DEEL SANITAIR
Op weg naar een betere toegankelijkheid Een overzicht van een aantal uitvoeringsvarianten en hun bouwtechnische aandachtspunten
Sda
Draft
2-Jun-15
1. INHOUDSOPGAVE: 2.
Voorwoord ...................................................................................................................................... 3
3.
Doelstellingen document................................................................................................................. 5
4.
Terminologie en gebruikte symbolen.............................................................................................. 6
5.
Regelgeving, Normering & Literatuur ............................................................................................ 8 5.1.
6.
Regelgeving ............................................................................................................................ 8
5.1.1.
België .............................................................................................................................. 8
5.1.2.
Buitenland ....................................................................................................................... 9
5.2.
Normering ............................................................................................................................... 9
5.3.
Literatuur............................................................................................................................... 10
Sanitair .......................................................................................................................................... 11 6.1.
Het toilet................................................................................................................................ 13
6.1.1.
Fiche 01 – Toegankelijk toilet met wastafel ................................................................. 14
6.1.2.
Fiche 02 – ‘Toegankelijk toilet’ zonder wastafel .......................................................... 19
6.1.3.
Fiche 03 – Changing Place Facilities ............................................................................ 23
6.1.4.
Fiche 04 – Toilet, (semi-)ambulante gebruiker ............................................................. 25
6.1.5.
Fiche 05 – Aanpasbare toiletruimte .............................................................................. 27
6.1.6.
Fiche 06 – ‘Rolstoelbezoekbaar toilet’ ......................................................................... 31
6.1.7.
Fiche 07 – Hoogte toilet ................................................................................................ 34
6.1.8.
Fiche 08 – Lengte toilet ................................................................................................ 37
6.1.9.
Fiche 09 – De wastafel .................................................................................................. 40
6.1.10.
Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires........................................................................ 44
6.1.11.
Fiche 11 – Verlichting en contrast ................................................................................ 50
6.2.
De douche ............................................................................................................................. 53
6.2.1.
Fiche 12 - De doucheruimte .......................................................................................... 54
6.2.2.
Fiche 13 - De douchevloer ............................................................................................ 56
6.2.3.
Fiche 14 - Doucheafvoer ............................................................................................... 63
6.2.4.
Fiche 15 - Douchewanden............................................................................................. 67
6.2.5.
Fiche 16 - Verschillende hulpmiddelen en accessoires ................................................. 71
6.2.6.
Fiche 17 - Elektriciteit, verlichting & contrasten .......................................................... 75
7.
Vloeren en buitenverharding:........................................................................................................ 78
8.
Schrijnwerk ................................................................................................................................... 78
9.
Bibliografie ................................................................................................................................... 78
5/26/2014
1
SDA-DRAFT
5/26/2014
2
SDA-DRAFT
2. VOORWOORD Thema’s als toegankelijkheid en Universal Design krijgen meer en meer aandacht bij de realisatie van bouwprojecten. Personen met een beperking in de breedste zin van het woord willen maximaal kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven en dan is een toegankelijk gebouwde omgeving één van de randvoorwaarden. De aandacht die toegankelijke gebouwen krijgen situeert zich op verschillende niveaus, gaande van nieuwe regelgeving, aandacht voor het onderwerp bij het uitwerken van normen, productontwikkeling, innovatie, evaluatiesoftware,… Het aanbod aan publicaties en richtlijnen is erg groot, zo zijn bijvoorbeeld de normbepalingen van de regelgevingen in de verschillende Gewesten niet uniform. Door even over de grens te kijken leren we wat in de ons omringende landen als norm of regelgeving wordt aangehouden. Landen als de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk hebben een sterke traditie op gebied van toegankelijk bouwen en de regelgeving wordt er vaak sterker onderbouwd met onderzoeksactiviteiten, testopstellingen of bevraging van eindgebruikers. Bovendien is deze informatie vaak gewoon publiek beschikbaar, waardoor men de pro’s en contra’s van bepaalde eisen kan evalueren. Regelgeving is immers één zaak. Wanneer men in moeilijke omstandigheden (bijvoorbeeld renovatie) een maximale toegankelijkheid wil garanderen, of wanneer men wil innoveren vernieuwende oplossingen op de markt wil brengen, dan is achtergrondkennis essentieel. bouwheer, producent, ontwerper of uitvoerende aannemer heeft vaak geen/beperkt zicht op achtergrondkennis of het waarom van bepaalde voorschriften.
bij en De de
In dit document komt ook de woningbouw aan bod. De principes van levenslang wonen en aanpasbaarheid stellen enkele technische uitdagingen die in onderstaande fiches ook hun oplossing kunnen vinden. Individuele woningaanpassing en oplossingen op maat worden hier niet behandeld, de individuele woningaanpassing gebeurt meestal na adviesverlening door een ergotherapeut. Ook de specifieke uitdagingen verbonden aan zorgverlening (ruimtebehoefte zorgverlening, mogelijke hulpmiddelen zoals tillift) komen hier niet aan bod. Dit document wil en kan niet zo ver gaan om voor alle situaties een antwoord te bieden. Het mag hopelijk wel een bron van inspiratie zijn bij de realisatie van een betere toegankelijkheid, een stap in de richting van een grotere uniformiteit bij de eisen/ criteria en een brug slaan tussen de toegankelijkheidssector en de bouwsector. Voor de uitwerking van dit document werden een aantal werkgroepen samengesteld, waar de inhoud werd besproken: Samenstelling van de werkgroep ‘Toegankelijkheid van sanitair’: Bart Bleys (WTCB), Mieke Broeders (Enter), Stefan Danschutter (WTCB), Jan Desmyter (WTCB), Raf Geudens (Aquaconcept), Danny Neyens (Bureau voor architectuur en planning), Kathleen Polders (Enter), Jan Staes (Geberit), Hubert Talier (Aquaconcept), Philippe Van Houcke (Villeroy & Boch Bath & Wellness), Tinne Vangheel (WTCB), Julie Vanhalewyn (CAWaB/Plain-pied) en Hugo Vankeymeulen (Gyproc Saint-Gobain Construction Products)
Samenstelling van de werkgroep ‘Toegankelijkheid van vloeren en buitenverhardingen’: Karolien Baldewijns (TMK), Anneleen Bergiers (OCW), Mieke Broeders (Enter), Stefan Danschutter (WTCB), Jan Desmyter (WTCB), Marie-Madeleine Mennens (M3 Architects – Mennens MM), Kathleen Polders (Enter), Tinne Vangheel (WTCB), Julie Vanhalewyn (CAWaB/Plain-pied), Joeri Verellen (TMK), Tom Verstaen (Karweidienst Verstaen), Lieve Vijverman (FEBE), Ann Volckaert (OCW) en Lisa Wastiels (WTCB)
5/26/2014
3
SDA-DRAFT
Samenstelling van de werkgroep ‘Toegankelijkheid van schrijnwerk’ TC Binnenschrijnwerk De verdere samenstelling van deze werkgroep zal bepaald worden door de laatste vergadering (mei/juni 2015)
5/26/2014
4
SDA-DRAFT
3. DOELSTELLINGEN DOCUMENT Dit document moet resulteren in een WTCB-rapport. Dit betekent dat het gaat over een publicatie die meer fundamentele informatie over een bepaald domein uit de bouwsector verzamelt en kritisch evalueert. Voor dit document is het centrale domein ‘toegankelijkheid van gebouwen’ en ‘levenslang wonen’, met aandacht voor de onderwerpen sanitair, vloeren & buitenverhardingen en schrijnwerk. Op basis van deze opdeling zijn er drie hoofdstukken, waarbij de doelstellingen per hoofdstuk werden aangepast aan het onderwerp en de beschikbare informatie. Ieder hoofdstuk is opgebouwd uit fiches die telkens dezelfde structuur hebben. De fiches zijn in hun geheel te lezen aangezien er ook oplossingen worden vermeld die kritisch geëvalueerd worden. Hieronder een korte omschrijving met de doelstellingen van de drie afzonderlijke hoofdstukken:
Hoofdstuk 6 – Sanitair: Dit hoofdstuk bespreekt sanitair, met aandacht voor het toilet en de inloopdouche. Er worden een aantal uitvoeringsvarianten overlopen, met aandacht voor de verschillende deelaspecten en de uitvoering door verschillende beroepstakken. Er wordt ook nagegaan hoe er een link kan worden gelegd met de databank Techcom, de databank bouwproducten van het WTCB. Hoofdstuk 7 – Vloeren en buitenverhardingen: Er bestaan verschillende documenten (onder de vorm van gidsen en richtlijnen), die een uitspraak doen over materialen die men kan gebruiken voor de realisatie van een toegankelijk pad, een wegverharding of een vloer. Meestal resulteert dit in lijsten van materialen of samenstellingen die men kan gebruiken voor de realisatie hiervan. Herhaling wordt vermeden door dieper in te zoomen op testprocedures en beoordelingscriteria die toelaten om materiaalonafhankelijke beoordelingen uit te voeren. Bestaande testprocedures en proefopstellingen worden besproken en de ervaringen opnieuw gebundeld in fiches. Hoofdstuk 8 – Schrijnwerk: Dit hoofdstuk bespreekt schrijnwerk, met aandacht voor ramen, deuren en trappen. Er wordt aandacht besteed aan de toegankelijkheid, maar tegelijk worden ook de andere bouwtechnische eisen niet uit het oog verloren. Mogelijke alternatieve oplossingen voor ‘moeilijke situaties’ worden in kaart gebracht. Ook in dit hoofdstuk wordt nagegaan hoe er een link kan gelegd worden met de databank Techcom, de databank bouwproducten van het WTCB.
5/26/2014
5
SDA-DRAFT
4. TERMINOLOGIE EN GEBRUIKTE SYMBOLEN Integrale toegankelijkheid
Integrale toegankelijkheid betekent dat gebouwen, omgeving en dienstverlening bereikbaar, betreedbaar en bruikbaar moeten zijn voor iedereen. Iedereen moet deze bovendien op een onafhankelijke en gelijkwaardige manier kunnen gebruiken. Verschillende behoeften van mensen worden zo op een vanzelfsprekende wijze geïntegreerd in voorzieningen die bruikbaar zijn voor iedereen [Definitie ‘Enter vzw’] Universal Design An approach to design that incorporates products as well as building features which, to the greatest extent possible, can be used by everyone. [Definitie ‘Ron Mace’]. Andere termen die men ook vaak terugvindt zijn ‘design for all’ of ‘inclusive design’ Meegroeiwonen Meegroeiwonen is een duurzame, lange termijnvisie op wonen en bouwen. Het biedt zowel antwoorden op demografische evoluties als op de veranderende noden en wensen van het individuele leven. Het heeft zowel betrekking op de individuele wooneenheid als op het wijk- en buurtniveau en het gemeentelijk/stedelijk weefsel [Definitie ‘Ontwerpgids Meegroeiwonen’] Aanpasbaarheid Aanpasbaar bouwen is een manier van ontwerpen en bouwen waarbij nieuwe woningen en appartementen eenvoudig en tegen lage kosten kunnen worden aangepast in functie van de veranderende noden van de bewoners. Aanpasbaar bouwen maakt dat aanpassingen vlotter kunnen gebeuren, maar biedt geen garantie voor een individuele situatie, in bepaalde gevallen moet gekozen worden voor aangepast bouwen. Levenslang wonen Aangepast bouwen Aangepast bouwen betekent bouwen voor personen met een specifieke handicap, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt. Antropometrie Antropometrie is toegepaste antropologie. Het woord betekent letterlijk ‘het meten van mensen’ en houdt zich bezig met het vaststellen van afmetingen en verhoudingen van het menselijk lichaam. Antropometrie speelt een belangrijke rol in industrieel ontwerpen, ergonomie en architectuur, waar de statistische data over de verdeling van de lichaamsmaten gebruikt worden om een product, werkpost of ruimte te optimaliseren. Ergonomie Ergonomie is de professionele discipline die borgt dat systemen, taken en functies, producten, machines, userinterfaces en de omgeving zodanig ontworpen zijn dat deze afgestemd zijn op de fysieke en mentale vermogens en vaardigheden van de mensen (Def.: Handboek Ergonomie/Arbo) Reflectiecoëfficiënt/LRV: NBN L 13-001 (2.7.1) (Resulterende) reflectiefactor (van een lichaam): Verhouding tussen de totale door dit lichaam teruggekaatste lichtstroom en de totale invallende lichtstroom (symbool: ) BS 8493 (Light Reflectance Value – LRV): Proportion of visible light reflected by a surface, weighted for the sensitivity to light of the human eye. Note: This is equivalent to CIE Tristimulus value Y10 when viewed under illuminant D65 and when measured with the appropriate specimen and measurement geometry. Kleurverschil: Het kleurverschil wordt uitgedrukt in E en het is een maat voor de afstand tussen twee kleuren. Deze waarde is in oorsprong gebaseerd op 5/26/2014
6
SDA-DRAFT
een berekening in de L*a*b*-kleurruimte of CIELAB-ruimte (1976), waarbij het kleurverschil wordt uitgedrukt als: E = √(𝐿1 − 𝐿2 )2 + (𝑎1 − 𝑎2 )2 + (𝑏1 − 𝑏2 )2 Intussen is deze formule verder geëvolueerd en verbeterd, zodat de bekomen waarde beter aansluit bij het werkelijk waargenomen kleurverschil en dit voor de volledige kleurruimte: → CIE 1994 – formule → CIE 2001 - formule Vlakheid: De vlakheid van een vloer wordt bepaald door de afwijkingen van het oppervlak van die vloer in plus of in min ten opzicht van een bepaald ‘referentievlak’ – theoretisch het peil van die vloer. Om de vlakheid van een vloer praktisch te kunnen meten wordt gebruik gemaakt van een lat die men op de vloer plaatst (Error! Reference source not found.). De keuze van de tolerantie op de vlakheid van de vloer is functie van de gekozen vloerbedekking, het gebruik ervan en het gewenste uitzicht. Niveauverschil Het niveauverschil is het maximum toegelaten hoogteverschil tussen twee aangrenzende vloer- of straatelementen. Textuur: De textuur van een wegdek kan omschreven worden als de afwijking van het wegdek ten opzichte van het perfecte vlak, een ander woord is de ruwheid. Men maakt een onderscheid tussen microstextuur (0,5 mm), macrostextuur (0,5 – 50 mm), megatextuur (50 – 500 mm) en oneffenheden (> 500 mm). Stabiliteit De stabiliteit van een ondergrond wordt bepaald door de mate waarin hij weerstand biedt aan vervormingen ten gevolge van schuifspanningen of drukspanningen. Stroefheid/Slipweerstand De stroefheid wordt gedefinieerd als de wrijvingsweerstand bij contact tussen een voet of een band en het weg- of vloeroppervlak. De wrijvingsweerstand bij lage snelheden (voetgangers, rolstoelgebruikers) wordt vooral bepaald door de microstructuur van het oppervlak (zie textuur). Het tegenovergestelde van een stroef oppervlak is een glad oppervlak, een oppervlak dient dus een voldoende slipweerstand te bezitten. Rolweerstand De rolweerstand is de weerstand die een wiel ondervindt wanneer het wordt voortbewogen over een bepaald oppervlak. Geleidelijn Met een geleidelijn wordt een speciaal voor de geleiding van blinden en slechtzienden aangebracht kunstmatig element bedoeldt, dat als oriëntatiepunt of als ononderbroken geleiding bij het lopen kan gebruikt worden. Gidslijn Met een gidslijn wordt een natuurlijk in de ruimte aanwezig element bedoeld dat, hoewel niet specifiek met dit doel aangebracht, kan gebruikt worden als oriëntatiepunt of als ononderbroken geleiding bij het lopen. TABEL 1: GEHANTEERDE TERMINOLOGIE
5/26/2014
7
SDA-DRAFT
5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten documenten waarmee rekening werd gehouden in onderstaande fiches. Het betracht geen volledigheid, maar wel een referentiekader waarnaar kan verwezen worden.
5.1. REGELGEVING 5.1.1.
BELGIË
De regelgeving op gebied van toegankelijkheid van gebouwen is in België een bevoegdheid van de Gewesten, zowel het toepassingsgebied als de normbepalingen zullen dus enigszins verschillend zijn in het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vlaanderen: In Vlaanderen is er het Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid van gebouwen (BVR 05/06/2009 - BS 02/09/2009), dit besluit is sinds 01/03/2010 van kracht en heeft intussen reeds een aantal aanpassing ondergaan (BVR 18/02/2011 – BS 21/03/2011). Deze stedenbouwkundige verordening valt onder het decreet Ruimtelijke Ordening, wat betekent dat de controle plaatsvindt bij het aanvragen van een Stedenbouwkundige Vergunning. Enkel de op plan afleesbare elementen maken dus onderdeel uit van de normbepalingen opgenomen in de verordening. Uiteraard vereist een integraal toegankelijke gebouwde omgeving veel meer dan de op plan afleesbare elementen, denken we maar aan het gebruik van contrasten, het plaatsen van beugels,… Hulpmiddelen worden ter beschikking gesteld onder de vorm van een online handboek, een checklist en een website: http://www.toegankelijkgebouw.be (01/01/2015) Brussel: In Brussel is er het Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BBHG 21/112006 – BS 19/12/2006) tot goedkeuring van de Titels I tot VIII van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, van toepassing op het volledige grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Besluit is opgedeeld in 8 titels waarbij specifiek voor toegankelijkheid vooral de titels IV & VII relevant zijn.
Titel IV: Toegankelijkheid van gebouwen voor personen met beperkte mobiliteit Titel VII: De wegen, de toegangen ertoe en de naaste omgeving ervan
Deze stedenbouwkundige verordening valt onder het Brussels Wetboek Ruimtelijk Ordening en ook hier is het dus bij aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning dat de nodige controles worden uitgevoerd, wat in Titel IV van de verordening is terug te vinden is wel niet beperkt tot de op plan afleesbare elementen. Meer informatie over de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening: http://www.gsv.irisnet.be Wallonië: In Wallonië is er de Code Wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme, du patrimoine et de l’énergie waarin net als de andere Gewesten voorschriften zijn terug te vinden voor de toegankelijkheid van gebouwen. Artikel 414 van het CWATUPE beschrijft het toepassingsdomein, welke types gebouwen dus moeten voldoen aan de normbepalingen die beschreven zijn in artikel 415. 5/26/2014
8
SDA-DRAFT
Net als in de andere gewesten gebeurt de controle bij aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning. De normbepalingen die zijn terug te vinden in artikel 415 van het CWATUPE, zijn niet beperkt tot de plan afleesbare elementen. Meer informatie over de artikels 414 & 415 van de CWATUPE: http://mrw.wallonie.be/dgatlp/dgatlp/Pages/DGATLP/PagesDG/CWATUP/GEDactualise/GED/gedLi steArbo.asp
Comment [SDA1]: In herziening, dus bij publicatie vermoedelijk aan te passen
5.1.2.
Comment [SDA2]: Al niet meer zo recent – update nodig?
BUITENLAND
Ook in de ons omringende landen bestaat er regelgeving, hieronder een overzicht van de landen die tevens beschikken over een normering en dus mogen beschouwd worden als het meest vooruitstrevend op gebied van toegankelijk bouwen. Land Verenigd Koninkrijk Nederland Duitsland Frankrijk
Spanje Verenigde Staten Denemarken Oostenrijk
Regelgeving Building Regulations – Part M: Access to and use of buildings Nederlandse Bouwbesluit – Afdeling 4.4: Bereikbaarheid en toegankelijkheid nieuwbouw De regelgeving wordt bepaald door de verschillende Länder Code de la construction et de l’habitation Partie législative: articles L 111-7 à L 111-8-4 Partie réglementaire: articles R 111-18 à R 111-19-30 CTE – Código Técnico de la edification Seguridad de Utilización y Accesibilidad Americans with Disability Act (ADA) ADA Standards Building Regulations – Design, layout and fitting out of buildings 3.2 Access/Accessibility De regelgeving wordt bepaald door de verschillende Länder
TABEL 2: OVERZICHT VAN REGELGEVING IN EEN AANTAL LANDEN
5.2. NORMERING Naast regelgeving wordt er ook binnen normering gezocht naar manieren om thema’s als toegankelijkheid en maximale bruikbaarheid van producten (Universal Design) te integreren in het normalisatieproces. Onder ‘normen’ verstaan we niet hetzelfde als ‘normbepalingen’. Verschillende van de hierboven opgesomde regelgevingen bevatten normbepalingen, maar zijn geen normen. In België worden normen uitgegeven door het Belgisch Instituut voor Normalisatie. In principe zijn normen niet bindend, niettemin worden de gehomologeerde of geregistreerde Belgische normen juridisch beschouwd als de regels van de kunst of de goede praktijk. België heeft, net als de meeste landen uit de Europese Unie, geen norm voor de toegankelijkheid van gebouwen. Internationaal is er sinds 2011 de norm ISO 21542[1] ‘Building construction – accessibility and usability of the built environment’. Hoewel deze normen internationaal werd opgesteld zijn er slechts weinig landen die deze ook effectief hebben overgenomen. Binnen de Europese Unie zijn er zeven landen die een eigen normalisatie voor de toegankelijkheid van gebouwen hebben uitgewerkt. Een aantal landen hebben zelfs verschillende normen, die verschillende deelaspecten behandelen. Hieronder een overzicht van de belangrijkste normen:
5/26/2014
9
SDA-DRAFT
Land Verenigd Koninkrijk[2] Nederland[3] Duitsland[4] Frankrijk[5] Spanje[6] Verenigde Staten[7] Denemarken[8] Oostenrijk[9]
Norm (ter illustratie – niet limitatief) BS 8300: Design of buildings and their approaches to meet the needs of disabled people – code of practice NEN 1814: Toegankelijkheid van buitenruimten, gebouwen en woningen DIN 18040-1: Barrierefreies Bauen – Planungsgrundlagen – Teil 1: Öffentlich zugängliche Gebaüde BP P96-102: Accessibilité aux personnes handicapées – Guide de bonnes pratiques sur la gouvernance de la chaîne de l’accessibilité d’un bâtiment et de ses abords UNE 41500: Accesibilidad en la edificación y el urbanismo Criterios generals de diseño ICC A117.1: Accessible and usable buildings and facilities DS 3028: Accessibility Standard Önorm B1600: Building without barriers – design principles
TABEL 3: OVERZICHT VAN EEN AANTAL NORMEN
Ook op Europees niveau zijn er een aantal initiatieven die de toegankelijkheid van de bebouwde omgeving moeten verbeteren. In de fundamentele eisen van de Bouwproductenverordening wordt, in tegenstelling tot vroeger, de toegankelijkheid van gebouwen voor personen met beperkingen uitdrukkelijk vermeld. Deze BPV is de opvolger van de BPR (Bouwproductenrichtlijn). De wijze waarop deze nieuwe vereiste de volgende jaren zal geïntegreerd worden in het Europese normalisatieproces is vooralsnog niet bekend. Verder werd reeds in 2001 onder mandaat M/238 van de Europese Commissie de CEN/CENELEC Guide 6 uitgewerkt: ‘Guidelines for standard developers to adress the needs of older persons and persons with disabilities’. De impact van dit document bleef evenwel beperkt, zowel de moeilijke implementatie in productnormen als het niet verplichtend karakter ervan hebben hierin ongetwijfeld meegespeeld. In 2014 is er een nieuwe draftversie van dit document verschenen.
