Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Doctoraal werkstuk door Antoinet Vieverich
Supervisor: dr. P.E.J. Spaan Afstudeerrichting Klinische Neuropsychologie Programmagroep Psychonomie Faculteit der Maatschappij- & Gedragswetenschappen Universiteit van Amsterdam Februari 2007
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Inhoudsopgave Samenvatting........................................................................................................................ 4 1. Inleiding............................................................................................................................5 1.1. Begrippenkader.................................................................................................. 5 1.2. Priming en dementie.......................................................................................... 7 1.3. Priming en normale veroudering....................................................................... 8 1.4. Doel en opzet van onderhavig onderzoek.......................................................... 9 2. Methode............................................................................................................................ 11 2.1. Proefpersonen.................................................................................................... 11 2.2. Algemene procedure......................................................................................... 13 2.3. Materiaal............................................................................................................ 14 2.4. Data-analyse.......................................................................................................17 3. Resultaten......................................................................................................................... 19 3.1. Geëxcludeerde proefpersonen........................................................................... 19 3.2. Betrouwbaarheid van de Word Stem Completion taak en de Woordbetekenissen taak.................................................................................... 19 3.3. Primingeffect..................................................................................................... 20 3.4. Invloed van andere variabelen op priming........................................................ 21 3.4.1. Verband tussen priming en andere variabelen................................... 21 3.4.2. Voorspellen priming.......................................................................... 22 3.4.3. Verband tussen priming en leeftijd.................................................... 22 3.4.4. Verschillen tussen leeftijdsgroepen op de onderdelen van de Word Stem Completion taak en de Woordbetekenissen taak............ 24 3.4.5. Vertroebeling priming....................................................................... 27 3.5. Validiteit van de Word Stem Completion taak ................................................. 29 3.5.1. Invloed van encoderen.......................................................................29 3.5.2. Expliciete contaminatie..................................................................... 29 3.5.3. Invloed van leeftijd en overige variabelen op inzicht........................ 31 4. Discussie............................................................................................................................ 34 5. Referenties......................................................................................................................... 40
2
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Bijlage I
: Overzicht invloed normale veroudering en Alzheimer Dementie op Word Stem Completion
Bijlage II
: Informatiebrochure voor gezonde ouderen t.b.v. het “UvA geheugenonderzoek”
Bijlage III
: Screeningsvragen – telefonisch
Bijlage IV
: Informed consent formulier “UvA geheugenonderzoek”
Bijlage V
: Instructie Word Stem Completion taak
Bijlage VI
: Geselecteerde stimuli Word Stem Completion taak en waarden van variabelen waarop experimentele items en controle items gematcht zijn
Bijlage VII
: Episodische/semantische geheugenbatterij
3
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Samenvatting In dit onderzoek is een verbeterde Word Stem Completion (WSC) priming taak ontwikkeld. Het doel was inzicht te verkrijgen in primingeffecten bij gezonde ouderen en te bekijken of er sprake was van leeftijdseffecten bij het optreden van priming bij ouderen. Om dit te bewerkstelligen werd een volledige testbatterij met neuropsychologische tests afgenomen bij een gevarieerde steekproef gezonde ouderen. Deze batterij bevatte de WSC taak en de studietaak Woordbetekenissen (een taak waarin een definitie moest worden gegeven van woorden die later terugkwamen in de WSC taak. Hierbij werd rekening gehouden met eventuele effecten van verschillende mogelijk verstorende variabelen op priming, met name expliciete contaminatie (proefpersonen zouden zich bewust kunnen worden van de relatie tussen studie- en testitems en deze kennis gebruiken in hun antwoord op test stimuli, waardoor het primingeffect niet alleen de werking van impliciete geheugenprocessen zou reflecteren). De belangrijkste bevindingen van dit onderzoek zijn dat er een primingeffect optreedt op de WSC taak bij gezonde ouderen, en dat er sprake is van een subtiel leeftijdseffect op de grootte van het primingeffect. Deze leeftijdseffecten hangen samen met de switchingscapaciteit van de proefpersonen, hun reactiesnelheid op semantische geheugentaken en de mate van inzicht in de relatie tussen studie- en testfase na afloop van de taak. Tijdens de WSC taak lijkt er géén expliciete contaminatie op te treden. Verbale intelligentie blijkt tevens een invloed te hebben op priming, echter anders dan de andere variabelen; wanneer er gecorrigeerd wordt voor verbale intelligentie dan blijken de proefpersonen van zeer hoge leeftijd (85 jaar en ouder) een lagere primingscore te behalen. Mogelijk geeft deze bevinding een verklaring voor het feit dat er in bepaalde onderzoeken geen leeftijdseffecten worden gevonden, doordat er in deze onderzoeken niet gecorrigeerd wordt voor verbale intelligentie. Concluderend is er een redelijk betrouwbare en valide WSC priming taak ontwikkeld die primingeffecten kan meten bij gezonde ouderen. Hierdoor is een uitgebreider inzicht verkregen in het impliciet geheugen van gezonde ouderen van een brede leeftijdsrange (55 tot 98 jaar) en hoe dit zich verhoudt tot prestaties op andere geheugencomponenten en andere cognitieve functies.
4
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
1. Inleiding Dit onderzoek heeft tot doel een nieuwe primingtaak te ontwikkelen die primingeffecten kan meten bij gezonde ouderen. Het uiteindelijke doel, waar in vervolgonderzoek op ingegaan kan worden, is te kunnen differentiëren tussen gezonde ouderen en dementie patiënten in een vroeg stadium. Eerst zal het begrippenkader uitgelegd worden (paragraaf 1.1.). Vervolgens volgt een literatuurstudie naar priming en dementie (paragraaf 1.2.) en naar priming en normale veroudering (paragraaf 1.3.). In paragraaf 1.4. zal het doel en de opzet van het onderhavig onderzoek uiteen gezet worden. 1.1. Begrippenkader Men spreekt van een primingeffect wanneer er sprake is van facilitatie in de verwerking van een stimulus als consequentie van eerdere blootstelling aan de stimulus of de associaties met deze stimulus, op tests die geen expliciete herinnering vereisen (Schacter, 1994). Priming is, naast het procedurele geheugen, een onderdeel van het impliciete (non-declaratieve) geheugen wat verwijst naar een heterogene verzameling van onbewuste herinneringen (Squire, 1992). In impliciete geheugentests wordt retentie indirect gemeten door proefpersonen taken te laten uitvoeren die schijnbaar niet gerelateerd zijn aan een eerdere studiefase in het experiment (Graf & Schacter, 1985; in Rajaram & Roediger, 1993). Tijdens de prestatie op de test kan echter een vorm van facilitatie door eerdere presentatie van de stimuli optreden, zonder dat de proefpersonen intentionele of bewuste herinneringen hieraan hebben (Fay, Isingrini & Clarys, 2003). Het impliciet geheugen valt samen met het expliciete geheugen (declaratief; Squire, 1992) onder het lange termijn geheugen. Bij expliciete geheugentests moeten proefpersonen eerder gepresenteerde informatie herkennen of herinneren en de testinstructies refereren noodzakelijkerwijs naar eerdere gebeurtenissen (Schacter, 1987). Het expliciete geheugen kan onderverdeeld worden in twee subsystemen; het episodisch en semantisch geheugen (Tulving, 1972). De term ‘episodisch geheugen’ verwijst naar de capaciteit om specifieke incidenten uit het verleden te herinneren; kennis over persoonlijke en specifieke aan plaats en tijd gebonden informatie. Met semantisch geheugen wordt onze algemene kennis van en over objecten en feiten en concrete en abstracte kennis van woorden bedoeld (Tulving, 1972). Binnen impliciete geheugentaken wordt onderscheid gemaakt tussen perceptueel en conceptueel gebaseerde taken. Perceptuele taken zijn primair afhankelijk van de verwerking van de fysieke kenmerken van de gepresenteerde stimulus om de facilitatie op te roepen (Beauregard, Chertkow, Gold & Bergman, 2001). Perceptuele priming is gereduceerd als er een verandering in de stimulusvorm plaatsvindt tussen de studie- en testfase. Perceptuele priming is daarom modaliteit specifiek (Gabrieli et al., 1999). Conceptuele taken daarentegen maken gebruik van de semantische aspecten van de stimulus, waardoor facilitatie vaak uitgelokt wordt via ‘spreading activation’ naar semantisch gerelateerde concepten (Beauregard et al., 2001). Conceptuele priming neemt vaak toe door conceptuele elaboratie tijdens de studiefase (Gabrieli et al., 1999). Perceptuele en conceptuele vormen van priming zijn vaak te
5
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
dissociëren doordat manipulaties van modaliteit en notatie perceptuele, maar niet conceptuele, priming beïnvloeden. Manipulaties van conceptuele encodering daarentegen beïnvloeden conceptuele, maar niet perceptuele, priming (Gabrieli et al., 1999). De meeste primingtaken hebben zowel conceptuele als perceptuele verwerkings-componenten, maar de relatieve contributie van ieder varieert over taken (Beauregard et al., 2001). Voorbeelden van primingtaken zijn o.a. word fragment completion, picture-fragment completion, category verification, category generation en word stem completion (WSC). De eerste twee priming taken zijn duidelijk perceptuele primingtaken. De twee volgende taken zijn conceptuele primingtaken. De WSC taak werd gedurende lange tijd gecategoriseerd als perceptueel, maar over deze classificatie verschillen de meningen (Mitchell & Bruss, 2003). Deze taak is erg vatbaar voor expliciete contaminatie. Dit houdt in dat proefpersonen zich bewust zijn van de relatie tussen studie- en testitems en deze kennis gebruiken in hun antwoord op test stimuli. Als proefpersonen de relatie tussen de impliciete test en de eerder bestudeerde items opmerken, dan kunnen zij deze kennis gebruiken, waardoor het primingeffect groter wordt. Het bewuste gebruik van geheugeninhoud – of zelfs onvrijwillige activatie hiervan (Kinoshita 2001; in Mitchell & Bruss, 2003) – kan de prestatie disproportioneel verhogen. Het primingeffect reflecteert dan echter niet alleen de werking van impliciete (onbewuste) geheugenprocessen, maar ook van bewuste, expliciete (episodische) geheugenprocessen. Wanneer deze expliciete contaminatie optreedt, is niet meer te achterhalen welke bijdrage het impliciete geheugen levert aan het gevonden “priming”-effect. Deze theoretische en methodologische onzekerheden zijn spijtig aangezien de taak een favoriete impliciete geheugentaak is in vele onderzoeken naar veroudering (Mitchell & Bruss, 2003). Omdat Alzheimer (AD) patiënten vaak een additioneel priming defect laten zien (met name bij WSC taken), wat niet verklaard kan worden door het impliciet-expliciet of perceptueel-conceptueel onderscheid, stellen Gabrieli et al. (1999) voor onderscheid te maken tussen identificatie- en productietaken. In identificatie priming taken krijgen proefpersonen de instructie gepresenteerde stimuli te identificeren. Identificatie kan zijn het analyseren van vorm of betekenis. Stimuli kunnen normaal gepresenteerd worden, zoals in word of picture naming, lexicale decisie, of semantische verificatie. Stimuli kunnen ook gepresenteerd worden in gedegradeerde vorm, zoals in taken waarin erg kort gepresenteerde of gefragmenteerd gepresenteerde woorden en plaatjes geïdentificeerd moeten worden. In al deze gevallen moeten proefpersonen proberen een bepaald kenmerk van de gepresenteerde cue te identificeren. In productie priming taken krijgen proefpersonen daarentegen de instructie een gepresenteerde cue te gebruiken voor de retrieval van een respons. De cue kan een woordstam, een woord-associatie, of een semantische categorie zijn. Productietaken kunnen niet uitgevoerd worden door middel van slechts identificatie van de cue; er moet een respons gegenereerd worden door middel van het verkrijgen van toegang tot het lange termijn geheugen op basis van een cue (bv. de woordstam). Volgens dit idee reflecteren intacte word-identification priming en gestoorde WSC priming bij AD het selectieve behoud van identificatie priming processen en een stoornis in de production priming 6
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
processen (Gabrieli et al., 1994). Er is enig bewijs uit studies met gezonde proefpersonen dat deze vormen van priming verschillen in de mate waarin aandacht en effort een rol speelt (Gabrieli et al., 1999). Mogelijk is hierin een verklaring te vinden voor de prestatiepatronen bij AD patiënten. 1.2. Priming en dementie De dissociatie tussen expliciet (m.n. episodisch) geheugen en priming is een vaak gerapporteerd resultaat in literatuur over cognitieve veroudering (bv. La Voie & Light, 1993); er worden over het algemeen geen betrouwbare effecten van leeftijd op impliciet geheugen gevonden, in tegenstelling tot een statistisch significant effect van leeftijd op expliciet geheugen. De dissociatie tussen een aangedaan expliciet geheugen en intacte priming effecten, wordt over het algemeen niet gezien in onderzoeken bij AD patiënten (Fleischman et al., 1999). In het onderzoek van Spaan, Raaijmakers en Jonker (2005) blijken priming effecten afwezig te zijn op een perceptuele identificatietaak bij een groep ouderen die twee jaar later dement blijken te zijn. Nadeel van deze taak is echter dat deze te belastend en fysiek vaak niet goed mogelijk is voor een oudere populatie, waarbij visusproblemen vaak voorkomen (bv. staar). Uit een meta-analyse van Meiran en Jelicic (1995) blijkt dat o.a. free association en category generation (klassieke conceptuele primingtests) en word stem completion gevoelige maten voor AD zijn. Hierbij moet echter opgemerkt worden dat de mindere prestatie van AD patiënten mogelijk verdwijnt na een leeftijd van 75 jaar, omdat zeer oude normale controle personen dan waarschijnlijk op het niveau van AD patiënten presteren. Uit andere onderzoeken (bv. Adam, Van der Linden, Colette, Lemauvais & Salmon, 2005; Bäckman, Almkvist, Nyberg, & Andersson, 2002; Fleischman et al., 1999; Fleischman et al., 2001; McGeorge, Taylor, Della Salla & Shanks, 2002) blijkt de word stem completion taak echter gereduceerde of zelfs afwezige primingeffecten op te leveren bij AD patiënten, in tegenstelling tot bij gezonde oudere controles van overeenkomstige leeftijd. In verschillende onderzoeken lieten AD patiënten intacte perceptuele priming en gestoorde conceptuele priming zien. Deze dissociatie lijkt het corresponderend anatomisch onderscheid tussen neurale systemen te reflecteren die de twee verschillende vormen van impliciet geheugen mediëren (Gabrieli et al., 1999). Neuropsychologische studies bij patiënten met hersenbeschadiging en neuroimaging studies laten zien dat perceptuele priming de plasticiteit in de modaliteit-specifieke neocortex reflecteert. Zo wordt visuele priming voor woorden en plaatjes verbonden aan de visuele gebieden van de occipitale neocortex (o.a. in Squire, 1992). Vermoedelijk reflecteren auditieve en tactuele priming de plasticiteit in respectievelijk auditieve en somatosensorische gebieden (Gabrieli, 1996). Conceptuele priming zou daarentegen gerelateerd zijn aan linker frontale en temporaal-pariëtale hersengebieden (Gabrieli, 1996).
7
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
1.3. Priming en normale veroudering Onderzoeken die priming hebben onderzocht binnen het spectrum van vroege tot late veroudering hebben strijdige resultaten geproduceerd. Davis et al. (1990) vonden een reductie in priming bij gezonde ouderen van boven de 70 jaar, Meiran en Jelicic (1995) na een leeftijd van 75 jaar. Fay et al. (2003) lieten daarentegen zien dat repetition priming in zowel word fragment completion als WSC behouden is op oude leeftijd (tussen de 60-85 jaar). Beperking van bepaalde onderzoeken is dat ongeïdentificeerde gevallen van zeer vroege AD (‘preklinische AD’) overgerepresenteerd zijn in de oudste gezonde proefpersonen. De resultaten van het onderzoek van Fleischman et al. (1999) suggereren dat leeftijdsgeassocieerde afname in priming veranderingen in twee gescheiden processen zou kunnen reflecteren: één proces dat licht aangedaan is bij vele gezonde oudere individuen en deel uitmaakt van normale veroudering en een ander proces dat substantieel gereduceerd is bij een deel van de oudste oudere individuen. Dit laatste proces wordt geassocieerd met een afname in cognitieve functies en zou een vroeg teken kunnen zijn van corticale pathologie als gevolg van AD. Ook Ryan, Ostergaard, Norton en Johnson (2001) merken op dat de genoemde dissociatie niet altijd consistent is. Gezonde oudere proefpersonen laten vaak een enigszins kleiner primingeffect zien in vergelijking met jongere proefpersonen. Zij laten in hun onderzoek zien dat priming geleidelijk afneemt naarmate de leeftijd toeneemt. Hierbij is er geen sprake van een zogenaamd ‘threshold effect’, waarmee bedoeld wordt dat de prestatie ineens afneemt op een bepaalde hogere leeftijd. Ryan et al. (2001) vermelden ook dat deze leeftijdsverschillen zelden statistisch significant zijn. Er zouden ten minste drie redenen kunnen zijn voor deze subtiele leeftijdsverschillen (Mitchell & Bruss, 2003). Ten eerste zou de statistische power van de studies ontoereikend zijn om leeftijdsverschillen te detecteren die subtiel maar reëel zijn. Ten tweede zijn er mogelijk leeftijdsverschillen in bepaalde impliciete geheugenprocessen, maar niet in andere, waardoor resultaten inconsistent lijken. Ten slotte zouden veel van de duidelijke leeftijdsverschillen artefacten kunnen zijn, veroorzaakt door expliciete contaminatie. Omdat jongere proefpersonen meer geneigd zijn gebruik te maken van deze processen, zouden leeftijdsverschillen in priming niet een echt ímpliciet geheugen-prestatieverschil representeren. Tevens laten studies waarin onderzoek wordt gedaan met een variabel retentie interval zien dat leeftijdsverschillen in priming kleiner zijn wanneer het expliciet geheugen slechter is. Vaak blijkt er geen leeftijdseffect op het primingeffect te bestaan als data van expliciet bewuste proefpersonen worden verwijderd. Mitchell en Bruss (2003) vonden dat oudere proefpersonen gelijke niveaus van priming hebben als hun jongere controles op vijf verschillende impliciete taken, ondanks stoornissen op expliciet geheugen en andere neuropsychologische tests. Deze resultaten zijn consistent met de notie dat impliciete geheugenprocessen stabiel blijven naarmate de leeftijd toeneemt. De kans op expliciete geheugencontaminatie kan geminimaliseerd worden door een beperkte aanbiedingstijd van de stimuli binnen de impliciete test. Als proefpersonen zo snel mogelijk antwoord moeten geven limiteert dat de tijd die beschikbaar is om terug te denken aan de studielijst. Tevens kan een langer interval tussen 8
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
studie en test contaminatie reduceren en de interveniërende tests kunnen helpen de studie-test relatie te vermommen. 1.4. Doel en opzet van onderhavig onderzoek In dit onderzoek zal een verbeterde WSC primingtaak ontwikkeld worden, naar aanleiding van de resultaten van twee primingtaken in het onderzoek van Spaan et al. (2005). Deze nieuwe taak zal aangeboden worden aan een gevarieerde steekproef gezonde ouderen. Hierbij zal met name gekeken worden naar mogelijke leeftijdseffecten bij het optreden van priming bij ouderen. Dit naar aanleiding van eerdere bevindingen, gerapporteerd in de literatuur, van gereduceerde of zelfs afwezige primingeffecten van gezonde ouderen boven een bepaalde leeftijd. De meta-analyse van Meiran en Jelicic (1995) stelt dat de prestatie van ouderen van boven de 75 jaar op de WSC taak mogelijk in gelijke mate aangedaan is als de prestatie van AD patiënten. In het onderzoek van Davis et al. (1990) komt naar voren dat er een reductie in priming plaatsvindt op de WSC taak bij ouderen na hun 70e levensjaar. In onderzoek van Partridge, Knight en Feehan (1990) wordt gesuggereerd dat de problemen die AD patiënten hebben tijdens een WSC taak gereduceerd kunnen worden door patiënten de instructie te geven ‘het studiemateriaal zeer diep te encoderen’, bv. door de betekenis van de woorden te geven, of als er gevraagd wordt om woorden te beoordelen op hoe leuk deze worden gevonden (Salmon, Shimamura, Butters & Smith, 1988; Shimamura, Salmon, Squire & Butters, 1987). Dit om de kans op een encoderingsprobleem te minimaliseren. Daarom moet er gekozen worden welke van deze twee soorten taken het best gebruikt kan worden als studietaak. Tijdens een beoordelingstaak zou het voor de proefpersonen meteen duidelijk kunnen lijken dat deze taak er in feite niet toe doet; het lijkt onzinnig om te moeten beoordelen hoe leuk men bv. een ‘tegel’ vindt. Dit zou kunnen leiden tot verminderde motivatie en daarmee een verminderde inprenting of juist extra opvallendheid van deze taak binnen de testbatterij wat expliciete contaminatie in de hand kan werken. Vandaar dat gekozen is gebruik te maken van een definitietaak, waarin een definitie of synoniem van woorden gegeven moet worden die later terugkomen in de WSC taak. Hierbij wordt niet expliciet verwezen naar de definitietaak. In verscheidene onderzoeken waarbij een primingeffect optreedt, wordt over het algemeen gebruik gemaakt van een interval van tussen de 0 en 10 minuten (zie Bijlage I). In dit onderzoek wordt er rekening mee gehouden dat de duur van het interval niet te kort mag zijn, zodat er minder kans is op contaminatie door expliciete strategieën (Ryan et al., 2001). Echter, de duur van het interval moet ook niet te lang zijn. In het onderzoek van Spaan et al. (2005) en het werkstuk van Molster en Koekkoek (1997) wordt er geen primingeffect bij de WSC taak waargenomen, ook niet bij gezonde ouderen, wat mogelijk (onder andere) te wijten is aan een te lang interval tussen de studietaak en de WSC taak (tussen 20 en 30 minuten). Er ontstaat een groter primingeffect als de kans groter is dat een targetoplossing gegenereerd wordt tijdens de baselineconditie, dus wanneer de baseline-aanvulfrequentie hoger is (Ryan et al.,
9
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
2001). Dit is het tegenovergestelde van wat gezien wordt bij bijvoorbeeld lexicale decisie of perceptuele identificatie, waarbij het priming effect kleiner wordt naarmate de baselineprestatie beter is (Ryan et al.). Tevens wordt het primingeffect mogelijk groter door nadruk te leggen op de articulatie van de stimuli tijdens de studietaak (bij plaatjes; Mitchell & Bruss, 2003). Uit onderzoek blijkt dat de WSC taak een sterke fonetische component heeft (Ryan et al., 2001). Door de studie-items te benoemen of op te lezen, wordt deze component versterkt. Hierdoor kan een groter primingeffect verwacht worden. Expliciete contaminatie, wat een gevaar betekent voor de validiteit/meetpretentie van de taak, kan voorkomen worden door: (1) korte aanbieding van stimuli in WSC taak waardoor er geen tijd is terug te denken aan studietaak (daarom dient de proefpersoon tot een snelle antwoordtijd aangespoord te worden); (2) een interval wat lang genoeg is en waarin de interveniërende tests kunnen helpen de studie-test relatie te vermommen (Mitchell & Bruss, 2003); (3) een studietaak die niet tot denken aan mogelijke bedoelingen aanzet. Dit laatste is, zoals boven toegelicht, eerder het geval bij een beoordelingstaak dan bij een definitietaak. Hierbij moet opgemerkt worden dat in de studie van Mitchell en Bruss (2003) de proefpersonen achteraf gevraagd werd of zij de relatie tussen de studie en test hadden opgemerkt. De meeste personen die dit beaamden, gaven tevens aan dat dit huns inziens geen invloed had op hun responsen op de meeste stimuli omdat het terugdenken aan de studielijst de responstijd vertraagt en zij zo snel mogelijk moesten antwoorden. Vandaar ook dat het van belang is om de reactietijd van antwoorden op gegeven stammen mee te nemen in de analyses. Bevindingen dat WSC priming niet gecorreleerd is met expliciete contaminatiemetingen ondersteunen deze claim. Het beoogde resultaat van dit onderzoek is inzicht te verkrijgen in primingeffecten (en de sterkte van de effecten) bij gezonde ouderen en te bekijken of er sprake is van leeftijdseffecten bij het optreden van priming bij deze groep ouderen. Tevens is het (uiteindelijk) de bedoeling met deze informatie een betrouwbare en valide WSC taak (verder) te kunnen ontwikkelen; een normering te verkrijgen van de nieuwe WSC taak onder een gevarieerde steekproef ouderen. Hierdoor zal er een uitgebreider inzicht verkregen worden in het impliciet geheugen van gezonde ouderen en hoe dit zich verhoudt tot prestaties op andere geheugencomponenten (episodisch en semantisch geheugen) en andere cognitieve functies (informatieverwerkingssnelheid, executief functioneren, aandacht, etc.). De resultaten zouden kunnen suggereren dat priming stabiel blijft tijdens de veroudering of dat het geleidelijk dan wel ineens afneemt tijdens de veroudering. Mocht er inderdaad sprake zijn van een reductie in priming naarmate ouderen ouder worden dan zou dit bepaalde tegenstrijdige resultaten in verscheidene onderzoeken (met AD patiënten) kunnen helpen verklaren. Op basis van de literatuur wordt een leeftijdsgeassocieerde afname in priming verwacht.
