Onderzoek naar de rentabilisering en stroomlijnen van het studie- en bouwproces van openbare projecten via BIM Yoshi Craeye, Niels Baeck
Promotoren: prof. Jan Moens, prof. dr. Ronald De Meyer Begeleider: Nathan Van Den Bossche Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master in de ingenieurswetenschappen: architectuur
Vakgroep Architectuur en stedenbouw Voorzitter: prof. dr. Bart Verschaffel Faculteit Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2009-2010
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
i
Voorwoord
iii
Toelating tot bruikleen
iv
Extended abstract
v
1 Inleiding
1
2 Klassieke gunningsprocedures 2.1 Onderzoeksgebied . . . . . . . . . . . 2.1.1 Wettelijk kader . . . . . . . . 2.1.2 Publieke gebouwen . . . . . . 2.2 Klassieke gunningsprocedures . . . . 2.3 Probleemstelling . . . . . . . . . . . 2.4 Beschrijving van het voorbeeldmodel
2 2 2 3 3 4 4
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
3 Alternatieve modellen
5
4 Synthese met ontwikkeling modelproces
6
5 Toepassing van het modelproces
7
6 Actors of change - gevolgen
8
7 Conclusie
9
A Verslagen vraaggesprekken A.1 Bureau Bouwtechniek 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . A.2 Bureau Bouwtechniek 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . A.3 Jan De Ruyver – Bureau Bouwtechniek . . . . . . . . . . . . . A.4 Kristiaan Borret – Stadsbouwmeester Antwerpen . . . . . . . . A.5 Paulus Present – Bureau Bouwtechniek . . . . . . . . . . . . . A.6 Matthias Blondia en Mario Deputter – Vlaamse Bouwmeester . A.7 Paul Corbeel en Dirk Deraeve – VK Group . . . . . . . . . . . A.8 Sylvie Bruynickx – Coninx Architecten . . . . . . . . . . . . . . A.9 Rudi Roijakkers – ABT Belgi¨e . . . . . . . . . . . . . . . . . . A.10 Micha¨ela Geenens en Raf Van Den Berghe – Universiteit Gent A.11 Bart Verheyen – Stramien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
i
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
10 11 13 16 18 21 24 27 29 32 36 39
A.12 Jan van Vaerenbergh – Landmark Libraries . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 A.13 Jef Lembrechts – Vanhout . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 A.14 Pierre Beniers - Regie der Gebouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Bibliografie
47
Lijst van figuren
50
Lijst van tabellen
51
Voorwoord voorwoord en dankwoord
Niels Baeck Yoshi Craeye juni 2010
iii
Toelating tot bruikleen “De auteurs geven de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de scriptie te kopi¨eren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze scriptie.”
Niels Baeck Yoshi Craeye juni 2010
iv
Extended abstract
v
Hoofdstuk 1. Inleiding
Hoofdstuk 1
Inleiding
1
Hoofdstuk 2. Klassieke gunningsprocedures
2
Hoofdstuk 2
Klassieke gunningsprocedures 2.1 2.1.1
Onderzoeksgebied Wettelijk kader
De wetgeving op overheidsopdrachten in Belgi¨e is onderhevig aan de Europese regelgeving. Hierna kan men een kort overzicht vinden van de huidige Belgische wetgeving omtrent overheidsopdrachten: • Wet van 24 december 1993 (BS van 22 januari 1995) betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, • K.B. van 8 januari 1996 (BS van 26 januari 1996) betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, • K.B. van 10 januari 1996 (BS van 26 januari 1996) betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten, • K.B. van 18 juni 1996 (BS van 25 juni 1996) betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten • K.B. van 26 september 1996 (BS van 18 oktober 1996) tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, Volgende nieuwe wetgeving is nog geheel of gedeeltelijk niet in werking getreden: • Wet van 15 juni 2006 (BS van 15 februari 2007) op de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten, • Wet van 16 juni 2006 (BS van 15 februari 2007) betreffende de gunning, informatie aan kandidaten en inschrijvers en wachttermijn inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten, • Wet van 18 juni 2006 (BS van 15 februari 2007) betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanne-
Hoofdstuk 2. Klassieke gunningsprocedures
3
ming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten, • Wet van 12 januari 2007 (BS van 15 februari 2007) tot wijziging van de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006, • Wet van 12 januari 2007 (BS van 15 februari 2007) tot wijziging van de wet van 16 juni 2006 betreffende de gunning, informatie aan kandidaten en inschrijvers en wachttermijn inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten.
2.1.2
Publieke gebouwen
Deze masterproef zal handelen over de publieke gebouwen”. In het volgende overzicht ” wensen we dan ook de overheidsopdrachten verder te verfijnen om de term publieke ” gebouwen” verder te defini¨eren. We zullen met name ons beperken tot de klassieke overheidsopdrachten, op die manier worden de nutssectoren dan ook buiten beschouwing gelaten. Verder kan men de overheidsopdrachten onderverdelen in drie soorten opdrachten, meer bepaald: (1) overheidsopdrachten voor werken, (2) overheidsopdrachten voor leveringen en (3) overheidsopdrachten voor diensten. De meeste opdrachten betreffende publieke gebouwen kennen een gemengde samenstelling van voorgenoemde soorten opdrachten. Art. 5 – De overeenkomst onder bezwarende titel gesloten tussen een aan” nemer enerzijds en een aanbestedende overheid anderzijds, en die betrekking heeft: • hetzij op de uitvoering, hetzij op de uitvoering samen met het ontwerp van werken in verband met de in bijlage 1 vermelde werkzaamheden of van een werk; • hetzij op het laten uitvoeren, met welke middelen ook, van een werk dat aan de door de aanbestedende overheid vastgestelde eisen voldoet.”1 Bovendien zullen wij ons binnen deze overheidsopdrachten voor werken verder verdiepen in de publieke gebouwen. Op die manier wensen wij de nadruk te leggen op die gebouwen aan welke architectuur verbonden is. Utiliteitsbouw, wegen- en waterwerken, civieltechnische werken, . . . maken aldus geen onderwerp uit van deze masterproef.
2.2
Klassieke gunningsprocedures
Om een overheidsopdracht in Belgi¨e te gunnen bestaan er zes mogelijke wijzen van gunnen, meer bepaald: • de openbare aanbesteding, 1
Wet van 24 december 2009 – Wet betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
Hoofdstuk 2. Klassieke gunningsprocedures • • • • •
2.3
de de de de de
4
algemene offerteaanvraag, beperkte aanbesteding, beperkte offerteaanvraag, onderhandelingsprocedure met bekendmaking, onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking.
Probleemstelling
Om een duidelijk beeld te schetsen over de problematiek binnen het klassieke stelsel van gunningen, hebben we ons beroept op een reeks vraaggesprekken (zie bijlage A, p.10). Om een objectief beeld te kunnen scheppen zijn er meerdere vraaggesprekken gevoerd met meerdere partijen. We willen benadrukken dat de hierna vermelde punten geen algemeenheden zijn en dat er naast de kritiek op de klassieke procedures, er ook voorbeelden bestaan van een goede samenwerking en resultaat. Niettegenstaande zullen de vraaggesprekken een duidelijk beeld geven over de huidige gang van zaken en de daarmee verbonden tekortkomingen van het huidige systeem.
