Samen Online Effecten van een internetcursus door jongeren voor ouderen
“Met een van de jongens heb ik echt een goed contact. Hij is ook al eens bij mij thuis gekomen om Skype te installeren. Als ik problemen heb met de computer dan bel ik hem. Of ik Skype hem. Ha, ha, …! Ja, maar echt hoor, dan Skype ik hem.” (citaat cursist tijdens interview) “Ik vond de cursus anders dan ik verwacht had. Ik zal eerlijk zijn. De eerste keer toen ik over de cursus hoorde, toen dacht ik: maak je nou een grapje? Ik dacht, we gaan bejaarden lesgeven! En dan denk je: kom op zeg, we doen hier geen opleiding verzorging. Uiteindelijk ben ik omgepraat om toch mee te doen. En dan zie je dat de cursisten heel gemotiveerd zijn om te leren. En dan merk je vervolgens dat je de ouderen met de basiskennis al een heel eind vooruit kunt helpen. Dat is me dus meegevallen.” (citaat jongere tijdens interview)
MOVISIE Kennis en aanpak van sociale vraagstukken MOVISIE is hét landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, sociale zorg en sociale veiligheid. Onze activiteiten zijn georganiseerd in vijf actuele programma’s: effectiviteit en vakmanschap, participatie en actief burgerschap, sociale zorg, huiselijk en seksueel geweld en gebiedsgericht werken. We investeren in de kracht en de onderlinge verbinding van burgers. We doen dit door maatschappelijke organisaties, overheden, maatschappelijk betrokken bedrijven en burgerinitiatieven te ondersteunen, te adviseren én met hen samen te werken. Lokaal of landelijk, toegesneden op het vraagstuk en de organisatie. Zo kunnen deze organisaties en hun professionals hun werk voor de samenleving zo goed mogelijk doen. Kijk voor meer informatie op www.movisie.nl.
COLOFON Auteurs: Jan Willem van de Maat en Laura Damiaans Datum: 15 juni 2013 © MOVISIE Bestellen: www.movisie.nl
Inhoudsopgave 1
Inleiding ............................................................................................................................................. 1 1.1 Quick scan literatuur .................................................................................................................. 1
2
Onderzoeksopzet .............................................................................................................................. 4
3
Achtergrondkenmerken van de respondenten .................................................................................. 7 3.1 Achtergrondkenmerken cursisten .............................................................................................. 7 3.2 Achtergrondkenmerken docenten .............................................................................................. 9
4
Resultaten cursisten ........................................................................................................................ 11 4.1 Oordeel over de cursus ........................................................................................................... 11 4.2 Duurzaam gebruik van de computer en het internet ............................................................... 12 4.3 Follow-up meting...................................................................................................................... 16
5
Resultaten jonge docenten .............................................................................................................. 18 5.1 Oordeel over de cursus ........................................................................................................... 18 5.2 Verbetering van de competenties en vaardigheden ................................................................ 18
6
Resultaten beeldvorming en onderling contact ............................................................................... 23 6.1 Beeldvorming onder jongeren over ouderen ........................................................................... 23 6.2 Beeldvorming onder ouderen over jongeren ........................................................................... 24 6.3 Blijvend contact? ...................................................................................................................... 25
7
Conclusies en aanbevelingen.......................................................................................................... 27 7.1 Conclusies ............................................................................................................................... 27 7.2 Aanbevelingen ......................................................................................................................... 29
8
Literatuur.......................................................................................................................................... 31
9
Bijlagen ............................................................................................................................................ 32
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
1
Inleiding
In 2010 hebben Stichting DOEN en Skanfonds besloten om de succesvolle internetcursus Samen Online uit Zoetermeer landelijk te verspreiden. Daartoe hebben zij middelen beschikbaar gesteld om gedurende drie jaar 15 locaties, verspreid door het land, te laten begeleiden en ondersteunen bij het opzetten van een lokale Samen Online-cursus. Voor de verdere verspreiding over Nederland van de Samen Online-aanpak willen Stichting DOEN en Skanfonds de waarde van het project aan kunnen tonen. Daarom hebben zij besloten om een onderzoek te laten verrichten naar de behaalde resultaten en effecten van de cursus. De Samen Online-aanpak heeft drie hoofddoelen. Het eerste doel is het voorkomen van sociaal isolement en vereenzaming van ouderen. Eenzaamheid en sociaal isolement hangen samen met een groot aantal factoren. Internetgebruik blijkt een positieve invloed te kunnen hebben. Zo schrijft het Sociaal en Cultureel Planbureau “Senioren die recent online zijn gegaan, zeggen meer het gevoel te hebben dat zij erbij horen in de maatschappij (46%), zich minder eenzaam te voelen (31%) en meer sociale contacten te hebben (23%)’ (Duimel, 2007). Ouderen die blijvend actief zijn op het internet hebben meer mogelijkheden om sociale contacten op te doen en te onderhouden (via email, Skype, ontmoetingssites en sociale media zoals Facebook). Daarmee kan vereenzaming en sociaal isolement worden voorkomen. Het tweede hoofddoel is het in staat stellen van jongeren om een aantal vaardigheden te oefenen en verbeteren. In het kader van hun opleiding (aan ROC’s) moeten jongeren verschillende competenties en vaardigheden opdoen en verbeteren. Het geven van computer- en internetles biedt hen daarvoor de mogelijkheid. Bovendien kan het lesgeven het zelfvertrouwen van jongeren versterken en hun maatschappelijke kansen verbeteren: ‘Jongeren weten vaak niet dat er soms vraag is naar en waardering voor hun vaardigheden en kennis. Het feit dat zij iets aan ouderen kunnen leren, geeft jongeren het gevoel dat zij er toe doen en vergroot hun zelfvertrouwen’ (Projectplan Samen Online, 2010). Ten slotte heeft de Samen Online-cursus als doel het contact tussen jongeren en ouderen toe te laten nemen en te verbeteren. Dit is van belang omdat negatieve stereotypen en vooroordelen over elkaar kunnen verminderen wanneer mensen van verschillende generaties met elkaar omgaan. Dit onderzoek brengt, met behulp van verschillende onderzoeksmethoden, de resultaten en effecten in beeld die behaald zijn op deze drie hoofddoelen van de Samen Online-cursussen.
1.1
Quick scan literatuur
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek over internetgebruik blijkt dat ouderen het internet aanzienlijk minder gebruiken dan jongere mensen. Het internet wordt door 97% van de mensen tussen de 18 en 65 gebruikt, tegenover 74% van de mensen tussen de 65 en 75 jaar en 34% van de mensen van 75 jaar en ouder. Vooral onder de laatste groep maakt dus maar een klein een deel gebruik van het internet, waarvan bovendien het grootste deel van de gebruikers man is (CBS, 2012).
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
1
Oudere mensen blijken het internet minder vaak te gebruiken, omdat ze het gevoel hebben er te oud voor te zijn of over onvoldoende kennis en vaardigheden beschikken. Ook blijkt angst voor het gebruik van de computer oudere mensen te weerhouden om gebruik te maken van het internet (Duimel, 2007). Het gevoel te oud te zijn blijkt sterker te leven onder laag- en hoogopgeleiden en minder onder ouderen met een middelbare opleiding (van Deursen & van Dijk, 2011) Ouderen zijn geïnteresseerd in het gebruik van internet, omdat zij willen emailen, informatie en nieuws willen opzoeken, en online willen bankieren. Jongere mensen zijn daarentegen buiten het emailen en opzoeken van informatie met name geïnteresseerd in online winkelen en sociale media (van Deursen & van Dijk, 2011) Internetgebruik stimuleert verbondenheid en zelfredzaamheid Het gebruik van internet kan sociaal isolement en gevoelens van eenzaamheid verminderen. Uit onderzoek blijkt dat ouderen dankzij internetgebruik niet alleen meer verbondenheid ervaren, maar bovendien meer het gevoel hebben ‘mee te doen’ en ‘erbij te horen’. 80-plussers blijken dit gevoel het sterkst te ervaren (Gatto & Tak, 2008; van Berkum, 2013; Duimel, 2007). Daarnaast blijkt internetgebruik ook een direct effect te kunnen hebben op de afname van eenzaamheid. Uit effectonderzoek bij bijvoorbeeld het project Esc@pe, dat de deelnemers stimuleerde gebruik te maken van het internet en de computer, bleek dat de deelnemers (alleenstaande en aan huis gebonden ouderen) zich minder eenzaam voelden na het project, ook op de lange termijn (Fokkema en Steyaert, 2005). Internetgebruik blijkt bovendien de zelfredzaamheid van ouderen te bevorderen, waardoor zij in staat zijn om langer zelfstandig te blijven wonen (Van Berkum, 2013). Het is voor ouderen die geen gebruik van het internet maken bijvoorbeeld moeilijker om aan bepaalde informatie te komen en sociale contacten te onderhouden (SCP, 2004). Senioren die gebruik maken van het internet geven aan dat zij het een groot voordeel van het internet vinden dat zij minder afhankelijk zijn van anderen voor informatie en diensten, en bovendien betere keuzes kunnen maken en tijd en geld besparen (Duimel, 2007). Een relatief grote groep senioren gebruikt het internet echter niet, omdat zij niet over de daarvoor benodigde kennis en vaardigheden beschikt. Veel ouderen geven aan deze vaardigheden het liefst te willen verbeteren met behulp van een cursus met leeftijdsgenoten (Duimel, 2007). Hierbij blijkt het van belang te zijn om persoonlijke hulp te bieden in een veilige en gezellige omgeving, waar de ouderen bovendien voldoende tijd krijgen om te leren (Van Berkum, 2013). Vooroordelen onder jongeren en ouderen Zowel jongeren als ouderen hebben soms te lijden onder stereotypering, vooroordelen en discriminatie door hun leeftijd. Dat wordt ook wel ‘ageism’ genoemd (Nuessel, 1982). Een stereotype van jongeren is bijvoorbeeld dat zij ongeïnteresseerd, wild en lui zijn, terwijl ouderen vaak neer worden gezet als langzaam, inactief, zwak en afhankelijk. Dit kan als gevolg hebben dat zij anders benaderd worden of zelfs benadeeld worden, wat weer een negatieve invloed kan hebben op het zelfbeeld van de jongeren en ouderen.
