Begroting OCW – Spreektekst Margot Kraneveldt (eerste deel)
Voorzitter, Vandaag voeren mijn collega Staf Depla en ik samen het woord. Ik zal het PO en VO voor mijn rekening nemen, net als het lerarenbeleid, de inspectie, passend onderwijs en daarnaast ook kinderopvang en emancipatie. De heer Depla zal het nodige zeggen over het vmbo en het mbo, de cie. Dijsselbloem en over allerlei zaken die met governance, te maken hebben. (kan weg indien er tekst geschrapt moet worden)
Inleiding De PvdA is van oudsher een emancipatiepartij, en onderwijs is de emancipatiemotor bij uitstek. Goed onderwijs biedt kinderen kansen op een goede ontwikkeling, een mooie opleiding en een passende baan. En die drietrapsraket betekent dat zij zich een eigen plaats kunnen veroveren in onze maatschappij, dat ze meedoen en meetellen, en kunnen bijdragen aan een gezonde economie en een rechtvaardige samenleving. Ook bij deze begroting zal de bijdrage van de PvdA draaien rond de twee kernbegrippen ‘houvast’ en ‘vooruitgang’.
Houvast ‘Houvast’, omdat we met z’n allen wel zeker moeten weten dat ons onderwijs van goede kwaliteit is. En dat betekent dat we zeker moeten weten dat met name de ‘basics’ rekenen en taal op orde zijn. Dat geen kind thuiszit of onnodig uitvalt. Dat we leraren hebben, die gemotiveerd en goed geschoold zijn, die oog hebben voor verschillen in de klas. Dat we inspirerende schoolleiders hebben, die hun team weten te motiveren. Dat we een uitstekend functionerende Inspectie hebben, die op tijd problemen in scholen signaleert. Dat we competente schoolbesturen hebben, die een school besturen met inachtneming van de menselijke maat en met respect voor de professionaliteit van hun personeel.
Vooruitgang Maar dus ook ‘vooruitgang’, want het denken over onderwijs staat gelukkig nooit stil. Aanpassing, verandering en innovatie blijven op vele fronten nodig. We doen bijvoorbeeld nog onvoldoende recht aan verschillen tussen leerlingen. Niet alle leerlingen zijn in staat de ‘koninklijke weg’ naar het Hoger Onderwijs te bewandelen, en zouden met meer stapelmogelijkheden geholpen zijn. Nieuwe technologieën bieden grote mogelijkheden voor digitalisering en interactieve vormen van onderwijs. Maar vooruitgang betekent niet altijd iets geheel nieuws: soms betekent het ook dat je teruggrijpt op iets dat in het verleden succesvol is gebleken, en waarvan je eigenlijk niet meer goed weet waarom het ooit is losgelaten. Echter: het is wel 2008, en dat betekent dat het niet meer zo wordt als vroeger. Docenten zijn niet meer hetzelfde als ‘toen geluk nog heel gewoon was’, en leerlingen zijn dat ook niet meer: natuurlijk zijn ze nog steeds speelse kinderen of puberende tieners, maar ze zijn ook de generatie van de informatiemaatschappij. Ze leren en ze laten
zich informeren op een manier die onze generatie nooit gekend heeft. Zonder de kwaliteit van de basics uit het oog te verliezen, moeten we ook nadenken over wat de school van de toekomst is, en wat ervoor nodig is om onze kinderen in deze globaliserende internetmaatschappij een goede start te geven. (deze hele alinea kan geschrapt worden i.v.m. spreektijd)
Complimenten kabinet Wat de PvdA betreft is houvast de basis voor vooruitgang. Wij zien dat ook weerspiegeld in het beleid van dit kabinet: er wordt een miljard geïnvesteerd in de leraren, er wordt 115 miljoen geïnvesteerd in rekenen en taal, … miljoen in extra conciërges en administratief personeel, 200 miljoen in de kwaliteit van het VO, 50 miljoen structureel in taal voor het MBO, meer dan 100 miljoen per jaar voor het terugdringen van schooluitval. Daarvoor verdienen alle drie de bewindslieden een groot compliment. De eerste helft van deze kabinetsperiode is wat ons betreft dan ook geslaagd, en wij wensen hen veel succes bij de verdere uitvoering van de ingezette plannen. Nú zijn wij benieuwd naar de agenda van de tweede helft van deze kabinetsperiode. Onze fractievoorzitter Mariëtte Hamer heeft tijdens de APB daarom aan de minister gevraagd waar hij de komende twee jaar op wil inzetten, met name in het MBO. De minister