10
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
2. Methode Hieronder volgt de methodesectie waarbij achtereenvolgend informatie wordt gegeven over de proefpersonen (paragraaf 2.1.), de algemene procedure (paragraaf 2.2.) en het gebruikte materiaal (paragraaf 2.3.). In paragraaf 2.4. wordt de manier waarop de data geanalyseerd zal worden uiteengezet. 2.1. Proefpersonen Geschikte proefpersonen werden geworven via: bestanden van ouderen die aan vorige onderzoeken hebben meegedaan en aangegeven hebben voor toekomstig onderzoek benaderd te mogen worden, een bestand van ouderen die als testpersoon hebben meegedaan i.h.k.v. de 4e jaar cursus Neuropsychologie van de Veroudering en ook aangegeven hebben voor toekomstig onderzoek benaderd te mogen worden en via verschillende verenigingen van gezonde ouderen, zoals buurtcentra, etc. Ten slotte werden er nog proefpersonen geworven in familie- en kennissenkring en d.m.v. via-via-contacten. Een deel van de gezonde proefpersonen werd eerst schriftelijk (zie Bijlage II: een informatiebrochure) en daarna telefonisch benaderd, het andere deel van de proefpersonen werd telefonisch benaderd, waarna ze de brochure ontvingen. Tijdens een telefoongesprek werd een demografische vragenlijst en een inclusie-/exclusievragenlijst (zie Bijlage III) afgenomen om na te gaan of de proefpersonen voldeden aan de gestelde criteria om mee te kunnen doen aan het onderzoek. Veel factoren, waaronder leeftijd, opleiding, beroepsachtergrond, socio-economische status, persoonlijkheid, en coëxisterende medische, neurologische en psychiatrische aandoeningen, kunnen onafhankelijk bijdragen aan functionele achteruitgang. Er moest daarom zoveel mogelijk geprobeerd worden deze factoren uit te sluiten. Wanneer uit het telefoongesprek bleek dat de proefpersoon voldeed aan de criteria werd er een afspraak gemaakt om de testbatterij bij de proefpersoon thuis te komen afnemen. De testbatterij werd bij de proefpersoon thuis afgenomen om de drempel om mee te doen aan het onderzoek (reizen) zo laag mogelijk te houden en de kans op uitval te verkleinen. Voor alle personen is Nederlands de moedertaal en zij gaven hun informed consent (zie Bijlage IV) voordat de testfase begon. Om de kans dat de proefpersonen dementerende zijn te minimaliseren, werden proefpersonen met een score van 26 of lager op de Mini-Mental State Examination (MMSE; Folstein, Folstein & McHugh, 1975), welke deel uitmaakte van de testbatterij, achteraf geëxcludeerd (n=4). Ook als tijdens de testafname uit nadere zelfrapportage bleek dat de proefpersoon toch niet aan de vooraf gestelde inclusie- en exclusiecriteria voldeed, werd zijn/haar data achteraf niet meegenomen in de data-analyses (n=2). Eén persoon is verwijderd i.v.m hoge alcoholconsumptie (>6 glazen gemiddeld per dag) en één persoon vanwege een neurologische aandoening, namelijk een transient ischemic attack (TIA) circa één jaar geleden, waardoor beperkingen zijn ontstaan. Hiernaast is er nog één proefpersoon geëxcludeerd vanwege een tweetal TIA’s circa twee jaar geleden (waardoor geen beperkingen zijn ontstaan), afwijkende scores (outliers) op meerdere tests (waaronder een episodische geheugentaak, meerdere semantische geheugentaken en een taak die de mentale verwerkingssnelheid meet), breedsprakigheid en 11
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
mogelijke emotionele afvlakking. Om te controleren voor de effecten van depressieve symptomen is de Center for Epidemiological Studies Depression Schaal (CES-D; Radloff, 1977) afgenomen. Zie tabel 1 voor verdere kenmerken (demografische en screeningsvariabelen) van de geteste en definitief geïncludeerde proefpersonen.
Tabel 1 Gemiddelden en standaard deviaties (SD) van de demografische kenmerken en screening variabelen voor de geteste en definitief geïncludeerde proefpersonen. N Gem. SD. MMSE
98
28.82
1.06
Leeftijd
98
73.12
10.44
Opleidingscode¹
98
5.11
1.42
Sekse (m/v)
98
32/66
Geschatte IQ-score gebaseerd op de NLV²³
92
114.27
11.11
Geheugenklachten: hoog=veel³
96
2.86
1.40
Depressieve sympt: hoog=veel³
93
13.60
7.00
Glazen alcohol per week
98
8.88
9.44
¹ Opleiding is gecodeerd volgens Verhage (1964): 1=lagere school niet afgerond; 2=lagere school afgerond; 3=
Tevens werden de proefpersonen verdeeld in subgroepen om zo te kunnen kijken naar onderlinge verschillen (zie tabel 2). De groep werd verdeeld in drie subgroepen; de groepen 55 t/m 67 jaar, 68 t/m 80 jaar en 81 jaar en ouder (81+). Daarnaast werd er ook vier groepen onderscheiden; 55 t/m 64 jaar, 65 t/m 74 jaar, 75 t/m 84 jaar en 85 jaar en ouder (85+). Uit een eenwegs variatieanalyse (ANOVA) met Bonferroni post-hoc analyses over de drie subgroepen blijkt een significant verschil op de MMSE tussen de groep 55-67jr en 81+jr (p=.007); de ‘jongere ouderen’ scoren significant hoger dan de ‘oudste ouderen’. Dit valt binnen de verwachtingen; de MMSE is niet vrij van invloeden van leeftijd. Echter, een gemiddeld ruw verschil van minder dan één punt kan niet klinisch significant genoemd worden. Wat betreft de alcoholconsumptie per week verschillen dezelfde groepen tevens significant (p=.012); de ‘jongere ouderen’ drinken significant meer dan de ‘oudste ouderen’. Uit een ANOVA met Bonferroni post-hoc analyses over de vier subgroepen blijkt een significant verschil op de MMSE tussen groep 5564jr en 85+jr (p=0.004); en tussen de groep 65-74jr en 85+jr (p=.014); ‘jongere ouderen’ en ‘minder jongere ouderen’ hebben een significant hogere score dan de ‘oudste ouderen’. Ook dit verschil van ongeveer één punt is niet klinisch significant te noemen.
12
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Tabel 2 Gemiddelden en standaard deviaties (SD) van de demografische kenmerken en screening variabelen voor de geteste en definitief geïncludeerde proefpersonen bij onderverdeling in drie resp. vier subgroepen. Variabele
driegroepNC viergroepNC 1 2 3 1 2 3 4 55-67jr 68-80jr 81+jr 55-64jr 65-74jr 75-84jr 85+jr Aantal ppn 35 30 31 27 25 29 15 MMSE* ** 29.14 28.83 28.35 29.19 29.08 28.65 28.07 (.912) (1.02) (1.11) (.834) (.954) (1.17) (.96) Leeftijd 61.43 74.13 85.23 60.15 69.88 79.55 88.60 (3.17) (3.19) (4.33) (2.35) (3.30) (2.95) (3.96) Opleidingscode¹ 5.37 4.90 4.97 5.30 5.04 5.19 4.73 (1.40) ( 1.56) (1.33) (1.41) (1.62) ( 1.35) (1.28) Sekse (m/v) m=13, m=12, m=6, m=11, m=8, m=9, m=3, v=22 v=18 v=25 v=16 v=17 v=20 v=12 Geschatte IQ-score gebaseerd 112.71 114.52 116.50 112.63 113.92 115.00 117.00 op de NLV² (12.03) (11.35) (9.81) (10.97) (13.52) (10.37) (7.62) Geheugenklachten: 3.00 2.73 2.76 3.04 2.84 2.86 2.60 hoog=veel³ (1.52) (1.14) (1.53) (1.56) (1.11) (1.19) (1.92) Depressieve sympt.: 12.32 13.31 15.64 11.93 12.92 14.46 16.29 hoog=veel (cut-off>16)³ (6.94) (5.47) (8.35) (7.02) (5.44) (6.14) (10.09) Glazen alcohol per week* 12.17 8.30 5.55 10.85 10.40 7.87 4.87 (10.02) (8.66) (8.40) (9.35) (9.20) (9.55) (9.10) ANOVA met Bonferroni post-hoc analyses over de verschillende subgroepen; *Significant verschil (p<.05) tussen groep 55-67jr en 81+jr; ** significant verschil (p<.05) tussen groep 55-64jr en 85+jr; en 65-74jr en 85+jr. ¹Opleiding is gecodeerd volgens Verhage (1964): 1=lagere school niet afgerond; 2=lagere school afgerond; 3=
2.2. Algemene procedure Het onderzoek bestond uit het afnemen van een batterij van diverse neuropsychologische tests bij een groep gezonde ouderen. Deze ouderen werden thuis of, in twee gevallen, op de universiteit getest met behulp van een laptop (vereisten: Windows 98 of hoger, min. 14 inch monitor, schermresolutie 1024x768). De afname van de testbatterij duurde ruim anderhalf uur. Na binnenkomst legde de proefleider nog eens uit wat de bedoeling was (hetgeen ook in de brief en/of telefonisch is gebeurd). Voorafgaand aan het onderzoek werd aan de proefpersoon gevraagd om een informed consent formulier te tekenen, overeenkomstig de richtlijnen van de Commissie Ethiek (CE) van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam. De tests waren geprogrammeerd in MacroMedia Authorware (versie Windows 7.0). De proefleider voerde alle handelingen op de computer uit (opstarten van de tests, invoeren van de antwoorden, etc.) De proefpersoon hoefde slechts naar het scherm te kijken en kon verbaal antwoord geven. Een deel van de data is door een andere werkstukstudente aangeleverd, die zich op een andere vraagstelling heeft gericht.
13
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
2.3. Materiaal De testbatterij bestond uit diverse neuropsychologische tests. De tests werden in de volgende volgorde afgenomen: 1. Geheugenindruk1 (2 vragen) 2. Globale cognitieve status (MMSE)
1 min.
1 min.
3 min.
4 min
3. Woordparentest
10 min.
14 min.
4. Patronentest
10 min.
24 min.
5. Woordparen-herkenningstest
2 min.
26 min.
6. Substitutietest
3 min.
29 min.
10 min.
39 min.
7. 10 Woordentest 8. 10 Woorden-herkenningstest
2 min.
41 min.
9. Studietaak WSC taak: Woordbetekenissen
7 min.
48 min.
10. Symbool Zoeken
3 min.
51 min.
11. Regelwisseltest
3 min.
54 min.
12. Word Stem Completion (WSC)
5 min.
59 min.
13. Categoriewoorden noemtest (fluency)
6 min.
65 min.
14. Kleurwoordentest (Stroop)
5 min.
70 min.
15. Letterwoorden noemtest (fluency)
4 min.
74 min.
16. Visuele benoemtest
10 min.
84 min.
17. Verbale benoemtest
10 min..
94 min.
18. Leestest (NLV)
2 min.
96 min.
19. Geheugenindruk2 (1 vraag)
1 min.
97 min.
20. Stemmingsvragen (CES-D)
5 min.
102 min.
Het impliciet geheugen werd gemeten met de WSC taak. Als studietaak werd gebruik gemaakt van de Woordbetekenissen taak, een taak waarin een definitie (synoniem of omschrijving) moest worden gegeven van ieder woord dat op het scherm verschijnt en dat terugkomt in de WSC taak. Van deze studietaak werd gebruik gemaakt om te zorgen dat de stimuli goed geëncodeerd werden. Het woord verscheen gedurende 2 seconden midden op het scherm en moest hardop voorgelezen worden door de proefpersoon. Daarna werd het antwoord van de proefpersoon door de proefleider genoteerd. Achteraf werden de antwoorden gewaardeerd met een aantal punten, waarbij de omschrijving van het woord door Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal (2005) als leidraad werd gebruikt1. Dit om de mate van encodering (gerepresenteerd door de puntwaardering van de definities) mee te kunnen nemen in de analyses. De proefpersoon had maximaal 30 sec. de tijd om een antwoord te formuleren. Dit is om grote verschillen tussen proefpersonen in verwerkingstijd tijdens de studiefase te voorkomen. Dit zou verschillen in encodering van het studiemateriaal kunnen veroorzaken, wat 1
Toekennen van punten ging als volgt: 0 punten voor fout of geen antwoord; 1 punt voor globaal correct antwoord (maar waar ook essentieel andere gerelateerde concepten onder vallen), 2 punten voor specifiek correct antwoord (volgens Van Dale termen, waar niet/nauwelijks essentieel andere, gerelateerde concepten onder vallen).
14
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
mogelijk invloed heeft op de grootte van het primingeffect, hoewel ieder te definiëren woord sowieso maar 2 sec. zichtbaar was op het scherm voor iedere proefpersoon. Na een interval van circa zes minuten waarin twee taken, namelijk Symbool Zoeken (Wechsler, D., 2000) en de Regelwisseltest (Wilson, Alderman, Burgess, Emslie, & Evans, 1996) afgenomen werden, beiden niet-talige tests, werd de WSC taak afgenomen. Tijdens deze taak kregen de proefpersonen een lijst van woordstammen (van twee dan wel drie letters) aangeboden die zij moesten aanvullen tot het eerste woord dat in hun hoofd opkwam, zonder dat er expliciet verwezen werd naar de studietaak (zie Bijlage V voor de exacte taakinstructie). Priming werd geobserveerd bij een toegenomen neiging stammen aan te vullen met woorden die eerder in de studietaak bestudeerd zijn (de experimentele woorden), t.o.v. op diverse relevante variabelen gematchte controlewoorden, die niet eerder bestudeerd zijn. De experimentele en de controlewoorden waren gematcht op: 1) baseline woordstam-aanvulfrequentie (normen van Phaf & Wolters, 1991; t=0, df=16, p=1), 2) woordlengte (t=1.045, df=16, p=.331), 3) aantal verschillende woorden dat met een bepaalde stam aangevuld werd (Phaf & Wolters, 1991; t=.105, df=16, p=.918), 4) Absolute (lexicale) frequentie (per 42.380.000 woorden; Baayen, Piepenbrock & Van Rijn, 1993, CELEX lexical database; t=-.237, df=16, p=.826), 5) Logaritmische (lexicale) frequentie (t=-.399, df=16, p=.695) (CELEX lexical database), waarbij (i.t.t. de gebruikelijke lineaire schaal) nadruk gelegd wordt op woorden met een lagere frequentie (verschillen tussen woorden met een lage frequentie zijn groter dan de verschillen tussen woorden met een hogere frequentie). Een overzicht van de stimuli en hun waardes op deze variabelen staat in Bijlage VI. Gepaarde t toetsen toonden aan dat de experimentele en de controlewoorden inderdaad niet significant verschilden van elkaar op deze variabelen (zie boven per variabele de toetsresultaten). Tevens mochten er geen stammen in de WSC taak voorkomen die met eerder aangeboden woorden (uit eerder afgenomen tests) afgemaakt konden worden. Verder was geen enkel targetwoord uit de WSC taak semantisch geassocieerd met een eerder aangeboden woord. Alle targetwoorden betroffen bovendien concreet voorstelbare zelfstandige naamwoorden. Ten slotte zijn targetwoorden geëxcludeerd die een duidelijk andere klank hadden dan de klank die de stam heeft wanneer deze wordt uitgesproken (bv. “blo” – “bloem” of “slu” – “sluis”; zie ook Ryan et al., 2001). Het al dan niet bestaan van een kleine afwijking in klank is alsnog per targetwoord gecodeerd (match vs. mismatch); een gepaarde t toets toonde aan dat er geen verschillen bestonden m.b.t. deze variabele tussen de experimentele en de controlewoorden (t=-.621, df=16, p=.543). Na de instructie voor de WSC taak kregen de proefpersonen de kans te oefenen met het aanvullen van drie stammen. Na de WSC taak werd gevraagd of de proefpersonen het verband tussen de WSC taak en de studietaak opgemerkt hebben. Dit gebeurde d.m.v. de vraag “heeft u tijdens deze test woorden genoemd, die u al eerder (tijdens dit onderzoek) gezien heeft?”. Men kon een keuze maken uit de antwoorden: “Ja, vaak”, “Ja, af en toe” en “Nee”. Indien de vraag bevestigend werd beantwoord (als
15
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
één van beide ja-antwoorden werd gekozen), werd gevraagd “bij welke test heeft u deze woorden dan eerder gezien?”. Zie Bijlage VII voor een meer gedetailleerde, functionele beschrijving van iedere test uit de batterij die hieronder wordt genoemd. Het episodisch geheugen werd gemeten met de 10 Woordentest (free recall van onderling ongerelateerde woorden), 10 Woorden-herkenningstest (ja/nee-herkenning van de woorden uit de 10 woordentest), Woordparentest (cued recall van semantisch gerelateerde en ongerelateerde woordparen) en de Woordparen-herkenningstest (forced choice herkenning van de woordparen uit de Woordparentest). Het semantisch geheugen werd gemeten met testen met semantische geheugen componenten. Dit waren de categorie fluencytaken, de Visuele benoemtest (variant Boston Naming Test; Kaplan, Goodglass & Weintraub, 1983), de Verbale benoemtest (variant Hamberger & Seidel, 2003). N.B.: de semantisch gerelateerde woordparenuit de Woordparentest bevatten ook een element gevoelig voor semantisch geheugen, maar in essentie is het een episodische geheugentest. Het executief functioneren werd met de Kleurwoordentest (een respons-inhibitoire taak; variant Stroop, 1935) en de Regel-Wisseltest (een switching-taak; uit Behavioural Assessment of Dysexecutive Syndrome; Wilson, Alderman, Burgess, Emslie & Evans, 1996) gemeten. Ook de Letter-fluencytaak meet onder meer het executief functioneren. De informatieverwerkingssnelheid werd gemeten met varianten op Substitutie-Coderen en Symbool Zoeken (WAIS-III; Wechsler, 2000). Ten slotte werd de (premorbide) verbale intelligentie gemeten met de Nederlandse Leestest voor Volwassenen (NLV; Schmand, Lindeboom & van Harskamp, 2002), de non-verbale intelligentie, abstractie- en logisch redeneervermogen met de Patronentest (variant Raven Coloured Progressive Matrices, RCPM; Raven, 1956), de stemming met een depressievragenlijst (CES-D; Radloff, 1977) en er werd een geheugenindruk (mate van subjectieve geheugenklachten) verkregen. Ook werd de MiniMental State Examination (MMSE; Folstein, Folstein & McHugh, 1975) afgenomen. Dit om een globale indruk te verkrijgen van de cognitieve functies.