5.3. LITERATUUR De literatuurstudie voor dit rapport was zeer uitgebreid evenals de aard der documenten. In grote lijnen wordt naar volgende types documenten verwezen:
Publicaties die gebaseerd zijn op hetzij ervaring van de auteur, hetzij bevraging van eindgebruikers Publicaties die gebaseerd zijn op biomechanische, antropometrisch of ergonomische studies, veelal gekoppeld aan het uitvoeren van bepaalde handelingen of acties. Het toepassingsdomein is meestal beperkt tot de omschreven handeling of actie, extrapolatie naar andere situaties moet met de nodige omzichtigheid gebeuren. Publicaties die een vergelijking opzetten van bestaand onderzoek en normen. Vergelijkbaar met de doelstellingen van dit document Publicaties die relevante technische informatie bevatten: Technische Voorlichtingsnota’s, normen, Technische Specificaties,…
Binnen de literatuurstudie is er in het bijzonder aandacht besteed aan publicaties die verschenen zijn in België en de verschillende actoren die actief zijn op het gebied van toegankelijk bouwen. In de verschillende fiches wordt verwezen naar de documenten en een literatuurlijst is toegevoegd op het einde van dit document. 5/26/2014
10
SDA-DRAFT
6. SANITAIR Het voorzien van toegankelijk sanitair is een basisvereiste die de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van personen met een beperking, in de breedste zin van het woord, kan verbeteren. De wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt in haar gids voor de ontwikkeling van ‘global age-friendley cities’: “The availability of clean, conveniently located, well-signed, handicapaccessible toilets is generally regarded as an important age-friendly feature of the built environment.” De uitvoering van toegankelijk sanitair is ongetwijfeld één van de meer complexe onderdelen bij de realisatie van een toegankelijk bouwproject. De regelgeving toegankelijkheid in de drie Gewesten bevat voorschriften voor de realisatie van toegankelijk sanitair in publiek toegankelijke gebouwen. Deze eisen werden mee opgenomen in onderstaande paragraaf, waar toepasselijk. De regelgeving voor toegankelijkheid van gebouwen biedt jammer genoeg geen garanties om te komen tot een ‘integrale toegankelijkheid’. Hulpmiddelen zoals het ‘Vlaams Handboek Toegankelijkheid’ of de ‘Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible’ bieden op dat ogenblik bijkomende informatie zodat niet enkel de op plan afleesbare elementen aan bod komen, maar alle uitvoeringsaspecten van een goed toegankelijk sanitair, gaande van kleurcontrasten tot de positie van de WC-rolhouder en de spoelknop. Toch valt het op dat zowel de maatvoering als de keuze van ‘kritische maten’ verschilt in functie van het geraadpleegde document. Dergelijke variatie is voor een stuk te verklaren door de grote groep van eindgebruikers met een beperking, die allemaal bijzondere eisen stellen (voorbeeld: slechtziende met een blindengeleidehond versus rolstoelgebruiker met een zware handicap). Anderzijds bemoeilijkt een grote variatie in maatvoering de correcte uitvoering op de bouwplaats en kan bovendien de vraag gesteld worden of iedere maat wel even ‘essentieel’ is voor een goede toegankelijkheid. Het definiëren van een standaard is dus relevant, maar misschien nog relevanter is de achtergrondkennis, de testen en bevragingen die de aanleiding hebben gegeven om voor een bepaalde oplossing te kiezen. Onderstaand hoofdstuk is opgedeeld in twee delen, enerzijds de toiletruimte (inclusief wastafel) en anderzijds de doucheruimte. Beide komen frequent terug in de documenten waarnaar verwezen wordt. Voor de toiletruimte wordt gestart met een aantal basisvarianten van typische toiletruimtes. Deze eerste 6 fiches zijn het resultaat van een uitgebreide screening van normen en regelgeving, het zijn uiteraard niet de enige oplossingen, maar ze zijn wel fundamenteel verschillend naar gebruikersprofiel. Alternatieven worden voor een deel besproken in de fiches. Vervolgens wordt telkens één deelaspect van een toegankelijke toilet- of doucheruimte meer in detail bekeken. De literatuur werd geraadpleegd om bepaalde standpunten te onderbouwen of te becommentariëren. Om de zaken overzichtelijk te houden werd besloten om de informatie beschikbaar te stellen aan de hand van fiches. Telkens wordt per fiche volgende informatie weergegeven: Bron Verwerking bron naar beroepstakken Rechtstreeks gebaseerd Bemerkingen vanuit op de bron Vlaams Netwerk Toegankelijk Bouwen
5/26/2014
1. 2. 3. 4. 5. 6.
De Bron Een figuur Het toepassingsgebied De eisen die gesteld worden aan de uitvoering Opmerkingen inzake toegankelijkheid (op basis van literatuur & bespreking) Opmerkingen inzake de uitvoering (op basis van literatuur & bespreking)
11
SDA-DRAFT
De punten 1 tot 4 komen overeen met wat in de oorspronkelijke documenten is terug te vinden, al dan niet in een figuur of in de beschrijvende tekst bij de verschillende opstellingen. De punten 5 en 6 zijn opmerkingen hetzij vanuit toegankelijkheid, hetzij vanuit een specifiek uitvoeringsaspect. Ook deze opmerkingen zijn in de meeste gevallen gebaseerd op studies, normen, technische voorlichtingsnota’s of regels van goede praktijk. Bij bepaalde afbeeldingen staat een oranje vierkant. De oplossing die hier is weergegeven is slechts een voorbeeld, het is de bedoeling om op termijn een overzicht te creëren in de databank met bouwproducten van het WTCB (Techcom). Hierbij zal maximale complementariteit worden nagestreefd met de databanken van hulpmiddelen (Vlibank, Eastin,…) bepaalde oplossingen bevinden zich immers op het grensvlak Assistieve Technologie/Bouwproduct.
5/26/2014
12
SDA-DRAFT
6.1. HET TOILET Het hoofdstuk toilet bestaat uit 11 fiches. De eerste 6 fiches verschillen van de overige in dit document. Ze geven een beschrijving van enkele ‘typische’ toiletopstellingen, de maatvoering hiervan en de verschillende elementen die in dergelijke toiletruimte aanwezig zijn. De opmerkingen inzake toegankelijkheid en uitvoering focussen dan ook op deze algemene planconcepten, zonder in te gaan op specifieke punten zoals de uitvoering van het toilet, de beugel of de wastafel. Deze worden besproken in de fiches 07 tot 11. Fiches 01 tot 06 – Een overzicht van typische toiletruimtes Fiche 07 & 08 – De toiletpot Fiche 09 – De wastafel Fiche 10 – Verschillende hulpmiddelen & accessoires Fiche 11 – Verlichting en contrast
5/26/2014
13
SDA-DRAFT
6.1.1.
FICHE 01 – TOEGANKELIJK TOILET MET WASTAFEL
6.1.1.1.
B RON
ISO 21542 – Building construction, accessibility and usability of the built environment[1] BS 8300 – Design of buildings and their approaches, to meet the needs of disabled people – code of practice[2] Vlaamse verordening toegankelijkheid + Vlaams Handboek Toegankelijkheid[10] Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible[11]
6.1.1.2.
F IGUUR
FIGURE 1: NAAR BRON [10] FIGUUR LINKS: STAAND TOILET + VOLLEDIG ONDERRIJDBARE WASTAFEL FIGUUR RECHTS: HANGTOILET + ONDERRIJDBARE WASTAFEL
6.1.1.3.
T OEPASSINGSGEBIED
FIGURE 3: NAAR BRON [1] & FIGURE 2: NAAR BRON [11] [2], TOEGANKELIJK TOILET MET HANDWASTAFEL
VOLGENS DE BRON :
Toegankelijk toilet – publieke gebouwen
6.1.1.4.
U ITVOERING T OILETRUIMTE :
Algemeen: Het gaat hier ‘toegankelijke’ toiletten met een wastafel binnen de toiletruimte. Ruwbouw:
[10] De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 165 x 220 cm (voor alternatieven – zie opmerkingen inzake toegankelijkheid) Voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van toilet, beugels en wastafel Een draairuimte met minimale Ø 150 cm moet mogelijk zijn (deze mag overlappen met de ruimte onder de aangepaste wastafel – zie Figure 1) De deuropening situeert zich recht tegenover de toiletpot [1] & [2] De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 170/220 cm [1], ≥ 150/220 cm [2] Voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van toilet, beugels en wastafel
5/26/2014
14
SDA-DRAFT
De deuropening situeert zich recht tegenover de vrije opstelruimte naast de toiletpot Een draairuimte met minimale Ø 150 cm moet mogelijk zijn, deze situeert zich voor de toiletpot en mag overlappen met de handwastafel [11] De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 220/220 cm Voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van toilet, beugels en wastafel De deuropening situeert zich recht tegenover de vrije opstelruimte naast de toiletpot Minstens 50 cm opstelruimte naast de deur, deze mag niet overlappen met de wastafel Minstens 110/130 cm vrije opstelruimte naast het toilet (gemeten t.o.v. de as van het toilet)
Schrijnwerk:
[1], [2], [10] & [11] Naar buiten opendraaiende deur Ergonomische deurbeslag, de deur kan zo nodig van buitenaf worden geopend De deur is voorzien van een handgreep aan de binnenzijde De vrije doorgangsbreedte van de deur is minstens 80 à 85 cm[1][2], 85 cm[11] of 90 cm[10]
Sanitair:
[10] Hoogte toiletzitting: 50 cm (zie Fiche 07 – Hoogte toilet) Diepte toilet: 70 cm ten opzichte van de achterliggende wand (zie Fiche 08 – Lengte toilet) Vrije opstelruimte naast het toilet van minstens 90 cm (laterale tranfer) Vrije opstelruimte voor het toilet van minstens 120 cm (frontale transfer) Vrije ruimte tussen toilet en overige toestellen minstens 90 cm (zie Fiche 09 – De wastafel) Volledig onderrijdbare wastafel of beperkt onderrijdbare wastafel, met ruimte onder de wastafel van minstens 70 cm hoog, 60 cm diep en 90 cm breed. (zie Fiche 09 – De wastafel) Als de wastafel in een inwendige hoek geplaatst wordt bedraagt de afstand tussen die inwendige hoek en de as van de wastafel minstens 50 cm [1] & [2] (specifieke aandachtspunten): Toegankelijk toilet, met wastafel bereikbaar vanaf de toiletzitting Handwastafel bereikbaar vanaf de toiletzitting en met aandacht voor de positie van de kraan Wastafel iets lager geplaatst, opnieuw vanuit een vlotte bereikbaarheid vanop de toiletzitting. [11] (specifieke aandachtspunten): Enkel de volledig onderrijdbare wastafel (diepte van 60 cm) Geen overlap tussen de draaicirkel en de ruimte onder de wastafel
6.1.1.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID :
Regelgeving: Vlaanderen: De oplossingen uit Figure 1 respecteren de regelgeving, bij de andere figuren is er geen 120 cm voor het toilet Brussel: Alle uitvoering beantwoorden aan de regelgeving Wallonië: Alle uitvoeringen beantwoorden aan de regelgeving
5/26/2014
15
SDA-DRAFT
De draaicirkel met ø 150 cm: Een draaicirkel met diameter 150 cm is gebaseerd op ervaring, men gaat er van uit dat dergelijke ruimte voldoende is om een rolstoel (het meest kritisch) een draai te laten maken van 360°. Opmetingen bij rolstoelgebruikers wijst uit dat deze ruimte eigenlijk nog vrij beperkt is (Tabel 4). Welke ruimte precies nodig is hangt af van het type rolstoel, de mogelijkheden van de gebruiker en het aantal bewegingen dat men ‘aanvaardbaar’ vindt om een draai van 360° (of in dit geval 180°) te maken. Onderstaande tabel geeft de resultaten weer van een meting uitgevoerd bij ruim 354 rolstoelgebruikers (198 manueel, 140 elektrisch, 16 scooters). Hieruit blijkt dat men met een ruimte van 150 cm ongeveer 80% van de geteste rolstoelgebruikers voldoende ruimte biedt. Data source Sample size Min Manual chairs 198 1300 Power chairs 140 1100 Scooters 16 1300 Overall 354 1100 TABEL 4: 180-DEGREE TURNING WIDTH[12]
5% 1300 1300 1300 1300
Mean 1428 1450 1600 1444
80 % 1500 1500 1700 1500
90 % 1700 1700 1700 1700
95 % 1700 1700 2100 1700
Max 2300 2100 2100 2300
Vervolgens blijkt dat in bovenstaande toiletruimtes de draaicirkel gedeeltelijk overlapt met het toilet (voetzone) en/of de wastafel (kniezone). Sommige documenten laten geen enkele overlapping toe[11], andere beperken die overlapping in functie van een vlotte rotatie[13] tot één zijde van de toiletruimte[14] en nog andere documenten laten een overlapping toe aan twee zijden van de toiletruimte, afhankelijk van de gekozen toestellen[15]. Onderstaande figuren illustreren dit principe. Een rolstoel kan bij het manoeuvreren hetzij overlappen met de ruimte onder de wastafel, hetzij met de ruimte onder het toilet. Een kleinere wastafel zoals in Figure 1/rechts maakt dit mogelijk. Indien men een volledig onderrijdbare wastafel wenst, zonder overlap met de draaicirkel, is Figure 2 een oplossing.
FIGURE 5: AANTAL BEWEGINGEN DIE EEN ROLSTOELGEBRUIKER MOET MAKEN OM EEN DRAAI VAN 360° TE MAKEN BINNEN EEN DRAAICIRKEL VAN 150 CM[13]. DE BEGINPOSITIE (BLAUW) BINNEN DE CIRKEL SPEELT UITERAARD EEN ROL
FIGURE 4: ↑ VOORBEELD VAN EEN AANVAARDBARE OVERLAPPING[14] → TWEE VOORBEELDEN VAN ONAANVAARDBARE OVERLAPPINGEN[14]
De frontale transfer (Figure 14): De opstelling met handwastafel zoals weergegeven in Figure 3 wordt zelden toegepast. De frontale transfer wordt bemoeilijkt door de handwastafel indien deze te diep is. Een voordeel van deze opstelling is de mogelijkheid tot persoonlijke hygiëne vanaf de toiletzitting[2]. Ook in Figure 2 is een frontale transfer niet mogelijk, de ruimte van 120 cm voor de toiletpot ontbreekt door de positie van de wastafel (zie Figure 14).
5/26/2014
16
SDA-DRAFT
Enkele varianten: De hierboven opgesomde voorbeelden zijn uiteraard niet de enige mogelijkheden voor de realisatie van een goed toegankelijk toilet. Bij het toepassen van andere opstellingen blijven echter dezelfde principes van toepassing die hierboven zijn opgesomd.
De positie van de toegangsdeur en de wastafel hebben een invloed op de minimale afmetingen van de toiletruimte, hieronder een toiletruimte van 245/165 cm:
De opstelruimte naast het toilet is een keuze, links of rechts van het toilet (of beide). Indien er meerdere toegankelijke toiletten zijn, wisselt men best af. Een onlinebevraging uitgevoerd door ‘Nulbarriere’, wijst uit dat van 330 respondenten, er 195 een opstelruimte links van het toilet verkiezen en 135 kiezen voor de opstelling rechts
Opstelruimte links: # 195 of 59,1% FIGURE 7: NAAR BRON [10]
Opstelruimte rechts: # 135 of 40,9%
FIGURE 6: NAAR BRON – WWW.NULLBARRIERE.DE (2013-09-30)
Vervolgens kan men de grootte van de toiletruimte nog verder laten toenemen in functie van assistentie of in functie van een vrije opstelruimte langs beide zijden van het toilet. Bijkomende ruimte wordt gecreëerd links van het toilet voor een zorgverlener → keuze voor twee opklapbare beugels met geïntegreerde WC-rolhouder. Oppervlakte toiletruimte (180/220 cm)
Grote toiletruimte met opstelruimte aan beide zijden van het toilet. Dergelijke ruimtes kunnen ook gebruikt worden voor het plaatsen van een kinderverzorgingstafel om het plaatsverlies te beperken. (Oppervlakte toiletruimte 220/220 cm)
FIGURE 8: NAAR BRON [10]
FIGURE 9: NAAR BRON – HANDBOEK VOOR TOEGANKELIJKHEID (NL) [106]
5/26/2014
17
SDA-DRAFT
6.1.1.6.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING :
Algemeen: Een aantal van de hierboven opgesomde maten zijn moeilijk verifieerbaar in de praktijk: de mate waarin een draaicirkel overlapt met wastafel en toilet, de afstand tussen wastafel en toilet van minstens 90 cm,… Dergelijke maten zijn makkelijk afleesbaar op plan, maar moeilijker te controleren bij uitvoering. Sanitair: Hierboven werd reeds aangegeven dat een volledig onderrijdbare wastafel (zie Fiche 09 – De wastafel) mogelijks problemen kan opleveren in combinatie met de draaicirkel (Figure 4), maar ook de afstand tussen wastafel en toilet is binnen een toiletruimte van 165/220 cm zeer nipt indien men kiest voor dergelijk model van wastafel. Onderstaande figuren illustreren dit. De keuze van de beugels bepaalt de afstand tussen wastafel en toilet, indien er twee uitkragende beugels geplaatst worden (Figure 10 - rechts) kiest men dus best voor een iets kleinere wastafel of een grotere breedte van de toiletruimte. Hieronder nog even kort de criteria: 90 cm vrije opstelruimte naast het toilet 120 cm vrij opstelruimte voor het toilet 90 cm tussen wastafel en toilet 50 cm tussen de wastafel en een inwendige hoek van de toiletruimte draaicirkel ø 150 cm toiletruimte 165/220 cm ← opstelling met vaste beugel tegen de wand → opstelling met uitkragende beugel tegen de achterliggende wand Vlot te realiseren Kritisch Onmogelijk in gegeven opstelling FIGURE 10: ENKELE OPMERKINGEN BIJ DE UITVOERING EN MAATVOERING VAN EEN TOEGANKELIJKE TOILETRUIMTE
5/26/2014
18
SDA-DRAFT
6.1.2.
FICHE 02 – ‘TOEGANKELIJK TOILET’ ZONDER WASTAFEL
6.1.2.1.
B RON :
GSV Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Titel IV – artikel 13[16] CWATUPE – art. 415/10[17] 2010 ADA Standards for accessible design[18]
6.1.2.2.
F IGUUR :
FIGURE 11: NAAR BRON [16] & [17]
6.1.2.3.
Comment [SDA3]: Mogelijks is CWATUPE bij publicatie vervallen, maar ik zou het qua principe wel behouden een toiletruimte van 150/150 cm.
FIGURE 12: NAAR BRON[18]
T OEPASSINGSGEBIED
VOLGENS DE BRON :
Toegankelijk toilet – publieke gebouwen
6.1.2.4.
U ITVOERING T OILETRUIMTE :
Algemeen: Het betreft hier ‘toegankelijke’ toiletten met een wastafel buiten de toiletruimte. Ruwbouw:
[16] & [17] De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 150 x 150 cm Vrije opstelruimte naast de toiletpot: ≥ 110 cm ten opzichte van de as van de toiletpot Voldoende draagkrachtige wand achter de toiletpot voor de bevestiging van toilet en beugels Een draairuimte met minimale Ø 150 cm moet mogelijk zijn (GSV Brussel) [18] De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 152,5 x 142 cm voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van toilet en beugels De twee overige wanden zijn uitgevoerd in lichte scheidingswanden die stoppen op ± 23 cm van de vloer en dus voor een stuk onderrijdbaar zijn voor rolstoelgebruikers (Figure 17).
Schrijnwerk:
5/26/2014
19
SDA-DRAFT
[16], [17] & [18] naar buiten opendraaiende deur de deur kan zo nodig van buitenaf worden geopend de deur situeert zich recht tegenover de vrije opstelruimte naast het toilet of schuin tegenover het toilet[18] (Figure 12/rechts) De deur heeft een vrije doorgangsbreedte van minstens 85 cm[16],[17], 100 cm[18] De deur is voorzien van een horizontale handgreep aan de binnenzijde van de deur, op 80 à 90 cm boven de vloer[16],[17]/de deur is zelfsluitend[18]
Sanitair:
[16], [17] & [18] De wastafel bevindt zich buiten de toiletruimte Hoogte toiletzitting is 50 cm[16], [17]/ 43 – 48,5 cm[18] Hangtoilet[16], [18] voor ADA is een staand toilet toegelaten, maar dan dient men de toiletruimte te vergroten tot 152,5 x 150 cm.
Afwerking/beugels:
[16] & [17] twee opklapbare steunstangen symmetrisch geplaatst ten opzichte van de toiletpot op een tussenafstand van 70 cm (as op as) de beugels bevinden zich op 80 cm hoogte en zijn minstens 80cm[16]/90 cm[17] lang [18] vaste beugel achter en naast het toilet. Aan de open zijde wordt geen beugel voorzien naast het toilet, behalve de vaste beugel achter de toiletpot die een stuk doorloopt.
6.1.2.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID :
Regelgeving: Vlaanderen: Niet conform Brussel en Wallonië: Beantwoordt aan de eisen uit de regelgeving Op basis van de literatuurstudie, werd enkel in de 2010 ADA standards dergelijke afmetingen voor toiletruimten teruggevonden, daarom werd deze ook opgenomen in het bovenstaande overzicht, zodat dit type in een ruimere context kan gesitueerd worden. De toiletafmetingen en de plaatsing van de beugels zijn gebaseerd op onderzoek uitgevoerd in de jaren ’70 voor het U.S. Department of housing and urban development[19]. Dit onderzoek kwam tot de aanbeveling dat een minimale toiletruimte 48”/66” (117/168 cm) hetzij 60”/56” (152/142 cm) bedraagt. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat van de 58 proefpersonen (fase 1 onderzoek), er 18 personen niet in staat waren om zelfstandig een transfer uit te voeren1. Daarnaast waren er ook 9 proefpersonen die een grotere breedte van de toiletruimte dan hierboven weergegeven, als optimaal beschouwden. In de ADA (Americans with disabilities act)zijn een aantal bijkomende aanbevelingen terug te vinden (plaatsing deur, onderrijdbare scheidingswanden,…) die de bruikbaarheid van het toilet moeten verhogen.
1
In welke mate dit afhankelijk is van de opstelling wordt niet vermeld, de proefpersonen waren tijdens deze eerste fase in de mogelijkheid om de testopstelling aan te passen aan hun eigen mogelijkheden. Zowel persoonlijke als culturele factoren kunnen een rol hebben gespeeld bij het niet kunnen of willen uitvoeren van de transfer.
5/26/2014
20
SDA-DRAFT
De ADA Standards bevatten strikt op te volgen minimumvereisten, die verre van ideaal zijn voor alle personen met een beperking[20]. Deze oplossing moet dan ook worden afgeraden: weinig opstelruimte, geen persoonlijke verzorging mogelijk binnen de toiletruimte en de opties om de transfer van rolstoel naar toiletpot uit te voeren zijn beperkt. FIGURE 13: VOORBEELD VAN EEN TESTOPSTELLING VOOR TOILETRUIMTE[19]
FIGURE 14: TWEE VAN DE TECHNIEKEN DIE GEBRUIKT WERDEN VOOR HET UITVOEREN VAN DE TRANSFER NAAR HET TOILET
6.1.2.6.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING :
Ruwbouw: Uit bovenstaande criteria blijkt dat volgende eisen gelden:
De breedte van de toiletruimte bedraagt minimaal 150 cm na afwerking Minimaal 110 cm als opstelruimte naast de toiletpot, gemeten ten opzichte van de as van de toiletpot Optimaal 70 cm afstand tussen de beide uitkragende toiletbeugels.