heeft er een soort ‘midterm review’ van gemaakt, waarin hij schrijft dat we ook de komende kabinetsperiode stappen moeten zetten inzake het lerarentekort en de herwaardering en professionalisering van de docent. Werken aan verbetering van kwaliteit is een kwestie van lange adem, dus dat de minister niet meteen van koers verandert, is alleen maar te prijzen. Echter: wat zijn nu de zaken waar hij de komende twee jaar extra op wil inzetten, of nieuwe stappen wil maken? Wat de PvdA betreft zouden dat bijvoorbeeld het stapelen en de ontschotting tussen onderwijs en zorg kunnen zijn. We steunen het dat de minister zijn prioriteit legt bij verhoging van de kwaliteit van het onderwijs en gelijke kansen. Het is goed dat hij aandacht vraagt voor het probleem dat kinderen geen tweede kans krijgen door een te vroege school- of studiekeuze. De PvdA wil echter, net als de minister, geen grote stelselwijziging. Wij willen geen uitstel van studiekeuze voor iedereen. We bieden kinderen juist gelijke kansen als we maatwerk bieden door bv schakelklassen voor kinderen die slecht Nederlands spreken of als we ze makkelijker laten doorstromen van vmbo naar mbo. Díe belemmeringen opruimen, heeft voor ons prioriteit. Voorzitter, ik kom op een aantal onderwerpen die voor ons met ‘houvast’ verbonden zijn:
Rekenen en taal Leerlingprestaties op het gebied van taal- en rekenen kunnen en moeten beter. Dit kabinet investeert terecht veel geld in beter reken- en taalonderwijs. Er wordt gewerkt aan doorlopende leerlijnen rekenen en taal. Scholen gaan hun leerlingvolgsysteem doelgerichter inzetten om op individueel, groeps- en schoolniveau de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, transparanter te maken. Er wordt geïnvesteerd in een rijke leeromgeving en effectieve methoden. PvdA is het zeer eens met deze aanpak. Wij houden echter onze zorgen m.b.t. de plek van zorg- en achterstandsleerlingen daarbij. Ook deze leerlingen hebben recht op goed taal- en rekenonderwijs, en op een objectieve meting van hun prestaties. Natuurlijk zullen zij niet altijd het hoogste referentieniveau kunnen halen, maar we moeten ze zeker niet al bij voorbaat ‘niet meerekenen’ bij de leeropbrengsten. Deze leerlingen tellen niet alleen figuurlijk, maar wat de PvdA betreft ook letterlijk mee! Wij willen de staatssecretaris daarom nogmaals op het hart drukken om in de
verdere uitwerking van de doorlopende leerlijnen er zoveel mogelijk voor te zorgen dat deze leerlingen een volwaardige plek in het geheel krijgen. (MOTIE) Natuurlijk begrijpen ook wij dat alleen scoren op toetsopbrengsten geen recht doet aan een school, die veel zorg- of achterstandsleerlingen heeft. Daarom moeten we ook de toegevoegde waarde van de school in beeld brengen. Er is in de media de nodige ruzie ontstaan over het realistisch rekenen van tegenwoordig. De PvdA laat zich niet graag vermalen tussen wetenschappers van het ene en het andere kamp. Daar waar realistisch rekenen positieve effecten heeft, moeten we die vooral behouden. Daar waar bepaalde rekenvaardigheden achteruit gaan, moeten we actie ondernemen en de methodes aanpassen. Gelukkig zijn de uitgevers en de docenten zelf al druk bezig aanpassingen te doen, waarbij vooral differentiatie belangrijk is, zodat rekenles op maat gegeven kan worden. Móet realistisch rekenen eigenlijk, of mag je ook weer ‘ouderwets’ gaan rekenen? Dat mag natuurlijk gewoon, maar bijna niemand doet het meer en er zijn ook geen methodes voor op dit moment. De CITO-toets is ook gebaseerd op realistisch rekenen, zo heb ik begrepen. Ook de Inspectie is niet altijd objectief, heb ik gehoord. Hoe staat de stas eigenlijk in deze hele discussie? (dit kan ook evt. weggelaten worden) Een andere vraag is of de basale rekenvaardigheden, die t/m groep 8 zijn aangeleerd, wel terugkomen in de wiskundeles in het Voortgezet Onderwijs, zodat die vaardigheden niet verloren gaan. Wij zouden graag van de stas horen dat t/m het VO de rekenvaardigheden worden geoefend en een plek krijgen in het wiskunde-onderwijs, zodat een echte doorlopende leerlijn ontstaat.