16
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
2.4. Data-analyse De verzamelde gegevens zullen worden verwerkt en geanalyseerd met het statistisch programma SPSS® (versie 12.0). Ten eerste zal de betrouwbaarheid van de Woordbetekenissen taak en de WSC taak geanalyseerd worden d.m.v. een interne consistentieanalyse (gemeten door Cronbach’s α). Vervolgens wordt gekeken of in dit onderzoek priming überhaupt optreedt bij gezonde ouderen van allerlei leeftijden. D.m.v. een gepaarde t toets zal onderzocht worden of er sprake is van een primingeffect door het vergelijken van het aantal experimentele stammen dat is afgemaakt met een targetwoord met het aantal controlestammen dat is afgemaakt met een targetwoord. Tevens wordt gekeken naar twee meer soepele manieren van het beoordelen van de primingscore. Bij de soepeler primingscore worden antwoorden als targetwoord meegeteld die een overeenkomst vertonen met het werkelijke targetwoord doordat het targetwoord de 'stam' van het aangepaste woord vormt en er een sterke conceptuele overeenkomst is (bijvoorbeeld ‘motorfiets’ vertoont een overeenkomst met het targetwoord ‘motor’). Bij de soepelste primingscore worden naast de hiervoor genoemde woorden ook antwoorden als targetwoord meegeteld waarvan het werkelijke targetwoord niet de 'stam' vormt van het aangepaste woord maar er wel een sterke conceptuele overeenkomst is (wat bijvoorbeeld het geval is bij het woord ‘camper’, waarbij het targetwoord ‘camping’ is). Of er is een minder sterke conceptuele overeenkomst, maar het targetwoord zelf is wel de 'stam' van het aangepaste woord (een voorbeeld hiervan is ‘motoriek’ bij ‘motor’). Deze meer soepele manieren van beoordelen van de primingscore zullen worden bekeken aangezien de hiervoor genoemde voorbeelden van woorden niet de exacte targetwoorden zijn, maar zoveel overeenkomsten vertonen met de targetwoorden dat er hierbij zeer waarschijnlijk wel degelijk sprake kan zijn van impliciete herinnering aan de woorden gepresenteerd in de studietaak. Vervolgens wordt gekeken naar de invloed van andere variabelen op priming. Hierbij wordt o.a. de sterkte van het primingeffect gecorreleerd met leeftijd. Daarnaast wordt de primingscore gecorreleerd met diverse andere variabelen waaronder intelligentie en depressieve symptomen. Dit om te kunnen beoordelen of deze variabelen van invloed zijn op de primingscore. Ook wordt er gekeken naar de correlatie tussen de primingscore op de WSC taak en andere taken uit de testbatterij. Dit om te kijken hoe priming zich verhoudt tot prestaties op andere geheugencomponenten en andere cognitieve functies. Er worden regressieanalyses uitgevoerd om te kijken welke variabelen een significante bijdrage leveren aan het voorspellen van de primingscore(s) (hoort leeftijd daarbij?). Ook wordt er een regressieanalyse uitgevoerd met alleen leeftijd als onafhankelijke variabele bij de voorspelling van de primingscore. Onderzocht zal worden of deze voorspelling het beste bepaald wordt door een lineair regressiemodel of door een niet-lineair model. De relatie tussen priming en leeftijd wordt onderzocht a.d.h.v. de curve estimation procedure. Ook wordt gekeken naar de verschillen tussen de leeftijdsgroepen op de onderdelen van de WSC taak en de Woordbetekenissen taak. Dit wordt gedaan d.m.v. een eenwegs ANOVA met Bonferroni 17
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
post-hoc analyse. Er wordt gekeken of het primingeffect eventueel kleiner wordt vanaf een bepaalde leeftijd (bv. Meiran & Jelicic, 1995, vanaf 75 jaar; Davis et al., 1990, vanaf 70 jaar), door de groep proefpersonen op te splitsen in verschillende leeftijdssegmenten; 55-67 jarigen vs. 68-80 jarigen vs. 81plussers; danwel 55-64 jarigen vs. 65-74 jarigen vs. 75-84 jarigen vs. 85-plussers. Een covariantieanalyse (ANCOVA) wordt uitgevoerd om te kunnen bepalen of er sprake is van een significante invloed van een covariaat (bv. intelligentie bepaald door de NLV of de prestatie op één van de andere tests). Blijven significante verschillen in primingscore tussen de verschillende leeftijdsgroepen bestaan na correctie voor het effect van covariaten? Ten slotte zal gekeken worden naar de validiteit van de resultaten op de WSC taak. Ten eerste wordt onderzocht in hoeverre de mate van encodering van de stimuli op de studietaak Woordbetekenissen (gerepresenteerd door de puntwaardering van de definities) van invloed is op de primingscore. Vervolgens komt de mogelijke invloed van expliciete contaminatie aan bod; er wordt gekeken in hoeverre proefpersonen achteraf desgevraagd bewust zijn dat bepaalde woorden eerder gepresenteerd zijn en in hoeverre dit inzicht invloed heeft op de primingscore en op de gemiddelde reactietijd op de experimentele conditie van de WSC taak – deze mag namelijk niet te lang zijn in geval men bewust is van het verband met de Woordbetekenissen taak i.h.k.v. het risico op expliciete contaminatie. Ten slotte wordt gekeken naar de invloed van leeftijd op inzicht achteraf in het feit dat bepaalde genoemde woorden eerder getoond zijn. Bij het analyseren zal gebruik gemaakt worden van verschillende datasets (zie paragraaf 3.1.).
18
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
3. Resultaten In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoek worden weergegeven. Eerst zal in paragraaf 3.1. een beschrijving gegeven worden van de gebruikte datasets. In paragraaf 3.2. wordt de betrouwbaarheid van de Word Stem Completion (WSC) taak en de Woordbetekenissen taak behandeld. Vervolgens zal er gekeken worden of er sprake is van een primingeffect (paragraaf 3.3.) en wordt er gekeken naar de invloed van andere variabelen op priming (paragraaf 3.4.). Ten slotte wordt in paragraaf 3.5. de validiteit van de WSC taak besproken. 3.1. Geëxcludeerde proefpersonen Bij het analyseren werd gebruik gemaakt van verschillende datasets. Bij het analyseren van de betrouwbaarheid van de twee nieuw ontwikkelde tests, de WSC taak en de Woordbetekenissen taak, werd gebruik gemaakt van de volledige proefpersonengroep (n=105), inclusief geteste proefpersonen die later geëxcludeerd moesten worden (zie paragraaf 3.2.). De overige analyses, beschreven vanaf paragraaf 3.3., zijn uitgevoerd over de dataset waarbij proefpersonen verwijderd zijn met een lage MMSE-score (<27) (n=4) en proefpersonen die niet voldeden aan de inclusiecriteria (n=3) en daardoor waarschijnlijk geen cognitief gezonde ouderen waren. Verder zijn twee proefpersonen verwijderd i.v.m. een afwijkend profiel op de WSC taak. Van een afwijkend profiel werd gesproken wanneer er andere factoren van invloed waren op de prestatie op de WSC taak en het primingeffect dan niet alleen de werking van impliciete geheugenprocessen reflecteerde. In dit geval werd één van de proefpersonen verwijderd i.v.m. een zeer hoge gemiddelde reactietijd en standaarddeviatie op verscheidene tests, wat vermoedelijk te wijten was aan dat Nederlands niet de moedertaal is van deze persoon. De tweede persoon werd verwijderd omdat deze na de WSC taak had laten weten bewust anders geantwoord te hebben op de experimentele conditie én daardoor meer stammen in de controle conditie aanvulde tot het targetwoord dan in de experimentele conditie. Tevens werden bij vier proefpersonen correcties toegepast op de primingscores. Omdat deze proefpersonen een incidenteel lange reactietijd hadden op één item (dat met een targetwoord beantwoord is) van de experimentele conditie, wat zou kunnen wijzen op invloed van het expliciete geheugen, werd de totaalscore op de experimentele conditie en hieruit volgend de totale primingscore met één punt verminderd. Uiteindelijk zijn hierdoor de meeste analyses uitgevoerd over 96 proefpersonen. 3.2. Betrouwbaarheid van de Word Stem Completion taak en Woordbetekenissen taak Er is gekeken naar de betrouwbaarheid van de twee nieuwe tests, de Woordbetekenissen taak en de Word Stem Completion taak d.m.v. de interne consistentieanalyse (gemeten door Cronbach’s alpha). De betrouwbaarheid van de Woordbetekenissen taak (vergelijking van de eindscores) was .780. Wanneer bepaalde items verwijderd werden was de Cronbach’s alpha hoger dan de oorspronkelijke 19
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Cronbach’s alpha. Door de items ‘geranium’ en ‘atleet’ beiden te excluderen kon de betrouwbaarheid oplopen tot .793. Het overall item gemiddelde (overall item gem.) van de items wordt vermeld en per item wordt vermeld wat het item gemiddelde (item gem.) en de corrected item totaal correlatie (CITC) was en hoe hoog het percentage was van proefpersonen die het item volledig (twee punten-beoordeling) en die het item globaal (één punt-beoordeling) hadden omschreven. Het item ‘geranium’ (item gem. 1.23, SD .44, CITC .10) werd door 24% van de proefpersonen volledig omschreven en door 75% van de proefpersonen globaal omschreven, het item ‘atleet’ (item gem. 1.55, SD .54, CITC .15) werd daarentegen door 57% van de proefpersonen volledig en door 41% van de proefpersonen globaal omschreven. De betrouwbaarheid van de WSC taak (experimentele items) was .489; door de items ‘camping’, ‘uniform’ en ‘motor’ allen te excluderen was de Cronbach’s alpha (.512) hoger dan de oorspronkelijke Cronbach’s alpha. Het overall item gem. was .37. Het item ‘camping’ (item gem. .65, SD .48, CITC .09) werd door 65% van de personen, het item ‘uniform’ (item gem. .33, SD .47, CITC .05) door 33% van de proefpersonen en het item ‘motor’ (item gem. .13, SD .34, CITC -.03) door slechts 13% van de proefpersonen genoemd. Wanneer werd gekeken naar de soepeler en soepelste primingscore was de betrouwbaarheid respectievelijk .456 en .440 en was de interne consistentie dus lager dan wanneer er van de oorspronkelijke primingscore uit werd gegaan. De betrouwbaarheid van de WSC taak (controle items) was .311; door de items ‘gitaar’, ‘republiek’, ‘knopen’, ‘haring’, ‘bericht’ en ‘medicijn’ allen te excluderen was de Cronbach’s alpha (.443) hoger dan de oorspronkelijke Cronbach’s alpha. Het overall item gem. was .25. De items ‘republiek’ (item gem. .03, SD .17, CITC -.04), ‘bericht’ (item gem. .06, SD .23, CITC -.14) en ‘haring’ (item gem. .07, SD .25, CITC -.06) werden door respectievelijk 3, 6 en 7% van de proefpersonen genoemd. Het item ‘knopen’ (item gem. .42, SD .50, CITC .01) werd door 42% van de proefpersonen genoemd en de items ‘gitaar’ (item gem. .29, SD .45, CITC .08) en ‘medicijn’ (item gem. .33, SD .47, CITC .02) werden door respectievelijk 29 en 32% van de proefpersonen genoemd. De corrected item totaal correlatie van alle hierboven genoemde items bleek erg gering te zijn; de samenhang tussen deze items met de rest van de items was dus erg laag. Samenvattend bleek de betrouwbaarheid van de Woordbetekenissen taak en de Word Stem Completion taak redelijk tot goed te zijn. Van belang is nu om te kijken of er überhaupt een primingeffect op de Word Stem Completion taak optrad. 3.3. Primingeffect Om te kijken of er sprake was van een primingeffect, werd het aantal controle items dat met een targetwoord beantwoord was, afgetrokken van het aantal experimentele items dat met een targetwoord beantwoord was. Uit een gepaarde t toets over de gehele groep van 96 personen bleek dat er sprake was van een primingeffect; er werden significant meer experimentele items (6.41, SD 2.52) aangevuld tot het targetwoord dan het geval was bij de controle items (4.21, SD 1.96) (t=7.58, df=95, p<.001). Op de 20
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
experimentele conditie werd 52% vaker een target genoemd dan op de controleconditie. Nu het duidelijk is dat er een primingeffect optrad is het noodzakelijk te kijken welke variabelen van invloed waren op dit effect. 3.4. Invloed van andere variabelen op priming 3.4.1. Verband tussen priming en andere variabelen In deze subparagraaf zal er gekeken worden of er confounders waren die invloed hadden op de primingscore. In tabel 3 zijn de significante resultaten te zien van een Pearson correlatie-analyse tussen primingscore en demografische en screening variabelen en tussen primingscore en de overige tests uit de testbatterij. Er bleek een significant negatieve correlatie tussen primingscore en leeftijd; de primingscore was lager naarmate de leeftijd hoger was. Hieruit bleek dus dat leeftijd een effect had op priming bij deze geteste groep ouderen. Tevens bleek er een positieve correlatie tussen primingscore en opleiding; primingscore was lager naarmate men minder opleiding had genoten. Hetzelfde gold voor de correlatie tussen primingscore en alcohol; de primingscore was lager naarmate men minder alcohol dronk. De genoemde correlaties waren echter laag. Tabel 3 Significante correlatiecoëfficiënten tussen primingscore en demografische en screening variabelen en tussen primingscore en overige tests uit de testbatterij (n.a.v. Pearson correlatie-analyses). Demografische en screening variabelen WSC primingscore Leeftijd -.216* Opleidingscode .203* Glazen alcohol per week .204* Gemiddelde reactietijd op de correcte items van de verbale benoemtest -.263* Regel-Wisseltest score deel 2 .327** Regel-Wisseltest score deel 1 minus score deel 2 -.326** * p<.05 ** p<.01
Om te kijken hoe priming zich verhoudt tot prestaties op andere geheugencomponenten en andere cognitieve functies werden de correlaties bekeken tussen primingscore en overige tests uit de testbatterij. Hieruit bleek dat de primingscore hoger was naarmate de gemiddelde reactietijd op de correcte items van de verbale benoemtest afnam (gevoelig voor semantisch geheugen, snelheid van benoemen). Deze correlatie was wederom niet erg hoog te noemen. De primingscore nam duidelijk toe wanneer de score op deel twee van de Regel-Wisseltest toenam (ofwel het verschil met deel één van de Regel-Wisseltest afnam). Hiermee wordt een onderdeel van het executief functioneren gemeten, namelijk de switchingscapaciteit. Er bleek dus samenhang te bestaan tussen primingscore en het vermogen om te switchen.
21
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
3.4.2. Voorspellen priming Om te kijken welke variabelen de primingscore konden voorspellen werd een regressie-analyse (stepwise) uitgevoerd. Naast demografische en screening variabelen en overige tests uit de testbatterij werd er rekening gehouden met een aantal aan de WSC taak en Woordbetekenissen taak gerelateerde variabelen, gebaseerd op de vragen die gesteld waren aan de proefpersonen direct na afname van de WSC taak (zie paragraaf 2.3.). De eerste variabele draaide om de vraag of proefpersoon er zich achteraf bewust van was dat bepaalde genoemde woorden eerder gepresenteerd waren (variabele ‘woorden eerder’) waarbij er drie antwoordmogelijkheden waren namelijk ‘nee’, ‘ja, af en toe’ en ‘ja, vaak’. Hiernaast was het antwoord tevens ingedeeld in of proefpersonen zich er wel of niet bewust van waren dat de woorden eerder getoond waren (variabele ‘correct bewust’) waarbij de antwoordmogelijkheden ‘ja, af en toe’ en ‘ja, vaak’ zijn samengevoegd. De volgende variabele was of de proefpersoon kon aangeven uit welke test deze woorden afkomstig waren (variabele ‘welke test’). Hierbij waren de antwoordmogelijkheden verschillende (foute) taken, de woordbetekenissen taak of ‘weet niet’. Hiernaast was het antwoord tevens ingedeeld in ‘correcte taak geïdentificeerd’ en ‘foutieve of geen taak geïdentificeerd’ (variabele ‘correcte test’). De analyse werd uitgevoerd over twee datasets, namelijk (1) de dataset van 96 proefpersonen en (2) de dataset van 96 proefpersonen minus de proefpersoon van 98 jaar aangezien deze persoon qua leeftijd een uitschieter was. Hierdoor had de prestatie van deze persoon relatief meer gewicht. Uit beide analyses bleek dat leeftijd geen significante bijdrage leverde aan het voorspellen van de primingscore(s), naast overige testscores die dat beter deden. Dit was ten eerste de mate waarin de proefpersonen achteraf desgevraagd aangaven zich bewust te zijn dat zij bepaalde genoemde woorden eerder hadden gezien (variabele ‘woorden eerder’) (dataset 1: t=2.774, p=.007, ß=.273, dataset 2: t=2.777, p=.007, ß=.273). Mogelijk blijkt hieruit dat er sprake is van expliciete contaminatie, hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 3.5.1. Ten tweede leverde het verschil tussen het eerste en tweede deel van de Regel-Wisseltest (dataset 1: t=-2.459, p=.016, ß=-.242, dataset 2: t=-2.630, p=.010, ß=-.259); waarmee de switchingscapaciteit werd gemeten een bijdrage aan het voorspellen van de primingscore(s). De sterkte van het model bleek redelijk (dataset 1: F=9.653, df=2, p<.001, dataset 2: F=10.294, df=2, p<.001); 15,4% (dataset 1, dataset 2: 16,5%) van de variantie van de primingscore was toe te schrijven aan de switchingscapaciteit en de mate van inzicht achteraf in het feit dat woorden eerder getoond waren. 3.4.3. Verband tussen priming en leeftijd Ondanks dat in de voorgaande subparagraaf duidelijk werd dat de bijdrage van leeftijd op de primingscore niet significant was (in vergelijking met de genoemde overige variabelen), werd er gekeken hoe sterk het exacte verband was tussen primingscore en leeftijd en welke functie het verband het beste weergaf. Uit een curvefit analyse bleek zowel de lineaire als de logaritmische functie te passen
22
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
op de relatie tussen primingscore en leeftijd (p<.05), waarbij de lineaire functie het best fittend was (zie grafiek 1). Primingscore = 7.37 + -.260 x leeftijd (met een standaard error van 2.03) Primingscore =24.17 + -.260 x ln(leeftijd) (met een standaard error van 8.50) Tijdens deze analyses werd er gebruik gemaakt van een dataset waaruit een proefpersoon van 98 jaar was verwijderd (zie ook paragraaf 3.4.2). 6% van de variantie van de primingscore was toe te schrijven aan leeftijd (lineaire functie dataset 2: F=6.731, df=1, p=.011; logaritmische functie dataset 2: F=6.709, df=1, p=.011). Dit was, zoals te verwachten uit paragraaf 3.4.2., duidelijk minder dan de gevonden 16% die toe te schrijven is aan de switchingscapaciteit en de mate van inzicht achteraf in het feit dat de woorden eerder getoond waren. Grafiek 1 Functies die het verband tussen primingscore en leeftijd weergeven.