Door de combinatie van deze maatvoering kan het voorkomen dat er onvoldoende plaats is voor de bevestiging van de beugel rechts in de hoek, doordat de tussenafstand beugel/wand onvoldoende groot is. De beugels dienen symmetrisch geplaatst te zijn ten opzichte van de toiletpot, goed omgrijpbaar en binnen het bereik van de gebruiker. Een tegen de zijwand bevestigde beugel is in dergelijke gevallen een plaatsbesparende goed bruikbare oplossing (zie Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires).
FIGURE 16: INDIEN ER ONVOLDOENDE RUIMTE IS NAAST DE TOILETPOT IS HET FIGURE ER DIENT STEEDS [BRON:15: PRODUCENT XX – BETER OM TE KIEZEN VOOR EEN BEUGEL BEVESTIGD TEGEN DE ZIJWAND IN ENIGE RUIMTE TE RUIMTE WORDEN ER DIENT ENIGE PLAATS VAN EEN UITKRAGENDE BEUGEL. VOORZIEN TE WORDEN VOOR VOORZIENDE Schrijnwerk: BEVESITIGING VAN VANDE VOOR BEVESTIGING BEUGEL DE TOILETBEUGEL
5/26/2014
21
SDA-DRAFT
Zoals reeds aangegeven bij de uitvoering, kan volgens ADA de bruikbaarheid van een toiletruimte van 150/150 cm verhoogd worden door extra voetruimte te voorzien door middel van wandjes die stoppen op ± 23 cm van de vloer. Dergelijke hoogte is echter aanzienlijk en vindt men onaanvaardbaar vanuit het standpunt van de privacy. Metingen bij rolstoelgebruikers hebben bovendien uitgewezen dat deze hoogte van 23 cm eigenlijk nog vrij beperkt is (Tabel 5). Data source Sample size Min 5% Mean Manual chairs 266 83 94 204 Power chairs 186 84 168 267 Manual & Power 452 83 102 230 chairs TABEL 5: TOE CLEARANCE HEIGHT (MINIMUM)[12]
80% 276 320 296
90% 304 366 333
95% 330 408 365
Max 564 535 564 Comment [SDA4]: Foto’s te vervangen door zelfgenomen exemplaren
FIGURE 17: VOORBEELD VAN EEN DEELS ONDERRIJDBARE SCHEIDINGSWAND. VOETSTEUNTJES WORDEN ZO GEPLAATST DAT DE ONDERRIJDBAARHEID VERZEKERD WORDT
5/26/2014
22
SDA-DRAFT
6.1.3.
FICHE 03 – CHANGING PLACE FACILITIES
6.1.3.1.
B RON
BS 8300 – Design of buildings and their approaches, to meet the needs of disabled people – code of practice[2] Changing places toilets – www.changing-places.org (31/12/2014)
6.1.3.2.
Comment [SDA5]: Toestemming vragen voor het gebruik van de foto!
F IGUUR
FIGURE 18: NAAR BRON – CHANGING PLACE FACILITIES
6.1.3.3.
T OEPASSINGSGEBIED
VOLGENS DE BRON :
Changing place toilet facilities – grote publieke projecten: winkelcentra/luchthavens/…
6.1.3.4.
U ITVOERING T OILETRUIMTE :
Algemeen: Dit type toiletruimte is ontwikkeld voor de specifieke doelgroep van personen met een zware fysieke of mentale beperking, die verzorging en assistentie nodig hebben tijdens het toiletbezoek en voor wie het traditionele toegankelijke toilet geen afdoende oplossing biedt. Ruwbouw:
De minimale afmetingen van de ruimte zijn 3 x 4 m en een vrije hoogte van 2,4 meter Er is een dragende structuur voorzien voor de correcte bevestiging van de plafondlift
Schrijnwerk:
Nihil
Sanitair:
De ruimte is voorzien van een rolstoeltoegankelijk toilet De ruimte is voorzien van een in hoogte verstelbare wastafel
Afwerking/Beugels: 5/26/2014
23
SDA-DRAFT
De ruimte is voorzien van een tillift waarmee men zowel de tussenruimte, de verzorgingstafel, het toilet als de wastafel kan bereiken De ruimte is voorzien van een in hoogte verstelbare verzorgingstafel (lengte 1,80 m) De ruimte is voorzien van een mobiel scherm tussen verzorgingstafel en toilet De ruimte is voorzien van een alarm, papierrolhouder voor de verzorgingstafel, afvalcontainer en bijkomende voorzieningen zoals weergegeven op de foto.
6.1.3.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID :
Regelgeving: Deze uitvoering wordt niet vermeld in de Belgische regelgeving Het betreft hier een zeer specifieke oplossing, voor een zeer specifieke doelgroep. Het concept ‘changing places facilities’ is afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk. De oplossing vindt men er vooral terug in grote winkelcentra en luchthavens. Er werd (in het Verenigd Koninkrijk) een inschatting gemaakt van het potentieel aantal gebruikers van dergelijke toiletruimte[21]. Uit onderstaande tabel blijkt dat dit aantal beperkt is, iets minder dan 0,5% van de bevolking, waarbij een groot deel gehuisvest is in specifieke woonvormen voor ouderen. Omdat hun aantal zo beperkt is, wordt de locatie ervan dan ook op aangepaste wijze gecommuniceerd naar eindgebruikers via een zogenaamde ‘Location map’. Een vergelijkbaar initiatief zou ook in België denkbaar zijn.[22],[23],[24] (mogelijks reeds gedateerd bij publicatie) Condition Intellectual disability Physical disabilities
Older people
Sub category Cerebral palsy Spina Bifida Motor Neurone disease Parkinson disease Multiple sclerosis Stroke/ chronic heart failure Arthritis Traumatic brain injury Nursing & residential homes Older people in private accommodation
Estimated number of users 30.328 à 36.782 30.947 8.000 500 * 8.500 * * 13.437 116.695 15.391
Total 223.798 à 230.252 TABEL 6: TOTAL ESTIMATE OF POTENTIAL USERS OF CHANGING PLACES TOILETS (UK)[21]
6.1.3.6.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING :
Algemeen: Specifiek voor deze oplossing is een voldoende draagkrachtig plafond voor de bevestiging van een tillift en een in hoogte verstelbare wastafel (zie fiche 09)/verzorgingstafel. De minimale afmetingen van 3,0 x 4,0 meter is niet essentieel. Het is belangrijker dat alle toestellen aanwezig zijn en dat er voldoende manoeuvreer- en opstelruimte aanwezig is om ieder toestel op een vlotte wijze te kunnen gebruiken.
5/26/2014
24
SDA-DRAFT
6.1.4.
FICHE 04 – TOILET, (SEMI-)AMBULANTE GEBRUIKER
6.1.4.1.
B RON :
BS 8300 – WC layout for ambulant disabled people (§12.6.3.3)[2]. Universal Design – een methodologische benadering. Een weg naar mensvriendelijke en elegante architectuur[25]. Universal Design Patterns: Sanitaire voorzieningen in publieke gebouwen. UD Pattern 02.08: (Semi-)ambulant toegankelijk toilet[26]
6.1.4.2.
F IGUUR :
FIGURE 19 – NAAR BRON[25],[26]
FIGURE 20 - NAAR BRON [2]
6.1.4.3.
T OEPASSINGSGEBIED
VOLGENS DE BRON :
Publiek toegankelijke gebouwen Toiletruimte geschikt voor (semi-)ambulante gebruikers (mensen met krukken, looprekje of rollator) en iets groter dan een bezoekbaar toilet of een standaard toilet, zodat de bruikbaarheid vergroot. Bijkomende ruimte kan gecreëerd worden om de bruikbbaarheid te verhogen voor bijvoorbeeld mensen met blindengeleidehond of voor de persoonlijke verzorging van personen met stoma (Figure 19).
6.1.4.4.
U ITVOERING
TOILETRUIMTE :
Ruwbouw:
[2] De oppervlakte van de toiletruimte is ≥ 80 x 150 cm Er zijn draagkrachtige wanden voorzien voor de bevestiging van beugels [25] De oppervlakte van de toiletruimte is ≥ 120 à 130 x 150 cm Er zijn draagkrachtige wanden voorzien voor de bevestiging van beugel en werkblad.
Schrijnwerk:
5/26/2014
25
SDA-DRAFT
De deur bevindt zich in de kopse zijde van de toiletruimte, naar buiten opendraaiend en is aan de binnenzijde voorzien van een horizontale handgreep op 100 cm hoogte
Sanitair:
[2] Er wordt gebruik gemaakt van een staand toilet en de bovenzijde van het spoelmechanisme is vlak en kan gebruikt worden door personen met stoma. [25] Het spoelmechanisme van het toilet functioneert als rugsteun voor personen met beperkte rompstabiliteit. De hoogte van de toiletzitting is geschikt voor ambulante gebruikers (zie Fiche 07 – Hoogte toilet) Er is voldoende ruimte voor het toilet voor personen met een looprekje of rollator (90 cm)
Afwerking/Beugels:
[2] Zowel links als rechts van het toilet kan een beugel geplaatst worden, mede in functie van de noden van de eindgebruiker[27]. [2] & [25] Kledinghaak op een hoogte van 105 cm en 140 cm boven de vloer. Voorzieningen voor het vervangen van een stoma: hetzij de bovenzijde van de toiletspoelbak (vlak uitgevoerd), hetzij een legplankje van 15/40 cm, geplaatst op 95 cm boven de vloer. In dat laatste geval wordt wel geadviseerd op de toiletbreedte te verhogen tot 120 cm.
6.1.4.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID
Regelgeving: Deze oplossing beantwoordt niet aan de regelgeving inzake toegankelijkheid (Vl/Wa/Br) Deze opstelling werd mee opgenomen in de lijst omdat ze zich specifiek richt op (semi-)ambulante toiletgebruikers.
6.1.4.6.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING
Nihil
5/26/2014
26
SDA-DRAFT
6.1.5.
FICHE 05 – AANPASBARE TOILETRUIMTE
6.1.5.1.
B RON :
Ontwerpgids meegroeiwonen[28] – Ontwerptool, wooneenheid, intern, toilet Guide d’aide à la conception d’un logement adaptable[29]
6.1.5.2.
F IGUUR :
FIGURE 21 – NAAR BRON [28]
FIGURE 22 – NAAR BRON [29]
6.1.5.3.
T OEPASSINGSGEBIED
VOLGENS DE BRON :
Woningbouw Meegroeiwonen, aanpasbaar bouwen, een toiletruimte die maximaal kan inspelen op de wijzigende behoefte van de eindgebruiker.
Het is belangrijk om voor de sanitaire ruimten initieel voldoende ruimte en een goede plek in de wooneenheid te voorzien. Op het gelijkvloers kunnen toiletten bijvoorbeeld nu al aanpasbaar of als sanitaire cel (met douche en lavabo) gemaakt worden; badkamers op de verdiepingen kunnen vanaf de ontwerpfase verschillende toegangen krijgen en goed bereikbaar georganiseerd worden[28].
6.1.5.4.
U ITVOERING
TOILETRUIMTE :
Algemeen: Er zijn een aantal varianten te bedenken om meegroeimarge op te nemen in het ontwerp. Bovenstaande figuren illustreren dit:
[29] Verwijderen van de wand tussen badkamer en toilet zodat de opstelruimte vergroot. [28] Een berging op het gelijkvloers die omgevormd wordt tot sanitaire ruimte en samengevoegd met de bestaande toiletruimte
Ruwbouw:
[28] De oppervlakte toiletruimte is in basisruimte een standaard toiletruimte die kan worden omgevormd en mee-evolueren met de noden van de gebruiker.
5/26/2014
27
SDA-DRAFT
o o
o
o
Een standaard toiletruimte bedraagt over het algemeen 90 x 120 à 130 cm (zie Fiche 06 – ‘Rolstoelbezoekbaar toilet’). Door de afstand voor de toiletpot te verhogen tot 90 cm, verbetert de bruikbaarheid van de toiletruimte voor ambulante gebruikers (krukken/looprekje – zie fiche 3) of moeders met kinderen, de afmetingen van de toiletruimte bedragen nu 90 x 160 à 170 cm. De eisen voor een toegankelijk toilet gaan een stuk verder, in het kader van aanpasbaar bouwen of meegroeiwonen betekent dit dat het toilet onderdeel wordt van de badkamer: opstelruimte naast de toiletpot van 90 cm (laterale transfer), opstelruimte voor de toiletpot van 120 cm (frontale transfer) en een vrije draaicirkel met diameter 150 cm zoals geïllustreerd in voorbeeld 1 & 2 na aanpassingswerken. De ruimte rond het toilet kan nog verder worden aangepast in functie van zorgaanbod, evenals de aanwezige voorzieningen (tillift, verzorgingstafel,…), zaken die eveneens kunnen worden meegenomen indien de ‘meegroeimarge’ beschikbaar is.
Schrijnwerk:
De te demonteren/slopen binnenwanden moeten kunnen verwijderd worden met minimale ingrepen en herstellingen achteraf – zie opmerkingen inzake uitvoering.
Sanitair:
De hoogte van de toiletzitting – zie Fiche 07 – Hoogte toilet De lengte van het toilet – zie Fiche 08 – Lengte toilet Het plaatsen van een onderrijdbare wastafel – zie Fiche 09 – De wastafel Het plaatsen van een rolstoeltoegankelijke inloopdouche – zie De douche Het plaatsen van wachtleidingen, zodat later een inloopdouche of rolstoeltoegankelijke wastafel kan geplaatst worden.
Beugels/afwerking:
Het plaatsen van voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van beugels, in het bijzonder wanneer een beugel kan bevestigd worden in een lichte (te demonteren) scheidingswand – zie Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires.
6.1.5.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID
Het toepassingsgebied dat hier beschreven wordt is voor woningbouw
6.1.5.6.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING
Schrijnwerk: De perfect demonteerbare wand bestaat vooralsnog niet, er zullen altijd (kleine) beschadigingen zijn aan vloer, plafond of wanden bij het verwijderen van de tussenwand. Hieronder worden een aantal aandachtspunten opgesomd voor de uitvoering van dergelijke wanden:
De aansluiting ter hoogte van de vloer: De lichte scheidingswand wordt geplaatst bovenop de dekvloer, zodat latere aanpassingswerken beperkt blijven tot de vloerafwerking. Dergelijke uitvoering zal nadelig zijn voor de flankerende geluidstransmissie. In de voorbeelden die hierboven worden opgesomd vormt dit doorgaans geen probleem, aangezien de wand zich bevindt tussen
5/26/2014
28
SDA-DRAFT
aangrenzende ruimten waarvoor er geen eisen gelden. De onderstaande tabel geeft weer in welk geval er eisen gesteld worden aan het normaal of verhoogd akoestisch comfort binnen eenzelfde woning. Zendruimte binnen de woning
Ontvangstruimte binnen de woning
Zendruimte binnen de woning Slaapkamer, keuken, woonkamer,of badkamer (indien deze geen deel uitmaakt van de slaapkamer/ontvangstruimte)
Ontvangstruimte binnen de woning
Normaal akoestisch comfort
Verhoogd akoestisch comfort
DnT,w ≥ 35 dB
DnT,w ≥ 43 dB
Luchtgeluidsisolatie
Slaapkamer, studeerruimte
Contactgeluidsisolatie Zendruimte binnen de woning Ontvangstruimte binnen de woning Slaapkamer, keuken, woonkamer,of badkamer (indien deze geen deel Slaapkamer, studeerruimte uitmaakt van de slaapkamer/ontvangstruimte) TABEL 7: NBN S 01 - 004 - 1: AKOESTISCHE EISEN VOOR WOONGEBOUWEN
-
L’nT,w ≤ 58 dB
Plaatsing van de wand op de dekvloer Onderbreking van de zwevende dekvloer Plaatsing van de wand op de draagvloer Doorlopende dekvloer met flankerende Akoestisch onderbroken dekvloer zonder Volledig onderbroken dekvloer zonder geluidstransmissie – makkelijk aanpasbaar flankerende geluidstransmissie – makkelijk flankerende geluidstransmissie – moeilijk en geschikt voor normaal akoestisch aanpasbaar en zowel verhoogd als normaal aanpasbaar, zowel verhoogd als normaal comfort (normale dekvloer van minstens 6 akoestisch comfort zijn te realiseren voor akoestisch comfort zijn te realiseren voor cm) voor bovenstaande toepassingen (Tabel bovenstaande toepassingen (Tabel 7) bovenstaande toepassingen (Tabel 7) 7) TABEL 8: FLANKERENDE GELUIDSTRANSMISSIE IN EEN KNOOP TUSSEN EEN LICHTE (DUBBELE) SCHEIDINGSWAND EN EEN DOORLOPENDE VLOER[13]
De plaatsing van leidingen: De plaatsing van leidingen in een later te demonteren scheidingswand is te vermijden. Elektrische leidingen kunnen eventueel nog worden weggewerkt in de wand, met behulp van specifieke oplossingen, waarbij leidingen niet via de dekvloer verlopen, maar via aangrenzende niet demonteerbare wanden. Finaal kan men ook kiezen voor een droge dekvloer, waardoor de flexibiliteit ook in de vloer kan verhoogd worden. Wachtleidingen & luchtdichtheid: Indien men wachtleidingen voorziet voor de latere aansluiting van een toilet, douche of wastafel, mogen deze geen verminderde luchtdichtheid tot gevolg hebben, noch de oorzaak zijn van geurhinder. In tegenstelling tot situaties waar de toestellen reeds geplaatst zijn is er immers geen waterslot aanwezig en staat de buis in rechtstreeks e verbinding met de riolering. Er dient een afsluitende stop te worden voorzien om beide problemen te verhelpen..
5/26/2014
29
SDA-DRAFT
Comment [SDA6]: Te vervangen door een meer neutrrale figuur
FIGURE 23: VOORBEELD VAN EEN LICHTE SCHEIDINGSWAND MET GEÏNTEGREERDE KABELGOOT
5/26/2014
30
SDA-DRAFT
6.1.6.
FICHE 06 – ‘ROLSTOELBEZOEKBAAR TOILET’
6.1.6.1.
B RON :
Handboek voor Toegankelijkheid[30], over de ergonomie van stedelijke inrichtingen gebouwen en woningen. Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) – Concept- en ontwerponderrichtingen – Hoofdstuk 6: Aanpasbaar en aangepast bouwen.[31]
6.1.6.2.
F IGUUR :
FIGURE 24: NAAR BRON [31]
6.1.6.3.
T OEPASSINGSGEBIED
VOLGENS DE BRON :
(Sociale) woningbouw, voor de realisatie van een ‘rolstoelbezoekbaar’ toilet. ‘bezoekers en bewoners, al dan niet met een handicap, moeten het toilet op een woonkamerniveau kunnen bereiken en eventueel met geringe assistentie kunnen gebruiken’[30]
‘Bij ‘rolstoelbezoekbaar bouwen’ bouwt men op zo’n manier dat een persoon in een rolstoel de woning kan bezoeken of dat een huurder/eigenaar die door omstandigheden voor een korte tijd gebruik moet maken van een rolstoel, in zijn eigen woning kan blijven wonen mits hulp van medebewoners.’… …‘Een rolstoelbezoekbaar toilet kan met de hulp van anderen door een rolstoelgebruiker met een goede arm- en handfunctie en een goede rompbalans gebruikt worden. Deze toiletruimte is niet geschikt voor permanent gebruik door rolstoelgebruikers. Het is aan te bevelen de diepte van 130 cm van de toiletruimte te vergroten zodat het handwasbakje niet meer in de weg staat. Door de breedte te vergroten kan de persoon die hulp biedt in de toiletruimte staan indien nodig.’[31]
6.1.6.4.
U ITVOERING T OILETRUIMTE
Algemeen:
Het bezoekbaar toilet is toegankelijk vanuit gangruimte die op hetzelfde niveau aansluit aan de woonkamer
Ruwbouw:
5/26/2014
31
SDA-DRAFT
[30] & [31] Oppervlakte toiletruimte: ≥ 90 x 120 cm[30], ≥ 90 x 130 cm[31] De deur die toegang verschaft tot het toilet: ≥ 85 x 230 cm[30], ≥ 93 cm[31] Wanden voldoende draagkrachtig uitvoeren voor de bevestiging van beugels
Schrijnwerk:
De deur bevindt zich aan de lange zijde, naar buiten draaiend (zie Figure 24)
Sanitair:
[30] & [31] Plaatsen van een handwastafel met geringe afmetingen Plaatsen van een traditioneel toilet
Afwerking/Beugels:
Geen beugels voorzien in deze opstelling
6.1.6.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID
Dit is geen toegankelijke toiletruimte omdat verschillende van de maten en voorzieningen uit ‘Fiche 01 – Toegankelijk toilet’ niet aanwezig zijn. Het uitvoeren van een transfer naar het toilet wordt bepaald door een aantal zaken:
Door de beperkte ruimte is er slechts één manier waarop de rolstoel kan geplaatst worden (zoals aangegeven in Figure 24). Een laterale transfer wordt bemoeilijkt door de afstand die ontstaat tussen rolstoel en toilet en het hoogteverschil tussen rolstoelzitting & toiletpot[32]. De hulp van medebewoners is beperkt tot het wegrijden van de rolstoel en het sluiten van de toiletdeur. De muur en toiletdeur zullen steeds een obstakel vormen ajdustable gap protocol
100,00% 80,00% 60,00% 40,00% 20,00% 0,00% 9
18
27
36
44
FIGURE 25: TESTOPSTELLING [33] DIE ILLUSTREERT DAT HET AANTAL GESLAAGDE TRANSFERS AFNEEMT WANNEER DE AFSTAND TUSSEN ROLSTOEL EN TESTOPSTELLING TOENEEMT. (TESTPOPULATIE: 120 ROLSTOELGEBRUIKERS DIE ZELFSTANDIG TRANSFERS KUNNEN UITVOEREN)
6.1.6.6.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING
Ruwbouw: Het is belangrijk dat de minimale afmetingen van de toiletruimte na afwerking gerespecteerd worden (130/90 cm). 5/26/2014
32
SDA-DRAFT
Schrijnwerk: Zowel de positie van de deuropening als de draaizin van de deur spelen een rol bij deze opstelling. Sanitair: Aangezien de handwastafel mogelijk als steunpunt kan gebruikt worden bij de transfer, dient de nodige aandacht te gaan naar de bevestiging (zie Fiche 09 – De wastafel).
5/26/2014
33
SDA-DRAFT
6.1.7.
FICHE 07 – HOOGTE TOILET
6.1.7.1.
B RON :
Fiche 01 tot 06
6.1.7.2.
F IGUUR :
FIGURE 28: VOORBEELD VAN EEN STAAND TOILET – VERHOGEN VAN DE TOILETZITTING MET EEN HULPSTUK
6.1.7.3.
FIGURE 26: VOORBEELD VAN FIGURE 27: VOORBEELD VAN EEN IN HOOGTE EEN TOILET BEVESTIGD TEGEN VERSTELBAAR TOILET EEN VOORZETWAND
T OEPASSINGSGEBIED
Comment [SDA7]: Foto figuur 27 te vervangen door meer neutrale figuur of schematische weergave
VOLGENS DE BRON :
Voor publiek toegankelijke gebouwen zal men (meestal) een vaste hoogte voor de toiletzitting aanhouden. In het kader van levenslang wonen, meegroeiwonen en bouwen voor ouderen kan een in hoogte verstelbare oplossing gekozen worden.
