Masterscriptie redacteur/editor:
Onvermogen of glazen plafond Waarom staan er zo weinig vrouwen aan de literaire top?
Studie: Naam: Studentnummer: Scriptiebegeleider: Tweede lezer: Datum afstuderen:
master redacteur/editor Willemijn Visser 5693578 Lisa Kuitert Everdien Rietstap 27 maart 2009
1
‘Zonder vrouwen geen literatuur.’ 1
1
Herman Stevens, ‘Waarom vrouwen de AKO-prijs nooit krijgen’, NRC Handelsblad, 29 december 2006.
2
Inhoudsopgave Inleiding
p. 6
Hoofdstuk 1: De wetenschap over ‘vrouwenliteratuur’
p. 9
1.1. Wetenschappers
p. 9
1.2. Marianne Vogel
p. 9
1.3. Erica van Boven
p. 16
1.4. Lenny Vos
p. 18
1.5. Antwoord op de deelvraag: vinden de onderzoekers dat er sprake is van literair seksisme?
p. 21
Hoofdstuk 2: Onderzoek literaire prijzen in Nederland
p. 23
2.1. Verantwoording werkwijze
p. 23
2.2. AKO Literatuur Prijs en Libris Literatuurprijs
p. 24
AKO Literatuurprijs
p. 24
Winnaars
p. 25
Statistische gegevens
p. 26
Interpretatie resultaten
p. 27
Libris Literatuurprijs
p. 27
Winnaars
p. 28
Statistische gegevens
p. 30
Interpretatie resultaten
p. 30
2.3. Oeuvreprijzen: P.C. Hooft-prijs, Prijs der Nederlandse Letteren en Constantijn Huygens-prijs P.C. Hooft-prijs
p. 31 p. 31
Winnaars
p. 32
Statistische gegevens
p. 33
Interpretatie resultaten
p. 33
Prijs der Nederlandse Letteren
p. 34
Winnaars
p. 34
Statistische gegevens
p. 35
Interpretatie resultaten
p. 35 3
Constantijn Huygens-prijs
p. 35
Winnaars
p. 36
Statistische gegevens
p. 37
Interpretatie resultaten
p. 37
2.4. Kleinere prijzen: Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs, F. Bordewijkprijs en Anton Wachter-prijs Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs
p. 38 p. 38
Winnaars
p. 38
Statistische gegevens
p. 39
Interpretatie resultaten
p. 40
F. Bordewijkprijs
p. 40
Winnaars
p. 40
Statistische gegevens
p. 42
Interpretatie resultaten
p. 42
Anton Wachter-prijs
p. 42
Winnaars
p. 43
Statistische gegevens
p. 44
Interpretatie resultaten
p. 44
2.5. Statistische gegevens alle onderzochte prijzen van 1998-2008
p. 45
Interpretatie resultaten
p. 48
Hoofdstuk 3: Vergelijking positie van vrouwen in het maatschappelijke, kunstzinnige en literaire veld
p. 51
3.1. De maatschappelijke positie van de werkende vrouw in Nederland in cijfers
p. 52
Participatie: doen vrouwen wel genoeg hun best?
p. 52
Recent onderzoek: biologische verschillen tussen man en vrouw
p. 52
Symbolische waardering: over carrièrekansen en topposities
p. 54
Financiële waardering: waarom verdienen vrouwen minder dan mannen? p. 58 3.2. De positie van vrouwelijke kunstenaars in Nederland
p. 60
4
Financiële en symbolische waardering
p. 60
Conclusie
p. 64
Literatuurlijst
p. 69
Bijlage 1
p. 73
5
Inleiding ‘Er is een onmiskenbare relatie tussen schrijven en sekse, maar een die gekenmerkt wordt door spanningen, dilemma’s, tegenstrijdigheden. 2 (…) Schrijvende vrouwen hebben alle moeilijkheden die schrijvende mannen ook hebben, plus alle problemen van andere werkende vrouwen, zoals de moeilijkheid om het eigen werk serieus te nemen en serieus genomen te krijgen, of om de ruimte te scheppen om te kunnen werken met een minimum of zelfs totale afwezigheid van ondersteuning.’ 3 Dit zijn de woorden van feministe Anja Meulenbelt uit een van haar vele boeken over de relatie tussen vrouwen en literatuur. Met name na de tweede feministische golf in de jaren ’60 van de twintigste eeuw zijn er veel boeken en artikelen geschreven over het ‘literaire seksisme’, de vraag waarom mannelijke auteurs structureel meer aanzien en waardering lijken te genieten dan vrouwelijke auteurs. Ook vandaag de dag lijkt de verontwaardiging over deze stellingsname nog niet te zijn verdwenen. Zo schreef Vivian de Gier in maart 2008 in Opzij: “Boekenweek nummer 72 staat voor de deur, en ook nu wordt het Boekenweekgeschenk weer geschreven door een man (…) Tot op heden is het geschenk slechts elf keer geschreven door een vrouw. In totaal komen we niet verder dan negen namen – Hella S. Haasse schreef het namelijk drie keer. (…) Ook voor alle grote literaire prijzen worden vrouwelijke auteurs systematisch genegeerd. De AKO Literatuurprijs, de Libris Literatuurprijs, de P.C. Hooftprijs, de Anton Wachter-prijs – zelden tot nooit gaan ze naar een vrouw. Sterker nog, vrouwen komen vaak niet eens voor op de shortlist.” 4 Schrijver Herman Stevens concludeerde in zijn opiniestuk ‘De man schrijft, de vrouw leest’ in het NRC: “ Wie in aanmerking wil komen voor een belangrijke literatuurprijs doet er verstandig aan als jongetje ter wereld te komen.” 5 Deze quotes zijn slechts het resultaat van een willekeurige graai in de enorme berg artikelen en boeken die over dit onderwerp zijn verschenen. Dat vrouwen weinig tot geen literaire prijzen winnen is volgens veel van deze opiniemakers een gegeven, maar waarom is dit zo?
In deze scriptie wil ik eerst de discussie samenvatten en vervolgens zelf onderzoeken of en zo ja waarom er in Nederland zo weinig vrouwen tot de literaire top doordringen. Is er sprake van literair seksisme of ligt het misschien aan de schrijfsters zelf? Literatuurcritica en schrijfster Ingrid Hoogervorst schrijft in haar artikel ‘Beter je best doen, meisjes!’ in Trouw 2
Anja Meulenbelt, Meer dan een engel. Over literatuur en seksestrijd (Amsterdam 1989) p. 9. A. Meulenbelt, Meer dan een engel (Amsterdam 1989) p. 10. 4 Vivian de Gier, Literair seksisme, Opzij, maart 2007. 5 Herman Stevens, De man schrijft, de vrouw leest, NRC Handelsblad (29 december 2007). 3
6
over vrouwenliteratuur bijvoorbeeld het volgende: ‘Zeker, als vrouwelijke auteur heb je bij uitgevers een streepje voor. Maar literaire jury’s trekken zich niks aan van verkoopcijfers. (…) Waarom versmallen vrouwen hun literaire speelveld door te blijven hangen in eendimensionaal realisme? (…) Veel vrouwen zijn het gelukkigst als ze de pleister kunnen zijn op andermans wonden.’ 6 Volgens Hoogervorst zouden schrijfsters moeten proberen wat minder voor amateurpsycholoog te spelen en zit die zucht naar verklaringen hen in de weg in het literaire speelveld. 7 De meningen over de positie van vrouwen binnen de literatuur lopen in elk geval uiteen, maar ook buiten het literaire veld is de positie van vrouwen het onderwerp van de dag. Hoewel er meer vrouwen dan mannen een hbo- of universitaire opleiding volgen en gemiddeld met hogere cijfers lijken af te studeren, blijft het aantal vrouwen dat fulltime werkt evenals het percentage vrouwen in de top van het bedrijfsleven jammerlijk achter. Wat is hier de oorzaak van en – wellicht belangrijker nog – kan er iets aan deze situatie worden veranderd? Hoewel in mijn onderzoek de positie van vrouwen in het literaire veld centraal staat, heb ik er voor gekozen om de positie van vrouwen in de Nederlandse maatschappij niet buiten beschouwing te laten. De positie van vrouwelijke kunstenaars, literatuur schrijven is uiteraard ook een kunstvorm, wil ik eveneens in deze scriptie aan bod laten komen. Ook studies van andere onderzoekers wil ik behandelen: wat hebben Erica van Boven, Marianne Vogel en Lenny Vos over het onderwerp te zeggen? Daarnaast hoop ik door de genomineerden en winnaars van mijn inziens de belangrijkste Nederlandse literaire prijzen uit de afgelopen tien jaar in kaart te brengen mijn onderzoek een stevige basis te geven. Ook wil ik kijken naar de samenstelling van de jury’s die verantwoordelijk waren voor het nomineren en kiezen van de winnaar. Nemen er veel vrouwen plaats in deze panels en hoeveel procent van de juryvoorzitters zijn vrouwen? Door dus zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek te verrichten hoop ik een antwoord te kunnen formuleren op mijn onderzoeksvragen. Citaten uit krant- en tijdschriftartikelen ten slotte, wil ik gebruiken om de levendigheid van het hedendaagse debat te illustreren.
Resumerend kom ik uit op de volgende hoofd- en deelvragen: Wat is de positie van de Nederlandse vrouw in het literaire en maatschappelijke veld? •
6 7
Wat zeggen andere onderzoekers over de positie van vrouwen in het literaire veld?
Ingrid Hoogervorst, Beter je best doen, meisjes!, Trouw (zaterdag 28 april 2007). I. Hoogervorst, Beter je best doen, meisjes!, Trouw (2007).
7
•
Wat valt er op bij analyse van de literaireprijsgenomineerden, -juryleden en -winnaars tussen 1998 en 2008?
•
Zijn er opvallende overeenkomsten tussen de maatschappelijke en literaire positie van de Nederlandse vrouw?
•
Is er een verband tussen de positie van vrouwelijke kunstenaars en vrouwelijke schrijvers in Nederland te ontdekken?
8
Hoofdstuk 1 De wetenschap over ‘vrouwenliteratuur’ 1.1 Wetenschappers Er is in de afgelopen jaren druk geschreven en gediscussieerd over de positie van vrouwelijke auteurs binnen de literaire wereld. Wetenschappers als Marianne Vogel en Erica van Boven schreven over de status van vrouwenliteratuur voor en na de Tweede Wereldoorlog maar ook diverse andere critici klommen in de pen. Recentelijk nog promoveerde Lenny Vos, momenteel werkzaam als onderzoeker bij de Vereniging van Openbare Bibliotheken in Den Haag, in Groningen met haar proefschrift Uitzondering op de regel. De positie van vrouwelijke auteurs in het naoorlogse literaire veld. Omdat alledrie de onderzoekers een interessante eigen kijk hebben op vrouwenliteratuur en hoe deze door het publiek en de recensenten wordt ontvangen, lijkt het me boeiend om deze in dit onderzoek uiteen te zetten. Tezamen kunnen hun opvattingen wellicht een sociaal-historische inleiding zijn die helpt de hoofdvraag van dit onderzoek te beantwoorden. 1.2 Marianne Vogel Marianne Vogel stelt in haar boek Baard boven baard dat vrouwelijke auteurs in de literatuurgeschiedenis een achtergestelde positie hebben en kiest daarbij voor een sociaalmaatschappelijke aanpak bij de behandeling van het vraagstuk. Ze claimt onder andere dat na het einde van de Tweede Wereldoorlog in een hardnekkig ‘baard-boven-baard’-gevecht een mannelijke tophiërarchie werd gevestigd. 8 Er is toen volgens haar een beeld ontstaan van een nieuwe generatie prozaschrijvers die men niet alleen een product van de oorlog noemde, maar die men ook een erg pessimistische wereldbeschouwing toedichtte. Degenen die niet aan die ‘leer’ van critici, historici en essayisten beantwoordden, vielen er buiten. 9 Van deze zienswijze zijn vrouwen naar haar mening nog het meest de dupe. In haar onderzoek legt ze de nadruk op de genderopvattingen in de jaren ’50 en constateert een botsing met het maatschappelijke leven, net als in de perioden ervoor. Volgens Vogel vonden er twee tweedelingen plaats in de tweede helft van de achttiende eeuw die bepalend zouden zijn voor de literatuur: de uitvinding van ‘hoge’ en ‘lage’ literatuur en de uitvinding van beide seksen 8
Marianne Vogel, Baard boven baard. Over het Nederlandse literaire en maatschappelijke leven 1945-1960 (Amsterdam 2001) achterplat. 9 Marianne Vogel, Recensies! Waar onze literatuur vandaan komt (Amsterdam 2001) p. 51.
9
als wezenlijk verschillend. 10 Onder ‘echte’, hoge literatuur verstond men een apart domein van schoonheid, geschapen door een genie en bedoeld voor de verfijnde elite. 11 Tegelijkertijd vond men als tegenhanger de ‘onechte’, lage, triviale literatuur uit, gemaakt door veelschrijvers en bedoeld voor de grote massa. De andere tweedeling die de onderzoekster noemt is eveneens opvallend. Zij meent dat voor het einde van de achttiende eeuw men vrouwen zag als gemankeerde mannen die wel ‘iets’ misten maar niet principieel anders waren. 12 Deze opvatting veranderde drastisch na de introductie van de zogenoemde ‘onderdrukkings- of geslachtskaraktertheorie’, die onder invloed van denkers als Immanuel Kant en Jean-Jacques Rousseau na 1815 overduidelijk aan terrein wint in Nederland. 13 Deze theorie kan nog het best gekarakteriseerd worden als een systeem van elkaar uitsluitende psychische geslachtskenmerken (met bekende polen als hard en zacht, actief en passief, politiek geëngageerd en huiselijk 14 ) en werd opgevoerd als argument om de ontplooiing van vrouwen beperkt te houden tot ‘haar eigen kring’. 15 Volgens Vogel zitten er ook vandaag de dag nog stereotiepe ideeën over beide seksen ingebakken in onze cultuur, en dus in iedereen. 16 In haar optiek doen deze ideeën vrouwelijke auteurs en literatoren vaak onbewust en onbedoeld te kort en is het dus van belang om meer greep op deze mechanismen te krijgen. Van onderdrukking of repressie (begrippen die in de jaren zeventig in zwang waren) is volgens haar echter geen sprake, aangezien dit veronderstelt dat je twee machtsblokken zou hebben (de mannen tegen de vrouwen). 17 Ook wordt in de onderdrukkingstheorie uitgegaan van de gedachte dat vrouwen principieel anders denken dan mannen, een veronderstelling waar Vogel juist tegen ageert. Ze kan zich meer vinden in de discoursanalyse van Michel Foucault, die meent dat we in ons denken gevangen zitten in een systeem van verschillende discoursen, ook wel aangeduid als vertogen. Discours is het geheel aan redeneringen waarmee een onderwerp in een bepaald perspectief wordt gezet en wordt gevormd door de geschreven of gesproken teksten rond een onderwerp. 18 Hiermee structureert de betreffende groep de werkelijkheid en legt ze daarmee (impliciet) vast wat zij
10
M. Vogel, Recensies! (Amsterdam 2001) p. 11-12. M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p. 61. 12 M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p. 61. 13 Harold van Dijk, In het liefdeleven ligt gansch het leven: het beeld van de vrouw in het Nederlands realistisch proza, 1885-1930, (Van Gorcum, 2001) p. 28. 14 M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p. 61. 15 E. J. Brill, e.a., Tijdschrift voor Nederlandsche taal-en letterkunde, Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1998, Leiden) p. 373. 16 M. Vogel, Recensies! (Amsterdam 2001) p. 8. 17 M. Vogel, Recensies! (Amsterdam 2001) p. 67. 18 http://nl.wikipedia.org/wiki/Vertoog. 11
10
voor moraliteit en waarheid houdt. 19 Keuzevrijheid is volgens Foucault dan ook een illusie: hij betoogt dat de mens wordt gestuurd door diverse discoursen en dat iedere omgeving zijn eigen discours heeft gevormd door taal, kennis en macht. Omdat ieder individu zich bovendien in verschillende sociale omgevingen begeeft, wordt ieder mens ook door verschillende discoursen beïnvloed. Deze discoursen bepalen ons denken en de keuzes die we maken, zonder dat we ons ervan bewust zijn. Wat afwijkt van de norm wordt door uitsluitingsmechanismen (de krachten die discoursen op hun plaats houden) buiten de maatschappij geïsoleerd. Macht is in de theorie van Foucault geen statisch begrip maar ontstaat in een dynamiek tussen individuen. 20 Een voorbeeld van discours dat Foucault in zijn latere werk beschrijft, is dat van de seksualiteit. De grootste verdienste van zijn Geschiedenis van de seksualiteit is zijn toentertijd radicale standpunt dat er geen aangeboren, natuurlijke manier is waarop seksuele driften worden gekanaliseerd en gestructureerd. 21 Het idee van de uitsluitingsmechanismen vormt de vondst die het werk van Foucault zo treffend maakt. Op deze manier toont Foucault de keerzijde van de eigenschappen die een cultuur ‘beloont’. Het feit dat een recensent bijvoorbeeld deskundig is of recht van spreken heeft, is niet gebaseerd op eenheid van kennis, maar op de macht te bepalen wat kennis is. 22 In de werkelijkheid krijgt kennis zijn waarde bepaald in het discours, maar het wordt voorgesteld alsof het subject, in dit geval de recensent, als denkend wezen deze kennis eigenhandig heeft ‘ontdekt’. Zo eigent het subject zich een positie toe van uniciteit. 23 In zijn rede L'ordre du discours van 1970 geeft Foucault een opsomming van de verschillende vormen van uitsluitingsmechanismen en krijgt men een idee van de verleiding die van hen uitgaat. De eerste categorie betreft de externe mechanismen. 24 Zij laten zich aanduiden met op het oog heel gewone aanduidingen als verbod (niet alles kan of is bespreekbaar), de tegenstelling tussen rede en waanzin (zo wordt het spreken van een gek bijvoorbeeld niet serieus genomen), waar en onwaar (wij zijn prima in staat om onderscheid te maken tussen waar en onwaar). 25
19
http://nl.wikipedia.org/wiki/Vertoog. M. Foucault, De geschiedenis van de waanzin in de 17e en 18e eeuw (Meppel 1975). 21 Michel Foucault, De Wil tot Weten: Geschiedenis van de Seksualiteit I (Nijmegen 1984). 22 M. Foucault, De geschiedenis van de waanzin (Meppel 1975). 23 M. Foucault, De geschiedenis van de waanzin (Meppel 1975). 24 M. Foucault, De geschiedenis van de waanzin (Meppel 1975). 25 D. de Costa, Sprekende stiltes (Kampen 1989) p. 92. 20
11
Een tweede categorie wordt gevormd door de interne mechanismen: het commentaar, de auteur en de discipline. 26 Deze mechanismen hebben betrekking op het gebruik van de taal. Zo staat de disciplinering van ideeën tot feiten, die vervolgens door auteurs worden gebruikt om de werkelijkheid te beschrijven in stukken die vervolgens eindeloos worden aangehaald, aan de basis van de discours die wij wetenschap noemen. 27 Wanneer het subject ten slotte ook gaat uitmaken wie het recht van spreken heeft, tekent zich de derde categorie uitsluitingsmechanismen af: de discoursgemeenschap, het ritueel, de doctrine en de sociale toe-eigening. 28 Macht wordt daarmee een diffuus iets wat altijd in relaties tussen individuen, groepen en instituties aanwezig is en waar bepaalde gendergerelateerde betekenissen enkele van de vele effecten van zijn. 29 Hoewel er veel kritiek is gekomen vanuit het deel van genderstudies dat zich met de maatschappelijke werkelijkheid van vrouwen bezighoudt, zijn Foucaults ideeën voor het onderzoek van Marianne Vogel een inspiratiebron geweest. 30 Volgens haar kent het maatschappelijk leven altijd veel gelijktijdige discussies die alles op een historisch specifieke wijze ordenen en betekenissen produceren. Wat betreft de genderproblematiek heersen er tussen 1945 en 1960, Vogels onderzoeksgebied, speciale definities van vrouwelijkheid en mannelijkheid en deze produceren bepaalde (on)mogelijkheden. 31 Voor vrouwen uit deze onderzoeksperiode is het bijvoorbeeld onmogelijk om getrouwd, moeder en carrièrevrouw te zijn en voor mannen is het ondenkbaar om geen kostwinner maar huisman te zijn. Dit is geen kwestie van verbod of onderdrukking, maar van algemeen geaccepteerde definities in een bepaalde samenleving in een bepaald tijdperk, die sommige vormen van mannelijkheid en vrouwelijkheid normaal, en andere minder gangbaar, ongebruikelijk of abnormaal maken. 32 Omdat het maatschappelijk leven een overkoepelend en dominant gebied is, oefent het volgens Vogel ook invloed uit op een specialer gebied dan het literaire leven. 33 Het literaire leven heeft een bijzondere eigen logica en is een wereld op zichzelf. In vergelijking met bijvoorbeeld de werelden van de beeldende kunst, film en wetenschap is duidelijk dat het literaire leven eigen productie-, distributie- en receptiestructuren heeft en eigen tradities en belangen kent: krijg je die literaire prijs wel of niet, welke uitgever neemt je boek in
26
D. de Costa, Sprekende stiltes (Kampen 1989) p. 92. D. de Costa, Sprekende stiltes (Kampen 1989) p. 92. 28 D. de Costa, Sprekende stiltes (Kampen 1989) p. 93. 29 M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p. 69. 30 M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p. 69. 31 M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p. 70. 32 M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p. 70. 33 M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p. 70. 27
12