WSCprm_score
Observed
10
Linear Logarithmic 7,5
5
2,5
0
-2,5
-5 60
70
80
90
leeftijd
WSCprm_score staat voor de primingscore behaald op de Word Stem Completion taak
23
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
3.4.4. Verschillen tussen leeftijdsgroepen op de onderdelen van de WSC taak en de Woordbetekenissen taak. Nu duidelijk is geworden wat het verband is tussen de primingscore en leeftijd, is het interessant om na te gaan of er leeftijdseffecten waar te nemen zijn op priming en de andere onderdelen van de WSC taak en de Woordbetekenissen taak. Hierbij werd gebruik gemaakt van een nieuwe indeling van de primingscores. D.m.v. een eenwegs ANOVA met Bonferroni post-hoc analyse werden verschillen tussen de diverse leeftijdsgroepen op de verschillende variabelen van de WSC taak en de Woordbetekenissen taak getoetst op significantie. Hierbij werd tevens gekeken naar de twee meer soepele manieren van het beoordelen van de primingscores (zie paragraaf 2.4). Zie tabel 5 voor een overzicht van de gemiddelden en standaard deviaties. De reactietijden worden vermeld als RT. Tabel 5 Gemiddelden (gem.) en standaard deviaties (SD) van de scores op de variabelen van de WSC taak en de Woordbetekenissen taak voor de geteste en definitief geïncludeerde proefpersonen bij onderverdeling in drie en vier subgroepen. Variabele
driegroepNC
Aantal proefpersonen Variabelen van de WSC taak Score op de experimentele conditie
n=96
Score op de controle conditie Primingscore Soepeler primingscore Soepelste primingscore Gem. RT over alle experimentele items die met een targetwoord beantwoord zijn SD van RT over alle experimentele items die met een targetwoord beantwoord zijn Gem. RT over alle experimentele items die NIET met een targetwoord beantwoord zijn SD van RT over alle experimentele items die NIET met een targetwoord beantwoord zijn 234 Gem. RT op de experimentele conditie (overall) SD van de RT op de experimentele conditie 4 (overall) Gem. RT op de controle conditie SD van de RT op de controle conditie 1
‘Woorden eerder’ ‘Correct bewust’ 1
‘Correcte test
viergroepNC
1 5567jr 35
2 6880jr 30
3 81+jr
7.09 (2.71) 3.97 (1.77) 3.11 (2.69) 3.49 (2.73) 3.86 (2.81) 1.73 (.43) .60 (.62) 2.62 (.85) 1.55 (1.38) 2.19 (.53) 1.33 (.99) 2.14 (.47) 1.16 (1.31) 1.29 (.62) .91 (.28) .49 (.51)
5.73 (2.39) 3.93 (1.93) 1.80 (2.88) 2.33 (2.85) 2.77 (2.90) 1.96 (.58) .73 (1.06) 2.74 (.76) 1.55 (1.00) 2.51 (.68) 1.51 (.96) 2.37 (.56) 1.27 (1.08) .87 (.43) .83 (.38) .17 (.38)
24
2 6574jr 25
3 7584jr 29
4 85+jr
31
1 5564jr 27
6.29 (2.28) 4.74 (2.13) 1.55 (2.79) 2.00 (2.93) 2.26 (2.82) 2.00 (.66) .87 (1.52) 2.95 (.93) 2.19 (1.87) 2.63 (.65) 2.05 (1.62) 2.33 (.86) 1.47 (2.74) 1.00 (.68) .77 (.43) .26 (.45)
7.15 (2.70) 4.22 (1.83) 2.93 (2.76) 3.26 (2.73) 3.67 (2.91) 1.65 (.34) .47 (.43) 2.57 (.88) 1.45 (1.35) 2.12 (.49) 1.21 (.93) 2.08 (.33) .99 (.86) 1.26 (.66) .89 (.32) .44 (.51)
6.32 (2.75) 3.44 (1.64) 2.88 (2.82) 3.44 (2.83) 3.76 (2.78) 1.95 (.47) .78 (.72) 2.57 (.70) 1.43 (1.10) 2.35 (.57) 1.39 (.89) 2.34 (.62) 1.42 (1.56) 1.00 (.50) .88 (.33) .32 (.48)
5.79 (2.02) 4.69 (2.09) 1.10 (2.81) 1.59 (2.86) 2.00 (2.82) 1.98 (.65) .76 (1.27) 2.96 (.75) 2.05 (1.47) 2.64 (.68) 1.86 (1.31) 2.43 (.86) 1.63 (2.84) 1.00 (.60) .83 (.38) .21 (.41)
6.40 (2.53) 4.53 (2.20) 1.87 (2.62) 2.27 (2.82) 2.47 (2.78) 2.05 (.76) 1.02 (1.93) 3.06 (1.12) 2.28 (2.04) 2.72 (.71) 2.26 (1.78) 2.20 (.59) .97 (.76) .93 (.70) .73 (.46) .27 (.46)
15
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Rest tabel 5 Variabelen van de Woordbetekenissen taak 23 Totaalscore
24.60 23.63 22.10 25.15 23.20 22.76 (3.49) (3.45) (2.55) (3.20) (3.92) (2.87) Gemiddelde antwoordtijd 21.23 22.22 19.76 21.33 21.40 21.45 (4.89) (5.22) (4.48) (4.77) (5.01) (5.71) Standaarddeviatie antwoordtijd 6.31 5.66 6.51 6.39 5.78 6.01 (1.84) (2.18) (3.44) (1.93) (1.42) (3.89) ANOVA met Bonferroni post-hoc analyses over de verschillende subgroepen; 1 2 significant verschil tussen groep 55-67jr en 68-80jr; significant verschil tussen groep 55-67jr en 81+jr; 3 4 significant verschil tussen groep 55-64jr en 75-84jr, significant verschil tussen groep 55-64jr en 85+jr.
22.40 (2.44) 19.31 3.13 6.76 (1.68)
Met behulp van deze analyse werd gekeken of bepaalde groepen van elkaar verschilden op onderdelen van de primingtaak, de gerelateerde variabelen (de variabelen ‘woorden eerder’, ‘correct bewust’, ‘welke test’ en ‘correcte test’) en de studietaak. Hieruit bleek dat, wanneer de groep proefpersonen in drieën werd gedeeld, er significante verschillen bestonden tussen de groepen 55-67jr en 81+jr op de gemiddelde reactietijd (overall) op de experimentele conditie van de WSC taak (p=.017); de jongste groep was gemiddeld sneller dan de oudste groep. Tussen dezelfde groepen bleek tevens een verschil op de totaalscore van de Woordbetekenissen taak (p=.006); de jongste groep haalde gemiddeld een hogere score dan de oudste groep. Tussen de groepen 55-67jr en 68-80jr waren verschillen waar te nemen op de variabelen: de mate waarin de proefpersonen achteraf desgevraagd aangaven zich bewust te zijn dat zij bepaalde genoemde woorden eerder hadden gezien (variabele ‘woorden eerder’) (p=.016), uit welke test de woorden afkomstig waren volgens de personen (variabele ‘welke test’) (p=.045) en daaruit volgend of de correcte test geïdentificeerd werd (variabele ‘correcte test’) (p=.016). In alle gevallen was de jongste groep achteraf gemiddeld meer bewust van het feit dat de woorden eerder getoond zijn en waren zij beter in staat de correcte test te identificeren. Er bleken echter geen significante verschillen tussen de drie groepen op de primingscore te bestaan; de proefpersonen in de verschillende leeftijdsgroepen presteerden gemiddeld gelijk. Wanneer de groep in vieren werd gedeeld bleken er verschillen te bestaan tussen de groepen van 55-64jr en 75-84jr op de totaalscore op de Woordbetekenissen taak (p=.039) en de gemiddelde reactietijd (overall) op de experimentele conditie van de WSC taak (p=.012); de jongste groep haalde gemiddeld een hogere totaalscore en had een gemiddeld lagere reactietijd dan de oudere groep. Op deze laatste variabele bleek er ook een significant verschil te zijn tussen de groepen 55-64jr en 85+jr (p=.016) en scoorde de jongste groep wederom gemiddeld beter. Ten slotte bleek er een significant verschil tussen de groepen 55-64jr en 85+jr op de standaarddeviatie van de reactietijd (overall) op de experimentele conditie van de WSC taak (p=.049); de jongste groep had gemiddeld een kleinere standaarddeviatie dan de oudste groep, dus was er minder spreiding van deze reactietijd in deze groep. Ook bij deze indeling bleken de vier groepen gemiddeld gelijk te presteren op priming. Uit het voorgaande bleek dat er bij de indeling in drie of vier groepen geen verschillen waar te nemen waren tussen de groepen wat betreft priming. Wel was de jongste groep ouderen relatief sneller
25
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
op de experimentele conditie van de WSC taak en haalde een hogere totaalscore op de studietaak. Ook was de jongste groep in bepaalde gevallen zich achteraf desgevraagd meer bewust dat woorden eerder zijn getoond waren en uit welke test deze woorden afkomstig waren. Ondanks dat er uit de voorgaande analyses geen significant verschil op de primingscores tussen de verschillende groepen bleek, was er wel duidelijk een ‘deuk’ waar te nemen in de primingscores in de leeftijdscategorie 75-84jr (zie tabel 5). Dit is opmerkelijk; de proefpersonen in deze categorie lieten een lagere primingscore zien terwijl de proefpersonen in de leeftijdscategorie 85+jr een gemiddeld hogere primingscore lieten zien. Dit verschil was echter, zoals genoemd, niet significant. Verschillende mogelijke oorzaken voor deze bevinding werden onderzocht. Zo werd er gekeken of de vier leeftijdsgroepen ongelijk verdeeld waren over de proefleiders en of er sprake was van een proefleidereffect op de primingscore. Uit een Pearson Chi-kwadraat toets bleek dat er geen significant verband was tussen de proefpersoongroep verdeeld in drie leeftijdsgroepen en de twee proefleiders (X2=.813, df=2, p=.666). Wel bleek er een significant verband te zijn tussen de vier leeftijdsgroepen en de twee proefleiders (X2=13.239, df=3, p=.004); één proefleider had meer proefpersonen in de leeftijdscategorie 65-74jr en 75-84jr getest, de andere proefleider had meer proefpersonen in de overige leeftijdscategorieën gezien (namelijk 55-64jr en 85+jr). Uit een ANOVA met de primingscore als afhankelijke variabele en twee between subject factoren, namelijk de indeling van de proefpersoongroep qua leeftijd in vieren en de twee proefleiders, bleek echter dat er geen sprake was van een proefleidereffect op de primingscore (F=.874, df=1, p=.353) en tevens geen interactie-effect tussen de variabelen vier leeftijdsgroepen en proefleider (F=.748, df=3, p=.527). Ten slotte is gekeken of er sprake was van een proefleidereffect op de totaalscore van de Woordbetekenissen taak tussen de vier leeftijdsgroepen om te kijken of er verschillen waren tussen de verschillende leeftijdsgroepen getest door verschillende proefleiders qua encodering van het studiemateriaal. Uit een ANOVA met de totaalscore op de Woordbetekenissen taak als afhankelijke variabele en twee between subject factoren, namelijk de indeling van de groep proefpersonen qua leeftijd in vieren en de twee proefleiders, bleek echter dat er net geen sprake was van een significant proefleidereffect (F=3. 943, df=1, p=.05) en tevens geen interactie-effect tussen de variabelen vier leeftijdsgroepen en proefleider (F=.652, df=3, p=.584) op de totaalscore op de Woordbetekenissen taak. Wanneer de genoemde proefpersoon van 98 jaar in de leeftijdscategorie 85+jr die het gemiddelde sterk omhoog trok, verwijderd werd, lag de primingscore van de laatste leeftijdscategorie dichter bij die van de derde categorie (gem. 1.57 SD 2.81), dit is nogmaals een bewijs dat deze persoon van 98 jaar extra ruis veroorzaakt in de analyse van de leeftijd omdat ze een outlier is en waardoor de prestatie van deze persoon relatief meer gewicht had. En wanneer er gekeken werd naar de meest soepele primingscore bleken de relatieve verschillen eveneens kleiner te worden (zie tabel 5); proefpersonen in de hogere leeftijdssegmenten noemden vaker dan de proefpersonen in de lagere leeftijdssegmenten niet
26
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
de exacte targetwoorden maar woorden die sterke overeenkomsten vertoonden met deze targetwoorden (het noemen van deze woorden wijst waarschijnlijk ook op impliciete herinnering aan de studietaak). Om een duidelijker beeld te krijgen waar precies deze ‘deuk’ zat; welke leeftijdsgroep de laagste primingscore behaalde, werd verder gekeken naar het verband tussen primingscore en leeftijdssegmenten en werd de proefpersonengroep onderverdeeld in respectievelijk acht en veertien groepen (zie grafiek 2). Hierbij werd gebruik gemaakt van een dataset waaruit de proefpersoon van 98 jaar was verwijderd. In grafiek 2 is te zien dat met name de proefpersonen in de leeftijd van 79-81jr (gem. -0.14) en van 91-93jr (gem. 0) een lage primingscore behaalden. Tevens is te zien dat de spreiding van de primingscore behaald door de proefpersonen in de leeftijdssegmenten 55-57jr en 8890jr groot is. De spreiding van de primingscore behaald door de proefpersonen in de overige leeftijdssegmenten is kleiner. Grafiek 2 Verband tussen leeftijd en priming wanneer proefpersoongroep ingedeeld is in veertien groepen. De error-bars geven de standard error weer behorende bij de gemiddelde primingscore per leeftijdsgroep.
6
primingscore
5 4 3 2 1 0 -1
[5 [5 [ [ [ [ [ [ [ [ [ [ [ [ 5,5 8,6 61,6 64,6 67,6 70,7 73,7 76,7 79,8 82,8 85,8 88,9 91,9 94,9 7] 0] 7 4 3 2 9 0 6 5 1 8 3 9 n= n= ] n= ] n= ] n= ] n= ] n= ] n= ] n= ] n= ] n= ] n= ] n= ] n= 11 9 4 12 8 7 9 5 9 9 7 2 2 1
leeftijd
3.4.5. Vertroebeling priming Om te kijken of de primingscore mogelijk vertroebeld werd door deze variabelen werd een ANCOVA verricht over de afhankelijke variabele primingscore, waarbij de groep proefpersonen verdeeld was in drie leeftijdsgroepen en waarbij gecorrigeerd werd voor covariaten. Wanneer er niet gecorrigeerd werd voor covariaten werden er (net) geen significante verschillen tussen de leeftijdsgroepen waargenomen op de primingscore (F=3.049, df=2, p=.052). Significante verschillen in primingscore werden waargenomen tussen de verschillende leeftijdsgroepen (F=3.989, df=2, p=.022) na correctie voor de covariaat NLV score (F=4.811, df=1, p=.031). Na correctie voor de covariaten score op deel twee van de Regel-Wisseltest (F=7.136, df=1, p=.009, leeftijdsgroepeffect F=1.644, df=2, p=.199) (of het
27
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
verschil met deel één van Regel-Wisseltest; F=7.526, df=1, p=.007, leeftijdsgroepeffect F=1.878, df=2, p=.159), de reactietijd op de Verbale benoemtest (F=5.390, df=1, p=.023, leeftijdsgroepeffect F=2.608, df=2, p=.080) en de mate waarin de proefpersonen achteraf desgevraagd aangeven zich bewust te zijn dat zij bepaalde genoemde woorden eerder hebben gezien (variabele ‘woorden eerder’, F=9.137, df=1, p=.003, leeftijdsgroepeffect F=1.522, df=2, p=.224) waren er (nog steeds) geen significante verschillen in primingscore tussen de leeftijdsgroepen. Substitutie (F=.841, df=1, p=.361, leeftijdsgroepeffect F=3.186, df=2, p=.046), de score op deel één van de Regel-Wisseltest (F=.687, df=1, p=.410, leeftijdsgroepeffect F=3.499, df=2, p=.034) en de reactietijd op deel twee van de Regel-Wisseltest (F=.099, df=1, p=.754, leeftijdsgroepeffect F=3.506, df=2, p=.034) waren als covariaten weliswaar niet significant maar na correctie voor deze factoren traden er desondanks significante verschillen op tussen de leeftijdsgroepen. Leeftijdseffecten die gevonden werden leken toe te wijzen te zijn aan de switchingscapaciteit, de reactiesnelheid op taken die het semantisch geheugen meten en waarbij op verbale input benoemd moet worden en aan de mate waarin proefpersonen achteraf desgevraagd aangeven bepaalde woorden eerder te hebben gezien. Dit inzicht achteraf komt in de volgende paragraaf wederom aan bod wanneer er wordt gekeken naar de mogelijke invloed van expliciete contaminatie. Het gebrek aan een leeftijdseffect was toe te wijzen aan de verbale intelligentie; wanneer de verschillende leeftijdsgroepen vergelijkbaar waren wat betreft verbale intelligentie dan bleken er wel significante verschillen te zijn tussen de leeftijdsgroepen in primingscore. A.d.h.v. de ANCOVA werd gekeken welke variabelen significante verschillen lieten zien over de drie leeftijdsgroepen. Hieruit bleken significante verschillen tussen de leeftijdsgroepen op verscheidene variabelen. In tabel 6 zullen alleen de variabelen genoemd worden die als covariaat significant waren of die als covariaat niet significant waren maar waarbij na correctie wel significante verschillen tussen de leeftijdsgroepen optraden (waardoor na correctie voor de betreffende covariaat dus grotere, significante, verschillen in primingscore tussen de verschillende leeftijdsgroepen ontstonden). Tabel 6 Gemiddelden (gem.) en standaard deviaties (SD) van de primingscore na correctie voor de variabelen die als covariaat significant bleken in de ANCOVA of waarbij na correctie significante verschillen tussen de leeftijdsgroepen optraden. Covariaat Aantal LeeftijdsLeeftijdsLeeftijds- ANCOVA statistics proefgroep groep groep personen 55-67jr 68-80jr 81+jr gem. SD gem. SD gem. SD Primingscore vóór correctie n=96 3.11 2.69 1.80 2.88 1.55 2.79 F=3.049, df=2, p=.052 NLV score n=90 3.11 2.69 1.93 2.84 1.42 2.80 F=3.989, df=2, p=.022 Verbale benoemtest; RT n=89 3.15 2.72 1.93 2.84 1.42 2.80 F=2.608, df=2, p=.080 ‘Woorden eerder’ n=96 3.11 2.69 1.80 2.88 1.55 2.79 F=1.522, df=2, p=.224 Substitutie n=94 3.11 2.69 1.80 2.88 1.62 2.80 F=3.186, df=2, p=.046 Regel-Wisseltest; score deel één n=95 3.11 2.69 1.80 2.88 1.40 2.71 F=3.499, df=2, p=.034 Regel-Wisseltest; score deel twee n=95 3.11 2.69 1.80 2.88 1.40 2.71 F=1.644, df=2, p=.199 Regel-Wisseltest; RT deel twee n=95 3.11 2.69 1.80 2.88 1.40 2.71 F=3.506, df=2, p=.034 Regel-Wisseltest; verschil tussen n=95 3.11 2.69 1.80 2.88 1.40 2.71 F=1.878, df=2, p=.159 score deel één en deel twee
28
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
3.5. Validiteit van de WSC taak 3.5.1. Invloed van encodering Om te kijken of meer uitgebreide encodering een hogere primingscore tot gevolg had, werd gekeken naar de correlaties tussen de primingscore en de totaalscore en reactietijd op de Woordbetekenissen taak. Tussen de primingscore en deze twee maten bleken geen significante correlaties te bestaan (respectievelijk .197 en -.098). Dit betekent dat de primingscore niet werd beïnvloed door hoe goed een persoon in staat was een definitie van een woord te geven; wanneer een persoon hier niet goed in was kon deze nog steeds een hoge primingscore behalen. Grote verschillen in de manier van encoderen leverden dus geen grote verschillen op de primingscore op. 3.5.2. Expliciete contaminatie Om na te gaan of expliciete contaminatie mogelijk een rol heeft gespeeld tijdens de metingen van het impliciete geheugen werd er ten eerste gekeken in hoeverre personen zich er achteraf desgevraagd van bewust waren dat bepaalde woorden eerder gepresenteerd waren. Van de 96 proefpersonen hadden 81 personen direct na afloop van de test aangegeven bewust te zijn geweest dat bepaalde genoemde woorden eerder getoond waren. 51 proefpersonen waren zich er wel bewust van dat zij bepaalde woorden eerder hadden gezien, maar waren niet in staat de correcte taak te identificeren. Slechts 30 personen wisten de juiste test te identificeren. Met het oog op de mogelijke invloed van expliciete contaminatie werd ten eerste gekeken of proefpersonen die achteraf desgevraagd meer bewust waren dat de woorden eerder gepresenteerd waren tevens een hogere primingscore behaalden. Hierbij werd gebruik gemaakt van de indeling ‘inzicht’ en ‘inzicht-uitgebreid’. Bij de indeling ‘inzicht-uitgebreid’ werd de proefpersoongroep ingedeeld in (1) proefpersonen die er achteraf van bewust waren dat de woorden eerder gepresenteerd waren en in staat waren de juiste test te identificeren (‘goed inzicht’, n=30) en (2) proefpersonen die er achteraf bewust van waren dat de woorden eerder gepresenteerd waren maar niet in staat waren de juiste test te identificeren (‘matig inzicht’, n=51) en (3) proefpersonen die achteraf niet bewust waren dat de woorden eerder getoond waren (‘geen inzicht’, n=15). Bij de indeling ‘inzicht’ werden (2) en (3) samengevoegd waardoor de indeling verdeeld was in ‘correct inzicht ’ en ‘incorrect/geen inzicht’. Uit een t toets voor onafhankelijke steekproeven over de groepen ‘correct inzicht’ en ‘incorrect/geen inzicht’ bleken significante verschillen te bestaan wat betreft de primingscore(s); de groep die correct inzicht liet zien behaalde een significant hogere primingscore (3.20, SD 2.92) dan de groep die dit niet liet zien (1.74, SD 2.71) (t=-2.386, df=94, p=.019). Uit een eenwegs ANOVA over de groepen ‘goed inzicht’, ‘matig inzicht’ en ‘geen inzicht’ bleken tevens significante verschillen te bestaan wat betreft de primingscore(s) (F=5.322, df=2, p=.006); de groep die een goed inzicht liet zien behaalde een significant hogere primingscore (3.20, SD 2.92) dan de groep die geen inzicht liet zien (.40, SD 2.64) (p=.005). Tussen de overige groepen werden geen verschillen gevonden. Het bleek dat 29