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
2
De stereotypen en vooroordelen over ouderen en jongeren worden vaak tegelijkertijd door beide partijen gedragen. Jongeren hebben dan negatieve voordoordelen over ouderen, en andersom hebben ouderen dan negatieve vooroordelen over jongeren (Hummert, 1990). Volgens de contact hypothese (Allport, 1954) is persoonlijk contact de meest effectieve manier om wederzijdse vooroordelen tussen groepen mensen te verminderen. Aan dit contact zijn echter wel een aantal voorwaarden verbonden. De verschillende groepen moeten allereerst op een gelijkwaardige basis met elkaar in contact treden en samen aan een vooraf vastgesteld doel werken, zonder dat daarbij sprake is van onderlinge concurrentie. Daarnaast is het van belang dat het onderlinge contact door een onafhankelijke partij wordt begeleid. En ten slotte moeten de verschillende leden van de groepen onderling met elkaar op informele en persoonlijke wijze in contact kunnen treden (Wright, 2009). De cursus Samen Online voldoet aan al deze voorwaarden van de contact hypothese en zou de onderlinge vooroordelen dus daadwerkelijk kunnen verminderen.
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
3
2
Onderzoeksopzet
Met dit onderzoek brengen we de behaalde resultaten en effecten van de Samen Online-aanpak in kaart. We focussen daarbij op het behalen van de drie hoofddoelen van Samen Online, zoals die hierboven al benoemd zijn: -
Het voorkomen van sociaal isolement en vereenzaming van ouderen.
-
Het jongeren in staat stellen hun sociale en praktische vaardigheden te verbeteren
-
Het laten toenemen en verbeteren van het contact tussen jongeren en ouderen.
Voor het onderzoek hebben wij deze doelen vertaald naar drie onderzoeksvragen, plus twee deelvragen, die we met dit onderzoek willen beantwoorden: 1. In welke mate maken de cursisten, na het volgen van de cursus, duurzaam gebruik van het internet? Deelvraag: Wat zijn daarbij de belemmeringen en succesfactoren? 2. In welke mate verbeteren de jongeren, door het geven van de cursus, hun sociale en praktische vaardigheden? 3. In welke mate neemt het contact tussen de deelnemende ouderen en jongeren toe? Deelvraag: In welke mate is het beeld dat jongeren en ouderen van elkaar hebben veranderd door het onderlinge contact tijdens de cursus? Onderzoeksopzet Om de onderzoeksvragen zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden, hebben we gebruik gemaakt van een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden: -
Een kwantitatief onderzoek met behulp van twee online-vragenlijsten (één voor de cursisten en één voor de docenten) en een follow-up-meting. De online-vragenlijsten bestaan grotendeels uit gesloten vragen en hebben daarnaast enkele open vragen. Een korte follow-up-meting, ook een online-vragenlijst, is drie maanden na de cursus naar alle ouderen verstuurd die de eerste online-vragenlijst hebben ingevuld. Alle gebruikte vragenlijsten zijn als bijlage opgenomen.
-
Een kwantitatief onderzoek met behulp van een beoordelingslijst. Met deze beoordelingslijst hebben de vrijwillige begeleiders de verbetering van competenties van jongeren beoordeeld. MOVISIE heeft, in samenwerking met de projectleiding en enkele ROC-docenten, de beoordelingslijst ontwikkeld. De vaardigheden en competenties zijn hierin bondig en helder toegelicht, zodat ze eenvoudig door de begeleidende vrijwilligers zijn in te vullen. Ook de beoordelingslijst is al bijlage opgenomen.
-
Een aanvullend kwalitatief onderzoek op basis van verdiepende interviews.
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
4
Om het inzicht te vergroten in de gemeten effecten, en de verklaringen daarvoor, zijn zowel drie groepen met drie of vier oudere cursisten als drie groepen met drie of vier jongeren geïnterviewd met behulp van open vragenlijsten (zie bijlage). De dataverzameling De gegevens voor dit onderzoek hebben we op vijftien verschillende locaties verzameld (zie tabel 1). De selectie van de locaties heeft in overleg met de projectleiding van Samen Online Nederland plaatsgevonden. De locaties zijn zo gekozen dat deze zo gelijk mogelijk over het land verdeeld zijn. De online-vragenlijsten zijn op deze locaties ingevuld tussen 1 oktober 2011 en 30 oktober 2012. In totaal hebben 233 cursisten en 102 jongeren deze vragenlijsten ingevuld (zie tabel 1). Elke Samen Online-cursus wordt door een vrijwilliger begeleid die ervoor zorgt dat het geven van de cursus en het onderlinge contact in goede banen wordt geleid. Deze vrijwillige begeleiders van de cursussen hebben op de verschillende locaties in het totaal 152 jongeren beoordeeld met behulp van het ontwikkelde beoordelingsformulier. Tabel 1: Aantal ingevulde vragen- en beoordelingslijsten per locatie Locatie Oudere Jonge Beoordelingslij cursisten docenten st Almelo 12 4 7 Amersfoort De Eemgaarde 17 8 12 Amersfoort De Liendert 23 12 16 Gouda Reeuwijk 27 6 8 Rotterdam Humanitas 23 2 18 Rotterdam Oranjehof 13 11 16 Rotterdam Perspect 6 1 5 Rotterdam Katendrecht 20 9 14 Tilburg 11 6 8 Utrecht Bartholomeus 12 7 18 Utrecht Transwijk 18 10 4 Zeeland Goed 5 0 0 Zeeland Weyevlietplein 15 7 0 Zoetermeer Gondelkade 12 6 11 Zoetermeer Zanzibarplein 19 13 15 Totaal 233 102 152
Follow-up meting Om te meten of de cursisten blijvend gebruik maken van internet (de effecten van de cursus aanhouden) hebben we een follow-up meting uitgevoerd. Deze meting hebben we verricht met behulp van een online-vragenlijst die we, drie maanden na het invullen van de eerste online-vragenlijst, per email aan de cursisten hebben verstuurd. De follow-up-meting is alleen aan die respondenten
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
5
verstuurd die in de eerste online-vragenlijst een emailadres hebben ingevuld. De laatste follow-up meting is in januari 2013 verricht. Interviews De zes aanvullende groepsinterviews met groepjes ouderen en groepjes jongeren zijn in maart en juni 2013 afgenomen op drie locaties verdeeld over het land: Rotterdam, Tilburg en Almelo.
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
6
3
Achtergrondkenmerken van de respondenten
In dit hoofdstuk bespreken we de achtergrondkenmerken van de respondenten die de onlinevragenlijsten hebben ingevuld. Eerst bespreken we de kenmerken van de 233 cursisten (ouderen) en vervolgens die van de 102 jongeren die de vragenlijst hebben ingevuld. 3.1
Achtergrondkenmerken cursisten
Geslacht en leeftijd De oudere deelnemers aan de cursus hebben verschillende achtergronden. Vrouwen zijn oververtegenwoordigd; een ruime meerderheid (70%) van de cursisten is vrouw. De leeftijd van de cursisten loopt sterk uiteen (zie figuur 1). De grootste groep, iets minder dan de helft (44%), is tussen de 65 en 75 jaar. Een kwart van de cursisten is jonger dan 65 jaar, terwijl een derde van de cursisten 75 jaar of ouder is. Van deze laatste groep is iets minder dan de helft 80 jaar of ouder (14% van alle cursisten). De gemiddelde leeftijd ligt op 71 jaar. Figuur 1: Leeftijd van de cursisten
Leeftijd Leeftijd <65
Leeftijd 65-75
33%
Leeftijd >75
23%
44%
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
7
Opleidingsniveau Het opleidingsniveau van de cursisten ligt op het eerste gezicht gemiddeld relatief laag (zie figuur 2). De meeste deelnemers (57%) hebben een opleiding op het niveau van LTS, LHNO, MULO of MAVO afgerond. Nog eens 15% heeft alleen de basisschool afgerond. De overige deelnemers hebben een opleiding op HAVO, VWO, MMS, HBS niveau (15%), of op HBO of Universitair niveau (15%) afgerond. Als je het opleidingsniveau echter naast landelijke cijfers (CBS Statline) legt van de leeftijdsgroep, dan blijkt het opleidingsniveau niet laag te liggen, maar overeen te komen met het landelijke gemiddelde.