6.1.7.4.
U ITVOERING
Algemeen: Onderstaande tabel geeft weer welke hoogtes gevraagd worden in de verschillende hierboven opgesomde documenten: Referentiedocument Standaardbestek VMSW/SWL VMSW – Bouwen voor ouderen Handboek voor toegankelijkheid (NL) Ontwerpgids meegroeiwonen Guide d’aide à la conception d’un logement adaptable Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible BS 8300 Vlaams Handboek Toegankelijkheid ISO 21542 (met verwijzing naar nationale richtlijnen) GSV Brussels Hoofdstedelijk Gewest CWATUPE – art. 415/10 2010 ADA Standards for accessible design WTCB-Contact n°25 (2010) – standaard plaatsingshoogte sanitaire toestellen voor volwassenen 5/26/2014
34
Hoogte toiletzitting 39 à 40 cm 50 cm 45 cm 50 cm 50 à 55 cm 48 cm 50 cm 40 à 48 cm 50 cm 50 cm 43 – 48.5 cm 43 cm ± 2 cm
SDA-DRAFT
Uit bovenstaande tabel kan men besluiten dat de plaatsingshoogte van een toilet voor ouderen, of de plaatsingshoogte van een toegankelijk toilet 5 à 10 cm hoger ligt dan een standaard toilet (waarbij de 2 meest extreme waarden buiten beschouwing worden gelaten)
6.1.7.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID :
Optimale plaatsingshoogte: Uit onderzoek uitgevoerd aan de Human Engineering Research Laboratories[33] blijkt dat van de 116 proefpersonen in een rolstoel, er 5 geen laterale transfer konden uitvoeren bij geen enkele hoogte. De optimale hoogte (92% succesvolle transfers) lag bij 52 à 56 cm. Het uitvoeren van een succesvolle transfer nam af, van zodra de hoogte verlaagd werd tot onder de 48 cm (zie onderstaande grafiek).
Bij de keuze voor de hoogte van een toiletpot moet men een afweging maken tussen comfortabel toiletgebruik (toiletzitting niet te hoog[34]) en het uitvoeren van een vlotte transfer. Een grotere flexibiliteit wordt mogelijk door te kiezen voor een in hoogte verstelbaar toilet. Keuze van hulpmiddelen: Bij woningen zal het verhogen van een bestaande toiletzitting in veel gevallen de meest eenvoudige en snelste oplossing zijn. Het hulpmiddel dat hierboven in Figure 28 is weergegeven is ook terug te vinden in de internationale norm NBN EN ISO 9999 – Assistive products for persons with disability, classification and terminology, onder rubriek 09.12 – assistive products for toiletting (www.eastin.info). Dergelijke oplossingen zijn echter vooral handig bij het rechtkomen van het toilet, indien men een laterale transfer wil uitvoeren vanuit een rolstoel zijn deze opzetstukken in veel gevallen onvoldoende stabiel. Een belangrijk nadeel (en vaak ook een reden om ze niet te gebruiken) is de stigmatiserende uitstraling, men ziet duidelijk dat het over een hulpmiddel gaat.
6.1.7.6.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING :
In het kader van aanpasbaarheid/meegroeiwonen worden de oplossingen uit Figure 26 en Figure 27 hier meer in detail bekeken. Aanpassen van de hoogte bij een toilet met voorzetwand: Bij de keuze van de voorzetwand en hangtoilet kan men kiezen voor oplossingen die in de toekomst relatief eenvoudig zijn aan te passen:
5/26/2014
35
SDA-DRAFT
Verschillende opties komen hiervoor in aanmerking. Frames die in latere fase kunnen worden aangepast in hoogte bestaan er in verschillende varianten: 1. Frames waarbij de hoogte vastligt bij montage 2. Frames waarbij de hoogte kan worden ingesteld bij montage 3. Frames waarbij de hoogte kan worden ingesteld bij montage, maar ook kan worden aangepast in latere fase mits het verwijderen van de toiletpot en de wandafwerking. 4. Frames waar de toilethoogte mechanisch kan worden aangepast, ook na plaatsing 5. Frames waar de toilethoogte elektrisch kan worden aangepast, ook na plaatsing De mate waarin de hoogte van de toiletzitting kan worden aangepast is afhankelijk van de gekozen oplossing. Het bereik varieert van 6 cm in hoogte verstelbaar tot oplossingen die meer dan 60 cm hoogteverschil kunnen overbruggen2. In het Europese FRR-project[35] kwam men tot de conclusie dat voor Europese markt de hoogte vanuit anntropometrisch/ergonomisch standpunt varieert tussen 34 cm (P5 Spaanse/Portugese vrouw) en 53 cm (P95 Nederlandse man). De diepte die men nodig heeft voor het plaatsen van het stalen frame is ook afhankelijk van de gekozen oplossing en de producent, deze varieert tussen 150 & 350 mm(2). Het is belangrijk dat het achterliggende frame de volledige belasting opneemt en dat er geen drukken of overdreven doorbuigingen ontstaan in de wandafwerking. Scheuren, barsten of zelfs loskomende tegels kunnen het gevolg zijn van een onvoldoende stabiele ondergrond. Figure 1/rechts geeft aan hoe men 70 cm diepte kan creëren, zonder al te grote hefboomwerking door het diepere toilet. Een in hoogte verstelbaar toilet: De aanpassing kan zowel elektrisch als mechanisch/handmatig gebeuren. In functie van deze aanpasbaarheid wordt een stuk samendrukbare leiding ingewerkt in de wand en een sleufopening volledig afgeschermd door het toilet.
FIGURE 29: TYPISCH STALEN FRAME VOOR DE BEVESTIGING VAN EEN HANGTOILET. HET FRAME ALS GEHEEL IS REGELBAAR IN HOOGTE
2
FIGURE 30: IN HOOGTE VERSTELBAAR TOILET Comment [SDA8]: Deze afbeeldingen zijn afkomstig uit bedrijfsdocumentatie en zijn te vervangen door meer neutrale exemplaren of schematische weergaven
Dit zijn waarden teruggevonden in bedrijfsdocumentatie, op basis van een beperkte opzoeking
5/26/2014
36
SDA-DRAFT
6.1.8.
FICHE 08 – LENGTE TOILET
6.1.8.1.
B RON :
Fiche 01 tot 06
6.1.8.2.
F IGUUR :
FIGURE 32: ↑ VOORBEELD VAN EEN FIGURE 31: → VOORBEELD VAN EEN HANGTOILET MET LENGTE 70 CM & 50 STAAND TOILET MET LENGTE 70 CM CM
6.1.8.3.
T OEPASSINGSGEBIED
VOLGENS DE BRON :
Een grotere toiletlengte voor een rolstoeltoegankelijk toilet
6.1.8.4.
U ITVOERING
Algemeen: Onderstaande tabel geeft weer welke toiletlengtes gevraagd worden in de verschillende hierboven opgesomde documenten: Referentiedocument Standaardbestek VMSW/SWL VMSW – Bouwen voor ouderen Handboek voor toegankelijkheid (NL) Ontwerpgids meegroeiwonen Guide d’aide à la conception d’un logement adaptable BS 8300 Vlaams Handboek Toegankelijkheid ISO 21542 (met verwijzing naar nationale richtlijnen) GSV Brussels Hoofdstedelijk Gewest CWATUPE – art. 415/10 2010 ADA Standards for accessible design WTCB-Contact n°25 (2010) – standaard plaatsingshoogte sanitaire toestellen voor volwassenen
6.1.8.5.
O PMERKINGEN INZAKE
Lengte toilet 70 cm 60 cm 70 cm 70 cm 75 cm 70 cm 65 à 80 cm -
TOEGANKELIJKHEID :
Voor- en nadelen van 70 cm lengte: Een lengte van 70 cm is nodig om met de rolstoel naast de toiletzitting te manoeuvreren en een laterale transfer te kunnen uitvoeren. Sommige rolstoelgebruikers maken gebruik van een transferplank om de overgang rolstoel/toilet te maken en voor hen is het dus belangrijk dat beide zich naast elkaar bevinden. 5/26/2014
37
SDA-DRAFT
Een nadeel van de grote toiletlengte, zeker bij de uitkragende toiletten is het ontbreken van de rugsteun. Personen met verminderde rompstabiliteit hebben nood aan dergelijke voorziening.
FIGURE 34: NAAR BRON – TECHNISCHE FICHE PLAIN-PIED: OPLOSSING LINKS – GOEDE ONDERSTEUNING OPLOSSING RECHTS – SLECHTE ONDERSTEUNING
6.1.8.6.
O PMERKINGEN INZAKE
FIGURE 33: VOORBEELD VAN EEN AFZONDERLIJKE RUGSTEUN, DERGELIJKE TOILETTEN HEBBEN GEEN AFSLUITENDE TOILETBRIL – MINDER COURANT
UITVOERING :
Grote lengte toiletpot & beugels: De opmerkingen inzake uitvoering zijn gelijklopend met deze voor de hoogte van de toiletzitting. De grotere toiletdiepte (70 cm) en de bevestiging van uitkragende beugels (90 cm) vereisen dat zowel de bevestigingsmiddelen als de achterliggende wand, dergelijke uitkragingen moeten mogelijk maken. Hangtoiletten worden bevestigd in speciaal daarvoor ontwikkelde skeletten zodat de aansluitingen en bevestigingen op uniforme wijze kunnen gebeuren volgens de voorschriften van de fabrikant. De bevestiging van beugels kan eveneens in dergelijke skeletstructuur worden opgenomen, maar kan ook rechtstreeks in de wand gebeuren. Bevestiging in (lichte) scheidingswanden: In Technische Voorlichtingsnota 233 – Lichte binnenwanden, worden vier gebruikersklassen twee belastingklassen gedefinieerd:
Belastingsklasse a: zware objecten zoals wastafels, kleine rekken,… Belastingsklasse b: voor zeer zware objecten zoals verwarmingsketels, grote rekken,…
Het is aan de opdrachtgever om de vereiste klasse aan te duiden in functie van het gebruik en de bestemming van de wand. De weerstand tegen verticale excentrische belasting (zoals een wastafel, toilet of beugel), wordt beschreven in TV 233 “Lichte Binnenwanden”. Onderstaande tabel en figuren beschrijven de proefprocedures en de gehanteerde criteria.
Verticale excentrische belasting
Soort proef
Belastingsklasse a
Structureel falen b
Functioneel falen
5/26/2014
a
Belastingen en proefopstelling 1000 N gedurende 24 u op 0,3 meter van het wandoppervlak, op winkelhaken die 0,5 m uit elkaar staan en bevestigd op twee punten die 0,15 m van elkaar staan op een verticale as. 4000 N gedurende 24 u op 0,3 m van het wandoppervlak, op winkelhaken die 1,0 m uit elkaar staan en bevestigd op twee punten die 0,6 m van elkaar staan op een verticale as 500 N (korte termijn) op 0,3 m van het wandoppervlak, op winkelhaken die 0,5 m van elkaar staan en bevestigd op twee punten die 0,15 m van elkaar staan op een verticale as.
38
Beoordelingscriteria Geen instorting, noch andere gevaarlijke schade. De residuele vervorming moet zich tijdens de proef stabiliseren Maximale vervorming: 1/500 van de hoogte of 5 mm. Geen functioneel falen
SDA-DRAFT
2000 N (korte termijn) op 0,3 m van het wandoppervlak, op winkelhaken die 1,0 m van b elkaar staan en bevestigd op twee punten die 0,6 m van elkaar staan op een verticale as. TABLE 1: PRESTATIES EN BEOORDELINGSCRITERIA VOOR LICHTE BINNENWANDEN DIE ONDERWORPEN WORDEN AAN EEN VERTICAL EXCENTRISCHE BELASTING
Bovenstaande proefbelastingen bieden geen realistisch beeld voor de belastingen die optreden bij de grotere uitkraging van beugels (90 cm) en toilet (70cm). Wanneer men beugels gewoon bevestigt in lichte scheidingswanden die daar niet op voorzien zijn, bestaat er dus kans dat er schade of onaanvaardbare vervormingen optreden. Ter vergelijking:
Volgens DIN 1385[36] (1988), moet men voor toiletten een belasting aanbrengen van 400 kg gedurende 1 uur op het midden van de toiletzitting. Deze proefbelasting werd overgenomen in de Europese norm NBN EN 997 – WC-potten en WC-installaties met ingebouwde stankafsluiters. Voor wat betreft de uitkragende beugels wordt in DIN 18040-1[37] (2010 - §5.3.3) vermelding gemaakt van een puntlast van 100 kg, zonder tijdsindicatie of aanvaardbare vervormingen te vermelden. In BS 8300 wordt vewezen naar ‘The good loo design guide’[38], waar voor uitkragende beugels sprake is van een belasting van 171 kg, zowel verticaal als onder een hoek van 45°. FIGURE 35: BELASTINGSPROEF GEWOON TOILET – 400 KG GEDURENDE 1 UUR
FIGURE 36: PROEFOPSTELLING VOOR DE BEOORDELING VAN DE WEERSTAND TEGEN EEN VERTICALE EXCENTRISCHE BELASTING
FIGURE 37: BEVESTIGING VAN TOILET EN BEUGELS AAN EEN LICHTE SCHEIDINGSWAND – TER ILLUSTRATIE ZIJN GEWICHTEN TOEGEVOEGD VOLGENS DIN 1385 & DIN 18040-1
Tenslotte zijn er ook oplossingen die een minder grote uitkraging vragen maar tegelijk toch de noodzakelijke lengte van het toestel of hulpmiddel verzekeren. Onderstaande figuren illustreren een aantal van deze voorbeelden.
5/26/2014
39
SDA-DRAFT
6.1.9.
FICHE 09 – DE WASTAFEL
6.1.9.1.
BRON
Fiche 01 – Toegankelijk toilet Fiche 03 – Changing Place Facilities Fiche 06 – ‘Rolstoelbezoekbaar toilet’
6.1.9.2.
Comment [SDA9]: Figuren afkomstig van producenten, bij voorkeur te vervangen door
F IGUUR
FIGURE 40: HANDWASTAFEL, ZOALS GEBRUIKT IN FIGURE 3 & FIGURE 24
FIGURE 41: VOORBEELD VAN EEN VOLLEDIG ONDERRIJDBARE WASTAFEL ZOALS IN FIGURE 1/LINKS & FIGURE 2 FIGURE 42: VOORBEELD VAN EEN WASTAFELVOET DIE DE ONDERRIJDBAARHEID BEMOEILIJKT
FIGURE 43: VOORBEELD VAN EEN MECHANISCH IN HOOGTE VERSTELBARE WASTAFELZOALS IN FIGURE 18
6.1.9.3.
T OEPASSINGSGEBIED
VOLGENS DE BRON
Zie fiches
6.1.9.4.
UITVOERING
Algemeen: Bovenstaande fiches bevatten in grote lijnen 4 types wastafels: 1. De handwastafel – over het algemeen bereikbaar vanop het toilet (Figure 40) 2. De volledig onderrijdbare wastafel, waarbij men met de romp tot tegen de rand van de wastafel kan rijden (Figure 41) 3. De beperkt onderrijdebare wastafel, waar dit niet het geval is, maar er toch voldoende ruimte heeft onder de wastafel (Figure 1/rechts) 4. De in hoogte verstelbare wastafel (Figure 43) De plaatsing van een wastafel dient bekeken in functie van haar gebruik. Een handwastafel gebruikt vanop de toiletzitting dient aan andere criteria te beantwoorden dan een volledige onderrijdbare 5/26/2014
40
SDA-DRAFT
wastafel. Een in hoogte verstelbare wastafel kan tenslotte worden aangepast aan de ergonomische noden van individuele gebruikers.
6.1.9.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID :
De handwastafel: De handwastafel wordt hier gebruikt vanop de toiletzitting, ze dient beperkt te zijn van afmetingen, geplaatst op de goede hoogte en de kraan wordt bij voorkeur geplaatst aan de kant van de toiletzitting. De afstand tussen handwastafel en toilet is beperkt. De diepte van de handwastafel is beperkt om in een rolstoeltoegankelijk toilet de frontale transfer zo min mogelijk te hinderen. De volledig onderrijdbare wastafel: De volledig onderrijdbare wastafel maakt het mogelijk voor een rolstoelgebruiker om tot tegen de rand van de wastafel te rijden (of het tablet waar de wastafel is ingewerkt). Er dient een optimale afstemming te zijn tussen: hoogte van de bovenzijde van de wastafel, ruimte onder de wastafel in functie van onderrijdbaarheid (kniezone & voetzone) en afstanden tot voorzieningen zoals kraan of zeepdispenser. Verder moet er ook voldoende opstelruimte zijn voor en naast de wastafel. De beperkt onderrijdbare wastafel: In bepaalde gevallen zal men opteren voor een kleinere wastafel, zoals in fiche 05/voorbeeld 2. Een kleinere wastafel maakt het mogelijk om in deze beperkte ruimte tegelijk een draaicirkel met ø 150 cm te realiseren en een beperkt onderrijdbare wastafel. Bij een beperkt onderrijdbare wastafel gaat ook aandacht naar voldoende knie- en voetruimte onder de wastafel. De in hoogte verstelbare wastafel: De in hoogte verstelbare wastafel maakt het mogelijk om de hoogte van de wastafel aan te passen aan de ergonomische noden van de individuele gebruiker. Er bestaan zowel mechanisch in hoogte verstelbare wastafels als elektrische. De gebruikte technieken zijn vergelijkbaar met de in hoogte verstelbare toiletpot zoals beschreven in Fiche 07 – Hoogte toilet.
6.1.9.6.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING
Onderstaande opmerkingen hebben enkel betrekking op de uitvoering van een volledig onderrijdbare en/of beperkt onderrijdbare wastafel. De volledig onderrijdbare wastafel: Vanuit toegankelijkheid wordt een voldoende ruimte gevraagd onder de wastafel, dit is meestal van de grootte-orde: 60 cm diep, 70 cm hoog en 90 cm breed onder de wastafel. De maatvoering voor een onderrijdbare wastafel is algemeen geformuleerd, vaak ontbreken de ergonomische en antropometrische gegevens om een bepaalde keuze te onderbouwen. Indien men bovenstaande eisen letterlijk interpreteert zijn slechts een beperkt aantal oplossingen mogelijk. Een meer gedetailleerde maatvoering is terug te vinden in de Duitse DIN 18040-1: 1. De diepte van de wastafel: 55 cm, welke eveneens de diepte is van de ruimte onder de wastafel voor een volledige onderrijdbaarheid. 2. Een kniezone van 67 cm hoog en 30 cm diep 3. Een voetzone van 35 cm hoog en 10 cm diep 4. Een maximale afstand tot de kraan van 40 cm zodat die ook bereikbaar blijft 5/26/2014
41
SDA-DRAFT
5. De hoogte van de wastafel op 80 cm Deze gecombineerde maatvoering verzekert tegelijk een goede bruikbaarheid, een voldoende onderrijdbaarheid & haalbare uitvoering, zonder te moeten overschakelen op zeer specifieke oplossingen zoals in de wand weggegewerkte afvoeren of heel dunne wastafels. Data source Knee clearance height Manual chairs (MC) Power chairs (PC) Knee clearance depth Manual chairs (MC) Power chairs (PC) Toe clearance height Manual chairs (MC) Power chairs (PC) Toe clearance depth (**) Manual chairs (MC) Power chairs (PC) (*)
Sample size
Min
268 188
460 488
268 188
5%
Mean
80%
90%
95%
496 543
596 643
645 685
667 709
689 729
31(*) 23(*)
116(*) 110(*)
276 260
369 345
402 433
433 422
266 186
83 84
94 168
204 267
276 320
304 366
330 408
266 186
71 30
124 106
184 164
208 197
246 223
292 261
onvoldoende omdat 550 – (*) > 300 (kniediepte DIN 18040-1) toe clearance depth vormt geen probleem, aangezien deze ruimte over het algemeen aanwezig is
(**)
FIGURE 44: DIN 18040-1, DIMENSIONERING VOOR EEN VOLLEDIG ONDERRIJDBARE WASTAFEL
TABLE 2: KNEE CLEARANCE & TOE CLEARANCE FOR MANUAL AND POWER WHEELCHAIRS[12]. DE ROOD GEMARKEERDE TEKST GEEFT AAN WANNEER EEN ROLSTOELGEBRUIKER PROBLEMEN ZOU ONDERVINDEN MET DE UITVOERING IN FIGUUR 41.
Bovenstaande tabel3 weergegeven in de figuur van DIN 18040-1 geeft duidelijk aan dat zelfs een volledig onderrijdbare wastafel geen oplossing biedt voor alle rolstoelgebruikers. Het verhogen van de wastafel met 10 cm verhoogt de beschikbare ruimte boven de knie, maar tegelijk moet ook het kraanwerk vlot bereikbaar blijven[29]. Het verder achteruit plaatsen van de sifon en waterafvoer verhoogt de beschikbare ruimte in de diepte. Daarnaast kan men uiteraard ook kiezen voor in hoogte verstelbare oplossingen (Figure 43).
FIGURE 47: KNIERUIMTE VOLGENS DIN 18040-1 IN VERGELIJKING MET TABEL ANTROPOMETRISCHE METING IDEA[12]
FIGURE 46: VOETRUIMTE VOLGENS DIN 18040-1 IN VERGELIJKING MET TABEL ANTROPOMETRISCHE METING IDEA[12]
FIGURE 45: DE VOLLEDIG ONDERRIJDBARE WASTAFEL KAN OOK KLEINER ZIJN EN INGEWERKT IN EEN TABLET
3
Deze tabel is benaderend, voor een gedetailleerde bepaling van de ruimte onder een wastafel en de daaraan verbonden uitsluitingspercentages moet men toegang hebben tot de volledige databank. Het contactpunt tussen wastafel en abdomen wordt dan als referentiepunt genomen om het profiel onder de wastafel te bepalen.
5/26/2014
42
SDA-DRAFT
De beperkt onderrijdbare wastafel: Bij de beperkt onderrijdbare wastafel is aan één van bovenstaande voorwaarden niet voldaan: de diepte van de wastafel of het tablet waar de wastafel is ingewerkt bedraagt geen 55 cm. Verder blijven knie- & voetzone behouden zoals weergegeven op bovenstaande figuur. Onderstaande figuur en bijgevoegde foto illustreren dit. Foto van beperkt onderrijdbare wastafel toe te voegen (toiletten Limelette – gebouw A)
FIGURE 49: FOTO VAN EEN BEPERKT ONDERRIJDBARE WASTAFEL
FIGURE 50: VOORBEELD VAN EEN BEPERKT ONDERRIJDBARE WASTAFEL
FIGURE 48: SLECHT VOORBEELD VAN EEN BEPERKT ONDERRIJDBARE WASTAFEL DOORDAT HET KRAANWERK MOEILIJK BEREIKBAAR WORDT
Figure 50 geeft een goed voorbeeld van een beperkt onderrijdbare wastafel. In Figure 48 is de knieen voetzone eveneens aanwezig, maar wordt de afstand tot het kraanwerk te groot door het afschermende meubilair onder de wastafel. Deze wastafel is noch volledig, noch beperkt onderrijdbaar, dit is geen toegankelijke oplossing. De ergonomie van de wastafel: Men kan de ergonomie van de volledig onderrijdbare wastafel nog verder verbeteren zoals weergegeven in onderstaande figuren:
Het voorzien van handgrepen zodat de rolstoelgebruiker zich tot tegen de rand van de wastafel kan trekken Het concaaf uitvoeren van de voorzijde van de wastafel, opnieuw moet in dergelijk geval voldoende ruimte worden voorzien voor knie- en voetruimte FIGURE 52: WASTAFEL VOORZIEN VAN HANDGREPEN WAARMEE DE ROLSTOELGEBRUIKER ZICH NAAR DE WASTAFEL TOE KAN TREKKEN FIGURE 51: WASTAFEL UITGEVOERD MET CONCAVE VOORZIJDE
5/26/2014
43
SDA-DRAFT
6.1.10.