2.4
Beschrijving van het voorbeeldmodel
Hoofdstuk 3. Alternatieve modellen
Hoofdstuk 3
Alternatieve modellen
5
Hoofdstuk 4. Synthese met ontwikkeling modelproces
Hoofdstuk 4
Synthese met ontwikkeling modelproces
6
Hoofdstuk 5. Toepassing van het modelproces
Hoofdstuk 5
Toepassing van het modelproces
7
Hoofdstuk 6. Actors of change - gevolgen
Hoofdstuk 6
Actors of change - gevolgen
8
Hoofdstuk 7. Conclusie
Hoofdstuk 7
Conclusie
9
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
Bijlage A
Verslagen vraaggesprekken
10
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.1
11
Bureau Bouwtechniek 1
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. 09/10/2009 Plaats: Bureau Bouwtechniek, Antwerpen Aanwezig: Jan Moens Guy Lateur Bart Van den Bossche Paulus Present Niels Baeck Yoshi Craeye
Bureau Bouwtechniek Bureau Bouwtechniek Bureau Bouwtechniek Bureau Bouwtechniek student student
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Verslag • Bureau Bouwtechniek werkt momenteel met het softwarepakket Arkey voor het maken van technische tekeningen. De uitwisseling van planmateriaal gebeurt voornamelijk via het formaat ’.dwg’. Het bureau wenst over te schakelen op het gebruik van Autodesk Revit. • Het probleem van de uitwisselbaarheid tussen verschillende courante softwarepakketten werd aangehaald. Dit is te wijten aan meerdere factoren: (1) de werking van het IFC-protocol blijkt onvoldoende bruikbaar te zijn; (2) ontwikkelaars van BIM-software blijken deze ontwikkeling niet ten volle te ondersteunen; (3) een perfecte uitwisselbaarheid verreist een ’correcte’ wijze van tekenen. Deze zaken zullen onderzocht worden. • Er dient een degelijk onderzoek te gebeuren naar de implementatie van Autodesk Revit, zowel verticaal georganiseerd (binnen een bedrijf) als horizontaal (tussen de verschillende partijen). Bovendien zal worden nagegaan vanaf welke fase in het bouwproces dit pakket optimaal kan ingezet worden. Dit verreist een onderzoek naar de mogelijke opportuniteiten binnen elke fase (cfr. Autodesk Ecotect). • Er zal onderzocht worden hoe de communicatie op dit moment verloopt tussen de verschillende partijen in het bouwproces (gaande van het wedstrijdontwerp tot aan de onderhoudsperiode). In welke mate kan, rekening houdend met de nieuwe ontwikkelingen in de informatica, dit proces effici¨enter, rendabeler en/of meer ecologisch benaderd worden. • In welke mate kan een internetplatform een meerwaarde bieden naast de bestaande communicatiemiddelen in deze nieuwe wijze van communicatie? Er dient een grondig onderzoek gevoerd te worden naar de realiseerbaarheid en effici¨entie van dit platform; voornamelijk het opstellen van verantwoordelijkheden, het verstrekken van toegang, het vermijden van een eventuele overflow van data, etc.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
12
• De vraag werd gesteld of fabrikanten van bouwmaterialen meer moeten betrokken worden in de ontwikkeling van het gebruik van BIM-sofware (cfr. IFC-variant van de bestaande dwg-bibiotheken). Dit zal onderzocht worden, eventueel in samenwerking met instanties zoals C3A. • Het technische luik van het gebruik van Autodesk Revit werd aangekaart. Een onderzoek dient uitgevoerd te worden naar de technische haalbaarheid van het gebruik van Revit. Bestaan er reeds hardware-matige oplossingen (cfr. render farms)? • Gelet op het huidige verloop van werfvergaderingen werd de vraag gesteld in hoeverre dit nieuwe softwarepakket de effici¨entie en communicatie kan bevorderen. • Leidt deze nieuwe aanpak van procesregie en communicatie tot een nieuwe layout van een (bestaand) bureau? Roept deze nieuwe werking de vraag op naar nieuwe functies (cfr. datamanagers)? Deze vragen dienen door de studenten onderzocht te worden. Dit houdt tevens de vraag in op welke manier de communicatie en samenwerking met de andere partijen (b.v. aannemers) binnen het bouwproces be¨ınvloedt wordt en eventueel dient herzien te worden. • Er werden gesprekken aanbevolen met verschillende instanties (Regie der Gebouwen, WTCB, etc.) en personen binnen het vakgebied (o.a. Vincent De Koninck) om een breder kader te kunnen scheppen rond de huidige werking en problematiek. • Het gehele onderzoek dient ontwikkeld en gestaafd te worden a.d.h.v. een case study van het MAS (Museum aan de Stroom). De volledige procesregie van dit gebouwproces wordt grondig geanalyseerd door de studenten. Na deze analyse worden, eventueel via een Revit-model, voorstellen tot een meer effici¨ent en ecologisch proces geformuleerd. (o.a. contact met Nadja Van Houten) • Tot slot werden er afspraken gemaakt wat betreft de uitwisseling van e-mailverkeer en de plannen van het MAS. Deze worden per DVD via Dhr. Jan Moens aan de studenten bezorgd.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.2
13
Bureau Bouwtechniek 2
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. 23/10/2009 Plaats: Bureau Bouwtechniek, Antwerpen Aanwezig: Medewerkers Bureau Bouwtechniek Niels Baeck Yoshi Craeye
Bureau Bouwtechniek student student
–
[email protected] [email protected]
Verslag • Algemeen: – In het dossier dat werd opgesteld door de bouwheer van het nieuw te bouwen NAVO-hoofdkwartier te Brussel werden 3 technische co¨ordinatie-teams beschreven: (1) een structuurcel, (2) een architectuurontwerpcel, (3) en een techniekcel. – Het betreft een project ontworpen door het bureau SOM. Er wordt een bouwtijd van ongeveer 57 kalendermaanden voorzien. – Het gebouw behelst een oppervlakte van ongeveer 200 000 m2. – De aanbestedingsfase (die momenteel loopt) sluit af op 4 december 2009. • Opdrachtomschrijving: – BB werd door de aannemer Van Roey gevraagd om binnen hun team (een tijdelijke vereniging van aannemers) op te treden als technisch co¨ordinatieteam wat betreft de bovengenoemde cel architectuurontwerp. – Dit houdt in dat van BB verwacht wordt dat zij het hele dossier (1000 plannen, bestekken, . . . ) screenen op normen (dit houdt ondermeer ook het nakijken in van het ARAB, de toegankelijkheid van publieke gebouwen, etc.). – Het gebouw dient te voldoen aan de normen die vandaag de dag van tel zijn, de normen die tijdens de start van de normen gelden en bovendien dient BB te bekijken wat de normen eventueel zullen zijn bij het finaliseren van het bouwproject. – BB dient zich niet dient te bekommeren over o.a. de structuur, de technieken, het al dan niet tegemoetkomen aan het eisenprogramma van het project, . . . (dit wordt namelijk verzocht door andere cellen). • Voorstel tot invulling door Bureau Bouwtechniek: – BB stelt momenteel (indien men de opdrachten zou winnen/aanvaarden) volgende layout van 6 specialisten voor:
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
14