Figuur 2: Opleidingsniveau van de cursisten (in procenten)
Opleidingsniveau van de cursisten 60 50 40 30 20 10 0
Huwelijkse staat Precies de helft van de respondenten is gehuwd. Meer dan een kwart (27%) van de respondenten is verweduwd en ruim 12% is gescheiden en 11% is nooit gehuwd. Ook deze cijfers komen ongeveer overeen met het landelijke gemiddelde van deze leeftijdsgroep, al is het aantal verweduwden in vergelijking met de landelijke cijfers (CBS Statline) iets hoger dan gemiddeld. Woonsituatie De overgrote meerderheid van de respondenten woont in een zelfstandige woning (84%). De overige respondenten wonen in een aanleunwoning of serviceflat (8%), verzorgingshuis (2%) of andere woonvoorziening (8%). Reden voor het volgen van de cursus De redenen dat de respondenten voor de cursus van Samen Online hebben gekozen verschilt. De deelnemers geven als belangrijkste reden ‘het nodig hebben van meer oefening’ (27%) en het ‘opfrissen van kennis’ (20%) aan. Andere redenen die de respondenten opgeven zijn ‘omdat het een intensieve cursus is’ (18%) en ‘het is dichtbij waar ik woon’ (14%). Daarnaast geven enkele deelnemers, onder de optie ‘andere reden’, de volgende redenen op:
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
8
-
‘Het leren omgaan met een nieuwe laptop’
-
‘Ik moest wel na het overlijden van mijn man’
-
‘Dit leek me een ontspannen manier om het te leren’
-
‘Omdat de cursus betaalbaar is’
-
‘Hoorde via via dat het een goede cursus is’
Uit de interviews met ouderen kwamen drie motieven het vaakst naar voren. Allereerst geven meerdere geïnterviewden aan dat ze steeds meer via het internet moeten regelen, en dat zij daardoor het gevoel hebben dat ‘ze wel moeten’. Dat ‘wel moeten’ kan ook omhoog komen als de partner overlijdt, ziek wordt of beperkingen krijgt. Eén van de geïnterviewden vertelt: Mijn man is slechtziend. En dat merk je bijvoorbeeld met telebankieren. Dan kregen we een rekening en die moest ik dan voorlezen en dan tikte hij het in. En dan stond ik daar, dan dacht ik bij mijn eigen, wat stom eigenlijk dat je dat niet eens zelf gaat proberen. Ja, want mijn man gaat steeds slechter zien. Er komt een tijd dat hij dat niet meer kan. En dan moet ik het doen. Ten slotte blijkt voor sommige cursisten ook de gezelligheid en het contact met anderen een belangrijke reden te zijn om naar de cursus te komen: Voor mij was het ook wel om uit mijn huis te komen. Om gewoon even contact te hebben met mensen, met leeftijdgenoten. Het voelde voor mij echt een beetje als een uitje. En ook de vrijwilliger die hier voor ons zorgde met koffie en thee, een hele sympathieke man. Dat sociale komt er dus ook bij, he. De goede sfeer die je dan krijgt, dat is heel prettig. De geïnterviewde jongeren bevestigen dat ook in de interviews. Eén van hen vertelt: De meeste komen ook niet alleen voor de computerles, maar ook voor de gezelligheid. In de pauze of even tussendoor maken ze met elkaar een praatje over wat ze in het weekend hebben gedaan. Dat doen ze vooral met elkaar, maar ook wel met ons. Ik ben bijvoorbeeld ook een keer uitgenodigd voor het avondeten bij een van de cursisten. Dat was ook leuk.
3.2
Achtergrondkenmerken docenten
Van de jongeren die de online-vragenlijst hebben ingevuld is de overgrote meerderheid man (97%). De meeste leerlingen zijn tussen de 17 en 20 jaar (zie grafiek 3). Het grootste deel van hen volgt een opleiding op niveau 3 (70%). De overige respondenten volgen een opleiding op niveau 2 (16%) en niveau 4 (14%). Ten slotte zitten de respondenten in het eerste (68%) of tweede (29%) studiejaar van hun opleiding.
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
9
Grafiek 3: Leeftijd van de leerlingen
Leeftijd leerlingen 25% 20% 15% 10% 5% 0% 15
16
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
17
18
19
20
>20
10
4
Resultaten cursisten
In dit hoofdstuk bespreken we de resultaten die naar voren komen uit de verzamelde onderzoeksgegevens die we onder de cursisten (ouderen) hebben verzameld. De onderzoeksgegevens uit de online-vragenlijst vormen steeds de basis en worden aangevuld met de gegevens uit de interviews. Het hoofdstuk eindigen we met de resultaten uit de follow-up meting. 4.1
Oordeel over de cursus
Rapportcijfer voor de cursus Aan de cursisten is aan het einde van de cursus gevraagd om de cursus met een rapportcijfer te beoordelen. Gemiddeld geven de deelnemers een 8 voor de cursus. Dat is een relatief hoge waarderingsscore voor een cursus. De helft van de cursisten geeft de cursus een 8 en het grootste deel van de overige deelnemers geeft de cursus een 7 of een 9. Slechts één respondent geeft de cursus een onvoldoende, een 5. Leuke en goede kanten Na de beoordeling van de cursus met een rapportcijfer is met behulp van een open vragen aan de respondenten gevraagd wat zij het leukste vinden aan de cursus en wat aan de cursus verbeterd zou kunnen worden. Het leukst aan de cursus vinden de respondenten ‘de gezelligheid met elkaar’ en ‘de ongedwongen, gemoedelijke en ontspannen sfeer’. De helft van alle respondenten verwijst hier naar. Ook in alle drie de interviews noemen de respondenten dit. Eén van hen vertelt: “Wat wij alle drie erg leuk vonden, was het contact met de jonge mensen. Dat komt door hun frisse manier en dat ongedwongene. Dat is gewoon leuk. Ik heb vroeger ook eens een andere cursus gevolgd en daar vond ik helemaal niets aan. Dat is al een tijdje terug hoor. Dat kostte me zo veel energie. Daar zat je dan met een groep van twintig man in twee rijen. Dat was zo schools. Maar hier is het gewoon leuk. Ik ging hier echt met plezier naartoe.” Daarnaast verwijzen relatief veel respondenten naar ‘de geduldige houding van de jongeren’ (15%), ‘het zelf leren computeren en internetten’ (15%) en ‘het altijd om hulp kunnen vragen, direct hulp krijgen en veel aandacht krijgen’ (10%). Tijdens de interviews kwam dit laatste punt ook meerdere keren terug. Eén van de geïnterviewden vertelt: “Ik heb ook een andere cursus gevolgd en ik vond deze beter. En dat komt omdat je bij deze cursus iemand hebt die tussen je inzit. En die er voor jou is. En als er dan even iets niet lukt, dan heb je direct de aandacht. Dat vind ik fantastisch! Je hoeft de docent niet te delen met acht anderen. Dat is een groot pluspunt.” Tijdens de interviews met de cursisten kwam een nieuwe ‘succesfactor’ van de cursus naar voren: de begeleidende vrijwilliger. Tijdens twee interviews vertelden de respondenten hier over. Zij wijzen erop
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
11
dat de rol van de vrijwilliger niet alleen belangrijk is voor de coördinatie van de lessen en het creëren van een goede sfeer, maar ook voor het leren van de jongeren. Eén van de respondenten licht het toe: “De vrijwilliger overziet ook hoe er door de jongeren lesgegeven wordt. Er ontging hem niets. Soms, voor de les, dan was hij al met de jongens bezig: “Je moet wel hier op letten en wel daar op letten”. Dat hij de jongeren op het einde nog even bij elkaar riep en aanwijzingen gaf. Hij legde bijvoorbeeld uit dat ze de aandacht moesten opeisen. Dat ze moeten wachten tot iedereen binnen is, en dan even moeten rondkijken tot het stil is. Ik denk dat de jongeren er echt iets van hebben opgestoken. Als ik nu zo terug kijk, dan denk ik, die vrijwilliger, die hadden we meer een pluim moeten geven.” Verbeterpunten Gevraagd naar wat aan de cursus verbeterd kan worden, antwoordt meer dan de helft van de respondenten met ‘niets’, ‘ik zou het niet weten, ‘de cursus is al prima’ of ‘ik ben heel tevreden’. Dit onderstreept nog eens de tevredenheid van de respondenten met de cursus. Zij die wel verbeterpunten aandragen, noemen het vaakst problemen met de technische voorzieningen. Daarbij gaat het vooral om niet goed werkende computers, een slechte internetverbinding en het willen werken met een moderner besturingssysteem (Windows 7 in plaats van Windows XP). Daarnaast komen nog twee verbeterpunten meerdere malen terug in de antwoorden van de respondenten. Dat is in de eerste plaats ‘meer structuur’. De respondenten geven aan dat zij de lessen soms wat rommelig vinden, dat ‘strakkere leiding’ goed zou zijn en dat de docenten (jongeren) de opzet van de lessen, van te voren, beter met elkaar moeten afstemmen. Ook in de interviews kwam dit naar voren. Eén van de respondenten vertelt hierover: Je ziet wel dat de jongeren nog veel moeten leren. Als je bijvoorbeeld kijkt naar nonchalance, dat ze bijvoorbeeld met het eigen telefoontje even tussendoor gaan. Ze zijn nog een beetje ‘losjes’. Of dat ze niet eerst de aandacht vragen, of opeisen, als ze iets gaan vertellen. Ten slotte geven enkele respondenten aan dat de cursus voor hen soms te snel ging en dat de docenten de stof soms wat langzamer en uitgebreider zouden kunnen uitleggen.