FICHE 10 - HULPMIDDELEN & ACCESSOIRES
6.1.10.1.
BRON
Fiche 01 tot 06
6.1.10.2.
F IGUUR
FIGURE 54: UITKRAGENDE BEUGEL
6.1.10.3.
FIGURE 55: HANDENDROGER
T OEPASSINGSGEBIED
FIGURE 56: WCROLHOUDER
FIGURE 53: SPIEGEL
VOLGENS DE BRON
Zie fiches 01 tot 06
6.1.10.4.
UITVOERING
Algemeen: De fiches 01 tot 06 zijn samengesteld op basis van een aantal bronnen waarnaar verwezen wordt. Behalve de algemene uitvoering van de toiletruimte, de plaats van het toilet en de wastafel en een aantal te respecteren maten, wordt in deze documenten ook vermelding gemaakt (al dan niet gedetailleerd) van een aantal hulpmiddelen en accessoires. Zowel de plaats als de uitvoering van deze elementen spelen een niet te onderschatten rol bij de bruikbaarheid van de toiletruimte. Hieronder een korte opsomming van de verschillende elementen, met vervolgens een meer uitvoerige bespreking. Voor de deur die toegang verschaft tot het toilet, inclusief deurbeslag – zie 8.Schrijnwerk.
Beugels WC-rolhouder WC-douche Toiletspoeling Alarmering Kraanwerk wastafel Zeepdispenser & handendroger Varia
6.1.10.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID :
Beugels: Fiche 01 tot 06 beschrijven een aantal opstellingen waar beugels zijn terug te vinden in functie van het gebruik van de toiletruimte. Figure 20 voorziet in beugels aan beide zijden van het toilet, een semi-ambulante gebruiker kan dan gebruik maken van een beugel in functie van voorkeur of fysieke beperking. De keuze van de beugels en de positie ervan, zou in dergelijke opstelling niet enkel ondersteuning en vertrouwen bieden bij het 5/26/2014
44
SDA-DRAFT
rechtkomen of neerzitten op het toilet, maar ook een directe impact hebben op belasting en momenten die optreden in verschillende gewrichten (knie, enkel,…)[27]. Deze biomechanische en ergonomische aspecten worden hier niet verder in detail besproken. ‘Fiche 01 – Toegankelijk toilet met wastafel’ & ‘Fiche 02 – ‘Toegankelijk toilet’ zonder wastafel’ spreken over de toegankelijke toiletruimte (de specifieke ADA-opstelling wordt niet beschouwd). Standaard worden hier twee uitkragende beugels voorzien op een tussenafstand van 65 à 70 cm. De diepte van de beugels bedraagt 80 à 90 cm, in functie van de lengte van de toiletpot (20 cm voorbij de voorzijde van het toilet). De bovenzijde van de beugels bevindt zich 80 cm boven de toiletvloer of 25 à 30 cm boven de toiletzitting. Het is belangrijk dat de beugels goed omgrijpbaar zijn en voldoende stroef (ook in natte toestand). Behalve de positie van de beugels is ook de vorm daarbij belangrijk, ronde of ovale profielen maximaliseren het contactoppervlak tussen hand en beugel, waardoor de grip verstevigt. De diameter van de omschreven cirkel is één van de belangrijke karakteristieken van een goed omgrijpbare beugel en varieert in functie van het geraadpleegde document tussen 25 cm en 50 mm. Onderstaande figuren illustreren de invloed van de diameter op de grip van een beugel[39].
Indien het toilet in de hoek geplaatste wordt zal men vaak kiezen voor een vaste beugel bevestigd tegen de zijwand (Figure 1, Figure 3). De vaste beugel moet voldoende omgrijpbaar zijn, daartoe moet er voldoende afstand zijn tussen de beugel en de wand van 4 à 6 cm. Verder moet er ook boven de beugel een voldoende ruimte zijn zodat deze vlot omgrijpbaar is, Figure 57 illustreert hoe het niet moet. Rekening houdende met de bovenstaande maatvoering, komt men tot het volgende resultaat voor de afstand tussen de as van de toiletpot en de naastliggende wand (bij een vaste beugel):
Minimaal: 4 (afstand wand/beugel) + 2,5 (diameter beugel) + 30 (tussenafstand beugels/2) = 36,5 cm Maximaal: 6 (afstand wand/beugel) + 5 (diamter beugel) + 35 (tussenafstand beugels/2) = 46 cm Optimaal: 5 (afstand wand/beugel) + 3 (diamter beugel) + 32,5 (tussenafstand beugels/2) = 40,5 cm
Indien het toilet te dicht in de hoek wordt geplaatst worden de beugels onbruikbaar, indien men het toilet te ver uit de hoek gaat plaatsen vormt de bereikbaarheid van de beugel een probleem en kan men beter kiezen voor een uikragende beugel (voorbeelden Figure 8, Figure 9). Aan de zijde van de transferzone (opstelruimte naast het toilet), wordt steeds gekozen voor een uitkragende opklapbare beugel. De hoogte van de vaste beugel is vergelijkbaar met die van de uitkragende beugel – 80 cm. De vaste beugel steekt net als de uitkragende beugel 20 cm uit voorbij de voorzijde van de toiletpot. De vorm van de vaste beugel kent veel varianten: horizontaal, verticaal, horizontaal & verticaal, horizontaal en schuin oplopend zijn de meest voorkomende. Er bestaat veel onderzoek over de optimale vorm van
5/26/2014
45
SDA-DRAFT
dergelijke beugels, zonder dat men evenwel tot gelijklopende conclusies komt. Een goede beugel biedt ondersteuning bij volgende handelingen:
Ondersteuning bij het neerzitten en rechtop komen Stabiliteit en zekerheid tijdens de beweging Ondersteuning na het rechtkomen (vermijden van doorzwaai/ondersteuning bij duizeligheid) Ondersteuning bij het uitvoeren van een transfer vanaf de rolstoel
FIGURE 58: VOORBEELD VAN EEN VASTE BEUGEL NAAST HET TOILET
FIGURE 59: VOORBEELD VAN BEUGEL MET GEÏNTEGREERDE WCROLHOUDER
FIGURE 60: VOORBEELD VAN EEN TOILET MET ENKELE UITVOERINGSFOUTEN: O.M. DE WCROLHOUDER IS MOEILIJK BEREIKBAAR VANAF DE TOILETZITTING.
FIGURE 57: VOORBEELD VAN EEN WC-ROLHOUDER DIE TE DICHT BIJ DE BEUGEL GEPLAATST WERD
WC-rolhouder: Een goede plaatsing van een WC-rolhouder verhoogt sterk de bruikbaarheid van de toiletruimte. De Figure 57 & Figure 60 illustreren dat dit vaak ver van evident is. In Figure 60 is de afstand tussen het toilet en de naastliggende wand te groot voor een vlotte bereikbaarheid, het is een opstelling die aansluit bij Figure 9. Bij dergelijke opstelling kan men beter kiezen voor een in de beugel geïntegreerde WC-rolhouder (Figure 59). In Figure 57 is een vrij omvangrijke WC-rolhouder toegepast, die geplaatst werd vlak boven de beugel. De omgrijpbaarheid van de beugel vermindert daardoor alsook de bereikbaarheid van de WCrol. In opmerkingen inzake uitvoering wordt dieper ingegaan op de correcte plaatsing van de houder. WC-douche: Een WC-douche is een mogelijk alternatief voor de WC-rolhouder. Er zijn toestellen die afzonderlijk kunnen gemonteerd worden op de toiletpot alsook geïntegreerde oplossingen die als één geheel geplaatst worden. FIGURE 61: LINKS – IN HET TOILET GEÏNTEGREERDE WC-DOUCHE
FIGURE 62: RECHTS – WC-DOUCHE ALS OPZETSTUK VOOR EEN BESTAAND TOILET
Toiletspoeling:
5/26/2014
46
SDA-DRAFT
Comment [SDA10]: Afbeeldingen afkosmtig van producenten, bij voorkeur te vervangen door meer neutral foto of schematische weergave?
De bereikbaarheid en de uitvoering van de spoelknop bepalen de bruikbaarheid. Zo zal de spoelknop bij voorkeur aan de open zijde voorzien worden of in de zone zoals weergegeven in zie Figure 74. Uiteraard kan er ook gekozen worden voor een automatische spoeling. Alarmering: In een toegankelijk toilet voorziet men vaak ook een alarm, het risico op vallen of gezondheidsproblemen is immers hoger. Het is evident dat dit alarmsignaal ook moet worden doorgegeven aan een bevoegd persoon en dat er feedback moet zijn naar de persoon in de toiletruimte (visueel/akoestisch), dat het alarm goed werd ontvangen. Het alarm moet bereikbaar zijn, zowel vanaf de toiletvloer als de toiletzitting, meestal voorziet men een rode trekkoord die vanop beide hoogtes bereikbaar is. Kraanwerk wastafel: Bij de onderrijdbaarheid van de wastafel werd er reeds op gewezen dat de afstand van de kraan tot de voorzijde van de wastafel diende beperkt te worden in functie van bereikbaarheid (Figure 44). Verder kiest men voor de bediening van de kraan best voor kraanwerk dat eenvoudig bedienbaar is. Vaak hanteert men het principe van de bediening met gesloten vuist. Bij de bediening van het kraanwerk hoeft men dan niet te grijpen, te knijpen of het polsgewricht draaien (pronatie/supinatie, flexie/extensie) om het kraanwerk te bedienen. Enkele voorbeelden van kraanwerk en bediening zijn weergegeven in onderstaande figuur. Uiteraard kan men ook kiezen voor kraanwerk met bewegingsdetectie/sensor.
FIGURE 66: DRAAIKNOPPEN VEREISEN GRIJPFUNCTIE & DRAAIING IN HET POLSGEWRICHT
FIGURE 65: VOORBEELD VAN KRAANWERK DAT MEN KAN BEDIENEN MET GESTREKTE VINGER
Comment [SDA11]: Meer neutrale figuren? Producentonafhankelijke/schematische weergave
FIGURE 64: KRAANWERK FIGURE 63: EEN KRAAN MET BEDIENBAAR MET SENSOR VEREENVOUDIGT GESLOTEN VUIST EN/OF DE BEDIENING GESTREKTE HAND
Zeepdispenser & handendroger: De zeepdispensers dienen zich net als het kraanwerk binnen het bereik van de gebruiker te bevinden ter hoogte van de wastafel. Voor de handendroger bestaan er verschillende modellen, ook hier worden modellen waarbij een grijpfunctie nodig is bij voorkeur vermeden. Vaak kiest men voor automatische handdroger bedienbaar via bewegingsdetectie of een voldoende grote drukknop. Automatische handdendrogers waarbij de handen via de bovenzijde ingebracht worden door bepaalde bronnen ook afgeraden[2].
5/26/2014
FIGURE 70: VOORBEELD FIGURE 69: AUTOMATISCHE ZEEPDISPENSER MET HANDENDROGER
47
FIGURE 68: HANDENDROGER GRIJPFUNCTIE + BEDIENBAAR
MANUELE MET MOEILIJKE
FIGURE 67: VOORBEELD VAN EEN HANDENDROGER WAAR MEN DE HANDEN INBRENGT VIA DE BOVENZIJDE
SDA-DRAFT
Comment [SDA12]: Meer neutralefiguren? Producentonafhankelijke/schematische weergave?
Varia: Behalve de hierboven opgesomde hulpmiddelen en accessoires kan men in de toiletruimte nog een aantal zaken terugvinden die hieronder slechts beknopt worden opgesomd en besproken:
De spiegel: men kan in de toiletruimte een spiegel voorzien die reikt tot op de grond of een spiegel boven de wastafel. Een kantelspiegel biedt bijkomend comfort voor de rolstoelgebruiker. Kapstokken: Een toiletruimte dient voorzien van kapstokken. Toiletten die kunnen gebruikt worden door kinderen of rolstoelgebruikers hebben ook kapstokken op lagere hoogte. Een legplankje: Dit wordt gebruikt als hulpmiddel voor personen met stoma, hetzij de bovenzijde van het spoelmechanisme van het toilet (vlak uitgevoerd)[2], hetzij een afzonderlijk legplankje[25]. Houder voor hulpmiddel: Mensen met krukken of wandelstok kunnen hiervan gebruik maken bij het toiletbezoek. WC-borstel & vuilnisbak: ook deze elementen worden meestal voorzien in een toiletruimte, maar ze mogen geen hindernis vormen voor de verschillende circulatie- en opstelruimtes.
6.1.10.6.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING :
Beugels: In Fiche 08 – Lengte toilet, werd reeds gesproken over de grote overkragingen en de in rekening te brengen belastingen op de achterliggende wand. Bij de opmerkingen inzake toegankelijkheid werd reeds gesproken over de keuze van de beugel in functie van de afstand toilet/naastliggende wand. Een derde aandachtspunt is de plaatsing van beugels (en andere hulpmiddelen zoals douchezitje) in functie van aanpasbaarheid (Fiche 05 – Aanpasbare toiletruimte). Men gaat reeds bij het ontwerp van de woning de zones afbakenen waar deze hulpmiddelen op een later tijdstip kunnen geïnstalleerd worden, in functie van de noden van de gebruiker. Deze zones zijn voldoende draagkrachtig en vrij van leidingen (elektriciteit/water) op de plaats waar men de beugels later wil bevestigen. Onderstaande Figure 71 illustreert de afbakening van dergelijke zones in een kleine badkamerruimte[40]. FIGURE 71: ENKELE ZONES IN EEN SANITAIRE RUIMTE WAAR MEN VOORZIET OM LATER EVENTUEEL BEUGELS TE BVESTIGEN
WC-rolhouder:
FIGURE 72: NAAR BRON ADA 2010 STANDARDS, DE GELE ZONE GEEFT DE PLAATS AAN VAN DE WC-ROLHOUDER TEN OPZICHTE VAN HET TOILET EN DE BEUGEL
Zoals reeds aangegeven bij ‘opmerkingen inzake toegankelijkheid’, zal men bij een te grote afstand tussen toilet en naastliggende muur vaak opteren voor een in de beugel geïntegreerde oplossing.
5/26/2014
48
SDA-DRAFT
Plaatst men de WC-rolhouder toch tegen de muur dan moet deze zowel bereikbaar zijn als het gebruik van de beugel tegen de wand niet hinderen. De ADA Standards[18] bevatten zeer gedetailleerde zones die aangeven waar men de WC-rolhouder best voorziet en de afstand die men dient te bewaren ten opzichte van de beugels (Figure 72). Toiletspoeling: Men kan kiezen voor een automatische toiletspoeling, indien dit niet het geval is vormt de plaatsing en uitvoering van de spoelknop een aandachtspunt. Indien de toiletspoeling geplaatst wordt achter het toilet, dan meestal centraal en op de correcte hoogte, Australian Standard 1428.1[41] bevat enkele concrete aanbevelingen. Bij een spoelmechanisme geïntegreerd in de spoelbak is de plaatsing eveneens aan de open zijde, ter hoogte van de opstelruimte voor de laterale transfer.
FIGURE 74: NAAR BRON AS 1428.1 (2001). DE SPOELKNOP IS OFWEL CENTRAAL GEPOSITIONEERD OFWEL BINNEN DE GEEL GEMARKEERDE ZONE
FIGURE 73: BOVENSTAANDE FIGUREN ILLUSTREREN HOE HET FRONTAAL EN LATERAAL BEREIK VAN EEN ROLSTOELGEBRUIKER [%; N=235] EVOLUEERT IN FUNCTIE VAN DE HOOGTE. DIT VERKLAART OOK DE NOOD AAN EEN KNIE- EN VOETZONE (ONDERRIJDBAARHEID) BIJ EEN FRONTALE BENADERING
Alarmering: Onderstaande figuur illustreert de plaatsing van een alarm met trekkoord in een toiletruimte. Het alarm situeert zich net als het spoelmechanisme aan de open zijde van de toiletpot. Naast een alarm is er eveneens een resetknop (op correcte hoogte + bereikbaar) en visueel of akoestisch signaal dat een bevestiging geeft dat het alarm goed werd ontvangen. FIGURE 75: VOORBEELDEN VAN EEN ALARM IN DE TOILETRUIMTE.
5/26/2014
49
SDA-DRAFT
Comment [SDA13]: Meer neutral figuur/schematisch?
6.1.11.
FICHE 11 – VERLICHTING EN CONTRAST
6.1.11.1.
B RON :
Fiche 01 tot 06 NBN EN 12464-1: Licht en verlichting – Verlichting van werkruimten – deel 1: werkruimten binnen[42] WTCB-Dossier 2009/3.12 – Verlichting en contrast voor personen met een visuele beperking[43]
6.1.11.2.
F IGUUR :
6.1.11.3. FIGURE 77: DUIDELIJK CONTRAST TUSSEN WAND EN TOILET, BEUGELS, SPOELKNOP & AFVALEMMER
6.1.11.4.
T OEPASSINGSGEBIED
FIGURE 78: VOORBEELD
SLECHT
FIGURE 76: VOORBEELD
GOED
VOLGENS DE BRON :
Zie fiches 01 tot 06
6.1.11.5.
U ITVOERING :
Verlichting: In het kader van toegankelijkheid vraagt men een goede verlichting van de toiletruimte. Een waarde van 100 à 300 lx op vloerniveau of 80 cm boven de vloer wordt vermeld[2],[1]. → bij opmerkingen inzake uitvoering wordt deze sterke focus op enkel de verlichtingssterkte genuanceerd, ook zaken als uniformiteit van de verlichting, de kleurweergave-index of de opstartfase van de lichtbron zijn belangrijk bij de verlichting van deze kleine ruimte. Contrasten: Voor een optimale toegankelijkheid streeft men naar voldoende contrasten in functionele toepassingen (zie voorbeeld Figure 77). Over het algemeen gaat het dan over luminantiecontrasten (verschillen in helderheid) en als algemene richtlijn kan gesteld worden dat men na het nemen van een zwart/wit-foto verschillende voorwerpen moet kunnen onderscheiden. → Zie opmerkingen inzake uitvoering en het principe van verschil in LRV of reflectiecoëfficiënt om contrasten te beoordelen.
6.1.11.6.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID :
Bepaalde normen op gebied van toegankelijkheid doen een uitspraak over minimale verlichtingssterkte. Deze informatie is vaak beperkt en het zou beter zijn mocht men kunnen verwijzen naar gespecialiseerde verlichtingsnormen.
5/26/2014
50
SDA-DRAFT
6.1.11.7.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING :
Verlichting: De Europese norm NBN EN 12464-1[42] bevat specifieke waarden voor de verlichting van een toiletruimte. Hoewel enkel van toepassing op werkruimten, geven deze getalwaarden een indicatie voor de realisatie van een goede verlichting in de toiletruimte: Ref. Nr. 5.2.4
Soort taak of activiteit Garderobes, wasruimten, badkamers en toiletten
Em [lx] 200
UGRL 25
Uo 0.4
Ra 80
De te verzekeren verlichtingssterkte (Em) is de minimumwaarde van de gemiddelde verlichtingssterkte in de toiletruimte UGRL (Unified Glare Rating) is een eengemaakte index ter beoordeling van de directe verblinding. Het is een getalsaanduiding die bepaald wordt door zowel de lichtbron, de armatuur, de plaats in de ruimte, de directe omgeving van de armatuur als de positie van de waarnemer. In het WTCB-dossier ‘Verlichting en contrast voor personen met een visuele beperking’[44] werd er reeds op gewezen dat deze waarde bij voorkeur zo laag mogelijk wordt gehouden. Uo is een maat voor de uniformiteit van de verlichting Ra is de kleurweergave-index, de mate waarin een lichtbron kleuren correct weergeeft
Behalve de hierboven opgesomde getalwaarden geldt er:
Voor de wanden van de toiletruimte: Em = 50 lx & Uo ≥ 0.1 Voor het plafond van de toiletruimte: Em = 30 lx & Uo ≥ 0.1
Deze bijkomende getalwaarden verzekeren eveneens een betere uniformiteit van de verlichting. De verlichting in de toiletruimte wordt meestal tegen het plafond geplaatst, wanneer er een wastafel voorzien is in de ruimte met spiegel, kan het zinvol zijn om ook daar bijkomende verlichting te voorzien. Figure 78 geeft een voorbeeld van hoe het niet moet, hoewel de gemiddelde verlichtingssterkte op de vloer hoger is dan in Figure 76 is de uniformiteit onvoldoende en zijn ook de wanden onderbelicht, men krijgt een lichtvlek vlak voor het toilet. Een toiletruimte wordt meestal kortstondig gebruikt, met veel aan- en afschakelen van de verlichting. Het kan dus zinvol zijn om te werken met een bewegingsmelder, in ieder geval is het belangrijk dat de volledige verlichtingssterkte onmiddellijk gerealiseerd wordt, zonder lange opstartfase. Contrasten: Naast verlichting kunnen ook contrasten hulp bieden bij het gebruik van de sanitaire omgeving (afbeelding 67). In het WTCB-dossier 2009/3.12[44] werden een aantal formules voor het berekenen van contrasten besproken. In het kader van toegankelijkheid zal men kiezen voor een luminantiecontrast (benadering van verschil in helderheid), eerder dan een kleurcontrast (verschil in kleur). Onderstaande figuur en tabellen illustreren dit: LRV
1
5/26/2014 3
2
4
1
2
3
1
4
E
1
2
3
4
1
2
2
3
42
4
45
51 41 43
2
2
121
3
81
76SDA-DRAFT
4
63
87
21
Comment [SDA14]: Kleurverschil is hier nog berekend volgens CIE1976, ik kijk nog even na of het relevant is correctere meer recente rekenmethode te hanteren
Hoewel het kleurverschil tussen het rood uit vakje 1 en het groen uit vakje 2 groot is (E maximaal), is het luminantieverschil LRV er juist minimaal, voor goede contrasten in functie van toegankelijkheid werkt men dus beter met een combinatie 1/3,4 of een combinatie 2/3,4. Een rekenblad voor het bepalen van een verschil in LRV is terug te vinden op de website van het WTCB/Rekentools. Voor een omschrijving van LRV of reflectiecoëfficiënt – zie terminologie. Het verschil in LRV, de LRV zoals weergegeven in bovenstaande tabel, wordt berekend met de formule LRV kleur 1 – LRV kleur 2. Voor de hierboven beschreven toepassingen moet, in functie van een voldoende contrast, een LRV van minstens 30 gerealiseerd worden[2],[1]. Voor een omschrijving van kleurverschil E – zie terminologie.