Professionaliteit van schoolleiders Vz, de functie van schoolleider is cruciaal in een school. Hij of zij moet een werkklimaat scheppen waarbij docenten als professionals tot hun recht komen en optimaal samen kunnen werken aan goed onderwijs. Er zijn grote kwaliteitsverschillen tussen schoolleiders. Velen van hen hebben zich via de Schoolleidersacademie bijgeschoold, maar dat geldt zeker niet voor iedereen. Wat vindt de stas van de suggestie om ook voor schoolleiders scholingseisen op te stellen? Ziet zij een perspectief om bijvoorbeeld, in overleg met de Vereniging van Schoolleiders en de schoolbesturen, tot een soort ‘kwaliteitsconvenant schoolleiders’ te komen, waarin meerjarenafspraken worden gemaakt over de implementatie daarvan? Er zijn overigens al uitstekende beroepsprofielen opgesteld door de NVA, daarbij kan makkelijk worden aangesloten. Een andere mogelijkheid is om een schoolleidersregister verplicht te stellen. Graag een reactie van de stas hierop. (MOTIE) Daarnaast denkt de PvdA dat het verder professionaliseren van de schoolleider deze functie ook aantrekkelijker kan maken voor mensen die willen doorstromen of van buitenaf naar een verantwoordelijke baan in het onderwijs zoeken. Als het beroep van schoolleider de status heeft die het verdient, kunnen we wellicht een reservoir aan nieuwe belangstellenden aanboren.
Schoolleiders en Inspectie Nu ik het over de schoolleider heb, maak ik een bruggetje naar de Onderwijsinspectie. Sinds het nieuwe proportionele toezicht vorig jaar is ingegaan, is niet meer de schoolleider of locatiedirecteur, maar het schoolbestuur het eerste aanspreekpunt voor een eventueel gesprek met de Inspectie. Natuurlijk blijft het schoolbestuur het bevoegd gezag en dus eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de school. Dat het bestuur
ook wordt aangesproken, lijkt ons dan ook terecht. Echter: de schoolleider weet als geen ander wat er op het niveau van zijn of haar locatie allemaal aan de hand is. Wij vonden het daarom geen goed idee om de schoolleider formeel uit het gesprek te halen, zeker omdat we nu zien dat er schoolbesturen zijn die zelf voor interne inspectie gaan spelen. Ze vragen, als de Inspectie op bezoek komt, de schoolleider om zich te verantwoorden en allerlei zaken aan te dragen, en vervolgens zit hij of zij zelf niet standaard bij het gesprek. Terwijl het over zijn of haar school gaat. Ook bij conflicten tussen schoolleider en bestuur is het niet handig dat de schoolleider niet automatisch aan tafel zit. De PvdA pleit er vandaag dus voor om de schoolleider in het nieuwe inspectietoezicht weer formeel de plaats te geven die hem of haar toekomt. Willen we de schoolleider serieus nemen als onderwijsprofessional, geef hem of haar dan ook de positie om dat waar te maken. (MOTIE)
