe namen aangeduid op de kaart van het Groene Hart en de verbindingen uit het Blauwe Netwerk vormen gezamenlijk het “Blauwe Hart” en worden in hoofdstuk 2 nader beschreven. De afbakening van de grenzen van het projectgebied is gerelateerd aan het gebruik van het Groene Hart door de grote watersport. Het Noordzeekanaal vormt de noordgrens. Globaal wordt de zuidgrens bepaald door de A12 tussen Utrecht en Den Haag en vormt de lijn Utrecht-Hilversum-Naarden de oostgrens. Het projectgebied (blauw in bijgaand kaartje) is provinciegrenzen overschrijdend. Het omvat gemeenten in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. De gemeenten Naarden en Hilversum zijn slechts deels gekleurd, omdat alleen dit deel tot het Groene Hart wordt gerekend
-1-
Het donkerblauwe deel op bijgaande kaart omvat de gemeenten die daadwerkelijk tot het Groene Hart behoren. In lichtblauw staan de gemeenten, getekend, die zo nauw met dit vaargebied zijn verbonden, dat ze eveneens tot het projectgebied worden gerekend. Een en ander betekent dat waar over het Groene Hart gesproken wordt, met uitzondering van hoofdstuk 1.4, het projectgebied bedoeld wordt in bovenbedoelde zin. -2-
1.4. Het vigerend beleid op hoofdlijnen voor het Groene Hart Het beleid voor het Groene Hart is in vele nota´s, plannen en rapporten vastgelegd. De beschrijving op hoofdlijnen, hoofdstuk 1.4.1, is gebaseerd op die nota´s, plannen en rapporten die door de provincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en het Gewest Gooi en Vechtstreek in het kader van deze watersportvisie zijn genoemd. 1.4.1. Beschrijving op hoofdlijnen Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra, VINEX (1988) Op grond van de VINEX zijn de grenzen van het Groene Hart vastgelegd in de Groene Hart Nota van de Stuurgroep Groene Hart3. Doel was verdere verstedelijking in het landelijk gebied te voorkomen en versterking van de groene functies mogelijk te maken. In de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX) lag het accent voor het watergebied van het Groene Hart op een combinatie of integratie van functies ter ondersteuning van gebiedskwaliteiten. In de VINEX is het thema Nederland-Waterland opgenomen, dat nader is uitgewerkt in de Nota´s Ondernemen in Toerisme en Kiezen voor Recreatie4. Uitgangspunt in deze Nota´s is dat het toerisme maximaal moet bijdragen aan een duurzame economische groei. Prioriteit heeft verbetering van routestructuren en vergroting van de toeristische betekenis van het vaarwegennet met name in het Hollands en Utrechts Plassengebied. Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening (2001) In de (concept) Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening is vastgelegd dat het Groene Hart verder ontwikkeld zal worden als Nationaal Landschap binnen het nieuwe ruimtelijke concept Deltametropool. Tevens is er aandacht voor de vergroting van de waterbergingscapaciteit. Het beleid voor de watersport is vooral gericht op het bevorderen van de kwaliteit en diversiteit aan watersportmogelijkheden. Een belangrijk doel is afstemming van de watersport naar aard en vorm op de capaciteit van de wateren, waarbij rekening wordt gehouden met de draagkracht van het natuurlijk milieu. Aanleg van nieuwe jachthavens is met name mogelijk in relatie tot het saneren van ongewenste ligplaatssituaties. Voor de kleine watersport moeten de ruimtelijke mogelijkheden voor routegebonden vaart in stand worden gehouden of worden bevorderd. Vierde Nota Waterhuishouding (1998) Voor de waterrecreatie is vooral het thema waterbodem van belang. Het gaat hierbij zowel om de aanpak van vervuilingsbronnen als om sanering van ernstig vervuilde waterbodems. Het gebrek aan depotruimte en verwerkingsmogelijkheden heeft geleid tot achterstallig onderhoud, waardoor de recreatiefunctie in het gedrang komt. Door de betrokken overheden moeten baggerplannen worden opgesteld. Nationaal Milieubeleidsplan Plus (NMP+, 1989) In het NMP+ is voor het Groene Hart gekozen voor ROM-beleid. Dit is gebiedsgericht milieubeleid, waarbij ruimtelijke ordening en milieubeleid hand in hand gaan. Het beleid is gericht op handhaven en versterken van de karakteristieke kenmerken, een duurzame ontwikkeling van de groene functies en de daarvoor benodigde milieukwaliteiten. Door de Stuurgroep Groene Hart5 is een Plan van Aanpak voor het ROM-beleid opgesteld.
-3-
Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP 2001) Het beleid is gericht op het wegnemen van knelpunten bij beweegbare bruggen en sluizen. Aangekondigd wordt dat voor het gebruik van vaarwegen in de toekomst betaald moet worden. Nota Natuur voor Mensen, mensen voor Natuur (2000) In de Nota Natuur voor Mensen, mensen voor natuur worden de “Natte As” (verbindingsschakel tussen het Lauwersmeergebied via de Randmeren, de Hollandse Venen, de Biesbosch naar de Zeeuwse Delta), de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam als “robuuste verbindingen” aangemerkt. Doel is het verbeteren van de ruimtelijke samenhang van natte delen van de Ecologische Hoofdstructuur. Dit betekent gerichte natuurontwikkeling om hiaten of barrières tussen grote moerascomplexen op te lossen. Investeren in de “Natte As” biedt volgens de nota6 mogelijkheden voor de recreatie en versterkt de identiteit van het landschap. De historische verdedigingslinies dienen uit te groeien tot een hoogwaardige “megasingel” in de Randstad. Nota Belvedère (1999) Er is een stijgende belangstelling voor cultuurhistorische waarden. Het cultureel erfgoed wordt gezien als een economische factor van betekenis met wederzijds profijt voor recreatie en toerisme. Centraal staat instandhouding, versterking en betere benutting van cultuurhistorische kwaliteiten bij ruimtelijke aanpassingen. In de Nota zijn cultuurhistorisch belangrijke steden en gebieden geselecteerd, waar de cultuurhistorische potenties benut kunnen worden ten behoeve van ruimtelijk beleid. Structuurschema Groene Ruimte (1993) Het Rijk hanteert de ruimtelijke visie van de Stuurgroep Groene Hart, de z.g. Groene Hart Nota (1992), als uitgangspunt van beleid. In de Vechtplassen en Hollandse Plassen ligt volgens het Structuurschema het accent op een gecombineerde ontwikkeling van natuur en waterrecreatie. Op PKB kaart 4 worden deze gebieden aangeduid als waterrijke gebieden van belang voor natuur en waterrecreatie (nevenschikkend). In deze gebieden gaat het vooral om het opheffen van knelpunten in de vaarverbindingen, het verbeteren van verbindingen tussen plassen en het verbeteren en aanbrengen van voorzieningen voor de water- en routegebonden recreatie. Een deel van kerngebied de Vechtplassen wordt uitgewerkt als strategisch groenproject Noordelijke Vechtplassen. In dit gebied ligt het accent op zowel recreatie als natuurontwikkeling. De Venen worden aangeduid als waterrijk gebied met accent op natuur en waterrecreatie inpasbaar. Een deel van kerngebied de Venen wordt uitgewerkt als het strategisch groenproject VinkeveenNieuwkoop. Voor de uitvoering van strategische groenprojecten (landinrichting) zijn financiële middelen van Rijk en provincies beschikbaar. Structuurschema Groene Ruimte 2 (SGR 2, 2002) In dit nieuwe (concept) Structuurschema Groene Ruimte ligt het accent voor de waterrecreatie in het Groene Hart op het verbeteren van toegankelijkheid van water en oevers. Het basistoervaartnet uit de Beleidsvisie Recreatietoervaart 2000 krijgt de status van een Planologische Kernbeslissing. Doel is bescherming van het basistoervaarnet en het oplossen van fysieke knelpunten. Prioriteit hebben nationale en internationale verbindingen zoals de hoofdverbinding “Natte As” of Staande Mastroute van Vlissingen naar Delfzijl. Bij vaarverbindingen wordt gestreefd naar het toegankelijk maken van
-4-
tenminste één van de oevers en de realisatie van voldoende openbare aanlegplaatsen. In het Groene Hart is in beginsel geen uitbreiding van ligplaatscapaciteit mogelijk. Wel is er ruimte voor kwaliteitsverbetering van bestaande accommodaties. Voor de kleine watersport ontstaan nieuwe kansen in het kader van de ontwikkeling van natte natuur en het waterbeleid. Aangezien het Groene Hart in de (concept) Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening als Nationaal Landschap is aangewezen, kunnen via het investeringsprogramma “Kwaliteitsimpuls Nationale Landschappen” extra kwaliteitsslagen gefinancierd worden of nieuwe initiatieven worden gestart. Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN 2000) Doel is een landelijk netwerk van vaarroutes. Uitgangspunt is een basistoervaartnet voor diverse categorieën pleziervaartuigen. Gestreefd wordt naar verbetering en vergroting van de gebruiks-, de belevings- en toekomstwaarde. Het beleid is gericht op het wegnemen van de belangrijkste knelpunten in het vaarwegennet. Het Groene Hart geldt als recreatief-toeristisch vaargebied. In de BRTN wordt aangegeven dat de recreatievaart in dit gebied belemmerd wordt door het ontbreken van essentiële schakels in het toervaartnet zoals knelpunten bij brug- en sluisbediening en te weinig passantenplaatsen om tijdelijk af te meren. Het accent wordt gelegd op de aanleg van 1.000 extra aanlegplaatsen, het opknappen en ontwikkelen van verschillende vaarwegen en het inventariseren van de cultuurhistorische waarde. Voor de kleine watersport zou het onder water zetten van veenweidegebieden ter vergroting van de bergingscapaciteit van water nieuwe kansen bieden. 1.000 Aanlegplaatsenplan in het Groene Hart (1999) In het Landelijk Aanlegplaatsenplan7 en in het kader van het Blauwe Netwerk is een tekort geconstateerd van ca. 5.000 aanlegplaatsen voor de recreatietoervaart in het Groene Hart. Het gaat om plaatsen in zowel het landelijk gebied als het stedelijk gebied, waar men tijdelijk (maximaal 3 x 24 uur) tijdens een vaartocht kan afmeren en desgewenst kan overnachten. Op grond van het 1.000 Aanlegplaatsenplan zijn ca. 320 aanlegplaatsen gerealiseerd. Europese Vogelrichtlijn (1979)8 De Nieuwkoopse Plassen en de Oostelijke Vechtplassen zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone. Bij verandering of intensivering van het gebruik moet er een afweging gemaakt worden of er sprake is van significante verstoring van beschermde watervogels9. Elk plan of project dient te worden getoetst, zodat het bevoegd gezag bij vergunningverlening met zekerheid vast kan stellen dat er geen sprake is van significante verstoring. Indien sprake is van significante verstoring dient onderzocht te worden of het project elders kan worden gerealiseerd. Indien dit niet het geval is, zal de maatschappelijke noodzaak moeten worden aangetoond en zullen compenserende maatregelen moeten worden getroffen ten gunste van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. De Vogelrichtlijn gaat met name over trekvogels en wintergasten. Watersport vindt met name in het zomerseizoen plaats. Toetsing aan de Vogel- en Habitatrichtlijn is een tijdrovende zaak, omdat nog niet geheel duidelijk is, hoe er getoetst dient te worden. Gevolg hiervan is dat deze Europese richtlijnen grote vertraging in de uitvoering van projecten kan veroorzaken. “Groene Hart Nota”, Eindrapport en Plan van Aanpak ROM-beleid (Stuurgroep Groene Hart, 1992) De Groene Hart Nota is een ruimtelijke visie voor het Groene Hart tot 2015, die wordt gedragen door het Rijk en de drie betrokken provincies. Met het Plan van Aanpak ROM-beleid, onderdeel van de Groene Hart Nota, wordt beoogd om via ruimtelijk, milieu en gebiedsgericht beleid de relatief goede milieukwaliteit te behouden, te versterken of waar nodig versneld te bereiken. In het kader van het ROM-beleid heeft verbetering van de waterkwaliteit en de waterbodemproblematiek prioriteit. Uitgangspunt van de Groene Hart Nota is het versterken van de recreatieve gebruikswaarde, waarbij het accent ligt op recreatief medegebruik, watersport en natuurgerichte recreatie. Het Groene Hart kan als (zeil)toervaartgebied aantrekkelijker gemaakt worden door de plassen met elkaar te verbinden. In het noordelijke deel van het Groene Hart kan het water beter worden benut. In het veenweidegebied ligt het accent op een gecombineerde ontwikkeling van landbouw, natuur en recreatie. Er worden 14 strategische projecten onderscheiden, die uitgewerkt worden in stimuleringsprojecten als het Blauwe Netwerk, kerngebied de Venen en kerngebied de Vechtplassen. Kerngebied de Hollandse Plassen is een “nader af te wegen” strategisch project. De ruimtelijke visie van de Stuurgroep Groene Hart is doorvertaald in streek- en beleidsplannen van de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht.
-5-
Beleidsuitgangspunten provincie Zuid-Holland10 Gestreefd wordt naar het versneld realiseren van een gebiedsdekkend netwerk van recreatievaarwegen via het Blauwe Netwerk. Gewenst is het verminderen van knelpunten in vaarroutes, verbetering van bediening van bruggen en sluizen, voldoende openbare aanlegplaatsen en milieuservicepunten. In beginsel geldt er een terughoudend beleid ten aanzien van uitbreiding van jachthavens. Wel streeft de provincie naar sanering van verspreide ligplaatsen in het landelijk gebied. Dit kan aanleiding zijn voor nieuwe accommodaties. Voorts wordt er aandacht besteed aan zonering van recreatie en natuur om de recreatiedruk af te leiden van kwetsbare gebieden. Om de groei van de kleine watersport te kunnen opvangen is behoefte aan nieuwe routes en voorzieningen. Daarnaast biedt de realisatie van waterbergingen kansen voor de kleine watersport. Beleidsuitgangspunten provincie Noord-Holland11 Er geldt grotendeels een conserverend beleid voor de recreatie. Het toeristisch-recreatieve aanbod kan verbeterd worden door koppeling van water, natuur- en cultuurhistorische waarden via de ontwikkeling van knooppunten. De Westeinderplas en de Mooie Nel zijn van bovenregionale betekenis voor de watersport. Het beleid voor de waterrecreatie is gericht op het verbeteren en instandhouden van vaarwegen die deel uitmaken van het provinciale toervaartnetwerk. Ook het Blauwe Netwerk is van belang om recreatief medegebruik van het landelijk gebied te bevorderen. Daarnaast is aandacht nodig voor het vergroten van de hoeveelheid tijdelijke aanlegplaatsen. De aanleg van nieuwe jachthavens aan binnenwater is niet gewenst, hoewel enige uitbreiding van ligplaatscapaciteit in stedelijke gebieden evenals capaciteitsuitbreiding en verbetering in bestaande havens wel mogelijk is. Er moet meer aandacht komen voor milieuservicepunten voor de recreatievaart. Beleidsuitgangspunten provincie Utrecht12 Het Blauwe Netwerk vormt de basis voor de ontsluiting van het landelijk gebied. Dit basistoervaartnet krijgt meerwaarde door de samenhang tussen de Hollandse en Utrechtse Plassen te verbeteren, knelpunten op te heffen en de kwaliteit van de voorzieningen te verbeteren. Het Utrechts waterareaal (het totaal aan waterwegen en wateren dat voor recreatief (mede) gebruik beschikbaar is) vormt een belangrijke schakel in de noord-zuid verbinding van de Zeeuwse Delta naar het Lauwersmeergebied voor de gemotoriseerde toervaart. In tegenstelling tot de Vinkeveense Plassen is op de, inmiddels tot de provincie Noord-Holland behorende, Loosdrechtse Plassen het ontwikkelen van nieuwe jachthavens minder gewenst. Wel is er ruimte voor uitbreiding en verbetering van de bestaande capaciteit. Op diverse plaatsen is behoefte aan uitbreiding van aanlegplaatsen. Voor snelle motorboten geldt een restrictief beleid. Waar mogelijk zal op de toenemende belangstelling voor kanoroutevaren worden ingespeeld. Beleidsaandachtspunten HISWA Vereniging en KNWV13 HISWA Vereniging en KNWV dringen in hun regionale visies aan op marktconforme uitbreidingsmogelijkheden van bestaande jachthavens en aanleg van nieuwe accommodaties in aansluiting op bestaande infrastructuur. Daarnaast pleiten zij voor kwaliteitsverbetering van het vaargebied door het verbeteren van de doorvaarbaarheid en bereikbaarheid (o.a. gebiedsgericht baggeren), voor meer promotie van het gebied en voor het betaalbaar houden van de waterrecreatie (afschaffen of terugdringen van lokale heffingen). Voorts is er behoefte aan uitbreiding van aanlegplaatsen, brandstofverkooppunten, milieuservicepunten, een verruiming van verhuuractiviteiten en voorzieningen ten behoeve van de kleine watersport. Conclusie: Het Structuurschema Groene Ruimte (1993) volgt de beleidslijnen uit de Groene Hart Nota en benoemt 2 strategische groenprojecten; de Noordelijke Vechtstreek en Vinkeveen-Nieuwkoop. Voor uitvoering van strategische groenprojecten is budget beschikbaar. Door provincies wordt een terughoudend beleid gevoerd ten aanzien van uitbreiding van
-6-
ligplaatscapaciteit door aanleg van nieuwe jachthavens. Vanwege de voorgestane sanering van verspreid liggende ligplaatsen in het landelijk gebied wordt nieuwe jachthavencapaciteit echter niet uitgesloten. Voorkeur wordt evenwel gegeven aan uitbreiding van bestaande havens en kwaliteitsverbetering. In het (concept) Tweede Structuurschema Groene Ruimte is in beginsel alleen ruimte voor kwaliteitsverbetering en niet voor uitbreiding van ligplaatscapaciteit in het Groene Hart. Het landelijk en provinciaal beleid ten aanzien van de ontwikkeling van jachthavens komt derhalve niet met elkaar overeen. Op navolgende pagina zijn de onderlinge relaties en structuren zo helder mogelijk in kaart gebracht.