∗ Specialist wind- en waterdichtheid, ∗ Specialist veiligheid, ∗ Specialist brandveiligheid, ∗ Specialist binnenafwerking, ∗ Specialist energie, ∗ Specialist akoestiek. • Opdrachtmatige bedenkingen: – BB dient te fungeren als een controleorgaan op Van Roey dat in principe verantwoordelijk is voor het eventueel niet naleven van de nomering tijdens het bouwproces. – In theorie dient BB niets te tekenen en heeft het enkel in naam van Van Roey de functie om zaken te melden aan de architecten betreffende het al dan niet naleven van de normering. – Men vraagt zich af op deze opdracht zich niet vertaald in het louter nalezen van alle bestekken. Is hier bovendien nog wel voldoende tijd voor beschikbaar? Men moet ook zeker het bestaande bestek nakijken. Wanneer de kwaliteit hiervan ondermaats blijkt te zijn, lijkt het nuttig voor BB om een eigen, nieuw bestek te maken. – Verder is er een bekommernis binnen het bureau wat betreft de bezetting van het personeel voor deze opdracht. Het dossier verreist voldoende en uiterst bekwame personen (min. 10 jaar ervaring) Op die manier loopt het bureau het risico dat gedurende de looptijd van het project dit team niet meer zal beschikbaar zijn voor het bureau zelf. Men stelde hierbij vast dat men die 6 personen (het aantal dat men voorlopig voor ogen stelt) niet fulltime betrokken dienen te zijn, maar eerder een team binnen BB dat deze 6 subcellen zal co¨ ordineren de volledige tijd hiermee zullen bezig zijn. – In theorie voert BB eigenlijk een gelijkaardige controlefunctie uit als een bureau zoals SECO, met dit verschil dat het bij BB beter voorbereid zal zijn. Zo zal bij BB duidelijk op voorhand geweten zijn wie verantwoordelijk is voor het maken van eventuele fouten, waar een bureau zoals SECO slechts later betrokken is en op die manier geen duidelijkheid kan stellen over het al dan niet verantwoordelijk zijn van een bepaalde partij. – Bart Van den Bossche merkte terecht op dat een NAVO-gebouw wellicht bijkomende voorwaarden en eventuele normering verreist wat betreft onder andere wapenopslag, terrorisme, . . . • Juridische en verzekeringstechnische bedenkingen: – Binnen BB stelde men om een clausulering binnen het contract te maken betreffende de inwerkingtreding en interpretatie van de normen. Het blijkt hedentendage uiterst moeilijk te zijn om een ’juiste’ interpretatie van een norm te formuleren; te wijten aan onduidelijkheden, tegenstrijdigheden, etc.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
15
– Enkele medewerkers stelden zich de vraag bij de juridische gevolgen bij het eventueel maken van een fout door BB. In theorie verschilt deze opdracht niet van andere lopende en afgewerkte opdrachten bij BB, waar een zelfde verantwoordelijkheid rust op de medewerkers. Bovendien dient dit verzekeringstechnisch bekeken te worden. – Men opperde bovendien voor een bijkomende clausulering: BB zou eigenlijk maar ´e´en keer de plannen moeten controleren en de architecten zouden deze opmerkingen moeten vertalen in hun plannen. Zoniet zou men in de praktijk telkens moeten nagaan hoe men deze opmerkingen heeft verwerkt. Men kan zich bedenken als men bijvoorbeeld signaleert dat een trapelement 10 cm moet verbreed worden i.f.v. van de normering, dat de architecten dit kunnen oplossen door een aanliggende sanitaire blok te versmallen, die op die manier opnieuw niet aan de normering voldoet. Zo krijg je echter een verschuiving van het probleem en kent de controle geen einde. – Iemand vermelde het voorbeeld van de inox balustrades in het nieuwe gerechtsgebouw van Antwerpen. Daarbij werd in het bestek enkel vermeld dat alle balustrades vervaardigd dienen te worden in inox. In het geval van BB zou de juiste persoon dit reeds in het contract moeten vermelden dat het kwalitatief materiaal moet zijn, etc. Dit verreist m.a.w. duidelijke afspraken met (onder)aannemers. Hierbij werd opnieuw de vrees uitgedrukt voor de juridische gevolgen wanneer BB dit niet zou gezien hebben. Eenzelfde respons geldt ook hier. – Tot slot werd gevraagd of BB niet in verbinding moet gesteld worden met een jurist om bij bepaalde onduidelijkheden gerichte vragen aan een specialist terzake te kunnen stellen. • Bedenkingen omtrent co¨ ordinatie: – Het is vanzelfsprekend dat binnen het gehele bouwproces er overlappingen zullen optreden tussen de verschillende cellen. – BB stelt zich vragen bij het dossier betreffende de overkoepelende co¨ordinatie over de verschillende cellen. Hierover blijkt in het dossier weinig tot niets over vermeld te zijn. Dit zou echter via een clausulering in het contract moeten opgenomen worden. – Verder denkt BB er over na om ook binnen BB een co¨ordinatieteam op te stellen voor de verschillende subcellen. Zij zouden instaan voor de interne co¨ ordinatie en de communicatie naar andere partijen toe.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.3
16
Jan De Ruyver – Bureau Bouwtechniek
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. 17/11/2009 Plaats: Bureau Bouwtechniek, Antwerpen Aanwezig: Jan De Ruyver Niels Baeck Yoshi Craeye
Bureau Bouwtechniek student student
[email protected] [email protected] [email protected]
Verslag • Simplistisch voorgesteld gaat het er zo aan toe in de bouw: de architect beslist iets en de aannemer zal dit vervolgens uitvoeren. Het probleem is echter dat het ontwerpteam geen eenduidige beslissingen neemt. • Er is tevens een verschil tussen de aanbesteding en de praktijk van een aannemer. Het is niet omdat een bepaalde procedure of techniek wordt voorgesteld, dat de aannemer deze dan ook wil gebruiken. Hierin moet je afwegen of je voorstel wel opweegt tegen de eventueel geleverde kwaliteit van de aannemer volgens zijn eigen methode. • Bovendien heb je het probleem bij openbare aanbestedingen dat je niet mag kiezen voor ´e´en bepaalde aannemer aangezien je per wet verplicht bent om minstens 3 aannemers te kiezen en hen prijs te laten maken. • Bouwkundig levert dit volgens Jan De Ruyver weinig problemen. De problemen kom en voornamelijk naar boven bij de technieken. Een ingenieur stelt schema’s op maar geen uitvoeringsplannen aangezien deze te veel verschillen van systeem tot systeem. Aangezien je nog niet voor een bepaald systeem mocht gekozen hebben is het dan ook zinloos om daar reeds plannen van te maken. Het nadeel echter is wel dat je zo ook niet de relatie met andere elementen kan bepalen. • BB maakt bouwkundige plannen op basis van de plannen technieken van de desbetreffende adviseur. Normaal gezien neemt de plaatser van de technieken dit over, maar door fouten ter plaatse wordt dit weer herzien. • In sommige zaken van het MAS werd naar een syteem gezocht. Bijvoorbeeld voor de prefabelementen werd per element een nauwgezet protocol gevolgd om het geheel tot een goed einde te kunnen brengen: per prefabelement controleerde ABT steeds de structuur en werd nadien door BB bijvoorbeeld de maatvoering gecontroleerd. • In theorie is het bestek steeds bindend en worden dus wijizigen in principe niet gedaan. (plannen belangrijker dan het bestek en digitale plannen zijn niet bindend). Uiteraard kan je via communicatie wel zaken aanpassen, maar veel hangt