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
de proefpersonen die achteraf meer inzicht lieten zien in het feit dat de woorden eerder getoond waren en in welke test, een hogere primingscore behaalden. Dit zou kunnen wijzen op invloed van expliciete contaminatie. Om deze invloed uit te kunnen sluiten werd gekeken naar de gemiddelde reactietijden over alle experimentele items die met een targetwoord werden beantwoord. Waren deze reactietijden tevens hoger bij de proefpersonen die meer inzicht lieten zien, dan betekende dit dat er meer tijd was genomen door deze proefpersonen wat mogelijk gebruikt zou kunnen zijn aan het terugdenken aan de studietaak. Dit zou dan een aanwijzing kunnen zijn voor expliciete contaminatie. Uit een t toets voor onafhankelijke steekproeven over de groepen ‘correct inzicht’ (RT 1.82, SD .59) en ‘incorrect/geen inzicht’ (RT 1.92, SD .56) bleken geen significante verschillen te bestaan wat betreft de gemiddelde reactietijd over alle experimentele items die met een targetwoord werden beantwoord (t=.778, df=94, p=.438); de mate van inzicht achteraf in het feit dat de woorden eerder getoond waren en waar zij deze woorden gezien hadden, had geen invloed op de gemiddelde reactietijd over alle experimentele items die met een targetwoord beantwoord waren. Dit bleek ook uit een eenwegs ANOVA over de groepen ‘goed inzicht’ (RT 1.82, SD .59), ‘matig inzicht’ (RT 1.87, SD .53) en ‘geen inzicht’ (RT 2.09, SD .63). Er waren geen significante verschillen wat betreft de gemiddelde reactietijd over alle experimentele items die met een targetwoord beantwoord waren (F=1.170, df=2, p=.315). Hoewel het verschil niet significant was, werd gevonden dat de proefpersonen met meer inzicht juist een kortere reactietijd lieten zien. Samenvattend was het effect van contaminatie door het gebruik van expliciete strategieën zo goed als uit te sluiten. Overigens was een afwezig significant verband tussen de primingscore en de gemiddelde reactietijd over alle experimentele items die met een targetwoord beantwoord waren (correlatie -.062) ook een ondersteuning voor de aanname dat er waarschijnlijk geen sprake kon zijn van expliciete contaminatie; proefpersonen die een hoge primingscore behaalden, dachten niet langer terug aan de eerder gepresenteerde woorden dan mensen met een lage primingscore. Uit een t toets voor onafhankelijke steekproeven bleek dat proefpersonen die achteraf geen of matig inzicht lieten zien in het feit dat bepaalde woorden eerder waren gepresenteerd overall lager scoorden op verscheidene tests dan de proefpersonen die goed inzicht lieten zien. Proefpersonen die geen of matig inzicht lieten zien lieten namelijk een significant beperkter episodisch geheugen zien, gemeten m.b.v. de 10 Woordentest (t=-3.641, df=93, p<.001), de 10 Woorden-herkenningstest (t=2.017, df=92, p=.047), de Woordparentest (t=-2.729, df=94, p=.008) en de Woordparen-herkenningstest (t=-2.564, df=93, p=.001). Tevens was het executief functioneren en semantisch geheugen van deze proefpersonen, gemeten m.b.v. letterfluency (t=-2.262, df=91, p=.026) significant slechter, was de snelheid van deze proefpersonen, gemeten m.b.v. de gemiddelde reactietijd op de Verbale benoemtest (t=3.134, df=87, p=.002) en de gemiddelde reactietijd op de Visuele benoemtest (t=2.702, df=91, p=.008) significant lager en was de mentale verwerkingssnelheid, gemeten m.b.v. de Substitutietest (t=2.525, df=92, p=.013) en Symbool Zoeken (t=-2.029, df=93, p=.045), significant trager. Ten slotte was de switchingscapaciteit, gemeten m.b.v. de score op deel twee van de Regel-Wisseltest (t=2.082, df=93, 30
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
p=.040), significant beperkter en was de nonverbale intelligentie, gemeten m.b.v. de Patronentest (t=2.038, df=94, p=.044), significant lager. Hierbij moet opgemerkt worden dat het aantal proefpersonen per test verschilt aangezien een aantal tests niet bij alle proefpersonen is afgenomen. 3.5.3. Invloed van leeftijd en overige variabelen op inzicht Invloed van leeftijd Nu is het belangrijk uit te zoeken of leeftijd van invloed is op het getoonde inzicht. Hierbij werd gekeken of leeftijd in relatie tot inzicht een vertroebelende invloed had op de primingscore en de gemiddelde reactietijd over alle experimentele items die met een targetwoord beantwoord waren. Er werd een ANCOVA verricht met de primingscore(s) en de reactietijden als afhankelijke variabelen, ‘inzicht uitgebreid’ (‘goed inzicht’ vs. ‘matig inzicht’ vs. ‘geen inzicht’) als de between subject factor en leeftijd als covariaat. Hieruit bleek dat de variabele leeftijd, wanneer opgedeeld in verschillende inzichtsgroepen, als covariaat niet significant was en na correctie voor leeftijd bleven de verschillen tussen de inzichtsgroepen op de primingscore (primingscore: leeftijdseffect F=2.026, df=1, p=.158, inzichtseffect F=3.951, df=2, p=.023; soepeler primingscore: leeftijdseffect F=1.826, df=1, p=.180, inzichtseffect F=3.430, df=2, p=.037; soepelste primingscore: leeftijdseffect F=2.207, df=1, p=.141, inzichtseffect F=3.649, df=2, p=.030) bestaan. Na correctie voor de covariaat leeftijd, wanneer opgedeeld in verschillende inzichtsgroepen, op de gemiddelde reactietijd over alle experimentele items die met een targetwoord beantwoord waren, bleek dat er (nog steeds) geen verschillen waren tussen de inzichtsgroepen (leeftijdseffect F=7.115, df=1, p=.009, inzichtseffect F=.470, df=2, p=.627). Vervolgens werd gekeken of er sprake was interactie-effecten tussen leeftijd en inzicht op de primingscore en de gemiddelde reactietijden over alle items die met een targetwoord beantwoord zijn. Ten eerste werd gekeken of deze effecten waar te nemen waren bij de indeling in drie leeftijdsgroepen. Uit een ANOVA met de primingscore als afhankelijke variabele en twee between subject factoren, namelijk de indeling van de proefpersoongroep qua leeftijd in drieën en de variabele inzicht, bleek dat er geen interactie-effect was tussen de variabelen drie leeftijdsgroepen en inzicht (‘inzicht’ F=.024, df=2, p=.976 ‘inzicht uitgebreid’ F=.103, df=4, p=.981). Uit een ANOVA met de reactietijd over alle experimentele items beantwoord met een targetwoord als afhankelijke variabele en dezelfde twee between subject factoren, namelijk de indeling van de proefpersoongroep qua leeftijd in drieën en inzicht bleek dat er geen sprake was van een interactie-effect tussen de variabelen drie leeftijdsgroepen en inzicht (‘inzicht’ F=1.035, df=2, p=.359; ‘inzicht uitgebreid’ F=.597, df=4, p=.666). Vervolgens werd er gekeken welke effecten waar te nemen waren bij de indeling in vier leeftijdsgroepen. Uit een ANOVA met de primingscore als afhankelijke variabele en twee between subject factoren, namelijk de indeling van de proefpersoongroep qua leeftijd in vieren en inzicht, bleek
31
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
dat er geen sprake was van een interactie-effect tussen de variabelen vier leeftijdsgroepen en inzicht (‘inzicht’ F=.276, df=3, p=.843; ‘inzicht uitgebreid’ F=.245, df=6, p=.960). Uit een ANOVA met de reactietijd over alle experimentele items beantwoord met een targetwoord als afhankelijke variabele en dezelfde twee between subject factoren, namelijk de indeling van de proefpersoongroep qua leeftijd in vieren en inzicht, bleek dat er geen sprake was van een interactie-effect tussen de variabelen vier leeftijdsgroepen en inzicht (‘inzicht’ F=1.703, df=3, p=.172; ‘inzicht uitgebreid’ F=1.619, df=6, p=.152). Er was wel net een leeftijdsgroeps-effect wat betreft de variabele ‘inzicht’ (F=2.723, df=3, p=.049, zie grafiek 3) op deze reactietijd, dit leeftijdsgroep-effect werd niet gevonden wat betreft de variabele ‘inzicht uitgebreid’ (F=1.629, df=3, p=.189). Grafiek 3 Overzicht van de gemiddelde reactietijd en S.E. (standard error) per leeftijdssegment (verdeeld in vier leeftijdssegmenten) over de experimentele items die beantwoord zijn met een targetwoord verdeeld in proefpersonen die correct inzicht lieten zien
gem. RT experimentele conditie met targetwoorden
en proefpersonen die incorrect/geen inzicht lieten zien in de studietaak.
2.8 2.6 incorrect/geen inzicht
2.4 2.2
correct inzicht
2 1.8 1.6 55-64
65-74
75-84
85+
leeftijdssegmenten
Samenvattend bleek er dat er geen interactie-effecten waren tussen leeftijdsgroep en inzicht. Wel was er een leeftijdsgroep-effect wanneer ingedeeld in verschillende inzichtsgroepen (correct vs. incorrect/geen inzicht) op de reactietijd bij de indeling van de groep proefpersonen in vieren. Deze bevinding zal hieronder verder bekeken worden. De reactietijd van de proefpersonen die achteraf correct inzicht lieten zien in het feit dat de woorden eerder getoond waren, was in het leeftijdssegment 85+jr relatief erg hoog in vergelijking met de jongere leeftijdsgroepen. Mogelijk waren dit de meest ‘kwieke’ ouderen en lieten zij een langere reactietijd zien omdat zij mogelijk terugdachten aan de studietaak en zou er bij deze groep ouderen sprake kunnen zijn van expliciete contaminatie. Het aantal proefpersonen in deze groep (n=4) was echter te klein om harde conclusies te trekken.
32
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Overige variabelen Ten slotte werd d.m.v. een ANCOVA gekeken of andere variabelen dan leeftijd, wanneer ingedeeld in verschillende inzichtsgroepen, een vertroebelende invloed hadden op de primingscore en de gemiddelde reactietijd over alle experimentele items die met een targetwoord beantwoord waren. Na correctie voor de covariaat het tweede deel van de Regel-Wisseltest (primingscore: F=8.040, df=1, p=.006; soepeler primingscore: F=9.016, df=1, p=.003; soepelste primingscore: F=8.008, df=1, p=.006) (en het verschil met het eerste deel van de Regel-Wisseltest; primingscore: F=8.147, df=1, p=.005; soepeler primingscore: F=8.264, df=1, p=.005; soepelste primingscore: F=7.302, df=1, p=.008) hielden de verschillen in primingscore tussen de inzichtsgroepen stand. Overige variabelen bleken als covariaat niet significant te zijn op de primingscore(s) of de gemiddelde reactietijd over alle experimentele items beantwoord met een targetwoord.
33
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
4. Discussie Het doel van het huidige onderzoek was inzicht te verkrijgen in primingeffecten bij gezonde ouderen en te bekijken of er sprake was van leeftijdseffecten bij het optreden van priming bij deze groep ouderen. Tevens was het (uiteindelijk) de bedoeling met deze informatie een betrouwbare en valide Word Stem Completion (WSC) taak (verder) te kunnen ontwikkelen; een normering te verkrijgen van de nieuwe WSC taak onder een gevarieerde steekproef ouderen. Hierdoor zou er een uitgebreider inzicht verkregen worden in het impliciet geheugen van gezonde ouderen en hoe dit zich verhoudt tot prestaties op andere geheugencomponenten en andere cognitieve functies. Om dit te bewerkstelligen is een volledige testbatterij met neuropsychologische tests waarin de WSC en de studietaak Woordbetekenissen waren opgenomen, afgenomen bij een gevarieerde steekproef gezonde ouderen. Hierbij is, na uitgebreide bestudering van de literatuur, rekening gehouden met het eventuele effect van verschillende mogelijk verstorende variabelen op priming, bv. mogelijke contaminatie door het gebruik van expliciete strategieën. Verwacht werd dat er, op de ontwikkelde WSC taak, sprake zou zijn van een primingeffect. Tevens werd een leeftijdsgeassocieerde afname in priming verwacht. Uit het huidige onderzoek blijkt dat er een primingeffect optreedt op de WSC taak bij een gevarieerde steekproef gezonde ouderen. Verschillende variabelen blijken van invloed te zijn op priming. Wat betreft de demografische en screening variabelen blijkt er een klein maar significant negatief verband te zijn tussen de primingscore en leefijd; de primingscore is lager naar mate de leeftijd hoger is. Verder blijkt er een klein effect van opleiding op de primingscore; de primingscore is lager naarmate men minder opleiding heeft genoten. Hetzelfde geldt voor de invloed van alcohol; de primingscore is iets lager naarmate men minder alcohol drinkt. Tevens
blijkt
de
primingscore
beïnvloed
te
worden
door
prestaties
op
andere
geheugencomponenten en andere cognitieve functies. De primingscore blijkt ietwat hoger te zijn naarmate het semantisch geheugen (bepaald door de snelheid van benoemen) beter is. De primingscore neemt ook duidelijk toe wanneer een onderdeel van het executief functioneren, namelijk de switchingscapaciteit, hoger is. Hiernaast is er gekeken door welke variabelen de primingscore het beste voorspeld kan worden. Leeftijd bleek geen significante bijdrage te leveren aan het voorspellen van de primingscore, naast variabelen die dat beter doen, namelijk de mate waarin de proefpersonen achteraf desgevraagd aangaven zich bewust te zijn dat zij bepaalde genoemde woorden eerder hebben gezien en de switchingscapaciteit. Een redelijk deel van de variantie van de primingscore is toe te schrijven aan deze twee variabelen. Het deel van de variantie van de primingscore dat is toe te schrijven aan de leeftijd van de proefpersonen is een stuk kleiner. Het verband tussen leeftijd en de primingscore blijkt klein te zijn, 34
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
maar wel degelijk significant. Een positieve lineaire functie en een logaritmische functie blijken het verband tussen leeftijd en de primingscore het beste weer te geven. Wanneer de proefpersonen qua leeftijd opgesplitst worden in leeftijdsgroepen blijken er geen significante groepsverschillen wat betreft de primingscore te bestaan. Toch is er een duidelijke ‘deuk’ zichtbaar wat betreft de primingscore bij de proefpersonen van 75 tot en met 84 jaar. Deze personen scoren gemiddeld lager (hoewel niet significant) dan de 85-plussers. Verschillende mogelijke oorzaken voor deze ‘deuk’ zijn onderzocht (proefleidereffect op priming, proefleidereffect op de totaalscore van de studietaak of interactie-effecten tussen proefleider en leeftijdsgroep op priming of op de score op de studietaak), maar kunnen deze bevinding niet verklaren. Verschillen tussen de leeftijdsgroepen die gevonden werden lijken toe te wijzen te zijn aan de switchingscapaciteit, de reactiesnelheid op taken die het semantisch geheugen meten en waarbij op verbale input benoemd moet worden en aan de mate waarin proefpersonen achteraf desgevraagd aangeven bepaalde woorden eerder te hebben gezien. Het gebrek aan een leeftijdseffect is, aan de andere kant, toe te wijzen aan de verbale intelligentie; wanneer de verschillende leeftijdsgroepen vergelijkbaar zijn wat betreft verbale intelligentie dan blijken er juist wel significante verschillen te zijn tussen de leeftijdsgroepen in primingscore. De betrouwbaarheid (interne consistentie) van de WSC taak en de Woordbetekenissen taak is redelijk tot goed. Met het oog op de validiteit van de WSC taak moet rekening gehouden worden met verschillende invloeden die de meting van het impliciete geheugen kunnen contamineren. Ten eerste is gekeken naar de invloed van encodering. De primingscore wordt niet significant beïnvloed door hoe goed een persoon in staat is een definitie van een woord te geven; grote verschillen in de manier van encoderen (die hier een gevolg van kunnen zijn) leveren dus geen grote verschillen op de primingscore op. Ten tweede moet rekening gehouden worden met de mogelijke contaminatie door het gebruik van expliciete strategieën. Uit het huidige onderzoek blijkt dat de personen die achteraf desgevraagd meer bewust zijn dat de woorden eerder gepresenteerd zijn en in welke test, een hogere primingscore behalen. Dit zou kunnen wijzen op de invloed van expliciete contaminatie wanneer de personen die meer inzicht laten zien ook een langere gemiddelde reactietijd over alle experimentele items die met een targetwoord beantwoord zijn zouden laten zien. In dit onderzoek blijkt dit echter niet het geval te zijn; de mate van inzicht achteraf in het feit dat de woorden eerder getoond zijn en waar zij deze woorden hebben gezien, heeft geen invloed op deze reactietijd. Hierbij komt dat, hoewel het verschil niet significant is tussen de inzichtsgroepen, de proefpersonen met meer inzicht juist een kortere reactietijd laten zien. Hiernaast blijkt dat de proefpersonen die weinig inzicht laten zien, over het algemeen een significant slechtere prestatie laten zien op verscheidene neuropyschologische tests; het episodisch geheugen van deze personen is beperkter, evenals het executief functioneren en het semantisch geheugen. De reactiesnelheid en de mentale verwerkingssnelheid van deze personen is trager en de switchingscapaciteit en de nonverbale intelligentie is beperkter. 35
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Tenslotte blijkt een leeftijdsgroepeffect op de reactietijd van de 85-plussers. Mogelijk zijn dit de meest ‘kwieke’ ouderen en laten zij een langere reactietijd zien omdat zij mogelijk terugdenken aan de studietaak en is er bij deze groep ouderen sprake van expliciete contaminatie. Het aantal proefpersonen in deze groep is echter te klein om harde conclusies te trekken. Voor- en nadelen van huidig onderzoek Samengevat is er op de verbeterde WSC taak sprake van een primingeffect en neemt dit effect enigszins af naarmate de leeftijd van de proefpersonen hoger is. Deze bevindingen komen overeen met die van Ryan, Ostergaard, Norton en Johnson (2001) waarin zij concluderen dat gezonde oudere proefpersonen vaak een enigszins kleiner primingeffect laten zien in vergelijking met jongere proefpersonen en dat priming geleidelijk afneemt naarmate de leeftijd toeneemt. Uit het huidige onderzoek blijkt dat het gebrek aan een leeftijdseffect tussen leeftijdsgroepen toe te wijzen is aan de verbale intelligentie; wanneer de verschillende leeftijdsgroepen vergelijkbaar zijn wat betreft verbale intelligentie dan blijken er juist wel significante verschillen te zijn tussen de leeftijdsgroepen in primingscore. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat er in bepaalde onderzoeken geen leeftijdseffecten werden gevonden; er werd in deze onderzoeken niet gecorrigeerd voor de verbale intelligentie van de proefpersonen (o.a. Fay, Isingrini & Clarys, 2003; Mitchell & Bruss, 2003). Uit eerder onderzoek (van o.a. Mitchell & Bruss, 2003) blijkt dat de WSC taak over het algemeen erg vatbaar is voor expliciete contaminatie. In dit onderzoek is getracht deze contaminatie, die een gevaar betekent voor de validiteit/meetpretentie van de taak, zoveel mogelijk te voorkomen. Ten eerste is er gebruik gemaakt van een korte aanbieding van stimuli in WSC taak waardoor er geen tijd is terug te denken aan studietaak. Net als in de studie van Mitchell en Bruss (2003), is de proefpersonen achteraf gevraagd naar het inzicht in de relatie tussen de studietaak en de WSC taak. In het onderzoek van Mitchell en Bruss gaven de meeste personen die inzicht hadden in deze relatie aan dat dit huns inziens geen invloed had op hun responsen omdat het terugdenken aan de studielijst de responstijd vertraagt en zij zo snel mogelijk moesten antwoorden. In het huidige onderzoek is dit objectief vastgesteld door te kijken naar de reactietijd op de stammen die aangevuld werden met een targetwoord. Ten tweede is er in dit onderzoek gebruik gemaakt van een interval van circa zes minuten. De duur van dit interval lijkt goed te zijn; het is niet te kort, zodat er minder kans is op contaminatie door expliciete strategieën (Ryan et al., 2001), maar ook is het interval niet te lang. Hierdoor wordt de kans vergroot dat er een substantiëler primingeffect gevonden wordt. Deze kans neemt ook toe omdat er, naast expliciete contaminatie, rekening is gehouden met meerdere factoren die genoemd worden in eerdere onderzoeken, maar waar vaak niet tegelijkertijd rekening mee wordt gehouden; de baseline aanvulfrequentie die hoger is, en door de studie-items op te lezen waardoor de sterke fonetische component die de WSC taak heeft, wordt versterkt (Ryan et al., 2001). 36