-7-
-8-
1.5. Strategische projecten uit de Groene Hart Nota De Groene Hart Nota vormt de basis voor 14 strategische projecten die door de Stuurgroep Groene Hart zijn geselecteerd. De strategische projecten zijn verdeeld in: a. Stimuleringsprojecten: Het Blauwe Netwerk, Kerngebied De Vechtplassen, Kerngebied De Venen, Ecologische verbinding Vechtplassen-De Venen en Stedelijke Randen. b. Projecten in bestaande kaders: Groene Wiggen, Groen Netwerk, Kerngebied Krimpenerwaard, Kerngebied Zoetermeer-Zuidplas/Bentwoud, Kernbos Haarlemmermeer, en Hollandsche IJsselWest. c. Projecten nader af te wegen: Kerngebied Hollandse Plassen, Recreatieve knooppunten en buitencentra en Hollandse IJssel-Oost. Voor de grote watersport zijn met name de strategische projecten Het Blauwe Netwerk, Kerngebied De Venen, Kerngebied De Vechtplassen en Kerngebied Hollandse Plassen van belang. Voor het Blauwe Netwerk, De Venen en de Vechtplassen werden Stuurgroepen in het leven geroepen die deze projecten verder hebben uitgewerkt in o.a. een Actieplan. In hoofdstuk 7, Van knelpunten naar kansen, wordt hier verder op ingegaan. Stimuleringsproject Blauwe Netwerk van de Stuurgroep Blauwe Netwerk (1995)14 Doel van het stimuleringsproject Blauwe Netwerk is het ontwikkelen en verbeteren van een samenhangend, overzichtelijk en goed functionerend netwerk van vaarwegen voor de recreatietoervaart in het Groene Hart, in aansluiting op het stedelijk gebied van de Randstad en op de doorgaande verbinding tussen de Zeeuwse Delta, het IJsselmeer en Lauwersmeergebied. Het netwerk moet ook kansen creëren voor de natuur, het milieu en de economie in de regio. Het Blauwe Netwerk is de basis voor de ontsluiting van het Groene Hart en bestaat uit twee hoofdroutes: De Randstad Waterring en de Grote Staande Mast route. De eerste verbindt de grote steden in de Randstad met elkaar en de tweede is een doorgaande route van Dordrecht naar Amsterdam. Deze routes kunnen door alle soorten boten worden bevaren en zijn met name geschikt voor grote kajuitzeiljachten en motorboten. Vanaf de hoofdroutes zijn zes andere routes te bereiken: de Kleine Staande Mastroute (ontsluiting centrale deel van het Groene Hart voor kleine kajuitzeiljachten en open zeilboten), de Hollandse Veenplassenroute (verbinding tussen de veenplassen voor kleine kajuitmotorboten), de Forten van Amsterdamroute (langs de Stelling van Amsterdam, vooral geschikt voor kleine kajuitmotorboten), de Hollandse Stedenroute (verbinding grote steden voor grote kajuitmotorboten) en de Bastide en Drechtstedenroute (langs Dordrecht en Gorinchem geschikt voor grote kajuitmotorboten). Voorts is er nog een aantal korte routes voor open motorboten. Alle vaarroutes hebben normen gekregen voor doorvaarthoogte, vaarwegdiepte en dergelijke. Voorts is het project Blauwe Netwerk gericht op het realiseren van voldoende aanlegplaatsen langs de routes voor een bezoek aan een historisch centrum of om boodschappen te doen en op de realisatie van voldoende servicepunten voor de afgifte van afvalstoffen en afvalwater. Stimuleringsproject Kerngebied De Venen van de Stuurgroep De Venen (1998)15 In het kader van het Groene Hartbeleid is het stimuleringsproject Kerngebied De Venen uitgewerkt16. Het gebied De Venen ligt in de provincies Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Holland en wordt begrensd door de Oude Rijn, het Aarkanaal, het Amstel-Drechtkanaal, de snelweg A9 en A2 en de spoorlijn Woerden-Amsterdam. Dit project, dat door de provincie Utrecht wordt getrokken, is gericht op de realisering van een kerngebied voor natuur- en recreatieontwikkeling, waarin het recreatief medegebruik wordt afgestemd op de te ontwikkelen natuurwaarden. De Nieuwkoopse en Vinkeveense Plassen zijn van nationaal belang voor de waterrecreatie. Op de Nieuwkoopse Plassen, buiten het open water en op de Botshol bij de Vinkeveense Plassen moet de recreatie zich aanpassen aan de
-9-
natuur. Er is sprake van slecht toegankelijke oevers, een tekort aan lig- en aanlegplaatsen, fiets- en wandelpaden17. Recreatieve voorzieningen voor de recreatievaart moeten verbeterd worden. Bovendien is herstel nodig van beschoeiingen en legakkers en is er meer aandacht gewenst voor het stimuleren van elektrisch varen. Een ander probleem is verontreiniging van grond- en waterbodems in het gebied. Doel van het plan De Venen is om in de periode tot 2020 meer natuur, een betere toekomst voor de landbouw en volop recreatiemogelijkheden te realiseren. Het plan van aanpak is gericht op een toename van recreatieve mogelijkheden in de toekomst door uitbreiding van recreatieve routes. Er zal een onderzoek ingesteld worden naar de haalbaarheid van een “Staande Mastroute” in het gebied18. In 2002 is de Visie en Actieplan Watersport de Venen19 vastgesteld om de watersport verder te kunnen ontwikkelen. Door zonering wordt gestreefd naar een matig intensief gebruik van het vaargebied, zowel naar hoeveelheid boten als naar afmeting. De zonering wordt voor een belangrijk deel gehandhaafd door de natuurlijke situatie. Monitoren van de ontwikkeling van de watersport is een instrument om de recreatieve druk objectief vast te stellen. In de Vinkeveense Plassen, de meest intensieve zone, kan de watersport op de Zuidplas verder worden ontwikkeld. Daarnaast zal aandacht
worden besteed aan verbetering van diverse vaarverbindingen. Voor elektrisch varen op de Nieuwkoopse Plassen geldt een vergunningstelsel. De gebruiksmogelijkheden van het vaarnetwerk kunnen verbeterd worden door de ontwikkeling van routestructuren. De Venen maken deel uit van het Blauwe Netwerk. Het vaarwegennet kan worden aangevuld met een aantal korte routes in de Venen, zoals een turfroute en een veenweideroute. In de Venen is een fijnmazig netwerk van wandel-, fietsen kanoroutes in ontwikkeling. Ter versterking van de recreatieve waarde van het gebied worden transferpunten ontwikkeld. Dit zijn verbindende schakels tussen de vaarroutestructuur en de recreatieve mogelijkheden op het land. Het kan hierbij gaan om fiets- en wandelroutes door aantrekkelijke buitengebieden of historische dorpen of binnensteden, maar ook om dagelijkse boodschappen, recreatief winkelen, horeca- en attractiebezoek. Eveneens kan via transferpunten overgestapt worden van de grote watersport naar de kleine en andersom. Belangrijk is dat voorzieningen als aanlegplaatsen en brug- en sluisbediening afgestemd worden op de functie van de transferpunten20.
- 10 -
Stimuleringsproject Kerngebied Vechtplassen van de Stuurgroep De Vechtstreek (1994)21 Het stimuleringsproject Kerngebied Vechtplassen is gericht op versterking van de natuur- en recreatieontwikkeling. In het Gebiedsperspectief voor de Vechtstreek (1994) heeft de provincie NoordHolland de knelpunten, uitgangspunten en beleidslijnen voor de inrichting van het landelijk gebied van de Vechtstreek beschreven. Doel is om het gebied een kwaliteitsimpuls te geven. Aanknopingspunten voor verbetering van recreatiemogelijkheden liggen langs de Vecht en in het centrale deel van de Loosdrechtse Plassen. De Loosdrechtse Plassen en de Vecht kunnen door middel van één of meer vaarcircuits met elkaar worden verbonden. In de noordoostrand van Utrecht bestaat behoefte aan verbetering van de voorzieningen voor waterrecreatie rondom de Maarseveense Plassen22. Strategisch project Groene Netwerk en Groene Wiggen (1997) Naast een Blauw Netwerk is eveneens de ontwikkeling van een Groen Netwerk van fiets en wandelroutes van cruciale betekenis voor de recreatie in het Groene Hart. Het Strategisch project “Groene Wiggen” is bedoeld om fiets-, wandel- en vaarroutes met de stedenring en groengebieden buiten het Groene Hart te verbinden. Strategisch project Kerngebied Hollandse Plassen Het strategisch project Kerngebied Hollandse Plassen is in de Groene Hart nota als “nader af te wegen project” opgenomen. Dit betekent dat er onvoldoende maatschappelijk draagvlak was en geen zicht op financiering van de uitvoering. Voor het Kerngebied Hollandse Plassen is nooit een Stuurgroep in het leven geroepen.
- 11 -
2. Karakteristiek van het Groene Hart als vaargebied 2.1. Het Groene Hart als vaargebied Het Groene Hart gelegen tussen Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht wordt ook wel de tuin van de Randstad genoemd, waar de Randstedeling dichtbij huis kan recreëren. In het Groene Hart liggen onder meer de Hollandse Plassen en de Vecht- en Veenplassen. Dit is een relatief kleinschalig vaargebied met oude rivieren, kanalen, (veen)plassen, droogmakerijen, veenweidegebieden en oude steden en dorpen met een rijke cultuurhistorie23. De plassen hebben elk hun eigen karakteristiek. Het Groene Hart is als vaargebied bij uitstek geschikt voor de toervaart met kleine (kajuit)motorboten. De grote plassen zijn ook geschikt voor kajuitzeilboten en open zeilboten. Op diverse plaatsen verspreid in het gebied zijn tijdelijke aanlegplaatsen gesitueerd. Het aantal is echter niet toereikend. Er wonen ca. 6 miljoen mensen in de Randstad rond het Groene Hart. Watersporters zijn met name inwoners van het gebied zelf en de daaromheen liggende kernen zoals Amsterdam en Utrecht. Deze groep vaart voornamelijk korte rondjes van een dag of weekend in het voor- en naseizoen. In de vakantietijd wordt verder van huis gevaren of wordt de vrije tijd op andere wijze doorgebracht. In de vakantieperiode maken ook vaarrecreanten van buiten het gebied gebruik van de (door)vaarmogelijkheden in het Groene Hart. Door de Vechtplassen, het gebied bij de Ronde Venen en Nieuwkoop en het Hollandse Plassengebied beter met elkaar te verbinden, zou het Groene Hart als vaargebied aantrekkelijker gemaakt kunnen worden voor zeiljachten. Op dit moment is het Groene Hart voor deze categorie schepen minder aantrekkelijk. De “Staande Mastroute” van Delfzijl naar Vlissingen via de wateren van het Groene Hart vormt een belangrijke schakel in de hoofdstructuur van vaarverbindingen in Nederland24. Met een doorvaarthoogte van 30m wordt deze route intensief gebruikt als veilig alternatief voor een tocht over de Noordzee. De “Staande Mastroute” kan via Amsterdam of Haarlem door het Groene Hart gevolgd worden. In beide verbindingen zitten knelpunten. De langere route via Haarlem wordt op dit moment als parallelroute beschouwd. Indien echter knelpunten in Haarlem sneller worden opgelost dan in Amsterdam, wordt in de BRTN 2000 niet uitgesloten dat de route via Haarlem op termijn de hoofdroute zal worden. Knelpunten in de route via Haarlem zijn moeilijk oplosbaar. Men streeft ernaar dat de route aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet. Voor de gemotoriseerde toervaart en boten met een gestreken mast en een minimale doorvaarthoogte van ca. 3 meter, wordt de noord-zuid verbinding tussen IJsselmeer en Delta via de Amstel en de Gouwe als belangrijkste route aangemerkt25. Naast deze belangrijke vaarverbindingen zijn er tal van interessante routes in het Groene Hart voor de toervaarder zoals de Kanalenroute, Rivierenroute, Hart van Hollandroute, Ringvaartroute, Stichtseroute, Schielandroute, Amstel-Veenroute, de Natuurplassenroute, Merwederoute en de Klei- en Veenroute.