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
17
hier af van de relatie tussen de verschillende partijen. Zo heb je bij het MAS een projectleider voor ruwbouw, technieken en afwerking. Met de ene persoon ging de communicatie vlotter dan met de andere persoon, waardoor je meer marge hebt bij de ene dan bij de andere. • Op de vraag of het nuttig zou kunnen zijn om de studiefase uit te stellen, antwoordde Jan dat het ereloon voor deze periode hetzelfde blijft en op die manier er langer aan werken niet slim is. • BB informeert uiteindelijk alleen maar aan de bouwheer, het contract zelf met de aannemer is gesloten met de bouwheer en niet met BB. • Het draaiboek bestaat uit communicatieschema’s en roulatieschema’s: – Het communicatieschema bepaal wie op de hoogte wordt gesteld als iemand aan iemand anders een document geeft. Dit bepaalt het hele Cc-verhaal) – Het roulatieschema bepaalt bijvoorbeeld: jij krijgt vandaag een prefabplan, 70 dagen later ligt het op de werf. Het bepaalt wie ook de goedkeuringen moet geven op welk moment. • In theorie worden e-mails zo veel mogelijk vermeden, de communicatie wordt liever via de werfvergaderingen gedaan. • Plannen, aangezien ze nog belangrijker zijn dat het bestek, heel belangrijk. Jan vindt zelfs dat ze soms te weinig worden getekend waardoor je soms voor vervelende situaties komt te staan. • Jan haalde ook thema’s aan het het verhaal van de world-views waarbij elke specialist zo zijn eigen visie heeft op het gebouw, namelijk vanuit zijn vakgebied. Bovendien zullen zij meestal hun zaken prioritair stellen aan het algemene resultaat. • Het internet en andere vormen van snelle communicatie brengen ook nadelen met zich mee aangezien men vroeger enkel op de werfvergaderingen hadden om plannen ”formeel”te overhandigen, zal men nu constant vragen achter informatie. • Op de vraag of MASUSER te laat is betrokken bij het hele gebeuren, anwtoordde Jan dat uteindelijk alle partijen die aanwezig zijn op een werfvergadering eigenlijk vertegenwoordigers zijn van de hele instanties of bedrijven achter hun. In theorie zouden zij dus intern alles moeten bespreken en zo ´e´enduidig naar de vergaderingen moeten stappen en zo duidelijkheid scheppen. Zo is bij BB eigenlijk de tekendienst het meest op de hoogte, maar zullen andere personen eerder gaan naar zo’n werfvergadering. ABT stuurde bijvoorbeeld iemand die de kern van het MAS niet had uitgerekend. Er moesten daarin gaten gemaakt worden. Op die vragen zal hij antwoorden vanuit zijn expertise en niet op basis van feitelijk kennis, waardoor het ook meer dan logisch is dat er na 3 dagen een e-mail wordt verzonden om zijn conclusies toen, na enig rekenwerk, eventueel bij te sturen.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.4
18
Kristiaan Borret – Stadsbouwmeester Antwerpen
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. 25/11/2009 Plaats: Universiteit Gent, Gent Aanwezig: Kristiaan Borret Niels Baeck Yoshi Craeye
Stadsbouwmeester Antwerpen student student
[email protected] [email protected] [email protected]
Verslag • Kristiaan Borret is momenteel actief als stadsbouwmeester (Antwerpen). Hij is voornamelijk betrokken bij de beginfase van de ontwerpen (o.a. wedstrijden) tot aan de bouwaanvraag. Op die manier is hij weinig betrokken bij de feitelijke uitvoering van gebouwen. • Het concept van alles op voorhand defini¨eren lijkt hem een onmogelijk idee. Men dient de aanbestedingsfase te zien als een ontwerpfase, wat dus niet een definitieve vorm inhoud van het project. Op die manier kan men bijvoorbeeld bij een wedstrijd nog steeds leren uit de verliezers. Zij kunnen namelijk op bepaalde punten wel een goede oplossing voorzien hebben. Deze kunnen dan eventueel ge¨ımplementeerd worden in het definitieve ontwerp. • Als een antwoord op het eventueel afwijken van het voorgeschreven programma ziet hij een oplossing in ’monitoring’. Op die manier wordt alle input gekanaliseerd en weet men op die manier waar men staat met het ontwerp. Eventuele aanpassingen zijn dan gekend en kunnen getoetst worden aan de vooropgestelde visie. • Vroeger werkte men met zogenaamd eisenpakket, waarbij elke betrokken instantie eisen oplegde aan het ontwerp. Zo had men bijvoorbeeld een document dat stelde dat er bijvoorbeeld 4 toiletten in het gebouw moesten zitten, een ander document stelde eisen aan het kroonlijsthoogte, etc. Deze manier van werken kan leiden tot misverstanden aangezien er contradicties kunnen schuilen in de verschillende eisen van de verschillende instanties. In antwoord hierop werkt men nu met een synthesedocument. Hierin ligt o.a. het werk van Kirstiaan Borret zelf. Hij stelt dit document op. Zoals de naam doet vermoeden is dit document een synthese van de verschillende eisen tot ´e´en (quasi) eenduidig document. Dit heeft als ambitie het cre¨eren van een schone lei, in het bijzonder het eenduidig formuleren van de eisen waardoor de architect of de ontwerper hier geen (of weinig) problemen van ondervindt. • Kristiaan Borret onderstreept duidelijk het verschil tussen twee types van samenwerking. Met name het ’bouwteam’ en het systeem van een ’PPS-opdracht’:
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
19
– Een ’PPS-opdracht’ (publieke - private samenwerking) maakt een combinatie van aannemer en architect. Echter hierbij staat de aannemer onder de architect waardoor de driehoek (architect- bouwheer - aannemer) sterk verstoord wordt. Dit leidt onherroepelijk tot kwaliteitsverlies. – Het concept ’bouwteam’ stoelt juist op de integratie van de ervaring van de aannemer bij het aanbestedingsdossier. Zo kan bijvoorbeeld de aannemer voorstellen doen die bijvoorbeeld goedkoper kunnen zijn dan het uitgewerkte systeem dat vermeldt is in het aanbestedingsdossier. Dit strookt natuurlijk met de gangbare werkwijze in Belgi¨e wat betreft openbare aanbestedingen waar steeds moet gekozen worden voor minimaal 3 aannemers. – In Nederland echter werden hieromtrent reeds enkele modellen ontwikkeld. – Aannemers op voorhand raadplegen is natuurlijk steeds een kwestie van vertrouwen op de eerlijkheid van hen. – Kristiaan Borret raad een gesprek aan met Dhr. Paul van de Poel (Stramien) aangezien hij ge¨ınteresseerd is in het concept ’bouwteam’ en daarbij streeft naar maximale integratie van de verschillende partijen. • Bij een wedstrijd wordt gequoteerd op verschillende aspecten van het ontwerp. Gebruikelijke aspecten hierbij zijn o.a. de architecturale kwaliteit, de bouwkundige kwaliteit, de overeenstemming met het vooropgestelde programma, . . . Het probleem schuilt echter juist in die overeenstemming met het programma. Het zou eigenlijk