4.2
Duurzaam gebruik van de computer en het internet
Ervaring met het gebruik van de computer Bijna de helft van de cursisten gaf aan tijdens de start van de cursus al ‘een beetje ervaring’ te hebben met het gebruik van de computer (49%). Een klein deel van de deelnemers had al ‘redelijk veel ervaring’ (8%), en een enkeling gaf aan ‘veel ervaring’ te hebben (1%). Ruim 4 op de 10 respondenten (43%) gaf daarentegen aan ‘geen ervaring’ te hebben met het gebruik van de computer. Bij elkaar opgeteld heeft de overgrote meerderheid (92%) van de deelnemers bij aanvang dus ‘geen’ of slechts ‘een beetje’ ervaring met de computer. Van alle respondenten heeft 20% al eens eerder een computercursus gevolgd.
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
12
Ervaring met het gebruik van het internet De ervaring met het gebruik van internet, aan het begin van de cursus, was relatief laag (zie diagram 1). Meer dan de helft van de respondenten (56%) had ‘geen’ ervaring met het gebruik van internet en nog eens 36% procent had ‘een beetje’ ervaring. Toch gaf ook nog 7% aan redelijk veel ervaring met het internet te hebben. Bijna vier op de tien respondenten (39%) maakte bij de start van de cursus wel eens gebruik van email. Diagram 1: Ervaring met het gebruik van internet
Ervaring met gebruik internet 1%
7% Geen 36%
56%
Een beetje Redelijk veel Veel
Toename van gebruik internet In het totaal geeft 82% van de deelnemers aan na het volgen van de cursus meer gebruik te maken van het internet (zie figuur 4). Ruim de helft (56%) geeft aan dat zij het internet ‘een beetje meer’ zijn gaan gebruiken en ruim een kwart (26%) is het internet ‘veel meer’ gaan gebruiken. De overige deelnemers (18%) zijn het internet niet vaker gaan gebruiken. Dat wil overigens niet zeggen dat zij geen gebruik maken van het internet. Dit is alleen niet toegenomen door het volgen van de cursus. Grafiek 4: Toename van het gebruik van internet
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
13
Toename van het gebruik van internet 60 50 40 30 20 10 0
Niet meer
Beetje meer
Veel meer
Tijdens de interviews bevestigden de respondenten dat zij het internet meer zijn gaan gebruiken. Het beeld dat in de interviews naar voren komt, is dat zij weliswaar de basisvaardigheden zoals emaillen en het opzoeken van een website onder de knie hebben, maar dat zij zich verder nog wel onzeker voelen over het gebruik van de pc en het internet. Eén van de geïnterviewden vertelt: “Ik ben flink opgeschoten, maar ik begrijp nog veel dingen niet helemaal. Dat hebben we denk ik allemaal wel. En niet alles kan ik goed onthouden. Maar ik kan nu wel Skypen en ik kan emaillen. En ik kon helemaal niets! Dat Skypen vind ik echt fantastisch.” Mate van het gebruik van het internet De mate van het daadwerkelijke gebruik van het internet, aan het einde van de cursus, verschilt sterk onder de respondenten (zie grafiek 5). Na de cursus maakt iets minder dan de helft (45%) ‘een paar keer per week’ gebruik van het internet. Een kwart (25%) maakt ‘dagelijks’ gebruik van het internet en 14% gaat een paar keer per maand online. Aan het einde van de cursus maakt 14% geen gebruik van het internet. In de vragenlijst is niet gevraagd naar het gebruik van het internet bij aanvang van de cursus. Grafiek 5: Mate van het internetgebruik aan het einde van de cursus (in procenten)
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
14
Mate van gebruik internet 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Dagelijks
Een paar keer per week
Een paar keer per maand
Een paar keer per jaar
Nooit
Manieren van het gebruik van het internet Het internet kan op vele manieren worden benut. De meeste deelnemers gebruiken na de cursus het internet vooral om te emailen (70%) en informatie op te zoeken (66%) (Zie grafiek 6). Daarnaast is het spelen van spellen (45%) en ‘gewoon wat surfen’ (35%) ook relatief populair. Ongeveer een kwart (26%) van de respondenten maakt gebruik van internetbankieren. Slechts enkele deelnemers kopen artikelen of diensten via het internet (4%). Deze cijfers bevestigen het landelijke beeld zoals dat al in de literatuurverkenning naar voren kwam.
Grafiek 6: Manieren van het gebruik van het internet
Manieren van gebruik internet 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
15
Angst voor de computer Uit de literatuur bleek al dat de angst voor de computer een van de belemmeringen is voor senioren om het internet op te gaan en ervan gebruik te blijven maken. De online-vragenlijst bevestigt dit beeld. Meerdere respondenten noteren op het einde van de vragenlijst opmerkingen zoals: “Bedankt! Eindelijk kan ik zonder bibbers achter de computer zitten”. Tijdens de interviews kwam het beeld naar voren dat het willen overwinnen van de angst voor de computer niet zomaar een motief is voor het volgen van de cursus, maar een van de belangrijkste. In alle drie de interviews met ouderen kwam dit namelijk naar voren. Ook in de interviews met jongeren komt de angst voor de computer, onder de cursisten, terug. Zij constateren dat de cursisten vaak wel minder bang voor de computer zijn geworden door de cursus, maar dat zij toch nog steeds blijven twijfelen. Eén van de geïnterviewden vertelt: “Ze hebben vaak nog steeds last van onzekerheid hoor. Ze weten dan eigenlijk wel waar ze op moeten klikken, maar dan kijken ze nog steeds vragend naar mij: ‘Het klopt toch, dat ik hier op moet klikken?’”