- 12 -
2.2. Het Hollandse Plassengebied Het Hollandse Plassengebied maakt deel uit van het Groene Hart. De wateren en waterwegen behoren tot het Blauwe Netwerk. Het omvat de Kagerplassen, Westeinderplassen (inclusief de Kleine Poel en Beugel), Nieuwkoopse Plassen, het Braassemermeer en Wijde Aa en de Mooie Nel bij Haarlem, De Vlietlanden bij Leidschendam, de Nieuwe Meer bij Amsterdam, de Sloterplas en de Amstelveense Poel, de Ouderkerkerplas, de Zeegerplas bij Alphen a/d Rijn, de Klinckenberplas, het Valkenburgermeer, de Langeraarse plassen en de Zoetermeerse plas26. Voor de grote watersport zijn met name de Kagerplassen, Braassemermeer, Westeinder- en Nieuwkoopse Plassen relevant. Daarnaast is de “Staande Mastroute” door het Hollandse Plassengebied van groot belang voor de grote watersport. Het Hollandse Plassengebied is een zeer uiteenlopend watersportgebied. Sommige plassen zijn geschikt voor de grote watersport, terwijl een aantal door zandwinning ontstane plassen meer mogelijkheden bieden voor de kleine watersport (zeilen met open boten, kanoën en surfen). De meeste plassen zijn ontstaan door turfwinning en/of afslag van oevers. Karakteristiek zijn de grote eilanden, de aaneenschakeling van kleine plassen, trekgaten en legakkers. Doordat de plassen met elkaar in verbinding staan wordt de aantrekkelijkheid vergroot. Het gebruik van de plassen is zeer intensief. Ook worden er op diverse plaatsen zeilopleidingen gegeven en wedstrijden georganiseerd. Langs de Westeinder en het Braassemermeer staan kassen langs de oevers of zijn deze in gebruik als teelakker of als privé recreatieterreintje. De meeste oevers zijn daardoor niet vrij toegankelijk. Dit vormt een knelpunt voor de recreatievaart. Daarnaast is een groot gedeelte van de wateren in dit gebied die tot het Blauwe Netwerk behoren op dit moment nog ongeschikt voor de watersport vanwege ondiepten, geringe breedte, obstakels of het ontbreken van een goede schakelverbinding met doorgaand water. 2.2.1. Kagerplassen Hiertoe rekent men gewoonlijk de plassen en hun onderlinge verbindingen, die liggen tussen de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder en de dorpen Warmond en Rijpwetering. De Kagerplassen dateren uit de late middeleeuwen. De gemiddelde diepte is ca. 2 meter. Er vinden jaarlijks veel watersportactiviteiten plaats zoals de Kaagweek en Schippertjesdag. Kaageiland, dat vanaf het land alleen per pont bereikbaar is, biedt jachthavens en horecagelegenheden met schitterende vergezichten over het water. Aan de Kaag ligt Warmond, een prachtig oudhollands dorp. Vanaf de Kaag kan over het water ook de rijke historie van Leiden, de oudste studentenstad van Nederland, bezocht worden27. Leiden heeft nog een tekort aan tijdelijke aanlegplaatsen, maar de gemeente speelt op het gebied van recreatie en toerisme een actieve rol. 2.2.2. Braassemermeer en Wijde Aa Het Braassemermeer en de Wijde Aa, omgeven door tal van Oudhollandse dorpjes als Rijpwetering, Oude Wetering en Langeraar, zijn op een natuurlijke manier ontstaan. De diepte in het Braassemermeer is over het algemeen 2 meter met uitzondering van het noordoostelijk deel, waar het
- 13 -
plaatselijk 20 meter diep is. De Braassem is belangrijk (inter)nationaal zeilwedstrijdwater. Watersportvereniging Braassemermeer is een van de vier “Hoofdsteunpunten” van het KNWV in Nederland, van waaruit het hele jaar door trainingen en zeilopleidingen plaatsvinden. Ook de nabijgelegen Langeraarse plassen maken deel uit van dit waterrijke gebied. Deze zijn echter zeer moeilijk te bereiken vanwege de vaste bruggen en de nauwe en ondiepe toegangssloten28. De Langeraarse plassen zijn vooral geschikt voor de kanovaart29. 2.2.3. Westeinderplassen De Westeinder is, met een oppervlakte van 20 km², het grootste bevaarbare binnenmeer van Nederland. Het meer wordt door groepen eilanden verdeeld in de Grote Poel, Kleine Poel en Blauwe Beugel die door vele doorvaarten met elkaar in verbinding staan. De diepte van de Grote Poel is ca. 2,25 meter en van de Kleine Poel gemiddeld ca. 1,40 meter. De diepte gaat echter snel achteruit. De doorvaarten van de Kleine Poel naar de Grote Poel zijn ondiep door aanslibben van bagger uit de Grote Poel en de Ringvaart. Naast diverse jachthavens, zijn er beschutte schuilhavens zoals de Kwakel, de Kodde, Starteiland, Grote Brug en de Rijzen30. De Westeinder is geschikt voor alle vormen van watersport en staat via de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder in verbinding met de andere plassen in het Hollandse Plassengebied. De Westeinder is het enige meer in Nederland waar de meerval (roofvis) voorkomt. Aan de Westeinder ligt onder andere Aalsmeer, vooral bekend vanwege de bloemenveiling en de TV studio´s. 2.2.4. Nieuwkoopse Plassen De Nieuwkoopse Plassen worden gevormd door het veenplassengebied tussen Zwammerdam en Slikkendam. Het is voor een belangrijk deel eigendom van Vereniging Natuurmonumenten en bestaat uit talloze veengaten, plassen, sloten en vaarten afgewisseld door gras-, riet- en moeraslanden. Door de ophoping van spoelbagger is het water troebel en wordt verondieping veroorzaakt31. Vanaf de Kromme Mijdrecht zijn alleen de Noordeinderplas en het dorp Nieuwkoop met staande mast bereikbaar. Het open water van de Noordeinder- en Zuiderplas is bevaarbaar voor jachten tot 1,50 meter diepgang. In de verbinding tussen de twee delen van de plas, ligt echter een vaste brug met een doorvaarthoogte van 2,50 meter. Niet overal mag met motorboten gevaren worden. Alle mechanisch aangedreven vaartuigen hebben een vergunning nodig. Het gebied is een waar kanoparadijs en ook de “elektro boot” heeft hier zijn opwachting gemaakt 32. Het elektrisch varen wordt met name gedaan door dagjesmensen uit de Randstad33. 2.3. Vecht- en Veenplassen Ook het Vecht- en Veenplassengebied maakt deel uit van het Groene Hart. Tot dit gebied behoren de Vinkeveense Plassen, de Loosdrechtse Plassen, Het Wijde Blik, de Vuntus, de SpiegelBlijkpolderplas, de Ankeveense Plassen en de Maarseveense Plassen. Op de Ankeveense Plassen, die eigendom zijn van Vereniging Natuurmonumenten, mag niet worden gevaren34. De Maarseveense Plassen zijn beperkt toegankelijk en zijn
- 14 -
hoofdzakelijk van belang voor surfers, kleine zeil- en roeiboten en kano´s. In het Vecht- en Veenplassen gebied zijn voorts belangrijke verbindingswateren als de Vecht, de Amstel, het AmstelDrechtkanaal, het Aarkanaal, de Gouwe, de Winkel, de Waver, het Amsterdam-Rijnkanaal en Gaasp gelegen35. 2.3.1. Vinkeveense Plassen De Vinkeveense Plassen zijn door turfwinning ontstaan. In het westelijk deel van dit plassengebied zijn de legakkers van de veenderij nog volledig aanwezig. Alle veengaten tussen deze legakkers zijn met een diepgang van 1,25 meter bevaarbaar. In het oostelijke gedeelte zijn de meeste legakkers weggeslagen en is veel open water ontstaan. In dit gedeelte zijn echter in het verlengde van legakkers die nog boven water uitsteken, ondiepten ontstaan door de resten van de oude legakkers. Op de Noordplas is door zandwinning veel diep water gekomen (10-50 meter). Dit water, dat druk wordt bevaren, is omgeven door kunstmatige eilanden met ondiepe oevers. Bij harde wind kan dit gedeelte van de plas gevaar opleveren voor kleine boten. De Zuidplas is een open plas, die met name voor de kleine watersport van belang is. Alle plassen staan door beweegbare bruggen met elkaar in verbinding36. Alle takken van watersport zijn op de Vinkeveense Plassen te beoefenen. Op de Zuidplas is een waterskibaan in gebruik genomen als proef, hoewel snelle motorbootvaart in beginsel verboden is. De proef is inmiddels succesvol afgerond. Er zijn 12 eilanden ingericht voor recreatief gebruik, waar de toervaarder driemaal 24 uur mag verblijven. Twee eilanden hebben een verbinding met de wal, waardoor oeverrecreatie mogelijk is. Dit is belangrijk omdat veel oevers in particuliere handen zijn. Een van de eilanden is een unieke duikstek. De Vinkeveense Plassen worden beheerd door het recreatieschap Vinkeveense Plassen37. 2.3.2. Loosdrechtse Plassen Het Plassengebied Loosdrecht is ook grotendeels door turfwinning ontstaan. Het legakkerpatroon is bewaard gebleven aan de westzijde van het gebied. In het middengedeelte zijn door afslag van legakkers, vijf open plassen ontstaan. Ten westen van de 4e en 5e Plas ligt de Kievitsbuurt. Op het zuidelijke gedeelte van de Kievitsbuurt ter hoogte van de 5e Plas geldt een verbod voor motorvaart. Alle wateren staan met elkaar in open verbinding en zijn slechts van elkaar gescheiden door rijen eilandjes en ondiepten met vele bevaarbare doorvaarten. Snelvaren is beperkt mogelijk. Rustzoekers komen met name aan hun trekken op het Wijde Blik, de Vuntus en de Breukelerveense (of Stille) Plas. Het Wijde Blik is bereikbaar vanaf het Hilversumskanaal door een vaste brug. Deze plas is overal bevaarbaar met een diepgang van 1,50 meter, behalve bij de opgespoten eilanden. Bij harde wind loopt er een hinderlijke golfslag voor kleine jachten. De Vuntus is een kleine ondiepe plas met veel begroeiing en waterplanten, grenzend aan een natuurgebied en is voor kleine boten bereikbaar vanaf de 1e Plas. Ook de Breukeleveense Plas is vanaf de Loosdrechtse Plassen slechts bereikbaar voor kleine boten met geringe diepgang38. Aan de westzijde heeft de waterrecreatie de hoogste prioriteit, terwijl aan de oostzijde de nadruk ligt op bescherming van natuur en landschap. Het plassengebied is bereikbaar door vier toegangspoorten, waarbij alleen de Mijndense Sluis geen hoogtebeperking kent39. Het water van de Loosdrechtse Plassen is door grote hoeveelheden zwevend slib ondoorzichtig geworden en havens dreigen dicht te slibben. Sinds 1999 worden door de Stuurgroep Loosdrechtse Plassen40 projecten uitgevoerd die gericht zijn op het terugbrengen van de helderheid van het water, het verbeteren van de bevaarbaarheid van de plassen en de bereikbaarheid van jachthavens. Door het Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht is een plan gelanceerd om het
- 15 -
slibprobleem op te lossen en de plassen weer helder te krijgen door uitvoering van een verdiepingsplan41. De Loosdrechtse Plassen worden door het Plassenschap Loosdrecht42 beheerd. 2.3.3. Spiegel- en Blijkpolderplas De Spiegel- en Blijkpolderplas is een diepe zandwinplas met grote natuur- en recreatiewaarden. De plas is vanaf de Vecht toegankelijk via de Zanderijsluis. De brug en sluis zijn recentelijk vernieuwd waardoor de watersportfunctie van de plas is toegenomen. De bedieningstijden van de sluis zijn echter nog voor verbetering vatbaar. Om de plas aantrekkelijk te maken, zijn er aanlegplaatsen gerealiseerd.
- 16 -
3. Overzicht waterrecreatie in Nederland 3.1. Watersportindustrie De waterrecreatie maakt deel uit van de watersportindustrie. Binnen deze sector worden zes deelsectoren onderscheiden: jachtbouw < 24 meter; groothandel; detailhandel; jachthavengerelateerde dienstverlening; scheepsgerelateerde dienstverlening en recreatiegerelateerde dienstverlening. De jachthaven gerelateerde dienstverlening richt zich op de activiteiten op of rond de jachthaven, waaronder jachthavenbeheer, winterstalling en watersportopleidingen. In Nederland zijn ca. 1.150 jachthavens met een totale ligplaatscapaciteit van ca. 185.00043. De meeste jachthavens zijn gelegen in Noord-Holland, gevolgd door Friesland. Het betreft zowel commerciële-, verenigings- als overheidshavens. Een ruime meerderheid van de jachthavens heeft diverse nevenactiviteiten, zoals handel in schepen, scheepsbenodigdheden, reparatie en onderhoud, verhuur van motor-, zeilboten, zeilplanken, kano´s, roeiboten enz.44 De bezettingsgraad van jachthavens ligt in Nederland gemiddeld rond de 90%45. Men signaleert een verschuiving naar steeds grotere schepen, waardoor boxmaten moeten worden aangepast. Bovendien is er een toenemende vraag naar meer comfort. 3.2. Waterrecreatie in cijfers Grote en kleine watersport Het totale aantal kajuitzeiljachten en kajuitmotorboten in Nederland werd door Nederland Maritiem Land in 1999 geraamd op ca. 125.000, het totaal aantal boten groter dan 6 meter op 265.000. Toerisme en Recreatie Nederland (TRN) schat het totaal aantal zeil- en motorboten in Nederland op 375.000. TRN houdt echter geen rekening met een lengtegrens45. Kajuitzeilboten hebben in de regel ruimer en dieper water nodig omdat ze door een vaste kiel dieper steken. Tot de “kleine watersport” worden gerekend (open) zeil- en motorboten kleiner dan 7 meter, kano´s, roeiboten, windsurfers, sportvissers, zwemmers, duikers en schaatsers46. Sinds 1990 is de populariteit van luxe vletten, sloepen en salonboten op de plassen toegenomen.
Kanosport Het aantal kano´s in Nederland wordt geraamd op ca. 100.000. De kanosport stabiliseert en de schattingen van het aantal kanovaarders lopen uiteen van 100.000 tot 150.000. Binnen de kanosport kent men naast recreatief kanoën en branding- en zeekanoën ook twee wedstrijdvarianten. Vooral de animo voor het maken van één of meerdaagse kano-kampeertochten neemt binnen deze tak van sport toe. Om te kunnen kanoën is weinig diepgang vereist.
- 17 -
Snelle watersport De snelle watersport bestaat uit snelvaren, waterskiën achter een snelle motorboot en waterscooters (jetski´s). Het aantal snelle motorboten waar achter geskied kan worden bedraagt in Nederland ca. 40.000. De Nederlandse Waterskibond schat het aantal waterskiërs op ca. 100.000, waarvan ca.10.000 via één van de 43 waterskiverenigingen de sport beoefenen. Sinds 1992 is een vaarbewijs en registratie verplicht voor boten die sneller kunnen varen dan 20 km/u. Als gevolg van deze maatregelen heeft het kabelbaanskiën terrein gewonnen. Deze categorie telt ca. 10.000 beoefenaars. Het varen met jetski´s of waterscooters is een nieuwe vorm van watersport. Het aantal jetski´s wordt geschat op ca. 4.500 waarvan ongeveer 1.000 zijn aangesloten bij jetskiverenigingen. Ook voor het varen met een jetski is een vaarbewijs verplicht47. Door zonering en het instellen van maximum vaarsnelheden, worden de mogelijkheden van het snelvaren beperkt. Wind- en kitesurfen Sinds de introductie van de surfplank begin jaren 70, is het aantal volgens het CBS toegenomen tot ca. 450.000. Daarnaast zijn er nog ca. 60.000 zogenaamde “funboards” en 80.000 “jumpers”. Het gaat hierbij om een specialisatie binnen de zeilplanken. De explosieve groei ligt in Nederland reeds een aantal jaren achter ons. Sterk in opkomst is het kitesurfen, waarbij men op een klein plankje (kiteboard) door een vlieger wordt voortbewogen. Kitesurfen vindt vooral plaats op groter water (Noordzeekust en IJsselmeer). Sportvissen Sportvissen is in Nederland enorm populair. Deze sport wordt door 1,5 miljoen mensen beoefend en is daarmee één van de grootste vormen van openluchtrecreatie. Ca. 40% van de sportvissers is aangesloten bij één van de vele hengelsportverenigingen. Sportvissen kan vanaf de oever, wadend of vanuit een bootje. Daarnaast bestaan er talloze hengeltechnieken. Duik- en zwemsport De onderwatersport omvat een groep van ca. 50.000 recreanten. Deze relatief jonge sport wordt veel beoefend in de Zeeuwse wateren, zandafgravingen en plassen zoals de Vinkeveense Plassen. Een beperkte groep van zeer ervaren duikers, beoefent de sport in de Noordzee. Daarnaast kan er in de zomer met mooi weer worden gerekend op ca. 2 miljoen zwemmers. Schaatssport In de winter binden zo´n 3 miljoen schaatsers op het moment dat er natuurijs ligt de schaatsen onder. Het Groene Hart biedt fantastische mogelijkheden om te schaatsen. Traditionele chartervaart De traditionele chartervaart is rond 1960 ontstaan, toen men voormalige vracht- en visserschepen begon te restaureren. Om de restauratie- en hoge onderhoudskosten te kunnen dekken werden deze schepen verhuurd. Naarmate de belangstelling voor dergelijke vaartochten en de afmeting van de schepen toenam, werd een commerciële exploitatie haalbaar. Tegenwoordig bestaat de chartervloot met name uit klippers en grote (zee)tjalken. De gemiddelde lengte van de schepen bedraagt ruim 25 meter. Naast de zeilende chartervaart is ook de motorchartervaart in opkomst. Ook dit zijn voormalige (grotere) vrachtschepen, verbouwd tot passagiersschip. De meeste kleinere vracht- en visserschepen worden inmiddels niet meer voor de verhuur ingezet. Uitzondering hierop vormen de botters. Een belangrijk deel van resterende bottervloot (ca. 60 schepen) wordt nog wel voor dagtochten ingezet. De zeilende traditionele chartervloot bestaat uit ca. 450 schepen. Bijna 85% van alle vaardagen van deze vloot worden gemaakt in het IJsselmeer- en Waddengebied. Het charterseizoen loopt van ca. maart/april tot oktober/november. In de winter vertrekken veel schepen naar een ligplaats elders. De keuze van de winterligplaats wordt door een combinatie van economische en sociale factoren bepaald, zoals familie- en woonomstandigheden, liggelden, reparatie en onderhoudwerkzaamheden48.
- 18 -
3.3. Omzet en werkgelegenheid in Nederland Het belang van recreatie en toerisme als economische drager neemt voor steeds meer delen van het landelijk gebied toe49. De Nederlandse watersportindustrie biedt in totaal aan bijna 20.000 personen werkgelegenheid (in mensjaren, direct en indirect). De totale productiewaarde van de sector bedraagt € 1,9 miljard per jaar met een toegevoegde waarde van € 0,8 miljard. Het totaal aan watersportondernemingen in Nederland wordt geraamd op ca. 3.860 met een directe werkgelegenheid voor 14.200 personen (gemeten in arbeidsjaren)50. De bestedingen van consumenten in de watersportindustrie spelen een belangrijke rol. De directe bestedingen van de Nederlandse en buitenlandse consumenten bedragen ca. € 0,6 miljard per jaar. De omzet door de recreatietoervaart (passanten) en ligplaatshouders bij de plaatselijke middenstand wordt geschat op € 95 miljoen per jaar51. Toervaarders besteden per boot per vaardag gemiddeld iets meer dan € 51. Ongeveer 40% van dit budget wordt besteed aan boodschappen en ca. 25 % van de uitgaven komt terecht bij de plaatselijke horeca52. Bijna 80% van de toervaarders bezoekt tijdens de vaarvakantie een historische stad of dorp en 64% gaat recreatief winkelen53. De exacte economische betekenis van de “kleine watersport” is onbekend, maar omvangrijk. Alleen sportvissers en schaatsers zorgen jaarlijks al voor een omzet van meer dan € 450 miljoen54. 3.4. Seizoensgebonden activiteit Natuurlijk speelt de watersport zich vooral af in het zomerseizoen. In oktober wordt ca. 50% van de recreatievaartuigen uit het water gehaald in verband met onderhoudswerkzaamheden of ter bescherming tegen het winterse weer. Medio mei liggen de meeste schepen weer in het water. Buiten de voorjaarsvakanties (Hemelvaart en Pinksteren) wordt hoofdzakelijk in de weekenden gevaren. Vanaf juni neemt ook door de week de levendigheid op het water toe. Dit betreft vooral vroege vakantiegangers en ouderen. De topdrukte speelt zich af in de maanden juli en augustus. Het gemiddeld aantal vaardagen per jaar bedraagt 2555.