5/26/2014
52
SDA-DRAFT
6.2.
DE DOUCHE
Fiche 12 - De doucheruimte Fiche 13 - De douchevloer Fiche 14 – De douchafvoer Fiche 15 - De douchewanden Fiche 16 - Verschillende hulpmiddelen & accessoires Fiche 17 – Elektriciteit, verlichting & contrasten
5/26/2014
53
SDA-DRAFT
6.2.1.
FICHE 12 - DE DOUCHERUIMTE
6.2.1.1.
B RON :
ISO 21542 – Building construction, accessibility and usability of the built environment[1] GSV Toegankelijkheid + Vlaams Handboek Toegankelijkheid[10] Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible[11] GSV Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Titel IV – artikel 14[16] CWATUPE – art. 415/12[17] 2010 ADA Standards for accessible design[18] Ontwerpgids meegroeiwonen[28] – Ontwerptool, wooneenheid, intern, badkamer Guide d’aide à la conception d’un logement adaptable[29]
6.2.1.2.
F IGUUR :
Onderstaande figuren geven fundamenteel verschillende varianten weer uit bovenstaande bronnen. 2 1
1
3
1
4
5
6
FIGURE 79: (1 TOT 3) – AANPASBARE BADKAMER (WONINGBOUW) (4) – NAAR BRON – [10] - STANDAARD TOEGANKELIJKE DOUCHERUIMTE (5) – NAAR BRON – [18] – ROLL-IN TYPE SHOWER COMPARTMENT (6) – NAAR BRON – [18] – TRANSFER TYPE SHOWER COMPARTMENT
6.2.1.3.
T OEPASSINGSGEBIED
VOLGENS DE BRON :
Toegankelijke doucheruimte/ aanpasbare badkamer
6.2.1.4.
U ITVOERING :
Algemeen: Bovenstaande documenten bevatten een aantal maten & aandachtspunten voor de optimale uitvoering van de doucheruimte, hieronder worden ze opgesomd: 5/26/2014
54
SDA-DRAFT
Ruwbouw (minimale ruimte):
[1] Douchezone = 90 x 130 cm Opstelruimte naast de douchezone = 90 x 130 cm Draaicirkel met Ø 150 cm [10] De ruwbouwmaten van een aangepaste doucheruimte, al dan niet met wastafel, moeten minstens 2,20 meter op 2,40 meter zijn, zodat na de afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten een ruimte van minstens 2,15 meter op 2,35 meter gegarandeerd wordt. Bij die minimale maten moet de deur in de korte zijde aangebracht worden. Het vloeroppervlak van de douchezone bedraagt minstens 120/120 cm Opstelruimte naast het douchezitje = 90 cm breed Opstelruimte aan de voorzijde van het douchezitje = 120 cm diep [11] Opstelruimte naast het douchezitje = 135 x 130 cm, de breedte 135 cm wordt gemeten ten opzichte van de as van het douchezitje Draaicirkel met Ø 150 cm in het douchelokaal, de draaicirkel mag enkel overlappen met de opstelruimte [16] Draaicirkel met Ø 150 cm in het douchelokaal [17] Draaicirkel met Ø 150 cm in het douchelokaal [18] Doucheruimte = 92 x 152 cm, met voldoende ruimte voor het inrijden van de rolstoel (uitvoering zoals in Figure 79.5)
6.2.1.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID :
Samengevat bevatten bovenstaande documenten volgende eisen voor de afmetingen van de doucheruimte: De opstelruimte naast het douchezitje De opstelruimte aan de voorzijde van het douchezitje De aanwezigheid van een draaicirkel De oppervlakte van de douchezone De minimale afmetingen van de doucheruimte/badkamer De doucheruimten in Figure 79.5 & 6 hebben in tegenstelling tot Figure 79.4 geen opstelruimte voor het douchezitje (geen 120 cm), de draaicirkel bevindt zich ook volledig buiten de douchezone.
6.2.1.6.
O PMERKINGEN INZAKE U ITVOERING :
Bijna alle voorstellen voor de uitvoering van een doucheruimte vertrekken vanuit een opstelling in de hoek, dat wil zeggen dat het douchezitje bevestigd wordt tegen de achterwand en de kraan en sproeikop tegen de zijwand. Dit is een open opstelling naar de rest van de (bad)kamer. De enige uitzondering is de uitvoering volgens Figure 79.5, waar de douche is ingewerkt in een nis. Het voordeel van deze opstelling is de vaste afscherming ten opzichte van de rest van de badkamer.
5/26/2014
55
SDA-DRAFT
6.2.2.
FICHE 13 - DE DOUCHEVLOER
6.2.2.1.
B RON
Idem Fiche 12 - De doucheruimte Guide pour la mise en oeuvre d’une douche de plain-pied dans les salles d’eau à usage individuel en travaux neufs[45] Curbless showers – an installation guide[46]
6.2.2.2.
Comment [SDA15]: Foto’s afkomstig van producenten bij voorkeur te vervangen door neutrale figuur/schematische weergave?
F IGUUR Figure 94: afvoer is volledig in de dekvloer ingewerkt
FIGURE 80: VERSCHILLENDE INLOOPDOUCHE
6.2.2.3.
T OEPASSINGSGEBIED
UITVOERINGSVARIANTEN
VOOR
DE
VOLGENS DE BRON :
Toegankelijke douchezone
6.2.2.4.
U ITVOERING :
Algemeen De eisen die gesteld worden aan een toegankelijke douchevloer zijn relatief beperkt en worden hieronder weergegeven. De uitvoering van een inloopdouche vereist echter heel wat zorg en aandacht bij uitvoering om latere schade te voorkomen, deze aandachtspunten komen aan bod bij ‘opmerkingen inzake uitvoering’. Ruwbouw (minimale inbouwhoogte): Er moet voldoende hoogte beschikbaar zijn voor de plaatsing van vloerafwerking, dekvloer (in lichte helling) en de waterafvoer (een waterslot van minstens 5 cm hoog). Dit betekent dat het peil van de ruwbouwvloer bepaald wordt in functie van deze inbouwhoogte (Figure 94) Vloerafwerking (tegelzetter,…): Onderstaand overzicht geeft weer welke eisen men stelt aan de vloerafwerking:
[1] Geen niveauverschil Helling douchezone naar afvoer 1:50 (2%) à 1:60 (1,7%) Helling doucheruimte/badkamer naar afvoer 1:70 (1,4%) à 1:80 (1,25%) Voldoende slipweerstand
5/26/2014
56
SDA-DRAFT
[10] Helling douchezone naar afvoer bedraagt maximum 2% De doucheruimte is een vlakke drempelloze ruimte Voldoende slipweerstand [16] Helling douchezone naar afvoer bedraagt maximum 2% Geen douchebak Voldoende slipweerstand [17] De douchezone heeft een lichte helling Geen douchebak [18] Maximum niveauverschil van 13 mm Voor het ‘transfer type shower compartment’ (Figure 79.6) wordt bij renovaties een hoogteverschil van 51 mm toegelaten indien anders belangrijke structurele aanpassingswerken vereist zijn.
6.2.2.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID :
Over het algemeen worden geen niveauverschillen toegelaten in de douchezone of doucheruimte. Een niveauverschil mag in ieder geval niet aanwezig zijn in de ruimte voor de draaicirkel (Ø 150 cm) en de opstelruimte naast het douchzitje (vlakke ondergrond tijdens transfer van rolstoel naar douchezitje). Een klein niveauverschil is minder kritisch bij een inrijdouche (Figure 79.5) en gerealiseerd door middel van een geleidelijke overgang (Figure 80 – midden)
6.2.2.6.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING :
Algemeen: Er zijn en komen heel wat oplossingen op de markt voor de plaatsing en uitvoering van een inloopdouche. De opdeling hieronder maakt een onderscheid tussen oplossingen die volledig op de bouwplaats worden uitgevoerd en afgewerkt (meestal betegeld) en de oplossingen die gebruik maken van een douchebak al dan niet drempelloos aansluitend met de badkamervloer. Ter plaatse uitgevoerd: Het gaat hier over douchevloeren afgewerkt met een betegeling in keramische tegels of natuursteentegels, harsgebonden gietvloeren of soepele/elastische vloerbekledingen. Het gekozen vloermateriaal moet een voldoende slipweerstand bezitten (zie verder) en wordt rechtstreeks aangebracht op de ondergrond. Naar volgende technische voorlichtingsnota’s kan verwezen worden voor de keuze en uitvoering van verschillende types vloermaterialen:
Technische Voorlichtingsnota 165: Soepele vloerbedekkingen, gedeeltelijk vervangen door Technische Voorlichtingsnota 241: Elastische vloerbedekkingen Technische Voorlichtingsnota 237: Keramische binnenvloerbetegelingen Technische Voorlichtingsnota 213: Binnenvloeren van natuursteen
Elastische vloerbedekkingen Binnen de soepele vloerbedekkingen beschreven in TV 241 maakt men een onderscheid tussen linoleumbekledingen, bekledingen op basis van rubber, krukbekledingen en bekledingen op basis van 5/26/2014
57
SDA-DRAFT
polyvinylchloride (PVC). De essentiële eisen voor elastische vloerbekledingen zijn beschreven in NBN EN 14041 (2004)[47]. De waterdichtheid maakt hier onderdeel van uit (informatieve bijlage ZA) en voor de specificatie wordt verwezen naar NBN EN 13553 (2002)[48], hoewel deze norm enkel van toepassing is op elastische vloerbekledingen uit PVC. Verder worden in TV 241 – Tabel A.7 een aantal preventieve maatregelen opgenomen om waterinfiltraties via de voegen van elastische vloerbekledingen te voorkomen. Symptomen
Mogelijke oorzaken
Waterinfiltraties via de voegen van een soepele vloerbekleding die zich in een vochtige ruimte bevindt
Geringe waterdichtheid op het niveau van de vloerbekleding door: Ondichte lasnaden Moeilijk uit te voeren detaillering (bvb. hoeken, afvoerkolken,…) Doorvoeringen van leidingen
Preventie
§ uit de TV 241
Men dient een vlotte waterafvoer te realiseren door een afdoend afschot van de ondergrond naar de afvoerkolk te voorzien. De keuze zou moeten uitgaan naar een ondergrond die zijn mechanische karakteristieken niet verliest bij een toevallig lek. Het aantal voegen in de vloerbekleding moet beperkt blijven De lasnaden moeten zorgvuldig voorbereid en uitgevoerd worden Men dient voldoende aandacht te besteden aan een geschikte plintafwerking TABLE 3: UIT TV241 – TABEL A.7: SYMPTOMEN, OORZAKEN EN PREVENTIE VAN PATHOLOGIEËN BIJ ELASTISCHE VLOERBEKLEDINGEN
4.1.3.2 7.7.3.5 7.74
Verder vormt ook de aansluiting met de wanden een aandachtspunt – zie Fiche 15 - Douchewanden Tegelvloeren: Een tegelvloer kan niet beschouwd worden als waterdicht, er dient dus een waterdichting te worden voorzien onder de betegeling (principe van de dubbele dichting). Deze waterdichting kan zich zowel bevinden vlak onder de tegelvloer als onder de dekvloer, zoals in Figure 81 weergegeven. In beide gevallen is het belangrijk dat er een goede aansluiting is tussen:
de waterdichting en de waterafvoer (men kan opteren voor oplossingen waarbij de dichting in de fabriek met de waterafvoer wordt verbonden) de waterdichting en de dichtingswerken ter hoogte van de wanden in de hoeken.
Bij een waterdichting geplaatst onder de dekvloer (bijvoorbeeld bitumen/EPDM), wordt een niveauverschil gecreëerd tussen de douchevloer en de waterdichting. Buiten de douchezone wordt de waterdichting dan opgeplooid zodat men een kuip creëert. De aansluiting met de rest van de badkamer gebeurt met een verdeelvoeg en een soepele kit. FIGURE 81(*): ← OPTIE 1 - WATERDICHTING BOVENOP DE DEKVLOER → OPTIE 2 – WATERDICHTING ONDER DE DEKVLOER
1. dichtingsscherm wand 2. Waterdichting douchevloer 3. Dekvloer 4. PE-folie 5. Thermische en/of akoestisch isolatie 6. Draagvloer
5/26/2014
(*) In beide figuren is de betegeling niet 58 getekend
SDA-DRAFT
Comment [SDA16]: Nog op zoek naar een figuur
Wanneer de waterdichting geplaatst wordt vlak onder de gelijmde betegeling, dan zijn er een aantal systemen beschikbaar, inclusief het bijzonder toebehoren zoals verstevigingsstroken of –netten, aansluitstukken ter hoogte van de afvoerkoelk,… 1. Matten zijn een fractie van een millimeter dik en zijn gewoonlijk opgebouwd uit een folie (bvb. Polyethyleen) die aan beide zijden bekleed kan worden met een al dan niet geweven textiel of een net om de hechting van de tegellijm te verbeteren. De mat wordt in de lijmlaag gedrukt voor het aanbrengen van de tegels. Bepaalde matten kunnen tevens dienst doen als scheidingslaag en worden daarom voorzien van een reliëf van enkele millimeter. 2. Platen worden voorafgaandelijk op de ondergrond verlijmd en vormen een stijve onderlaag van enkele millimeters tot meerdere centimeters dik. Ze kunnen opgebouwd zijn uit een schuim (bvb. Geëxpandeerd of geëxtrudeerd polystyreen) dat bekleed werd met verstevigingslagen, een textiel of een met mortel omhuld net om de hechting van de tegellijm te verbeteren. 3. Vloeibaar aangebrachte dichtingsproducten zijn producten van verschillende oorsprong die doorgaans in verschillende lagen (met een totale dikte van enkele millimeters) aangebracht worden. De bestaande specificaties hebben hoofdzakelijk te maken met de waterdichtheid, het scheuroverbruggend vermogen en de hechting (na verschillende verouderingscycli). Het ononderbroken karakter van dergelijke vloeibare afdichtingen wordt gewoonlijk als een voordeel beschouwd. Voor binnentoepassingen worden deze systemen vaak als kits aangeboden op de markt. De richtlijnen voor het aanbrengen van een CE-markering aan de hand van een Europese Technische Goedkeuring (ETA) zijn beschreven in ETAG 0022/deel 1 voor vloeibare oplossingen, ETAG 0022/deel 2 voor matten en ETAG 022/deel 3 voor platen. Indien er een tegellijm voorzien is voor de bevestiging van keramische tegels, dan dient deze lijm eveneens onderworpen te worden aan de noodzakelijke beoordelingen en relevante proeven beschreven in deze European Technical Assesments. Het is raadzaam om de uitvoeringsrichtlijnen van de fabrikanten na te leven met betrekking tot de toepassing van een bepaald systeem: de verenigbare lijmtypes, de noodzaak van eventuele primer en de tegelkeuze (formaat, schokbestendigheid,…).
FIGURE 82: DRIE VARIANTEN VOOR DE UITVOERING VAN DE WATERDICHTING ONDER DE BETEGELING
Een volgend aandachtspunt is de zone waarin men deze waterdichtheid en de minimale helling voor afwatering moet voorzien. Over het algemeen gaat men dit niet beperken tot de douchezone, maar ook een stuk doortrekken in de badkamer. Het risico op blootstelling is van heel wat factoren afhankelijk: de aanwezigheid van een douchescherm, de positie van de douchekop, correct gedimensioneerde en onderhouden waterafvoer, correct uitgevoerde douchevloer,… hoe verder men de helling en de waterdichting doortrekt, hoe geringer het risico op infiltraties:
5/26/2014
59
SDA-DRAFT
[45] – enkel de situaties die volledig drempelloos zijn worden hieronder beschreven Indien er geen douchescherm voorzien is: Waterdichtheid over de volledige doucheruimte Helling van minimum 1% en in de zones zoals aangegeven in onderstaande figuur Indien er een douchescherm voorzien is: Waterdichtheid over de douchezone & 50 cm voorbij het douchescherm
FIGURE 83: LOCATIE VAN DE HELLING (ORANJE) EN DE WATERDICHTHEID (BLAUW/ORANJE) IN EEN DOUCHERUIMTE WAAR DE DOUCHEZONE NIET IS AFGESCHERMD (LINKS) EN WAAR ER EEN DOUCHESCHERM AANWEZIG IS (RIECHTS) [45]
Douchebak: Over het algemeen biedt een douchebak geen oplossing voor een toegankelijke doucheruimte, de minimale opstap die men nodig heeft om een douchebak te plaatsen met overloop is aanzienlijk meer dan de 2 cm of drempelloze uitvoering die men vraagt voor een inloopdouche (NBN EN 251: Douchebakken – aansluitmaten). Daarnaast zijn er echter ook laagdrempelige douchebakken zonder overloop die voor het overige wel moeten beantwoorden aan dezelfde criteria als gewonen douchebakken (NBN EN 14527+A1: Douchebakken voor huishoudelijk gebruik, NBN EN 274-1: Afvoerinrichtingen voor sanitaire toestellen – deel 1: eisen) De detaillering voor de aansluiting met de muurbetegeling is vergelijkbaar deze uit TV 227 (afbeelding 3 & 4). De aansluiting met de badkamervloer vereist bijzondere aandacht, zowel bij een laagdremepelige als drempelloze uitvoering is dit immers een voeg die zowel aan slijtage als mogelijke infiltraties is blootgesteld. Door de correcte ondersteuning van de doucheplaat/douchebak kan men zettingen & bewegingen vermijden, alsook het risico op inifltraties via de voeg voorkomen. De voegen en aansluitingen dienen bovendien schimmelwerend te worden uitgevoerd, conform NBN EN 846 (1997).
FIGURE 85: LAAGDREMPELIGE DOUCHEBAKKEN HEBBEN GEEN OVERLOOP CONFORM NBN EN 251
5/26/2014
FIGURE 84: AANSLUITDETAIL TV 227
60
SDA-DRAFT
Naast deze laagdrempelige douchebakken zijn er ook meer en meer producenten die een eigen, al dan niet gepatenteerd systeem op de markt brengen voor de uitvoering van inloopdouches. Het gaat dan over doucheplaten die gemonteerd worden op een stalen kader of een verdoken douchebak, ingewerkt in de vloer. De aansluiting met de badkamervloer, de wanden en de afvoer, is net als bij de laagdrempelige douchebakken een aandachtspunt. Men kan de blootstelling aan water opnieuw reduceren door voor douchewanden te kiezen die bovenop de doucheplaat gemonteerd worden en zo de voeg afschermen. De plaatsing van een wand bovenop de doucheplaat moet verenigbaar zijn met de (rolstoel)toegankelijkheid (zie Fiche 15 - Douchewanden).
Comment [SDA18]: Figuur vervangen door meer neutrale afbeelding? Schematische weergave?
FIGURE 86: VOORBEELDEN VAN PREFAB DOUCHESYSTEMEN
Voldoende slipweerstand: Verschillende van de hierboven opgesomde referentiedocumenten inzake toegankelijkheid vragen een voldoende slipweerstand voor de vloer van de doucheruimte/douchezone. Hoewel strikt genomen dit een eis is op gebied van gebruiksveiligheid wordt hieronder nog even een korte stand van zaken gegeven op gebied van slipweerstand van vloeren. De slipweerstand van een vloer is essentieel voor het beoordelen van de gebruiksveiligheid van een vloer. Veel valincidenten zijn immers het gevolg van uitglijden over een (natte) vloer. Toch bestaat er geen Europese norm voor het bepalen van de slipweerstand en zijn er verschillende methodes waarmee men deze slipweerstand kan bepalen[49]. Sinds 2012 is er een Europese Technical Specification (CEN/TS 16165) waarin de verschillende gehanteerde testmethoden gedetailleerd worden beschreven, inclusief de te volgen procedures en rapportering:
Annex A: Barefoot ramp test Annex B: Shoed ramp test Annex C: Pendulum friction test Annex D: Tribometer test
Deze TS adviseert het gebruik van Annex A in geval van een vochtige ruimte die blootsvoets wordt gebruikt. De gedefinieerde antislipklassen zijn gebaseerd op de klassen uit DIN 51091[50], de proefopstelling is weergegeven in onderstaande figuur:
5/26/2014
61
Comment [SDA17]: Men dient de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant op te volgen? ATG?
SDA-DRAFT
FIGURE 87: PROEFOPSTELLING BAREFOOT RAMP TEST
5/26/2014
Klasse
Hellingshoek
Toepassing (voorbeelden ter illustratie)
A
> 12°
Overwegend droge, blootsvoets belopen zones, kleedkamers,...
B
> 18°
C
> 24°
Douches, in het water leidende trappen met reling, ... Doorwaadbaden, hellende zwembadranden,
TABLE 4: ANTISLIPKLASSEN VOLGENS DE NORM DIN 15091
62
SDA-DRAFT
6.2.3.
FICHE 14 - DOUCHEAFVOER
6.2.3.1.
B RON :
Idem Fiche 12 - De doucheruimte & Fiche 13 - De douchevloer
6.2.3.2.
F IGUUR :
1
2
FIGURE 88: PRINICIPIEEL ZIJN ER TWEE OPLOSSINGEN VOOR DE PLAATSING VAN DE AFVOER VAN EEN INLOOPDOUCHE, HORIZONTAAL (MET LICHTE HELLING) VIA DE DEKVLOER OF VERTICAAL VIA DE ONDERLIGGENDE RUIMTE
6.2.3.3.
T OEPASSINGSGEBIED
VOLGENS DE BRON :
Toegankelijke doucheruimte
6.2.3.4.
U ITVOERING :
De specificaties voor het rooster zijn beperkt, het rooster zelf heeft immers een beperkte impact op de toegankelijkheid van de doucheruimte:
[1] Plaats het afvoerrooster centraal in de douchezone zodat een rolstoelgebruiker een stabiel opstelvlak heeft en niet in helling staat [45] Beperking van de afmetingen van de roosteropeningen om kwetsuren aan de voeten te voorkomen
6.2.3.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID :
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING :
Nihil
6.2.3.6.
Iedere doucheafvoer zal gerealiseerd worden conform NBN EN 1253-1: Afvoerputten voor gebouwen – deel 1: eisen, klasse K3 (belastingen in rekening te brengen bij huiselijk gebruik). Voor de plaatsing van een doucheafvoer zal steeds een minimale hoogte noodzakelijke zijn: voor het waterslot, dat conform al was het maar voor het waterslot dat volgens voorgaande norm minstens 5 cm moet bedragen. Dit betekent dus ook dat er voor het inbouwen van dergelijke doucheafvoer een zekere 5/26/2014
63
SDA-DRAFT
hoogte nodig is, zeker wanneer men weet dat ook de horizontale waterafvoer met een helling van 1 à 1,5% moet geplaatst worden. Indien de afvoer volledig in de dekvloer ingewerkt wordt, (Figure 88.1) is het dus zaak zowel voldoende hoogte te voorzien als de afstand tot de verticale standleidingen te beperken. Een alternatieve oplossing is het voorzien van een verticale afvoer, waarbij het afvalwater via de onderzijde van de vloer naar de verticale standleiding wordt afgevoerd (Figure 88.2). Aansluiting met de waterdichting: Een tegelvloer is niet waterdicht en er dient dus een waterdichting te worden voorzien, hetzij vlak onder de betegeling, hetzij onder de dekvloer. Deze waterdichting moet goed aansluiten met de doucheafvoer, die hierop voorzien is. Deze aansluiting moet zowel gerealiseerd worden op het niveau van de waterdichting als het niveau van de afgewerkte vloer.