4.3
Follow-up meting
Drie maanden na het invullen van de online-vragenlijst is aan alle respondenten (die een emailadres hebben ingevuld) per email een nieuwe vragenlijst toegestuurd: de ‘follow-up’. In het totaal is deze vragenlijst aan 186 cursisten verstuurd. De follow-up is niet aan alle 233 respondenten verstuurd, omdat 47 van hen hun emailadres niet hadden ingevuld in de eerste vragenlijst (dit was optioneel). Als er na vier weken nog geen reactie binnen was op het verzoek de follow-up vragenlijst in te vullen, is automatisch een reminder gestuurd. Van de 186 respondenten die een emailadres hadden achtergelaten, hebben uiteindelijk 65 respondenten de follow-up vragenlijst ingevuld. Daarnaast hebben nog eens acht respondenten op de link ‘Ik wil niet deelnemen aan de vragenlijst’ geklikt. Dit betekent allereerst dat met zekerheid gesteld kan worden dat 40% van de cursisten na drie maanden nog actief gebruikt maakt van de computer en het internet. Om te bepalen of de respondenten die de follow-up meting hebben ingevuld een doorsnede vormen van de oorspronkelijke groep respondenten, hebben we beide groepen met elkaar vergeleken op de belangrijkste achtergrondvariabelen: geslacht, leeftijd, opleiding en ervaring met het internet. Hieruit blijkt dat, hoewel de groep relatief klein is, de groep wat achtergrond betreft in grote lijnen overeenkomt met de oorspronkelijke groep. Wel zijn twee locaties enigszins oververtegenwoordigd (Amersfoort De Liendert en Rotterdam Zadkine). Ervaring met de computer Van de respondenten uit de follow-up groep geeft iets meer dan de helft (57%) aan momenteel ‘een beetje’ ervaring te hebben met het gebruik van de computer. De overige respondenten (43%) geven aan ‘redelijk veel’ ervaring te hebben met de computer. Wanneer je deze cijfers vergelijkt met de cijfers uit de eerste meting dan zie je dat het aantal mensen dat aangeeft ‘een beetje’ ervaring te hebben met de computer ongeveer is gelijk is (eerste meting 49%), het aantal mensen dat aangeeft ‘redelijk veel’
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
16
ervaring te hebben, is sterk gestegen. Dit was namelijk 8% en is gestegen naar 43%. In vergelijking met de start van de cursus is de ervaring met het gebruik van de computer, drie maanden na de cursus, dus fors gestegen. De mate van het internetgebruik Net als in de eerste meting is tijdens de follow-up aan de respondenten gevraagd naar de mate van hun huidige gebruik van het internet. Een derde van de respondenten (30%) blijkt dagelijks gebruik te maken van het internet, bijna de helft (48%) maakt ‘een paar keer per week’ en een vijfde (20%) maakt ‘een paar keer per maand’ gebruik van het internet. Dit is iets meer dan tijdens de eerste meting, waarin (aan het einde van de cursus) een kwart (25%) ‘dagelijks’ gebruik van het internet maakte, 45% ‘een paar keer per week’ en 14% ‘een paar keer per maand’. Dit betekent dat, drie maanden na de cursus, het internet nog steeds goed wordt gebruikt. Het effect van de cursus blijft dus behouden na drie maanden. Nieuwe contacten via internet? Tijdens de follow-up is ten slotte aan de respondenten gevraagd of zij na de cursus met behulp van het internet (bijvoorbeeld via email of een website) nieuwe sociale contacten hebben opgedaan. Hoewel de overgrote meerderheid hier ‘nee’ op antwoordt (83%), geeft toch een klein deel (17%) aan wel nieuwe contacten te hebben opgedaan via internet. Doordat dit een gesloten vraag was, konden de respondenten dit helaas niet toelichten.
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
17
5
Resultaten jonge docenten
In dit hoofdstuk bespreken we de resultaten die naar voren komen uit de verzamelde onderzoeksgegevens die we onder de jongeren (docenten) hebben verzameld. De onderzoeksgegevens uit de online-vragenlijst en de beoordelingslijst vormen steeds de basis en worden aangevuld met gegevens uit de interviews. 5.1
Oordeel over de cursus
Net als aan de cursisten is ook aan de jongeren gevraagd om een rapportcijfer te geven voor de cursus (in de online-vragenlijst). Het gemiddelde cijfer dat de jongeren aan de cursus geven is met een 7,3 iets lager dan het cijfer dat de cursisten geven. Net als bij de cursisten geven de jonge docenten het vaakst een 8 voor de cursus (41%), maar ook relatief veel jongeren geven de cursus een 7 (30%) of een 6 (10%). Het gemiddelde cijfer wordt bovendien iets omlaag getrokken door enkele respondenten die de cursus een 2, 3 of 4 geven. In de toelichting op het cijfer komt het vaakst terug dat de respondenten het leuk en leerzaam vinden om les te geven en een ander iets te leren. De jongeren die een lager cijfer geven, wijzen vaak op verbeterpunten zoals verouderde en onduidelijke lesstof (bijvoorbeeld Windows XP in plaats van Windows 7 in het handboek), problemen met internet of de computers, en de begeleiding ter plekke en vanuit school die te wensen overlaat. In de interviews hebben we de studenten ook specifiek gevraagd naar verbeterpunten voor de cursus. De respondenten in de interviews noemen vooral problemen met de computers en de software als belangrijkste verbeterpunt: “Wij moesten ze (oudere cursisten) vertellen hoe ze dingen moesten verwijderen en weer uit de prullenbak terug halen. Maar hier, omdat we op een server werken, als je dingen verwijdert, dan zijn ze permanent weg, en gaan ze dus niet naar de prullenbak. En ook sommige pc’s hier hebben geen camera’s voor het Skypen. Dus eigenlijk kun je zeggen dat de pc’s en het hele systeem hier niet helemaal voldoen.” “Een probleem is natuurlijk ook dat je Windows XP, Vista en Windows 7 hebt. Dan kan het er thuis ineens heel anders uitzien. Er is ook wel iemand die zijn eigen laptop meeneemt, dat scheelt natuurlijk. Ik zou tegen de organisatie zeggen: biedt vanaf volgend jaar alleen de cursus in Windows 7 aan. Windows XP is dan echt ‘out of date’.
5.2
Verbetering van de competenties en vaardigheden
Verbeterde competenties In het kader van hun opleiding moeten studenten een aantal competenties verbeteren. In de onlinevragenlijst zijn deze competenties opgenomen en is aan de respondenten gevraagd welke twee
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
18
competenties de respondenten het meeste hebben ontwikkeld door het geven van de cursus. Daaruit komen twee competenties duidelijk naar voren: ‘communiceren’ en ‘aandacht en begrip tonen’. Bijna 70% van de respondenten noemt deze twee competenties (zie grafiek 7). Op grote afstand volgen de competenties ‘klantgericht werken’ (19%) en ‘problemen analyseren’ (18%).
Grafiek 7: Verbeterde competenties (in aantallen)
Verbeterde competenties 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Wat heb je geleerd? Aan de jongeren is in de vragenlijst gevraagd om in eigen woorden aan te geven wat zij het meest van de cursus hebben geleerd. De jongeren noemen ‘geduldig zijn’ het vaakst (bijna de helft van de respondenten). In het verlengde daarvan geven de respondenten ook aan dat zij geleerd hebben om ‘rustig en zorgvuldig uitleg te geven’ en dat zij ‘beter hebben leren omgaan met oudere mensen’. Tijdens de interviews met zowel de jongeren als de ouderen komt het leren geduld te hebben ook steeds sterk naar voren. Eén van de geïnterviewde ouderen vertelt: “Je moet echt engelengeduld hebben als jongere. Dat hebben de jongeren op de cursus echt geleerd. Want ik heb ook kleinkinderen van dezelfde leeftijd en die zeggen dan: Oma, dat doe je zo, zo en zo. En dan zeg ik: Bij mij gaat dat niet zo snel. En dan zeggen zij: Maar oma, dat heb ik net toch ook al voorgedaan? Maar de jongen die mij helpt op de cursus, die heeft echt engelengeduld.” Daarnaast geven relatief veel studenten aan (ongeveer 10%) dat zij beter hebben leren presenteren en het nu minder spannend vinden om voor een groep kennis over te dragen. Ook tijdens de interviews benoemden twee groepen jongeren het presenteren als vaardigheid die zij in de cursus hebben kunnen verbeteren:
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
19