- 19 -
3.5. Waterrecreatie als stuwende sector Grachten, singels, rivieren en kanalen bepalen van oudsher het aanzicht en de structuur van steden en dorpen. Nieuwe wijken en bedrijfsterreinen worden veelal gebouwd rond nieuw gegraven plassen en grachten. Het water wordt op die manier ingezet als aantrekkelijk decor voor woningbouw en stadsontwikkeling. Bovendien behoort de waterrecreatie in waterrijke gebieden tot de stuwende sectoren. Investeringen van overheid en bedrijfsleven worden veelal ingezet als instrument om een gebied aantrekkelijker te maken of om extra economische impulsen aan een gebied te geven en niet louter als versterking van de watersport. Een voorbeeld hiervan is het Oosterdok in Amsterdam waarin de nautische omgeving met publiekstrekkers als het Scheepvaartmuseum en het wetenschapsmuseum New Metropolis de omgeving verlevendigen. In het buitenland is een dergelijke ontwikkeling tot stand gekomen in Londen waar aan de voet van de Tower Bridge de St. Katherine´s Docks liggen. Met een metamorfose van pakhuizen tot luxe appartementen in een verpauperd industrieel gebied, de aanleg van een jachthaven en de komst van verschillende pubs en restaurants, is een aantrekkelijk gebied ontstaan dat gedurende het hele jaar druk wordt bezocht. “Bootjes kijken” rond de haven is een internationaal fenomeen. Niet alleen liefhebbers of bootbezitters, maar ook fietsers en wandelaars genieten in de regel van een “ommetje rond de haven”. Kortom, de waterrecreatiesector vormt niet alleen draagvlak voor aanverwante, maar ook voor andere economische activiteiten en draagt bij aan een betere benutting van lokale faciliteiten zoals de middenstand, horeca en culturele voorzieningen. De sector heeft bovendien een katalysatorfunctie. Waterrecreatie kan door verbetering van de leefomgeving andere projecten aantrekken en het investeringsklimaat bevorderen. 3.6. Milieu 3.6.1. Milieu- en Arbozorg in jachthavens In de waterrecreatiesector wordt veel aandacht besteed aan Milieu- en Arbozorg. Een schoon milieu is voor een bloeiende watersportsector immers van levensbelang. Bedrijven en gebruikers leveren al jaren een gezamenlijke inspanning om de milieubelasting zoveel mogelijk te beperken. Begin jaren negentig lanceerden HISWA Vereniging en het KNWV het Interne Milieuzorgsysteem van watersportbedrijven en verenigingen (BIM). Hiermee was de watersportsector één van de eerste sectoren die echt de mouwen opstroopte. In 2001 is een vervolgproject gestart voor Bedrijfsinterne Milieuzorg (BIM 2). Op basis van de meest recente regelgeving kunnen beheerders van jachthavens en andere watersportgebonden bedrijven met behulp van checklisten hun haven of bedrijf doorlichten op aspecten rond milieu, Arbo en energie. Een belangrijk onderdeel is de Risico-, Inventarisatie en Evaluatielijst (RIE-lijst). De deelnemende bedrijven en verenigingen zijn herkenbaar aan het inmiddels internationaal erkende symbool van de druppel kristalhelder water.
BIM 2 WERKBOEK
Als gevolg van alle milieu- en Arbomaatregelen hebben jachthavens sinds de negentiger jaren te maken gehad met sterk stijgende kosten. Er is bijvoorbeeld flink geïnvesteerd in speciale afspuitplaatsen voor het reinigen van onderwaterschepen en in scheiding van afvalstromen. Waar nodig zijn bodemsaneringen uitgevoerd en bodembeschermende maatregelen genomen. Daarnaast worden brandwerende voorzieningen aangebracht in loodsen, hijskranen gecertificeerd, werkplaatsen met afzuigapparatuur uitgerust, investeringen gedaan ter voorkoming van legionella e.d. Een internationaal erkende milieuonderscheiding is de Blauwe Vlag, die jaarlijks toegekend wordt aan stranden en jachthavens die aan een bepaald eisenpakket voldoen.
3.6.2. Aangroeiwerende verf Een onderwaterschip groeit tijdens het vaarseizoen aan. Dit gebeurt in zout water sneller dan in zoet water. Aangezien door aangroei de snelheid tijdens het varen aanzienlijk afneemt, proberen bootbezitters het onderwaterschip zo schoon mogelijk te houden door het gebruik van aangroeiwerende verf. De meest giftige producten zijn sinds 1993 in de recreatievaart verboden. Moderne anti-fouling verven zijn veel minder schadelijk voor het milieu en bijna even effectief. Er
- 20 -
wordt op diverse plaatsen in Nederland geëxperimenteerd met borstelbanen om het onderwaterschip schoon te houden. 3.6.3. Vuilwaterinzameling en inname afvalstoffen Sinds 2001 hebben ca. 170 havens in Nederland, waarvan 35 in het Groene Hart, een speciaal station voor de inzameling van bilgeen afvalwater. Middels stimuleringsprojecten wordt de inbouw van vuilwatertanks bevorderd. Nieuwe (kajuit)zeilboten en motorjachten worden inmiddels veelal standaard van een vuilwatertank voorzien. Boten die een vuilwatertank aan boord hebben, kunnen deze bij de inzamelingsstations legen en tevens met olie vervuild water uit de motorruimte (bilgewater) op milieuhygiënische wijze lozen. Kleinere boten kunnen op die plaatsen ook hun chemisch toilet legen. Veel havens beschikken over een “Afvaleiland” of “Eco-eiland”: een verzameling containers waar niet alleen huishoudelijk afval van de recreatievaart maar ook gevaarlijk afval zoals accu´s, verfresten en afgewerkte olie gescheiden kan worden afgegeven. 3.6.4. Waterbodemproblematiek Een nationaal probleem vormt de sanering van waterbodems en baggerkosten voor havens, die op diepte moeten worden gebracht of gehouden. Door het ministerie VROM, V&W, Unie van Waterschappen, Interprovinciaal Overleg, Vereniging Nederlandse Gemeenten is op 20 februari 2002 het Basisdocument Tienjarenscenario Waterbodems en het Bestuurlijk Advies Tienjarenscenario Waterbodems “ Worden wij de Bagger de Baas?” aangeboden aan Staatssecretaris de Vries van Verkeer en Waterstaat. Baggeren is nodig voor de economie, ecologie en waterafvoer. Er wordt op dit moment onvoldoende gebaggerd door het ontbreken van locaties om het slib kwijt te raken, gebrek aan financiële middelen en organisatorische knelpunten. Hierdoor wordt onder andere de ontwikkeling van havens, recreatie en natuur geremd. Bij het huidige baggervolume wordt de achterstand alleen maar groter. Vooral voor baggerspecie uit zoete wateren is slechts 30% verspreidbaar vanwege verontreinigingen of gebrek aan ruimte. In het Bestuurlijk Advies is geconcludeerd dat het financieel onhaalbaar is om het probleem binnen 10 jaar op te lossen. Deze periode is ook te kort om de benodigde voorzieningen te realiseren voor de opslag van baggerspecie. In het Bestuurlijk Advies wordt er van uitgegaan dat het baggerprobleem in een periode van 25 jaar oplosbaar moet zijn. Essentieel daarbij is meer samenwerking tussen overheden door het samenbrengen van gemeentelijke baggerplannen, onderhoudprogramma´s van waterschappen en Rijk en waterbodemsaneringsprogramma´s van provincies en Rijk alsmede een betere benutting van bestaande voorzieningen56. Ook in het Groene Hart dreigt het dichtslibben van havens en waterwegen. Voor jachthavenbeheerders is het schrijnend dat dit voornamelijk door externe factoren wordt veroorzaakt. Door de slechte bereikbaarheid komt de bezettingsgraad van jachthavens steeds meer onder druk te staan. HISWA Vereniging en KNWV hebben in 2000 onderzoek uitgevoerd naar de problematiek in het Hollandse Plassengebied. Daaruit is een sterke behoefte geconstateerd aan meer kennis, eenduidige regelgeving, goede voorlichting, meer creativiteit en uitbreiding van depots. Een baggerfonds dient de basis te zijn voor oplossingen57. HISWA Vereniging en KNWV menen dat de baggerproblematiek in het Groene Hart als een grote bedreiging kan worden beschouwd en dringen aan op pragmatische oplossingen om de grootste knelpunten op korte termijn te kunnen oplossen.
- 21 -
3.7. Arbeidsmarkt en scholing 3.7.1. Arbeidsmarkt Het Blauwe Hart biedt tal van mogelijkheden voor versterking van recreatie op het water. Hierbij moet niet alleen worden nagedacht over zaken, die te maken hebben met de ordening en inrichting van het landschap en de waterwegen. Achter de watersport bevindt zich immers de watersportindustrie, waar tal van mensen werkzaam zijn. Versterking van recreatie op het water is dus tevens van invloed op het aantal werkenden en de kwaliteit van de werkenden in de watersportindustrie. De werkgelegenheidsstructuur van de watersportindustrie kenmerkt zich door diversiteit. De bedrijven richten zich op zeer uiteenlopende activiteiten. Daarnaast kenmerkt de watersportindustrie zich door kleinschaligheid. De meeste bedrijven hebben een geringe personeelsomvang, gemiddeld 7 werkzame personen. Ongeveer 75% van de functies betreft een combinatiefunctie. Evenals andere bedrijfstakken in Nederland wordt de watersportindustrie geconfronteerd met een krappe arbeidsmarkt. Deze situatie stelt ondernemers in de watersportindustrie voor problemen bij continuering en eventuele uitbreiding van hun bedrijfsvoering. Het zijn vooral de technische functies die moeilijk vervulbaar zijn. Daarnaast beschikken veel sollicitanten over onvoldoende passende kwalificaties en werkervaring. Tenslotte speelt de onbekendheid van de bedrijfstak een rol. Men weet wel dat het leuk is om te watersporten, maar men weet niet dat het eigenlijk nog veel leuker is om in de watersportindustrie te werken. De huidige arbeidsmarkt is dus aantrekkelijk voor werkzoekenden. 3.7.2. Scholing De arbeidsmarkt in de watersportindustrie biedt voldoende kansen voor een ‘Sectoraal Opleidingsbeleid voor de Watersportindustrie in het Blauwe Hart’. Dit beleid bestaat uit een aantal elementen: In Nieuwegein wordt gestart met een Regionaal Opleidingscentrum voor de Watersportindustrie (ROWI). HISWA Vereniging, de Nederlandse Jachtbouw Industrie (NJI) en het Regionaal Opleidingen Centrum (ROC) Gildevaart werken hierbij samen. ROWI Nieuwegein moet het aanspreekpunt worden voor ondernemers en personeel op het gebied van opleidingen en trainingen in de watersportindustrie. Het treedt op als aanbieder van opleidingen en trainingen en voert hiervoor alle nodige activiteiten uit. Medewerkers in de kleine bedrijven van de bedrijfstak (75%) voeren een breed, afwisselend en interessant takenpakket uit. ROWI Nieuwegein start met een nieuwe opleiding “Medewerker Watersportindustrie” voor medewerkers in kleine bedrijven, die allround-werkzaamheden uitvoeren. Medewerkers in de grote bedrijven (25%) voeren specialistische werkzaamheden uit. Hiervoor bestaat een aantal opleidingen die aansluiten op de landelijke kwalificatiestructuur van het MBO. ROWI Nieuwegein gaat op termijn ook opleidingen verzorgen voor medewerkers in de grote bedrijven. Reeds werkenden in de watersportindustrie kunnen een opleiding in versneld tempo volgen. Onder bepaalde voorwaarden kan deze werkervaring formeel beloond worden met officieel erkende deelkwalificaties. Hiervoor wordt een onderwijssysteem ontwikkeld met vrijstellingen, dat tegemoet komt aan Eigen Verworven Competenties (EVC’s). 3.7.3. Resultaten HISWA onderzoek in Het Blauwe Hart HISWA Vereniging heeft een enquête uitgezet onder watersportondernemers in het in deze watersportvisie behandelde gebied: Het Blauwe Hart. De response bedroeg 36,5%, een hoog percentage, dat aangeeft dat de onderwerpen in het vragenformulier dermate belangrijk gevonden
- 22 -
werden, dat men heeft willen reageren. Het ging dan ook om vragen over knelpunten in of rondom de bedrijfsvoering, arbeidsmarktproblematiek, promotie en het belang van scholing. Per vraag is een toelichting geschreven. Knelpunten Bijna 70% van de bedrijven geeft aan dat uitbreiding van het bedrijf niet mogelijk is vanwege het bestemmingsplan. Bij ruim 30% bestaat die mogelijkheid wel, maar bij ongeveer hetzelfde percentage respondenten is er een financieel knelpunt. Een bestemmingsplan ligt voor langere termijn vast. Dit kan enerzijds een belemmering zijn en anderzijds een kans voor ondernemers. Als er wijzigingen gepland staan, moeten zij alert reageren en actie ondernemen. Een gemeente kan niet op de stoel van het bedrijfsleven gaan zitten, maar kan wel in overleg treden met ondernemers. Drie jaar geleden heeft HISWA Vereniging het NEI onderzoek laten doen naar de arbeidsmarkt. Daaruit bleek dat er ongeveer 5.000 vacatures waren op een totaal van 28.000 werkenden (17,8%). Deze landelijke tendens komt overeen met de gegevens die uit deze HISWA-enquête naar voren zijn gekomen. 18% van de respondenten geeft aan dat personeelstekort een knelpunt is. Vooralsnog blijkt dat slechts 6% aangeeft dat dit (nog) geen omzetconsequenties met zich meebrengt. Interessant is na te gaan hoe bedrijven deze ontwikkeling in de toekomst zien, hoe deze cijfers zich verhouden tot andere branches en wat de effecten op de omzet en de activiteiten op de lange termijn zijn. Toekomstige aspecten Ruim 10% verwacht dat zijn/haar bedrijf in de toekomst gaat verhuizen. Er is echter geen zicht op of dit een vrije keus is of dat het gaat om een gedwongen verhuizing. Verhuizen betekent wel dat een ondernemer een kans heeft te innoveren en (gewenste) veranderingen kan doorvoeren op de nieuwe locatie. 47% geeft aan dat uitbreiding van de locatie verwacht wordt. Echter wanneer we naar de vorige vraag kijken in het kader van het bestemmingsplan, rijst de vraag: hoe reëel is dit antwoord? Alle respondenten (100%) geven aan dat beëindiging van het bedrijf, afstoting van een bepaalde activiteit of export niet aan de orde is. Blijkbaar geeft de huidige omzet (nog) voldoende omzet (94% geeft geen teruglopende omzet aan). 11% verwacht een nieuwe activiteit op te starten (innovatie). Bij een teruglopende economie is te verwachten dat meer dan de aangegeven 5% zich door samenwerking zal versterken. De meeste bedrijven zijn traditioneel kleine familiebedrijven, waarbij kinderen de onderneming voortzetten (16%). Gezien de demografische ontwikkeling (vergrijzing, minder kinderen) is dat vrij hoog. Binnen de groep potentiële ondernemers zijn de ondernemersvaardigheden niet groot, gezien de ervaringen van HISWA Vereniging en het loslaten van de eisen in het kader van de Vestigingswet. Er is sprake van een sterk wisselende opleidingsniveau (soms wel hooggeschoold maar niet specifiek voor de watersportbranche). Dit is verklaarbaar omdat hiervoor geen opleiding was. Bij 18% van de respondenten bestaat een personeelstekort. Dit komt overeen met de vraag naar extra personeel (21%). 67% geeft aan 1 personeelslid nodig te hebben en 33% 2-5 personen. Dit is vrij veel. Vooral wanneer het afgezet wordt tegen de gemiddelde bedrijfsgrootte van 7 medewerkers in Nederland en de traditionele markt waar het personeelsverloop erg laag is. Ontwikkelingen Bijna 74% zegt dat milieu een belangrijke ontwikkeling is en effect heeft op de bedrijfsvoering en bijna de helft geeft aan dat arbeidsomstandigheden een rol speelt. Circa een kwart vindt dat de vraag van klanten wijzigt, men meer eisen stelt en meer luxe wil (bijvoorbeeld grotere schepen of exclusiviteit). Slechts 15% stelt dat er zich technische ontwikkelingen voordoen.