productie, ben je redacteur bij een uitgeverij met of zonder landelijk prestige? 34 Het literaire leven is volgens Marianne Vogel tweeledig: enerzijds is ‘het wereldje’ veranderlijk en neemt het in de loop van de tijd zeer verschillende vormen aan. Anderzijds heeft men (in een bepaald tijdperk) een aantal tradities, praktijken en normen gemeen en produceert men als literaire gemeenschap bepaalde dominante definities. 35 Omdat het vrouwelijk terrein ‘binnenshuis’ bijvoorbeeld geen beroepsmatige, openbare, politieke of financiële macht en status verleende, werden boeken van vrouwen in de onderzoeksperiode van Vogel volgens haar ook minder hoog gewaardeerd. 36 Hoewel ze het summier in haar onderzoek aangeeft, heeft de distinctietheorie van de Franse socioloog Pierre Bourdieu eveneens haar interesse. In La distinction. Critique sociale du jugement 37 (gepubliceerd in 1979) werkte de socioloog de manier waarop de sociale klassen zich tot elkaar verhouden verder uit door hun lifestyle en culturele smaak te bestuderen. Iemands culturele smaak is niet simpelweg een persoonlijke voorkeur, maar in veel gevallen een uiting van de groep waartoe hij of zij behoort, zo luidde zijn conclusie. In de visie van Bourdieu staat in het literaire veld de strijd om macht centraal. 38 Op grond van onder meer een enquête in de jaren zestig onder ruim 1200 mensen concludeerde hij dat mensen zich met behulp van hun culturele smaak van elkaar onderscheiden. Het gaat hier niet alleen om zaken als muziek, literatuur en beeldende kunst, maar ook om eetvoorkeuren, kleding, interieur en dergelijke. Door hun opvoeding en in mindere mate hun opleiding hebben mensen uit de hogere klassen een habitus ontwikkeld waarin ‘hoge cultuur’ centraal staat. Zij zijn in staat en ook geneigd om kunstwerken meer op vormaspecten, originaliteit en de verhouding tot andere kunst te beoordelen (dit noemt hij een ‘esthetische dispositie’) dan op de inhoud, het oproepen van emoties en het directe nut. 39 Het onderscheidt ze van mensen uit lagere klassen, tegen wie ze zich – al dan niet bewust – afzetten. Mensen uit de midden- en arbeidersklasse die hogerop willen, hebben aan hun eventuele hoge opleiding vaak niet genoeg om volledig geaccepteerd te worden door de hoogste klassen. Ze hebben niet genoeg ‘cultureel kapitaal’, hoge cultuur zit niet in hun ‘habitus’. 40 En áls bepaalde groepen een culturele voorkeur van hogere klassen overnemen,
34
M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p. 156. M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p. 156. 36 M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p. 157. 37 Pierre Bourdieu, Distinction. A social critique on the judgement of taste (1984) inleiding. 38 Frank de Glas, De materiele en symbolische productie van het werk van moderne literaire auteurs. Bouwstenen voor de reputatie van de jonge Hella Haasse, Jaarboek voor de Nederlandse boekgeschiedenis 10 (2003) p. 118. 39 O. Cherribi, Sociologie is een vechtsport, De Groene Amsterdammer (februari 2002). 40 K. Decoster, Implicaties van een sociaal kapitaal-concept voor politieke sociologen (Antwerpen 2001) p. 203. 35
13
beschouwen die hogere klassen het niet meer als exclusief en is het voor hen dus tijd om weer iets nieuws te omarmen. De klassenstructuur is door Bourdieu weergegeven in een ‘sociale ruimte’, waarin niet alleen de hoeveelheid kapitaal die mensen bezitten een rol speelt (de traditionele hiërarchie), maar ook de samenstelling van het kapitaal. 41 Mensen met vooral economisch kapitaal (bijvoorbeeld in het bedrijfsleven) hebben vaak een traditionele culturele voorkeur, mensen met veel cultureel kapitaal (academici, kunstenaars) een meer progressieve (avant-garde). 42 Ook speelt het traject dat mensen hebben afgelegd een belangrijke rol (zijn ze bijvoorbeeld sociale stijgers?), wat het geheel een dynamisch karakter geeft. Behalve om zijn nodeloos ingewikkelde taalgebruik en zijn linkse activisme is Bourdieu ook om andere redenen bekritiseerd. Zo is zijn sociologie zeer Frans gericht. In andere samenlevingen dan de Franse, bijvoorbeeld de Amerikaanse of de Nederlandse, zouden de scheidslijnen tussen de klassen veel minder scherp gedefinieerd zijn. 43 Er zouden veel meer mensen voorkomen die allerlei smaakvoorkeuren uit de hoge en lage cultuur mixen, de zogenaamde ‘culturele omnivoren’. Zelfs al in de jaren ’60, toen Bourdieu zijn onderzoek deed, voelden velen, vooral uit de culturele elite, zich geschoffeerd door het idee dat ze zich bewust van mensen met een andere smaak zouden willen onderscheiden, dat ze snobs zouden zijn. Bourdieu bedoelde het echter veel implicieter. Statusmotieven spelen meestal slechts onbewust een rol bij culturele smaak. Tot slot zou Bourdieu empirische gegevens soms wat al te gemakkelijk interpreteren en zijn sommige begrippen, zoals veld, niet altijd even goed uitgewerkt. Toch zijn de ideeën van de Franse filosoof naar mijn mening bij uitstek bruikbaar bij onderzoek naar het (Nederlandse) literaire en maatschappelijke leven. Neem bijvoorbeeld de discussie over het beeld van de ‘Grote Drie’, die is ontstaan in de jaren vijftig. Deze drie zijn geen vrouwen maar mannen: Hermans, Reve en Mulisch. Daarnaast worden ook wel eens Anna Blaman en Hella Haasse genoemd, maar een begrip als de ‘Grote Vier’ of ‘Grote Vijf’ is nooit echt gangbaar geweest. Het blijkt dat kwaliteit niet simpelweg in het literaire werk zelf zit; afhankelijk van de literatuuropvatting en genderopvatting die men hanteert kan men de boeken van deze schrijfsters positief of negatief lezen en beoordelen. 44 Ondanks dat men volgens Vogel weliswaar een kritische afstand heeft ontwikkeld ten opzichte van 41
K. Decoster, Implicaties van een sociaal kapitaal-concept (Antwerpen 2001). F. de Glas, De materiele en symbolische productie van het werk van moderne literaire auteurs, Jaarboek voor de Nederlandse boekgeschiedenis 10 (2003) p. 117. 43 J. Dumolyn, In memoriam Pierre Bourdieu (1930-2002): tussen distantie en participatie (2002). 44 M. Vogel, Recensies! (Amsterdam 2001) p. 51. 42
14
herinneringsprocessen en geschiedenisboeken, bestaat in haar optiek het sinds de achttiende eeuw heersende cliché dat ‘echte’, hoge literatuur iets mannelijks is nog steeds. 45 In de media, maar ook in de wetenschappelijke wereld, is vrouwenliteratuur momenteel vaak een benaming voor boeken die geschreven zijn voor vrouwen en door vrouwen. Meestal wordt met deze aanduiding chicklit bedoeld, een afkorting van chickliterature. Dit zijn boeken die zich kenmerken door een luchtige, licht ironische schrijfstijl en die vaak liefde en het leven van jonge vrouwen als onderwerp heeft. In navolging van Bridget Jones en series als Sex and the city schrijven vrouwen over kleine persoonlijke wissewasjes en relatieproblemen en worden hun blunders breed uitgemeten in de meestal roze uitgegeven pockets. Ook thrillers vallen volgens boekhandels en het lezerspubliek vaak onder de noemer vrouwenliteratuur. 46 Boeken van vrouwen scoren goed: er liggen overal grote stapels boeken van vrouwen in de boekwinkels, schrijfsters staan vaak in het middelpunt en ze verkopen doorgaans fantastisch. Bovendien lijken vrouwen de meeste boeken te kopen en zijn vrouwen in dienst bij uitgeverijen overwegend in de meerderheid. Toch wordt er nog over vrouwelijke schrijvers gedacht in patronen die hen isoleren, generaliseren en stereotyperen. 47 Marianne Vogel gaat in Recensies! op drie punten dieper in. In de eerste plaats valt haar eveneens op dat termen als ‘vrouwenboek’, ‘vrouwenliteratuur’, ‘damesliteratuur’, ‘damesroman’ en ‘meisjesproza’ vaak worden gebruikt en dat een tegenhanger als ‘mannenboek’ zelden voorkomt. 48 Bovendien hebben ‘vrouwenboek’ en aanverwante termen volgens haar een negatieve lading: men gebruikt ze niet bij een positief oordeel, zodat de vrouwelijke sekse en lage kwaliteit gekoppeld worden. 49 In de tweede plaats wordt opvallend vaak bij het uitkomen van een boek geschreven door een vrouw opgemerkt dat het veel succes bij een vrouwelijk leespubliek heeft. Men suggereert hiermee volgens Vogel dat dit betekent dat het boek niet bijzonder goed is of in elk geval niet interessant is voor een ‘algemeen’ publiek. Ten derde bespreekt men meestal uitvoerig de vraag waarom het boek van een bepaalde vrouwelijke auteur zo succesvol is, vaak verweven met de vraag waarom vrouwelijke auteurs tegenwoordig überhaupt zo succesvol zijn. Omgekeerd wordt het succes van de mannelijke auteurs als groep niet besproken. Met andere woorden: vrouwen & succes is geen normale combinatie, maar
45
M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p. 166. Zelfgenomen steekproef bij vijf boekwinkels in Amsterdam. 47 M. Vogel, Recensies! (Amsterdam 2001) p. 55. 48 M. Vogel, Recensies! (Amsterdam 2001) p. 55. 49 M. Vogel, Recensies! (Amsterdam 2001) p. 55. 46
15
iets verbazingwekkends. 50 Opmerkelijk is volgens Marianne Vogel vooral dat men zelden het succes van een vrouwelijke auteur toeschrijft aan de hoge kwaliteit van haar werk, integendeel, men meent juist dat het aan de lage kwaliteit ligt. 51 Door de situatie van vrouwelijke auteurs voortdurend te vergelijken met die van mannelijke collega’s laat Vogel zien dat er binnen de literaire wereld met twee maten wordt gemeten. Naast het uiterlijk van een boek, de titel, de uitgeverij en de publiciteitscampagne (om maar eens wat zaken op te sommen) maakt het volgens haar wel degelijk uit of een auteur een man of vrouw is. De omstandigheden in het literaire veld bepalen daarmee het symbolisch kapitaal van de auteur in kwestie.
1.3 Erica van Boven Hoewel Erica van Boven in Een hoofdstuk apart 52 een andere onderzoeksperiode heeft gekozen (1898-1930) voor haar onderzoek dan Marianne Vogel, delen de twee wetenschappers opvallend vaak dezelfde visies. Het onderwerp van haar boek is ‘vrouwenromans’ in de literaire kritiek en de gekozen benaderingswijze is om niet de romans zelf op hun literaire kwaliteit te onderzoeken, maar de beeldvorming daarvan zoals die is ontstaan in de literaire kritiek. Zelf zegt Van Boven hierover in haar voorwoord: ‘Onderscheidingen als “vrouwenroman”, “damesroman” en “romanschrijvende vrouwen” suggereren dat vrouwelijke auteurs een literaire eenheid vormen. Dat wilde ik niet zonder meer als vanzelfsprekend gegeven accepteren. Ik was juist geïnteresseerd in de vraag hoe zulke onderscheidingen zijn ontstaan.’ 53 Van Boven houdt zich bezig met de kritiek op het proza dat de geschiedenis is ingegaan onder het denigrerend etiket ‘damesroman’. Daaronder komt een uitgestrekte wereld van teksten tevoorschijn: de indrukwekkende romanproductie van meer dan honderd schrijfsters die actief waren in de eerste dertig jaar van de twintigste eeuw. De meesten, zoals Nine van der Schaaf, Hélène Lapidoth-Swarth en Neel Doff, zijn totaal vergeten, wat in schril contrast staat met het feit dat zij in hun eigen tijd vaak door een groot publiek werden gelezen. 54 Uit het onderzoek van Van Boven blijkt dat de generatie van voor 1918 nog relatief welwillend stond tegenover de door vrouwen geschreven romans. Zij bespreken het postnaturalistisch realisme als een traditie waaraan zowel mannelijke als vrouwelijke auteurs 50
M. Vogel, Baard boven baard (Amsterdam 2001) p 167. M. Vogel, Recensies! (Amsterdam 2001) p. 56. 52 E. van Boven, Een hoofdstuk apart. ‘Vrouwenromans’ in de literaire kritiek 1898-1930 (Amsterdam 1992) p. 6. 53 E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 7. 54 M. Meijers, Literaire apartheid: kritiek en sekse 1898-1930 (Utrecht 1994) p. 120. 51
16
deelnemen. 55 De generatie na 1918 maakte er echter een gewoonte van zijn aanvallen tegen het ‘oude proza’ (het wijdlopig realisme) exclusief te richten tegen schrijvende vrouwen. 56 Een conflict tussen de stijlopvattingen van ouderen en jongeren wordt op die manier herschikt tot een conflict tussen epigonistische ‘dames’ en jonge mannelijke vernieuwers, zo merkt Maaike Meijer, hoogleraar aan het Centrum voor Gender en Diversiteit van de Universiteit van Maastricht en recensente van Een hoofdstuk apart, op. 57 Meijer geeft in Literaire apartheid: kritiek en sekse 1898-1930 58 aan met name geïntrigeerd te zijn door die symbolische rol die de vrouw vervult in het generatieconflict tussen mannen: de ‘mevrouwenroman’ fungeert, aldus Meijer in navolging van Van Boven, als steno voor het wijlopig-beschrijvende etisch-realisme dat evengoed door mannen werd beoefend, en waartegen jongere mannen zich afzetten. 59 De vrouw dient als metafoor voor alles waaraan de jonge man zich wil ontworstelen. Volgens Meijer is hier sprake van metaforisch gebruik van ‘man’ voor alles wat creatief, ‘cultuurlijk’ en modernistisch is en ‘vrouw’ voor wat achterhaald, ‘natuurlijk’, ‘sentimenteel’ en voorafgaand is. 60 Deze koppeling tussen sekse en eigenschappen zagen we al eerder bij het onderzoek van Marianne Vogel. Volgens Van Boven echter, schoten critici uit de eerste drie decennia van deze eeuw niet tekort in het aanwijzen van relaties tussen teksten van vrouwen, integendeel. Zij lazen deze teksten in eerste instantie in het kader van vrouwenproza en gingen ervan uit dat ze een ‘vrouwelijke stem; zouden horen. In hun optiek vormden vrouwelijke auteurs een eigen groep in de literatuur en hun romans een relatief zelfstandig genre. 61 Een genre dat weliswaar onder sterke invloed stond van de dominante literaire voorgangers van Tachtig, maar toch ook vanwege de vrouwelijkheid van de auteurs die specifiek genoeg was om er een eigen naam aan toe te kennen. 62 Die naam was volgens Van Boven verbonden met de heersende denkbeelden over vrouwen en vrouwelijkheid, denkbeelden die in een strijdige verhouding staan tot de literaire opvattingen en eisen van deze critici. De wetenschapper staat dan ook kritisch tegenover termen als ‘vrouwenroman’ en ‘vrouwenliteratuur’ en met haar veel schrijfsters van tegenwoordig: ook vrouwelijke auteurs van nu zien hun boeken niet graag bestempeld als ‘vrouwenboeken’. Het gaat dan volgens Van Boven om de vrees voor een etikettering die, wanneer die van critici komt, gepaard gaat met een lage waardering – het gaat 55
E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 276. M. Meijer, Literaire apartheid: kritiek en sekse 1898-1930 (Utrecht 1994) p. 121. 57 M. Meijer, Literaire apartheid: kritiek en sekse 1898-1930 (Utrecht 1994) p. 121. 58 M. Meijer, Literaire apartheid: kritiek en sekse 1898-1930 (Utrecht 1994) p. 121. 59 M. Meijer, Literaire apartheid: kritiek en sekse 1898-1930 (Utrecht 1994) p. 125. 60 M. Meijer, Literaire apartheid: kritiek en sekse 1898-1930 (Utrecht 1994) p. 125. 61 E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 287. 62 E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 287. 56
17
om de vrees uitgesloten te worden uit ‘de’ literatuur. 63 In haar onderzoek heeft Van Boven moeite met de suggestie dat vrouwen als duidelijke literaire groep te onderscheiden zijn. Vanzelfsprekend zijn vrouwen ook onder te verdelen in categorieën op basis van bijvoorbeeld hun maatschappelijke positie, leeftijd, opleidingsniveau en etnische afkomst. Doordat mannen vrijwel nooit als literaire categorie worden aangeduid, doet men voorkomen alsof zij ‘de norm’ zijn en vrouwen hiervan afwijken. In de literatuur lijkt het bovendien dat door het strikt scheiden van mannen en vrouwen als literaire groepen dat die ene variabele, het sekseverschil, zodanig zou domineren boven alle andere, zo redeneert Van Boven. 64 Met andere woorden: dat de sekse-identiteit zozeer bepalend zou zijn voor de gehele individuele identiteit, dat het een literaire tweedeling zou rechtvaardigen. 65 Als vrouwelijkheid een sociale constructie is dan hoeven begrippen als ‘vrouw’ en ‘vrouwelijkheid’ niet direct samen te vallen. 66 Connie Palmen zou dan bijvoorbeeld een ‘mannelijke’ auteur kunnen worden genoemd en Jan Siebelink een ‘vrouwelijke’. Toch is het volgens Erica van Boven lastig om vrouwelijke auteurs los te maken uit de literaire traditie. Zeker in haar onderzoeksperiode 1898-1930 leefde de sekse-ideologie bij zowel mannen als vrouwen en vermengden de ideologische laag zich met de realiteit: veel vrouwen gedroegen zich ernaar. 67 Beter is het volgens de onderzoeker om gelijkheid en verschil niet als tegenhangers van elkaar te zien. Van Boven vindt het van groot belang dat in het denken over verschil niet telkens het sekseverschil als dominant wordt gezien, waardoor alle overige verschillen, ook die binnen de seksen, worden versluierd. 68
1.4 Lenny Vos ‘De literaire wereld was van oudsher een echt mannenbolwerk. Totdat in de jaren zeventig en tachtig de vrouwelijke auteurs ineens oprukten; het mannelijk bastion werd doorbroken. Althans, volgens de media.’ 69 Zo opende het persbericht over het promotieonderzoek van Lenny Vos, inmiddels promovendus, dat ze als onderzoeker in opleiding binnen het NWOaandachtsgebied ‘Literatuuropvattingen in het literaire veld’ aan de universiteit van Groningen had verricht. Volgens haar is het een misvatting dat veel mensen ervan uit gaan dat 63
E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 288. E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 288. 65 E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 288. 66 E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 290. 67 E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 290. 68 E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 293. 69 Persbericht Lenny Vos op de website van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). 64
18
de emancipatie van hedendaagse Nederlandse schrijfster is geslaagd. Men lijkt er in veel gevallen vanuit te gaan dat er vanaf de jaren zeventig sprake was van een ‘opmars van vrouwen in de Nederlandse letteren’. 70 Vaak worden de hoge verkoopcijfers van romans van vrouwelijke auteurs hiervoor als argument aangedragen. Vos toont met haar studie aan dat het aantal vrouwelijke auteurs in de jaren zeventig en tachtig weliswaar absoluut toenam, maar dat het gelijk opging met het aantal mannen: het percentage blijft door de jaren heen steken op een kwart van het totaal aantal auteurs. 71 Pas in de jaren negentig lopen de vrouwelijke auteurs hun getalsmatige achterstand enigszins in, aldus Vos in Uitzondering op de regel. De positie van vrouwelijke auteurs in het naoorlogse literaire veld. 72 Tegen die tijd is het percentage auteurs van het vrouwelijk geslacht opgelopen tot zo’n 35 procent. 73 Die stijgende lijn is volgens Vos vooral te danken aan kleine, minder prestigieuze uitgeverijen. Zij namen in 1997 veruit de meeste publicaties van vrouwen voor hun rekening. Bij grote, prestigieuze uitgeverijen was maar 12% van de schrijvers van het vrouwelijke geslacht.74 En dat is volgens Lenny Vos ‘laat, gezien alle emancipatiebewegingen in de maatschappij.’ Daarbij heeft TNS NIPO in 2007 een enquête gehouden in samenwerking met het dagblad Trouw waaruit bleek dat meer dan de helft van de mensen die voor hun hobby schrijven, van het vrouwelijke geslacht is. 75 (Een verdeling die je overigens ook terugziet in de literaire tijdschriften, zoals het onderzoek van Vos aantoont. 76 ) Blijkbaar is voor vrouwen de drempel hoger om hun werk te publiceren als zelfstandige publicatie en van schrijven echt hun beroep van te maken.’ 77 Maar Vos gaat verder en stelt dat ‘de procentuele toename van het aantal vrouwelijke auteurs in het literaire veld in de jaren negentig er geenszins toe heeft geleid dat de gendermechanismen in de literair-kritische beoordeling zijn verdwenen’. 78 Wel is de invloed van de literaire kritiek op de symbolische productie afgenomen volgens de onderzoeker. 79 Dit blijkt uit een ander aspect van het onderzoek van Vos, waarin ze uitgeverijen als factor meenam om meer inzicht te krijgen in de positie die auteurs innemen in het literaire veld. Hiervoor werden de uitgeverijen opgedeeld in twee typen: de grote literaire uitgeverijen met
70
Lenny Vos, Uitzondering op de regel. De positie van vrouwelijke auteurs in het naoorlogse Nederlandse literaire veld (Groningen 2008) p. 15. 71 L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) p. 81. 72 L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) p. 81. 73 L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) p. 81. 74 L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) p. 60. 75 Redactie Schrijf!, ‘Nederland telt anderhalf miljoen droomschrijvers’, Trouw (14 november 2007). 76 L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) p. 75. 77 L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) p. 61. 78 L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) p. 185. 79 L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) p. 185.