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Uit het huidige onderzoek blijkt dat, hoewel het verschil tussen de inzichtsgroepen wat betreft de reactietijd niet significant is, de proefpersonen met meer inzicht juist een kortere reactietijd laten zien. Overeenkomstige bevindingen werden gevonden in het onderzoek van Fay, Isingrini & Pouthas (2005) waarin werd gevonden dat ondanks dat proefpersonen bewust konden worden van de impliciete paradigma’s, zij geen doelbewuste retrieval strategieën aannamen. De proefpersonen volgden de instructie en noemden het eerste woord dat er in hun hoofd opkwam. Hun prestatie nam toe door priming op onbewust niveau, waardoor de aanvulling sneller in het hoofd opkwam voor bestudeerde woorden dan voor controle woorden. In lijn met deze bevinding zijn de resultaten van het onderzoek van Mitchell en Bruss (2003) waarin gebruik gemaakt werd van bovenstaande opzet om de kans op expliciete contaminatie te verkleinen, zonder dat er uiteindelijk gekeken werd naar de reactietijden; proefpersonen die voor afname van de WSC taak geïnformeerd werden over de relatie tussen de studietaak en de WSC taak en gevraagd werden terug te denken aan de studietaak, lieten geen significant hogere primingscore zien dan proefpersonen die hierover niet geïnformeerd werden. Bewuste retrieval strategieën bleken door de korte aanbiedingstijd van de stimuli niet aangesproken te kunnen worden. Zoals al in de inleiding besproken is, varieert de WSC taak in de mate waarin het conceptuele en perceptuele processen in priming aanspreekt (Fleischman et al., 2005). De primingscore blijkt echter duidelijk toe te nemen wanneer een onderdeel van het executief functioneren, namelijk de switchingscapaciteit, hoger is. Mogelijk blijkt hieruit dat er bij WSC priming toch meer sprake van is conceptuele priming, waarbij o.a. linker frontale hersengebieden geactiveerd worden (Gabrieli, 1996). Uit een onderzoek van Davis et al. (1990) bleek eveneens dat een lagere WSC primingscore bij ouderen geassocieerd was met een slechte prestatie op een andere ‘frontale’ taak, namelijk de Wisconsin Card Sorting Test (Grant & Berg, 1948; in Davis et al., 1990: een test die een beroep doet op het vermogen om regels te leren waarbij strategie, flexibiliteit en inferentieel leren een rol spelen). Deze associatie bood ondersteuning aan het idee dat oudere proefpersonen slechter zouden presteren op de WSC taak omdat zij gebruik maken van een inefficiënte zoekstrategie (Davis at el., 1990). Dit proces van ‘search and selection’ houdt in dat de woordstam een cue is die een zoektocht door het lexicon initieert. Meerdere matches worden gegenereerd op basis van de perceptuele overlap tussen die cue en de lexicale items, waaruit één respons wordt geselecteerd. Het gebruik van een inefficiënte zoekstrategie door ouderen zorgt voor een vermindering van het gebruik van perceptuele cues in het definiëren van een set van mogelijke target items. Deze bevindingen worden door andere onderzoekers (bv. Balota en Ferraro, 1996; in Ryan et al., 2001) echter tegengesproken. Zij stellen dat de afname van de primingscore bij ouderen veroorzaakt wordt door een verlies aan inhibitoire controle over deels geactiveerde informatie. Dit verlies van inhibitie resulteert er in dat zeer bekende en/of automatische responsen interveniëren tijdens de normale taakprocessen. Een verhoogde tendens bij ouderen om hoog frequente items te noemen zou het effect van eerdere presentatie op kunnen heffen waardoor priming afneemt. Met het oog op theorievorming zou dit in vervolgonderzoek verder onderzocht kunnen worden 37
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
door de lexicale frequentie op te zoeken van de door de ouderen werkelijk genoemde woorden. Uit de correlatie-analyse in het huidige onderzoek bleek echter tussen de primingscore en een test die de mentale/cognitieve inhibitie meet, namelijk de Kleurwoordentest (variant op Stroop, 1935) een kleine, niet significante, negatieve correlatie te bestaan (-.067). De primingscore was hoger naarmate de interferentie, gemeten a.d.h.v. de reactietijd, afneemt. Hieruit blijkt dat er in dit onderzoek meer ondersteuning wordt gevonden voor de veronderstelling dat ouderen een kleiner primingeffect laten zien omdat zij gebruik maken van een inefficiënte zoekstrategie dan dat dit te wijten is aan een verlies van inhibitoire controle. Ten slotte biedt het huidige onderzoek geen ondersteuning aan de (in de inleiding) genoemde dissociatie tussen expliciet (m.n. episodisch) geheugen en priming. In dit onderzoek is er sprake van een partiële dissociatie; er is bewijs gevonden voor een leeftijdsgerelateerde afname in beide subvormen van geheugen, maar de afname is groter bij het expliciete geheugen dan bij priming (Shimamura, 1993; in La Voie & Light, 1993). Aanbevelingen vervolgonderzoek In vervolgonderzoek zullen meer oudere ouderen moeten worden getest waarbij gelet moet worden op de intelligentie van deze proefpersonen; dit moeten niet uitsluitend hoog intelligente proefpersonen zijn zodat deze proefpersoongroep een betere afspiegeling is van de samenleving. Er moeten überhaupt nog meer proefpersonen in ieder leeftijdssegment worden getest zodat de leeftijdsgroepen, zoveel mogelijk, even heterogeen zijn en er hardere uitspraken gedaan kunnen worden. De betrouwbaarheid van de ontwikkelde WSC taak is, voor een impliciete geheugentaak, redelijk te noemen. De betrouwbaarheid van de WSC taak in het onderzoek van Spaan, Raaijmakers & Jonker (2005), naar aanleiding waarvan de huidige WSC taak o.a. is ontwikkeld, was beduidend lager (Cronbach’s alpha .26) en er was vrijwel geen sprake van een primingeffect; proefpersonen vulden praktisch geen stammen aan tot een targetwoord in dat onderzoek. De betrouwbaarheid van de huidige WSC taak kan nog toenemen door een aantal items te verwijderen. Tijdens de ontwikkeling van de taak bleek dat er geen verschillen waren tussen de experimentele woorden en de controle woorden wat betreft het al dan niet bestaan van een (kleine) afwijking in klank. Uit nader onderzoek van de items die tot een lagere interne consistentie leidden blijkt echter dat dit vermoedelijk een gevolg is van het feit dat de stammen (met uitzondering van één stam, namelijk ‘kno’ bij het targetwoord ‘knopen’) allen een andere uitspraak hebben dan die van de bijbehorende targetwoorden. Uit het onderzoek van Ryan et al. (2001) bleek al dat de manier waarop proefpersonen een stam uitspraken een belangrijke determinant was voor de keuze van een aanvulling en dat dit de kans dat een bepaald targetwoord werd geprimed beïnvloedde. Wanneer een stam en een targetwoord qua uitspraak gelijk waren (het begin van het targetwoord werd hetzelfde uitgesproken als de stam, zoals b.v. de stam ‘at’ met het targetwoord ‘atleet’) was er een grotere kans dat de stammen aangevuld werden tot het targetwoord dan wanneer de stam en het targetwoord niet gelijk waren qua uitspraak (zoals b.v. de stam ‘mot’ met het targetwoord 38
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
‘motor’). Proefpersonen gebruikten de uitspraak van een stam om de zoektocht door het lexicon te laten leiden en dus was de kans groter dat de geselecteerde aanvulling een woord was die overeenkwam met de meest typische uitspraak van de stam en die de stam intact zou laten als een afzonderlijke lettergreepeenheid. In het huidige onderzoek blijkt dat één item (namelijk de stam ‘mot met het targetwoord ‘motor’) die de interne consistentie van de WSC taak naar beneden haalt, veel minder vaak werd aangevuld tot het targetwoord, zoals uit het voorgaande verwacht zou worden. Een ander item (namelijk ‘cam’ bij ‘camping’) haalt vermoedelijk de interne consistentie naar beneden omdat het juist door het overgrote deel van de proefpersonen aangevuld werd tot het targetwoord. Deze stam komt in het Nederlands weinig voor en is slechts aan te vullen tot een beperkt aantal andere woorden, grotendeels leenwoorden. Aangezien camping van oorsprong geen Nederlands woord is maar een leenwoord uit de Engelse taal, leidt deze stam mogelijk gemakkelijker tot de selectie van het targetwoord. Het laatste item (de stam ‘un’ met het targetwoord ‘uniform’) haalt de interne consistentie naar beneden doordat uitspraak van de stam mogelijk aanzet tot denken aan een Engels woord. De gemiddelde reactietijd en de standaard deviatie van dit item bleek een stuk hoger te liggen dan die van de andere items en vaak werd deze stam aangevuld tot een Engels woord of een leenwoord uit de Engelse taal. Dit is mogelijk een bevestiging voor de hiervoor genoemde veronderstelling. Zodra de proefpersonen doorhadden dat ze de stam op een andere manier uit konden spreken, vulden zij de stam een gemiddeld aantal keren aan tot het targetwoord. Met het oog op de betrouwbaarheid van de WSC taak is in dit onderzoek ook gekeken naar meer soepele manieren van het beoordelen van de primingscore aangezien bepaalde leeftijdsgroepen mogelijk wel een impliciete herinnering aan de studietaak lieten zien, maar niet het exacte targetwoord noemden. Deze manieren van beoordelen heeft geen meerwaarde; de interne consistentie neemt niet toe en toont ook geen ander patroon van verschillen in priming tussen de leeftijdsgroepen. Concluderend is in dit onderzoek een redelijk betrouwbare en valide WSC priming taak ontwikkeld waarin gezonde ouderen een primingeffect laten zien zonder dat de resultaten verklaard kunnen worden door expliciete contaminatie. Er wordt een subtiele afname gezien van dit effect naarmate de leeftijd hoger is. In vervolgonderzoek zal de proefpersoongroep uitgebreid worden en kan ingegaan worden op het uiteindelijke doel, namelijk te onderzoeken of er, met behulp van de WSC taak, beter gedifferentieerd kan worden tussen gezonde ouderen en dementie patiënten in een vroeg stadium.
39
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
5. Referenties Adam, S., Van der Linden, M., Colette, F., Lemauvais, L., & Salmon, E. (2005). Further exploration of controlled and automatic memory processes in early Alzheimer’s disease. Neuropsychology, 19, 420-7. Baayen, R.H., Piepenbrock, R., & Van Rijn, H. (1993). The CELEX lexical database (CD-ROM). Linguistic Data Consortium. Philadelphia, PA: University of Pensylvania. Bäckman, L., Almkvist, O., Nyberg, L., & Andersson, J. (2002). Functional changes in brain activity during priming in Alzheimer’s disease. Journal of Cognitive Neuroscience, 12, 134-141. Baddeley, A.D. (1995). The psychology of memory. In: A.D. Baddeley, B.A. Wilson, & F.N. Watts (Eds.). Handbook of memory disorders. Chichester: Wiley & Sons Ltd. Beauregard, M., Chertkow, H., Gold, D., & Bergman, S. (2001). The impact of semantic impairment on word stem completion in Alzheimer’s disease. Neuropsychologia, 39, 302-314. Dale, van (2005). Groot Woordenboek van de Nederlandse taal (14de uitg.). Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie. Davis, H.P., Cohen, A., Gandy, M., Colombo, P., VanDusseldorp, G., Simolke, N., & Romano, J. (1990). Lexical priming deficits as a function of age. Behavioral Neuroscience, 104, 288-297. Fay, S., Isingrini, M., & Clarys, D. (2003). Implicit and explicit memory: Do word-stem and word fragment completion memory tasks imply the same cognitive processes? “Vieillissement et Développement Adulte”. Tours. 27 februari 2006.
. Fay, S., Isingrini, M., & Clarys, D. (2005). Effects of depth of processing and ageing on word stem and word fragment implicit memory tasks: Test of the lexical processing hypothesis. European Journal of Cognitive Psychology, 17, 785-802. Fay, S., Isingrini, M., & Pouthas, V. (2005). Does priming with awareness reflect explicit contamination? An approach with a response-time measure in word-stem completion. Consciousness and Cognition, 14, 459-473.
40
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Fleischman, D.A., Gabrieli, J.D., Gilley, D.W., Hauser, J.D., Lange, K.L., Dwornik, L.M., Bennett, D.A., & Wilson, R.S. (1999). Word-stem completion priming in healthy aging and Alzheimer’s disease: The effects of age, cognitive status, and encoding. Neuropsychology, 13, 22-30. Fleischman, D.A., Monti, L.A., Dwornik, L.M., Moro, T.T., Bennett, D.A., & Gabrieli, J.D. (2001). Impaired production priming and intact identification priming in Alzheimer’s disease. Journal of the International Neuropsychological Society, 7, 758-94. Fleischman, D.A., Wilson, R.S., Gabrieli, J.D.E., Bienias, J.L., & Bennett, D.A. (2004). A Longitudinal study of implicit en explicit memory in old persons. Psychology and Aging, 19, 617-625. Fleischman, D.A., Wilson, R.S., Gabrieli, J.D.E., Schneider, J.A., Bienias, J.L., & Bennett, D.A. (2005). Implicit memory and Alzheimer’s disease neuropathology. Brain, 128, 2006-2015. Gabrieli, J.D. (1996). Memory systems analyses of mnemonic disorders in aging and age-related diseases. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, 93, 1353440. Gabrieli, J.D., Keane, M.M., Stanger, B.Z., Kjelgaard, M.M., Corkin, S., & Growdown, J.H. (1994). Dissociations among structural-perceptual, lexical-semantic, and event-fact memory systems in Alzheimer, amnesic, and normal subjects. Cortex, 30, 75-103. Gabrieli, J.D.E., Vaidya, C.J., Stone, M., Francis, W.S., Thompson-Schill, S.L., Fleischman, D.A., Tinklenberg, J.R., Yesavage, J.A., & Wilson, R.S. (1999). Convergent behavioural and neuropsychological evidence for a distinction between identification and production forms of repetition priming. Journal of Experimental Psychology: General, 128, 479-498. La Voie, D., & Light, L.L. (1994). Adult age differences in repetition priming: A meta-analysis. Psychology and Aging, 9, 539-53. McGeorge, P., Taylor, L., Della Salla, S., & Shanks, M.F. (2002). Word stem completion in young adults, elderly adults, and patients with Alzheimer’s disease. Evidence from cross-modal priming. Archives of Clinical Neuropsychology, 17, 389-98. Meiran, N., & Jelicic, M. (1995). Implicit memory in Alzheimer’s disease: A meta-analysis. Neuropsychology, 9, 291-303.
41
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Mitchell, D.B., & Bruss, P.J. (2003). Age differences in implicit memory: Conceptual, perceptual, or methodological? Psychology & Aging, 18, 807-22. Molster, F., & Koekkoek, M. (1997). Meting van het geheugen bij ouderen: Afname en evaluatie van een verbeterde en aangepaste versie van een geautomatiseerde geheugentestbatterij. Ongepubliceerd werkstuk. Universiteit van Amsterdam, Amsterdam. Partridge, F.M., Knight, R.G., & Feehan, M. (1990). Direct and indirect memory performance in patients with senile dementia. Psychological Medicine, 20, 111-118. Petersen, R.C., Smith, G.E., Waring, S.C., Ivnik, R.J., Tangalos, E.G., & Kokmen, E. (1999). Mild cognitive impairment: Clinical characterization and outcome. Archives of Neurology, 56, 303-308. Phaf, R.H., & Wolters, G. (1991). Spontane aanvulfrequenties voor 168 twee- en drieletterige woordstammen. Leiden: Leids Universitair Medisch Centrum. Radloff, L. S. (1977). The CES-D scale: A self-report depression scale developed for research in the general population. Applied Psychological Measurement, 1, 385-401. Rajaram, A., & Roediger III, H.L. (1993). Direct comparison of four implicit memory tests. Journal of Experimental Psychology, 19, 765-776. Raven, J.C. (1956). Coloured Progressive Matrices. Oxford: Oxford Psychologists Press. Roediger, H.L., III, & McDermott, K.B. (1993). Implicit memory in normal human subjects. In F. Boller & J. Grafman (Eds.), Handbook of neuropsychology (Vol. 8, pp. 63-131). Amsterdam: Elsevier. Ryan, L., Ostergaard, A., Norton, L., & Johnson, J. (2001). Search and selection processes in implicit and explicit word-stem completion performance in young, middle-aged, and older adults. Memory and Cognition, 29, 678-90. Salmon, D.P., Shimamura, A.P., Butters, N., & Smith, S. (1988). Lexical and semantic priming deficits in patients with Alzheimer’s disease. Journal of Clinical and Experimental Neuropsychology, 10, 477494. Schacter, D.L. (1987). Implicit memory: history and current status. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory and Cognition, 13, 501-518. 42
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Schacter, D.L. (1994). Priming and multiple memory systems: Perceptual mechanisms of implicit memory. In D. L. Schacter & E. Tulving (Eds.), Memory Systems. Cambridge, MA: MIT. Schmand, B., Lindeboom, J., & van Harskamp, F. (1992). De Nederlandse leestest voor volwassenen. Lisse: Swets & Zeitlinger. Shimamura, A.P., Salmon, D.P., Squire, L.R., & Butters, N. (1987). Memory dysfunction and word priming in dementia and amnesia. Behavioral Neuroscience, 101, 347-351. Spaan, P.E.J., Raaijmakers, J.G.W., & Jonker, C. (2003). Alzheimer’s disease versus normal aging: A review of the efficiency of clinical and experimental memory measures. Journal of Clinical and Experimental Neuropsychology, 25, 216-233. Spaan, P.E.J., Raaijmakers, J.G.W., & Jonker, C. (2005). Early assessment of dementia: The contributions of different memory components. Neuropsychology, 19, 629-640. Squire, L.R. (1992). Declarative and nondeclarative memory: Multiple brain systems supporting learning and memory. Journal of Cognitive Neuroscience, 4, 232-243. Stroop, J.D. (1935). Studies of interference in serial verbal reactions. Journal of Experimental Psychology, 18, 643-622. Tulving, E. (1972). Episodic and semantic memory. In: E. Tulving & W. Donaldson (Eds.), Organisation and Memory. New York: Academic Press. Wechsler; D. (2000). WAIS-III Nederlandstalige bewerking: Afname- en scoringshandleiding. Lisse: Swets Test Publishers. Wilson, B.A., Alderman, N., Burgess, P.W., Emslie, H., & Evans, J.J. (1996). Behavioral assessment of dysexecutive syndrome (BADS). ThamesValley Test Company.