Inspectie - zwakke scholen – EHBO Van ‘schoolleiders en Inspectie’ maak ik meteen een ander bruggetje naar de rol van de Inspectie bij zeer zwakke scholen. De PvdA wil niet dat scholen jaar na jaar zwak zijn, en wil graag dat zij zo goed mogelijk geholpen en ondersteund worden. Elk jaar dat een kind op een zwakke school zit is er één teveel. De afgelopen weken heb ik in diverse debatten al gezegd dat de PvdA wil dat er bij (zeer) zwakke scholen beter wordt ingegrepen dan nu het geval is. Wij pleiten voor een soort EHBO voor zwakke scholen. Eerste Hulp Bij Onderwijsproblemen, zogezegd. Stel teams van experts in, oude rotten in het onderwijsvak die het leuk vinden om scholen te helpen. Deze teams kunnen op vrijwillige of verplichte basis door de inspectie aan scholen worden toegewezen, om ze weer uit het onderwijskundige moeras te trekken. (MOTIE) Scholen waar de Inspectie negatief over is, moeten een verbeterplan opstellen en uitvoeren. Die verbeterplannen blijven een papieren werkelijkheid wanneer niet duidelijk is wat de echte oorzaak is van achterblijvende prestaties. De Inspectie moet niet alleen verbeterplannen beoordelen, maar ook bekijken of het bestuur, schoolleiding en docenten wel in staat zijn die noodzakelijke verbeteringen door te voeren. Kinderen schieten tenslotte niets op met enkel goede bedoelingen. Waar het om gaat, is aantoonbare verbetering van het resultaat. Gelukkig werkt de stas aan een wetsvoorstel waarbij zij meer instrumenten krijgt om in te grijpen bij schoolbesturen die niet goed genoeg zijn. Echter: dat is ingrijpen als het al jaren mis is. Wat we dus ook moeten doen, is voorkomen dat een school die stárt al vanaf het begin kwalitatief onder de maat is. Wij pleiten er dus nogmaals voor dat de Inspectie bij een nieuwe school die net van start gaat, intensief toezicht houdt; als het ware over de schouder van de school meekijkt of aan alle randvoorwaarden voor kwaliteit wordt voldaan. Niet alleen op papier, maar vooral in de praktijk. Gaat het goed, doet de inspectie een stapje terug. Gaat het mis, wordt meteen ingegrepen. (MOTIE) Collega Jan Jacob van Dijk van het CDA heeft dit weekeinde een initiatief- wetsvoorstel aangekondigd, waarin hij voorwaarden wil verbinden aan de start van nieuwe scholen. Een verfrissend geluid voor een partij als het CDA! Mijn voorstel voor intensieve inspectie in de opstartfase sluit daar mooi op aan. Ik zie het wetsvoorstel van collega Van Dijk dan ook met interesse tegemoet.