FIGURE 89: TWEE FIGUREN DIE DE AANSLUITING WATERDICHTING/WATERAFVOER & AFGEWERKTE VLOER/WATERAFVOER ILLUSTREREN
Brandveiligheid: In functie van het type gebouw kunnen er eisen gelden voor de brandweerstand van vloeren en wanden. Het is belangrijk dat doorvoeren deze brandweerstand niet verminderen en correct worden afgedicht. Technische Voorlichtingsnota 254 ‘Brandveilig afdichten van doorvoeringen in brandwerende wanden’ bevat hiertoe de noodzakelijke voorschriften en plaatsingsrichtlijnen. Hieronder worden 2 situaties schematisch weergegeven: Situatie 1: De douche-afvoer verloopt via de dekvloer en mondt uit in een technische koker (analoog aan Figure 94). In dergelijke geval hoeft men geen bijzondere maatregelen te treffen voor de brandwerende doorvoer ter hoogte van de verticale schacht, zolang de afmetingen uit het schema van Figure 91 gerespecteerd worden:
De maximale diameter van de leiding bedraagt 110 mm De dekvloer dient de leidingen minstens 30 mm te bedekken Het gaat om cementgebonden dekvloeren of anhydrietdekvloeren met een minimale lengte L in functie van het vereiste criterium: EI30 (L ≥ 500 mm) en EI60 (L ≥ 1000 mm)
Het bovenstaande geldt niet voor situaties waarbij de afvoerleiding doorheen de dragende vloer gaat en de verdere afvoer via de onderzijde van de vloer verloopt (Figure 93). Wanneer de diameter van de 5/26/2014
64
SDA-DRAFT
doorvoer beperkt blijft (bijvoorbeeld enkel de afvoerbuis), dan kan men in bepaalde gevallen gebruik maken van zogenaamde type-oplossingen (Zie Hoofdstuk 5 – Technische Voorlichtingsnota 254). In het andere geval zal ook de sifon de brandwerende vloer doorbreken (Figure 93). Er dienen dan aangepaste brandwerende voorzieningen te worden aangebracht ter hoogte van de doorvoering (Zie Hoofdstuk 6.4 – Technische Voorlichtingsnota 254).
FIGURE 91:BRON TV 254 – LEIDINGEN IN DE DEKVLOER
AFBEELDING
Comment [SDA19]: Figuur 90 is afkomstig van producent – vervangen door meer neutral figuur/schematische weergave
134 FIGURE 90: VOORBEELD VAN EEN DOORVOER MET BRANDWERENDE INBOUWMANCHET
Akoestiek: Wanneer de doucheafvoer door de vloer gaat of gedeeltelijk in de betonnen draagvloer wordt ingewerkt, is het belangrijk dat de akoestische onderbreking zoals weergegeven in Figure 81 behouden blijft. Onderstaande figuren geven drie plaatsingsvarianten weer en de noodzakelijke maatregelen voor het verkrijgen van goed akoestisch comfort.
Situatie 1: de afvoer is volledig geïntegreerd in de dekvloer, de akoestische laag wordt enkel onderbroken ter hoogte van de aansluiting met de verticale afvoerleiding. De dekvloer is voldoende dik voor: het plaatsen van een sifon, een afvoerleiding in helling, alsook een douchevloer in helling. Situatie 2: Verticale doorvoer. In dit geval moet er een akoestische isolatie worden voorzien aan de onderzijde van de vloer onder de vorm van een verlaagd plafond of een omkasting. Situatie 3: De afvoer wordt deels ingewerkt in de draagvloer (horizontaal deel) en deels ingewerkt in de dekvloer (opzetstuk). Het opzetstuk wordt eveneens akoestisch onderbroken ten opzichte van de rest van de afvoer. Verder dient er ook een voldoende betondekking te zijn aan de onderzijde – minstens 8 cm[45].
FIGURE 92: AFVOER DEELS INGEWERKT IN DE BETONPLAAT EN DEELS IN DE DEKVLOER
FIGURE 94: AFVOER IS VOLLEDIG IN DE FIGURE 93: AFVOER VIA DE ONDERZIJDE VAN DE VLOER EN BOVEN HET VERLAAGD DEKVLOER INGEWERKT PLAFOND
Debiet: 5/26/2014
65
SDA-DRAFT
Het is belangrijk dat douchafvoer en –toevoer op elkaar zijn afgestemd. Een te kleine doucheafvoer kan overstroming van de doucheruimte tot gevolg hebben. Het debiet van de doucheafvoer wordt in de loop van de tijd verzekerd door regelmatig onderhoud en reiniging.
5/26/2014
66
SDA-DRAFT
6.2.4.
FICHE 15 - DOUCHEWANDEN
6.2.4.1.
B RON :
Idem Fiche 12 - De doucheruimte & Fiche 13 - De douchevloer
6.2.4.2.
F IGUUR :
1
FIGURE 95: 1. DOUCHEZONE MET DOUCHEGORDIJN
6.2.4.3.
T OEPASSINGSGEBIED
VOLGENS DE BRON :
Toegankelijke doucheruimte
6.2.4.4.
U ITVOERING
Toegankelijke doucheruimtes worden veelal geplaatst in de hoek, qua ergonomie heeft dit het voordeel dat men het douchezitje kan plaatsen tegen de ene wand en de douchekop, kraanwerk en beugels tegen de aangrenzende wand.
[1] The shower area shall have level entry and have no fixed elements that prevent front and side access. The screening of a shower recess shall be either a curtain or a door system that maintains the required circulation and manoeuvring space and does not interfere with the level entry. [29] Opstelruimte naast het douchezitje van 110 x 150 cm (gemeten ten opzichte van de as van het douchezitje). Indien er zich een douchewand bevindt in deze ruimte, moet deze demontabel zijn. [10] In tegenstelling tot een aangepast toilet, waar we kunnen kiezen voor een meer multifunctionele uitvoering met twee transferzijden, kan dit in een douche niet. Vanaf het douchezitje (zittende positie) moet de douchekraan te bedienen zijn. Daarvoor is de douchzone best in een hoek gelegen. [11] Ideaal wordt er een douchegordijn voorzien voor het afsluiten van de douchezone, een douchegordijn is makkelijker hanteerbaar dan een douchewand en biedt meer
5/26/2014
67
SDA-DRAFT
manoeuvreerruimte. Er zijn geen vaste wanden ter hoogte van de opstelruimte naast het douchezitje
6.2.4.5.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID
Voor de vaste wanden in de hoek – nihil Voor de mobiele wanden of het douchegordijn voor & naast het douchezitje (zie figuur 80) is het belangrijk dat zij geen hinder opleveren bij het uitvoeren het betreden en het gebruik van de douche. Tegelijk moet er een goede bereikbaarheid zijn voor het openen en sluiten (Figure 73), zodat de doucheruimte zelfstandig kan gebruikt worden.
6.2.4.6.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING
Net zoals bij de douchevloer zullen ook de douchewanden aan bepaalde belastingen worden blootgesteld. Hieronder worden volgende zaken meer in detail besproken: 1. Algemene aandachtspunten 2. De Blootstelling aan water 3. De aansluiting met de douchevloer Algemene aandachtspunten: De wanden dienen voldoende stabiel en draagkrachtig te zijn voor het opnemen van de verschillende belastingen. De mobiele douchewanden worden over het algemeen uitgevoerd in polyethyleen of glas. Indien glas gebruikt wordt, moet dit veiligheidsglas zijn beantwoordend aan de norm NBN S23-002 – glaswerk, artikel 4.4.2.2.2: bescherming tegen verwondingen en tegen vallen door vensters en glazen wanden. Gebruiksomstandigheden Douchewanden en -deuren
Klasse volgens NBN EN 12600 Onderste rand beglazing < 0,90 m van de grond
Onderste rand beglazing ≥ 0,90 m van de grond
1B1, 1C-
1B1, 1C-
1B1* = gelaagd glas opgebouwd uit twee glasbladen en twee PVB’s (minimum 33.2) = bescherming tegen vallen en verwondingen 1C- = gehard glas (minimum 4 mm) = bescherming tegen verwondingen, “-“ betekent vrij te kiezen tussen = 0,1,2,3 (*) Voor douches zal men nooit gebruik maken van gelaagd glas omwille van het gewicht en het risico op loskomen van de folie TABLE 5: UIT NBN S23-002 – GLASWERK, TABEL 6 – OVERIGE TOEPASSINGEN
De blootstelling aan water: Net als bij vloeren is het ook bij de vaste wanden belangrijk dat er geen schadelijke vochtdoorslag kan ontstaan. Ook hier kan dit niet gewaarborgd worden door de betegeling alleen. De keuze van de betegeling (tegels, stelproduct en eventuele profielen) wordt onder ander bepaald door de klasse van blootstelling aan water. Onderstaande klasse[51] is relevant voor de hier beschreven toepassingen: Klasse van blootstelling van de ruimte of de betegeling aan water EB
Gebruiksbelastingen
Vochtige ruimten. Eventueel bevochtiging door besproeien met water onder lage druk. Maximale watertemperatuur: 40 °C
Toegelaten types ruimten (voorbeelden) Individuele en collectieve doucheruimten, zonder hydrotherapeutische massageinstallaties. Sanitaire installaties voor frequent gebruik (collectief)
TABLE 6: INDELING VAN MUURBETEGELINGEN VOLGENS HUN BLOOTSTELLING AAN WATER. EC,ED & EE ZIJN BIJKOMENDE KLASSEN DIE HIER MINDER RELEVANT ZIJN
5/26/2014
68
SDA-DRAFT
Deze blootstelling aan water geeft aanleiding tot de volgende aanbevolen materiaalkeuze voor tegels, stelproduct en voegproduct (TV 227 – tabel 10)4: Aard van de belasting Water (4)
Blootstellingsklasse EB
Keramische tegels AIIa – AIII BIIa – BIII
Tegels van natuursteen (1)
Stelproduct Voegproduct C2/R/D2
CG2/RG
(1)
Geen vooropgesteld criterium Afhankelijk van de mate van blootstelling aan water en alvorens de betegeling uit te voeren, dient men ervoor te zorgen dat de waterdichtheid verzekerd is Keramische tegels worden ingedeeld naar fabricagemethode en wateropname (massapercent): AIIa = Geëxtrudeerde tegel (A) met een wateropname (E) = 3% < E ≤ 6% AIII = Geëxtrudeerde tegel (A) met een wateropname (E) = E > 10% BIIa = Drooggeperste tegel (B) met een wateropname (E) = 3% < E ≤ 6% BIII = Drooggeperste tegel (B) met een wateropname (E) = E > 10% De classficiatie en aanduiding van stelproducten gebeurt overeenkomstig de norm NBN EN 12004: C2 = Verbeterde mortellijm met bijkomende karakteristieken R = Reactielijm D2 = Verbeterde dispersielijm met bijkomende karakteristieken De hierboven aanbevolen voegproducten worden als volgt omschreven: CG2 = verbeterde cementgebonden voegmortels (met bijkomende karakteristieken), een mengsel van hydraulische bindmiddelen, granulaten en organische en anorganische hulpstoffen RG = normale harsgebonden voegmortel, een mengsel van synthetische harsen, granulaten en organische en anorganische hulpstoffen die verharden door een chemische reactie (4)
TABLE 7: UIT TV 227 – TABEL 10: AANBEVOLEN MATERIAALKEUZE, AFHANKELIJK VAN DE VOORZIENE BELASTING
Behalve de blootstelling aan water, de keuze van de tegels, stelproduct en voegproduct zal ook de aanwezige ondergrond bepalend zijn voor de te nemen maatregelen. De te betegelen ondergrond moet uit vochtbestendige of weinig vochtgevoelige materialen bestaan, of dient bedekt te zijn met een dichtingssysteem dat bescherming biedt tegen elk risico op bevochtiging. Men moet net als bij de vloeren ook voldoende aandacht besteden aan de verenigbaarheid van de verschillende uitgevoerde lagen (ondergrond, stelproduct, betegeling). Aard van de ondergrond Constructief beton Cellenbeton Metselwerk (naakt) Cementering Gipsgebonden ondergrond
Blootstelling aan water = EB Dichtingssysteem (**) Baksteen Betonblokken Kalkzandsteenblokken Draagnet
Waterwerende bepleistering (*) Waterwerende bepleistering (*) Dichtingssysteem (**) Waterwerende bepleistering (*)
Pleister op beton/ metselwerk Gipsgebonden bepleistering op draagnet Gipsplaten Gipsblokken
Dichtingssysteem (**) Een gispgebonden ondergrond moet steeds afgedekt worden met een waterdicht membraan wanneer deze blootgesteld wordt aan een rechtstreekse besproeiing met water
- : men dient geen enekle bijzondere maatregel te treffen (*) Waterwerende bepleistering: cementgebonden en/of harsgebonden bepleistering met waterwerende hulpstoffen (**) Dichtingssystemen: specifiek dichtingssysteem dat aangepast is aan de ondergrond (bij voorkeur in de vorm van een geschikt membraan) en waarop mag betegeld worden. TABLE 8: UIT TV 227 – TABEL 14: VOORBEELDEN VAN TE VOORZIENE DICHTINGSSYSTEMEN, AFHANKELIJK VAN DE BLOOTSTELLING AAN WATER VAN HET OPPERVLAK EN VAN DE AARD VAN DE ONDERGROND
De aansluiting met de douchevloer: 4
Voor gedetailleerde informatie in functie van verschillende mogelijke belastingen verwijzen we rechtstreeks naar TV 227 – table 10
5/26/2014
69
SDA-DRAFT
Ten slotte moet ook de aansluiting met de douchevloer correct verlopen, er mag immers geen water infiltreren achter de opgetrokken waterdichting van de douchevloer (zie Figure 24Figure 81). Daartoe moet het dichtingssysteem van de wand overlappen met waterdichting van de douchevloer. Er gaat bijzondere aandacht naar de uitvoering in de hoeken.
FIGURE 96: AANSLUITING VAN HET DICHTINGSSYSTEEM IN DE HOEKEN EN MET DE WATERDICHTING VAN DE DOUCHEVLOER
5/26/2014
70
SDA-DRAFT
6.2.5.
FICHE 16 - VERSCHILLENDE HULPMIDDELEN EN ACCESSOIRES
6.2.5.1.
B RON :
Idem Fiche 12 - De doucheruimte & Fiche 13 - De douchevloer
6.2.5.2.
Comment [SDA20]: Dit zijn opnieuw figuren afkomstig uit bedrijfsdocumentatie (behalve de foto rechts) – vervangen door tekeningen of schematische weergaven?
F IGUUR :
6.2.5.3.
FIGURE 97: KRANEN, DOUCHES EN DOUCHEZITJES BESTAAN ER IN VERSCHILLENDE MATEN EN UITVOERING. BEPAALDE OPLOSSINGEN BEANTWOORDEN AAN ONDERSTAANDE BEPALINGEN, ANDERE ZIJN NIET GESCHIKT
6.2.5.4.
T OEPASSINGSGEBIED
VOLGENS DE BRON :
Toegankelijke doucheruimte
6.2.5.5.
U ITVOERING
Net zoals bij de toiletruimte wordt ook de toegankelijkheid van de doucheruimte sterk bepaald door de aanwezigheid en uitvoering van een aantal accessoires en voorzieningen. Hieronder worden volgende zaken meer in detail besproken:
De douchekraan De douchekop Het douchezitje De beugels Alarmering
Onderstaand overzicht geeft weer welke eisen men hieraan stelt op gebied van toegankelijkheid:
[1] Opklapbaar douchezitje met afmetingen 45 x 45 cm en met het zitvlak geplaatste op een hoogte van 40 à 48 cm. De ruimte tussen het douchezitje en de achterliggende wand bedraagt maximum 4 cm. Waterstagnatie op het douchezitje wordt vermeden, het douchezitje is voldoende stroef en stabiel. Het douchezitje heeft afgeronde hoeken en is bij voorkeur in hoogte verstelbaar. De beugels worden correct geplaatst, er is minstens één verticale beugel die dienst kan doen als drager voor de flexibele douchekop. De douchekop situeert zich tussen 100 en 180 cm boven de afgewerkte vloer. De verticale douchestang situeert zich op 60 cm ten opzichte van de achterliggende wand.
5/26/2014
71
SDA-DRAFT
Er wordt een horizontale beugel geplaatst tegen de wand naast het douchezitje op hoogte 1m. De kraan, zeephouder,… worden geplaatst op een hoogte tussen 90 & 110 cm [10] Een douchezitje van 40 x 45 cm, geplaatst op een hoogte van 50 cm, met de as van het douchezitje op 45 cm van de inwendige hoek. Thermostatische douchekraan met gemakkelijke bediening, op maximaal 55 cm uit de hoek van de douchezone en bereikbaar vanop het douchezitje. douchekop met instelbare hoogte en bereikbaar vanop het douchezitje Correct geplaatste beugels [16] Een douchezite van 40 x 40 cm, geplaatst op een hoogte van 50 cm Opklapbare beugels op 35 cm van de as van de stoel, 80 cm lang en geplaatst op een hoogte van 80 cm [17] Een douchezitje van 40 x 40 cm, geplaatst op een hoogte van 50 cm, voldoende stroef en waarbij waterstagnatie vermeden wordt Twee opklapbare beugels geplaatst op 35 cm ten opzichte van de as van het douchezitje met lengte 90 cm en geplaatst op 80 cm boven de afgewerkte vloer [29] De kraan is geplaatst op een hoogte van 80 à 95 cm, het is een ééngreepsmengkraan geplaatst tegen de wand naast het douchezitje Er is een verticale stang voor de bevestiging van de flexibele douchekop, deze stang loopt door tot op een hoogte van 90 cm Douchezitje van 40 x 50 cm, geplaatst op een hoogte van 50 cm (hoogte zitvlak) en met de as op 45 cm van de naastliggende wand. Twee beugels op 35 cm ten opzichte van de as van het douchezitje, één beugel bevestigd tegen de wand naast het douchezitje, de andere opklapbare beugel geplaatst op 80 cm hoogte (bovenzijde) en met diepte 90 cm ten opzichte van de achterliggende wand.
6.2.5.6.
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID
De douchekraan: De douchekraan is bereikbaar vanaf het douchezitje, dat wil zeggen geplaatst op correcte hoogte (80 – 90 – 120 cm) en voldoende ver uit de hoek (55 – 60 cm). Ter voorkoming van verbranding zal men de temperatuur van het douchewater beperken. Het risico op verbranding is afhankelijk van de blootstellingsduur. Ouderen, kinderen & personen met een beperking lopen een groter risico op verbranding door een dunnere huid en/of gevoelloosheid. Warm tapwater wordt vaak verwarmd tot 60°C[53]. Een watertemperatuur van 60°C geeft aanleiding tot verbranding na 1 à 5 seconden[52]. Men gaat voor toepassingen waar bovenvermelde personen in contact kunnen komen met het water (douche, bad,…) de temperatuur dus best beperken tot lagere waarden van 40 à 45 °C. Naast de watertemperatuur kan ook de behuizing van de kraan te warm worden, ook hier zijn specifiek kraanarmaturen die een beperkte temperatuursverhoging kennen. Warmwatertemperatuur 70°C 60°C 55°C 50°C 5/26/2014
Benaderende tijd tot verbranding Minder dan 0,5 seconden 1-5 seconden 17-30 seconden 2-8 minuten 72
TABEL 9: NAAR BRON [[52] - VERBAND TUSSEN WATERTEMPERATUUR TEN TIJD TOT VERBRANDING VAN DE HUID
SDA-DRAFT
45°C
2-3 uur
De douchekop: Vaak heeft men in publieke ruimtes zoals zwembaden enkel vaste douchekoppen. Een toegankelijke douche vraagt een flexibele bereikbare douchekop. Het douchezitje: Het douchezitje heeft voldoende afmetingen: voldoende hoog geplaatst, voldoende stroef en stabiel. De kwaliteit kan nog verder verbeterd worden door het toepassen van afgeronde hoeken (gebruiksveiligheid), een grotere diepte (net als bij het toilet) of een in hoogte verstelbaar zitje. Via contrasten tussen het douchezitje en de achterliggende wand verbetert de zichtbaarheid (zie fiche 17). Figure 97 links bovenaan geeft een voorbeeld van een douchezitje met grotere diepte.
FIGURE 98: VERGEMAKKELIJKEN VAN DE LATERALE TRANSFER DOOR EEN GROTERE DIEPTE VAN HET DOUCHEZITJE, DE BEUGEL EN DE KRAAN SCHUIVEN MEE OP
Beugels: Zie Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires
6.2.5.7.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING
De douchekraan: De temperatuur van het douchewater kan op een aantal manieren beperkt worden tot 40 à 45 °C. De eerste oplossing is het gebruik van een thermostatische kraan zoals weergegeven in Figure 97 (midden), de temperatuurregeling bevindt zich dan in de kraan zelf. Een tweede mogelijkheid is de installatie van een thermostatische kraan vlak voor het toestel, de douchekraan of de wastafel. Ten slotte kan men de thermostatische beveiliging ook plaatsen op het niveau van de woning, zodat alle kranen die gebruikt worden voor menselijke consumptie (met uitzondering van bvb. de vaatwas en de wasmachine) een veilige watertemperatuur krijgen. Tegelijk is er bij lagere temperaturen een hoger risico op legionella-ontwikkeling. 65-plussers en bepaalde personen met een beperking behoren tot de risicogroepen. Voor die inrichtingen waar het legionellabesluit van toepassing is dient men dus de Best Beschikbare Technieken voor legionellabeheersing in nieuwe sanitaire installaties te respecteren. FIGURE 99: VOORBEELDEN VAN THERMOSTATISCHE MENGKRANEN
5/26/2014
73
SDA-DRAFT
Bij het plaatsen van kranen, is het net als bij iedere andere doorboring van de betegeling en het dichtingssysteem, noodzakelijk dat dit geen schade aan de achterliggende wand veroorzaakt noch waterinfiltraties tot gevolg heeft. In TV 277 – Afbeelding 12 beschrijft men de uitvoering van doorvoeren.
FIGURE 101:VOORBEELDEN HORIZONTALE DOORVOEREN 1. MUUR, 2. BEPLEISTERING, 3. BUIS, 4. ISOLATIE, 5. AANGEPAST DICHTINGSMEMBRAAN, 6. STELPRODUCT, 7. BETEGELING, 8. SOEPELE VOEG, 9. KRAAN, 10. SKELET, 11. GIPSPLAAT, 12. VOEGBODEM
Comment [SDA21]: Douchezitje uit figuur 101 afkomstig van producent, graag te vervangen door meer neutrale figuur/schematische weergave
FIGURE 100: VOORBEELD VAN EEN DOUCHEZITJE DAT STEUNT OP DE VLOER
De douchekop: Nihil Het douchezitje: Net als bij beugels en toiletten moet vooral bij de bevestiging aan lichte scheidingswanden een voldoende draagkrachtige ondergrond gerealiseerd worden voor de bevestiging – zie Fiche 08 – Lengte toilet. Het douchezitje kent net als de uitkragende beugel geen proefbelasting die in een Europese norm is vastgelegd. Bij bevestiging in een achterliggende wand is het dus zaak dat zowel de wand als de bevestigingsmiddelen afdoende zijn voor het bevestigen van het douchezitje. Beugels: Idem Fiche 08 – Lengte toilet & Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires
5/26/2014
74
SDA-DRAFT
Comment [SDA22]: Australian Standard 1428.1 geeft een belasting van 110 kg in om het even welke richting en op om het even welke plaats zonder dat de bevestigingen loksomen, er zichtbare vervormingen optreden of het douchezitje beschadigd raakt. Dit is heel wat minder dan de 400 kg van wc-potten (waarom 400 kg?), maar misschien ook wat weinig als men rekening houdt met de dynamische last die kan optreden bij het gebruik van zo’n douchezitje. Tüv gecertificeerde douchezitjes? Hoe worden deze getst
6.2.6.