19
veel prestige en de minder prestigieuze en kleinere uitgeverijen. 80 Opvallend is dat waar mannen en vrouwen in de eerste twee peiljaren, 1947 en 1957, nog evenredig over beide uitgeverijtypen zijn verdeeld, het aantal vrouwen bij de grote literaire uitgeverijen in de loop der jaren sterk daalt tot slechts 12 procent in 1997. 81 Overigens is het onderscheid maken op basis van grootte en/of de mate van literaire prestige niet geheel onproblematisch. De status van een uitgeverij blijft altijd aan verandering onderhevig en in het onderscheid dat door Lenny Vos in haar onderzoek gemaakt wordt, blijven bepaalde verschuivingen en nuanceverschillen buiten beschouwing. Desondanks verschaffen de onderzoeksresultaten van Vos wel inzicht in de positie van vrouwelijke auteurs van Nederlandse uitgeverijen en heb ik er bewust voor gekozen deze op te nemen in deze scriptie. Om meer inzicht te krijgen in de positie die auteurs innemen in de literaire wereld onderzocht Vos de literaire nevenactiviteiten van auteurs in hun debuutperiode. Er blijken zich twee opvallende ontwikkelingen voor te doen in het literaire veld: enerzijds de afname van het belang van het literaire tijdschrift en anderzijds de toegenomen deelname van vrouwelijke auteurs aan literaire tijdschriften. 82 Waren in de jaren zeventig de vrouwelijke auteurs die in hun debuutjaren publiceerden in dergelijke uitgaven veruit in de minderheid, in de jaren tachtig publiceerden daarin verhoudingsgewijs evenveel mannen als vrouwen. In de jaren negentig blijkt zelfs dat vrouwen vaker publiceren in literaire tijdschriften dan mannen. 83 Hoe meer prestige, hoe minder vrouwen, zou men dus kunnen zeggen. Een conclusie die veel overeenkomt met die van de Franse sociologe Eveline Sullerot. Zij stelde in 1968 dat een beroep in belangrijkheid (vergoeding en aanzien) daalt naarmate het door meer vrouwen wordt uitgeoefend. Het is een wetmatigheid die ook door Barbara van Balen, tegenwoordig consultant onderwijs en onderzoek, in haar boek Vrouwen in de wetenschappelijke arena. Sociale sluiting in de universiteit (Amsterdam 2001) tegen het licht wordt gehouden. Zo komt ook zij tot de conclusie dat het prestige van een beroep lijkt samen te hangen met het aantal vrouwen dat het betreffende beroep uitoefent, al plaatst zij wel een belangrijke kanttekening. Op basis van onderzoek van onderzoekers als Preston (1995) en Thomaskovic-Devey (1995) concludeert Van Balen dat wanneer een beroep, om welke reden dan ook, minder aantrekkelijk wordt voor mannen (bijvoorbeeld vanwege een relatieve daling van het salaris) de open plekken kunnen ingevuld worden door vrouwen. Met andere woorden: de statistische 80
L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) pp. 57-58. L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) p. 59. 82 L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) pp. 74-75. 83 L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) p. 77. 81
20
gegevens die tot de wet van Sullerot geleid hebben, kunnen ook tot een omgekeerde causaliteit herleid worden. Toch valt de samenhang tussen prestige en aantal vrouwen in een beroepsgroep makkelijk te toetsen aan de hedendaagse realiteit: denk maar eens aan sectoren als het onderwijs en de gezondheidszorg, waar beroepen als leraar of verpleegkundigen met name door vrouwen worden beoefend en waar men steeds meer problemen heeft op het gebied van waardering. Het CBS heeft zelfs berekend dat, nu niet langer een meerderheid van jonge gepromoveerden van het mannelijk geslacht is, de status van het doctoraat (gezien de vermeende universele geldigheid van de Wet van Sullerot) onvermijdelijk zal dalen. 84 Hoe het precies komt dat een stijging van het aantal vrouwen binnen een beroepsgroep het prestige ervan doet verminderen is dus een vraag die moeilijk beantwoord kan worden. Lenny Vos laat in haar onderzoek zien dat ‘de wet van Sullerot’ ook haar invloed op het literaire auteurschap doet gelden.
1.5 Antwoord op de deelvraag: vinden de onderzoekers dat er sprake is van literair seksisme? Hoewel ‘literair seksisme’ wellicht een al te stevige term is om de visies van Erica van Boven en Marianne Vogel aan te duiden, voeren de twee onderzoekers elk diverse theorieën en stellingen aan om aan te tonen dat vrouwen in het literaire, maar ook in het maatschappelijke veld veelal een achtergestelde positie hebben. De gendereigenschappen die vrouwen worden toegedicht en die in hoge mate het discours over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen bepalen, worden doorgaans niet gezien als de karaktertrekken van een ‘winnaar’ in het maatschappelijke en literaire veld. Vrouwen dreigen generaliserend getypeerd te worden als zacht, meegaand en emotioneel en schrijven doorgaans over persoonlijke ‘wissewasjes’ en andere triviale zaken. Literatuur met een hoofdletter is nog steeds grotendeels afkomstig van de hand van de man. Vrouwelijke auteurs halen met wat geluk hoge verkoopcijfers, mannelijke schrijvers oogsten de meeste lof en waardering van de diverse literatuurcritici. Lenny Vos’ conclusie is de meest genuanceerde van de drie, onder andere omdat zij in haar casestudies de loopbanen van drie vrouwelijke auteurs, Mensje van Keulen, Nelleke Noordervliet en Manon Uphoff, zorgvuldig heeft bestudeerd en hen heeft gevraagd naar hun persoonlijke ervaringen. De drie hoofdstukken over deze schrijvers uit het proefschrift van Vos over deze auteurs laten zien dat het goed is om niet altijd alles te willen uitleggen in
84
L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) pp. 83-84.
21
cijfers, percentages en statistieken. Elk van de drie vrouwen is op een geheel eigen wijze opgeklommen in de literaire hiërarchie en kan tevreden zijn met de positie die ze heeft verworven. Het is dus niet onmogelijk voor een auteur om de beeldvorming die is ontstaan rond hun literaire werk in zekere mate bij te sturen door bijvoorbeeld het geven van interviews en de deelname aan lezingen. Wel toont Vos aan dat de procentuele slagingskans van vrouwelijk auteursschap vele malen lager ligt dan die van mannelijke collega’s. De puur literaire waardering voor de boeken van vrouwelijke auteurs blijft volgens haar achter. 85 Toch lijkt er door geen van de vrouwen een beschuldigende vinger in een bepaalde richting te worden gewezen. Maar hoe komt het dat de waardering van boeken geschreven door vrouwen in het literaire veld achterblijft? Wie houden de beoordelingsmechanismen in de literatuur die vrouwelijke auteurs benadelen in stand? De recensenten? De juryleden van literaire prijzen? De auteurs zelf? Of… zouden vrouwen hier het een en ander aan kunnen veranderen? In de volgende twee hoofdstukken probeer ik op al deze vragen een antwoord te formuleren.
85
L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) p. 16.
22
Hoofdstuk 2 Onderzoek literaire prijzen in Nederland 2.1. Verantwoording werkwijze
Bij het verzamelen van gegevens werd me één ding duidelijk: geen enkele literaire prijs is hetzelfde. De samenstelling van de jury’s, het prijzengeld, het aantal genomineerden, de frequentie van het aantal uitreikingen; zelfs de gebruiken bij een prijs veranderen in tien jaar tijd. Een statistische nachtmerrie, maar desalniettemin kwam ik een aantal interessante en opvallende regelmatigheden tegen. In mijn onderzoek heb ik geprobeerd enigszins onderscheid aan te brengen in het soort prijzen. Zo zijn de Libris Literatuurprijs en de AKO Literatuur Prijs in de loop der jaren veruit de belangrijkste prijzen geworden wanneer men kijkt naar de hoogte van het prijzengeld en het effect op de verkoop. Oeuvreprijzen als de P.C. Hooft-prijs, Prijs der Nederlandse letteren en de Constantijn Huygens-prijs hebben vanzelfsprekend een geheel ander imago. Maar ook de ‘kleinere’ prijzen als de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs, F. Bordewijkprijs en Anton Wachter-prijs missen hun effect niet op het publieke debat over het literaire veld. De database van het Letterkundig Museum telt meer dan 500 literaire prijzen: sommige daarvan zijn inmiddels opgeheven, samengevoegd met anderen of hebben een nieuwe naam en/of sponsor gekregen, andere literaire prijzen bestaan al tientallen jaren in hun ongewijzigde vorm. De volgende prijzen waarvan ik de beschikbare gegevens van de afgelopen tien jaar, van 1998 tot 2008, heb onderzocht zijn naar mijn mening bijzonder geschikt voor een representatieve steekproef: •
De AKO Literatuurprijs,
•
Libris Literatuurprijs,
•
P.C. Hooft-prijs,
•
Prijs der Nederlandse letteren,
•
Constantijn Huygens-prijs,
•
Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs,
•
F. Bordewijkprijs en
•
Anton Wachter-prijs
Ik heb bij twijfel over het belang van de ene prijs ten opzichte van een ander uiteindelijk de hoogte van het prijzengeld, de beschikbaarheid van gegevens over de jurysamenstelling en 23
prestige de doorslag laten geven. In bijlage 1 van deze scriptie vindt u alle uitgeschreven gegevens met daarin de namen van de juryleden, shortlistgenomineerden en prijswinnaars. Ik heb er bewust voor gekozen om de schrijvers en titels die op de longlists van een aantal van de door mij onderzochte prijzen staan, niet in deze scriptie te verwerken omdat de gegevens van de titels op enkele ‘longlists’ verre van compleet bleken te zijn en veel prijzen bovendien geen longlist bekendmaken. Verder zijn in deze bijlage de mogelijke bijzonderheden per prijs terug te vinden. De onderzoeksgegevens in dit hoofdstuk en in de bijlage zijn allemaal gewonnen uit of gebaseerd op de gegevens van het Letterkundig Museum en zijn terug te vinden op www.literaireprijzen.nl of op de websites van de onderzochte literaire prijzen (url’s zijn te vinden in het notenapparaat).
2.2. AKO Literatuur Prijs en Libris Literatuurprijs
AKO Literatuur Prijs De AKO Literatuur Prijs wordt elk jaar uitgereikt en is in 1986 ingesteld door de Stichting AKO Literatuur Prijs (opgericht door de winkelketen AKO BV, een onderdeel van uitgeversbedrijf Audax). De prijs is bedoeld ter bevordering van de Nederlandse letterkunde (fictie en non-fictie). In het jaar 1994 is de opzet van de prijs gewijzigd: uit een door een jury van beroepscritici voorgedragen zestal titels maakten dertig 'doorsnee-literatuurlezers' een keus. Met ingang van 1995 is de keuze van het te bekronen boek weer in handen gelegd van een jury van beroepsrecensenten. In de jaren 1997-1999 is de prijs voortgezet onder de naam Generale Bank Literatuurprijs. 86 De zeskoppige jury bestaat uit recensenten uit België en Nederland. De juryvoorzitter wisselt per jaar en is afkomstig uit het openbare leven, vaak de politiek. De genomineerde boeken verschijnen tussen 1 juli van het jaar waarin de prijs wordt uitgereikt en 1 juli van het voorgaande jaar. Uitgevers dienen alle boeken waarvan zij menen dat ze in aanmerking komen voor de AKO Literatuurprijs, aan te melden bij het jurysecretariaat. In 2005 ontstond er een rel over de AKO Literatuurprijs. Het controversiële weblog GeenStijl.nl beweerde dat de winnaar van de AKO Literatuurprijs al vaststond voordat de jury een keuze had gemaakt uit de genomineerden. Volgens de website GeenStijl was de 'shortlist
86
www.literaireprijzen.nl.
24
van genomineerden' slechts bedoeld om de verkoopcijfers op te drijven en zou Tommy Wieringa de winnaar zijn met zijn boek Joe Speedboot. 87 De bewering, die breed uitgemeten werd in de media, bleek onjuist want Jan Siebelink won uiteindelijk de prijs met zijn boek Knielen op een bed violen en werd een nationale bestseller. 88 De termen longlist en shortlist zijn inmiddels verdwenen. Juryvoorzitter Hans Dijkstal had in 2005 geopperd het vreemd te vinden dat voor een Nederlandse literatuurprijs Engelse termen worden gebezigd. Naar aanleiding hiervan werd een oproep geplaatst in het tijdschrift Onze Taal, waaruit nieuwe benamingen voortkwamen: ‘tiplijst’ voor de eerste selectie door de jury van 25 boeken en ‘toplijst’ voor de zes uiteindelijk genomineerden. 89 Samen met de Libris Literatuurprijs en de Gouden Uil vormt de AKO Literatuurprijs een ‘uitgelezen’ trio omwille van het hoge prijzengeld.
Winnaar 2008: Doeschka Meijsing Bekroond werk: Over de liefde
Winnaar 2007: A.F.T.H. van der Heijden Bekroond werk: Het schervengericht
Winnaar 2006: Hans Münstermann Bekroond werk: De bekoring
Winnaar 2005: Jan Siebelink Bekroond werk: Knielen op een bed violen
Winnaar 2004: Arnon Grunberg Bekroond werk: De asielzoeker
Winnaar 2003: Dik van der Meulen Bekroond werk: Multatuli : leven en werk van Eduard Douwes Dekker
87
‘AKO Literatuurprijs uitgelekt’, http://www.geenstijl.nl/mt/archieven/2005/09/schrijvertnl.html. www.boekblad.nl. 89 www.boekblad.nl. 88
25
Winnaar 2002: Allard Schröder Bekroond werk: De hydrograaf
Winnaar 2001: Jeroen Brouwers Bekroond werk: Geheime kamers
Winnaar 2000: Arnon Grunberg Bekroond werk: Fantoompijn
Winnaar 1999: Karel Glastra van Loon Bekroond werk: De passievrucht
Winnaar 1998: Herman Franke Bekroond werk: De verbeelding
Statistische gegevens 1998-2008
6 5 4 3
Genomineerde vrouwen Genomineerde mannen
2 1 0 2008 2007
2006 2005
2004 2003 2002 2001 2000
26
jaar 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 totaal percentage
shortlist mannen 4 6 6 4 5 4 5 6 5 5 6 56 85%
vrouwen 2 0 0 2 1 2 1 0 1 1 0 10 15%
jury winnaar mannen vrouwen vrouw 4 2 man 4 2 man 4 2 man 4 2 man 4 2 man 4 2 man 4 2 man 5 1 man 5 1 man 5 1 man 5 1 11 48 18 91% man 73% 27%
hoofd jury man man vrouw man man man man man man man man 11 91% man
Interpretatie resultaten Zoals te zien is in de tabel zijn er vier jaren geweest, 1998, 2001, 2006 en 2007, waarin er geen werk van een vrouwelijke auteur werd genomineerd. Verder blijft het maximum aantal vrouwelijke genomineerden, evenals het maximum vrouwelijke juryleden, steken op twee. Slechts één keer won een vrouw de prijs tussen 1998 en 2008: Doeschka Meijsing met Over de liefde, volgens het juryrapport ‘een boek over liefde, vriendschap, verliefdheid en verbondenheid, tussen broers en zus, tussen vrouw en man, vrouw en vrouw. Gecomponeerd als een muziekstuk’. 90 Meijsing werd één keer eerder, in 2000, genomineerd voor het schrijven van De tweede man. Arnon Grunberg won in dat jaar met zijn boek Fantoompijn. Van de genomineerden tussen 1998 en 2008 was 85 procent man. Het percentage vrouwelijke juryleden ligt gemiddeld iets hoger, namelijk 27 procent. Prinses Laurentien heeft de twijfelachtige eer het enige vrouwelijk juryhoofd geweest te zijn tijdens de onderzoeksperiode.
Libris Literatuurprijs Het bestuur dat in 1986 de Stichting AKO Literatuurprijs instelde, richtte in 1993, na het neerleggen van zijn vorige functie, de onafhankelijke Stichting Literatuur Prijs op. Deze stichting heeft zich ten doel gesteld elk jaar een literaire prijs uit te reiken, gemodelleerd naar de Britse Booker Prize, die inmiddels al bijna veertig jaar wordt toegekend aan een schrijver uit het Britse Gemenebest of de Ierse Republiek. Enerzijds wil men op deze manier de
90
www.akoliteratuurprijs.nl.
27
belangstelling voor Nederlandstalige literatuur aanwakkeren en anderzijds stelt de stichting een bekroonde schrijver in staat zich zonder financiële zorgen een jaar lang aan zijn/haar werk te wijden. Boekhandelsorganisatie Libris heeft aangegeven tenminste tot en met het jaar 2008 de prijs en de gehele organisatie ervan te financieren. De prijs is bedoeld voor de bekroning van literair verhalend proza en de selectie van titels en auteurs wordt gedaan door een jury die samengesteld wordt op initiatief van de Stichting Literatuur Prijs. 91 Voor de Libris Literatuurprijs komt alleen nieuw verschenen Nederlandstalige literaire fictie voor volwassenen (romans, novellen, verhalenbundels) in aanmerking, dus geen literaire non-fictie, zoals (auto)biografieën, dagboeken, memoires, reisverslagen, essays en ook geen jeugdliteratuur. 92 Naar analogie van de Booker Prize werd aanvankelijk een grens gesteld aan het aantal boeken dat een uitgever mocht insturen: maximaal zes. Daarnaast stond het een uitgever vrij om een lijst met nog eens vier titels voor te leggen waaruit de jury, indien zij dit wenste, een nadere keuze kon maken. In de loop der jaren werd besloten ook een longlist openbaar te maken, sinds enkele jaren bestaat deze altijd uit achttien titels. Ook besloot het bestuur om de uitgevers vrij te laten hoeveel boeken zij wilden insturen. 93 Elk jaar worden zes boektitels uitgezocht om mee te dingen naar de prijs die medio mei wordt uitgereikt. Traditioneel vindt dit diner plaats in de historische Spiegelzaal van het Amstel Hotel in Amsterdam. De nominatiebekendmaking vindt ook traditioneel plaats in de Nieuwe Kerk, eveneens in Amsterdam. 94 De auteur van het winnende boek ontvangt een oorkonde en een bedrag van 50.000 euro. De auteurs van de andere boeken ontvangen elk 2500 euro. In 2008 werd voor het eerst een verhalenbundel en een stripalbum genomineerd. 95
Winnaar 2008: D. Hooijer Bekroond werk: Sleur is een roofdier
Winnaar 2007: Arnon Grunberg Bekroond werk: Tirza
Winnaar 2006: K. Schippers 91
www.literaireprijzen.nl. www.librisliteratuurprijs.nl. 93 www.librisliteratuurprijs.nl. 94 www.librisliteratuurprijs.nl. 95 www.wikipedia.nl. 92
28
Bekroond werk: Waar was je nou
Winnaar 2005: Willem Jan Otten Bekroond werk: Specht en zoon
Winnaar 2004: Arthur Japin Bekroond werk: Een schitterend gebrek
Winnaar 2003: Abdelkader Benali Bekroond werk: De langverwachte
Winnaar 2002: Robert Anker Bekroond werk: Een soort Engeland
Winnaar 2001: Thomas Lieske Bekroond werk: Franklin
Winnaar 2000: Thomas Rosenboom Bekroond werk: Publieke werken
Winnaar 1999: Harry Mulisch Bekroond werk: De procedure
Winnaar 1998: J.J. Voskuil Bekroond werk: Het Bureau 3: Plankton
29
Statistische gegevens 1998-2008
shortlist jaar 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 totaal percentage
jury
mannen 3 5 6 3 5 4 3 5 5 6 3 48 74
vrouwen 3 1 0 3 1 1 3 1 1 0 3 17 26
winnaar vrouw man man man man man man man man man man 9
mannen 4 4 3 4 4 3 4 2 3 4 3 38 69
vrouwen 1 1 2 1 1 2 1 3 2 1 2 17 31
hoofd jury man vrouw vrouw man man vrouw man vrouw vrouw man man 45
6 5 4 3
Genomineerde vrouwen Genomineerde mannen
2 1
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
0
Interpretatie resultaten In vergelijking met de AKO Literatuurprijs telt de Libris Literatuurprijs een hoger percentage genomineerde vrouwen: maar liefst 26 procent oftewel 17 vrouwen tussen 1998 en 2008 viel de eer ten deel om met naam en werk in de shortlist te staan. Opvallend is dat vier keer, in 1998, 2002, 2005 en 2008, het aantal genomineerde mannen en vrouwen gelijk was. Het percentage vrouwelijke juryleden is, in vergelijking met de AKO Literatuurprijs, ook iets
30
hoger: 31 procent. Opvallend is echter het aantal vrouwelijke juryvoorzitters: niet minder dan vijf van de elf voorzitters waren vrouwen. Aan het aantal vrouwelijke winnaars veranderen deze feiten helaas niks: alleen D. Hooijer won in elf jaar tijd de prijs voor haar verhalenbundel Sleur is een roofdier. De jury liet weten dat zij in hun ogen ‘een delicaat evenwicht heeft weten te vinden tussen vertelling en vertelwijze, tussen inhoud en vorm. Hooijer slaagt erin te verrassen, te ontroeren en te doen lachen’. 96 Opvallend is dat D. Hooijer, pseudoniem van Kitty Ruys, als een van de weinige vrouwen in de huidige tijd schrijft onder een pseudoniem. In het programma Knetterende Letteren gaf Ruys op de waaromvraag het volgende antwoord: ‘Ik ben geboren in een dorp. En daar woon ik nog steeds.’ 97 Precies: géén antwoord. Het artikel Het pseudoniem als strategie. Pseudoniemen van vrouwelijke auteurs 1850-1900 van Erica van Boven dient aangehaald te worden wanneer we praten over vrouwen die schrijven onder een ‘mannelijk’ pseudoniem. In dit artikel schrijft zij onder andere: ‘Het mannelijk pseudoniem, dat rond 1840 opkwam, lijkt een vruchtbare aanpak om het pseudoniemgebruik van vrouwelijke auteurs op te vatten als teken van hun zelfbeeld en literaire positie, zo heeft de verkenning van de periode 1850-1900 duidelijk gemaakt. (…) Het lijkt er op te duiden dat schrijfsters zich in die periode bewust werden van het conflict tussen hun schrijversroeping en hun vrouw-zijn; het is een poging aan dat conflict te ontkomen en een serieuze behandeling van critici te verkrijgen. (…) Het ligt voor de hand dat vooral schrijfsters met serieuze literaire ambitie ervoor kozen een mannelijke schrijverspersoonlijkheid aan te nemen.’ 98 Een interessante stellingsname waar in het geval van D. Hooijer wellicht ook iets voor te zeggen is.
2.3 Oeuvreprijzen
P.C. Hooft-prijs De P.C. Hooft-prijs voor Letterkunde behoort tot de belangrijke literatuurprijzen in het Nederlandse taalgebied. Hij wordt uitgereikt door de Stichting P.C. Hooft-prijs voor Letterkunde. Deze oeuvreprijs wordt jaarlijks afwisselend toegekend voor proza, essayistiek en poëzie. De P.C. Hooft-prijs is ingesteld in 1947. In dat jaar werd op 21 mei de driehonderdste sterfdag van Pieter Corneliszoon Hooft herdacht. De prijs wordt jaarlijks rond 96
www.librisliteratuurprijs.nl. Arjen Fortuin, ‘D. Hooijer over poëzie, stijl, het café en plannen’, NRC Handelsblad (2 mei 2008). 98 Erica van Boven, ‘Het pseudoniem als strategie. Pseudoniemen van vrouwelijke auteurs 1850-1900’, Nederlandse letterkunde (1998) (4) pp. 309-326. 97
31
de sterfdag van P.C. Hooft uitgereikt en bedraagt 60.000 euro. Met ingang van 1987 is de prijs als staatsprijs formeel afgeschaft en is de verantwoordelijkheid voor de toekenning overgedragen aan de door het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur gesubsidieerde Stichting P.C. Hooft-prijs voor Letterkunde. Met ingang van het jaar 2004 behoeft niet langer 25.000 euro van de geldsom te worden besteed aan een specifiek literair doel dat verband houdt met het bekroonde oeuvre. 99 Inmiddels is de winnaar van 2009 al bekend: dichter Hans Verhagen ontvangt in mei 2009 de prijs voor zijn gehele oeuvre. Zelf zei hij hierover in een interview met de Volkskrant: ‘Over mij werd de laatste jaren tot vervelens toe geschreven dat ik de P.C. Hooft-prijs moest krijgen, of de VSB Poëzieprijs. Ik dreigde bekend te raken als de dichter die geen prijzen kreeg. In die zin is het prettig.’ 100 Voor mijn onderzoek heb ik besloten deze prijswinnaar niet mee te rekenen.