Dan een aantal onderwerpen m.b.t. ‘vooruitgang’:
Passend Onderwijs
Voorzitter, leerlingen met een fysieke of mentale handicap of gedragsstoornis hebben er recht op dat het onderwijs ook hen de mogelijkheid geeft zich te ontwikkelen. Ook deze kinderen hebben talenten en wij moeten eruit halen wat erin zit. Zij hebben wel extra zorg en begeleiding nodig in het onderwijs. Sommigen vinden een goede plek op een reguliere school, al dan niet met een rugzakje. Anderen vinden een prima plek in het speciaal (basis-)onderwijs. Er zijn echter ook kinderen voor wie er geen goede plek is, en die maandenlang, soms wel langer dan een jaar, thuiszitten omdat geen reguliere school ze kan of wil opvangen, en omdat er nog steeds wachtlijsten zijn voor het speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs. Dit vindt mijn fractie al jaren een regelrechte schande. Om ervoor te zorgen dat ieder kind een passende plek krijgt, en om ervoor te zorgen dat het zeer complexe systeem van de indicatiestellingen wordt vereenvoudigd en dat er geen kind meer tussen wal en schip valt, hebben we sinds enkele jaren het verbetertraject “Passend Onderwijs” ingezet. Vorige week hebben we in een uitgebreid AO gesproken over de voortgang daarvan. We hebben geconstateerd dat de lerende aanpak die we daarbij gekozen hebben, alom wordt gewaardeerd door het veld. Veel scholen hebben de uitdaging opgepakt en zijn met mooie initiatieven bezig om ervoor te zorgen dat zij hun zorgleerlingen beter kunnen begeleiden. Er zijn echter ook veel scholen die de kat uit de boom kijken. Want er is nog veel onduidelijkheid over de uitwerking van diverse onderdelen van het traject, met name ook in de tijd. In plaats van een voorloper te zijn, wachten scholen liever even af wat er gebeurt. En experimenten en veldinitiatieven komen moeizaam op gang, omdat men met name als het gaat om geld zijn nek niet uit durft te steken. De PvdA heeft in dit AO een aantal concrete voorstellen gedaan om het traject Passend Onderwijs een stimulans te geven. De stas heeft onze voorstellen grotendeels overgenomen en gaat werken aan een getemporiseerd en gefaseerd invoeringstraject, waarbij heel duidelijk wordt wat er gaat gebeuren, in welke deelstappen dat wordt gedaan en welk tijdspad daarbij hoort. Parallel daaraan wordt gericht geïnvesteerd in o.a. het draagvlak bij en de scholing van docenten en de betrokkenheid van ouders bij het proces. Daar zijn we heel erg blij mee. Een van de belangrijkste voorstellen die de stas van ons in het AO heeft overgenomen, is het instellen van een accountantsonderzoek bij een representatief aantal scholen in regulier basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs naar de besteding van de middelen. Want er is een totaalbudget van ruim 2 miljard voor deze leerlingen, maar we weten dat een aanzienlijk deel van het geld niet terechtkomt bij extra handen in de klas. Voordat we beslissingen nemen over budgetfinanciering, moeten we helder inzicht hebben in waar het geld naartoe gaat. In het AO werd ons inziens echter nog niet helemaal duidelijk of ook echt alle geldpotjes voor zorgleerlingen (en dat zijn er heel veel) en alle RECs in het accountantsonderzoek zullen worden meegenomen. Ik zal daarom in tweede termijn een motie indienen, om ervoor te zorgen dat we straks alle geldstromen op dit dossier helder in beeld hebben (MOTIE).
Ontschotting onderwijs en zorg Dan de ontschotting tussen onderwijs en zorg. Tijdens de APB hebben we het kabinet opgeroepen om daar echt werk van te maken. M.b.t. Passend Onderwijs is het zeker noodzakelijk om, recht doend aan de ‘éénloketgedachte’, ervoor te zorgen dat er achter de voordeur van dat loket ook echt optimaal wordt samengewerkt tussen onderwijs en zorg, zodat kinderen snel geholpen kunnen worden en niet ergens zoekraken in het zwarte gat van de bureaucratie in onderwijs- en zorginstellingen. Onnodige knelpunten en drempels moeten zo snel mogelijk
worden weggenomen. Het liefst zien we dat het schoolmaatschappelijk werk weer een plek krijgt in het hele onderwijs. Daarom is het goed dat er structureel al 15 miljoen extra beschikbaar is gesteld voor het schoolmaatschappelijk werk in het MBO. Mijn collega Depla zal daar in zijn bijdrage nog op terugkomen. Wij doen dan ook het verzoek aan de minister en de staatssecretarissen van OCW om samen met hun collega’s van VWS snel een goede inventarisatie te maken van dingen waar ook scholen in PO en VO tegenaan lopen als het gaat om schotten tussen onderwijs en zorg. Laten we die ontschotting tot een van de speerpunten van het tweede deel van deze regeerperiode maken, dat zou een mooi thema zijn.