43
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Bijlage I: Overzicht effecten word stem completion op AD/NC. Onderzoeken bij AD-ptn Adam, S., Van der Linden, M., Colette, F., Lemauvais, L., & Salmon, E. (2005). Further exploration of controlled and automatic memory processes in early Alzheimer’s disease. 21 ptn die voldoen aan de criteria van waarschijnlijke AD (51-84 jaar) en 21 gezonde oudere Ppn participanten (61-79 jaar). Woordenlijsten (gelijktijdig met WSC) van 16 woorden. Studietaak 0, 3 of 12 interveniërende items tussen presentatie van het studiewoord en de corresponderende Interval stam. 0 lag is om te kijken of ppn de instructies begrijpt. Lag 3 en 12 zijn om te kijken naar de ernst van de stoornis die controled processen beïnvloedt. Word stem completion taak, variant waarbij de process-dissociation procedure wordt toegepast, Taak waardoor de bijdragen van automatische en gecontroleerde processen op taakprestatie geschat kunnen worden. 112 Franse woorden van zes letters. De lijst van stimuli is zo opgesteld dat iedere woordstam (de Stimuli & eerste drie letters van ieder woord) uniek is binnen het experiment maar niet binnen de taal. normen Iedere woordstam zou aangevuld moeten kunnen worden tot tenminste vijf Franse woorden van zes letters. De 112 woorden worden verdeeld in zeven sets van 16 woorden. De woorden in elke set zijn geselecteerd op gelijke distributie van frequentie van verschijning in de Franse taal (bepaald door Brulex; Content, Mousty, & Radeau, 1990), een gelijke gemiddelde kans dat elke stam aangevuld zou kunnen worden met de targetwoorden zonder eerdere presentatie (base-rate kans van aanvulling) en een gelijk gemiddeld aantal van mogelijkheden voor het aanvullen van stammen met andere Franse woorden van zes letters (set grootte, bepaald door Brulex). Woordsets werden gedistribueerd tussen twee condities (inclusion en exclusion) en de verschillende lags (0, 3 en 12 en baseline) Normale controleppn produceerden meer targetwoorden dan AD-ptn. Invloed op impliciet geheugen + Bäckman, L., Almkvist, O., Nyberg, L., & Andersson, J. (2002). Functional changes in brain activity during priming in Alzheimer’s disease. Meta-analyse Word stem completion taak Taak Zowel normale ouderen als AD-ptn late significante priming zien. De grootte van het priming Invloed op effect is echter gereduceerd in AD. impliciet geheugen + 8 AD-ptn (gem. Lt. 62,7) en 8 controleppn (gem. lt. 60,2) Ppn Lezen van opeenvolgende woorden en geven van een ‘likability judgement’ op een Studietaak vijfpuntsschaal (6 lijsten). 1 van de 6 distractortests: genereren van hoofdsteden, landen, meren, bloemen, fruit en dieren Interval (60 sec.). Word stem completion Taak Zes woordenlijsten werden gemaakt elk bestaande uit 12 veelvoorkomende Zweedse woorden Stimuli & variërend in lengte tussen de 6 en 10 letters. De lijsten waren gelijk wat betreft gemiddelde normen woordfrequentie, volgens Zweedse normen (Molander B. Imagery, visual and tactual dimensions of imagery, and meaningfulness: Swedish norms for 854 nouns. Technical Report no. 178. Umeå, Sweden: University of Umeå, Department of Psychology, 1984). Elke lijst is gecounterbalanceerd over groep en experimentele conditie. Ppn kregen 24 drieletter woordstammen gepresenteerd. Alle stammen konden ten minste 10 Zweedse woorden vormen. Baseline conditie: geen stam kan aangevuld worden met woord uit studielijst. Cued recall conditie: aanvullen van stammen met woorden uit de studielijst (helft in studielijst, andere helft niet). Niet impliciet Zowel normale ouderen als AD-ptn late significante priming zien. De grootte van het priming Invloed op effect is echter gereduceerd in AD. impliciet geheugen Spaan, P.E.J., Raaijmakers, J.G.W., & Jonker, C. (2005). Early assessment of dementia: the contribution of different memory components. 68 controle personen, 42 ptn met een cognitieve stoornis en 9 preklinisch dementerende ptn. Ppn Tien woordentest Studietaak
44
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Cijferreeksen, woordherkenningstaak, woordparentest en blokkentest (± 25 min.) Word stem completion taak Twee of drieletter woordstammen. Voor elke stam noemt ppn een woord dat een minimum van twee letters toevoegt. Tien experimentele stammen (die aangevuld konden worden met de woorden uit de 10 woordentest) en 10 ‘controle’ stammen. De 20 targetwoorden werden geselecteerd uit een lijst van word stem completion normen (Phaf & Wolters, 1991). Woorden werden geselecteerd die niet frequent genoemd werden (2 op 200) om de kans op spontane aanvulling te verminderen. De experimentele en controle stammen werden gematcht op het aantal verschillende woorden dat genoemd werd voor elke stam, het aantal incorrecte woorden genoemd voor elke stam en de lengte van het corresponderende target. Prestatie van preklinische dementerende subjecten wordt het best gekarakteriseerd door een Invloed op onvermogen om bij recall voordeel te hebben van semantische relaties op een woordparentest en impliciet door een afwezige repetition priming effecten op een perceptuele identificatietaak. Geen effect geheugen op word stem completion taak (zowel gezonde ouderen als ptn laten geen priming zien). McGeorge, P., Taylor, L., Della Salla, S., & Shanks, M.F. (2002). Word stem completion in young adults, elderly adults, and patients with Alzheimer’s disease. Evidence from cross-modal priming. 19 jonge gezonde volwassenen, 16 ptn met diagnose waarschijnlijke AD en 16 gezondere oudere Ppn controleppn. Korte definitie geven van 10 visueel aangeboden woorden en 10 oraal aangeboden woorden. Studietaak Fluency taken, opnoemen van landen, steden en namen (3 min.) Interval Word stem completion Taak 40 woorden werden geselecteerd uit de set gerapporteerd door Rajaram en Roediger (1993). Al Stimuli & de woorden waren zelfstandige naamwoorden van 5 tot 6 letters met een gemiddelde frequentie normen van 39,7 per miljoen (Kucera en Francis, 1967). Controleppn vulden meer geprimede stammen aan dan AD-ptn Invloed op impliciet geheugen + Fleischman, D.A., Monti, L.A., Dwornik, L.M., Moro, T.T., Bennett, D.A., & Gabrieli, J.D.E. (2001). Impaired production priming and intact identification priming in Alzheimer’s disease. 16 AD-ptn (gem. lt 73,4) en 16 controle personen (gem. lt 72,3) Ppn Woordenlijst met 40 woorden die zo snel en accuraat mogelijk gelezen moesten worden Studietaak Word-naming taak Interval Word stem completion Taak De targetstimuli waren 216 woorden met woordstammen van drie letters die aangevuld konden Stimuli & worden tot tenminste 10 woorden volgens de Merriam-Webster’s Collegiate Dictionairy (10th normen ed.; Mish et al., 1996), en waren niet de meest voorkomende aanvulling voor de stammen zoals bepaald door een onafhankelijke sample van 10 jonge normale vrijwilligers. De woorden werden willekeurig toegewezen aan zes lijsten van 36 woorden en vervolgens opnieuw toegewezen om de lijsten te vergelijken voor het gemiddelde aantal van syllables in een woorden (M=1.9,; range= 1-5) en woordfrequentie (m=21/1.000.000, range 0-182; Kucera & Francis, 1967). Iedere studielijst van 40 items bestond uit 36 targetwoorden, twee fillerwords in het begin en twee om oefening te bieden en een primacy effect te reduceren en twee filler words aan het eind van de lijst om recency effect te reduceren. Drie testlijsten van 80 items werden gecreëerd door het combineren van een studielijst (36 woorden), een niet bestudeerde lijst (36 woorden) en 8 filler words (6 aan het begin van de lijst om oefening te geven en 2 aan het eind van de lijst. Woordvolgorde binnen de lijst was pseudo-willekeurig en fixed zodat niet meer dan drie bestudeerde of niet-bestudeerde woorden opeenvolgend verschenen. Word stem completion priming is gestoord in de AD groep in vergelijking met de NC groep. Invloed op impliciet geheugen + Fleischman, D.A., Gabrieli, J.D.E., Gilley, D.W., Hauser, J.D., Lange, K.L., Dwornik, L.M., Bennet, D.A., & Wilson, R.S. (1999). Word-stem completion priming in healthy aging and Alzheimer’s disease: the effect of age, cognitive status, and encoding. 91 AD-ptn (gem. lt. 75.6), 58 gezonde oudere controleppn (gem. lt. 75.8) en 25 jonge gezonde Ppn controleppn (gem. lt. 21.8). Lezen van woorden, lezen en beoordelen van woorden of genereren van woorden. Studietaak Interval Word stem completion Taak De target stimuli zijn 128 woorden, met een gemiddelde lengte van 6.1 letters (range 4–10), die Stimuli & Interval Taak Stimuli & normen
45
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
normen
gegenereerd konden worden van een korte definitie van Merriam-Webster’s Tenth Collegiate Dictionary (1996). Definities zijn geselecteerd binnen de beperkingen dat de woorden niet meer dan zes letters hadden, geen woordstam van drie letters deelde met de targetwoorden en met een minimum cloze value had (kans op generatie) van 86% of hoger in een onafhankelijke sample van 15 gezonde ppn. De stimulus woorden zijn pseudowillekeurig toegewezen door cloze value aan vier sets van 30 woorden. Woorden werden hierna opnieuw toegewezen om de sets gelijk te maken voor woordfrequentie. Voor iedere studielijst van 30 items werden de woorden willekeurig toegewezen aan één van de drie condities: (a) lezen, (b) beoordelen, (c) genereren. Elke studielijst werd block gereandomiseerd zodat elk blok van zes trials twee woorden van elk van de drie encoderingscondities bevatte, waarbij niet meer dan drie van dezelfde trial types opeenvolgend verschijnen. Twee testlijsten van 60 items werden gecreëerd door de combinatie van 30 bestudeerde en 30 niet-bestudeerde targets. De testlijsten werden block randomised met de beperking dat elk blok van 10 trials vijf bestudeerde en vijf niet-bestudeerde woorden bevatte, met niet meer dan drie van elke trialtype opeenvolgend verscheen. Twee oefen items verschenen aan het begin van iedere testlijst. Oudere ppn lieten minder priming zien dan jongere ppn en meer priming dan AD ptn.
Invloed op impliciet geheugen + Gabrieli, J.D., Vaidya, C.J., Stone, M., Francis, W.S., Thompson-Schill, S.L., Fleischman, D.A., Tinklerberg, J.R., Yesavage, J.A., Wilson, R.S. (1999). Convergent behavioral and neuro-psychological evidence for a distinction between identification and production forms of repetition priming. 12 AD-ptn (gem. lt. 71.8) en 12 normale controleppn (gem. lt. 67.9) Ppn Oplezen van 37 woorden Studietaak Interval Picture naming, category-exemplar identification, word stem completion, category-exemplar Taak production. 58 namen van plaatjes (lijntekeningen van veelvoorkomende objecten en dieren gehaald uit een Stimuli & studie van Snodgrass en Vanderwart (1980) en van de BNT (1983). De plaatjes werden zo normen geselecteerd dat de namen gebruikt kunnen worden in de word stem completion taak. Iedere naam had vier tot zeven letters en een stam (eerste drie letters) die uniek was in het experiment en aangevuld kon worden tot minstens tien andere woorden. De 58 woorden werden verdeeld in twee sets en gebalanceerd voor gemiddelde woordfrequentie (Kucera & Francis, 1967) en gemiddelde letterlengte (29 woorden tijdens studie en 29 baseline items). Vier woorden werden aan het begin en aan het eind toegevoegd aan beide lijsten om primacy en recency effecten te verminderen. AD-ptn laten intacte priming zien op: picture-naming en category-exemplar identification taken. Invloed op Gestoorde priming laten zij zien op: word stem completion en category-exemplar production impliciet taken. geheugen + Verdeeldheid van de aandacht tijdens de studiefase in gezonde ppn verminderde de priming op Opmerking word stem completion en category exemplar production taken maar niet op picture-naming en category exemplar identification taken. Verklaringen kunnen gezocht worden in het identificatie-productie onderscheid. Oefentrails voor word stem completion taak. Meiran, N., & Jelicic, M. (1995). Implicit memory in Alzheimer’s disease: a meta-analysis. Meta-analyse Fragmented pictures, word stem completion, classical conceptual tests, word-based perceptual Taak tests. AD ptn presteren significant gestoord op impliciete geheugentests. Zij presteren gestoord op: Invloed op non-verbale tests (fragmented pictures), word stem completion als leeftijd < 75 jaar (con/per/2), impliciet classical conceptual tests en wordbased perceptual tests met lange delays en normaal op: wordgeheugen based perceptual tests met korte delays en word stem completion als ptn > 75 jaar (doordat age+ matched controls ook gestoorde prestatie vertoonden).
46
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Onderzoeken bij gezonde ppn Mitchell, D. B., & Bruss, P. J. (2003). Age differences in implicit memory: conceptual, perceptual or methodological? 36, waarvan 24 jonge volwassenen (18-23), 18 volwassenen van middelbare leeftijd (45-65) en Ppn 18 oudere volwassenen (66-88). Benoemen van een gemengde lijst van 108 plaatjes en woorden Studietaak Wisconsin card sorting test, verbal associative fluency, WAIS III vocabulary subtest en word Interval fragment completion test (30-40min.) Word stem completion, word fragment completion, category exemplar completion, picture Taak fragment identification, picture naming WSC test items (eerste drie letters van het target woord) hadden een minimum van zeven Stimuli & oplossingen volgens de American Heritage Dictionary of the english language (1981). De normen stimuli waren hoog in zowel absolute (AF:M=30) als relatieve frequentie (RF, Ryan, et al., 2001); hun normen indiceren dat 97% van de stimuli RF’s hadden tussen de 1-5). WSC stammen waren voornamelijk gematcht op klank met het targetwoord. De meeste impliciete geheugenprocessen blijven stabiel met het stijgen van de leeftijd. Invloed op Classificatie is tegenstrijdig. De theoretische en methodologische onzekerheden van de WSC impliciet zijn spijtig aangezien het een favoriete taak is in studies naar de veroudering. Deze taak is tevens geheugen gevoelig voor contaminatie. Het effect van expliciete geheugen contaminatie wordt geminimaliseerd door: Opmerking -korte interval voor responsen op testcues (3s) -lange interval tussen studie en test (3 tests) Fleischman, D.A., Wilson, R.S., Gabrieli, J.D.E., Bienias, J.L., & Bennett, D.A. (2004). A Longitudinal study of implicit en explicit memory in old persons. 178 ppn (gem. lt. 78,6), waarvan 17 voldeden aan de criteria voor dementie, van de overige 161 Ppn ppn voltooiden 140 ppn de vier jaarlijkse evaluaties. Lezen en naspreken van woorden Studietaak Category-exemplar production test (5-10min.) Interval Category-exemplar production (conceptueel en productie), word stem completion (perceptueel Taak en productie), word identification (perceptueel en identificatie), picture naming (perceptueel en identificatie) 192 woorden bestaande uit 16 exemplaren van ieder 12 categorieën genomen uit de Stimuli & categorienormen van Battig en Montague (1969). De targetwoorden worden geselecteerd met de normen voorwaarden dat ze niet de meest voorkomende exemplaren van een bepaalde categorie zijn, stammen van drie letters hebben die uniek zijn in de stimuluspoel, en aangevuld kunnen worden met tenminste vijf andere woorden dan het targetwoord volgens Merriam-Webster’s Collegiate Dictionary (1996). De stimuli waren pseudo-willekeurig toegewezen aan 8 lijsten van 24 woorden en werden opnieuw toegewezen om de lijsten te balanceren voor exemplar typicality, woordfrequentie en woordlengte. Vier woorden werden in het begin van iedere lijst geplaatst om oefening te bieden en primacy effecten te reduceren. Vier tests van 48 items werden opgesteld door het combineren van twee lijsten van 24 items (één met bestudeerden en één met niet bestudeerde woorden). Gereduceerde priming is niet een onvermijdelijke consequentie van het ouder worden. Bepaalde Invloed op vormen van priming zouden minder gevoelig zijn voor veroudering, afhankelijk van de impliciet processen die aangehaald worden tijdens encoderen of retrieval (b.v. veroudering zou priming geheugen op taak primair gebruik maken van conceptuele, i.p.v. perceptuele, processen. Of op taken die primair afhangen van productie, i.p.v. identificatieprocessen. In dit onderzoek werd geen bewijs gevonden dat leeftijdsgerelateerde afname verschilde in elke van de primingtaken. Ryan, L., Ostergaard, A., & Johnson, J. (2001). Search and selection processes in implicit and explicit word-stem completion performance in young, middle-aged, and older adults. 50 jonge volwassenen (18-35), 50 volwassenen van middelbare leeftijd (36-55) en 50 oudere Ppn volwassenen (56-88). Van iedere groep worden 30 ppn toegewezen aan de impliciete conditie en de overige 20 aan de expliciete conditie. Rating taak (beoordelen van een woord op ‘pleasantness’, op een schaal van 1 tot 5) Studietaak Gesprek van 5 min. Interval Word stem completion taak Taak Woordstammen en targets werden gekozen uit een grote normatieve baseline dataset van 99 Stimuli & drieletter stammen verzameld uit 50 jonge ppn, 50 ppn van middelbare leeftijd en 50 oudere normen ppn. De participanten in het normatieve onderzoek kregen een boekje met 99 stammen, elk
47
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
gevolgd door een open ruimte. Zij kregen de instructie de eerste vier stam aanvullingen op te schrijven die in hun hoofd opkwamen. 48 woordstammen van drie letters werden gekozen uit de normatieve baseline (NB). Voor elke stam werden drie targetaanvullingen gekozen die verschillen in baseline kans op de eerste aanvulling en op vier aanvullingen. (high NB targets hebben een matige eerste kans en een matig tot grote kans op vier aanvullingen - medium NB targets hebben een kleine eerste kans en grotere kans op vier aanvullingen - low NB targets komen zelden voor, en hebben een kleine eerste kans en een kleine kans op vier aanvullingen). 48 stammen werden gepresenteerd waarvan 24 aangevuld kunnen worden met targetwoord en 24 met een baseline aanvullingskans. Oudere volwassenen primen en herinneren minder items op de WSC taak dan ouderen van Invloed op middelbare leeftijd, die op hun beurt minder primen en herinneren dan jongere volwassenen. impliciet Iedere groep gebruikt cuespecifiek matchen op dezelfde manier. De impact van target geheugen + bekendheid verandert echter tijdens de veroudering: oudere volwassenen produceren en herinneren hoge frequentie targets net zo goed als jongere participanten, maar herinneren minder lage frequentie targets dan jongere volwassenen. De keuze van aanvulling hangt af van de frequentie van het completion word en van Opmerking verschillende cuespecifieke factoren. De kritieke frequentie variabele in WSC lijkt de RF te zijn van een woord in vergelijking met zijn concurrerende aanvullingen, in plaats van de absolute frequentie van een woord. Hogere RF items hebben over het algemeen hogere waarschijnlijkheid om gekozen te worden als een aanvulling (pre-experimentele RFs zijn minder voorspellend voor de completion rate). Fonologie is erg belangrijk. Ppn gebruiken het geluid van de stam om hun zoektocht door het lexicon te leiden en is de geselecteerde aanvulling waarschijnlijk een woord dat de meest typische uitspraak van de stam matcht maar ook de stam intact houdt als een separate lettergreep eenheid. Onderzoek Molster & Koekkoek 122 ppn, waarvan 61 ouderen (gem. lt. 78.8) en 61studenten (gem. lt. 20.5) Ppn Tien of vijftien woordentest Studietaak Digit span test, fluency test, vijftien of tien woorden test, spiegelbeeldleestest, herkenningstest, Interval woordparentest, blokkentest (20-30 min.) Word stem completion test Taak Zie onderzoek Spaan et al. (2005). Stimuli & 40 woordstammen moesten met minimaal twee letters aangevuld worden tot een correct normen Nederlands woord. Verhouding target- distractorstammen 1:3 Er worden maar weinig stammen aangevuld met de targetwoorden. Invloed op Betrouwbaarheid van test is laag. impliciet geheugen Geen enkele oudere is in dit onderzoek bewust van aanvullingen uit de woordentest. Opmerking
48
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Bijlage II: Informatiebrochure voor gezonde ouderen t.b.v. het “UvA geheugenonderzoek”. Aan: Geïnteresseerde oudere vrijwilligers voor een geheugentestafname in het kader van wetenschappelijk onderzoek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam
Dr. Pauline E. J. Spaan Programmagroep: Psychonomie Doorkiesnr: 020 525 6644 (do., vr.) Fax: 020 639 1656 E-mail: [email protected]
Amsterdam, 4 september 2007. Uw kenmerk: Ons kenmerk: Betreft: UvA Geheugenonderzoek Geachte heer / mevrouw,
Bij deze vragen wij uw medewerking t.b.v. een wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd vanuit de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek gaat over het functioneren van het geheugen bij het ouder worden. Het is normaal dat het geheugen achteruit gaat bij het ouder worden. Uit onderzoek is echter gebleken dat het geheugen uit meerdere onderdelen bestaat en dat slechts sommige onderdelen achteruit gaan. Dit verdient nader onderzoek. Zo kunnen we onze tests gebruiken om ‘normale’ geheugenproblemen die bij het ouder worden horen, te onderscheiden van geheugenproblemen passend bij bepaalde ziektes (zoals dementie). Daarom zijn wij op zoek naar ouderen tussen de 55 en 95 jaar (of ouder) die niet dement zijn. Het onderzoek heeft ook niet tot doel om mensen op te sporen die mogelijk aan dementie lijden. We willen juist weten hoe het geheugen functioneert onder normale omstandigheden, bij gezonde oudere mensen. Op welke terreinen ervaren zij problemen en op welke terreinen gaat het goed? En hoe verschilt dat per leeftijd? Het onderzoek houdt in dat u diverse geheugen-, taal- en concentratietests uitvoert via een laptop computer. U hoeft de computer niet zelf te bedienen en alleen maar naar het scherm te kijken. Ervaring met computers is dan ook niet nodig. Het onderzoek kan gewoon bij u thuis plaatsvinden zodat u niet hoeft te reizen. Indien u hier geen prijs op stelt maar wel graag wilt meedoen, kan uiteraard een andere locatie voor het onderzoek afgesproken worden, bv. in een kamer op de faculteit Psychologie van de Universiteit van Amsterdam (Roetersstraat 15). Wanneer u geïnteresseerd bent in deelname of verdere vragen heeft, dan kunt u contact opnemen met Antoinet Vieverich. Het is ook mogelijk dat Antoinet u zelf binnenkort belt om te vragen of u geïnteresseerd bent om mee te doen en om evt. vragen van u te beantwoorden. Om zeker te weten of u met het onderzoek mee kunt doen, zal zij u dan ook (met uw instemming) een aantal vragen stellen omtrent uw gezondheid. Wij kunnen en zullen echter nooit een medisch advies geven. Deelname aan dit onderzoek is puur op vrijwillige basis: uiteraard bestaat er geen enkele verplichting. Antoinet is bijna afgestudeerd in de Psychologie. Dit onderzoek is haar afstudeeronderzoek. Zij zal ook het onderzoek bij u uitvoeren, de computer bedienen en u uitleg en instructies geven bij iedere test. Het onderzoek neemt ongeveer anderhalf uur tijd in beslag en uiteraard kan er tussendoor op uw verzoek gepauzeerd worden. Indien u tijdens het onderzoek om wat voor reden dan ook wilt stoppen, dan kan dat natuurlijk ook (zonder verdere verplichtingen of gevolgen). Tevens kunt u 24 uur na
49
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
deelname aan het onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. Uw gegevens worden dan verwijderd uit onze bestanden en vernietigd. Vanzelfsprekend worden alle gegevens strikt vertrouwelijk en anoniem verwerkt. Dat betekent dat uw naam losgekoppeld wordt van uw gegevens en scores, zodat niet meer te achterhalen valt van welke persoon bepaalde gegevens zijn. Indien u daar prijs op stelt, kunt u na afloop van het onderzoeksproject een samenvatting van de resultaten of een overzicht van uw eigen scores opgestuurd krijgen. In ieder geval krijgt u een kleine attentie als dank voor uw medewerking. Uit eerdere ervaringen is gebleken dat de meeste mensen het leuk vonden om de testjes uit te voeren; het biedt een vorm van ‘hersengymnastiek’ waar de meeste mensen wel prijs op stellen of het nut van inzien. En u draagt natuurlijk op een belangrijke manier bij aan betere kennis van geheugenproblemen. Wij stellen uw medewerking bijzonder op prijs! Voor meer informatie en/of het maken van een afspraak voor het onderzoek kunt u bellen naar: Antoinet Vieverich, Tugelaweg 121F, 1091 VV Amsterdam, tel. 06 – 4149 3181, e-mail [email protected].
Bij voorbaat hartelijk dank, Met vriendelijke groet,
dr Pauline Spaan
Antoinet Vieverich
Klinisch Neuropsycholoog, Universiteit van Amsterdam en Groene Hart Ziekenhuis, Gouda
student Klinische Neuropsychologie (UvA) testleidster UvA Geheugenonderzoek
50
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Proefpersoonnummer: ………..