Winnaar 2008: Abram de Swaan Genre: beschouwend proza
Winnaar 2007: J.M.A. Biesheuvel Genre: verhalend proza
Winnaar 2006: H.C. ten Berge Genre: poëzie
Winnaar 2005: F.L. Bastet Genre: beschouwend proza
Winnaar 2004: Cees Nooteboom Genre: verhalend proza
Winnaar 2003: H.H. ter Balkt Genre: poëzie
Winnaar 2002: S. Dresden Genre: beschouwend proza 99
www.literaireprijzen.nl en www.pchooftprijs.nl. Arjan Peters, ‘Tegen de vreeskwezels’, de Volkskrant, 12 december 2008.
100
32
Winnaar 2001: Gerrit Krol Genre: verhalend proza
Winnaar 2000: Eva Gerlach Genre: poëzie
Winnaar 1999: Arthur Lehning Genre: beschouwend proza
Winnaar 1998: F.B. Hotz Genre: verhalend proza
Statistische gegevens 1998-2008 jaar 2008 2007
winnaar man man
2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 aantal percentage
man man man man man man vrouw man man
jury mannen
vrouwen 3 4
9
5 3 4 5 5 4 4 4 5 46 71
hoofd jury 2 vrouw 2 man 1 3 2 1 1 2 2 2 1 19 29
man vrouw vrouw man man man man man vrouw
genre proza proza poëzie proza proza poëzie proza proza poëzie proza proza
36
Interpretatie resultaten Omdat er bij een oeuvreprijs als de P.C. Hooft-prijs niet zoiets bestaat als een short- of longlist is er helaas niets te zeggen over de keuzemogelijkheden van de jury’s. Alleen in het jaar 2000 ging de prijs naar een vrouw: dichter Eva Gerlach. Daarmee is zij één van de acht vrouwelijke winnaars sinds 1947, toen de prijs in het leven werd geroepen. De jury roemde in het rapport haar ‘volstrekt eigen geluid’, dat Gerlach vanaf haar debuut laat horen. Dit eigen
33
geluid, meent de jury, is gebleven, ook al ontwikkelden Gerlachs gedichten zich in twintig jaar tijd van vormvast en strak metrisch tot brokkelig, grillig en onvoorspelbaar. ‘Geraffineerde eenvoud van taal is kenmerkend voor Gerlachs poëzie,’ meldt het rapport, ‘waarin ze het zogenaamd verhevene evenmin schuwt als het zogenaamd alledaagse.’ 101 Van de 65 mensen die tussen 1998 en 2008 in de jury plaatsnamen was 29 procent vrouw. Het aantal mannelijke en vrouwelijke juryleden is in 2005 gelijk; in de overige jaren zijn mannen in de meerderheid. Opvallend is verder het aantal vrouwelijke juryvoorzitters: maar liefst vier van de elf voorzitters, oftewel 36 procent, was vrouw.
Prijs der Nederlandse Letteren De Prijs der Nederlandse Letteren is een driejaarlijkse oeuvreprijs, ingesteld in 1956 door de minister van Nederlandse cultuur te Brussel en de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's-Gravenhage, na een voorstel daartoe van de Conferentie der Nederlandse Letteren in 1956. Om de drie jaar kent het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie de Prijs der Nederlandse Letteren toe. Deze prijs onderscheidt auteurs van belangrijke, oorspronkelijk in het Nederlands geschreven letterkundige werken. De bekroonde auteur ontvangt de prijs beurtelings uit de handen van een lid van het Belgische of het Nederlandse koningshuis. De prijs kan worden toegekend voor het gehele oeuvre van een schrijver of voor een apart werk in de genres poëzie, verhalend proza of drama. 102
Winnaar 2007: Jeroen Brouwers Bekroond werk: gehele oeuvre
Winnaar 2004: Hella S. Haasse Bekroond werk: gehele oeuvre
Winnaar 2001: Gerard Reve Bekroond werk: gehele oeuvre
Winnaar 1998: Paul de Wispelaere
101 102
www.pchooftprijs.nl. www.literaireprijzen.nl en www.prijsderletteren.org.
34
Bekroond werk: gehele oeuvre
Statistische gegevens 1998-2008 jaar 2007 2004 2001 1998 totaal percentage
jury mannen
Winnaar man vrouw man man 25
5 3 5 6 19 73
vrouwen 2 4 1 0 7 27
hoofd jury man man man man 0
Interpretatie resultaten Sinds 1998 is de Prijs der Nederlandse Letteren vier keer uitgereikt waarvan één keer aan een vrouw: Hella Haasse. Saillant detail is dat de meerderheid van jury in dat jaar (2004) uit vrouwen bestond. De jury, onder leiding van een mannelijke voorzitter, schreef in haar rapport: ‘Haasses veelzijdigheid en flexibiliteit als historische romanschrijfster lijken natuurlijk voort te vloeien uit het respect dat ze heeft voor de eigenheid van elke gekozen vertelstof. Zoals een beeldhouwer een aparte vorm schept die ontstaat uit de eigen gelaagdheid en textuur van een ruwe steen, zo dwingt bij Haasse het materiaal een vorm af.’ 103 Tussen 1998 en 2008 was 27 procent van de 26 juryleden vrouw. Hella Haasse is overigens de enige vrouw sinds 1956 die de prijs heeft mogen ontvangen.
Constantijn Huygens-prijs De Constantijn Huygens-prijs is een jaarlijkse oeuvreprijs, ingesteld op 20 januari 1948 door de Jan Campert-stichting te ’s-Gravenhage. De overige prijzen van de Jan Campert-stichting zijn: de Jan Campert-prijs, de Vijverberg-prijs, met ingang van het jaar 1978 voortgezet als de F. Bordewijk-prijs, de Bijzondere prijs van de Jan Campert-stichting, met ingang van het jaar 1978 voortgezet als de J. Greshoff-prijs en de G.H. ’s-Gravesande-prijs, de Nienke van Hichtum-prijs, de Eenmalige bijzondere prijs van de Jan Campert-stichting en de Extra prijs van de Jan Campert-stichting. De prijzen van de Jan Campert-stichting worden geheel en al 103
www.prijsderletteren.org.
35
bekostigd door de Gemeente Den Haag. Van het geld afkomstig van de Vrienden wordt jaarlijks het Bericht voor de Vrienden van de Jan Campert-stichting bekostigd. Er zijn geen andere inkomstenbronnen. De samenstelling van de jury van de Constantijn Huygens-prijs verandert nauwelijks en er is geen shortlist. 104
Winnaar 2008: Anneke Brassinga Bekroond werk: gehele oeuvre
Winnaar 2007: Toon Tellegen Bekroond werk: gehele oeuvre
Winnaar 2006: Jacq Firmin Vogelaar Bekroond werk: gehele oeuvre
Winnaar 2005: Marga Minco Bekroond werk: gehele oeuvre
Winnaar 2004: Willem G. van Maanen Bekroond werk: gehele oeuvre
Winnaar 2002: Kees Ouwens Bekroond werk: gehele oeuvre
Winnaar 2001: Louis Ferron Bekroond werk: gehele oeuvre
Winnaar 2000: Charlotte Mutsaers Bekroond werk: gehele oeuvre
Winnaar 1999: Willem Jan Otten Bekroond werk: gehele oeuvre
104
www.literaireprijzen.nl.
36
Winnaar 1998: H.H. ter Balkt Bekroond werk: gehele oeuvre
Statistische gegevens 1998-2008
jaar 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 totaal percentage
winnaar vrouw man man vrouw man man man man vrouw man man 27
jury mannen 4 4 4 4 5 5 4 4 5 5 5 49 52
vrouwen 5 5 5 5 4 3 3 4 4 4 4 46 48
hoofd jury man man man man 0
Interpretatie resultaten Voor het eerst in dit hoofdstuk (en maar liefst vier jaar op een rij) is er een meerderheid vrouwen in het jurypanel. In 2001 is het aantal mannelijke en vrouwelijke juryleden gelijk. Het percentage vrouwelijke juryleden tussen 1998 en 2008 komt daarmee op 48 procent. De gegevens over het voorzitterschap zijn helaas niet compleet. Het aantal winnende vrouwen blijft steken op drie, maar aangezien de Constantijn Huygens-prijs sinds 1947 slechts acht keer naar een vrouw is gegaan zou men in dit specifieke geval kunnen spreken van een toenemende frequentie.
37
2.4 Kleinere prijzen: Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs, F. Bordewijkprijs en Anton Wachter-prijs
Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs De Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs (tot 1940 C.W. van der Hoogt-prijs) is een jaarlijkse aanmoedigingsprijs die in 1925 is ingesteld door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde als voortzetting van de Haagsche Post-prijs. C.W. van der Hoogt stichtte in 1925 in samenwerking met de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een fonds voor een jaarlijkse prijs van duizend gulden ter aanmoediging van jonge letterkundigen. De prijs wordt in de huidige vorm toegekend voor recent verschenen letterkundig werk en bedraagt 7500 euro. De overige prijzen van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde zijn de Henriëtte de Beaufort-prijs, de Frans Kellendonk-prijs, de C. Louis Leipoldt-prijs, de Prijs voor Meesterschap, de Henriëtte Roland Holst-prijs en de Dr. Wijnaendts Francken-prijs. 105
Winnaar 2008: Eva Maria Staal Bekroond werk: Probeer het mortuarium
Winnaar 2007: Thomas Möhlmann Bekroond werk: De vloeibare jongen
Winnaar 2006: Anton Valens Bekroond werk: Meester in de hygiëne
Winnaar 2005: Micha Hamel Bekroond werk: Alle enen opgeteld
Winnaar 2004: Rob van der Linden Bekroond werk: De hand, de kaars en de mot. Familiegeschiedenis met valse profeten
Winnaar 2003: Geert Buelens Bekroond werk: Het is
105
www.literaireprijzen.nl.
38
Winnaar 2002: Josse de Pauw Bekroond werk: Werk
Winnaar 2001: René Puthaar Bekroond werk: Dansmuziek
Winnaar 2000: Erwin Mortier Bekroond werk: Marcel
Winnaar 1999: Erik Menkveld Bekroond werk: De karpersimulator
Winnaar 1998: Arthur Japin Bekroond werk: De zwarte met het witte hart
Statistische gegevens 1998-2008
jury jaar 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 totaal percentage
winnaar vrouw man man man man man man man man man man 9
mannen 4 4 4 3 3 3 3 3 3 3 4 37 86
vrouwen 1 0 0 0 0 0 0 2 1 1 1 6 14
hoofd jury man man man man man man man man 0
39
Interpretatie resultaten Opvallend bij de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs is het feit dat de statistische gegevens zo fluctueren. Zo zijn bijvoorbeeld niet alle juryhoofden bekend en wisselt het aantal leden van de jury van jaar tot jaar. Verder is er geen long- of shortlist bekend en is dus helaas niet duidelijk uit welke selectie titels de jury een keuze heeft gemaakt. Opvallend is verder dat ook bij deze prijs alleen de winnaar in 2008 een vrouw was: Eva Maria Staal met Probeer het mortuarium. Volgens het juryrapport heeft het boek ‘de kenmerken van een thriller, maar het is veel meer dan dat (…) één van de rijkste debuten uit de laatste jaren, een boek dat een klassieke status verdient te bereiken.’ 106 Het percentage vrouwen in de jury blijft steken op veertien procent.
F. Bordewijk-prijs De F. Bordewijk-prijs (vernoemd naar de schrijver Ferdinand Bordewijk, die we kennen van titels als Bint en Karakter) is een jaarlijkse prijs van 5000 euro voor een prozawerk en is in 1978 ingesteld door de Jan Campertstichting te ’s-Gravenhage als voortzetting van de Vijverberg-prijs. De overige prijzen van de Jan Campert-stichting zijn: de Constantijn Huygens-prijs, de Jan Campert-prijs, de Bijzondere prijs van de Jan Campert-stichting, met ingang van het jaar 1978 voortgezet als de J. Greshoff-prijs en de G.H. ’s-Gravesande-prijs, de Nienke van Hichtum-prijs, de Eenmalige bijzondere prijs van de Jan Campert-stichting en de Extra prijs van de Jan Campert-stichting. De prijzen van de Jan Campert-stichting worden geheel en al bekostigd door de Gemeente Den Haag. Van het geld afkomstig van de Vrienden wordt jaarlijks het Bericht voor de Vrienden van de Jan Campert-stichting bekostigd. Er zijn geen andere inkomstenbronnen. De samenstelling van de jury van de F. Bordewijk-prijs verandert nauwelijks en er is geen shortlist. 107
Winnaar 2008: Doeschka Meijsing Bekroond werk: Over de liefde
Winnaar 2007: Marcel Möring Bekroond werk: Dis 106 107
www.nieuwamsterdam.nl/probeerhetmortuarium. www.literaireprijzen.nl.
40
Winnaar 2006: Tommy Wieringa Bekroond werk: Joe Speedboot
Winnaar 2005: Paul Verhaeghen Bekroond werk: Omega minor
Winnaar 2004: Arnon Grunberg Bekroond werk: De asielzoeker
Winnaar 2003: L.H. Wiener Bekroond werk: Nestor
Winnaar 2002: Stefan Hertmans Bekroond werk: Als op de eerste dag
Winnaar 2001: Kees van Beijnum Bekroond werk: De oesters van Nam Kee
Winnaar 2000: Peter Verhelst Bekroond werk: Tongkat; Een verhalenbordeel
Winnaar 1999: Gijs IJlander Bekroond werk: Twee harten op een schotel
Winnaar 1998: Helga Ruebsamen Bekroond werk: Het lied en de waarheid
41
Statistische gegevens 1998-2008
jury jaar 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 totaal percentage
winnaar vrouw man man man man man man man man man vrouw
mannen vrouwen 4 5 4 5 4 5 5 4 5 4 5 3 4 3 4 4 5 4 5 4 5 4 50 45 18 53 47
hoofd jury man man man man 0
Interpretatie resultaten In de jury van de F. Bordewijk-prijs namen de afgelopen jaren opvallend veel vrouwen plaats. Maar liefst 45 procent van de juryleden tussen 1998 en 2008 waren vrouwen, het hoogste percentage tot nu toe. Twee van de elf winnaars, te weten Helga Ruebsamen en Doeschka Meijsing, zijn van het vrouwelijk geslacht. Over die laatste auteur schreef de jury in haar rapport: ‘[Over de liefde] is dan ook een even hartveroverende als hartverscheurende roman. Ook voor wie niet van autobiografisch proza houdt, is dit een meesterstuk.’ 108 Ook bij deze prijs worden er helaas geen genomineerden bekend gemaakt en weten we dus niet wie de concurrenten van Meijsing en de andere winnaars zijn geweest.
Anton Wachter-prijs De Anton Wachter-prijs is een tweejaarlijkse prijs van 2500 euro die wordt uitgereikt voor het beste romandebuut naar oordeel van een vakjury. De prijs is vernoemd naar de hoofdfiguur in de autobiografisch getinte romancyclus van de auteur Simon Vestdijk. Ter nagedachtenis aan de in 1971 overleden Vestdijk werd in 1973 een monument geplaatst en als vervolg daarop werd in 1977 door het gemeentebestuur van Harlingen en Centraal Comité 1945 de Anton
108
www.jancampertstichting.nl.
42
Wachter-prijs ingesteld. Deze bestaat uit een replica van het Anton Wachter-beeld op de Voorstraat te Harlingen, Vestdijks geboorteplaats, en het genoemde geldbedrag. Het aantal inzendingen om mee te dingen naar de prijs verschilt van jaar tot jaar. In een juryrapport van 1986 wordt melding gemaakt van 40 inzendingen. Dit was toen een recordaantal; twee tot drie keer zoveel als vorige inzendingen. Tien jaar later, in 1996, heeft dit aantal zich meer dan verdubbeld met 85 inzendingen. Daarna zette zich een daling in: in 2004 werden door uitgevers ruim 60 boeken opgestuurd. Dit aantal herstelde zich sterk in 2006: 100 prozadebuten vonden hun weg naar de literaire vakjury. In 2006 stelde de literaire vakjury voor het eerst een nominatielijst samen. Zes debuterende auteurs werden genomineerd. In 2008 nomineerde de jury slechts drie debutanten. De samenstelling van de jury verandert nauwelijks en alleen in 2006 en 2008 is er een shortlist bekendgemaakt met de auteurs die in aanmerking kwamen voor de prijs. 109
Winnaar 2008: Anne-Gine Goemans Bekroond werk: Ziekzoekers
Winnaar 2006: Christiaan Weijts Bekroond werk: Art. 285b
Winnaar 2004: Arjan Visser Bekroond werk: De laatste dagen
Winnaar 2002: Ilja Leonard Pfeijffer Bekroond werk: Rupert, een bekentenis
Winnaar 2000: Marek van der Jagt Bekroond werk: De geschiedenis van mijn kaalheid
Winnaar 1998: Sipko Melissen Bekroond werk: Jonge mannen aan de zee
109
www.literaireprijzen.nl en www.antonwachterprijs.nl.
43
Statistische gegevens 1998-2008
jaar 2008 2006 2004 2002 2000 1998 totaal percentage
shortlist
jury
mannen vrouwen winnaar 2 1 vrouw 4 2 man man man man man
mannen
17
hoofd vrouwen jury 4 1 man 4 0 man
5 5 5 4 27 96
0 0 0 0 1 4
geen man man man 0
Interpretatie resultaten Het aantal vrouwen dat deelnam aan de jury tussen 1998 en 2008 valt direct op: slechts één vrouw valt deze eer ten deel. Dit is onder andere te verklaren door het feit dat de jury nauwelijks van samenstelling wisselt. De enige vrouwelijke winnaar is debutant Anne-Gine Goemans in 2008. Over haar boek Ziekzoekers zegt het juryrapport: ‘Opmerkelijk is de flitsende, trefzekere verteltrant. Bij alle drama blijft de toon toch licht, en de schrijfster beschikt bovendien over een opmerkelijk gevoel voor humor. (…) Ziekzoekers is een even knappe als compacte roman, waarvan een sterk opmonterende werking uit gaat.’ 110 De juryvoorzitters zijn allen mannen; alleen in 2004 is niet duidelijk wie deze taak op zich nam.
110
www.antonwachterprijs.nl.