Gratis schoolboeken en digitalisering De Onderwijsraad heeft enkele maanden geleden een uitstekend advies over de leermiddelen van de toekomst uitgebracht . De OR doet daarin een aantal interessante aanbevelingen aan de overheid om het ontwikkelen van lesmateriaal door docenten te stimuleren. Ik denk dat wij daar op een later tijdstip nog eens uitgebreid moeten terugkomen. In zijn brief van vorige week blijkt dat de minister ook een slag wil slaan bij de digitalisering van leermiddelen, daar zijn we zeer blij mee. Internet biedt de mogelijkheid om pas ontwikkelde methodes met elkaar te delen en door te ontwikkelen. Ook leerlingen kunnen in het proces meedenken en meehelpen. Er moet wel snel duidelijkheid komen over wat onder “digitalisering van lesmateriaal” wordt verstaan. De minister wekt de indruk alsof het ontwikkelen in wiki's zo maar even gaat gebeuren en in korte tijd hoge kwaliteit kan opleveren en de concurrentie met schoolboeken aan zou kunnen. Dat is niet zo. Er is heel veel know-how voor nodig, plus kennis van het complete curriculum van brugklas tot en met eindexamen. Daarnaast moet je weten hoe je lesmateriaal uitlevert via een website. Ook willen we als het even kan maatwerk voor leerlingen en blended content.
Digitalisering is dus geen doel, maar een middel om de variatie in lesmateriaal te vergroten. Het is dus niet of-of, maar en-en. Een leerling moet kunnen kiezen op grond van leerstijl, leerstof, leerbehoefte, omgeving, en de doceerstijl van de docent welke vorm van lesmateriaal het meest geschikt is. Is de minister het hiermee eens? Wij willen daarnaast graag de toezegging van de minister dat docenten zoveel mogelijk zelf ‘eigenaar’ blijven van hun eigen methodes. Ik bedoel dan niet financieel of juridisch eigenaar van de methode zelf, want het gaat om het vrij delen van informatie via bijvoorbeeld de ‘creative commons by sharing alike’-licentie. Het gaat ons om het eigenaarschap van het ontwikkelingsproces. Wij willen niet dat een mooi initiatief van een groep docenten wordt ‘gekaapt’ door zoiets als Kennisnet of een ander gevestigd instituut, dat dan de boel als het ware ‘overneemt’. Kan de minister bevestigen dat dat ook zíjn bedoeling is? Wij hebben met diverse docenten contact gehad die bezig zijn met het ontwikkelen van lesmethodes, o.a. de “Math4all” wiskundemethode en “Timloto”, een lesmethode voor automonteurs. Docenten hoeven niet per se een smak geld vooraf. Ze zeggen vooral: laat het initiatief aan ons zelf, en ondersteun ons bij problemen waar we tegenaan lopen, zoals licentieproblematiek, of technische problemen. Is dit ook de insteek van de minister? Wij zouden ons kunnen voorstellen dat de minister een open platform creëert: waar docenten terechtkunnen met hun vragen, met elkaar in gesprek kunnen komen en plannen kunnen uitwerken. En waar nodig kunt u dan ondersteuning financieren. Daarnaast kunnen wij ons een startsubsidie via de vakverenigingen ook best voorstellen, waardoor zij hun achterbannen enthousiast kunnen maken en op weg kunnen helpen. (MOTIE)