We beginnen de les altijd met een presentatie. Dat is wel een groot verschil met op school. Je staat hier voor een groep onbekende mensen. Op school sta je in de klas met ongeveer dertig man en die gaan in de tussentijd gewoon zitten geinen en met elkaar zitten praten. En hier komt iedereen voor de cursus en iedereen zit dus echt op jou te letten. Ja, je hebt hier meer reden om een goede presentatie te geven dan in de klas. Je doet het hier natuurlijk ook vanuit een anders standpunt. In de klas doe je het nog als leerling en hier ben je de docent. Dat is wel leuk en lachen, dat je zelf eens de touwtjes in handen hebt. Ten slotte geeft een groepje respondenten in de online-vragenlijst aan dat zij door de cursus hebben leren inzien dat mensen in een verschillend tempo en op verschillende manieren leren, en dat zij daarom hun uitleg steeds aan de persoon moeten aanpassen. In alle drie de interviews met jongeren kwam dit ook steeds naar voren. Jongeren in twee groepjes vertellen: “We hebben vaak van te voren al extra opdrachten bedacht. Want het verschilt natuurlijk. Sommige mensen hebben de hele les nodig om door de lesstof heen te komen, maar anderen zijn voor de pauze al klaar. Dus als we merken dat mensen al wat verder zijn en echt gemotiveerd zijn, dan geven we ze extra opdrachten en leren we ze extra dingen aan, zoals bijvoorbeeld het gebruik van sneltoetsen.” “Je moet het echt heel duidelijk uitleggen en op ieders eigen niveau. Als iemand thuis al regelmatig met de computer werkt, dan kun je het veel sneller uitleggen. Maar aan iemand die nog helemaal niets weet… Dan moet je echt elke stap uitleggen: Ga met het pijltje van de muis naar ‘Start’ daar linksonder. Het zou misschien wel beter zijn om de groepen op te splitsen in een echte startcursus en een cursus voor mensen die al ervaring hebben met de computer.” Beoordeling van de competenties door de vrijwillige begeleiders Het is niet altijd gemakkelijk om zelf goed in te schatten wat je het meest geleerd hebt van een cursus. Daarom is in het onderzoek ook aan de begeleidende vrijwilligers gevraagd om de verbetering van competenties van de jongeren in de gaten te houden en deze in een beoordelingsformulier te scoren. In tabel 2 zijn hiervan de resultaten opgenomen. Gemiddeld genomen zien de begeleiders vaak dat competenties verbeteren (73%). In ruim een kwart van de gevallen constateren de begeleiders dat de verschillende competenties niet verbeteren (27%). Een enkele keer noteert de begeleider op het beoordelingsformulier zelfs een achteruitgang van competenties ‘door verveling en ontbreken van zin’. Als de beoordelaars een verbetering constateren, zien zij dat meestal ‘een beetje’ verbeteren (79%) en soms zien zij ook een grote verbetering (21%). Wat opvalt als je naar de afzonderlijke beoordeelde competenties kijkt, is dat er geen twee competenties zijn die er uitschieten zoals bij de zelfbeoordeling van de jongeren zelf (zie tabel 2). De begeleiders zien bijna alle competenties in ongeveer dezelfde mate toenemen. De grootste verbeteringen zien de begeleiders wel op het terrein van ‘communicatie’ en ‘klantgerichtheid’. De jongeren zelf zagen de vooruitgang vooral op het gebied van ‘communicatie’ en ‘aandacht en begrip tonen’. Beide zien dus de competentie ‘communicatie’ sterk verbeteren, maar waar jongeren daarnaast
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
20
vooral ‘aandacht en begrip tonen’ noemen, zien de begeleiders de ‘klantgerichtheid’ vooral toenemen. In de context van deze cursus kun je echter stellen dat ‘aandacht en begrip tonen’ en ‘klantgerichtheid’ elkaar grotendeels overlappen en dat de invulling van deze begrippen afhangt van de eigen interpretatie. Als je als jonge docent van de cursus bijvoorbeeld klantgericht wil werken (ouderen iets wilt leren over de computer en het internet) dan kun je niet anders dan geduldig zijn en dus ‘aandacht en begrip tonen’ voor de oudere cursisten. Als je het zo bekijkt, zijn de jongeren en hun beoordelaars het dan ook ongeveer met elkaar eens. Overeenstemming tussen de jongeren en hun beoordelaars zie je ook terug als je naar de competenties kijkt die het minst verbeteren. De begeleiders zien de minste vooruitgang op het terrein van ‘met druk en kritiek omgaan’ en ‘nauwkeurig werken’. Deze beide eindigen ook laag bij de eigen beoordeling van de jongeren. Deze beide competenties komen overigens ook weinig aan de orde in de opzet van de cursus. Tabel 2: Verbetering van competenties jongeren volgens de begeleiders. Competentie Verbetering van de competentie sinds de start van de cursus
geen
beetje
groot
Zelfstandigheid
38
95
19
Communicatie
38
82
32
Klantgerichtheid
38
85
29
Accuratesse (nauwkeurig werken)
46
88
18
Aandacht en begrip tonen
38
94
20
Probleemanalyse
40
88
24
Met druk en kritiek omgaan
50
84
18
41 (27%)
88 (58%)
23 (15%)
Gemiddelde vooruitgang competenties
Leiding geven Een vaardigheid die niet direct terug komt in de vragen- of beoordelingslijst is het leiding geven. Voor het niveau en het opleidingsjaar waarin de jongeren les krijgen is dit overigens geen competentie die zij moeten verbeteren. Toch noteren de begeleiders regelmatig in de formulieren van studenten dat zij ‘echte leiders’ zijn of zich gedurende de cursus ‘als leider ontpopt hebben’. Ook tijdens de interviews met de oudere cursisten benoemden enkele respondenten het fenomeen van het ontstaan van leiders
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
21
onder de studenten. De cursus biedt blijkbaar dus ook de kans voor studenten om de leiding te nemen en daar werkervaring mee op te doen.
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
22
6 6.1
Resultaten beeldvorming en onderling contact Beeldvorming onder jongeren over ouderen
Ongeveer de helft van de jongeren geeft aan dat door de cursus hun beeld van ouderen veranderd is (49%). De andere helft geeft aan dat hun beeld van ouderen niet veranderd is. In de toelichting geven de respondenten, van wie het beeld niet veranderd is, vooral aan dat zij al een goed of positief beeld hadden van ouderen en dat dat is bevestigd. Enkele van de jongeren in deze groep geven daarnaast aan dat hun beeld, dat ouderen veel moeite hebben met het werken met computers, is bevestigd. De respondenten die aangeven dat hun beeld over ouderen wel veranderd is, lichten dit het vaakst toe door erop te wijzen dat de ouderen veel meer openstonden voor het leren omgaan met de computer en het internet dan zij hadden verwacht. Bovendien leerden de ouderen sneller de basisvaardigheden aan dan zij verwachtten. Twee respondenten verwoorden het treffend: “Ik dacht altijd dat ouderen niets moesten weten van computers. Dat beeld is wel veranderd, want ze staan wel degelijk open om nieuwe dingen te leren met computers.” “Heel wat mensen pakten tot mijn verbazing de beginnersonderwerpen snel op. Want vanuit mijn persoonlijke ervaring zijn veel mensen boven de 60 fobisch voor ICT gerelateerde onderwerpen”. In de interviews met de jongeren komt dit ook naar voren. Eén van hen vertelt: “Ik vond de cursus anders dan ik verwacht had. Ik zal eerlijk zijn. De eerste keer toen ik over de cursus hoorde, toen dacht ik: maak je nou een grapje? Ik dacht, we gaan bejaarden lesgeven! En dan denk je: kom op zeg, we doen hier geen opleiding verzorging. Uiteindelijk ben ik omgepraat om toch mee te doen. En dan zie je dat de cursisten heel gemotiveerd zijn om te leren. En dan merk je vervolgens dat je de ouderen met de basiskennis al een heel eind vooruit kunt helpen. Dat is me dus wel meegevallen.” Daarnaast gaf een aantal jongeren in de online-vragenlijst aan dat de ouderen ‘moderner’ en ‘meer bij de tijd’ zijn en bovendien ook ‘aardiger’ en ‘opener’ dan zij verwachtten. Tijdens de interviews kwam dit ook naar voren. Eén van de respondenten vertelt: “Ik had verwacht dat het stil en saai zou zijn. Dat je in een lokaal zou zitten met ouderen en dat zij stil zouden zijn en zouden doen wat jij zegt. Niet dus dat je ook met elkaar zou praten. Ze praten over van alles en vragen dingen. Ook over dingen die niet over de cursus gaan, zoals vakantie en dat soort dingen. Ik verwachtte dat ze de hele dag thuis zouden zitten en eigenlijk niets zouden doen, maar ze zijn toch eigenlijk wel de hele dag druk bezig.”
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
23
Een andere geïnterviewde respondent vertelt: Toen ik het voor het eerst hoorde, dat we gingen lesgeven aan ouderen, was ik wel een beetje zenuwachtig. Aan je linker- en aan je rechterkant een oudere. Dat vond ik wel spannend zo voor het eerst. Maar dat viel heel erg mee. Ze waren veel aardiger dan ik had verwacht. En een respondent in de online-vragenlijst licht op humorvolle wijze toe: ‘Je ziet ze niet meer zozeer als ‘ouderen’, maar eerder als leerlingen die heel moeilijk dingen oppikken.’ Opvallend is ten slotte dat enkele van de respondenten vertellen dat de ouderen meer ‘respectvol’ naar hen waren dat zij hadden verwacht. Mogelijk dat deze verwachting voortkomt uit negatieve ervaringen in het verleden, waarin oudere mensen hen minder respectvol hebben behandeld. Hoewel dit niet uit dit onderzoek naar voren komt, kan dit te maken hebben met het van buitenlandse afkomst zijn. Veel van de jongeren die lesgeven aan de ouderen zijn namelijk van Marokkaanse of Turkse afkomst. En het is mogelijk dat zij in het verleden te maken hebben gehad met negatieve ervaringen met ouderen vanwege hun afkomst. De cursus Samen Online brengt dus niet alleen jongeren en ouderen met elkaar in contact, de aanpak brengt ook mensen met verschillende culturele achtergronden met elkaar in contact, waardoor ook negatieve beeldvorming over elkaars achtergrond kan verminderen. Een van de respondenten in de interviews vertelt: “Ik verwachtte dat ouderen slecht zouden denken over jongeren. In de zin van, ze drinken veel, ze maken dingen kapot en doen van alles dat niet mag. Maar dat merk je niet echt, dat ze dat denken. In het begin had ik dat echt wel verwacht dat ze vreemd tegen je op zouden kijken. Maar dat was dus niet zo.”