- 23 -
Bijscholing Maar liefst 93% heeft nooit tijd (over) voor (bij)scholing, een zorgelijke ontwikkeling. Bijna 30% volgt jaarlijks en 36% volgt tweejaarlijks een cursus. Dit lijken mooie cijfers maar zijn niet conform de ervaringen die HISWA Vereniging heeft. Wanneer een personeelslid aangeeft een cursus te willen volgen, geeft 50% aan dat het niet gebeurt. Personeel wordt duidelijk niet gestimuleerd, ook niet wanneer een medewerker zelf het initiatief neemt. Wat bevreemdt, is dat bijna 70% van de ondernemers meldt dat het huidige personeel zijn vak niet verstaat, terwijl volgens bijna 90% het werk niet verandert. In relatie tot de vorige vraag blijkt dat de ondernemer niet de link legt met de ontwikkelingen in de branche terwijl hij/zij aangeeft dat onder meer milieu en ARBO hoog scoren. 100% is van mening dat je bij cursussen iets nieuws leert, en dus nuttig is. Ook 100% vindt dat er geschikte trainingen voorhanden zijn. Maar medewerkers op training sturen gebeurt niet. Scholing blijkt echt een ondergeschoven kindje te zijn. Op de vraag op welke terreinen trainingen ontwikkeld moeten worden, scoren milieu en veiligheid hoog (56% resp. 33%). Op andere terreinen wordt het niet nodig geacht (67% - 89%). 22% zou trainingen willen bijvoorbeeld rond effectief en creatief werken en anti-stress. Personeel Verbazingwekkend is te constateren dat er feitelijk geen hoog- of laagseizoen is. Bijna exact dezelfde cijfers voor beide seizoenen, waarbij het accent op 1 of 2 personen ligt (43%) en 3-5 personen (32% resp. 36%). Alleen is er een verschil bij parttimers (32% resp. 27%). Parttimers zijn meegenomen in het totaal aantal medewerkers. De behoefte aan extra en/of nieuw personeel is groot. 16% geeft aan dat medewerkers vervangen moeten worden, 16% wil meer personeel vanwege toegenomen werkzaamheden en 26% verwacht over 1 of 2 jaar extra mensen nodig te hebben. Het aantal mensen dat nodig is, bedraagt veelal 1 (67%) of 2-5 (33%). Gezien de grootte van de bedrijven is dat logisch. Vooral allround technisch personeel (50%) en gespecialiseerd technisch medewerkers (25%) zijn gewild. Dit komt ook overeen met het eerder genoemde NEI-rapport. Frappant is dat commercieel of administratief personeel niet nodig is (2x 100% score). Een kwart heeft nog andere medewerkers nodig. Promotie Als er promotie plaatsvindt, gebeurt dit via de reguliere kanalen. Goed scoren advertenties in lokale bladen (47%), de HISWA tentoonstelling (37%) waarbij aangetekend moet worden dat jachthavens meestal niet exposeren, gezamenlijke folder of stand met collega´s (37% resp. 32%) en advertenties in regionale bladen (32%). Verder wordt mond-op-mondreclame genoemd, Internet, internationale bladen, VVV en Gouden Gids.
- 24 -
4. Jachthavens in het Blauwe Hart Om de jachthavens in het Blauwe Hart te kunnen inventariseren is eerst een adresbestand gemaakt, waarin alle bedrijven, stichtingen en verenigingen zijn opgenomen, waar jachthavenactiviteiten plaatsvinden. Een bedrijf wordt als jachthaven aangemerkt, als hij tegen betaling lig- en/of passantenplaatsen verhuurt of winterstallingsfaciliteiten aanbiedt (in loods of buiten op een daartoe ingerichte plaats). Een deel van de jachthavens in het Blauwe Hart ligt binnen de provincie Noord-Holland. 70 tot het binnengebied van Noord-Holland behorende jachthavens zijn in 2000 geïnventariseerd (project “Ruimte voor Toerisme”). Deze gegevens zijn bij de inventarisatie gebruikt. Verder behoren 4 jachthavens in Muiden, die jaarlijks deelnemen aan het monitoronderzoek IJsselmeergebied, tot het Blauwe Hart. De overige adressen zijn afkomstig van HISWA Vereniging, het KNWV en Internet. Nadat was gecorrigeerd voor dubbeltellingen zijn in Zuid-Holland en Utrecht 179 adressen benaderd. Hiervan bleken er 141 (79%) daadwerkelijk een jachthaven te beheren. 1 bedrijf was op 2 locaties in 2 verschillende gemeenten actief, zodat beide locaties als aparte jachthaven zijn ingevoerd. 7 bleken al onder een andere naam bekend te zijn en waren dus dubbeltellingen, 2 behoorden niet tot het onderzoeksgebied en 4 adressen betroffen verenigingen die geen eigen jachthaven exploiteerden. Van de resterende 25 adressen bleek dat er 7x sprake was van een inmiddels opgeheven jachthaven en 18x dat ter plaatse andere, meestal wel watersport gerelateerde activiteiten, plaatsvonden. Van de 142 jachthavens bleken bij de verfijnde afbakening van het Blauwe Hart er 18 buiten het gebied te vallen, zodat in navolgende rapportage over 70 + 4 + 124 = 198 jachthavens wordt gerapporteerd. Regio-indeling In de hoofdstukken 1 en 2 is het projectgebied uitvoerig beschreven. Bij de navolgende kwantitatieve beschrijving van de watersport in het gebied is een onderscheid naar deelregio gemaakt. Bijgaande kaart toont de gebruikte indeling.
Blauwe Hart Vecht e. o. Vinkeveense Plassen Nieuwkoopse Plassen e.o. Westeinderplassen Braassemermeer e.o. Kagerplassen e.o. Haarlem e.o.
Provincies Noord-Holland Utrecht Zuid-Holland
- 25 -
Regio 1:
Vecht e.o. Omvat o.a. de Loosdrechtse Plassen, de Spiegel- en Blijkpolderplas en de rondom de Vecht gelegen jachthavens. Tot het gebied behoren de gemeenten Breukelen, Hilversum (deels), Loenen, Maarssen, Muiden, Naarden (deels), Weesp en Wijdemeren (voorheen ’s-Graveland, Nederhorst den Berg en Loosdrecht)
Regio 2:
Vinkeveense Plassen Tot het gebied behoren de gemeenten Abcoude en de Ronde Venen (voorheen: Mijdrecht, Vinkeveen, Wilnis, e.a.)
Regio 3:
Nieuwkoopse Plassen e.o. Tot het gebied behoren de gemeenten Alphen aan de Rijn, Bodegraven, Liemeer, Nieuwkoop, Ter Aar en Woerden
Regio 4:
Westeinderplassen Tot het gebied behoren de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn. Hoewel de gemeenten deels buiten het Groene Hart vallen zijn alle jachthavens uit deze gemeenten meegerekend omdat zij tot het vaargebied van de Westeinderplassen behoren.
Regio 5:
Braassemermeer e.o. Tot het gebied behoren de gemeenten Alkemade (deel ten oosten van A4 met woonkernen Oude Wetering en Roelofarendsveen) en Jacobswoude
Regio 6:
Kagerplassen e.o. De gemeenten Alkemade (deel ten westen van de A4 met woonkernen Kaag, Nieuwe Wetering, Oud Ade en Rijpwetering), Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Sassenheim en Warmond kunnen allen tot het vaargebied van de Kagerplassen worden gerekend. Alleen Warmond en Alkemade maken deel uit van het Groene Hart.
Regio 7:
Haarlem e.o. Dit gebied behoort niet tot het Groene Hart, maar kan als een belangrijke toegangspoort naar het gebied worden beschouwd. De “Staande Mastroute” via Haarlem geldt als verbindingsader tussen het Noordzeekanaal en de Kagerplassen, zodat de aangrenzende gemeenten tot deze regio behoren. Het betreft de gemeenten Bennebroek, Haarlem, Haarlemmermeer, Haarlemmerliede, Heemstede, Hillegom en Lisse
4.1 Huidige situatie ligplaatsen recreatievaart in het Blauwe Hart 4.1.1. Algemeen Capaciteit en bezettingsgraad: In het Blauwe Hart zijn 198 jachthavens, die met elkaar 21.741 ligplaatsen aanbieden, waarvan gemiddeld 94,9% is verhuurd. Deze bezettingsgraad is hoog in vergelijking met de rest van Nederland. Wachtlijsten: 88 jachthavens geven aan dat er nog klanten op een wachtlijst voor een ligplaats staan. In totaal gaat het hierbij om 1.666 schepen. Wachtlijsten moet men enigszins relativeren. Het kan zijn dat eigenaren op meerdere wachtlijsten staan ingeschreven, anderzijds laat niet iedereen zich op een wachtlijst noteren als men weet dat er op korte termijn toch geen plaats vrij komt. De systematiek van het noteren op wachtlijsten is echter overal in Nederland ongeveer hetzelfde. Door het aantal schepen op een wachtlijst in een bepaalde regio te delen door de beschikbare capaciteit is vrij snel te zien waar vermoedelijk werkelijk capaciteitsproblemen voorkomen. Deze z.g. “drukfactor” in het Blauwe Hart is 7,7%, iets hoger dan
- 26 -
het binnengebied van de gehele provincie Noord-Holland, waar deze factor 6,9% bedraagt. In het IJsselmeergebied is deze factor 10,9%, aan de Noord-Hollandse IJssel- en Markermeerkust 21,4%. Herkomst ligplaatshouders: De ligplaatshouders zijn voor het grootste deel (96%) uit Nederland afkomstig, 3% komt uit Duitsland en 1% komt van elders. Deze verdeling is vergelijkbaar met de regio Noord-Holland binnen. In het IJsselmeergebied is het percentage Duitse ligplaatshouders 22%. Gemiddelde scheepslengte en type boten: De gemiddelde lengte van de boten bedraagt 7,8 meter. 56% van de ligplaatsen worden gebruikt door motorboten, 40% door zeilboten en 4% door roeiboten. De schepen zijn gemiddeld iets korter dan de schepen in Noord-Holland binnen (8,1m). De verdeling zeil- en motorboten is nagenoeg gelijk. Passanten: Naast de vaste ligplaatshouders overnachten jaarlijks ca. 30.500 passanten in de jachthavens in het Blauwe Hart, waarvan 8.000 in Muiden. Behalve deze betalende passanten zijn er ook nog boten die gratis op een openbare aanlegplaats of aan eilandjes en oevers overnachten. Hoeveel dit er zijn is onbekend. Winterberging: Ook in de winter liggen er boten in de jachthavens. Ruim 7.700 boten staan buiten op een bok. Een iets kleiner aantal, nl. 6.700 staat binnen in een loods. Opvallend is dat veel schepen in de winter uit het water worden gehaald. Ca. 4.000 boten blijven in de winter in het water liggen. Een aantal ligplaatshouders stalt de boot elders, maar daar staat tegenover dat 4.300 boten speciaal voor winterstalling naar het gebied komen. Dit zijn schepen van bewoners uit de Randstad die in de zomer bijvoorbeeld in het IJsselmeer- of Deltagebied varen en in de winter hun schip dichter bij huis willen hebben i.v.m. onderhoudswerkzaamheden. 4.1.2. Regionale overzichten Tabel 2: regionale inventarisatie van het aantal jachthavens met bijbehorende kengetallen betreffende ligplaatsen, bezettingsgraad, aantal boten op de wachtlijst en aantal passanten
Regionaam 1 2 3 4 5 6 7
Aantal havens
Vecht e.o. Vinkeveense Plassen Nieuwkoopse Plassen e.o. Westeinderplassen Braassemermeer e.o. Kager Plassen e.o. Haarlem e.o. Totaal
67 15 10 37 13 37 19 198
Aantal Ligplaatsen 8.340 2.109 1.010 3.694 1.205 4.125 1.258 21.741
Gem. % verhuurd 94,2% 94,6% 98,0% 91,1% 90,9% 99,5% 97,6% 94,9%
Aantal op wachtlijst 792 46 64 91 73 429 171 1.666
Aantal passanten 14.081 159 1.338 3.396 575 3.055 8.088 30.692
Tabel 3: regionale inventarisatie van de verdeling ligplaatshouders uit resp. Nederland, Duitsland en elders en de verdeling zeilboot, motorboot, roeiboot in % en de gemiddelde bootlengte in meters. Verdeling naar herkomst Regionaam 1 2 3 4 5 6 7
Vecht e.o. Vinkeveense Plassen Nieuwkoopse Plassen e.o. Westeinderplassen Braassemermeer e.o. Kager Plassen e.o. Haarlem e.o. Totaal
Nld. 96% 94% 97% 97% 96% 95% 95% 95,8%
Duitsl.
Overig
3% 5% 2% 2% 3% 4% 3% 3,3%
1% 0% 2% 1% 0% 1% 2% 1,0%
- 27 -
Verdeling naar soort boot Zeilb. 40% 29% 35% 42% 55% 35% 51% 39,5%
Motorb. 57% 66% 41% 56% 45% 62% 41% 56,3%
Roeib. 3% 5% 24% 2% 0% 3% 8% 4,2%
Gem. bootlengte in m. 7,5 7,0 5,8 8,7 8,4 8,3 8,2 7,8
Tabel 4: regionale inventarisatie van de winterstallingsmogelijkheden in de jachthavens
Regionaam
1 2 3 4 5 6 7
Vecht e.o. Vinkeveense Plassen Nieuwkoopse Plassen e.o. Westeinderplassen Braassemermeer e.o. Kager Plassen e.o. Haarlem e.o. Totaal
Aantal droge plaatsen 5.741 1.439 420 2.142 1.080 2.912 1.249 14.983
Aantal boten buiten 3.532 620 180 766 599 1.293 738 7.728
Aantal boten in loods
Aantal boten in het water
2.008 677 235 1.331 476 1.594 396 6.717
1.426 423 243 521 233 803 342 3.991
Aantal boten dat alleen voor winterberging komt 1.023 218 148 673 642 1.151 444 4.299
4.2. Uitbreidingsplannen Aan de huidige jachthavens is gevraagd naar hun uitbreidingsplannen. 31 (16%) geven aan, dat er wel wensen bestaan, maar niet iedereen kan al concreet aangeven om hoeveel plaatsen het gaat en wanneer realisatie van de plannen mogelijk is. 25 bedrijven noemen een aantal, waarmee bij realisatie in totaal 1.324 nieuwe plaatsen beschikbaar zouden komen, een capaciteitsgroei van 6,1%. Tabel 5: regionale inventarisatie van het aantal jachthavens met bijbehorende kengetallen zoals drukfactor, uitbreidingsplannen, aantal plaatsen en problemen met uitbreidingsplannen.
Regionaam 1 2 3 4 5 6 7
Vecht e.o. Vinkeveense Plassen Nieuwkoopse Plassen e.o. Westeinderplassen Braassemermeer e.o. Kager Plassen e.o. Haarlem e.o. Totaal
Aantal havens 67 15 10 37 13 37 19 198
Drukfactor 9,5% 2,2% 6,3% 2,5% 6,1% 10,4% 13,6% 7,7%
Aantal met uitbr. plannen 16 2 0 4 1 5 3 31
Aantal plaatsen (opgegeven door) 780 (13) 50 (2) 0 110 (3) 10 (1) 322 (3) 52 (3) 1.324 (25)
Problemen met overheid 8 0 3 2 2 1 16
Uit tabel 2 en bovenstaande tabel valt op te maken dat de behoefte aan extra ligplaatsen (combinatie drukfactor en bezettingraad) het hoogst is rond de Kager Plassen en in het gebied Haarlem e.o. Een deel noemt concreet een bouwjaar tussen 2002 en 2006 en voor die havens die nog geen tijdstip konden noemen is in navolgende grafiek een evenredige groei tussen 2004 en 2010 aangenomen. Van de 31 jachthavens zijn er 16 (ruim 50%) die bij realisatie van hun uitbreidingsplannen problemen verwachten, die te maken hebben met bezwaren van gemeente en/of provinciale dan wel rijksoverheid. Verder bleken er nog een aantal havens te zijn die aangeven dat uitbreiding onmogelijk is. Lang niet alle bouwplannen betreffen grote uitbreidingen. Vaak is er sprake van kwaliteitsverbetering, of herinrichting van de haven. Om rendabel te zijn heeft een jachthaven, afhankelijk van de investeringskosten, een minimum aantal ligplaatsen nodig. Met een gemiddelde van 110 ligplaatsen is de gemiddelde jachthaven in Het Blauwe Hart klein, iets groter dan in het binnengebied van de provincie Noord-Holland (97 ligplaatsen58). Het gemiddeld aantal ligplaatsen per jachthaven in Nederland bedraagt ca. 14059, in het IJsselmeergebied 16060. Als (te) kleine havens geen uitbreidingsruimte hebben of krijgen, is de kans groot dat projectontwikkelaars de haven overnemen en trachten ter plaatse een (zeer rendabel) woningbouwproject te realiseren, met als gevolg dat er toeristische infrastructuur verloren gaat. Gezien de populariteit van wonen aan het water, ligt een
- 28 -
dergelijke ontwikkeling met name in het Groene Hart voor de hand. Niet elke havenexploitant zal de verleiding kunnen weerstaan zijn haven voor een hoge prijs aan een projectontwikkelaar te verkopen. 4.3. Ontwikkeling van de watersport in het Blauwe Hart in de periode 1960-2010
Aantal ligplaatsen
In het Blauwe Hart zijn in 2002 21.741 ligplaatsen Gemiddelde bezettingsgraad: 94,9% Plannen voor de realisatie van 1.324 nieuwe ligplaatsen
25000
20000
15000
10000
Historische groei ligplaatscapaciteit Gemeten aantal ligplaatsen
5000 Capaciteit na realisatie van alle nu bekende bouwplannen
0 1960
1970
1980
1990
2000
2010
Tijd-as
In bovenstaande grafiek is de groei van het aantal ligplaatsen in het Blauwe Hart in de periode 1960 – 2002 getekend (zwarte lijn). Deze grafiek is gebaseerd op de huidige situatie en brengt dus alleen de ligplaatsgroei binnen de nu (nog) bestaande havens in beeld. Eerder werd opgemerkt dat 7 aangeschreven havens, 5% van het bestand, in een recent verleden zijn opgeheven, meestal om plaats te maken voor een woningbouwproject. Onbekend is om hoeveel ligplaatsen het gaat, maar het is redelijk om aan te nemen dat per decennium tussen de 5 en 10% van het aantal ligplaatsen verdwijnt. De toch al sterk afgevlakte zwarte lijn (tot 2002) komt bij correctie voor de verdwenen ligplaatsen bijna horizontaal te liggen, hetgeen betekent dat het aantal ligplaatsen in het gebied, na een periode van groei in de jaren ’60-’75, bijna stabiel is. Ook de rode lijn (na 2002), die de uitbreidingsplannen van de bestaande jachthavens in de komende jaren in beeld brengt, toont weinig groei. Wanneer rekening wordt gehouden met de mogelijke opheffing van ligplaatsen, is de door de havens gewenste capaciteitstoename onvoldoende om aan de vraag naar ligplaatsen te voldoen (zie tevens 4.1.1.).