Openbaar onderwijs en g-/hvo Voorzitter, voordat ik mijn betoog ga besluiten met Kinderopvang, zijn er nog twee onderwijs-onderwerpen waarvoor ik aandacht wil vragen. Allereerst de positie van het openbaar onderwijs. In zijn advies m.b.t. fusies in het onderwijs stelt de Onderwijsraad terecht, dat keuzevrijheid van ouders heel belangrijk is. Ouders hebben de mogelijkheid om een school te kiezen die het beste past bij hun eigen levensbeschouwing of religieuze achtergrond. Die keuzevrijheid moet gewaarborgd zijn. Als PvdA voelen wij ons van oudsher zeer verbonden met het openbaar onderwijs. Het is uiteraard met name de taak van de lokale overheid, om ervoor te zorgen dat er in een gemeente voldoende openbaar onderwijs beschikbaar is. Helaas wordt aan de wens van ouders niet altijd voldaan. Het openbaar onderwijs in een gemeente of regio kan door bestuurlijke fusies of samenwerkingsbesturen in gevaar komen. Als openbaar en bijzonder onderwijs in goed overleg samen optrekken, is er natuurlijk niets aan de hand. Maar soms gaat het minder harmonieus, en daar maken wij ons zorgen over. Ons verzoek aan de staatssecretaris is daarom, of zij een notitie wil maken over de positie van het openbaar onderwijs in Nederland, op grond waarvan wij daarover kunnen debatteren. Ik weet dat de stas op een congres van VOS/ABB iets heeft laten doorschemeren over een wetswijziging m.b.t. openbaar onderwijs, kan zij daarop een nadere toelichting geven? Bij het debat over kleine scholen kondigde zij aan dat ze met wetsvoorstel komt voor samenwerkingsscholen. Is dat hetzelfde wetsvoorstel? Als ik dan toch over het openbaar onderwijs spreek, leg ik graag net als vorig jaar nog eens kort uit waarom de PvdA het amendement van de heer Jan Jacob van Dijk en de heer Slob van de CU mede heeft ondertekend. Dit amendement zorgt ervoor dat docenten levensbeschouwelijke en godsdienstige vorming in het openbaar onderwijs, die volgens de Wet BIO vanaf volgend jaar aan bekwaamheidseisen moeten voldoen, netjes voor hun diensten kunnen worden betaald door de scholen die op vrijwillige basis deze vorm van onderwijs aan hun leerlingen willen aanbieden. Deze mensen verrichten goed werk door kinderen iets te leren over de verschillende levensbeschouwingen die er in Nederland zijn. Zo leren kinderen iets over andersdenkenden en kunnen zij later ook respect en begrip voor elkaar opbrengen. Laat juist dit soort vormingsonderwijs nu geven door mensen die ervoor hebben doorgeleerd., is onze bedoeling. Als je als wetgever A zegt, moet je ook B zeggen. Vele partijen in deze Kamer hebben destijds de invoering van deze bekwaamheidseisen ondersteund, ik hoop van harte dat ze zich behoorlijke bestuurders zullen tonen en ook dit amendement zullen steunen, zodat docenten beloond worden voor de investering die ze in hun eigen professionaliteit hebben gedaan.
Kinderopvang De PvdA vindt goede, toegankelijke en betaalbare kinderopvang cruciaal voor vrouwen en mannen om werk en zorg goed met elkaar te kunnen combineren. Daarnaast is kinderopvang leuk en goed voor de ontwikkeling van jonge kinderen. De Kinderopvang is inmiddels zó succesvol, dat er veel meer gebruik van wordt gemaakt dan het vorige kabinet had voorzien. Dit kabinet investeert al honderden miljoenen euro’s meer in de kinderopvang dan vorige kabinetten. De overschrijdingen in het gebruik van de Wet Kinderopvang zijn echter zo groot, dat er maatregelen moeten worden genomen om de kinderopvang ook in de toekomst betaalbaar en de groei beheersbaar te houden.
De afgelopen maanden heeft kabinet met het veld uitgebreid verkend wat daarvoor de mogelijkheden zijn. Graag vragen wij de stas snel met haar uitwerkingen te komen, zodat aan ouders en de kinderopvangbranche helderheid wordt geboden over de nabije toekomst. De inzet van de PvdA is en blijft dat de kinderopvang toegankelijk en betaalbaar blijft, met name voor de inkomensgroepen die dat het hardst nodig hebben. We willen niet dat de Wet Kinderopvang aan het eigen succes ten onder gaat. Er is veel bereikt in de afgelopen jaren, dat willen we niet kwijt.