44
2.5 Statistische gegevens alle onderzochte prijzen van 1998-2008
80 70 60 50 40 30
Percentage vrouwelijke juryleden Percentage mannelijke juryleden
20 10
19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08
0
Aantal vrouwen in jury’s P.C. A. NL C. Lucy F. Jaar AKO Libris Hooft Wachter Letteren Huygens B Bordewijk Totaal % 2008 2 1 2 1 5 1 5 17 39 2007 2 1 2 2 5 0 5 17 37 2006 2 2 1 0 5 0 5 15 35 2005 2 1 3 5 0 4 15 39 2004 2 1 2 0 4 4 0 4 17 34 2003 2 2 1 3 0 3 11 31 2002 2 1 1 0 3 0 3 10 26 2001 1 3 2 1 4 2 4 17 39 2000 1 2 2 0 4 1 4 14 32 1999 1 2 4 1 4 12 36 1998 2 1 0 0 4 1 4 12 27 Totaal 157 34
45
Aantal mannen in jury’s Jaar AKO 1998 1999 2000 5 2001 5 2002 4 2003 4 2004 4 2005 4 2006 4 2007 4 2008 4 Totaal
P.C. Libris Hooft 3 4 3 2 4 3 4 4 3 4 4
A. NL C. Lucy F. Wachter Letteren Huygens B Bordewijk Totaal % 5 4 6 5 4 5 32 73 4 5 3 5 21 64 4 5 5 3 5 30 68 4 5 4 3 4 27 61 5 5 4 3 4 29 74 5 5 3 5 25 69 4 5 3 5 3 5 33 66 3 4 3 5 23 61 5 4 4 4 4 28 65 4 5 4 4 4 29 63 3 4 4 4 4 27 61 304 66
Overzicht verdeling mannen/vrouwen in jury's van literaire prijzen 1998-2008 aantal jaar vrouwen 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 totaal
aantal mannen % vrouwen % mannen 17 27 39 61 17 29 37 63 15 28 35 65 15 23 39 61 17 33 34 66 11 25 31 69 10 29 26 74 17 27 39 61 14 30 32 68 12 21 36 64 12 32 27 73 157 304 34 66
46
Verdeling juryvoorzitters jaar 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 totaal
AKO man man vrouw man man man man man man
Libris man vrouw vrouw man man vrouw man vrouw vrouw man man
P.C. Hooft vrouw man man vrouw vrouw man man man man man vrouw
A. Wachter man
NL Letteren man
man geen
C. Huygens man man man man
man
man man
man man man
man
man
man man
Lucy B man man man man
F. Bordewijk man man man man
totaal 7 7 7 6 5 3 5 5 5 2 5 57
vrouwen 1 1 2 1 1 1 0 1 1 0 1 10
Winnaars jaar 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 totaal
totaal aantal mannen aantal vrouwen 7 1 6 7 7 0 7 7 0 6 5 1 8 7 1 6 6 0 7 7 0 7 7 0 7 5 2 5 5 0 7 6 1 74 63 11
% vrouwen % mannen 86 14 0 100 0 100 17 83 13 88 0 100 0 100 0 100 29 71 0 100 14 86 15 85
Winnaars literaire prijzen vanaf 1998
Vrouwelijke winnaars 15%
Mannelijke winnaars 85%
47
% 14 14 29 17 20 33 0 20 20 0 20 18
Winnaars literaire prijzen vanaf 1998 exclusief 2008
Vrouwelijke winnaars 7%
Mannelijke winnaars 93%
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08
Percentage mannelijke winnaars Percentage vrouwelijke winnaars
Interpretatie resultaten Het meest opvallende gegeven van de bovenstaande statistieken is toch wel de explosieve stijging van het aantal vrouwelijke winnaars van literaire prijzen in het jaar 2008. Wanneer 2008 niet wordt meegerekend in de statistieken blijft het percentage vrouwelijke winnaars steken op zeven procent. Mét 2008 komt men uit op een percentage van vijftien procent. Feit blijft dat dit gemiddelde echter wat aan de lage kant is. Het aantal vrouwelijke juryleden kent een hoger percentage: tussen 1998 en 2008 bestonden de jury’s van de geselecteerde literaire prijzen gemiddeld voor 34 procent uit vrouwen. 2001 en 2005 waren in het bijzonder goede jaren voor deze sekse: in beide jaren was 39 procent van de juryleden vrouw. 2002 was daarentegen een buitengewoon slecht jaar
48
wat de deelname van vrouwen aan literaire jury’s betreft met een vrouwenaandeel van 26 procent. Een kanttekening dient hierbij geplaatst te worden. Eerder in dit hoofdstuk was al te zien dat het percentage vrouwelijke juryleden per prijs erg varieert. Bij prijzen die een vast jurypanel kennen, zoals de Anton Wachter-prijs en de P.C. Hooft-prijs, laten veranderingen in de verhouding man-vrouw langer op zich wachten dan bij prijzen waarbij de jury jaarlijks opnieuw wordt gekozen. Wat wél opvallend is, is dat bepaalde namen van zowel mannelijke als vrouwelijke juryleden bij verschillende prijzen blijven opduiken. Een select gezelschap vrouwelijke juryleden wordt zelfs wel heel erg veel gevraagd om plaats te nemen in een jury van de door mij onderzochte literaire prijzen. Zo is Aukje Holtrop maar liefst 23 keer jurylid, Janet Luis 15 keer en Yra van Dijk 14 keer. Winnaar bij de mannen is Anton Korteweg: hij zat de afgelopen tien jaar maar liefst 28 keer in een literaire jury en was tevens verschillende malen juryvoorzitter. 111 Een rondegang langs andere prijzen in de kunstwereld levert soortgelijke resultaten op. In het artikel ‘De beste wint. Soms.’ van Volkskrant-journalist Merlijn Schoonenboom wordt in mijn ogen terecht gesteld dat dé methode om door middel van prijzen orde te scheppen in de enorme hoeveelheid producties. Zo zijn bij de Prix de Rome vier van de vijf juryleden kunstenaars, ‘want die kijken beter dan theoretici’ 112 , en kennen zowel de Prix de Rome als de AKO Literatuurprijs een beslissingsprocedure die maanden duurt, met urenlange sessies. 113 Het Leids Cabaretfestival kiest daarentegen op de avond van de grote finale pas een winnaar. 114 De juryleden worstelen, zo stelt Schoonenboom in het artikelen, met zichzelf en met elkaar. De juryleden die in het artikel worden geïnterviewd geven overigens nog een nadeel van het prijzensysteem aan. Zo zegt literatuurrecensent Arjan Peters: ‘Wel viel me op dat buitenissige, extreme, gedurfde boeken minder kans maken dan boeken waaraan weinigen zich een buil vallen. Dat is de ellendige kant van het jurylidmaatschap: alle leden moeten akkoord gaan, de vereiste consensus bevordert de keuze voor een boek dat eerder tot de middelmaat behoort dan tot de top.’ 115 Ook Esmé Lammers, regisseur en in 2006 juryvoorzitter van de Gouden Kalveren doet een soortgelijke bekentenis: ‘Je hoeft maar een beetje wiskundig inzicht te hebben om te begrijpen dat bij het ontbreken
111
Zie bijlage 1. Merlijn Schoonenboom, ‘De beste wint. Soms’, de Volkskrant (27 augustus 2007). 113 Schoonenboom, ‘De beste wint. Soms’, de Volkskrant (augustus 2007). 114 Schoonenboom, ‘De beste wint. Soms’, de Volkskrant (augustus 2007). 115 Schoonenboom, ‘De beste wint. Soms’, de Volkskrant (augustus 2007). 112
49
van unanimiteit de winnaar al gauw richting de tweede of zelfs de derde plaats kan schuiven.’ 116 In een reactie op een column van HP/De Tijd-journalist Max Pam waarin hij de stelling ‘Noem mij de jury en ik zeg u wie de winnaar zal zijn,’ schreef Lisa Kuitert, hoogleraar Boekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam: ‘Noem mij de prijswinnaar, en ik zeg u wie de jury is.’ 117 Volgens haar is dat niet eens zo vreemd. Harde criteria ontbreken immers bij kwaliteitsoordelen en daarmee bestaat de ‘ware’ winnaar dus ook niet. De beste schrijver is volgens haar de keuze van de instituten waaruit de leden van de literaire jury’s standaard gerekruteerd worden, en dat zijn al jarenlang dezelfde clubs: de Nederlandse Taalunie, de Raad voor Cultuur, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. 118 Kuitert: ‘Er zit een literair wereldbeeld achter zo’n club, een ideologie, en dat beeld komt tussen het kwaliteitsoordeel van de jury doorkijken.’ 119 Wellicht dat er vanuit ideologisch oogpunt in de toekomst ook meer vrouwelijke juryleden worden benoemd en/of meer vrouwelijke winnaars worden aangewezen door deze literaire instellingen. Tot nu toe is er echter geen duidelijk verschil aan te merken met prijzen die door de genoemde instituten worden gefinancierd en prijzen die door andere instellingen worden bekostigd. Het jaar 2008 zou een omslagpunt kunnen zijn, maar het is nog te vroeg om zulke conclusies te kunnen trekken.
116
Schoonenboom, ‘De beste wint. Soms’, de Volkskrant (augustus 2007). ‘Noem mij de prijswinnaar, en ik zeg u wie de jury is’, Nieuwsbrief 102 Faculteit der Geesteswetenschappen (oktober 2007). 118 ‘Noem mij de prijswinnaar’, Nieuwsbrief 102 (oktober 2007). 119 ‘Noem mij de prijswinnaar’, Nieuwsbrief 102 (oktober 2007). 117
50
Hoofdstuk 3 Vergelijking positie van vrouwen in het maatschappelijke, artistieke en literaire veld Om de positie van vrouwen in het literaire veld te kunnen begrijpen en verklaren is het mijn inziens noodzakelijk om ook de maatschappelijke positie van de Nederlandse vrouw in ogenschouw te nemen, evenals de positie van vrouwen in het artistieke veld. Genderverschillen zijn pas echt een onderwerp geworden door de opkomst van de feministische beweging. Vrouwen werden en worden op veel terreinen op een andere manier behandeld dan mannen, bijvoorbeeld op het gebied van opleiding, salaris, recht op werk en inkomen. Belangrijk daarbij zijn niet alleen de wetten en maatregelen die er op het gebied van emancipatie van vrouwen zijn, maar ook de maatschappelijke consensus over de rol van de vrouw. Interessant is het ook om te onderzoeken hoe vrouwen zelf over hun positie in de maatschappij denken. Zijn ze tevreden over hun kansen op carrièregebied? In dit hoofdstuk ga ik bekijken of het daadwerkelijk zo is dat vrouwen zowel op maatschappelijk vlak als in de literatuur- en kunstwereld anders worden behandeld dan mannen en zo ja, welke verklaringen daarvoor zijn. Ik zal de antwoorden op deze vragen proberen te vinden in zowel de statistische gegevens en conclusies van het Sociaal Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek als mede aan de hand van opiniestukken en andere publicaties. Daarnaast wil ik recente inzichten over de verschillen tussen mannen en vrouwen, met name op het gebied van biologie en sociale psychologie, in dit onderzoek verwerken om ook deze wetenschappelijke disciplines een stem geven. Ten slotte wil ik in dit hoofdstuk nagaan of de positie van de vrouw in het maatschappelijke veld en de positie van de vrouw in het literaire veld opvallende overeenkomsten vertonen, om vervolgens te onderzoeken of we ook conclusies kunnen trekken uit deze bevindingen.
51
3.1
De maatschappelijke positie van de werkende vrouw in Nederland in cijfers
Participatie: doen vrouwen wel genoeg hun best? Vrouwen werken anno 2008 nog altijd minder dan mannen: van alle vrouwen tot 65 jaar heeft ‘slechts’ 53 procent een betaalde (deeltijd)baan van 12 uur of meer. 120 Wanneer je de cijfers van tien jaar geleden met die van dit jaar vergelijkt, valt een significante stijging op van het aantal werkende vrouwen. In 1998 werkte namelijk nog maar 39 procent 12 uur of meer per week. 121 Het Sociaal Cultureel Planbureau noemt het echter onwaarschijnlijk dat deze spectaculaire stijging zich voortzet en dat moet een teleurstelling zijn voor het huidige kabinet, dat in het kader van het emancipatiebeleid de doelstelling stelde om het aantal werkende vrouwen in 2016 toe te laten nemen tot 80 procent. 122 De regering zou graag zien dat vrouwen die een baan hebben ook meer uren gaan werken. Dit zou allereerst kunnen helpen om de vergrijzing op te vangen, maar het kabinet hecht naar eigen zeggen ook veel waarde aan een toename van het aantal vrouwen dat financieel zelfstandig is. De doelstelling van het kabinet om 80 procent van de vrouwen aan het werk te krijgen is op zijn minst ambitieus te noemen. Feit is dat momenteel slechts een op de drie vrouwen economisch zelfstandig is, oftewel 70 procent van het bruto minimumloon (16.000 euro per jaar) verdienen. 123 Volgens het SCP is dit deels te verklaren omdat deeltijdwerk niet langer meer alleen tot het domein van werkende moeders behoort. Steeds meer vrouwen zónder kinderen starten hun carrière al met een deeltijdbaan, terwijl moeders de laatste jaren juist meer uren zijn gaan werken. 124 Deeltijdwerk lijkt door het overgrote deel van de Nederlandse vrouwen te worden beschouwd als een verworven recht en een fulltime functie lijkt niet langer het streven. Hebben vrouwen, uitzonderingen daar gelaten, soms een gebrek aan prestatiedrang? Missen ze een belangrijke drijfveer in vergelijking met mannen of zijn er andere factoren die hen meer terughoudend maken?
Recent onderzoek: biologische verschillen tussen man en vrouw Het uitgangspunt van het hedendaagse debat over de kenmerkende verschillen tussen man en vrouw is de vraag of beide seksen er verschillende werk- en leidersschapsstijlen op nahouden ten gevolge van biologische verschillen. Volgens Bram Buunk, hoogleraar evolutionaire 120
Wil Portegijs e.a., Verdeelde tijd. Waarom vrouwen in deeltijd werken (Den Haag november 2008) pp. 10-11. W. Portegijs e.a., Verdeelde tijd. (Den Haag 2008) pp. 10-11. 122 W. Portegijs e.a., Verdeelde tijd. (Den Haag 2008) pp. 37-38. 123 W. Portegijs e.a., Verdeelde tijd. (Den Haag 2008) p. 38. 124 W. Portegijs e.a., Verdeelde tijd. (Den Haag 2008) p. 38 121
52
sociale psychologie, moeten we ons realiseren dat primitieve oerdriften en onbewuste processen in belangrijke mate ons gedrag bepalen. 125 Meer vrouwen aan de top krijg je heus niet door een vrouw in de sollicitatiecommissie te zetten, vindt hij. Integendeel zelfs. ‘Vrouwen zijn vaak net krabben: die trekken elkaar naar beneden als er een langs de krabbenmand omhoog probeert te klimmen.’ 126 Hij verklaart onder andere de scheve sekseverdeling aan de top door de biologische verschillen tussen man en vrouw te benadrukken. Buunk: ‘Als het om de werkvloer gaat, doen we alsof we rationele wezens zijn en tegelijkertijd hebben we voor allerlei zaken geen verklaring. Waarom komen vrouwen niet aan de top, terwijl bedrijven dat heel graag willen? Mannen zijn miljoenen jaren lang geëvolueerd tot primaten die zich in hiërarchische groepen kunnen handhaven. Ze werkten samen tijdens de jacht en oorlogen en zijn dus tot in iedere vezel van hun lichaam ingesteld op onderlinge samenwerking, én op strijd en competitie.’ 127 Mannen zijn volgens Buunk doorgaans veel meer dan vrouwen uit op status in groepen. Een onderzoek dat het SCP onlangs publiceerde, Verdeelde tijd. Waarom vrouwen in deeltijd werken, onderstreept dit. De meerderheid van de ondervraagde vrouwen kiest er gewoon voor om minder te werken dan een volledige werkweek. Ze willen het huis op orde houden en tijd hebben voor zichzelf, kinderen, hobby’s en sociaal leven. 128 Opvallend gegeven in dit onderzoek is dat het deeltijd werken van de respondenten lang niet altijd te maken heeft met het hebben van kinderen. Voor vrouwen is fulltime werken, anders dan voor mannen, veel minder vanzelfsprekend. Het benadrukken van de biologische verschillen tussen man en vrouwen wint aan populariteit in de wetenschap en algemene consensus. Jelle Reumer, bioloog en directeur van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam, verwoordde het onlangs zo: ‘Veel van ons gedrag wordt primair gestuurd door de genen. Dat gaat veel verder dan louter hormoongerelateerde voortplantingsdriften. (…) Daarnaast wordt ons gedrag sterk bepaald door individuele verschillen en door de cultuur. Die individuele verschillen zijn er, maar im grossen Ganzen doen ze niet ter zake. Voor de maatschappij als geheel telt het gemiddelde. (…) Cultuur, de derde gedragsbepalende factor, is een door de groep gedragen stelsel van handelingen, gedrag en normen, dat van generatie op generatie, al dan niet gemodificeerd, wordt overgedragen. Sinds Richard Dawkins wordt dit ook wel aangeduid met de term memetica, waarbij een meme een zichzelf replicerend “stukje” gedrag is dat binnen een groep van generatie op 125
Interview Bram Buunck, ‘Oerdriften regeren de werkvloer’, Intermediair, 8 juli 2008. ‘Oerdriften regeren de werkvloer’, Intermediair, 2008. 127 ‘Oerdriften regeren de werkvloer’, Intermediair, 2008. 128 W. Portegijs e.a., Verdeelde tijd (Den Haag 2008) p. 81. 126
53
generatie blijft “leven”.’ 129 Het meme dat Dawkins bedoelde was het christelijk geloof, maar ook het huwelijk en het traditionele rollenpatroon, waarbij de man werkt en de vrouw zorgt, zijn voorbeelden van memes. Op het gebied van cultuur kan nog wel het een en ander veranderen, bij genetische bepalingen en individuele verschillen lijkt dat onmogelijk. Moeten vrouwen het dan niet willen, hogerop komen? Buunk: ‘Iedereen moet doen wat hij graag wil. Het is ook geen kwestie van niet kunnen, laat ik dat voorop stellen. Als het om leiderschapskwaliteiten gaat, hebben vrouwen en mannen evenveel competenties, vrouwen zelfs ietsje meer. Maar als het om motivatie gaat, hebben mannen een natuurlijke voorsprong. Competitie, statusdrang, de natuurlijke manier waarop ze coalities smeden en niet rancuneus zijn, maar zich na ruzies snel verzoenen – het zit bij hen ingebakken. Mannen masseren conflicten weg met grappen en grollen. Vrouwen nemen een conflict hoog op en willen erover praten, waardoor zo’n conflict zich juist scherper aftekent.’ 130 Gevaarlijk aan de laatste, wellicht onvoldoende wetenschappelijk gestaafde, redenatie is dat de discussie ermee dreigt af te dalen naar het niveau ‘Waarom rapen mannen geen spullen op die zij niet op de trap hebben gelegd?’. Er zijn tientallen boeken op de markt met titels als Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus, Verschil mag er zijn, Speel als man, win als vrouw en Man en vrouw samen één en toch twee, die weliswaar leuk zijn om even door te bladeren maar geen (poging doen om een) antwoord te formuleren op de grote maatschappelijke verschillen tussen man en vrouw. Dát vrouwen en mannen van elkaar verschillen, lijkt inmiddels voor vrijwel iedereen aanvaardbaar, maar waarom er op maatschappelijk en zakelijk niveau verschil bestaat in de financiële en/of symbolische waardering van beide seksen is een vraagstuk dat er echt toe doet.
Symbolische waardering: over carrièrekansen en topposities Was will das Weib? Deze vraag hield ook Sigmund Freud in 1925 al bezig. Na dertig jaar de ziel van onder meer de vrouw te hebben bestudeerd, kon de Oostenrijkse psychiater en grondlegger van de psychoanalyse hier nog steeds geen goed antwoord op geven. Hij hield het bij: ‘de vrouw is de dienares van de man’. Die tijd lijkt inmiddels ver achter ons te liggen, al houdt het idee dat een ‘goede’ moeder hooguit drie dagen per week werkt in Nederland hardnekkig stand. Deeltijdwerk is lange tijd door de overheid gestimuleerd en gefaciliteerd. Het resultaat is dat deeltijdwerk alom als verworven recht wordt beschouwd. Aan de huidige
129 130
Jelle Reumer, ‘Klassieke feministen zie je gelukkig nog maar zelden’, de Volkskrant (5 januari 2009). ‘Oerdriften regeren de werkvloer’, Intermediair, 2008.
54
maatschappelijke noodzaak – vanwege de vergrijzing – om meer vrouwen aan het werk te krijgen, heeft de Nederlandse vrouw geen boodschap. Nederlandse vrouwen zijn gewoon heel tevreden over het werken in deeltijd, zo valt te concluderen uit tal van onderzoeken. Het ontbreken van de financiële noodzaak en de gebrekkige aansluiting van schooltijden en kinderopvang op werktijden zullen vrouwen niet snel op andere gedachten brengen. Ook blijken (hoogopgeleide) vrouwen niet gevoelig voor het argument dat stoppen met werken een kwestie van kapitaalvernietiging is. Evenmin zijn ze ervan onder de indruk dat zij zichzelf zo financieel afhankelijk maken van hun partner.
Aantal werkuren per week 0 uur Ik wil (meer uren) werken 72 Ik wil minder uren werken Ik wil geen verandering in 28 arbeidsduur
1-11 uur 68 5 26
12-19 uur 47 7 46
20-27 uur 22 22 56
28-34 uur 18 41 41
35-40 uur 3 56 41
totaal 42 20 38
Tabel 3.1 Aandeel vrouwen dat meer, respectievelijk minder wil werken of geen verandering in de huidige arbeidsdeelname wil (in procenten) 131
Uit een ander, recent internationaal onderzoek van het adviesbureau McKinsey blijkt dat de eisen die aan een topfunctie worden gesteld, de grootste belemmering vormen voor vrouwen. Een topman of -vrouw moet op elk moment van de dag klaar staan voor het bedrijf. En een carrièreonderbreking op het cv vanwege moederschap vindt men een afknapper. 132 ‘Bovendien blijkt dat bij de selectie van topbestuurders vooral gekeken wordt naar mannelijke eigenschappen, zoals dominantie en competitiedrang. Vrouwelijke eigenschappen worden minder gewaardeerd,’ aldus Günel. ‘Vrouwen vinden bijvoorbeeld een langetermijnvisie belangrijker en hebben meer oog voor mensen in een organisatie.’ 133 Bedrijven snijden zich met dit beleid in de vingers. Volgens McKinsey zijn er vooral voordelen te behalen met meer vrouwelijke toppers. Meer vrouwen in de top betekent: grotere motivatie onder het personeel, een beter imago van het bedrijf, tevredener klanten én betere financiële resultaten. 134 Over het algemeen echter lijkt er een glazen plafond te bestaan dat vrouwen ervan weerhoudt door te groeien naar de top van het bedrijfsleven.
131
W. Portegijs e.a., Verdeelde tijd (Den Haag 2008) p. 74. Jasper Karman e.a., ‘Het slakkentempo van de vrouw’, de Volkskrant, 8 maart 2008. 133 J. Karman e.a., ‘Het slakkentempo van de vrouw’, de Volkskrant, 2008. 134 J. Karman e.a., ‘Het slakkentempo van de vrouw’, de Volkskrant, 2008. 132
55
De notie ‘glazen plafond’ is een letterlijke vertaling van het Engelse ‘glass ceiling’ en is als term gangbaar sinds Anne M. Morrison, Randall P. White en Ellen van Velsor in 1987 de studie Breaking the Glass Ceiling : Can Women reach the Top of America? publiceerden. 135 Door in dit boek de metafoor van een glazen plafond te gebruiken wilden de auteurs verklaren waarom zo weinig vrouwen leidinggevende posities bereiken, waarom ze minder snel dan hun mannelijke collega’s hogerop raken in de hiërarchie van een organisatie of bedrijf en waarom ze geconfronteerd worden met meer strikte eisen wanneer ze promotie willen maken. De auteurs benadrukken van meet af aan dat het glazen plafond niet zo maar een barrière is in de loopbaan van een individuele vrouw, maar een gegeven dat vrouwen als groep raakt, bijvoorbeeld omdat (bewust of onbewust) de eisen die aan vrouwen in het bedrijfsleven worden gesteld strikter zijn. 136 De term ‘glazen plafond’ wordt in de hedendaagse discussie vaak gebruikt om de moeizame doorgroei van vrouwen naar de allerhoogste kaders binnen een bedrijf of organisatie aan te duiden. 137 Onderzoek geeft aan dat door middel van aangepaste wet- en regelgeving en positieve acties wel meer vrouwen doorgroeien naar middenmanagementsposities, maar dat deze functies een relatief beperkte autoriteit en inkomen betekenen. 138 Om deze en een aantal andere redenen verlaat een groot aantal talentvolle vrouwen grote bedrijven om de overstap te maken naar een kleiner bedrijf of om voor zichzelf te beginnen. 139 Het meest valt daarom op korte termijn te verwachten van het streven om vrouwen in deeltijdbanen meer uren te laten werken. Volgens econoom Janneke Plantenga van de Universiteit Utrecht is er al heel wat bereikt ‘als alle vrouwen drie dagen zouden werken’. 140
135
Boek werd pas in 1992 voor het eerst uitgegeven: Anne M. Morrison e.a., Breaking the Glass Ceiling : Can Women reach the Top of America? (New York, september 1992). 136 W. Portegijs e.a., Verdeelde tijd (Den Haag 2008) p. 24. 137 Janneke Plantenga en Nicky Pouw, ‘Kostwinner wint in toekomst van tweeverdiener’, de Volkskrant (15 juli 2002). 138 Plantenga en Pouw, ‘Kostwinner wint in toekomst van tweeverdiener’, de Volkskrant, 2002. 139 Plantenga en Pouw, ‘Kostwinner wint in toekomst van tweeverdiener’, de Volkskrant, 2002. 140 Plantenga en Pouw, ‘Kostwinner wint in toekomst van tweeverdiener’, de Volkskrant, 2002.