6.2
Beeldvorming onder ouderen over jongeren
Net als onder de jongeren geeft precies de helft van de oudere respondenten aan dat hun beeld over jongeren wel veranderd is. De andere helft geeft aan dat hun beeld niet veranderd is. In toelichting op hun antwoord geven de respondenten, van wie het beeld niet veranderd is, aan dat dat komt, omdat zij altijd al een goed beeld hadden van jongeren. Sommige respondenten lichten dat toe door te vertellen dat ze veel contact hebben met hun kleinkinderen van ongeveer dezelfde leeftijd. De respondenten die aangeven dat hun beeld wel is veranderd, vertellen met name dat de jongeren veel vriendelijker, geduldiger en beleefder zijn dan zij hadden verwacht. Eén van de respondenten noteert in de toelichting bij de online-vragenlijst:
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
24
“Minder positieve aannames, of vooroordelen, hebben plaats gemaakt voor een realistischere mening. De jongens hebben zich netjes gedragen en hebben echt moeite gedaan om de leerstof over te dragen.” Enkele respondenten, van verschillende locaties, voegen aan het geduldig en beleefd zijn wel toe dat hun docenten naar hun idee ‘bovengemiddeld vriendelijk en beleefd’ waren en dat zij ‘geen doorsnee kunnen zijn van de jeugd’. ‘Was dat maar zo!’ noteert één van de respondenten. Hoewel het beeld van deze respondenten dus wel iets is bijgesteld, lijken zij niet te geloven dat de jongeren die zij hebben ontmoet een representatief beeld geven van jongeren in het algemeen. Tijdens één van de interviews kwam daarnaast het gegeven ter sprake dat de jongeren die lesgaven allemaal van buitenlandse afkomst waren. De respondenten vertelden dat vooraf niet verwacht te hebben. Hun beeld van de jongeren lijkt na de cursus iets ten positieve bijgesteld. Eén van de respondenten vertelt: “Ik vond het wel even wennen dat het allemaal buitenlandse jongeren zijn. Dat had ik niet gedacht. Maar ze spreken keurig Nederlanders. En het gaat helemaal goed. Het zijn echt keurige jongens. Het enige waar ik zo’n ontzettende moeite mee heb, dat is met zijn naam. Ik vroeg hem elke keer: “Hoe was het ook al weer”? Toen heb ik gezegd: “Ik noem jou wel ‘Jantje’.” En dat vindt hij goed. En nou noemt iedereen op de cursus hem zo! Ha, ha, ha…” Naast het feit dat de jongeren volgens de ouderen beleefder en geduldiger zijn dan verwacht, vertelt een groep oudere respondenten ook dat zij meer hebben geleerd van de jongeren dan zij vooraf dachten. De jongeren bleken beter in staat te zijn hun kennis op een begrijpelijke manier over te brengen dan verwacht.
6.3
Blijvend contact?
Duurzaam contact tussen jongeren en ouderen? Tijdens de follow-up, drie maanden na de cursus, is aan de cursisten gevraagd of zij nog contact hebben met de jongeren die hen les hebben gegeven. Het grootste deel van de ouderen (85%) heeft geen contact meer met de jongeren. Een klein aantal respondenten geeft echter aan nog wel contact te hebben en dan vooral in de vorm van ‘gedag zeggen op straat’ (10%). Een enkeling heeft nog contact per email. In de interviews met de jongeren komt hetzelfde beeld naar voren. Jongeren in een groep vertellen: “We hebben al onze contactgegevens, onze emailadressen, op een rijtje gezet voor de deelnemers. Maar het zal wel van hun moeten komen, dat ze nog vragen hebben of iets. Het zijn aardige mensen, maar verder, nee, je hebt een cursus gegeven en dan gaat iedereen weer verder.”
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
25
Toch vertellen twee jongeren tijdens de interviews wel contact te hebben en onderhouden met de cursisten. Eén van hen vertelt: “De vorige keer dat ik de cursus gaf, heb ik wel afgesproken met een cursist dat ik ook aan huis privélessen zou geven. En dat doe ik ook nog steeds. Met de twee huidige cursisten doe ik dat ook. Ik vraag geen geld, ik zie het als vrijwillig, maar soms geven ze wel iets, soms niet. Ik doe het echt voor mijn plezier.” Daarnaast vertelt ook één van de geïnterviewde oudere cursisten buiten de lessen om contact te hebben met één van de jonge docenten: “Met een van de jongens heb ik echt een goed contact. Hij is ook al eens bij mij thuis gekomen om Skype te installeren. Als ik problemen heb met de computer dan bel ik hem. Of ik Skype hem. Ha, ha, …! Ja, maar echt hoor, dan Skype ik hem.” Contact met medecursisten De cursisten hebben tijdens de cursus niet alleen contact gehad met de jongeren, maar natuurlijk ook met hun medecursisten. Op de vraag of zij hen nog wel eens zien, antwoordt de helft van de respondenten ‘nee’. De andere helft heeft echter nog wel contact met hun medecursisten. Van de respondenten die nog wel contact hebben, geeft de helft aan dat dit contact vooral bestaat uit het gedag zeggen op straat. Een kwart heeft contact per email en de overige respondenten (enkelen) geven aan elkaar te zien tijdens het sporten, op het zangkoor of op vriendschappelijke basis (koffie drinken).
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
26
7
Conclusies en aanbevelingen
7.1
Conclusies
In dit onderzoek staan drie onderzoeksvragen centraal. Per onderzoeksvraag bespreken we hieronder de conclusies van het onderzoek. In welke mate maken de cursisten, na het volgen van de cursus, duurzaam gebruik van het internet? En wat zijn daarbij de succesfactoren en belemmeringen? Bij de start van de cursus had het overgrote deel van de cursisten (91%) weinig of een beetje ervaring met het internet. De deelnemers zijn dus voor het grootste deel ‘beginners’. Na het volgen van de cursus geeft het grootste deel (82%) van de cursisten aan meer gebruik te maken van het internet. Maarliefst 70% van de cursisten maakt op dat moment dagelijks of wekelijks gebruik van het internet. Na drie maanden blijft dit resultaat duidelijk bestaan. Tijdens de follow-up meting geeft namelijk 78% procent van de respondenten aan dagelijks of wekelijks gebruik te maken van het internet. Uit de vragenlijsten en de interviews blijkt dat de respondenten het internet vooral gebruiken om te emailen en informatie op te zoeken. Dit komt overeen met het landelijke beeld van senioren en internet (Duimel, 2007). Wel nieuw is het relatief hoge gebruik van Skype. De respondenten zijn hier vaak erg enthousiast over. Senioren willen graag de basisvaardigheden van de computer en het internet onder de knie krijgen, zoals emailen, het bezoeken van een website en Skypen. Wanneer dat is gelukt, is voor hen het belangrijkste doel behaald. Zij hebben dan die vaardigheden aangeleerd, waarmee zij gemakkelijker sociale contacten kunnen onderhouden en meer ‘grip’ op het moderne leven kunnen ervaren. Een spelbreker op de lange termijn is echter wel het weer vergeten van de vaardigheden en de vaak voortsudderende angst voor de computer en het internet. Bij wie niet blijft oefenen en zijn vaardigheden onderhoudt, kan de blokkerende angst om ‘iets fout te doen’ weer de kop opsteken. Een belangrijke factor die aan het succes van de cursus bijdraagt is de positieve en ontspannen sfeer, die ontstaat door het gezamenlijk leren in een kleinschalige setting. Ook de vriendelijke en geduldige houding van de jongeren en het altijd om hulp kunnen vragen dragen bij aan de behaalde resultaten. Ten slotte moet ook de rol van de begeleidende vrijwilliger niet onderschat worden. De begeleid(st)er heeft een belangrijke rol bij het leren door de jongeren en het creëren van een goede onderlinge sfeer. De ouderen hebben ook belemmeringen ervaren bij het leren. Zij raken soms in verwarring door de verschillende besturingssystemen die op computers kunnen staan. En ook de onzekerheid over de eigen computer- en internetvaardigheden blijft vaak voor een deel bestaan, ook na het afronden van de cursus.
In welke mate verbeteren de jongeren, door het geven van de cursus, hun sociale en praktische vaardigheden?
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
27
De vrijwillige begeleiders constateren dat de jongeren in de meeste gevallen (71%), door het geven van de cursus, hun competenties verbeteren. Al blijft de verbetering vaak wel beperkt tot ‘een beetje’. De jongeren vertellen zelf vooral geleerd te hebben om geduldig te zijn en hun uitleg aan te passen aan het tempo en de manier van leren van de individuele cursisten. De competenties die daarbij horen, zoals ‘communiceren’, ‘aandacht en begrip tonen’ en ‘klantgericht werken’ scoren dan ook het hoogst als het om het leereffect gaat. Daarnaast leren de jongeren ook beter presenteren en hun zenuwen hiervoor in bedwang te houden. Leiding geven blijkt ten slotte een onverwachte competentie te zijn die jongeren met behulp van de cursus kunnen verbeteren.