- 29 -
4.4. Geraamde behoefte aan ligplaatsen tot 2010 Deze monitoring is een nulmeting, zodat het moeilijk is om op grond hiervan ontwikkelingen te voorspellen. Voortgaande monitoring in het IJsselmeergebied toont aan, dat de boten in die regio gemiddeld langer worden. Grotere boten vergen meer plaats in een haven, waardoor na herinrichting het aantal beschikbare ligplaatsen afneemt. Verder blijkt in het IJsselmeergebied het aantal motorboten te groeien. De verklaring hiervoor wordt o.a. gezocht in de vergrijzing van de Nederlandse bevolking. Van deze ontwikkelingen kunnen de wat meer beschutte binnenwateren, zeker wanneer ze een aantrekkelijke vaaromgeving bieden, profiteren. Een behoefte aan 22.500 ligplaatsen in 2010 lijkt dan ook een reële raming. Zonder opheffing van bestaande ligplaatsen zal nieuwbouw van ca. 750 plaatsen in de komende 8 jaar noodzakelijk zijn. 4.5. Confrontatie groeiverwachting markt en beleidsmatige ruimte In hoofdstuk 4.4 wordt tot 2010 een behoefte aan ca. 750 nieuwe ligplaatsen genoemd. Omdat er om diverse redenen ook ligplaatsen zullen verdwijnen, kan voor 2010 een streefgetal van 1.500 nieuwe plaatsen worden gehanteerd. De bestaande plannen betreffen 1.324 plaatsen, wat voor een gezonde ontwikkeling van het gebied onvoldoende is. Sinds 1993 zijn in de bestaande jachthavens 487 ligplaatsen bijgebouwd, maar ook op nieuwe locaties werden 270 ligplaatsen gerealiseerd. Over het algemeen gaat het per locatie maar om een gering aantal plaatsen. In een enkel geval was er sprake van een bedrijfsverplaatsing en werd die gelegenheid aangegrepen om beperkt uit te breiden. Een 2-sporenbeleid lijkt dan ook zinvol. Bestaande jachthavens moeten kunnen groeien naar een bedrijfsgrootte waarmee ze voldoende economische basis hebben om aan de toenemende kwaliteitseisen te voldoen. Daarnaast kan op daartoe geschikte locaties de watersportsector worden versterkt door de aanleg van ligplaatsen mogelijk te maken. Kwaliteitsverbetering zal op bestaande locaties niet altijd mogelijk zijn en een sanering zal op diverse plaatsen noodzakelijk blijken. Zonder extra ontwikkelingsruimte, al dan niet grenzend aan bestaande jachthavens, is het onmogelijk het ligplaatsaanbod op het bestaande niveau te handhaven.
- 30 -
5. Economisch belang en werkgelegenheid in het Blauwe Hart 5.1. Omzet en werkgelegenheid binnen de watersportsector Het economisch belang van de watersport in het Blauwe Hart kan worden benaderd door de resultaten van een vergelijkbaar onderzoek in Noord-Holland in 200161 af te zetten tegen de gevonden kengetallen uit het Blauwe Hart. De havens in het Blauwe Hart zijn redelijk vergelijkbaar met de havens in het binnengebied van Noord-Holland. Dit is niet toevallig, omdat 53,7% van de ligplaatsen in het Blauwe Hart in de provincie Noord-Holland liggen (Utrecht: 17,8%, Zuid-Holland: 28,5%). Op basis van het aantal ligplaatsen in het Blauwe Hart (21.741), afgezet tegen het aantal ligplaatsen in de gehele provincie Noord-Holland (32.038, incl. Loosdrecht), zou de omzet van de watersportindustrie in het Blauwe Hart geschat kunnen worden op ca. € 285 miljoen. In dit bedrag is de omzet en werkgelegenheid van de grote jachtbouw (De Vries in Aalsmeer en Van Lent op de Kaag met in totaal ruim 500 gespecialiseerde arbeidsplaatsen) niet meegenomen. Met omzet wordt de productiewaarde bedoeld. Dit is de omzet gecorrigeerd voor onderlinge leveringen tussen de verschillende deelsectoren van de watersportindustrie. De totale toegevoegde waarde, de vergoeding voor arbeid, kapitaal en ondernemerschap, kan worden geschat op ca. € 140 miljoen per jaar. De totale werkgelegenheid kan worden geschat op ca. 3.200 FTE, de directe werkgelegenheid op bijna 2.370 FTE. 5.2. Omzet en werkgelegenheid bij de plaatselijke middenstand Naast de omzet binnen de watersportsector zelf, kan ook de omzet van watersporters aan de wal worden berekend. Deze omzet door ligplaatshouders wordt gebaseerd op het aantal ligplaatsen, de bezettingsgraad, uitgaven per boot en het aantal dagen dat men varend in het gebied doorbrengt. De omzet van passanten wordt gebaseerd op het aantal passanten, het aantal nachten dat men gemiddeld in een haven doorbrengt en de bestedingen aan de wal per boot per dag. ProCensus62 gaat er van uit dat ligplaatshouders en passanten in het binnengebied van NoordHolland gemiddeld € 50 per boot per dag besteden, ligplaatshouders 16 dagen per jaar varen en passanten gemiddeld 1,2 nacht in een haven blijven liggen. Indien men deze kengetallen over neemt voor het Blauwe Hart, kunnen de jaarlijkse uitgaven aan de wal door de recreatievaart worden geraamd op ca. € 18 miljoen. Bijbehorende werkgelegenheid op ca. 200 FTE.
Conclusie en samenvatting: De watersportsector in het Blauwe Hart, exclusief grote jachtbouw, inclusief de uitgaven door passanten, genereert een jaarlijkse omzet van ruim € 300 miljoen. De totale werkgelegenheid, exclusief de grote jachtbouw, kan worden geschat op 3.400 FTE.
- 31 -
6. Kwaliteit van het vaargebied 6.1. Knooppunten en aanlegplaatsen In het Toeristisch Recreatief Actieplan van het Gewest Gooi en Vechtstreek wordt langs de routenetwerken de ontwikkeling van toeristische knooppunten gestimuleerd op locaties met een grote toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht. In het kader van het project Kerngebied de Venen worden transferpunten ontwikkeld. Dit zijn eveneens verbindende schakels tussen de vaarroutestructuur en de recreatieve mogelijkheden op het land. Het kan hierbij gaan om verbindende schakels voor fiets- en wandelroutes door aantrekkelijke buitengebieden of historische dorpen en steden, maar ook om dagelijkse boodschappen, recreatief winkelen, horeca- en attractiebezoek. Ook kan via transferpunten overgestapt worden van de grote watersport naar de kleine en andersom. De beschikbaarheid van openbare aanlegplaatsen bepaalt in belangrijke mate de kwaliteit van een vaargebied. Deze aanvullende vaardoelen waar tijdelijk kan worden afgemeerd, zijn niet alleen noodzakelijk om boodschappen te kunnen doen en de horeca te kunnen bezoeken, maar ook als knooppunt om combinaties te kunnen leggen met vormen van landrecreatie, zoals wandelen en fietsen, cultuurhistorie, stedenbezoek en recreatief winkelen. In 1993 is een tekort van ca. 5.000 aanlegplaatsen in het Groene Hart geconstateerd in het Landelijke Aanlegplaatsenplan. Door uitvoering van het 1.000 Aanlegplaatsenplan, een initiatief van HISWA Vereniging, het KNWV en de ANWB, zijn met behulp van een subsidie uit het fonds Kwaliteitsimpuls Groene Hart ca. 320 aanlegplaatsen gerealiseerd. Tijdens de uitvoeringsperiode is gebleken dat het lastig was om aanlegplaatsen binnen de gestelde termijn te realiseren, vanwege langdurige gemeentelijke procedures. Bovendien werd door sommige gemeenten het belang van aanlegplaatsen niet onderkend. Een belangrijk aandachtspunt is het beheer en onderhoud van deze voorzieningen, aangezien een slechte staat van onderhoud alleen maar afbreuk doet aan de kwaliteit van een vaargebied. 6.2. Cultuurhistorie In het Groene Hart is het water nauw verbonden met het natuurrijke cultuurlandschap en de cultuurhistorie van het gebied (polders, dijken, droogmakerijen, verdedigingslinies, turfwinning etc.). Deze twee elementen dragen bij aan de kwaliteit van het Groene Hart als vaargebied en vormen belangrijke pijlers voor de verdere ontwikkeling van de watersport63. Het is derhalve belangrijk om bij de ontwikkeling van de watersport zoveel mogelijk combinaties te leggen met cultuurhistorische elementen in het Groene Hart, zoals de turfwinning, de polders, dijken, droogmakerijen, historische dorpen en steden en verdedigingslinies als de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam. Turfwinning De veenplassen zijn ontstaan uit moerasgebieden met een weelderige plantengroei, waarin zich een dikke veenlaag van zeer goede kwaliteit ontwikkelde. Vanaf de 15e eeuw vond turfwinning plaats, dat voor een ware kaalslag van het landschap zorgde. Turf werd de algemene brandstof in de steeds maar groeiende steden. De stijgende behoefte joeg de prijzen op waardoor veel verveners ook cultuurland begonnen af te graven. Zo verdween steeds meer bouwland in de golven. In 1977 werd
- 32 -
turfwinning verboden64. De veenplassengebieden die als gevolg van de turfwinning zijn ontstaan, zijn van groot belang voor de watersport. De Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam De Nieuwe Hollandse Waterlinie loopt vanaf de voormalige Zuiderzee bij Naarden en Muiden via het Vechtplassengebied tot aan de Nieuwe Merwede en de Biesbosch bij Werkendam. Deze verdedigingswerken, gebouwd tussen 1815 en 1940, bestaan uit een samenhangend geheel van zes inundatiekommen die konden worden gereguleerd door dijken, kanalen, sluizen, dammen, inlaten etc. De inundatiegebieden lagen tussen verschillende vestingsteden en werden op strategische plaatsen versterkt door forten en bouwwerken. Doel was om Holland, Utrecht en Vreeswijk te verdedigen tegen de vijand. Het cultuurbeleid is erop gericht om de Nieuwe Hollandse Waterlinie verder te ontwikkelen als toeristisch product65. De Stelling van Amsterdam, gebouwd tussen 1874-1920 sloot tussen Abcoude en Weesp aan op de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dit historische verdedigingssysteem was bedoeld als toevluchtsoord voor het geval de vijand door eerdere linies heen zou breken. De Stelling van Amsterdam bestaat uit een kring van 42 forten rondom Amsterdam, die een samenhangend stelsel van verdedigingswerken vormen. Het monument staat op de Werelderfgoedlijst van UNESCO en is zowel vanuit cultuurhistorisch als vanuit landschappelijk en ecologisch oogpunt interessant. De provincie Noord-Holland streeft naar versterking van de recreatieve en ecologische betekenis van de Stelling van Amsterdam. Beide historische verdedigingslinies dienen uit te groeien tot een hoogwaardige “megasingel” in de Randstad66. Historische steden en dorpen In en rond het Groene Hart liggen belangrijke cultuurhistorisch steden en dorpen als Haarlem, Weesp, Muiden, Naarden, Utrecht, Delft, Leiden, Oudewater, Gouda, Schoonhoven, IJsselstein en natuurlijk ook Amsterdam. 6.3. Promotie Brochures In het kader van het thema Nederland Waterland is de Hart van Holland route uitgewerkt in het boekje “Varen door het Hart van Holland”67. Door het Bestuurlijk Platform Groene Hart zijn met medewerking van de Provinciale Bureau´s voor Toerisme en andere betrokken organisaties de thematische kaarten “Varen in het Groene Hart”68, “Fietsen in het Groene Hart”, “Wandelen in het Groene Hart” en “Schaatsen in het Groene Hart” uitgegeven. Door deze serie worden combinatiemogelijkheden van landen waterrecreatie vergemakkelijkt. Voorts worden er door de diverse bestemmingsregio´s brochures uitgegeven die voor de watersporter interessant zijn. Productmarktstrategie voor het Groene Hart Volgens het rapport “Boeren, burgers en… buitenlui..!”69 kan het Groene Hart niet als een aaneengesloten toeristische regio beschouwd worden. Wel worden door deelregio´s specifieke toeristische bestemmingsgebieden gevormd. Voor deze bestemmingsgebieden is een offensieve toeristische product-marktstrategie uitgezet. Dit betekent bijvoorbeeld dat in het Hollandse Plassengebied het accent gelegd wordt op product-marktontwikkeling ten behoeve van de meer intensieve watersport, terwijl in het gebied de Venen de nadruk wordt gelegd op de
- 33 -
kleinschalige vormen van waterrecreatie zoals mogelijkheden van natuurvriendelijk varen en dagrecreatie. De titel van deze visie “Op weg naar het Blauwe Hart” en het voorwoord geven o.a. aan waar mogelijkerwijs nog kansen liggen. De concurrentie tussen de watersportgebieden in Nederland neemt toe. In het IJsselmeergebied wordt de promotie verzorgd door het projectbureau “de Gouden Cirkel”, een samenwerkingsverband tussen 4 provincies en 18 gemeenten. Er wordt ook geïnvesteerd in de kwaliteit van het gebied middels natuurontwikkelingsprojecten en een (1.000) Aanlegplaatsenplan. In de Randmeren spelen ook talloze initiatieven. In 2002 en 2003 worden daar ruim 330 nieuwe aanlegplaatsen gerealiseerd en er wordt bijna € 50 miljoen geïnvesteerd in recreatievoorzieningen, verdiepingen ten behoeve van de recreatievaart en natuurontwikkelingsprojecten. In Friesland wil men in de periode tot 2010 ruim € 300 miljoen investeren in baggerwerken, recreatieve voorzieningen, het verbeteren of verhogen van bruggen en 5 aquaducten. Om de watersporters te bereiken is promotie voor watersportgebieden op watersporttentoonstellingen zoals Boot Düsseldorf in Duitsland en de HISWA in Amsterdam belangrijk. Op Friesland en Overijssel na, zijn het allen provinciegrenzen overschrijdende watersportgebieden. Het Utrechts Hollands Plassengebied heeft zich met succes in het voorjaar van 2002 op de HISWA tentoonstelling in Amsterdam voor het eerst onder één vlag collectief gepresenteerd. Een prima initiatief! Internationaal zou samenwerking kunnen worden gezocht onder het thema Nederland Waterland van Toerisme en Recreatie Nederland (TRN). Belangrijk aandachtspunt is dat de kwaliteit van het gebied en de promotie met elkaar in balans zijn. 6.4. Relaties met omliggende watersportgebieden Het vaarwegennet in het Groene Hart vormt een belangrijke schakel in de vaarverbindingen tussen Zuid- en Noord-Nederland (Staande Mastroute) en tussen Oost- en West-Nederland. Via het Spaarne of de Amstel komt men in het noorden uit op het Noordzeekanaal. Vanuit het Noordzeekanaal kan men naar de Noordzee, de kop van Noord Holland of het IJsselmeergebied. In de kop van Noord-Holland wil de provincie 3 nieuwe staande mast routes realiseren70. Ook de route via Gorinchem, het Merwedekanaal, Utrecht en de Vecht is voor schepen met een beperkte doorvaarthoogte interessant. In het IJmeer bij Amsterdam wordt de woonwijk IJburg aangelegd met op termijn ca. 1.750 nieuwe ligplaatsen en ook Almere heeft op het gebied van watersport grote plannen. Het aantal schepen ten noorden van het Groene Hart zal in de komende 30 jaar derhalve flink toenemen. Muiden kan in de toekomst voor watersporters uit het IJmeer een belangrijke toegangspoort worden naar het Groene Hart. Door de Vechtplassen, het gebied bij de Ronde Venen, Nieuwkoop en het Hollandse Plassengebied (beter) met elkaar te verbinden wordt het Groene Hart als vaargebied of vakantiebestemming aantrekkelijker voor met name voor motorboten uit het IJmeer en de Randmeren. Ook de op handen zijnde vergrijzing speelt het Groene Hart in de kaart. De relatie van het Groene Hart met de Reeuwijkse Plassen en de Rottemeren is beperkt. Dit zijn meer op zichzelf staande plassen die vooral geschikt zijn voor de kleine watersport.