56
Vrouwen Aantal werkuren per week Mannen zouden minder moeten gaan werken na de geboorte van kinderen Mannen zouden de helft van het huishoudelijk werk moeten doen Mannen en vrouwen moeten allebei evenveel uren werken Als slechts één van de ouders een baan kan hebben, dan zou dit de man moeten zijn Thuis zorgen voor kinderen is voor de meeste vrouwen een aantrekkelijk alternatief voor een niet zo leuke baan Een vrouw is geschikter voor het opvoeden van kleine kinderen dan een man Over het algemeen hebben mannen een sterkere binding met het werk dan vrouwen
Mannen
44
1-11 uur 37
12-19 20-27 28-34 ≥ 35 uur uur uur uur 54 56 62 55
sign. totaal a * 51
49
34
27
40
47
54
63
*
45
41
21
22
20
31
37
39
*
28
24
29
39
33
17
9
12
*
22
26
38
29
27
27
29
32
32
35
46
42
33
25
16
23
*
32
50
44
42
43
35
34
27
*
37
39
0 uur
totaal
sign. b
*
*
a Significante verschillen tussen vrouwen naar arbeidsduur b Significante verschillen tussen vrouwen en mannen op totaal * Verschil is significant
Tabel 3.2 Opvattingen over de taak- en rolverdeling, vrouwen naar arbeidsduur en mannen totaal, 20-64 jaar, 2005 (in procenten, enigszins/helemaal mee eens). 141
141
W. Portegijs e.a., Verdeelde tijd (Den Haag 2008) p. 68.
57
Veel vrouwen hebben anno 2008 een partner die vijf dagen in de week werkt en zorgt voor het basisinkomen. Het inkomen van de vrouw wordt gezien als een al dan niet noodzakelijke aanvulling daarop. Deze taakverdeling lijkt heel vanzelfsprekend tot stand te zijn gekomen, zo concludeert het SCP in haar onderzoek Verdeelde tijd. Vrouwen blijken weinig moeite te hebben met de ongelijke verdeling van onbetaald werk, en de partner (en ook familie en vrienden) hebben er alle begrip voor dat de vrouw deeltijd werkt. 142 Ook op het werk blijkt de deeltijdbaan voor vrouwen volledig ingeburgerd, aldus de onderzoekers.
Financiële waardering: waarom verdienen vrouwen minder dan mannen? Uit onderzoek blijkt eveneens dat Nederlandse vrouwen gemiddeld 18 procent minder verdienen dan de Nederlandse mannen: verdient een man maandelijks zo’n 2.400 euro bruto, een vrouw ontvangt een loonstrookje met 2.000 euro erop.143 In maart 2008 publiceerde het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (IVV) een overzicht van salariskloven wereldwijd. Hoewel de salarisachterstand iets is afgenomen, scoort Nederland nog altijd slechter dan het wereldwijd gemiddelde van 16,5 procent.144 In de rest van Europa is het salarisverschil de afgelopen jaren afgenomen tot gemiddeld 14,5 procent. 145 De beste remedie tegen de loonkloof lijkt een fulltimebaan. ‘Door deeltijdwerk komen vrouwen minder vlug in aanmerking voor bijscholing en missen ze de kans op doorgroei en promotie,’ zegt onderzoeker Paulien Osse van het IVV in het artikel ‘Het slakkentempo van de vrouw’. 146 Helaas moeten we constateren dat het aandeel fulltime werkende vrouwen stagneert: in 2001 werkte 22 procent van hen fulltime, net zoveel als in 1990. 147 Volgens onderzoekers spelen verschillende factoren een rol bij het grote salarisverschil tussen mannen en vrouwen in Nederland. Als je kijkt naar de verhouding manvrouw in verschillende beroepsgroepen in West-Europa, kun je constateren dat er geen gelijke verdeling bestaat tussen het aantal mannen en vrouwen dat een beroep uitoefent. Vrouwelijke studenten op universiteiten kiezen, opvallend genoeg vooral in Nederland, nog steeds voor niet- of minder exacte vakken zoals geneeskunde of psychologie, en niet voor exacte vakken zoals natuurkunde. Maar in landen als Italië, Turkije en Iran studeren wel ongeveer evenveel vrouwen als mannen natuurkunde. Bij andere beroepen, zoals kapper, verpleger, secretaresse en schoonmaker zijn vrouwen oververtegenwoordigd. 142
W. Portegijs e.a., Verdeelde tijd (Den Haag 2008) p. 131. W. Portegijs e.a., Verdeelde tijd (Den Haag 2008) p.56. 144 W. Portegijs e.a., Verdeelde tijd (Den Haag 2008) p. 56. 145 W. Portegijs e.a., Verdeelde tijd (Den Haag 2008) p. 56. 146 J. Karman e.a., ‘Het slakkentempo van de vrouw’, de Volkskrant, 2008. 147 J. Karman e.a., ‘Het slakkentempo van de vrouw’, de Volkskrant, 2008. 143
58
Paulien Osse zegt hierover: ‘Vrouwen kiezen voor vrouwenberoepen in vrouwensectoren. Zelfs als ze daarin carrière maken, blijven hun lonen toch achter bij die van vergelijkbare managers in mannensectoren en -beroepen.’ Eigenschappen die als typisch vrouwelijk worden benoemd, bijvoorbeeld sociale vaardigheden, worden financieel doorgaans minder gewaardeerd dan mannelijke eigenschappen, aldus het onderzoek. 148
En dat is opvallend, want werden vrouwelijke eigenschappen in het recente debat over het winnen van literaire prijzen door vrouwen ook niet genoemd als een van de redenen waarom er zo weinig vrouwelijke auteurs in de prijzen vallen? Natuurlijk, zacht, emotioneel, inlevend, conflictvermijdend: omdat deze karaktertrekken volgens de (o.a. door Erica van Boven aangetoonde 149 ) consensus aan vrouwen toebehoren, waren deze niet in staat om grootse, baanbrekende werken te schrijven en een plaats aan de literaire top af te dwingen. Terug naar waar we gebleven waren. Hoewel vrouwen steeds beter zijn opgeleid – soms zelfs beter dan mannen – vertaalt ook dit zich niet in kleinere loonverschillen. Osse: ‘Veel vrouwen krijgen kinderen, waardoor de kans groot is dat ze er een paar jaar of langer tussenuit gaan. Treden ze weer in, dan worden ze vaak lager ingeschaald, omdat ze bijvoorbeeld ervaringsjaren missen.’ 150 De bevindingen van het SCP lijken op deze trend aan te sluiten: bijna vier op de tien mannen en vrouwen (jonger dan 45 jaar) vinden dan ook dat een vrouw (al dan niet tijdelijk) moet stoppen met werken na de geboorte van een kind. Van de huidige generatie studentes, wil bijna de helft (tijdelijk) stoppen met werken als ze moeder zijn geworden. Toch blijft er een restje loonongelijkheid over dat niet te beredeneren is. Gecorrigeerd voor factoren zoals functieniveau en ervaring, blijkt 7 procent salarisverschil onverklaarbaar. Het wordt waarschijnlijk deels veroorzaakt doordat vrouwen slechtere salarisonderhandelaars zijn. Osse: ‘Maar het is waarschijnlijk ook cultureel bepaald, ofwel een ingesleten vanzelfsprekendheid bij mannen én bij vrouwen.’ 151 Voor we gaan onderzoeken of en in welke mate deze ‘vanzelfsprekende’ opvattingen over de plaats van vrouwen en mannen binnen de maatschappij ook in het literaire veld toepasbaar zijn, wil ik eerst de positie van vrouwelijke kunstenaars ter sprake brengen. Wat is hun aandeel in de hedendaagse kunstscène en welke mate van symbolische en financiële waardering ontvangen zij voor hun verdiensten? 148
J. Karman e.a., ‘Het slakkentempo van de vrouw’, de Volkskrant, 2008. E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992). 150 J. Karman e.a., ‘Het slakkentempo van de vrouw’, de Volkskrant, 2008. 151 J. Karman e.a., ‘Het slakkentempo van de vrouw’, de Volkskrant, 2008. 149
59
3.2. De positie van vrouwelijke kunstenaars in Nederland
Financiële en symbolische waardering In 2005 schreef New York Times-journalist Greg Allan:
‘De kunstmarkt is onevenwichtig in zijn appreciatie, kunst van vrouwen wordt gewaardeerd, behalve als het erop aan komt er een financiële waarde tegenover te stellen. Ergens in de vroege jaren ’50 kreeg Lee Krasner (1908-1984) - een merkwaardige reactie op haar werk: “Het is zo goed, het is haast niet te geloven dat een vrouw het gemaakt heeft!” Niettemin wimpelde de man, haar vroegere leraar trouwens, de vraag af om het werk in een galerie te introduceren. Krasner is overigens beter bekend als “vrouw van” onder andere Jackson Pollock. Voor haar werk wordt slechts een fractie betaald van het bedrag dat men voor Pollock neertelt. Een vicieuze cirkel die vrouwelijke kunstenaars nog steeds niet hebben kunnen doorbreken; omdat de vooral mannelijke kunstverzamelaars niet zoveel geld voor hun werk neertellen, raken kunstenaressen minder vlot binnen in de topgaleries.’ 152
En in het artikel van Allen staat nog meer interessante informatie. Zo meent hij dat er in 2005 slechts 13 procent van de 861 werken die in grote veilinghuizen als Christie’s en Sotheby’s worden aangeboden, uit vrouwenhanden afkomstig is en van de 61 werken die boven een miljoen dollar worden ingezet, zouden er amper zes van vrouwelijke kunstenaars zijn. 153 Allen: ‘Een dubbele maat waarmee bijvoorbeeld ook twee winnaars van de Turner Prize gemeten worden: een Damien Hirst (winnaar 1995) brengt ongeveer het tweevoud op van een Rachel Whiteread (winnaar 1993).’ 154 Ook in Nederland hebben vrouwelijke kunstenaars meer moeite om hun werk te verkopen dan hun mannelijke collega’s. In het 2002 gepresenteerde proefschrift van M. Rengers bijvoorbeeld, waarin hij zijn onderzoek toont over het economisch bestaan van kunstenaars in Nederland, komt naar voren dat vrouwelijke kunstenaars hun werk verkopen voor bedragen die gemiddeld twintig procent lager liggen dan de prijzen die hun mannelijke collega’s vragen. 155 152
G. Allen, ‘Vrouwen in de kunst: waardering vertaalt zich niet in hoge prijskaartjes’, De Morgen (12 mei 2005). 153 Allen, ‘Vrouwen in de kunst’, De Morgen (2005). 154 Allen, ‘Vrouwen in de kunst’, De Morgen (2005). 155 ‘Vrouwelijke kunst het goedkoopst’, Trouw, 7 juni 2002.
60
Maar voor wie denkt dat financiële waardering het enige probleem is waarmee vrouwelijke kunstenaars te maken hebben, heeft het mis. In 1971 vroeg Linda Nochlin, bekend kunsthistoricus en feministe zich in het artikel ‘Why are there no Great Women Artists?’ af waarom het werk van vrouwen in de kunstgeschiedenis onderbelicht bleef. 156 In het artikel roept Nochlin vrouwen op ‘to face the reality of their history and of their present situation, without making excuses or puffing mediocrity’. 157 En artistiek vrouwelijk talent is er door de eeuwen heen genoeg geweest, zo weten we inmiddels. Een uitgebreide speurtocht naar vrouwelijke kunstenaars leidde in 1976 tot de tentoonstelling Women Artists 1550-1950, in het County Museum in Los Angeles. 158 De catalogus van Linda Nochlin en Anne Sutherland Harris bracht een beweging op gang: vooral vrouwelijke kunsthistorici voelden zich gestimuleerd om de zoektocht naar vergeten vrouwelijke kunstenaars uit het verleden voort te zetten. Deze leverde genoeg resultaat op voor de lijvige, tweedelige encyclopedie Dictionary of Women Artists, die in 1997 werd uitgebracht. 159 Overigens verscheen datzelfde jaar in Nederland een soortgelijke publicatie, maar dan over vrouwen in de literatuur: Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850. 160 In de inleiding van het boek maken de auteurs duidelijk dat ‘(…) de bedoelingen van dit boek zijn (...) literair-historisch in de breedste zin des woords (…) Het [gaat] erom te achterhalen wat vrouwen zoal schreven, welke genres ze beoefenden, hoe ze publiceerden, wie de kosten van de publicatie droegen en – wat betreft een latere periode – wat de schrijfsters ervoor betaald kregen, hoe ze tegen hun eigen schrijverschap aankeken en welk publiek ze voor ogen hadden, kortom, wat hun positie was in het totale literaire veld, en natuurlijk ook hoe die in de loop der tijd veranderde.’ 161 Terug naar de vrouwelijke kunstenaars. Uit de essays in de catalogus van Nochlin en Sutherland Harris blijkt dat zij hun uitzonderingspositie tot in de twintigste eeuw hebben behouden. In de 19de eeuw was men er nog van overtuigd dat vrouwen een aparte opleiding nodig hadden, niet alleen vanwege hun rol in de samenleving maar ook vanwege hun anderszijn. 162 Zo geloofde men dat vrouwen vooral aanleg hadden tot de decoratieve, toegepaste kunsten, en hoogstens geschikt waren voor de lagere genres als stilleven en portret, 156
Linda Nochlin, Women, Art, and Power and Other Essays (1988). Linda Nochlin, Women, Art, and Power and Other Essays (1988) p. 176. 158 Juleke van Lindert, ‘Ze waren er wel: vrouwelijke kunstenaars in Nederland en België’, Ons Erfdeel, nr 1 2000 43ste jaargang / www.dbnl.nl. 159 J. van Lindert, ‘Ze waren er wel’, Ons Erfdeel / www.dbnl.nl. 160 Riet Schenkeveld-van der Dussen (e.a.), Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850; van Anna Bijns tot Elise van Calcar (Amsterdam 1997). 161 Schenkeveld (e.a.), Met en zonder lauwerkrans (Amsterdam 1997) p. 8. 162 J. van Lindert, ‘Ze waren er wel’, Ons Erfdeel / www.dbnl.nl. 157
61
waarbij natuurgetrouw kopiëren voldoende was; terwijl hun mannelijke collega’s de uitdagingen van de creatieve inventie aankonden en zo bij uitstek konden excelleren in de academische ‘grand art’. 163 Wie meent dat dergelijke vooroordelen in de twintigste eeuw met de grensverleggende activiteiten van het modernisme in één keer werden uitgeroeid, kan opkijken: Theo van Doesburg, de motor achter De Stijl, vond dat vrouwen van nature door hun aardse aanleg niet zo goed in staat waren universele, abstracte waarden te verbeelden als hun mannelijke vakgenoten. 164 Ook de radicaal vernieuwende bohémiens van het impressionisme, expressionisme en fauvisme, zoals Henri Matisse en Pablo Picasso, koesterden vaak uitgesproken conservatieve ideeën over de rol van de vrouw. En in de jaren zeventig haalden belangrijke Amerikaanse minimal-artbeeldhouwers als Sol LeWitt, Carl Andre en Donald Juddhun werk uit groepsexposities als ze doorkregen dat daar ook werk van vrouwelijke collega’s, niet zelden uit hun eigen vriendenkring, zou worden getoond. 165 In de kunstwereld lijken vrouwen dus eveneens last te hebben van de natuurlijke eigenschappen die hen worden toegedicht. Het probleem is volgens Maaike Meijer, die we eveneens kennen van haar publicaties over vrouwen in de literatuur, dat zowel kunstenaar als kijker los wordt gezien van zijn/haar economische, sociale, seksuele, religieuze en etnische context. 166 De nadruk ligt meestal op formele analyses van individuele werken, op stijl, toeschrijving, datering, authenticiteit, zeldzaamheid en op restauratie van topstukken, maar in werkelijkheid spelen er nog veel meer zaken een belangrijke rol bij het beoordelen van kunst. Het autonome werk, gezien als individuele expressie van de (mannelijke) kunstenaar-held, is nog steeds de centrale categorie. De enorme prijsstijgingen voor het werk van grote mannennamen heeft volgens Meijer als ongunstig neveneffect dat het archaïsch wetenschappelijk denken over beeldende kunst langer in het zadel blijft dan in minder kapitaalintensieve kunstdisciplines het geval is. 167 Vrouwelijke kunstenaars wordt daardoor zelden de rol van vernieuwer gegund, ook wanneer zij dit overduidelijk wel zijn. Alleen als (naamloos) model, muze, steun en toeverlaat hebben vrouwen (echtgenotes, minnaressen) een hoofdrol gespeeld in het artistieke leven, zo lijkt het. Mannen werden en worden daarentegen
163
J. van Lindert, ‘Ze waren er wel’, Ons Erfdeel. J. van Lindert, ‘Ze waren er wel’, Ons Erfdeel. 165 Riki Simons, ‘Kunstzinnige liefde’ Elsevier, 21 februari 2009. Het stuk werd geschreven naar aanleiding van de expositie Liefde! Kunst! Passie! in het Haags Gemeentemuseum, die ik inmiddels heb bezocht. 166 Maaike Meijer, ‘Waarom? Daarom! Kunstenaressen in genderperspectief’, in Elck zijn waerom : vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland, 1500-1950, K. Van Der Stighelen en M. Westen (red.) (Gent 1999) p. 18. 167 Meijer, ‘Waarom? Daarom!’, in Elck zijn waerom (Gent 1999) p. 18. 164
62
vrijwel altijd als heraut van nieuwe stromingen aangesteld. 168 Meijer legt eveneens een interessante link met de (geschiedschrijving van) andere kunsten: ‘Precies hetzelfde probleem doet zich voor bij (…) literatuur, muziek, film, theater. De geschiedenis moet werkelijk opnieuw geschreven worden.’ 169 Ook vrouwen in de beeldende kunst lijken dus een aantal nadelen te ervaren ten opzichte van hun mannelijk collega’s. Opvallend is dat vrouwelijke kunstenaars wel symbolische waardering lijken te vergaren maar dat de financiële waardering voor hun werk, met uitzondering van een enkeling (Marlène Dumas bijvoorbeeld), daarbij achterblijft. Net als bij werkende vrouwen lijken hardnekkige opvattingen over de vrouwelijke natuur, gendermechanismen, hier grotendeels de oorzaak van. Omdat ik mij in dit onderzoek echter concentreer op de positie van vrouwen in het literaire veld zal ik verder niet meer ingaan op het fondsen- en prijzensysteem in de kunstwereld. In hoofdstuk 1 en 2 hebben we al kunnen zien dat ook vrouwelijke auteurs aanlopen tegen een muur van vooroordelen over hun capaciteiten als schrijver. In mijn conclusie zal ik mijn bevindingen op een rij zetten en een antwoord op mijn hoofd- en deelvragen proberen te formuleren.
168 169
Meijer, ‘Waarom? Daarom!’, in Elck zijn waerom (Gent 1999) p. 18. Meijer, ‘Waarom? Daarom!’, in Elck zijn waerom (Gent 1999) p. 18.
63
Conclusie In de inleiding van deze scriptie gaf ik aan antwoord te willen geven op de volgende vragen: Wat is de positie van de Nederlandse vrouw in het literaire en maatschappelijke veld? •
Wat zeggen andere onderzoekers over de positie van vrouwen in het literaire veld?
•
Wat valt er op bij analyse van de literaireprijsgenomineerden, -juryleden en -winnaars tussen 1998 en 2008?
•
Zijn er opvallende overeenkomsten tussen de maatschappelijke en literaire positie van de Nederlandse vrouw?
•
Is er een verband tussen de positie van vrouwelijke kunstenaars en vrouwelijke schrijvers in Nederland te ontdekken?
Samenvattend kom ik tot een aantal conclusies. De onderzoekers Marianne Vogel, Erica van Boven en Lenny Vos hebben alledrie een interessante kijk op door vrouwen geschreven literatuur en reflecteren kritisch over hoe deze boeken door het publiek en de recensenten worden ontvangen. Door de situatie van vrouwelijke auteurs voortdurend te vergelijken met die van mannelijke collega’s laat Marianne Vogel zien dat er binnen de literaire wereld met twee maten wordt gemeten. Naast het uiterlijk van een boek, de titel, de uitgeverij en de publiciteitscampagne (om maar eens wat zaken op te sommen) maakt het volgens haar wel degelijk uit of een auteur een man of vrouw is. De omstandigheden in het literaire veld bepalen daarmee volgens haar het symbolisch kapitaal van de auteur in kwestie. Erica van Boven stelt in haar onderzoek dat de sekse-identiteit zozeer bepalend zou zijn voor de gehele individuele identiteit, dat het een literaire tweedeling zou rechtvaardigen. 170 Als vrouwelijkheid een sociale constructie is, zo redeneert zij, dan hoeven begrippen als ‘vrouw’ en ‘vrouwelijkheid’ niet direct samen te vallen. 171 Connie Palmen zou dan bijvoorbeeld een ‘mannelijke’ auteur kunnen worden genoemd en Jan Siebelink een ‘vrouwelijke’. Toch is het volgens Erica van Boven lastig om vrouwelijke auteurs los te maken uit de literaire (en maatschappelijke) traditie: veel vrouwen gedragen zich ernaar. 172 Hoewel ‘literair seksisme’ wellicht een al te stevige term is om de visies van Erica van Boven en Marianne Vogel aan te duiden, zijn beiden ervan overtuigd dat de 170
E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 288. E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 290. 172 E. van Boven, Een hoofdstuk apart (Amsterdam 1992) p. 290. 171
64
gendereigenschappen die vrouwen worden toegedicht en die in hoge mate het discours over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen bepalen, doorgaans niet worden gezien als de karaktertrekken van een ‘winnaar’ in het maatschappelijke en literaire veld. Een gegeven dat onderzoeker Maaike Meijer in zowel het literaire als het artistieke veld signaleert: het autonome werk, gezien als individuele expressie van de kunstenaar-held, is nog steeds de centrale categorie. Vrouwelijke kunstenaars wordt zelden de rol van vernieuwer gegund, mannen worden daarentegen vrijwel altijd als heraut van nieuwe stromingen aangesteld. 173 Vrouwen dreigen generaliserend getypeerd te worden als zacht, meegaand en emotioneel, Literatuur en Kunst met een hoofdletter zijn nog steeds grotendeels afkomstig van de hand van de man. Lenny Vos’ conclusie is meer genuanceerd dan die van Van Boven en Vogel, onder andere omdat zij haar theoretische en statistische onderzoek heeft ondersteund met drie casestudies, die de loopbanen en persoonlijke ervaringen van drie vrouwelijke auteurs (Mensje van Keulen, Nelleke Noordervliet en Manon Uphoff) in kaart brengen. Elk van de drie vrouwen is op een geheel eigen wijze opgeklommen in de literaire hiërarchie en kan tevreden zijn met de positie die ze heeft verworven. Het is dus niet onmogelijk voor een auteur om de beeldvorming die is ontstaan rond hun literaire werk in zekere mate bij te sturen door bijvoorbeeld het geven van interviews en de deelname aan lezingen. Wel is het voor Vos een voldongen feit dat de puur literaire waardering voor de boeken van vrouwelijke auteurs achterblijft. 174 Het is een constatering die bij het cijfermatige deel van mijn onderzoek over het winnen van literaire prijzen aansluit. Voor hoofdstuk 2 heb ik de beschikbare gegevens van de Libris Literatuurprijs, AKO Literatuur, P.C. Hooft-prijs, Prijs der Nederlandse letteren, Constantijn Huygens-prijs, Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs, F. Bordewijkprijs en Anton Wachterprijs bestudeerd en in statistieken verwerkt. Het meest opvallende gegeven van de bovenstaande statistieken is toch wel de explosieve stijging van het aantal vrouwelijke winnaars van literaire prijzen in het jaar 2008. Wanneer 2008 niet wordt meegerekend in de statistieken blijft het percentage vrouwelijke winnaars steken op zeven procent. Mét 2008 komt men uit op een percentage van vijftien procent: een percentage dat evengoed wat aan de lage kant blijft. Het aantal vrouwelijke juryleden kent een hoger percentage: tussen 1998 en 2008 bestonden de jury’s van de geselecteerde literaire prijzen gemiddeld voor 34 procent uit 173 174
Meijer, ‘Waarom? Daarom!’, in Elck zijn waerom (Gent 1999) p. 18. L. Vos, Uitzondering op de regel (Groningen 2008) p. 16.