In welke mate neemt het contact tussen de deelnemende ouderen en jongeren toe? En in welke mate is het beeld dat jongeren en ouderen van elkaar hebben, veranderd door het onderlinge contact tijdens de cursus? Tijdens de cursus ontstaat er een goed contact tussen de jonge docenten en de oudere cursisten. Na de cursus houdt dit contact echter, in de meest gevallen, in beperkte mate stand. Drie maanden na de cursus heeft 85% van de oudere respondenten geen contact meer met de jongeren. De 15% die nog wel contact heeft, zegt met name gedag op straat. Een enkeling heeft een goed contact opgebouwd en ziet of mailt een jongere nog wel eens, bijvoorbeeld met vragen omtrent de computer. Op het gebied van de beeldvorming is het effect van de Samen Online-aanpak duidelijker. Voor zowel de helft van de jongeren als de ouderen is door het contact tijdens de cursus hun beeld van elkaar veranderd. De jongeren vertellen dat de ouderen veel meer openstonden voor het leren omgaan met de computer en het internet dan zij verwachtten. Bovendien hadden zij ook niet verwacht dat de cursisten zo snel de basisvaardigheden konden aanleren. Over het geheel genomen lijken de jongeren, voor wie het beeld veranderd is, een realistischer en minder stereotype beeld van ouderen te hebben ontwikkeld: aardige mensen van vlees en bloed, waarmee je ook kunt lachen. De helft van de oudere respondenten voor wie het beeld van jongeren veranderd is, blijkt vooral verrast te zijn over de vriendelijkheid, de beleefdheid en het geduld van de jongeren. Ook bleken de jongeren beter in staat om hun kennis over te brengen dan de ouderen vooraf hadden verwacht. Net als bij de jongeren lijkt het beeld dat ouderen over jongeren hebben, door het onderlinge contact tijdens de cursus, realistischer en minder stereotype te zijn geworden. De contact hypothese, waar we in de inleiding naar is verwezen, lijkt daarmee bevestigd te worden: door gezamenlijk aan een gemeenschappelijk doel te werken, verminderen de onderlinge vooroordelen van de verschillende groepen over elkaar. Doordat ouderen een realistischer beeld hebben gekregen van jongeren, en hen soms nog gedag kunnen zeggen op straat, is het bovendien mogelijk dat zij zich ook veiliger en geborgener zijn gaan voelen in hun eigen woonomgeving. Hoewel we dit niet met dit onderzoek kunnen aantonen, lijkt de cursus, onbedoeld, ook de beeldvorming van ouderen over jongeren met een buitenlandse afkomst positief te beïnvloeden. Voor veel ouderen is het vaak voor het eerst dat zij (intensief) contact hebben met een jongere met een
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
28
andere culturele achtergrond dan zijzelf. Voor dit onderlinge contact gaat waarschijnlijk ook de contact hypothese op. Door samen in een informele sfeer te leren, kunnen ouderen mogelijk een positiever en realistischer beeld ontwikkelen van jongeren met een buitenlandse afkomst.
7.2
Aanbevelingen
De deelnemers aan de Samen Online cursus waarderen de aanpak al hoog en bovendien blijkt de cursus ook al veel effect te bereiken. Maar er zijn altijd punten die de aanpak kunnen verbeteren Hieronder hebben we die in zes aanbevelingen verwerkt: -
Veel ouderen geven aan nog wel een vervolgcursus te willen of behoefte te hebben aan een plek waar zij hun opgedane vaardigheden kunnen onderhouden en om hulp kunnen vragen. Uitvoerende organisaties van de cursussen zouden daarom kunnen overwegen of zij bijvoorbeeld een wekelijkse inloop aanbieden voor afgestudeerde cursisten. In Rotterdam (Katendrecht) bestaat bijvoorbeeld al een wekelijks ‘internetcafé’. Dat biedt bovendien ouderen die dat willen een mogelijkheid om, met een doel, onder de mensen te komen.
-
De tevredenheid over het cursusboek verschilt; sommige cursisten zijn er tevreden over, anderen niet zo. Samen Online Nederland zou samen met groep docenten, cursisten en vrijwillige begeleiders van verschillende locaties een kritische blik kunnen werpen op het cursusboek om te bespreken op welke punten het boek verbeterd kan worden.
-
Voor veel ouderen is de onzekerheid over het gebruik van de computer een belemmerende factor tijdens het leren van computervaardigheden. Bovendien kan de angst voor de computer ook op de langere termijn, wanneer er even geen oefening is geweest, weer toenemen. In de Samen Online-aanpak zou het daarom goed zijn als hier specifiek aandacht aan wordt besteed, bijvoorbeeld door hier een les voor de reserveren. Door gezamenlijk te onderzoeken wat je eigenlijk precies ‘fout’ zou kunnen doen en welke gevaren er aan het gebruik van internet vastzitten, kunnen de cursisten hierover een realistischer beeld ontwikkelen en kan de onzekerheid over het gebruik van de computer afnemen. Het gebruik van eenvoudige computers, zoals tablets, zou overigens ook de onzekerheid over het gebruik van de computer kunnen verminderen.
-
De verschillende versies van besturingssystemen leiden vaak tot verwarring onder de cursisten, zeker wanneer het besturingssysteem thuis anders is dan tijdens de lessen. Tijdens de cursus zou daarom aan de cursisten de mogelijk geboden kunnen worden om de eigen laptop mee te nemen, bijvoorbeeld door het instellen van een ‘wifi-punt’.
-
Het leren omgaan met de computer en internet wordt negatief beïnvloed door computers die traag en verouderd zijn. Datzelfde geldt voor een slechte internetverbinding. Uitvoerende organisaties dienen daarom, voor de start van de cursus, te zorgen dat dit op orde is. Wanneer er bijvoorbeeld nieuwe(re) computers nodig zijn, maar er geen geld is, kunnen creatieve oplossingen uitkomst bieden. Denk bijvoorbeeld aan het bezoeken van een lokale Beursvloer (www.beursvloer.com). Tijdens een Beursvloer worden maatschappelijke behoeften
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
29
verhandeld tussen bedrijven, serviceclubs, scholen, maatschappelijke organisaties en vrijwilligersorganisaties. Wie weet welk bedrijf nog een paar goede computers over heeft en deze aan een Samen Online-cursus wil afstaan. -
Het doel om het onderlinge contact tussen jongeren en ouderen te laten toenemen wordt beperkt behaald. De vraag die de ontwikkelaar zich daarom moet stellen is of deze doelstelling van de Samen Online-aanpak in de huidige vorm behouden moet blijven. Deze hoofddoelstelling zou bijvoorbeeld vervangen kunnen worden door de huidige subdoelstelling ‘het verminderen van onderlinge vooroordelen en stereotypen’.
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
30
8
Literatuur
CBS (2013), Een derde van de 75-plussers gebruikt internet. Verkregen op 14 juni 2013, van http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-3834wm.htm. Duimel, M. (2007). Verbinding maken. Senioren en internet. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Fokkema, T. en Steyaert, J. (2005). Achter de geraniums of achter het computerscherm? ICT als middel ter bestrijding van eenzaamheid bij ouderen. Sociale interventie, 2, 19-29. Gordon, W.A. (1954). The nature of prejudice. Boston: Addison-Wesley. Gatto & Tak, 2008. Computer, internet, and e-mail use among older adults: benefits and barriers. Educational Gerontology, 34, 800-811. Haan, J., Klumper, O.& Steyaert, J. (2004). Surfende senioren Kansen en bedreigingen van ICT voor ouderen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Hummert, M.L. (1990). Multiple stereotypes of elderly and young adults: A comparison of structure and evaluations. Psychology and Aging, 5 (2), 182-193. Nuessel Jr. F.H. (1982). The Language of Ageism. The Gerontologist (June 1982) 22 (3): 273-276. Van Berkum, J. (2013). Achter de geraniums? WMO magazine, 2, 22-25. Wright, S. C. (2009). Cross-group contact effects. In S. Otten, T. Kessler & K. Sassenberg (Eds.), Intergroup relations: The role of emotion and motivation (pp. 262–283). New York, NY: Psychology Press. Van Deursen, A.J.A.M. & Van Dijk, J.A.G.M. (2011). Trendrapport Computeren Internetgebruik 2011. Een Nederlands en Europees perspectief. Enschede: Universiteit Twente. Van Dijk, A.G.M. (2003). De Digitale Kloof wordt dieper. Van ongelijkheid in bezit naar ongelijkheid in vaardigheden en gebruik van ICT. Den Haag/Amsterdam: SQM en Infodrome@United Knowledge.
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
31
9
Bijlagen
Utrecht, 14 juni 2013 * Samen online
32