- 34 -
7. Van knelpunten naar kansen Knelpunten voor de watersport in het projectgebied zijn op meerdere manieren in diverse beleidsnota´s, rapporten, actieplannen en overzichten beschreven. Meestal hebben knelpunten te maken met problemen in het vaarwegennet. Sommige vaarwegen zijn niet breed of diep genoeg, aantrekkelijke verbindingen ontbreken, de doorvaarthoogte is beperkt, bedieningstijden van bruggen of sluizen zijn onvoldoende op elkaar afgestemd, er is een tekort aan aanlegplaatsen, aan milieu- en pompstations, er zijn voor verschillende gebieden vergunningen nodig, er moet tol worden betaald, etc. Naast knelpunten in het vaarwegennet is de bevaarbaarheid van sommige plassen onvoldoende door baggerproblemen. Navolgend een overzicht van de belangrijkste rapporten waarin deze knelpunten worden beschreven. 7.1. Het Blauwe Netwerk, actieplan Een van de projecten uit de Groene Hart Nota is het Blauwe Netwerk. Het Blauwe Netwerk is een referentie en toetsingskader voor initiatieven die de recreatietoervaart in het Groene Hart verbeteren. Activiteiten van de stuurgroep en projectgroep Blauwe Netwerk hebben geresulteerd in twee rapporten, het Beleidskader en het Actieplan Blauwe Netwerk. Het Actieplan bevat een overzicht met projecten die op korte (1995-1996), middellange (1997-2000) of lange termijn (2000-2015) uitgevoerd zouden kunnen worden. Korte termijn projecten waren vrijwel uitvoeringsgereed. In het plan waren voor deze projecten de kosten opgenomen. Bij andere projecten zijn betrokken partijen aangegeven die onderling een financiële verdeelsleutel zouden moeten vaststellen. Tevens bevat het Actieplan een overzicht met onderzoeksprojecten. Deze onderzoeksprojecten, waar nog niet alle betrokken partijen over waren gehoord of geïnformeerd, zouden het functioneren van het Blauwe Netwerk kunnen bevorderen. In veel gevallen zou in eerste instantie moeten worden nagegaan, hoe draagvlak bij betrokken partijen kon worden verworven. Het Beleidskader gaf aan dat het van groot belang was, dat voor de uitvoering van projecten een goede organisatie werd opgezet. Een groot deel van de projectgroep Blauwe Netwerk gaf de voorkeur aan het aanstellen van een projectaanjager/coördinator, die verantwoording aan de stuurgroep moest afleggen. Na het verschijnen van het Beleidskader en het Actieplan Blauwe Netwerk heeft de stuurgroep zichzelf opgeheven zonder een projectaanjager te benoemen. Het Beleidskader Blauwe Netwerk en het Actieplan zijn weliswaar wat gedateerd, maar het zijn nog steeds actuele onderwerpen voor betere watersportmogelijkheden in het Groene Hart. Beleidsmatig heeft deze visie status en in allerlei recente beleidsdocumenten wordt naar het Blauwe Netwerk verwezen en het belang onderstreept. In de afgelopen jaren is een aantal projecten uit het Actieplan Blauwe Netwerk gerealiseerd. Er ligt echter nog veel op uitvoering te wachten. 7.2. Watersport in De Venen, visie en actieplan Het rapport Watersport in De Venen, visie en actieplan is een uitwerking van het in 1998 vastgestelde Plan van Aanpak De Venen. Qua opzet vertoont het rapport grote overeenkomsten met het Actieplan Blauwe Netwerk. In het Blauwe Netwerk is een aantal vaarroutes voorgesteld, waar De Venen onderdeel van uitmaken. De in talloze beleidsstukken beschreven maatregelen om knelpunten op te lossen, zijn aan de hand van nieuwe inzichten en ontwikkelingen geactualiseerd. Nieuw gesignaleerde knelpunten en oplossingsmogelijkheden zijn toegevoegd. Net als in het Beleidskader Blauwe Netwerk wordt geconcludeerd dat het van belang is een regisseur aan te stellen met als belangrijkste taak het zorgdragen dat genoemde maatregelen worden uitgevoerd. Projectbureau de Venen houdt een
- 35 -
overzicht bij. Voor een aantal projecten is een trekker aangewezen, die het betreffend onderdeel uit gaat voeren. 7.3. Verbetering basistoervaart Gooi en Vechtstreek Het Gewest Gooi en Vechtstreek is trekker van het project Verbetering basistoervaartnet Gooi en Vechtstreek. Men wil historische vaarwegen in combinatie met de unieke cultuurhistorie weer toegankelijk maken. Het gaat hierbij om landschap en buitenplaatsen langs de Vecht, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de vesting Naarden en o.a. het natuurgebied Naardermeer. Qua vaardoelen gaat het over Hilversum, ´s Graveland, Weesp, Muiden, Muiderberg, Naarden, Bussum en de kern van Nederhorst den Berg. Ook dit project biedt volop kansen die een positieve bijdrage zijn voor de ontwikkeling van het Blauwe Hart. 7.4. Regiovisie Watersport in de Hollandse Plassen In 1999 hebben HISWA Vereniging en het KNWV de Regiovisie “Watersport in de Hollandse Plassen” uitgebracht. De regiovisie brengt mogelijke toervaartroutes en vaarmogelijkheden in beeld, heeft vooral een ruimtelijke invalshoek en is gericht op ontwikkelingsmogelijkheden voor de watersport in harmonie met andere belangen. Omdat de door HISWA Vereniging en het KNWV geïnventariseerde knelpunten de resultante vormen van het met respectievelijke achterbannen gevoerde overleg, zijn de aangedragen onderwerpen in ieder geval voor de recreatiesector (bedrijfsleven en gebruikers) van groot belang en kunnen derhalve bogen op maatschappelijk draagvlak. Op een aantal punten na is deze regiovisie nog zeer actueel. Het is jammer dat de regiovisie niet naadloos aansluit op de in het Actieplan Blauwe Netwerk gevolgde systematiek. Uiteraard komen veel zaken uit het Actieplan terug, maar er zijn ook nieuwe onderwerpen en voorstellen ingebracht die in een meerjarenprogramma opgenomen kunnen worden. 7.5. Regiovisie Watersport in de Vecht- en Veenplassen Tijdens het aanbieden van de Regiovisie “Watersport in de Hollandse Plassen” hebben betrokken overheden aangegeven, ook graag een vergelijkbare regiovisie van HISWA Vereniging en het KNWV voor de watersport op de Vecht- en Veenplassen te willen ontvangen. In het kader van de opdracht aan Waterrecreatie Advies om een samenvattende watersportvisie voor het Groene Hart te schrijven, wordt door HISWA Vereniging en het KNWV tevens gevraagde regiovisie voor de Vecht- en Veenplassen opgesteld. Deze regiovisie zal gelijktijdig als aparte nota verschijnen, waarmee betrokken branche-organisaties hun visie op het hele projectgebied hebben vastgelegd.
- 36 -
7.6. Watersportvisie Op weg naar het Blauwe Hart De visie Op weg naar het Blauwe Hart is niet bedoeld als inventarisatie of actualisatie van mogelijke knelpunten, maar geeft een samenvatting van voor de watersport relevant beleid in een met zorg afgebakend projectgebied. Het toeristisch aanbod in de jachthavens behorend tot dit projectgebied is geïnventariseerd, een verwachting voor de toekomst uitgesproken en het economisch belang van de sector is bepaald. Omdat de achterban van HISWA Vereniging de hele bedrijfstak waterrecreatie vertegenwoordigt, heeft HISWA Vereniging nog een aanvullend onderzoek uitgezet onder haar leden in het projectgebied. De resultaten van dit onderzoek worden o.a. verder behandeld in hoofdstuk 3.7. Middels een schema in hoofdstuk 2 is getracht enige orde aan te brengen in relevant beleid, visies en rapporten die over het Groene Hart zijn geschreven. Knelpunten in het gebied zijn de afgelopen jaren uitgebreid beschreven. Tot nu toe verloopt het oplossen van alle knelpunten maar moeizaam. De grote uitdaging voor betrokkenen is om knelpunten om te zetten in kansen. Saamhorigheid en samenwerking zijn noodzakelijk, om “zichtwerk” te kunnen leveren waar alle betrokkenen trots op zijn. Omdat dit proces de afgelopen jaren maar moeizaam is verlopen, trachten wij in hoofdstuk 8, Conclusies en aanbevelingen, een aanzet te geven tot een mogelijke organisatiestructuur.
- 37 -
8. Conclusies en aanbevelingen Zoals blijkt uit de hoofdstukken 1 en 7 zijn er enorm veel visies en rapporten over het Groene Hart verschenen. Beleidsmatig verandert er weinig meer. Kern is dat de recreatieve kwaliteit van het gebied kan worden verbeterd, mits men de nodige zorgvuldigheid in acht neemt ten opzichte van natuur- en milieuwaarden. Er is in de afgelopen jaren erg veel aandacht besteed aan het inventariseren van knelpunten. In het Actieplan Blauwe Netwerk, het Actieplan De Venen, het project Verbetering basistoervaartnet Gooi en Vechtstreek, de regiovisie Hollandse Plassen en de regiovisie Vecht- en Veenplassen staan meer dan genoeg ideeën die direct voor uitvoering in aanmerking zouden kunnen komen. Omdat er geen projectleider verantwoordelijk is voor het Blauwe Netwerk, of zo men wil het Blauwe Hart, ontbreekt overzicht, coördinatie en afstemming. Er zijn diverse financieringsbronnen (provincies, Investeringsprogramma Kwaliteitsimpuls, gemeenten, waterschappen, Stichting Recreatietoervaart Nederland, natuurbeheerders, recreatiebedrijven, Europese fondsen, etc.), maar die moeten wel geactiveerd worden. Behalve met de opdrachtgevers en leden van de Begeleidingsgroep, heeft Waterrecreatie Advies tijdens het opstellen van deze visie meerdere gesprekken gevoerd met talloze betrokkenen bij het gebied. Ieder is het erover eens dat het Blauwe Hart als project voor de watersport volop kansen biedt. Het Blauwe Hart is echter een “lastig gebied”, omdat het binnen 3 provincies valt. Er is gediscussieerd over de mogelijkheid alsnog een “aanjager” of “projectleider” aan te stellen conform het Actieplan Blauwe Netwerk. Tevens is gediscussieerd over het idee om het Blauwe Hart als project in Woerden onder te brengen bij het Bestuurlijk Platform Groene Hart. Beide ideeën zijn verlaten, omdat betrokken provincies ten aanzien van vergunningen, ruimtelijke mogelijkheden en (co-)financiering een centrale rol (moeten) spelen. Er is o.a. gekeken naar het Friese Merenproject, waar de provincie Friesland de komende 10 jaar € 318 miljoen wil investeren in vaarroutes, aanlegplaatsen, aquaducten en baggerprojecten. € 91 miljoen is inmiddels door de provincie en de ministeries van EZ en LNV toegezegd, € 144 miljoen is aangevraagd (ICES) en de resterende € 83 miljoen verwacht men van gemeenten, waterschappen en bedrijfsleven. Het Projectbureau is met 3 medewerkers ondergebracht bij de provincie en heeft een coördinerende en faciliterende taak. Ook is ze verantwoordelijk voor het zoeken naar extra financiering. Het Friese Merenproject omvat 12 trajecten (routes). Elke route heeft een eigen stuur- en werkgroep waarin betrokkenen samen aan een uitvoeringsplan werken. De provinciale stuurgroep stemt af en stelt vast. Een tweede constructie die is onderzocht is het project IIVR (Integrale Inrichting Veluwerandmeren). Hier heeft Rijkswaterstaat directie IJsselmeergebied als beheerder van het water, een coördinerende en faciliterende rol. In dit (oostelijk) deel van de Randmeren wordt de komende 10 jaar op basis van een convenant tussen rijk, provincies en gemeenten ca. € 40 miljoen geïnvesteerd in het oplossen van recreatieve knelpunten en natuurontwikkeling. Bij dit gebied zijn 3 provincies betrokken. Omdat de Randmeren een aaneengesloten gebied vormen, heeft men via een “open planproces” voor het hele gebied één inrichtingsplan gemaakt. Zowel de provincie Friesland als Rijkswaterstaat hebben bij aanvang van het project een aanmerkelijk bedrag aan geld beschikbaar gesteld om andere betrokkenen tot cofinanciering te verleiden. Projectvoorstellen worden in overleg met direct betrokkenen “bottum-up” bij de (faciliterende) initiatiefnemer ingediend. Medewerking vanuit het veld is gegarandeerd, omdat men weet dat er geld voor uitvoering beschikbaar is. Indien men gezamenlijk tot een maatschappelijk gedragen voorstel komt, blijkt in de praktijk de cofinanciering veelal oplosbaar te zijn. Gemeenten spelen daarbij een sleutelrol. Het is ontzettend belangrijk dat gemeenten zich de maatschappelijke voordelen realiseren. Dit is niet alleen het economisch belang van de sector en bijbehorende lokale directe en indirecte werkgelegenheid. Er wordt geïnvesteerd in de toeristische kwaliteit van een gebied waar men gezamenlijk met anderen verantwoordelijk voor is. De recreatieve kwaliteit van een gebied heeft een rechtstreekse relatie met het woongenot van de eigen inwoners. Mits enthousiast, kan de lokale middenstand van toerisme profiteren. Recreatie en toerisme betekenen financieel draagvlak voor extra winkel- en horecavoorzieningen, of het noodzakelijke draagvlak om voorzieningen in stand te houden.
- 38 -
8.1. Organisatiestructuur Provincies: Wij stellen voor om het project “Het Blauwe Hart” te introduceren en per provincie een projectcoördinator te benoemen met een faciliterende en coördinerende rol. De projectcoördinator fungeert als “aanjager” van projecten en heeft tevens als taak alternatieve financieringsmogelijkheden te onderzoeken. Voor uitvoering van het project “Het Blauwe Hart” dient per provincie een (aanmoedigings)budget beschikbaar te worden gesteld. Op korte termijn zal vervolgens een globale raming van de totaal te verwachten realisatiekosten moeten worden opgesteld. Deze begroting vormt de basis van een Plan van Aanpak. Aan de uitvoering van het project Het Blauwe Hart zal een termijn moeten worden gekoppeld. Voorgesteld wordt het project een doorlooptijd te geven van 10 jaar. Trajectgroepen: Knelpunten worden per provincie vertaald in een aantal regionale projecten of trajecten. Per traject wordt een trajectgroep in het leven geroepen, waarin de direct betrokkenen (provincie, gemeente(n), waterschap(pen), natuurbeheerders, recreatieorganisaties, etc.) zijn vertegenwoordigd. Initiatiefnemer hiertoe kan de provincie zijn, maar ook HISWA Vereniging en het KNWV als direct belanghebbenden. De trajectgroep wordt geacht concrete en uitgewerkte voorstellen in te dienen bij de provincie. Elke trajectgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De vertegenwoordiger in de trajectgroep moet zonodig vanuit de eigen organisatie ambtelijk worden ondersteund. Rekening dient te worden gehouden met bestaande structuren. Als een structuur goed functioneert, hoeft niet een nieuwe trajectgroep te worden opgericht. Beslissingsbevoegdheid: Op basis van de ingediende projectvoorstellen kan iedere provincie bepalen welk voorstel prioriteit krijgt qua uitvoering. Dit is mede afhankelijk van de mogelijkheden tot cofinanciering. Het Blauwe Hart: Het project het Blauwe Hart is provinciegrenzen overschrijdend. Projecten in de ene provincie kunnen een directe relatie hebben met projecten in een andere provincie. Trajectgroepen kunnen in een dergelijk geval tot overleg en samenwerking met andere Trajectgroepen “gedwongen” worden. Om te voorkomen dat uitvoering van het ene traject financieel wel haalbaar is en uitvoering van het samenhangend traject bij “de buren” niet, is afstemming op interprovinciaal niveau noodzakelijk. Voorgesteld wordt een Stuurgroep Blauwe Hart in te stellen, bestaande uit de 3 betrokken Gedeputeerden. Stichting Recreatietoervaart Nederland (SRN): Bijna alle projecten komen, mits goed omschreven, in aanmerking voor een subsidie vanuit de SRN. De SRN subsidieert jaarlijks projecten vanuit fondsen beschikbaar gesteld voor het oplossen van knelpunten in het recreatietoervaartnet (BRTN 2000). De SRN kan niet als projectleider fungeren, maar kan mogelijk voor de stuurgroep wel een coördinerende rol vervullen als toezichthouder, adviseur of secretaris. Omdat in de afgelopen jaren is gebleken, dat het oplossen van knelpunten in het Groene Hart uitermate complex is, zou een dergelijke functie voor de SRN bij uitzondering overwogen moeten worden. De SRN heeft belang bij het oplossen van knelpunten in het Blauwe Netwerk, evenals oog (en middelen) voor de kleine watersport. Als bij de SRN geen projectvoorstellen voor cofinanciering binnenkomen, zit er een probleem bij de provincies of bij de Trajectgroepen. Ook de rol van de SRN zou in tijd moeten worden begrensd (10 jaar). HISWA Vereniging en KNWV: HISWA Vereniging en het KNWV hebben gezamenlijk inmiddels een regiovisie opgesteld voor de Hollandse Plassen en de Vecht- en Veenplassen. Beide organisaties hebben direct belang bij het oplossen van de resterende knelpunten. Voorgesteld wordt derhalve om HISWA Vereniging en het KNWV een actieve rol te geven in zowel de adviesraad als in de trajectgroepen.