discussieerbaar moeten zijn. Het is hierbij zoeken naar de fragiele balans tussen enerzijds het programma niet te strikt te defini¨eren. Je kan dit pas doen als je perfect weet wat je wilt, maar wie heeft nu die pretentie om te stellen dat hij het perfect weet. Anderzijds mag je niet het gevoel geven bij de ontwerpers dat ze ’carte blanche’ krijgen aangezien je (los van de eventuele kwaliteit van de ontwerpen) zo de kans hebt dat de inzendingen te weinig aan het programma voldoen. • Momenteel kunnen er briefing momenten worden voorzien tijdens het ontwerpproces om onduidelijkheden en misverstanden achteraf te vermijden. Zo worden er bijvoorbeeld een eerste en een tweede briefing georganiseerd tussen enerzijds de bouwheer en anderzijds het ontwerpteam. De inhoud en resultaten van deze momenten worden steeds openbaar gesteld aan alle partijen. Het is echter niet zo dat bij de jury geen misverstanden meer naar boven komen. Er is een soort ongeschreven wet (evt. zelfs wettelijk bepaald) dat de ontwerpers een periode solo werken aan het project. Er is met andere woorden geen constant overleg tussen de verschillende partijen. • Er bestaat momenteel ook een soort tussenjury. Dit wordt de concurrentiedialoog genoemd, als een mogelijke wijze van gunningsprocedure. Dit werd o.a. toegepast bij het ontwerp en ontwikkeling van het nieuw te bouwen voetbalstadium in Antwerpen (Petroleum Zuid). Daarbij heeft de stad Antwerpen via een marktbevraging nagegaan op welke manier de verschillende partijen wilden werken aan dit
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
20
project. Zo was de vraag bijvoorbeeld of de men alleen het stadium wou ontwerpen of ook de ontwikkeling wou uitstippelen voor het hele gebied; of men al dan niet eerst een architectuurwedstrijd ging uitschrijven, etc. Dit bracht echter niet veel op aangezien de verschillende partijen niet in hun kaarten wilden laten kijken. Het verloop van een concurrentiedialoog is al volgt: – Men selecteert een aantal partijen op basis van portfolio, referenties, interesse, ... – Men geeft deze personen een opdrachtomschrijving – Zij ontwerpen hier een antwoord op. Op die manier worden ook misverstanden uit de wereld geholpen. – Na het ontvangen van de voorstellen van de verschillende partijen kan men nu een scherper gestelde opdrachtomschrijving formuleren. Op die manier integreert men de expertise van de private sector reeds bij de opdrachtomschrijving. Bovendien kan je bijvoorbeeld ook nagaan of een bepaalde aannemers wensen te werken volgens een bepaalde formule (bijvoorbeeld een ppsopdracht) en wanneer zij dat niet zouden willen kan je ook bekijken wat de meerprijs zou kunnen zijn voor de overheid indien men het wel volgens die formule zou doen (uiteindelijk behoudt men zo ook de keuzevrijheid betreft de verschillende formules, maar kan men een betere inschatting maken wat het gemakkelijkst in de markt ligt).
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.5
21
Paulus Present – Bureau Bouwtechniek
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. 04/12/2009 Plaats: Bureau Bouwtechniek, Antwerpen Aanwezig: Paulus Present Niels Baeck Yoshi Craeye
Bureau Bouwtechniek student student
[email protected] [email protected] [email protected]
Verslag • BB onderzoekt momenteel de implementatie van BIM voor een bouwtechnisch bureau, wat uiteindelijk verder gaat dan dat voor een architectenbureau. Waar een architectenbureau voornamelijk werkt op schaal 1/50, gaat BB hierin verder aangezien men voor sommige delen een schaal 1/5 nodig heeft. Verder wil men met Revit onderzoeken: de communicatie met de aannemers, de co¨ordinatie met bureau technieken en structuur en het opstellen van ramingen en meetstaten. • BIJ het gebruik van Revit hangt veel af van intelligent tekenen. • C3A is momenteel bezig met een nieuwe methode voor meestaten (Peggy). Deze manier is gebaseerd op het Nederlandse systeem. • Revit reikt ook verder dan enkel maar puur tekenwerk (cfr. het havenhuis maar men naast de 3D modellering ook zoekt naar een beperkt aantal knopen en panelen). • Men heeft reeds een testcase uitgevoerd naar het gebruik van Revit. Het project betreft een sanitair paviljoen aan de snelweg. Men heeft hierbij de plannen en snedes gegenereerd en eveneens een meetstaat ontwikkeld. Dit is goed verlopen. • Het gebruik van Revit zorgt uiteindelijk voor minder tekenwerk. Zo haalde Paulus aan dat voor de toren in Brussel men niet steeds de gevels had hertekend, wat nu tot gevolg heeft dat de aannemer klaagt dat de plannen met de gevels niet overeenkomen. Zo’n zaken gaan natuurlijk mindere voorvallen met Revit, aangezien je daar beter de consistentie behoudt tussen de verschillende partijen. • Voor het Havenhuis werkt de architect (Zaha Hadid) momenteel met Rhino. Dit kan tot een massing” ingebracht worden in Revit, maar er gaan wel gegevens ” verloren. De ingenieurs van hun kant willen niet werken met een BIM-model. De ingenieur technieken zal werken met een wireframe van de structuur (cfr. Powerframe). De vraag is natuurlijk in hoeverre deze dan zal kunnen ingewerkt worden in het Revit-model.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
22
• De manier van werken is momenteel dat BB de eerste drie maanden solo werkt aan plannen op een schaal 1/50 en vervolgens de ingenieur solo 3 maanden werkt an zijn structurele versie. Nadien zal men dan intensief samenwerken zodat BB deze zaken dan kan samen zetten om zo tot ´e´en geheel te kunnen komen. • De vraag bin het modelleren in Revit is momenteel de details. In theorie mag je niet kiezen voor een bepaalde producent. Dit is niet altijd even eenvoudig. Zo stelde Paulus dat men in Brussel voor ene bepaald smal hoekraam een chassis wou hebben met een dikte van 38 mm. Echter, er is maar ´e´en producent die een dergelijk chassis produceert en zo kies je tussen de lijnen door eigenlijk voor die producent. Men kan zich echter ook afvragen of je dan wel eerst je tijd moet steken in een generisch model, waar geen enkele aansluiting gekend is, waardoor je tijd verliest in zaken tekenen waarvan je zeker bent dat je ze toch opnieuw moet gaan hertekenen. • We stelden aan Paulus voor of het niet interessant zou zijn of men de bouwheer een bepaald te verwachten resultaat voorlegd waarop dan de uiteindelijke beslissingen kunnen doorgevoerd worden door een meer professionele partij (bijvoorbeeld BB). Het probleem hiermee is echter dat je dan eigenlijk al deurbellen, verlichting, . . . moet gaan uittekenen. Bovendien men de aanwezigheid van een bouwheer niet onderschatten aangezien deze op sommige momenten de knoop kan doorhakken op bepaalde te nemen beslissingen. Hij fungeert dan als een soort rechter dus de verschillende betrokken partijen. • In Nederland heb je een systeem waarbij men pas gaat bouwen wanneer alles beslist en getekend is. Het