65
vrouwen. 2001 en 2005 waren in het bijzonder goede jaren voor deze sekse: in beide jaren was 39 procent van de juryleden vrouw. 2002 was daarentegen een buitengewoon slecht jaar wat de deelname van vrouwen aan literaire jury’s betreft, een vrouwenaandeel van 26 procent. Wat ook opvalt, is dat bepaalde namen van zowel mannelijke als vrouwelijke juryleden bij verschillende prijzen veelvuldig opduiken. Een select gezelschap vrouwelijke juryleden wordt zelfs wel heel erg veel gevraagd om plaats te nemen in een jury van de door mij onderzochte literaire prijzen. Zo is Aukje Holtrop maar liefst 23 keer jurylid, Janet Luis veertien keer en Yra van Dijk vijftien keer. Overigens is de winnaar Anton Korteweg: hij zat de afgelopen tien jaar maar liefst 28 keer in een literaire jury en was tevens verschillende malen juryvoorzitter. 175 Daarnaast verschilt de beslissingprocedure sterk per prijs: de ene prijs kent een periode van enkele maanden en urenlange sessies en voor deelname aan de jury gelden strenge selectiecriteria; bij de andere prijs blijven de leden jaren achtereen zitten in de jury en wordt er weinig openheid van zaken gegeven. Een ander probleem dat zich voordoet wanneer meerdere mensen het eens moeten worden over één winnaar is dat buitenissige, extreme, gedurfde boeken soms minder kans lijken te maken dan boeken waaraan weinigen zich een buil vallen. De vereiste consensus bevordert de keuze voor een boek dat eerder tot de middelmaat behoort dan tot de top.’ 176 En daarmee komen we bij de kern van het probleem. Harde criteria ontbreken immers bij kwaliteitsoordelen en daarmee bestaat de ‘ware’ winnaar dus ook niet. Kunst is subjectief, literatuur is subjectief. Het is onrealistisch om te pretenderen dat kunst en literatuur bepaalde universele waarden kennen en dat werk van vrouwen hier nu eenmaal niet of nauwelijks aan voldoet. Alle instituties en spelers van een literair veld hebben hun literatuuropvattingen. Niet alleen de tijdschriften en de critici, niet alleen de onderzoekers, ook de boekhandels, de uitgeverijen, de literaire focuspunten, tijdschriften en organisatoren van literaire evenementen, de Fondsen voor de Letteren, zelfs u en ik. Allen produceren we ons beeld van literatuur, en proberen dat beeld te legitimeren. 177 Ook in de kunstwereld komt men deze mechanismen tegen. Er bestaat naar mijn mening niet alleen een ‘glazen plafond’ in de culturele sector maar in de hele (Nederlandse) maatschappij. Het meme waar Richard Dawkins over schreef was het christelijk geloof, maar ook het huwelijk, het traditionele rollenpatroon – waarbij de man werkt en de vrouw zorgt – en onze opvattingen over vrouwelijk kunstenaars en
175
Zie bijlage 1. Schoonenboom, ‘De beste wint. Soms’, de Volkskrant (augustus 2007). 177 Yves Tsjoen, ‘Vragen staat vrij. Of toch niet’ , op www.contrabas.nl. 176
66
schrijvers, zijn voorbeelden van memes: een zichzelf replicerend ‘stukje’ gedrag dat binnen een groep van generatie op generatie blijft leven. Het probleem is dat men als jurylid of recensent, vanuit het ideaal van een objectieve beoordeling, de neiging heeft zowel deelnemer als toeschouwer los zien van hun economische, sociale, seksuele, religieuze en etnische context. 178 Volgens Lisa Kuitert wordt de beste schrijver gekozen door de instituten waaruit de leden van de literaire jury’s gerekruteerd worden: de Nederlandse Taalunie, de Raad voor Cultuur, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. 179 Het zijn instituten die door het streven naar een politiek correcte ideologie naar alle waarschijnlijkheid redelijk tot goed in staat zijn de eigen keuzes in het verleden onder de loep te nemen en indien wenselijk de strategie voor de toekomst aan te passen. Ik ben het in grote lijnen met deze stelling eens. Alleen wanneer er bepaalde instituten of toonaangevende instellingen de rol van voortrekker op zich nemen en een serieuze poging doen om de maatschappij te wijzen op ‘de vrouwenkwestie’ binnen de literatuur, zal de positie van de schrijvende vrouw kunnen veranderen. Door het organiseren van lezingen en debatten, het doen verschijnen van wetenschappelijke publicaties en het financieren van onderzoeken kan men een positieve bijdrage leveren aan de achtergestelde positie van vrouwen binnen de literatuur. Ook schrijvende vrouwen zelf zouden deze realiteit actief onder de aandacht kunnen brengen en vaker deel moeten nemen aan het publieke debat: zich de voortrekkersrol aanmeten in plaats van te wachten op erkenning. Het jaar 2008 zou een keerpunt kunnen zijn voor vrouwelijke auteurs, hun kansen op het winnen van een literaire prijs en daarmee het bereiken van de literaire top, maar het is nog te vroeg om uit de statistieken van afgelopen jaar conclusies te trekken. Bewustwording is mijns inziens het sleutelwoord. De emancipatie van de schrijvende, artistieke en werkende vrouw zal zich niet laten dwingen door invoering van allerlei quota en andere maatregelen. De maatschappelijke consensus over de waarde van kunst en literatuur vervaardigd door vrouwen zal met het verstrijken van de jaren veranderen, maar zijn tevens hardnekkig standvastige memes in ons denken en daarmee in de maatschappij. Het goed om te realiseren dat ook andere groepen in de samenleving zich in vele opzichten benadeeld voelen. Allochtonen zijn van mening dat zij in het nadeel zijn ten opzichte van autochtonen, gekleurde mensen voelen zich benadeeld in vergelijking met blanke mensen, gehandicapten voelen zich anders behandeld dan hun valide medemens. Met
178
Maaike Meijer, ‘Waarom? Daarom! Kunstenaressen in genderperspectief’, in Elck zijn waerom : vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland, 1500-1950, K. Van Der Stighelen en M. Westen (red.) (Gent 1999) p. 18. 179 ‘Noem mij de prijswinnaar’, Nieuwsbrief 102 (oktober 2007).
67
een kritisch oog naar zowel verleden als toekomst blijven kijken en de publieke opinie met de neus op de feiten drukken helpt de mensen zich bewust te worden van deze mechanismen in onze maatschappij en zal de consensus langzaam doen veranderen. Wellicht een teleurstellende conclusie voor eenieder die snel resultaat wenst af te dwingen, maar hoopgevend voor diegenen die ervan overtuigd waren dat verandering uitgesloten was.
Literatuurlijst 68
Boeken Balen, Barbara van, Vrouwen in de wetenschappelijke arena. Sociale sluiting in de universiteit (Amsterdam 2001) Bloom, Clive, Bestsellers. Popular Fiction since 1900 (New York 2002) Boven, Erica van, Een hoofdstuk apart. ‘Vrouwenromans’ in de literaire kritiek 1898-1930 (Amsterdam 1992) Bourdieu, Pierre, Distinction. A social critique on the judgement of taste (Parijs, 1984) Costa, D. de, Sprekende stiltes (Kampen 1989) Decoster, K., Implicaties van een sociaal kapitaal-concept voor politieke sociologen (Antwerpen 2001) Dijk, Harold van, In het liefdeleven ligt gansch het leven: het beeld van de vrouw in het Nederlands realistisch proza, 1885-1930, (Gorcum 2001) Dudovitz, Resa L., The Myth of Superwoman. Women’s Bestsellers in France and the United States (London en New York 1990) Etty, Elsbeth, Dames gaan voor. Nieuwe Nederlandse schrijfsters van Hella Haasse tot Connie Palmen (Amsterdam 1999) Fischer, A. (e.a.), Het glazen plafond in de culturele sector: feiten en verklaringen – onderzoek in opdracht van het Ministerie van OC&W (Amsterdam 2002: Afdelingen Psychologie UvA) Foucault, Michel, De Wil tot Weten: Geschiedenis van de Seksualiteit I (Nijmegen 1984) Foucault, Michel, De geschiedenis van de waanzin in de 17e en 18e eeuw (Meppel 1975) Foucault, Michel, L'ordre du discours (1970) Mees, Heleen, Weg met het deeltijdfeminisme! (Amsterdam 2007) Meijer, Maaike, Literaire apartheid: kritiek en sekse 1898-1930 (Utrecht 1994) Meijer, Maaike, ‘Waarom? Daarom! Kunstenaressen in genderperspectief’, in Elck zijn waerom : vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland, 1500-1950, K. Van Der Stighelen en M. Westen (red.) (Gent 1999) Meulenbelt, Anja, Wie weegt de woorden. De auteur en haar werk (Den Haag 1985) Meulenbelt, Anja, Meer dan een engel. Over literatuur en seksestrijd (Amsterdam 1989) Morrison, Anne M., e.a., Breaking the Glass Ceiling : Can Women reach the Top of America? (New York, september 1992) (http://www.amazon.com/gp/reader/0201627027/ref=sib_dp_pt#reader-link) Nabakowski, Gislind, e.a., Frauen in der Kunst, Band 1 en 2 (Frankfurt am Mein 1980) Nochlin, Linda, Women, Art, and Power and Other Essays (New York, 1988) 69
Portegijs, Wil, e.a., Verdeelde tijd. Waarom vrouwen in deeltijd werken (Den Haag, januari 2008) Schenkeveld-van der Dussen, Riet (e.a.) Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850; van Anna Bijns tot Elise van Calcar (Amsterdam 1997) Schnabel, Paul (red.), M/V. SCP-nieuwjaarsuitgave 2009 (Den Haag, januari 2009) Schoot, C. van der (red.), Ach, dat doe ik wel even : de verborgen werking van sekse in de kunstwereld (2003 Amsterdam : Theater Instituut Nederland) Verboord, Marc, Moet de meester dalen of de leerling klimmen? De invloed van literatuuronderwijs en ouders op het lezen van boeken tussen 1975 en 2000 (Utrecht 2003) Vogel, Marianne, Recensies! Waar onze literatuur vandaan komt (Amsterdam 2001) Vogel, Marianne, Baard boven baard. Over het Nederlandse literaire en maatschappelijke leven 1945-1960 (Amsterdam 2001) Vos, Lenny, Uitzondering op de regel. De positie van vrouwelijke auteurs in het naoorlogse Nederlandse literaire veld (Groningen 2008) Vullings, Jeroen, Meegelokt naar een drassig veldje: literatuur in verandering (Amsterdam 2003)
Artikelen Allen, G. ‘Vrouwen in de kunst: waardering vertaalt zich niet in hoge prijskaartjes’, De Morgen (12 mei 2005) Boven, Erica van, ‘Het pseudoniem als strategie. Pseudoniemen van vrouwelijke auteurs 1850-1900’, Nederlandse letterkunde (1998) (4) p. 309-326. Brill, E. J., e.a., Tijdschrift voor Nederlandsche taal-en letterkunde, Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1998, Leiden) p. 373. Cherribi, O., ‘Sociologie is een vechtsport’, De Groene Amsterdammer (februari 2002) Dumolyn, J., ‘In memoriam Pierre Bourdieu (1930-2002): tussen distantie en participatie’, www.kei-centrum.nl/ (2002) Fortuin, Arjen, ‘D. Hooijer over poëzie, stijl, het café en plannen’, NRC Handelsblad (2 mei 2008) Gier, Vivian de, ‘Literair seksisme’, Opzij (maart 2007) Glas, Frank de, ‘De materiele en symbolische productie van het werk van moderne literaire auteurs. Bouwstenen voor de reputatie van de jonge Hella Haasse’, Jaarboek voor de Nederlandse boekgeschiedenis 10 (2003) 70
Groos, M., ‘Wie schrijft, die blijft? Schrijfsters in de literaire kritiek van nu’, Tijdschrift voor Genderstudies, 3, 3, p. 31-36 (2000) Hoogervorst, Inge, ‘Beter je best doen, meisjes!’, Trouw (28 april 2007) Kaan, Marte, ‘Wij willen goede literatuur geschreven door vrouwen.’ Interview met Tanja Hendriks’, De Groene Amsterdammer (31 augustus 2007) Karman, Jasper, e.a., ‘Het slakkentempo van de vrouw’, de Volkskrant (8 maart 2008) Kist, Reinier, ‘CPNB moet emanciperen’, www.Nederlandleesteenvrouw.nl (29 maart 2007) Lindert, Juleke van, ‘Ze waren er wel: vrouwelijke kunstenaars in Nederland en België’, Ons Erfdeel (nr. 1, 2000, 43ste jaargang) Noordervliet, Nelleke, ‘Vrouw in de marge’, de Volkskrant 11 maart 2000. Noordervliet, Nelleke, ‘Literatuur is een zinkend schip’, gastenhoek www.maxpam.nl. Paassen, Daphne van, ‘Oerdriften regeren de werkvloer’, interview Bram Buunck, Peters, Arjan, ‘Tegen de vreeskwezels’, de Volkskrant (12 december 2008) Intermediair (8 juli 2008) Plantenga, Janneke, en Pouw, Nicky, ‘Kostwinner wint in toekomst van tweeverdiener’, de Volkskrant (15 juli 2002) Schoonenboom, Merlijn, ‘De beste wint soms’, de Volkskrant (27 augustus 2007) Redactie, ‘Vrouwelijke kunst het goedkoopst’, Trouw (7 juni 2002) Redactie Schrijf!, ‘Nederland telt anderhalf miljoen droomschrijvers’, Trouw (14 november 2007) Redactie, ‘Noem mij de prijswinnaar, en ik zeg u wie de jury is’, Nieuwsbrief 102 Faculteit der Geesteswetenschappen (oktober 2007) Reumer, Jelle, ‘Klassieke feministen zie je gelukkig nog maar zelden’, de Volkskrant (5 januari 2009). Simons, Riki, ‘Kunstzinnige liefde’ Elsevier, 21 februari 2009. Stevens, Herman, ‘De man schrijft, de vrouw leest’, NRC Handelsblad (29 december 2007)
Websites www.literaireprijzen.nl www.antonwachterprijs.nl www.pchooftprijs.nl www.nieuwamsterdam.nl/probeerhetmortuarium 71
www.jancampertstichting.nl www.prijsderletteren.org http://www.geenstijl.nl/mt/archieven/2005/09/schrijvertnl.html www.boekblad.nl http://nl.wikipedia.org/wiki/Vertoog www.akoliteratuurprijs.nl www.librisliteratuurprijs.nl www.dbnl.nl
Bijlage 1 AKO Literatuur Prijs en Libris Literatuurprijs
72
AKO Literatuur Prijs
Winnaar 2008: Doeschka Meijsing Bekroond werk: Over de liefde Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: Machiel Bosman (1972) - Elisabeth de Flines, Tomas Lieske (1943) - Dünya, Bianca Stigter (1964) - De ontsproten Picasso, Chris De Stoop (1958) - Het complot van België Leon de Winter (1954) - Het recht op terugkeer
Juryleden: Deetman, W.J. (voorzitter) Belleman, Bas Hellemans, Frank Overstijns, Jeroen Veenman-Arts, Marjan Vos, Marjoleine de
Winnaar 2007: A.F.T.H. van der Heijden Bekroond werk: Het schervengericht Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: Arnon Grunberg (1971) - Tirza Willem G. van Maanen (1920) - Heb lief en zie niet om Dimitri Verhulst (1972) - Mevrouw Verona daalt de heuvel af Frank Westerman (1964) - Ararat Joost Zwagerman (1963) - Transito
Juryleden: 73
Cerfontaine, G.J.N.H. (voorzitter) Dijkgraaf, Margot De Haes, Johan Linden-Piret, Jacqueline van der Overstijns, Jeroen Schouten, Rob
Winnaar 2006: Hans Münstermann Bekroond werk: De bekoring Geldsom: 50.000 euro
de overige genomineerden waren: Stefan Brijs (1969) - De engelenmaker Joris Note (1949) - Hoe ik mijn horloge stuksloeg Frits van Oostrom (1953) - Stemmen op schrift Dimitri Verhulst (1972) - De helaasheid der dingen Christiaan Weijts (1976) - ART. 285b
Juryleden: H.K.H. Prinses Laurentien, (voorzitter) Borré, Jos De Haes, Johan Etty, Elsbeth Sanders, Wim Schouten, Rob
Winnaar 2005: Jan Siebelink Bekroond werk: Knielen op een bed violen Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: Arnon Grunberg (1971) - De joodse messias 74
Patricia de Martelaere (1957) - Het onverwachte antwoord Wanda Reisel (1955) - Witte liefde Frank Westerman (1964) - El Negro en ik Tommy Wieringa (1967) - Joe Speedboot
Juryleden: Dijkstal, Hans (voorzitter) Borré, Jos Etty, Elsbeth De Haes, Johan Fontein, Christa Schouten, Rob
Winnaar 2004: Arnon Grunberg Bekroond werk: De asielzoeker Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: J. Bernlef (1937) - Buiten is het maandag Hafid Bouazza (1970) - Paravion Pam Emmerik (1964) - Het wonder werkt Kees 't Hart (1944) - Ter navolging Ilja Leonard Pfeijffer (1968) - Het grote baggerboek
Juryleden: Rosenmöller, Paul (voorzitter) Borré, Jos De Haes, Johan Etty, Elsbeth Janssen, Judith Schouten, Rob
75
Winnaar 2003: Dik van der Meulen Bekroond werk: Multatuli : leven en werk van Eduard Douwes Dekker Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: Hella S. Haasse (1918) - Sleuteloog Marek van der Jagt (1971) - Gstaad 95-98 Mensje van Keulen (1946) - Het andere gezicht Thomas Rosenboom (1956) - De nieuwe man Arjan Visser ( 1961) - De laatste dagen
Juryleden: Kok, Wim (voorzitter) Borré, Jos Etty, Elsbeth Jacobs, Herman Luis, Janet Vullings, Jeroen
Winnaar 2002: Allard Schröder Bekroond werk: De hydrograaf Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: Paul Claes (1943) - De kameleon Renate Dorrestein (1954) - Zonder genade Léon Hanssen (1955) - Sterven als een polemist Frank Westerman (1964) - Ingenieurs van de ziel
Juryleden: Tobback, Louis (voorzitter) Borré, Jos Etty, Elsbeth 76
Luis, Janet Vandenbroucke, Johan Vullings, Jeroen
Winnaar 2001: Jeroen Brouwers Bekroond werk: Geheime kamers Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: Stefan Hertmans (1951) - Als op de eerste dag Gerrit Krol (1934) - De vitalist Willem G. van Maanen (1920) - Een huis van lief en leed Geerten Meijsing (1950) - Dood meisje Harry Mulisch (1927) - Siegfried
Juryleden: Patijn, Schelto (voorzitter) Otterspeer, Willem Soeting, Monica Vandenbroucke, Johan Vervaeck, Bart Vullings, Jeroen
Winnaar 2000: Arnon Grunberg Bekroond werk: Fantoompijn Geldsom: 100.000 gulden
De overige genomineerden waren: Bas Heijne (1960) - De wijde wereld Paul Koeck (1940) - De bloedproever Doeschka Meijsing (1947) - De tweede man Thomas Roosenboom (1956) - Publieke werken 77
Allard Schröder (1946) - Grover
Juryleden: Martens, Wilfried (voorzitter) Otterspeer, Willem Pröpper, Henk Schaevers, Mark Truijens, Aleid Vandenbroucke, Johan
Winnaar 1999: Karel Glastra van Loon Bekroond werk: De passievrucht Geldsom: 100.000 gulden
De overige genomineerden waren: Oscar van den Boogaard (1964) - Liefdesdood, Joris Note (1949) - Kindergezang, Maria Stahlie (1955) - Zondagskinderen, Frank Westerman (1964) - De graanrepubliek Henk van Woerden (1947-2005) - Een mond vol glas
Juryleden: Nuis, Aad (voorzitter) Otterspeer, Willem Pröpper, Henk Schaevers, Mark Truijens, Aleid Vandenbroucke, Johan
Winnaar 1998: Herman Franke Bekroond werk: De verbeelding Geldsom: 100.000 gulden
De overige genomineerden waren: 78
Frank Bleker (1966) en Ruud Elmendorp (1961) - Zwart glas Willem Brakman (1922) - Ante Diluvium Hans Maarten van den Brink (1956) - Over het water Frans Denissen (1947) - De gigolo Stefan Hertmans (1951) - Steden
Juryleden: Hoet, Jan (voorzitter) Luis, Janet Otterspeer, Willem Pröpper, Henk Schaevers, Mark Vervaeck, Bart
Libris Literatuurprijs
Winnaar 2008: D. Hooijer Bekroond werk: Sleur is een roofdier Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: Jeroen Brouwers (1941) - Datumloze dagen Marjolijn Februari (1963) - De literaire kring Louise O. Fresco (1952) - De utopisten Marc Legendre (1956) - Verder Koen Peeters (1959) - Grote Europese Roman
(De genomineerden ontvingen elk 2500 euro.)
Juryleden: Swaan, Ton de (voorzitter) Beekman, Klaus 79
Kregting, Marc Reynebeau, Marc Speet, Fleur
Winnaar 2007: Arnon Grunberg Bekroond werk: Tirza Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: Gerbrand Bakker (19620 - Boven is het stil, Louis Van Dievel (1953) - De Pruimelaarstraat, Tom Lanoye (1958) - Het derde huwelijk, Sana Valiulina (1964) - Didar en Faroek en L.H. Wiener (1945) - De verering van Quirina T.