Bijlage III: Screeningsvragen – Telefonisch Introductie
“U spreekt met …………... Ik ben student ……………. aan de Universiteit van Amsterdam. Om zeker te weten of U met het UvA Geheugenonderzoek mee kunt doen, zal ik U eerst een aantal vragen stellen omtrent uw gezondheid. Vindt U dat goed?” (Naar vraag 1) Naam
:
Adres
:
Postcode + plaats
:
Telefoonnummer
:
Geboortedatum : Sekse
: □ vrouw
Opleiding
:
□ man
(vraag: heeft U de lagere school afgemaakt? Heeft u daarna nog opleidingen gevolgd?) Beroepsgeschiedenis
:
(vraag: wat heeft U na uw schoolopleiding gedaan? Wat zijn/waren uw recente/laatste werkzaamheden?) 1.a.
Heeft U wel eens een beroerte (hersenbloeding / herseninfarct) of een TIA gehad? □ Ja
□ Nee (ga door naar vraag 2)
Zo ja, wanneer (ongeveer)?……………………………………………………………... b.
Bent U sinds de beroerte nog beperkt in het gebruik van uw armen, handen of benen? □ Ja
c.
Heeft U sinds de beroerte (nog) problemen met zien? □ Ja
d.
□ Nee
□ Nee
Heeft U sinds de beroerte (nog) problemen met spreken / praten, zoals het moeilijk kunnen vinden van woorden? □ Ja
e.
□ Nee
Heeft U sinds de beroerte (nog) problemen met het begrijpen van geschreven tekst? □ Ja
□ Nee
Exclusie: wanneer minimaal één van de vragen b t/m e met “Ja” is beantwoord. 2.
Heeft U door een ongeluk beschadiging aan uw hersenen / hersentrauma opgelopen, waarvoor U in een ziekenhuis behandeld moest worden? □ Ja, wanneer:………………………………………………………………□ Nee
51
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Introductie Mensen met bepaalde ziektes / aandoeningen zullen uitgesloten moeten worden t.b.v. de betrouwbaarheid van dit onderzoek. Daarom zal ik deze ziektes uitvragen: 3.
Heeft U in het verleden een hersentumor gehad?
4.
Heeft U epilepsie / epilepsie gehad? (tenzij ≥10 jaar aanvalsvrij)
5.
Lijdt U aan multiple sclerose (MS)?
□ Ja
□ Nee
6.
Lijdt U aan de ziekte van Parkinson?
□ Ja
□ Nee
7.
Bent U ooit behandeld voor een psychiatrische aandoening, bijv. een zware depressie, psychose (schizofrenie) of een angststoornis?
□ Ja
□ Ja
□ Nee □ Ja
□ Nee
□ Nee
N.B.:Behandeling wegens overspannenheid/burn-out, gezins- of relatieproblemen, etc. is toegestaan. 8.
Gebruikt U medicatie?
□ Ja
□ Nee
Zo ja, welke?……………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………….. Excluderen wanneer medicatie ingrijpen op CZS (bv. anti-psychotica, anti-depressiva, major tranquillizers). Valeriaan of een incidenteel slaaptablet, bloeddrukverlagers, harttabletten en insuline zijn wel toegestaan. 9.
Drinkt U alcohol? □ Ja
□ Nee
Zo ja, hoeveel glazen per week? …………………………………………………………. Bij >6 per dag gemiddeld: excluderen. 10.
Bent U ooit behandeld voor een alcohol- of drugsverslaving?
11.
Is Nederlands uw moedertaal?
□ Ja
□ Ja
□ Nee
□ Nee
Dit waren de vragen. U kunt { □ wel / □ helaas niet } meedoen met dit onderzoek. Bij inclusie: Als laatste zal ik uw adres en wat andere algemene gegevens noteren (boven noteren). Afspraak:……………………………………………………………………………………….
52
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Bijlage IV: Informed consent formulier “UvA geheugenonderzoek”. ‘Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de mij opgestuurde of uitgereikte informatiebrief over het ‘UvA Geheugenonderzoek’. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord. Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden behoef op te geven en besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming. Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik me wenden tot dr. Pauline Spaan (telefoon: 020 – 525 6644 (op do. en vr.), e-mail: [email protected]; Roetersstraat 15, 1018 WB Amsterdam). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam, de heer professor V. Lamme (telefoon: 020 – 525 6675; e-mail: [email protected], Roetersstraat 15, 1018 WB Amsterdam). Aldus in tweevoud getekend:
……………………………
……………………………
Naam proefpersoon
Handtekening
‘Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.’
……………………………
……………………………
Naam onderzoeker
Handtekening
Testleidster UvA Geheugenonderzoek
53
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Bijlage V: Instructie WSC taak U krijgt bij deze test steeds 2 of 3 letters (een woordstam) op het scherm te zien. U moet met deze beginletters een bestaand Nederlands woord vormen. U moet hierbij het eerste woord noemen dat in u opkomt! De woordstam moet echter wel aangevuld worden met tenminste 2 letters. Bv.: de woordstam le- kunt u aanvullen tot het woord leven. De aanvulling tot het woord lek is niet goed omdat er hierbij slechts 1 letter is toegevoegd. Er bestaan bij deze test geen goede of foute antwoorden. Belangrijk is dat u het eerste woord noemt dat in u opkomt!! U kunt met de volgende stammen even oefenen: (3 oefentrials) “Dan begint nu de echte test”. Na afloop van de WSC taak (na invulscherm behorende bij laatste stam): • scherm met vraag: “Heeft u tijdens deze test woorden genoemd, die u al eerder (tijdens dit onderzoek) gezien heeft?”. • Indien één van beide “Ja”-antwoorden is aangeklikt volgend scherm met extra vraag: “Bij welke test heeft u deze woorden dan eerder gezien?”.
54
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Bijlage VI: Geselecteerde stimuli WSC taak en waardes van variabelen waarop experimentele (in studietaak gepresenteerde) items en controle (niet eerder gepresenteerde) items gematcht zijn. exp. stam
target woord
freq./ 200
lengte
sound match
syllable length
versch. wrd/ stam
lex.freq
freq.mljn
log. freq.
contr. stam
target woord
freq./ 200
lengte
sound match
syllable length
versch. wrd/ stam
lex.freq
freq.mljn
log. freq.
teg
tegel
69
5
0
2
16
412
9.72
1
gi
gitaar
68
6
1
2
18
261
6.16
0.7782
slo
sloot
62
5
1
1
18
530
12.51
1.1139
zwa
zwager
63
6
1
2
11
387
9.13
0.9542
bu
bureau
55
6
1
2
25
3738
88.20
1.9445
fi
fiets
56
5
1
1
21
2048
48.32
1.6812
mot
motor
53
5
0
2
12
2081
49.10
1.6902
boe
boeken
53
6
1
2
19
492
11.61
1.0792
voe
voeten
51
6
1
2
15
5451
128.62
2.1106
beh
behang
52
6
1
2
24
227
5.36
0.699
dir
dirigent
51
8
0
3
5
301
7.10
0.8451
kos
koster
50
6
1
2
14
194
4.58
0.699
ant
antenne
49
7
1
3
12
155
3.66
0.6021
ope
opera
48
5
1
3
11
455
10.74
1.0414
mon
monster
47
7
1
2
25
938
22.13
1.3424
har
haring
47
6
0
2
18
220
5.19
0.699
mel
meloen
43
6
0
2
17
139
3.28
0.4771
geh
gehoor
43
6
1
2
17
773
18.24
1.2553
cam
camping
41
7
0
2
13
134
3.16
0.4771
ag
agent
40
5
0
2
19
1940
45.78
1.6628
un
uniform
37
7
0
3
11
1589
37.49
1.5682
kno
knopen
36
6
1
2
15
916
21.61
1.3424
at
atleet
34
6
1
2
20
163
3.85
0.6021
par
partij
35
6
1
2
30
7224
170.46
2.2304
pre
president
34
9
1
3
22
2166
51.11
1.7076
rep
republiek
34
9
0
3
13
1192
28.13
1.4472
klo
klooster
32
8
1
2
19
1031
24.33
1.3802
med
medicijn
32
8
0
3
21
1081
25.51
1.415
get
getal
29
5
0
2
23
979
23.10
1.3617
col
collega
29
7
1
3
16
2715
64.06
1.8062
or
orgel
26
5
1
2
20
284
6.70
0.8451
glo
globe
27
5
1
2
14
89
2.10
0.301
ger
geranium
21
8
1
4
30
111
2.62
0.4771
ber
bericht
21
7
0
2
19
2379
56.13
1.7482
gem.
43.18
6.47
0.59
2.29
17.82
1188.35
28.04
1.1497
gem.
43.18
6.18
0.71
2.18
17.65
1329.00
31.36
1.2259
SD:
13.12
1.28
0.51
0.69
6.23
1475.83
34.82
0.54
SD:
13.05
1.07
0.47
0.53
4.80
1731.82
40.86
0.51
55
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Bijlage VII: Episodische/Semantische Geheugenbatterij (© Dr. P.E.J. Spaan, Universiteit van Amsterdam, Programmagroep Psychonomie, maart 2004): Geheugentests: Woordparentest
Meetpretentie: Episodisch geheugen (cued recall) met conditie waarbij geprofiteerd kan worden van semantische associatie van de te leren woordparen (gevoelig voor semantische geheugencomponent) en conditie waarbij woordparen volledig ongerelateerd zijn (alleen gevoelig voor episodische geheugencomponent)
Woordparenherkenningstest
Forced choice recognition van eerder geleerde woordparen met semantischgeassocieerde distractors. Episodische geheugentest, deels gevoelig voor semantische geheugencomponent (mate van profijt van semantische associaties bij juiste herkenning).
10 Woordentest
Episodisch geheugen (free recall) mbt onderling ongerelateerde lijst woorden.
Beschrijving: 3 trials van 10 woordparen, helft semantisch geassocieerd (volgens woordassociatienormen De Groot, 1980; Van Loon-Vervoorn & Van Bekkum, 1991), helft ongerelateerd. Woorden zijn gematcht op woordlengte en lexicale frequentie (CELEX, 1993). Binnen iedere trial worden de woordparen in een andere volgorde aangeboden (gedurende 3 sec. per woordpaar, interval .5 sec.) om sequentiële leereffecten te vermijden. Na aanbieding (en voor recall fase) moet er eerst gedurende 20 sec. teruggeteld worden in stapjes van 3 vanaf een bepaald getal, om recencyeffecten te vermijden (om zodoende een meer zuivere maat van lange termijngeheugen te verkrijgen). Bij recall-fase verschijnt cue links op scherm en rechts typt pl. het door pp. genoemde woord in of drukt op enter wanneer geen antw gegeven wordt. De volgende cue verschijnt op het scherm. De antwoorden worden beoordeeld/gescoord obv correctheid en ook analyse van evt. genoemde intrusies (zijn deze bv. wel semant. geassoc.?) is zo mogelijk. In het midden van het scherm wordt de cue van een woordpaar aangeboden met in de omringende hoeken van het scherm 4 mogelijke targets. Pp. moet zeggen welk woord met de cue samen verschenen is (erbij hoorde) in de voorgaande Woordparentest. De 4 antwoordalternatieven bestaan, in geval van een semantisch-geassocieerd woordpaar, uit de target, een zeer sterk semantisch-geassoc. distractor, een minder sterk semantisch-geassoc. distractor (De Groot, 1980; Van Loon-Vervoorn & Van Bekkum, 1991; Lauteslager, Schaap & Schievels, 1986), en een ongerelateerde distractor met vergelijkbare lexicale frequentie (CELEX, 1993). In geval van een semantisch ongerelateerd woordpaar bestaan de antwoordalt. uit de target, een sterk en een minder sterk semantisch-geassoc. distr. op de cue en een sterk sem. geassoc. distr. op de target. De woorden zijn onderling gematcht op woordlengte. Geen tijdslimiet. Pp. moet antw. kiezen! 3 trials van 10 woorden. Woorden zijn gematcht op woordlengte en lexicale frequentie (CELEX, 1993). Binnen iedere trial worden de woorden in een andere volgorde aangeboden (gedurende 2 sec. per woord, interval .5 sec.) om sequentiële leereffecten te vermijden. Na aanbieding (en voor recall fase) moet er eerst gedurende 20 sec. teruggeteld worden in stapjes van 3 vanaf een bepaald getal, om recencyeffecten te vermijden (om zodoende een meer zuivere maat van lange termijngeheugen te verkrijgen). De woorden genoemd bij de recall-fase worden paper and pencil genoteerd en achteraf in database ingevoerd.
56
Tijdsduur: +/-10 min.
+/- 2 min.
+/-10 min.
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
10 Woordenherkenningstest
Categoriefluencytest
Episodisch geheugen, Yes-no recognition van eerder geleerde 10 woorden met semantisch geassocieerde distractors. Maat voor efficiëntie van encodering van de woorden bij inprenting tijdens de 10 Woordentest. Gevoelig voor semantisch geheugen en ook executief functioneren (mbt kunnen switchen tussen subcat. wanneer men van bepaalde subcat. geen woorden meer kan ophalen). Dit laatste aspect wordt geminimaliseerd door conditie waarin na globale categorie vervolgens div. subcategorieën gegeven worden.
Letter-fluencytest
m.n. gevoelig voor executief functioneren, niet voor semantisch geheugen door gebrek aan semantische/conceptuele structuur als cue bij het genereren van woorden.
Visuele Benoemtest
Semantisch geheugen, benoemen op visuele input
Verbale benoemtest
Semantisch geheugen, benoemen op verbale input
Er verschijnt steeds een woord midden op het scherm met daaronder een ja- en een nee-knop die door pl. wordt aangeklikt. Vervolgens verschijnt een nieuwe woord. In totaal 30 woorden: de 10 targets en per target 2 semantisch-geassoc. distr. (De Groot, 1980; Van Loon-Vervoorn & Van Bekkum, 1991; Lauteslager, Schaap & Schievels, 1986) en 1 ongerelateerde distr. met vergelijkbare lexicale frequentie (CELEX, 1993) random door elkaar gepresenteerd. Geen tijdslimiet. Pp. moet antw. kiezen! Dieren 1 minuut Subcat. 1: vogels (30 sec.) Subcat. 2: vissen (30 sec.) Subcat. 3: insekten (30 sec.) Artikelen die je in een winkel kunt kopen 1 minuut Subcat. 1: bij de groenteboer (30 sec.) Subcat. 2: bij de kledingzaak (30 sec.) Subcat. 3: bij de doe-het-zelf-zaak (30 sec.) Categorie staat midden op scherm en klokje loopt mee. Antwoorden worden letterlijk op papier genoteerd (en achteraf in database ingevoerd/gescoord). Bij subcat. mogen woorden genoemd worden die al bij de globale categorie genoemd zijn. Letters D-A-T, ieder 1 minuut voor het ophalen van woorden. Instructie: woorden in het algemeen, als ze maar in het woordenboek staan. Wanneer pp. namen, getallen of vervoegingen van hetzelfde woord gaat noemen, aansporen om ‘ook andere woorden te noemen’. Letter midden op scherm, klokje loopt mee. Antw. worden op papier genoteerd (achteraf in database ingevoerd/gescoord). 53 stimuli uit Boston Naming Test (Kaplan, Goodglass & Weintraub, 1983). Plaatje verschijnt op scherm, wanneer pp. het goed benoemt (binnen 20 sec.), wordt correct knop aangeklikt (exacte reactietijd wordt geregistreerd) en verschijnt volgend plaatje. Wanneer fout of geen antwoord, wordt op niet-correct geklikt en verschijnen er 4 antw.alternatieven (die aangeklikt kunnen worden): target en 3 semantisch-geassocieerde benamingen (volgens associatiefrequentie-normen Van Loon-Vervoorn & Stumpel, 1994). Geen tijdslimiet bij herkenningsconditie. Pp. moet antw. kiezen! Naar onderzoek van o.a. Hodges & Patterson (1995), Hamberger & Seidel (2003) en werkstukonderzoek Programmagroep Psychonomie o.l.v. Prof. dr. B. Schmand (2004; vertaling en standaardisering van versie Hamberger & Seidel, 2003). Pp. krijgt verbale omschrijving van woord te lezen/horen op scherm en moet juiste woord noemen (binnen 20 sec.). Wanneer pp. correct benoemt binnen de tijd, wordt knop correct aangeklikt en verschijnt volgende item/omschrijving (in totaal 48 items). Wanneer fout of geen antwoord, wordt op niet-correct geklikt en verschijnen er 4
57
+/- 4 min.
+/- 6 min.
+/- 4 min.
+/-10 min.
+/-10 min.
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Mini-Mental State Examination (MMSE; Folstein, Folstein & McHugh, 1975) Nederlandse Leestest voor Volwassenen (NLV; Schmand, Lindeboom & Van Harskamp, 1992) Raven Coloured Progressive Matrices (RCPM; Raven, 1956)
Globale cognitieve status
SubstitutieCoderen (SCWAIS)
Mentale verwerkingssnelheid
Symbool Zoeken (SZ-WAIS)
Mentale verwerkingssnelheid
Regel-Wisseltest (RW-BADS)
Mentale/cognitieve flexibiliteit of switchingscapaciteit
antw.alternatieven (die aangeklikt kunnen worden): target en 3 semantisch-geassocieerde benamingen (De Groot, 1980; Van Loon-Vervoorn & Van Bekkum, 1991; Lauteslager, Schaap & Schievels, 1986). Geen tijdslimiet bij herkenningsconditie. Pp. moet antw. kiezen! Paper and pencil afname; eindscore wordt achteraf in database ingevoerd.
+/- 3 min.
Premorbide verbale intelligentie
50 woorden verschijnen om de beurt midden op het scherm. Pp. moet iedere woord uitspreken, waarna pl. ‘goed’, ‘half goed’ of ‘fout’ intoetst dmv corresponderende toetsen. Vervolgens verschijnt volgende woord op het scherm.
+/- 2 min.
Nonverbale intelligentie, abstractie- en logisch redeneervermogen
Verkorte vorm (Lindeboom, Smits, Smit, & Jonker, 1999): Set A en set B, 24 items, beide sets in oplopende moeilijkheidsgraad. Patroon + 6 stukjes eronder op scherm. Pp. noemt nr. van passende stukje (of wijst het aan) dat door pl. wordt aangeklikt, waarna volgende patroon op scherm verschijnt. Geen tijdslimiet voor antwoorden. Stimuli uit WAIS-III, maar coderen symbolen-cijfers ipv coderen cijfers-symbolen (zoals in WAIS-R). 120 sec. de tijd om zoveel mogelijk symbolen naar het juiste cijfer te hercoderen. Symbool verschijnt midden op scherm, terwijl bovenaan op het scherm de codeersleutel aanwezig is. Pp. moet bijpassende cijfer noemen, dat vervolgens door pl. wordt ingetypt, waarna het volgende symbool op het scherm verschijnt. Wanneer 2 min. voorbij zijn breekt de test automatisch af. Uit WAIS-III. 120 sec. de tijd om zoveel mogelijk symbool-regels te beoordelen. Van links naar rechts, midden op het scherm, verschijnt per trial een regel met 2+5 symbolen. Pp. moet beoordelen of één van de 2 symbolen vooraan ook voorkomt bij de 5 symbolen achteraan de regel. Pp. zegt ‘ja’ of ‘nee’, waarna pl. corresponderende toets op toetsenbord indrukt, waarna de volgende regel met symbolen op het scherm verschijnt. Wanneer 2 min. voorbij zijn breekt de test automatisch af. Stimuli uit BADS Regel-Wisseltest (Wilson, Alderman, Burgess, Emslie & Evans, 1996). Deel 1 20 speelkaarten benoemen vlgs regel “zeg ja bij rode kaart, zeg nee bij zwarte kaart”. Deel 2 dezelfde kaarten benoemen vlgs regel “zeg ja wanneer kleur hetzelfde blijft, zeg nee wanneer kleur wisselt”. De kaarten verschijnen een voor een op het scherm met de regel bovenaan het scherm aanwezig. Pp. zegt per kaart ja of nee en pl. drukt corresponderend toets in op toetsenbord waarna volgende kaart verschijnt. Totale tijd en aantal correcte antwoorden worden automatisch
+/-10 min.
58
+/- 3 min. (incl. oefenen van 7 voorbeeld stimuli) +/- 3 min. (incl. oefenen van 6 voorbeeld stimuli) +/- 3 min.
Ontwikkeling van een nieuwe Word Stem Completion priming taak voor ouderen
Stroop KleurWoordtest (SKWT; Stroop, 1935)
Geheugenindrukvragenlijst Depressievragenlijst (CESD; Radloff, 1977)
Mentale/cognitieve inhibitie
Screening depressieve symptomen
geregistreerd. Per kaart/conditie verschijnt steeds één item tegelijk in voldoende groot lettertype midden op het scherm om invloed van visusproblemen en het dubbel lezen of overslaan van regels/items te vermijden. Zodra pp. een antwoord heeft gegeven drukt pl. op een toets waarop het volgende item verschijnt. Pl. turft paper&pencil evt. gemaakte fouten (waarvan het totaal aantal achteraf in database wordt ingevoerd). Nadat laatste item van een kaart/conditie is beantwoord, wordt automatisch de totaaltijd geregistreerd. Ivm populatie ouderen (=verhoogde invloed vermoeidheid) wordt per kaart slechts de helft van de stimuli (eerste 5 regels) gebruikt. Vragen over eigen indruk geheugenfunctioneren, vooraf en na afloop van het onderzoek. En vragen over effect van geheugenklachten in het dagelijks leven. 20 stellingen verschijnen om de beurt letterlijk op scherm met vier knoppen/antwoordmogelijkheden: ‘zelden of nooit’, ‘soms’, ‘vaak’, ‘altijd of bijna altijd’. Pl. klikt antwoord van pp. aan, waarna de volgende stelling verschijnt.
59
+/- 5 min. (incl. 10 oefenitem s)
2 min. +/- 5 min.