- 39 -
Organisatieschema (voorstel): Stuurgroep Het Blauwe Hart: Noord-Holland (Vz.) Zuid-Holland Utrecht
Adviesraad Stichting Recreatietoervaart Nederland (SRN) HISWA Vereniging - KNWV
Provincie Utrecht Projectcoördinator
Provincie Noord-Holland Projectcoördinator
Provincie Zuid-Holland Projectcoördinator
Trajectgroep A
Trajectgroep A
Trajectgroep A
Trajectgroep B
Trajectgroep B
Trajectgroep B
Trajectgroep C
Trajectgroep C
Trajectgroep C
Trajectgroep etc.
Trajectgroep etc.
Trajectgroep etc.
Op basis van het aantal ligplaatsen (53,7%) en het aantal passanten (83%) heeft Noord-Holland het grootste belang in het Blauwe Hart. Wij stellen daarom voor dat Noord-Holland de voorzittersrol in de Stuurgroep vervult. Voor provincies en overige subsidiegevers is een uitgewerkt plan van aanpak inclusief aanzet tot een financiële onderbouwing noodzakelijk. De Stuurgroep zou daarvoor opdracht kunnen geven. Publiciteit en promotie: Publiciteit rond het project is belangrijk. Daarbij kan worden gedacht aan een eenvoudige (strooi)folder voor watersporters en belangstellenden, evenals aan het periodiek verschijnen van een Nieuwsbrief. Het Blauwe Hart zou zich als toeristische (watersport)regio met een rijke cultuurhistorie kunnen profileren op beurzen als de HISWA in Amsterdam en Boot Düsseldorf in Duitsland. Het Utrechts- en Hollands Plassengebied is ongelofelijk veelzijdig. Het heeft als vaargebied een eigen karakter, dat duidelijk geprofileerd kan worden. 8.2. Initiatief Om wat geconcludeerd wordt in hoofdstuk 8.1 ook daadwerkelijk te realiseren, dienen HISWA Vereniging en het KNWV op korte termijn in overleg te treden met betrokken provincies. De presentatie van de watersportvisie Op weg naar het Blauwe Hart en de regiovisie Watersport in de Vecht- en Veenplassen vormt een uitgelezen mogelijkheid om een nieuw, kansrijk en noodzakelijk project te introduceren.
- 40 -
8.3. Tenslotte Zoals de opdrachtgevers aan het begin van deze opdracht stelden: “Er is ontzettend veel geschreven over het Groene Hart, we zien door de bomen het bos niet meer”. Wij hopen dat deze visie wat dat betreft duidelijkheid schept en dat de conclusies en aanbevelingen worden opgevolgd.
- 41 -
Bijlagen Bron vermelding afbeeldingen per pagina: 2. Kaart Groene Hart uit Groene Hart Nota 3. Landschap Groene Hart (Waterrecreatie Advies) 4. Rietcultuur Nieuwkoopse Plassen (Provincie Noord-Holland) 6. Jachthaven Kempers Princessepaviljoen (Waterrecreatie Advies) 8. Staande mastroute: hefbrug bij Alphen a/d Rijn (KNWV) 9. Kaart Utrechts recreatie toervaarwegennet (Provincie Utrecht) 11. Staande mastroute: kleine spoorbrug bij Gouda (KNWV) 12. Westeinderplassen, privéoevers (Jachthaven Stenhuis BV) 13. Doorvaart Westeinderplassen (Waterrecreatie Advies) Vecht ten zuiden van Maarssen (KNWV) 14. Vecht ingang Vinkeveen (Provincie Noord-Holland) 16. Sloep op de Vecht (KNWV) 17. Groene Hart Lyceum Alphen a/d Rijn, sportproject surfen bij surfclub Langeraar /Ter Aar (Waterrecreatie Advies) 18. Sportvisser (NVVS) Westeinderplassen (Jachthaven Stenhuis BV) 19. Druppel (Symbool deelname Bedrijfsinterne milieu- en Arbozorg BIM 2) 20. Vuilwaterpomp (HISWA Business Club Special November 2002) Baggerdepot Nieuwkoop (Veenstroom, informatieblad voor inwoners van de Venen van Stichting Ontwikkeling de Venen i.o.) 21. Jachthaven Plaszicht Nieuwkoop (Waterrecreatie Advies) 22. Jachthaven Plaszicht Nieuwkoop (Waterrecreatie Advies) 23. Magazine Stichting Aalsmeer Westeinderpromotie 25. Watersport Vereniging De Residentie – Westeinderplassen (KNWV) 29. Jachthaven Kempers (Magazine Stichting Aalsmeer Westeinderpromotie) 30. Warmond (Provincie Noord-Holland) 31. Aanlegplaatsen (Jachthaven Stenhuis BV) Nieuwe Hollandse Waterlinie (Nota Belvedère) 32. Stelling van Amsterdam (Provincie Noord-Holland) Brochure Varen in het Groene Hart (Bestuurlijk Platform Groene Hart ) 33. Goejanverwellesluis (Waterrecreatie Advies) 34. Wierickerschans (Provincie Noord-Holland) 35. Watersport in de Hollandse Plassen en Watersport in Vecht en Veenplassen (Regiovisies HISWA Vereniging en KNWV) 36. Strontrace bij Kagerplassen (Waterrecreatie Advies) 39. Brochure Varen door het Holland van Toen (Groene Hart, VVV, Geheim van Holland)
- 42 -
Literatuuroverzicht en noten 1
Met grote watersport wordt bedoeld pleziervaartuigen vanaf 7 meter Boeren, burgers en …buitenlui! Toeristisch-recreatieve product-markt strategie voor het Groene Hart, Marktplan Adviesgroep, 1997 3 In de Stuurgroep Groene Hart waren vertegenwoordigd de ministeries van VROM, LNV, V&W en de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht. In januari 1999 is het Eindrapport van de Stuurgroep gepubliceerd: nadere Uitwerking Vierde Nota, Plan van aanpak ROM-beleid Groene Hart. Dit rapport wordt “Groene Hart Nota” genoemd. De grenzen van het Groene Hart zijn in eerste instantie vastgelegd in de Structuurschets voor de landelijke en stedelijke gebieden in 1989. Deze grens is in de “Groene Hart Nota” bijgesteld conform de VINEX, deel 3 4 1992 5 In januari 1999 is het eindrapport van de stuurgroep gepubliceerd, de zogenaamde “Groene Hart Nota”. De stuurgroep heeft zichzelf inmiddels opgeheven. 6 Natuur voor mensen, mensen voor natuur, Nota Natuur, Bos en Landschap in de 21e eeuw. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, juli 2000 7 Landelijk plan voor tijdelijke aanleggelegenheden, in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en het ministerie van Economische Zaken, 1993 8 Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand 9 Artikel 6.3 en 6.4 van de Habitatrichtlijn, Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna 10 Nota Recreatie 2000+; Streekplan Zuid-Holland Oost (1995-2005); Streekplan Zuid-Holland West (1996-2005); Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004; Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland 1998 11 Streekplan voor het Gooi en de Vechtstreek 1998; Streekplan Amsterdam-Noordzeekanaalgebied ANZKG 1987 en het Streekplan Kennemerland, 1998 12 Streekplan provincie Utrecht, 1994; Beleidsplan Recreatie en Toerisme van de provincie Utrecht, 1994 13 Regiovisie Watersport in de Hollandse Plassen (1999) en Regiovisie Watersport in de Vecht- en Veenplassen (2002) 14 Blauwe Netwerk in het Groene Hart, Beleidskader Stuurgroep Blauwe Netwerk (1995). In de Stuurgroep Blauwe Netwerk zijn vertegenwoordigd de ministeries van VROM, LNV, V&W, EZ, de provincies Zuid-Holland, Utrecht, Noord-Holland, vertegenwoordigers van waterschappen en van (inter)gemeentelijke en regionale samenwerkingsverbanden. Dit rapport is opgesteld ter uitwerking van het stimuleringsproject Blauwe Netwerk van de Stuurgroep Groene Hart. In de projectgroep Blauwe Netwerk, ingesteld door de Stuurgroep Blauwe Netwerk, zaten naast overheden en organisaties die in de stuurgroep vertegenwoordigd zijn ook HISWA Vereniging, KNWV, ANWB, Kamers van Koophandel in het Groene Hart en Heidemij Advies BV 15 Door de Stuurgroep Groene Hart is de Stuurgroep De Venen ingesteld waarin zijn vertegenwoordigd de ministeries van LNV, VROM, V&W, de provincies Utrecht en Zuid-Holland, gemeenten, waterschappen, recreatieschappen, Vereniging Natuurmonumenten en de regionale landbouworganisaties. 16 Plan van aanpak de Venen, ROM – Groene Hart en Strategisch groenproject Vinkeveen/Nieuwkoop, “De Venen, gezond kloppend hart voor de Randstad”. Het plan van aanpak is in 1998 door de Stuurgroep De Venen vastgesteld. In 1999 hebben de ministeries van LNV, VROM, V&W, de provincies Utrecht, Zuid-Holland, Noord-Holland, de gemeenten Abcoude, Alpen aan de Rijn, Bodegraven, Breukelen, Harmelen, Liemeer, Nieuwkoop, Ouder-Amstel, De Ronde Venen, Ter Aar, Woerden, het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, het Hoogheemraadschap van Rijnland, het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, het Waterschap De Oude Rijnstromen, de GLTO, de WLTO, De Stichtse Milieufederatie, Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, de ANWB en HISWA Vereniging het Convenant de Venen ondertekend, waarin opgenomen een inspanningsverplichting om het plan te realiseren 17 In 2000 is door de projectgroep Recreatie, ingesteld naar aanleiding van het Plan van aanpak de Venen, een visie en actieplan opgesteld voor routestructuren voor wandelen, fietsen, kanovaren en schaatsen. 18 Beleidsplan Recreatie en Toerisme van de provincie Utrecht, 1994 19 Watersport in De Venen, Visie en Actieplan, Projectbureau De Venen 2001/2002. Het plan is opgesteld in opdracht van het projectbureau De Venen (ingesteld door de Stuurgroep De Venen). De begeleidingsgroep bestond uit de drie betrokken provincies, ANWB, projectbureau De Venen en het Groene Hartteam 2
- 43 -
20
Recreatie in de Venen: Transferpunten en Routes, Visie en Actieplan, 2000 De Stuurgroep Gebiedsperspectief voor de Vechtstreek onder voorzitterschap van de provincie Noord-Holland bestaat uit de ministeries van LNV, VROM, het Gewest Gooi en Vechtstreek, de WLTO, Vereniging Natuurmonumenten, gemeenten en het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. 22 Beleidsplan Recreatie en Toerisme van de provincie Utrecht, 1994 23 Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland, BRTN 2000 24 Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland, BRTN 2000 25 Eindrapport van de Stuurgroep Groene Hart, blz. 39 26 Regiovisie Watersport in de Hollandse Plassen, KNWV/HISWA 1999 27 Vaarroutes in het Groene Hart, uitgave van het Bestuurlijk Platform Groene Hart, m.m.v. de provincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht, ANWB, HISWA, KNWV, ZHBT, UBT en TRN 28 ANWB/VVV Watersport Wateralmanak deel 2, 2000 29 Vaarroutes in het Groene Hart, uitgave van het Bestuurlijk Platform Groene Hart, m.m.v. de provincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht, ANWB, HISWA, KNWV, ZHBT, UBT en TRN 30 ANWB/VVV Watersport Wateralmanak deel 2, 2000 31 Gebiedsgerichte aanpak (water)bodemproblematiek Nieuwkoopse Plassengebied, Oranjewoud 2001, in opdracht de provincie Zuid-Holland (afdeling Bodemsanering) 32 ANWB/VVV Watersport Wateralmanak deel 2, 2000 en Vaarroutes in het Groene Hart, uitgave van het Bestuurlijk Platform Groene Hart, m.m.v. de provincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht, ANWB, HISWA, KNWV, ZHBT, UBT en TRN 33 Watersport in de Venen, visie en actieplan, Projectbureau de Venen 2001/2002 34 ANWB/VVV Watersport Wateralmanak deel 2, 2000 35 Watersport in Midden-Nederland, KNWV 1990 36 ANWB/VVV Watersport Wateralmanak deel 2, 2000 37 Het recreatieschap is een samenwerkingsverband van de provincie Utrecht, De Ronde Venen, Abcoude en Amsterdam. Dit schap is tevens vaarwegbeheerder. De Ronde Venen bestaat sinds de gemeentelijke herindeling in 1989 uit de dorpen Mijdrecht, Wilnis, Vinkeveen, De Hoef, Amstelhoek en Waverveen 38 ANWB/VVV Watersport Wateralmanak deel 2, 2000 39 Beleidsplan Recreatie en Toerisme van de provincie Utrecht, 1994 40 een samenwerkingsverband van de provincie Utrecht, gemeente Loosdrecht, het Plassenschap Loosdrecht en omstreken, het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Gemeentewaterleidingen Amsterdam, Vereniging Natuurmonumenten, HISWA Vereniging en het KNWV 41 Regiovisie Vecht- en Veenplassen HISWA/KNWV, 2002 42 Het Plassenschap Loosdrecht e.o. is een recreatieschap waarin de provincie Utrecht en de gemeenten Loosdrecht, Loenen, Breukelen en Utrecht samenwerken 43 HISWA data 2000 44 De Nederlandse Watersportindustrie, economische betekenis en structuur, Stichting Nederland Maritiem Land, 1999 45 Waterrecreatie Advies, december 2001 45 Wat drijft de recreant, een verkenning naar waterrecreatie in Nederland, TRN maart 2002 46 Beleidsvisie Kleine Waterrecreatie in Nederland 2001-2020, onder auspiciën van het Watersportberaad, 2001 47 Een regio in balans, ontwikkelingsvisie Randmeren, Waterrecreatie Advies, 1999 48 “De Chartervaart in beweging”, Ontwikkelingen in de chartervaart 1980-2015, Waterrecreatie Advies, 1999 49 (Concept) Structuurschema Groene Ruimte 2, ministerie van LNV, 2001 50 De Nederlandse Watersport Industrie, economische betekenis en structuur, Stichting Nederland Maritiem Land, 1999 51 Samen meer IJsselmeer, visie recreatie en natuur, Waterrecreatie Advies, 2000 52 “Recreatietoervaart de moeite waard”, DLO-Staring Centrum, 1994 53 Ruimte voor watersport voortvarend veelzijdig. Een uitgave in 2000 van ANWB, HISWA Vereniging, KNWV en Toerisme Recreatie Nederland 54 Beleidsvisie Kleine Waterrecreatie in Nederland 2001-2020, onder auspiciën van het Watersportberaad, 2001 55 De Nederlandse Watersportindustrie, economische betekenis en structuur, Stichting Nederland Maritiem Land, 1999 21
- 44 -
56
Nieuwsbrief Advies en Kenniscentrum Waterbodems (AKWA) voor het project Basisdocument Tienjarenscenario Waterbodems van het ministerie van VROM, V&W, Unie van Waterschappen, Interprovinciaal Overleg en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 12 maart 2002 57 Bagger in zicht, een kwantitatief onderzoek naar de baggerproblematiek in de Hollandse Plassen. HISWA Vereniging en KNWV, 2000 58 Kerncijfers Toerisme, logiesaccommodaties en jachthavens, provincie Noord-Holland, 2002 59 De Nederlandse Watersportindustrie, Stichting Nederland Maritiem Land, 1999 60 Ontwikkeling watersport IJsselmeergebied, Waterrecreatie Advies, 2001 61 Noord-Holland Maritiem, Economische Visie Staande Mastroute(s), Procensus, oktober 2001 62 ProCensus/Policy Research Corporation N.V. Inschatting economische effecten uitbouw staande mastroute(s). Augustus 2001 63 Watersport in de Venen, visie en actieplan, Projectbureau de Venen 2001/2002 64 De Ronde Venen, Vinkeveense Plassen, VVV-gids 65 Nota Belvedere, Bijlage, gebieden, 1999 66 Nota Natuur voor Mensen, mensen voor natuur, Ministerie van LNV, juli 2000 67 Varen door het Hart van Holland, Toerisme & Recreatie AVN, 1999 68 Varen in het Groene Hart, Bestuurlijk Platform Groene Hart, m.m.v. de provincies Noord- en ZuidHolland, Utrecht, ANWB, HISWA, KNWV, ZHBT, UBT en TRN, 2000 69 Boeren, burgers en … buitenlui!, Marktplan Adviesgroep, maart 1997 70 Noord-Holland Maritiem/Staande mastroutes, provincie Noord-Holland, 2001
- 45 -