Juryleden: Habbema, Cox (voorzitter) Bouman, Hans Lansu, Alle Smulders, Wilbert Vlaminck, Erik
Winnaar 2006: K. Schippers Bekroond werk: Waar was je nou Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: Stefan Brijs (1969) - De engelenmaker Michael Frijda (1961) - Ritselingen Elvis Peeters - De ontelbaren Jan Siebelink (1938) - Knielen op een bed violen
80
Tommy Wieringa (1967) - Joe Speedboot
Juryleden: Horst, Guusje ter (voorzitter) Brink, Hans Maarten van den Keunen, Bart Serdijn, Daniëlle Vogel, Wim
Winnaar 2005: jan Willem Otten Bekroond werk: Specht en zoon Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: Marja Brouwers (1948) - Casino Stephan Enter (1969) - Lichtjaren Rob van der Linden (1957) - Het logboek van Brandaan Patricia de Martelaere (1957) - Het onverwachte antwoord Christine Otten (1961) - De laatste dichters
Juryleden: Sanders, Martijn (voorzitter) Bakker, Jan Hendrik Geest, Dirk de Pruis, Marja Schram, Dick
Winnaar 2004: Arthur Japin Bekroond werk: Een schitterend gebrek Geldsom: 52.500 euro
De overige genomineerden waren: 81
H.C. ten Berge (1938) - Blauwbaards ontwaken J. Bernlef (1937) - Buiten is het maandag Tomas Lieske (1943) - Gran Café Boulevard Nicolien Mizee (1965) - Toen kwam moeder met een mes Rashid Novaire (1979) - Maïsroest
Juryleden: Plasterk, Ronald (voorzitter) Benali, Abdelkader Berg, Arie van den Dijkgraaf, Margot Spinoy, Erik
Winnaar 2003: Abdelkader Benali Bekroond werk: De langverwachte Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: Marek van der Jagt (1967) - Gstaad 95-98 Oek de Jong (1952) - Hokwerda's kind Rob van der Linden (1957) - De hand, de kaars & de mot Doeschka Meijsing (1947) - 100% chemie
Juryleden: Nieuwenhoven, Jeltje van (voorzitter) Blom, Onno Brems, Hugo Hart, Kees 't Hoogervorst, Ingrid
Winnaar 2002: Robert Anker Bekroond werk: Een soort Engeland 82
Geldsom: 50.000 euro
De overige genomineerden waren: Jan Brokken (1949) - Voel maar Geertrui Daem (1952) - Koud Margriet de Moor (1941) - Kreutzersonate Harry Mulisch (1927) - Siegfried Chaja Polak (1941) - Over de grens
Juryleden: Tjeenk Willink, H.D. (voorzitter) Fokkema, D.W. Nieuwenborgh, Marcel van Pach, Hilde Peeters, Carel
Winnaar 2001: Thomas Lieske Bekroond werk: Franklin Geldsom: 100.000 gulden
De overige genomineerden waren : J. Bernlef (1937) - Boy Erwin Mortier (1965) - Mijn tweede huid Frank Noë (1959) - Het gemaal Wanda Reisel (1955) - Een man, een man Toon Tellegen (1941) - De trein naar Pavlosk en Oostvoorne
Juryleden: Sorgdrager, Winnie (voorzitter) Wildemeersch, Georges Holtrop, Aukje Toorn, Willem van
83
Vos, Marjoleine de
Winnaar 2000: Thomas Rosenboom Bekroond werk: Publieke werken Geldsom: 100.000 gulden
De overige genomineerden waren: Stephan Enter - Winterhanden Kees 't Hart (1944) - De revue Erwin Mortier (1965) - Marcel Helga Ruebsamen (1934) - Beer is terug Peter Verhelst (1962) - Tongkat. Een verhalenbordeel
Juryleden: Stuiveling, Saskia (voorzitter) Fontijn, Jan Gorp, Hendrik van Matsier, Nicolaas Schutte, Xandra
Winnaar 1999: Harry Mulisch Bekroond werk: De procedure Geldsom: 100.000 gulden
De overige genomineerden waren: Hans Maarten van den Brink (1956) - Over het water Paul Claes (1943) - De Phoenix Cees Nooteboom (1933) - Allerzielen Nanne Tepper (1962) - De vaders van de gedachte Ernst Timmer (1954) - De stille omgang
Juryleden: 84
Lubbers, Ruud (voorzitter) Etty, Elsbeth Janssens, Marcel Oostrom, Frits van Peters, Arjan
Winnaar 1998: J.J. Voskuil Bekroond werk: Het Bureau 3: Plankton Geldsom: 100.000 gulden
De overige genomineerden waren: Arnon Grunberg (1971) - Figuranten Geerten Meijsing (1950) - Tussen mes en keel Nelleke Noordervliet (1945) - Uit het paradijs Helga Ruebsamen (1934) - Het lied en de waarheid Manon Uphoff (1962) - Gemis
Juryleden: Os, Henk van (voorzitter) Graaf, Hermine de Kuipers, Willem Neefjes, Annemiek Soetaert, R.
85
Oeuvreprijzen
P.C. Hooft-prijs
Winnaar 2008: Abram de Swaan Genre: beschouwend proza Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 60.0000 euro
Juryleden: Kluveld, Amanda (voorzitter) Delft, Dirk van Icke, Vincent Ritsema, Beatrijs Stipriaan, René van
Winnaar 2007: J.M.A. Biesheuvel Genre: verhalend proza Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 60.000 euro
Juryleden: Asscher, Maarten (voorzitter) Korteweg, Anton (ambtelijk secretaris) Boven, Erica van Brems, Hugo Fortuin, Arjen Jensen, Stine
Winnaar 2006: H.C. ten Berge Genre: poëzie
86
Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 60.000 euro
Juryleden: Groenewegen, Hans (voorzitter) Korteweg, Anton (ambtelijk secretaris) Kopland, Rutger Vaessens, Thomas Vos, Marjoleine de Wigman, Menno
Winnaar 2005: F.L. Bastet Bekroond werk: gehele oeuvre Genre: beschouwend proza Geldsom: 60.000 euro
Juryleden: Balk-Smit Duyzentkunst, Frida (voorzitter) Korteweg, Anton (ambtelijk secretaris) Dehue, Trudy Hanssen, Léon Mathijsen, Marita Ree, Hans
Winnaar 2004: Cees Nooteboom Genre: verhalend proza Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 60.000 euro
Juryleden: Ibsch, Elrud (voorzitter) Korteweg, Anton (ambtelijk secretaris) 87
Franke, Herman Heijne, Bas Noble, Philippe Pol, Barber van de
Winnaar 2003: H.H. ter Balkt Genre: poëzie Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 35.000 euro Bijzonderheid: de prijs omvat, naast een oorkonde en een beeldje van P. C. Hooft, € 35.000,bestemd voor de laureaat en € 25.000,- ten behoeve van een specifiek literair doel dat verband houdt met het bekroonde oeuvre.
Juryleden: Kusters, Wiel (voorzitter) Korteweg, Anton (ambtelijk secretaris) Boskma, Pieter Haren, Elma van Menkveld, Erik T'Sjoen, Yves
Winnaar 2002: S. Dresden Bekroond werk: gehele oeuvre Genre: beschouwend proza Geldsom: 35.000 euro Bijzonderheid: de prijs omvat, naast een oorkonde en een beeldje van P. C. Hooft, € 35.000,bestemd voor de laureaat en € 25.000,- ten behoeve van een specifiek literair doel dat verband houdt met het bekroonde oeuvre.
Juryleden: Calis, Piet (voorzitter) 88
Meinderts, Aad (ambtelijk secretaris) Boxsel, Matthijs van Krevelen, Laurens van Ombre, Ellen Steenmeijer, Maarten
Winnaar 2001: Gerrit Krol Bekroond werk: gehele oeuvre Genre: verhalend proza Geldsom: 75000 gulden Bijzonderheid: de prijs omvat, naast een oorkonde en een beeldje van P.C. Hooft, ƒ 75.000,bestemd voor de laureaat en ƒ 50.000,- bestemd voor een literair doel dat verband houdt met het bekroonde oeuvre
Juryleden: Deel, Tom van (voorzitter) Meinderts, Aad (ambtelijk secretaris) Neefjes, Annemiek Poel, Ieme van der Truijens, Aleid Vervaeck, Bart
Winnaar 2000: Eva Gerlach Bekroond werk: gehele oeuvre Genre: poëzie Geldsom: 75000 gulden Bijzonderheid: de prijs omvat, naast een oorkonde en een beeldje van P.C.Hooft, ƒ 75.000,bestemd voor de laureaat en ƒ 50.000,- ten behoeve van een specifiek literair doel dat verband houdt met het bekroonde oeuvre
Juryleden: Akker, Wiljan van den (voorzitter) 89
Meinderts, Aad (ambtelijk secretaris) Berg, Arie van den Jansma, Esther Reitsma, Anneke Zuiderent, Ad
Winnaar 1999: Arthur Lehning Bekroond werk: gehele oeuvre Genre: beschouwend proza bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 75000 Bijzonderheid: de prijs omvat, naast een oorkonde en een beeldje van P.C.Hooft, ƒ 75.000,bestemd voor de laureaat en ƒ 50.000,- ten behoeve van een specifiek literair doel dat verband houdt met het bekroonde oeuvre
Juryleden: Reints, Martin (voorzitter) Meinderts, Aad (ambtelijk secretaris) Bleich, A. Februari, Marjolijn Oversteegen, J.J. Dorleijn, Gillis
Winnaar 1998: F.B. Hotz Genre: verhalend proza Gekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 75000 Bijzonderheid: de prijs omvat, naast een oorkonde en een beeldje van P. C. Hooft, ƒ 75.000,bestemd voor de laureaat en ƒ 50.000,- ten behoeve van een specifiek literair doel dat verband houdt met het bekroonde oeuvre.
Juryleden: 90
Etty, Elsbeth (voorzitter) Meinderts, Aad (ambtelijk secretaris) Raat, Gerard Smulders, Wilbert Weelden, Dirk van Zeeman, Michaël
Prijs der Nederlandse Letteren
Winnaar 2007: Jeroen Brouwers Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 16.000 euro
Juryleden: Korteweg, Anton (voorzitter) Arijs, Marijke Egger, Jerome Gerits, Joris Leeuwen, Joke van Overstijns, Jeroen Vaessens, Thomas
Winnaar 2004: Hella S. Haasse Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 16.000 euro
Juryleden: Deleu, Jozef (voorzitter) Buelens, Geert Gianotten, Reintje Horst, Joop van der Leijnse, Elisabeth 91
Meijer, Maaike Missinne, Lut
Winnaar 2001: Gerard Reve Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 16.000 euro
Juryleden: Istendael, Geert van Dorleijn, Gillis Borré, Jos Fens, Kees Noordervliet, Nelleke Vanheste, Bert
Winnaar 1998: Paul de Wispelaere Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 34000 gulden
Juryleden: Brems, Hugo (voorzitter) Bronzwaer, W.J.M. Dubois, Pierre H. Reynebeau, Marc Wildemeersch, Georges Zeeman, Michaël
Constantijn Huygens-prijs
Winnaar 2008: Anneke Brassinga Bekroond werk: gehele oeuvre geldsom: 10.000 euro 92
Juryleden: Korteweg, Anton (voorzitter) Dijk, Yra van Groenewegen, Hans Hilberdink, Koen Holtrop, Aukje Jansen, Ena Joosten, Jos Leysen, Annemie Missinne, Lut
Winnaar 2007: Toon Tellegen Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 10.000 euro
Juryleden: Korteweg, Anton (voorzitter) Dijk, Yra van Groenewegen, Hans Hilberdink, Koen Holtrop, Aukje Jansen, Ena Joosten, Jos Leysen, Annemie Missinne, Lut
Winnaar 2006: Jacq Firmin Vogelaar Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 10.000 euro
Juryleden: 93
Korteweg, Anton (voorzitter) Dijk, Yra van Groenewegen, Hans Hilberdink, Koen Holtrop, Aukje Jansen, Ena Joosten, Jos Leysen, Annemie Missinne, Lut
Winnaar 2005: Marga Minco Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 10.000 euro
Juryleden: Korteweg, Anton (voorzitter) Bekkering, Harry Dijk, Yra van Groenewegen, Hans Hilberdink, Koen Holtrop, Aukje Jansen, Ena Joosten, Jos Missinne, Lut
Winnaar 2004: Willem G. van Maanen Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 9.000 euro
Juryleden: Bekkering, Harry Dijk, Yra van 94
Groenewegen, Hans Hilberdink, Koen Holtrop, Aukje Jansen, Ena Joosten, Jos Korteweg, Anton Missinne, Lut
Winnaar 2003: Sybren Polet Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 9.000 euro
Juryleden: Bekkering, Harry Dijk, Yra van Holtrop, Aukje Joosten, Jos Vervaeck, Bart Korteweg, Anton Luis, Janet Hilberdink, Koen
Winnaar 2002: Kees Ouwens Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 9000 euro
Juryleden: Bekkering, Harry Dijk, Yra van Holtrop, Aukje Joosten, Jos Luis, Janet 95
Vervaeck, Bart Korteweg, Anton
Winnaar 2001: Louis Ferron Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 20000 gulden
Juryleden: Bekkering, Harry Holtrop, Aukje Joosten, Jos Korteweg, Anton Luis, Janet Prooijen, Leonore van Ruebsamen, Helga Vervaeck, Bart
Winnaar 2000: Charlotte Mutsaers Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 20000 gulden
Juryleden: Bekkering, Harry Holtrop, Aukje Joosten, Jos Korteweg, Anton Luis, Janet Prooijen, Leonore van Ruebsamen, Helga Vervaeck, Bart Zuiderent, Ad
96
Winnaar 1999: Willem Jan Otten Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 20000 gulden
Juryleden: Bekkering, Harry Holtrop, Aukje Joosten, Jos Korteweg, Anton Luis, Janet Prooijen, Leonore van Ruebsamen, Helga Vervaeck, Bart Zuiderent, Ad
Winnaar 1998: H.H. ter Balkt Bekroond werk: gehele oeuvre Geldsom: 10000 gulden
Juryleden: Bekkering, Harry Holtrop, Aukje Joosten, Jos Korteweg, Anton Luis, Janet Prooijen, Leonore van Smabers, Nicolette Vervaeck, Bart Zuiderent, Ad
97
Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs, F. Bordewijkprijs en Anton Wachter-prijs
Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs
Winnaar 2008: Eva Maria Staal Bekroond werk: Probeer het mortuarium Geldsom: 7.500 euro
Juryleden: Paardt, Rudi van der (voorzitter) Brems, Hugo Freriks, Kester Hamel, Micha Hoogervorst, Ingrid
Winnaar 2007: Thomas Möhlmann Bekroond werk: De vloeibare jongen geldsom: 6.000 euro
Juryleden: Paardt, Rudi van der (voorzitter) Brems, Hugo Freriks, Kester Hamel, Micha
Winnaar 2006: Anton Valens Bekroond werk: Meester in de hygiëne Geldsom: 6.000 euro
Juryleden: 98
Paardt, Rudi van der (voorzitter) Brems, Hugo Freriks, Kester Hamel, Micha
Winnaar 2005: Micha Hamel Bekroond werk: Alle enen opgeteld Genre: poëzie Bekroond werk: Alle enen opgeteld Geldsom: 6.000 euro
Juryleden: Paardt, Rudi van der (voorzitter) Brems, Hugo Freriks, Kester
Winnaar 2004: Rob van der Linden Bekroond werk: De hand, de kaars en de mot. Familiegeschiedenis met valse profeten Geldsom: 6.000 euro
Juryleden: Brems, Hugo Freriks, Kester Paardt, Rudi van der
Winnaar 2003: Geert Buelens Bekroond werk: Het is Geldsom: 6000 euro
Juryleden: Brems, Hugo 99
Freriks, Kester Paardt, Rudi van der
Winnaar 2002: Josse de Pauw Bekroond werk: Werk Geldsom: 6000 euro
Juryleden: Paardt, Rudi van der (voorzitter) Brems, Hugo Freriks, Kester
Winnaar 2001: René Puthaar Bekroond werk: Dansmuziek Geldsom: 13000 gulden
Juryleden: Paardt, Rudi van der (voorzitter) Brems, Hugo Enquist, Anna Freriks, Kester Jansma, Esther
Winnaar 2000: Erwin Mortier Bekroond werk: Marcel Geldsom: 5000 gulden
Juryleden: Paardt, Rudi van der (voorzitter) Brems, Hugo
100
Enquist, Anna Freriks, Kester
Winnaar 1999: Erik Menkveld Bekroond werk: De karpersimulator Geldsom: 5000 gulden
Juryleden: Brems, Hugo Enquist, Anna Freriks, Kester Kusters, Wiel
Winnaar 1998: Arthur Japin Bekroond werk: De zwarte met het witte hart Geldsom: 5000
Juryleden: Paardt, Rudi van der (voorzitter) Brems, Hugo Enquist, Anna Freriks, Kester Kusters, Wiel
F. Bordewijk-prijs
Winnaar 2008: Doeschka Meijsing Bekroond werk: Over de liefde Geldsom: 5.000 euro
Juryleden: 101
Korteweg, Anton (voorzitter) Dijk, Yra van Groenewegen, Hans Hilberdink, Koen Holtrop, Aukje Jansen, Ena Joosten, Jos Leysen, Annemie Missinne, Lut
Winnaar 2007: Möring, Marcel Bekroond werk: Dis Geldsom: 5.000 euro
Juryleden: Korteweg, Anton (voorzitter) Dijk, Yra van Groenewegen, Hans Hilberdink, Koen Holtrop, Aukje Jansen, Ena Joosten, Jos Leysen, Annemie Missinne, Lut
Winnaar 2006: Tommy Wieringa Bekroond werk: Joe Speedboot Geldsom: 5.000 euro
Juryleden: Korteweg, Anton (voorzitter) Dijk, Yra van 102
Groenewegen, Hans Hilberdink, Koen Holtrop, Aukje Jansen, Ena Joosten, Jos Leysen, Annemie Missinne, Lut
Winnaar 2005: Paul Verhaeghen Bekroond werk: Omega minor geldsom: 5.000 euro
Juryleden: Korteweg, Anton (voorzitter) Dijk, Yra van Groenewegen, Hans Hilberdink, Koen Bekkering, Harry Holtrop, Aukje Jansen, Ena Joosten, Jos Missinne, Lut
Winnaar 2004: Arnon Grunberg Bekroond werk: De asielzoeker Geldsom: 4.500 euro
Juryleden: Bekkering, Harry Korteweg, Anton Dijk, Yra van Groenewegen, Hans 103
Hilberdink, Koen Holtrop, Aukje Jansen, Ena Joosten, Jos Missinne, Lut
Winnaar 2003: L.H. Wiener Bekroond werk: Nestor Geldsom: 4.500 euro
Juryleden: Bekkering, Harry Dijk, Yra van Holtrop, Aukje Joosten, Jos Korteweg, Anton Luis, Janet Vervaeck, Bart Hilberdink, Koen
Winnaar 2002: Stefan Hertmans Bekroond werk: Als op de eerste dag Geldsom: 4500 euro
Juryleden: Bekkering, Harry Dijk, Yra van Holtrop, Aukje Joosten, Jos Luis, Janet Vervaeck, Bart Korteweg, Anton 104
Winnaar 2001: Kees van Beijnum Bekroond werk: De oesters van Nam Kee Geldsom: 10000 gulden
Juryleden: Bekkering, Harry Holtrop, Aukje Joosten, Jos Korteweg, Anton Luis, Janet Prooijen, Leonore van Ruebsamen, Helga Vervaeck, Bart
Winnaar 2000: Peter Verhelst Bekroond werk: Tongkat; Een verhalenbordeel Geldsom: 10000 gulden
Juryleden: Bekkering, Harry Holtrop, Aukje Joosten, Jos Korteweg, Anton Luis, Janet Prooijen, Leonore van Ruebsamen, Helga Vervaeck, Bart Zuiderent, Ad
Winnaar 1999: Gijs IJlander 105
Bekroond werk: Twee harten op een schotel Geldsom: 10000 gulden
Juryleden: Bekkering, Harry Holtrop, Aukje Joosten, Jos Korteweg, Anton Luis, Janet Prooijen, Leonore van Ruebsamen, Helga Vervaeck, Bart Zuiderent, Ad
Winnaar 1998: Helga Ruebsamen Bekroond werk: Het lied en de waarheid Geldsom: 5000 gulden
Juryleden: Bekkering, Harry Holtrop, Aukje Joosten, Jos Korteweg, Anton Luis, Janet Prooijen, Leonore van Smabers, Nicolette Vervaeck, Bart Zuiderent, Ad
Anton Wachter-prijs
Winnaar 2008: Anne-Gine Goemans 106
Bekroond werk: Ziekzoekers Geldsom: 2.500 euro
De overige genomineerden waren: Bert Natter (1968) - Begeerte heeft ons aangeraakt en Maarten Schinkel (1960) - Drie
Juryleden: Huizinga, Jo (voorzitter) Hart, Maarten 't Linders, Joke Moor, Wam de Ros, Martin
Winnaar 2006: Christiaan Weijts Bekroond werk: Art. 285b Geldsom: 2.500 euro
De overige genomineerden waren: Gerbrand Bakker (1962) - Boven is het stil Anneloes Timmerije (1955) - Zwartzuur Pieter Toussaint (1965) - De brief Aleid Truijens (1955) - Geen nacht zonder Arthur Umbgrove (1964) - Midden op de weg, zo hard mogelijk
Juryleden: Huizinga, Jo (voorzitter) Hart, Maarten 't Moor, Wam de Ros, Martin
Winnaar 2004: Arjan Visser 107
Bekroond werk: De laatste dagen Geldsom: 1.500 euro
Juryleden: Hart, Maarten 't Moor, Wam de Huizinga, Jo Paardt, Rudi van der Ros, Martin
Winnaar 2002: Ilja Leonard Pfeijffer Bekroond werk: Rupert, een bekentenis Geldsom: 1500 euro
Juryleden: Ros, Martin (voorzitter) Hart, Maarten 't Huizinga, Jo Moor, Wam de Paardt, Rudi van der
Winnaar 2000: Marek van der Jagt Bekroond werk: De geschiedenis van mijn kaalheid Geldsom: 3000 gulden
Juryleden: Ros, Martin (voorzitter) Hart, Maarten 't Huizinga, Jo Moor, Wam de Paardt, Rudi van der
108
Winnaar 1998: Sipko Melissen Bekroond werk: Jonge mannen aan de zee Geldsom: 2000 gulden
Juryleden: Ros, Martin (voorzitter) Hart, Maarten 't Moor, Wam de Paardt, Rudi van der
109