FICHE 17 - ELEKTRICITEIT, VERLICHTING & CONTRASTEN
6.2.6.1.
B RON :
Fiche 11 – Verlichting en contrast NBN EN 12464-1: Licht en verlichting – Verlichting van werkruimten – deel 1: werkruimten binnen[42] WTCB-Dossier 2009/3.12 – Verlichting en contrast voor personen met een visuele beperking[43] AREI – Algemeen Reglement op Elektrische Installaties[54]
6.2.6.2.
F IGUUR :
FIGURE 103: NAAR BRON - VOLUMES 0,1,2 & 3 VOLGENS ARTIKEL FIGURE 102: VOORBEELD VAN EEN PROBLEEM INZAKE BEREIKBAARHEID 86-10 BADKMERS VAN HET AREI [54] - FIGURE 79.4 & 5 VAN STOPCONTACTEN & SCHAKELAARS
6.2.6.3.
T OEPASSINGSGEBIED
VOLGENS DE BRON :
Toegankelijke doucheruimte
6.2.6.4.
U ITVOERING
Verlichting: Net als in de toiletruimte (Fiche 11 – Verlichting en contrast), dient ook in de doucheruimte een goede verlichting aanwezig te zijn en net als bij de toiletruimte betekent dit niet enkel een voldoende verlichtingssterkte → zie opmerkingen inzake uitvoering Contrasten: Ook voor de doucheruimte streeft men in functionele toepassingen naar voldoende contrasten, dezelfde principes gelden als voor de toiletruimte. Het rekenblad contrasten is terug te vinden onder WTCB/Rekentools. Elektriciteit: Een aantal van de hierboven opgesomde oplossingen/toestellen vereisen een elektrische aansluiting: het elektrisch in hoogte verstelbare toilet, de elektrisch in hoogte verstelbare wastafel, het alarm,… De elektrische installatie moet beantwoorden aan de beschermingsmaatregelen van het AREI (→ zie opmerkingen inzake uitvoering. Bovendien mag de (latere) bevestiging van een beugel of douchezitje geen beschadiging van de elektrische installatie tot gevolg hebben.
6.2.6.5. 5/26/2014
O PMERKINGEN INZAKE
TOEGANKELIJKHEID
75
SDA-DRAFT
Comment [SDA23]: Figuur 103 is afkomstig uit ‘A friendly rest room: developing toilets of the future for disabled and elderly people’ – Toestemming voor gebruik vragen of eigen foto
Bepaalde normen op gebied van toegankelijkheid doen een uitspraak over minimale verlichtingssterkte. Deze informatie is vaak beperkt en het zou beter zijn mocht men kunnen verwijzen naar gespecialiseerde verlichtingsnormen. Verder hebben deze normen ook betrekking op de bereikbaarheid van schakelaars en stopcontacten, in het bijzonder voor rolstoelgebruikers, zoals weergegeven in Figure 102.
6.2.6.6.
O PMERKINGEN INZAKE
UITVOERING
Verlichting: Zie Fiche 11 – Verlichting en contrast Contrast: Zie Fiche 11 – Verlichting en contrast Elektriciteit: Binnen de badkamer worden er volgens het AREI – ‘art. 86-10 badkamers’ een aantal volumes afgebakend waar er specifieke eisen gelden voor de beschermingsmaatregelen en het toegelaten elektrisch materieel. Voor de inloopdouche zijn volgende volumes relevant (zie Figure 103):
Volume 1: het volume begrensd door het verticaal oppervlak op de rand van de bad- of stortbadkuip, beneden begrensd door het horizontale vlak van de vloer rond de bad- of stortbadkuip en boven door het horizontale vlak op 2,25 meter boven het voornoemde horizontale vlak… …Indien een stortbad niet voorzien is van een kuip wordt deze vervangen door een cirkel met een straal van 0,60 meter op het niveau van de vloer, waarvan het middelpunt zich loodrecht onder de sproeikop bevindt, wanneer deze op zijn steun bevestigd is. Volume 2: het volume buiten het volume 1, begrensd door het verticaal oppervlak op een afstand van 0,60 meter van de grens van volume 1 en door dezelfde horizontale vlakken als gedefinieerd voor het volume 1. Volume 3: het volume buiten het volume 2, begrensd door het verticaal oppervlak op een afstand van 2,40 meter van het volume 2 en door dezelfde horizontale vlakken als gedefinieerd voor het volume 1 en beperkt tot het lokaal waarin het (de) bad(en) of stortbad(en) is (zijn) opgesteld.
De afbakening van de verschillende volumes wordt mede beïnvloed door de positie van aanwezige scheidingswanden (Figure 103 links versus rechts). Binnen de volumes 1 & 2 gelden er beperkingen op het toegepaste elektrische materieel. De beschermingsgraad van het toegepaste elektrisch materieel in de verschillende volumes, is afhankelijk van de toegepaste spanning en tenminste: Minimum beschermingsgraad
Z.L.V.S. L.S. Stopcontacten ῀= = ≈ ῀= = max.V max. V max. V max. V max.V 18 30 6 12 20 Niet IPX4/IPX5 Volume 1 toegelaten IPX4 IP00 25 36 60 12 18 30 IPX4 IPXX Volume 2 IPX4 IP00 25 36 60 12 18 30 IPX1 IPXX Volume 3 IPX4 IP00 TABEL 10: NAAR BRON – AREI – BESCHERMING TEGEN RECHTSTREEKSE AANRAKING – BESCHERMINGSGRAAD VAN HET ELEKTRISCH MATERIEEL IN DE VERSCHILLENDE HIERBOVEN GEDEFINIEERDE VOLUMES
5/26/2014
L.S. + Z.L.S. Voor het toegelaten materieel
≈ max. V 12
76
SDA-DRAFT
5/26/2014
77
SDA-DRAFT
7. VLOEREN EN BUITENVERHARDING: 8. SCHRIJNWERK 9. BIBLIOGRAFIE [1]
ISO, “ISO 21542 - Accessibility and usability of the built environment,” 2011.
[2]
BSE, “BS 8300 Design of buildings and their approaches to meet the needs of disabled people - code of practice,” 2009.
[3]
NEN, “NEN 1814: toegankelijkheid van buitenruimten, gebouwen en woningen,” 2001.
[4]
DIN, “DIN 18040-1: Barrierefreies Bauen - Planungsgrundlagen -Teil 1: Öffentlich zugängliche Gebaüde,” 2010.
[5]
AFNOR, BP P96-102: Accessibilité aux personnes handicapées - guide de bonnes pratiques sur la gouvernance de la chaîne d’accessibilité d'un bâtiment et de ses abords. 2011.
[6]
AENOR, UNE 41500: Accesibilidad en la edificación y el urbanismo: Criterias generals de diseño. 2001.
[7]
ANSI, ICC A117.1: Accessible and usable buildings and facilities. 2009.
[8]
DS, DS 3028: Accessibility Standards. 2001.
[9]
Önorm, Önorm B 1600: Building without barriers - design principles. 2005.
[10]
E. V. E. Toegankelijkheid and G. K. Vlaanderen, “Vlaams handboek toegankelijkheid,” 2013. [Online]. Available: http://www.toegankelijkgebouw.be/Handboek/Sanitair/Toilet/tabid/89/Default.aspx.
[11]
CaWaB, “Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible,” 2013.
[12]
E. Steinfeld, V. Paquet, C. D’Souza, C. Joseph, and J. Maisel, “Anthropometry of Wheeled Mobility Project,” 2010.
[13]
J. Ziegler, “Working Area of Wheelchairs - Details about some dimensions that are specified in ISO 7176-5,” Wien, 2003.
[14]
C. S. et technique du Bâtiment, “Guide des salles d ’ eau accessibles à usage individuel dans les bâtiments d ’ habitation,” 2012.
[15]
V. E. T. Enter, “Inspiratiebundel Toegankelijkheid van ziekenhuizen,” 2012.
[16]
Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening - Titel IV: Toegankelijkheid van gebouwen voor personen met beperkte mobiliteit, no. november. 2006, pp. 1 – 24.
5/26/2014
78
SDA-DRAFT
[17]
patrimoine et énergie Service Public de Wallonie - Direction générale opérationelle Aménagement du Territoire, logement, Code Wallon de l’aménagement du territoire, de l'urbanisme du patrimoine et de l'énergie (CWATUPE). 2011, pp. 1 – 333.
[18]
D. of Justice, 2010 ADA Standards for Accessible Design. 2010, pp. 1 – 257.
[19]
E. Steinfeld, S. Schroeder, and M. Bishop, “0438_Accessible buildings for people with walking and reaching limitations.pdf,” 1978.
[20]
J. a Sanford, M. Arch, and M. B. Megrew, “An evaluation of grab bars to meet the needs of elderly people.,” Assist. Technol., vol. 7, no. 1, pp. 36–47, Jan. 1995.
[21]
J. Hogg, “Changing Places Toilets: Estimates of potential users,” 2009.
[22]
Enter, “www.toevla.be.” .
[23]
ANLH, “www.accesscity.be.” .
[24]
Westkans, “www.navigeerenparkeer.be.” .
[25]
H. Froyen, Universal Design . Een methodologische benadering . Een weg naar mensvriendelijke en elegante architectuur Inhoud. 2012.
[26]
H. Froyen, “UNIVERSAL DESIGN PATTERNS: Sanitaire voorzieningen in publieke gebouwen. ŠŠUD Pattern 02.08: (Semi-)ambulant toegankelijk toilet,” pp. 1–13, 2007.
[27]
D. M. O’Meara and R. M. Smith, “The effects of unilateral grab rail assistance on the sit-tostand performance of older aged adults.,” Hum. Mov. Sci., vol. 25, no. 2, pp. 257–74, Apr. 2006.
[28]
M. Broeders, “Ontwerpgids meegroeiwonen,” 2009.
[29]
I. M. J. Van Dessel, I. Lechat, L. Tonglet, X. Anciaux, M.A. Vandecandelaere, V. Snoeck, P. Wagelmans, J.M. Guillemeau, J.L. Wagelmans, M.C. Pirenne, D. Van der Haar, Guide d ’ aide à la conception d ’ un Logement adaptable. 2006.
[30]
M. van D. M. Wijk, J. Drenth, Handboek voor toegankelijkheid, over de ergonomie van stedelijke inrichting, gebouwen en woningen. 2003.
[31]
VMSW, “Ontwerp- en conceptonderrichtingen - deel 6: aanpasbaar en aangepast bouwen,” in ABC-bouwen, VMSW, 2008, p. 24.
[32]
M. L. Toro Hernandez, “Thet impact of transfer setup on the performance of independent transfers,” 2011.
[33]
HERL, “The impact of transfer setup on the performance of independent transfers: final report,” 2013.
[34]
J. F. M. Molenbroek, C. J. Snijders, and R. A. Plante, “Biomechanical aspects of defecation with implications for the height of the toilet,” 2011, pp. 207–213.
[35]
R. A. Cooper, A. G. Agudo, G. Bardsley, R. Bingham, C. Buhler, H. S. Chhabra, G. Craddock, J. Dewen, S. Ekman, M. Ferguson, S. G. Fitzgerald, A. T. Huba, J. Jutai, K. Matsuo, M.
5/26/2014
79
SDA-DRAFT
Mokhtari, and J. Molenbroek, A FRIENDLY REST ROOM : developing toilets of the future for disabled and elderly people. 2011. [36]
D. I. für Normung, DIN 1385: Klosettbecken mit angeformtem Geruchverschluss. Bau- und Prüfgrundsätze. 1988, p. 15 p.
[37]
D. I. für Normung, DIN 18040-1: Barrierefreies Bauen - Planungsgrundlagen - Teil 1: Öffentlich zugängliche Gebäude. 2010, pp. 1–30.
[38]
The good loo design guide. .
[39]
L. Oram, J. Cameron, and C. Bridge, “Selecting diameters for grabrails,” 2006.
[40]
R.L.Mace, L. C. Young, C. Kent, and G. Sifrin, “Fair housing act design manual, a manual to assist designers and builders in meeting the accessibility requirements of the fair housing act,” 1998.
[41]
S. Australia, Australian Standard 1428-1: Design for access and mobility, general requirements for access, new building works. 2001, pp. 1–65.
[42]
NBN, NEN-EN 12464-1: Licht en verlichting - verlichting van werkruimten - deel 1: werkruimten binnen. 2012, pp. 1 – 59.
[43]
S. Danschutter, P. D’Herdt, and A. Deneyer, “Verlichting en contrast voor personen met een visuele beperking,” WTCB-Dossier, vol. 3, no. 3, pp. 1–5, 2010.
[44]
S. Danschutter, P. D’Herdt, and A. Deneyer, “Verlichting en contrast voor personen met een visuele beperking,” WTCB - Dossier n°3 - Katern n°12, no. 3, pp. 1–5, 2010.
[45]
CSTB, “Guide pour la mise en œuvre d ’ une douche de plain- pied dans les salles d ’ eau à usage individuel en travaux neufs,” 2012.
[46]
L. C. Young, R. J. Pace, R. Millard, and R. Duncan, “Curbless Showers,” 2003.
[47]
B. I. voor Normalisatie, NBN EN 14041: Elastische vloerbekledingen, tapijten en laminaatvloerbekledingen - essentiële eigenschappen. 2004, pp. 1–47.
[48]
B. I. voor Normalisatie, NBN EN 13553: Elastische vloerbekledingen - Polyvinylchloride vloerbekledingen voor gebruik in speciale natte omgevingen - specificatie. 2002, pp. 1–15.
[49]
Y. Vanhellemont, “De slipweerstand van vloeren,” WTCB - Tijdschr. n°4, pp. 17 – 31, 2002.
[50]
DIN, DIN 51091: Prufüng der Bodenbelägen. Bestimmung der rutschhemenden Eigenschaft. Nassbelastete Barfussbereiche. Begehungsverfahren. 1992.
[51]
W. W. Van Laecke, “Technische Voorlichtingsnota 227 - Muurbetegelingen,” 2003.
[52]
J. Cameron and Catherine Bridge, “Thermostatic Mixing Valves: Summary Bulletin,” vol. 7, no. November. p. 17, 2004.
[53]
B. I. voor Normalisatie, NBN EN 806-2: Eisen voor drinkwaterinstallaties in gebouwen - deel 2: ontwerp. 2005, p. 57.
5/26/2014
80
SDA-DRAFT
[54]
SGS, AREI - Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties. 2008, pp. 1 – 507.
[55]
A. W. en Verkeer and Enter, “Vademecum - Toegankelijk publiek domein,” 2009.
[56]
C. Thiry, “Voetgangersvademecum Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Cahier voetgangerstoegankelijkheid: richtlijnen voor de inrichting van voor iedereen toegankelijke openbare ruimte,” 2014.
[57]
Agentschap Wegen en Verkeer, Standaardbestek 250 - Hoofdstuk 6: Verhardingen. 2010, pp. 1–140.
[58]
WTCB, “Technische Voorlichtingsnota 204: Cementgebonden bedrijfsvloeren,” 1997.
[59]
WTCB, “Technische Voorlichtingsnota 213: Binnenvloeren van natuursteen,” 1999.
[60]
WTCB, “Technische Voorlichtingsnota 237: Keramische Binnenvloerbetegelingen,” 2009.
[61]
WTCB, “Technische Voorlichtingsnota 241: Plaatsing van elastische vloerbekledingen,” 2011.
[62]
WTCB, “WTCB-Contact N° 25 (1-2010),” Gecombineerde toleranties, pp. 1 – 26, 2010.
[63]
A. Bergiers, “Op weg naar een stad met minder verkeerslawaai,” in Klinkers en straatstenen, 2014, pp. 31–35.
[64]
Fietsersbond vzw, “Rapport comfortaudit Fietspaden Vlaanderen,” 2009.
[65]
E. Wolf, J. Pearlman, R. a Cooper, S. G. Fitzgerald, A. Kelleher, D. M. Collins, M. L. Boninger, and R. Cooper, “Vibration exposure of individuals using wheelchairs over sidewalk surfaces.,” Disabil. Rehabil., vol. 27, no. 23, pp. 1443–9, Dec. 2005.
[66]
“PathMet - The pathway measurement tool.” [Online]. Available: http://www.pathvu.com/#.
[67]
A. J. Duvall, R. Cooper, E. Sinagra, D. Stuckey, J. Brown, and J. Pearlman, “Development of Surface Roughness Standards for Pathways used by Wheelchairs,” 2013.
[68]
OIVO/CRIOC, Ongevallen met bouwelementen - studie op basis van EHLASS-gegevens België 1998. 2001.
[69]
B. Botten and U. S. A. Board, “National Trail Surfaces Study Final Report,” 2014.
[70]
ANSI, “ANSI/RESNA Standard - Test method for firmness and stability,” 2000.
[71]
ASTM, ASTM F 1951 - 09b: Standard Specification for Determination of Accessibility of Surface Systems Under and Around Playground Equipment. 2010, pp. 1–7.
[72]
T. L. A. K. J. Winandy, “Improving Engineered Wood Fiber Surfaces for Accessible Playgrounds,” 2003.
[73]
T. L. Laufenberg and Jerrold E. Winandy, Field performance testing of improved engineered wood fiber surfaces for accessible playground areas. 2003, p. 12.
[74]
M. Brussel, “Typebestek betreffende wegeniswerken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,” 2012.
5/26/2014
81
SDA-DRAFT
[75]
CEN, CEN/TS 16165 - Determination of slip resistance of pedestrian surfaces — Methods of evaluation. 2012, p. 51.
[76]
B. E. Gray, Slips , Stumbles , and Falls : Pedestrian Footwear and Surfaces. 1990.
[77]
R. Haslam and D. Stubbs, Understanding and preventing falls. 2006.
[78]
B. F.L., C. P.R., K. B.T., and P. P., “Slip resistance needs of the mobility disabled during level and grade walking,” in Slips, stumbles and falls: pedestrian footwear and surfaces, 1990, pp. 39–54.
[79]
R. Tideiksaar, “The biomedical and environmental characteristics of slips, stumbles and falls in the elderly,” in Steps, stumbles and falls: pedestrian footwear and surfaces, 1990, pp. 17– 27.
[80]
L. T. E. W. J.C. and S. J.L., “Assessment of slip severity among different age groups,” in Metrology of pedestrian locomotion and slip resistance, 2002, pp. 17–32.
[81]
J. M. B. C. M. Powers, “Influence of age and gender on utilized coefficient of friction during walking at different speeds,” in Metrology of pedestrian locomotion and slip resistance, 2002, pp. 3–16.
[82]
Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw, Rolweerstand. 2009, pp. 8–10.
[83]
P. W. Axelson, D. Chesney, B. Designs, S. Cruz, P. Longmuir, K. Coutts, S. Rose, J. Smith, J. Ysselstein, E. S. Consultant, E. P. Consultant, U. S. Architectural, T. Barriers, and C. Board, “Accessible Exterior Surfaces Technical Report.”
[84]
ISO, NBN EN ISO 2813: Verven en vernissen - metingen van de glans (spiegelende reflectie) van niet-metallieke verflagen onder 20°, 65° en 80° (ISO 2813: 1994, Inclusief technisch corrigendum 1:1997), vol. 1994. 1994, p. 11.
[85]
NBN, NBN S 01-400-1 - Akoestische criteria voor woongebouwen. 2008, p. 23.
[86]
NBN, NBN S 01-400-2: Akoestische criteria voor schoolgebouwen. 2012, p. 39.
[87]
CEN, CEN/TS 15209: Tactile paving surface indicators produced from concrete, clay and stone. 2008, p. 33.
[88]
ISO, ISO 23599 - Assistive products for blind and vision-impaired persons - tactile walking surface indicators. 2012, p. 44.
[89]
Peter-Willem Vermeersch, “Less vision, more senses - towards a more multisensory design approach in architecture,” 2013.
[90]
J. Herssens, “Designing Architecture for More: A Framework of Haptic Design Parameters with the Experience of People Born Blind,” 2011.
[91]
M. Rychtarikova, J. Herssens, and A. Heylighen, “Towards more inclusive Approaches in soundscape research : The soundscape of blind people,” in Inter.Noise, 2012, p. 8.
[92]
Tom Vavik, Inclusive Buildings, Products and Services: challenges in universal design. 2009.
5/26/2014
82
SDA-DRAFT
[93]
B. H. Gewest, De Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Titel VII: De wegen, de toegangen ertoe en de naaste omgeving ervan, no. november. 2006, p. 28.
[94]
K. De Leye and E. Dooms, “Akoestisch gebruikscomfort voor iedereen in auditoria . Case study : Grote Aula , Maria-Theresiacollege .,” 2007.
[95]
L. Wastiels, “Mapping material experience in architecture,” 2010.
[96]
Inclusive Design for Getting Outdoors, “Tactile paving - design guide 003.” p. 8, 2008.
[97]
M. Ormerod, R. Newton, H. MacLennan, M. Faruk, S. Thies, L. Kenny, D. Howard, and C. Nester, “Older people ’ s experiences of using tactile paving,” in Proceedings of the institution of civil engineers, 2014, pp. 1–8.
[98]
G. D. P. P. D. U. C. London, “Testing proposed delineators to demarcate pedestrian paths in a shared space environment,” 2008.
[99]
C. S. Kim, D. Lee, S. Kwon, and M. K. Chung, “Effects of ramp slope, ramp height and users’ pushing force on performance, muscular activity and subjective ratings during wheelchair driving on a ramp,” Int. J. Ind. Ergon., vol. 44, no. 5, pp. 636–646, Sep. 2014.
[100] ISO, ISO 7176-5: wheelchairs - determination of dimensions, mass and manoeuvring space, vol. 2008. 2008, p. 88. [101] R. a. Cooper, a. M. Molinero, A. Souza, D. M. Collins, A. Karmarkar, E. Teodorski, and M. Sporner, “Effects of Cross Slopes and Varying Surface Characteristics on the Mobility of Manual Wheelchair Users,” Assist. Technol., vol. 24, no. 2, pp. 102–109, Jun. 2012. [102] M. S. Redfern and E. J. Mcvay, “Proceedings of the Human Factors and Ergonomics Society Annual Meeting,” in Slip Potentials on rams, 1993, p. 5. [103] U. S. A. Board, “Dimensional tolerances in construction and for surface accessibility,” 2011. [Online]. Available: http://www.access-board.gov/research/completed-research/dimensionaltolerances. [104] S. Danschutter and J. Desmyter, “Toegankelijkheid van buitenschrijnwerk - deel 1,” WTCBDossier, vol. 4, no. 4, pp. 1–9, 2006. [105] E. Colboc, “Rapport sur l’impact des règles accessibilité dans la construction de logements neufs,” 2012. [106] M. Wijk, J. Drenth, and M. Van Ditmarsch, Handboek voor Toegankelijkheid: over de ergonomie van stedelijke inrichting, gebouwen en woningen. 2003.
5/26/2014
83
SDA-DRAFT