nadeel hierbij is dat men zo geen vrijheid meer heeft. In Belgi¨e is dit een constant discussieproces waar je dus nog zaken kan gaan wijzigen. • Paulus stelt zich ook vragen bij ingenieursbureaus die nog plannen structuur doorsturen van een bepaald verdiep, terwijl men al bezig is met de fundering uit te voeren. Wil dit dan zeggen dat men eigenlijk altijd alles overdimensioneerd? Wat is dan uitendelijk de eventuele meerprijs die men hiervoor betaald? • Paulus vraagt zich ook af hoe hij alles moet benoemen, hoe hij bibliotheken moet aanleggen, hoe hij zaken moet gaan classificeren, . . . • Het idee dat de bouwheer het hele team moet aansporen in het gebruik van BIM lijkt Paulus een goed idee, eerder in plaats van het door een andere instantie te laten opleggen. Bovendien zou het niet verplicht moeten zijn om het te gebruiken, maar zou men de verschillende bureaus ook de mogelijkheid kunnen laten om het ventueel uit te besteden, zolang zij maar communiceren via een BIM-model. Op die manier kan ook de bouwheer constant het model analyseren op zijn parameters. • Men moet zich ook afvragen hoe men bvb Revit gebruikt binnen een bureau met verschillende tekenaars. (Je kan bijvoorbeeld verdiep per verdiep gaan werken en zo alles achteraf plaatsen in ´e´en groot bestand, . . . )
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
23
• Voor Paulus lijkt het interessant om na te gaan wat de ideale manier zou kunnen zijn om iets te bouwen en wat de stappen momenteel zijn om tot dat proced´e te kunnen komen. Eventueel aangevuld met wat de zaken zijn die dit de dag van vandaag of in de toekomst dit tegenhouden. • Tot slot kan men stellen dat het bouwteam wel interessant kan zijn, maar dat de aannemer de meerprijs opbrengt en niet de architect. Men kan zich afvragen of dit wel een ideale situatie is tussen deze beide partijen.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.6
24
Matthias Blondia en Mario Deputter – Vlaamse Bouwmeester
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. 14/01/2010 Plaats: Vlaamse Bouwmeester, Brussel Aanwezig: Matthias Blondia Mario Deputter Niels Baeck Yoshi Craeye
Vlaamse Bouwmeester Vlaamse Bouwmeester student student
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Verslag • De Vlaamse Bouwmeester wordt enkel betrokken in de fase waarin de ontwerper wordt aangesteld. • Men deelt het projectproces op in twee hoofddelen, met name projectmanagement en projectregie. Projectmanagement betreft de concrete opdracht en behelst financi¨en en tijd. Projectregie is minder eenduidig omschreven. Het behelst de inhoudelijke aspecten van een proces. Het ontwerpt het proces en brengt daarbij alle partijen samen. Het doel van de procesregie is een kwaliteitshandvest op te stelle voor een specifiek gebouw dat duidelijk de missie en visie omschrijft van de opdrachtgever. De procesregisseur is de beheerder en niet de eigenaar van het uiteindelijke gebouw. Bovendien wekt deze persoon het enthousiasme op bij de verschillende betrokken partijen (dit gaat verder dan enkel de ontwerpende partijen en betrekt bijvoorbeeld ook de omwonenden, de belangengroepen, . . . ) en controleert steeds of het ontwerp kadert binnen de vooropgestelde eisen. • De projectregie zal bij grootschalige projecten uitgevoerd worden door de architect en niet door de bouwheer. De architect zal dit echter niet altijd ten gronde uitvoeren aangezien dit een meerkost is die niet altijd wordt vergoed. • De Vlaamse Bouwmeester zal bij grote projecten steeds aansturen op de implementatie hiervan door de bouwheer, zo niet door een andere persoon/instantie. • Het voordeel van Vlaamse Bouwmeester is dat deze functie vroeger niet bestond en ook niet benoemd werd. Aangezien zij dit bij een project initi¨eren en hieraan ook een taak toewijzen, kan men er ook een vergoeding voor inbrengen. In de Franse bouwwereld is dit bijvoorbeeld wel heel duidelijk omschreven. • Een groot nadeel aan de overheden is meestal dat zij vergeten buiten hun beleidsdomein te kijken desondanks men wel te maken heeft met publieke gebouwen die een zeker engagement zouden moeten weerspiegelen.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
25
• Een publieke bouwheer zijn opdracht is veel ruimer dan enkel zijn core-business”.Het ” probleem is echter dat men hier zelden rekening mee houdt. Dit is al een ernstige interne tekortkoming, waarbij we dan nog niet spreken van de externe factoren. • Een architect wordt soms de mond gesnoerd in zijn relatie met de bouwheer door de aannemer. Hierbij wordt zo zijn functie gedegradeerd tot louter een technieker”. ” • De meeste publiek–private samenwerking verlopen niet goed. Denk maar aan een schoolgebouw met kantoorruimte erboven. Dergelijke ontwerpen kunnen net een meerwaarde bieden aan een project en gaan veel verder dan juist het financi¨ele aspect. • Een publiek–publieke samenwerking (bijvoorbeeld een school gekoppeld aan sociale woningbouw) biedt verder nog een maatschappelijke meerwaarde. Uit ervaring blijkt dat dergelijke projecten kunnen slagen op lokaal niveau. Hierbij kan namelijk ´e´en persoon het verschil maken. Hierbij speelt met name de lokale politiek een zeer grote rol in. Dit voel je o.a. ook bij de Scheldebrug te Temse waar ministerpresident Kris Peeters bij betrokken was. • Uit ervaring blijkt bovendien dat deze samenwerkingsverbanden zich gemakkelijker ontplooien bij infrastructuur werken. Een voorbeeld hiervan zijn de Scheldekaaien te Antwerpen waarbij een samenwerking plaatsvond tussen enerzijds de dienst wegen- en waterbouw en anderzijds de lokale overheid die daarbij de publieke ruimte verzekert. • Bij een design-build stelt men eerst een referentieontwerp op. Leef je hierbij louter de normen na, dan heb je niets meer dan een consensus en men zal op deze manier dan ook geen meerwaarde kunnen aanbieden. • Vlaamse Bouwmeester is een niet bindend, maar verplicht adviesorgaan. Ze beperken zich niet louter tot het aanstippen van de geldende normen, maar streven naar een meerwaarde. Bovendien zal men steeds het juiste jargon hanteren bij de juiste groep. Zo zal je een minister op een andere manier moeten benaderen dan de bewoners. • Een typerend voorbeeld voor de invloed van de Vlaamse Bouwmeester is het project te Aalst in opdracht van de Vlaamse milieumaatschappij en het lokale OCMW. Hierbij werd een parking in twee parkeerlagen ontworpen in plaats van ´e´en laag om te anticiperen op de lokale problemen. Bovendien werd een tuintje aangelegd met ajuinen, dat onderhouden wordt door een buurtbewoner. Op die manier nestelt het project zich in het lokale, sociale weefsel. Hierbij mag men dus de bottom-up aanpak niet onderschatten • Er werd aangeraden om het volgende boek te raadplegen: Inzet/Opzet/Voorzet: stadsprojecten in Vlaanderen (Kristiaan Borret, Eric Corbijn, Bruno De Meulder, e.a.)
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
26
• Het systeem van Open Oproep werkt als volgt: men stelt een programma van eisen op, schrijft de ambities neer van de bouwheer en tracht op voorhand een consensus te bereiken bij de betrokken partijen. • Oosterweelverbing. • http://www.thuisindestad.be
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.7
27
Paul Corbeel en Dirk Deraeve – VK Group
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. 18/01/2010 Plaats: VK Group, Roeselaere Aanwezig: Paul Corbeel Dirk Deraeve Niels Baeck Yoshi Craeye
VK Group VK Group student student
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Verslag • Het probleem met het huidige systeem van openbare aanbestedingen schuilt hem voornamelijk in het systeem van subsidi¨eringen. De overheid wou hierbij vaste procedures om deze vast te kunnen leggen. • Van zodra we de problematiek van concurrentiebeding aangekaart hadden, kwam de reactie dat Belgi¨e eigenlijk te laks overkomt naar Europa toe en daardoor bijna op de vingers worden getikt. Zij zouden namelijk nog veel strenger moeten zijn wat betreft het concurrentiebeding. • Wat kunnen nu problemen zijn met het concurrentiebeding waar VK Group nu wel problemen mee heeft. Stel je bouwt volgens de procedure een bepaald gebouw met een zeer specifieke brandmeldinstallatie. Stel nu dat je na x aantal jaar een tweede gebouw wenst te bouwen naast het vorige. Het zou financieel en technisch een heel spijtige zaak zijn, mocht men nu niet voorbouwen op dat zelfde systeem puur dat concurrentiebeding. • Om van de openbare aanbesteding naar een algemene offerte te gaan, houdt bijkomend een motiveringsplicht in, waar soms problemen mee gebeuren. • Brandwondencentrum in Neder Over Heembeek. Hierbij schreef het leger de wedstrijd uit naar aannemers. Hierbij was de opdracht heel gedetailleerd beschreven. De aannemers zelf moesten hun team samenstellen. Hierbij werd VK Group betrokken. Hierbij kan je achteraf wel de vraag stellen of de deontologie van de architect in dit systeem niet in het gedrang komt aangezien hij niet onafhankelijk fungeert maar in een team. Dit stelt echt geen probleem aangezien hij samen met dit team werkt en hierbij geen promotie maakt voor zijn persoon/bureau zelf. • VK Group ziet voornamelijk het concept bouwteam in kantoorbouw aangezien daar de bouwheer ook meestal de hoofdaannemer is. Het gevaar is hierbij echter dat de architect hier soms de dupe van wordt bij wijze van imagoverlies. De hoofdaannemer is hier namelijk de baas en zal zelf binnen het door hem opgestelde budget keuzes gaan maken. Uiteraard plakt ook de architect zijn naam op.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
28
• Paul Corbeel ziet in de nieuwe systemen vooral het nadeel dat het tot kwaliteitsverlies kan leiden. Hij ziet in deze nieuwe systemen (PPS, DBFM) voornamelijk: een gebouw voor dit budget binnen deze tijd. De klant kan hierbij het gevoel hebben dat het puur draait om een financi¨ele transactie. In de oude systemen vindt Corbeel dat de architect of bouwheer hier nog steeds de baas is. • Het pluspunt van de nieuwe systemen is dat je je kunt gaan bezighouden met de dingen waar je goed in bent. Op die manier ligt het rendement hier ook veel hoger. Het zal hier steeds meer gaan naar een resultaatsverbintenis dan een middelenverbintenis. • Het probleem dat veel voorkomt bij huidige bouwwerken, namelijk dat gebruiksgroepen te laat betrokken worden en daardoor nadien wijzigingen moeilijk worden is voornamelijk te wijten aan een gebrek aan flexibiliteit. Men moet zich namelijk in dit bouwproces niet star gedragen maar zich steeds flexibel opstellen. • Corbeel vindt dat het gebruik van BIM niet van in het begin mag toegepast worden. Het is namelijk nog steeds van belang om eerst te schetsen. Hij is van oordeel dat de eerste gesprekken steeds aan tafel gebeuren en dat men daarbij gaat samen zitten van conceptuele ingenieurs. Hij vindt het trouwens van grote meerwaarde dat deze conceptuele ingenieurs deelnemen aan deze eerste fase. • Corbeel vindt bovendien dat een architect zich niet steeds centraal moet gaan opstellen. In Engeland bijvoorbeeld zal men bijvoorbeeld soms werken met project managers, die deze centrale rol op zich nemen. • Tools zoals Buzzsaw zijn handige instrumenten maar daarvoor dient wel de hele bouwcultuur in Belgi¨e gewijzigd te worden. • Het Duitse systeem van aanbestedingen (met gemiddelde prijzen) wordt in Belgi¨e niet toegepast aangezien daardoor de subsidies steeds hoger zullen liggen.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.8
29
Sylvie Bruynickx – Coninx Architecten
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. 20/01/2010 Plaats: Coninx Architecten, Antwerpen Aanwezig: Sylvie Bruyninckx Niels Baeck Yoshi Craeye
Coninx Architecten student student
–
[email protected] [email protected]
Verslag • Een bouwteam kan pas naar behoren werken indien alle partijen zijn specialiteit en verantwoordelijkheden kan volbrengen. • Bouwteam is in Nederland een courant gekozen model. Hierbij kunnen een aannemers bieden op een schetsontwerp. Er wordt hierbij wel rekening gehouden met een meerprijs aangezien er nog niet alles bepaald is (+ 5 – 20 %). • In Belgi¨e werkt men meestal op vaste prijs, het nadeel is dat men hier steeds zo laag mogelijk zal bieden en dat dit nadien zijn gevolgen zal kennen in disputen en meerprijzen. • In theorie dient elke aannemer vragen te stellen bij details. In de praktijk echter wordt dit weinig gedaan. Bovendien zal men nadien zeggen dat men het zo niet hadden begrepen. • Bij een bouwteam kan je veel korter op de bal spelen. Het is echter van belang dat de aannemer wil meewerken. • Mevr. Bruyninckx haalde een voorbeeld aan waarbij men na het opstellen van de definitieve plannen en bestek men nog enkele zaken wilde aanpassen, maar dat dit niet meer werd toegelaten desondanks het voorstel binnen hetzelfde budget paste. • Men kan stellen dat in grootteorde de tijd tussen de aanvraag van een vergunning en het afwerken van een bestek een periode van 3–4 maand is. Deze periode verlengen lijkt geen invloed te hebben op het resultaat van het bestek. Meer zelfs, aangezien de deadline wordt verlegd, heeft een bureau meer tijd en kan het het dossier op de lange baan schuiven en zich ondertussen ontfermen over andere dossiers. • Men dient goede plannen op te stellen, begeleid met duidelijke details. In Nederland zal men geen lastenboek opstellen, maar eerder gebruik maken van een materialenstaat, gebaseerd op de normen. Zo bekomt men het geheel van meetstaat, materialenstaat en details.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
30
• Bij Coninx architecten voert men reeds onderzoek uit naar het gebruik van Revit, maar men is van mening dat het nog niet voldoende compatibel is. • Ook bij Coninx Architecten ondervindt men de nadelen van de communicatie via email. Ook zij hebben ervaring met een serversysteem. Bij een casestudie voor een universiteitsgebouw hebben zij gewerkt aan plannen op een server, net zoals de andere betrokken partijen. Pas nadien werden de plannen doorgestuurd naar de aannemers. • Coninx Architecten heeft ervaring met DBFM. Deze procedure werkt ook met gunningscriteria. Ook hier ligt de prijs nog circa 30 % hoger. • Veel problemen komen voor wanneer de opdrachtgever verschilt van de eindgebruiker. Aanbestedende overheden hebben niet steeds te kenneis van bepaalde, specifieke programma’s zoals bijvoorbeeld een museum. Dit probleem hebben zij zelf ondervonden bij het ontwerpen van het nieuwe paviljoen aan het atomium te Brussel. Zo heeft men nu moeten bemerken dat hun ontwerp ontsierd wordt door ingrepen van de eindgebruiker die te weinig bergruimte had. Dit probleem kon reeds in het begin opgelost worden, had de aanbestedende overheid deze persoon vroeger betrokken bij het ontwerpproces en het opstellen van de eisen. • Bij Coninx Architecten besteedt men veel tijd aan het vastleggen van het programma van het gebouw bij het ontwerpproces. Bovendien is het hun missie om hier verder in te gaan en samen met de klant te zoeken naar nieuwe typologie¨en bijvoorbeeld in de kantoorbouw. Dit zorgt soms voor enige vertraging aangezien de klant door deze nieuwe typologie¨en begint na te denken over de structuur van zijn bedrijf en eventueel zal willen reorganiseren. Echter, dit zal uiteindelijk niet opwegen tegen de meerwaarde die deze nieuwe gebouwen kunnen betekenen. • In Nederland zal een architect enkel een esthetische controle uitvoeren op de werf. De technische controle wordt steeds door de aannemer zelf gedaan. Desondanks men hier dus als architect geen controle kan uitvoeren, heeft Coninx Architecten in dit systeem reeds werven ervaren waar details nog nooit zo accuraat werden uitgevoerd. In Belgi¨e zou je dit niet kunnen toepassen, je zou namelijk de werf elke dag moeten gaan bekijken. • Coninx Architecten werkt graag samen met instanties zoals SECO, aangezien aannemers veel sneller luisteren naar dergelijke instanties als naar architecten. • Bij Coninx Architecten hebben ze nog geen problemen gehad met het concurrentiebeding in Belgi¨e. Men zal namelijk steeds heel precies defini¨eren welk product dat men wil. Op die manier is de keuze zo beperkt. • Hulp van een aannemer is heel handig aangezien zijn kennis en techniek kan bijdragen tot het leveren van een meerwaarde. Zo heeft Coninx Architecten een goede ervaring gehad met een aannemer bij het detailleren van een gevel in natuursteen.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
31
Net door zijn bijdrage en zijn visie op deze details is het werk vlotter en beter verlopen.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.9
32
Rudi Roijakkers – ABT Belgi¨ e
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. 01/02/2010 Plaats: ABT Belgi¨e, Antwerpen Aanwezig: Rudi Roijakkers Niels Baeck Yoshi Craeye
ABT Belgi¨e student student
–
[email protected] [email protected]
Verslag • ABT Nederland verleent de volledige dienstverlening binnen het ingenieursgebeuren. ABT Belgi¨e echter beperkt zich tot de stabiliteitsberekeningen. • De werkwijze in Nederland verschilt enigszins van deze in Belgi¨e. In Nederland zal men een veel uitvoeriger bestek schrijven. Op die manier komt men ongeveer tot 60 % werk dat geleverd wordt in de voorstudie en 40 % tijdens de uitvoering van een project. Men heeft dit ook kunnen realiseren bij het MAS, maar dat eerder een uitzondering op de regel wat betreft de werven in Belgi¨e. • Een ingenieur stabiliteit heeft veel minder specifieke informatie nodig dan bijvoorbeeld een installateur technieken aangezien men los van de toekomstige bestemming van de verschillende lokalen men reeds kan rekenen met kerngetallen. Op die manier kon men bijvoorbeeld voor het MAS reeds rekenen met de kerngetallen voor mobiele belasting in musea. Het is evident dat men ook bij kleinere ruimtes marges neemt en dus de gehele bezetting ook doortrekt naar de kleinere ruimtes. Op die manier is een wissel in het programma geen probleem voor de stabiliteit. • Bij het MAS is er een grote wijziging moeten geschieden op vraag van NRA. Zo werd eerst gekozen voor onzichtbare plafondstructuren. Echter voor het maken van de bestekken werd gekozen om toch de structuur zichtbaar te maken en dit in de gedaante van dubbele TT-liggers. Op zich vormde dit geen al te grote problemen omdat pas bij het schrijven van het bestek het meeste werk wordt geleverd. Zo zal men tijdens de prijsvraag en het voorontwerp relatief weinig werk verzetten. Tijdens het maken van het definitieve ontwerp groeit het werkpakket, maar pas bij het maken van het bestek zal de grootste hoeveelheid werk worden verzet. De wijziging die NRA dus doorbracht was dus in principe geen al te groot probleem. Natuurlijk diende wel het hele systeem opnieuw uitgedacht te worden tijdens de bestekfase. • De reden van wijzigen kan naast het feit dat de architect veranderingen wil aanbrengen ook een keuze zijn van het ingenieursbureau zelf zijn omdat zij een beter systeem wensen te ontwikkelen.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
33
• De wijze waarop ABT momenteel werkt is met underlayer van de architect (of bijvoorbeeld bij het MAS van BB). Een tekenaar zal deze autocadfiles gebruiken maar de ingenieurs zelfs werken nog steeds op papier en dit om de eenvoudige reden dat men op die manier de grondplannen en respectievelijke details samen ziet om zo steeds het overzicht te kunnen bewaren. • In ABT Nederland werkt men reeds met Revit en de resultaten daarvan zijn gunstig. Dhr. Roijakkers heeft er echter persoonlijke problemen aangezien hij vreest dat men via dit softwarepakket zo het oog verliest voor details aangezien men werkt van het geheel naar de knopen toe en niet omgekeerd. Hij vindt het persoonlijk belangrijk om reeds van in het begin aan de knopen en details te denken om zo naar het geheel te evolueren. • ABT Belgi¨e heeft in Sluiskil gewerkt aan een chemische fabriek voor het Duitse Uhde. Hierbij had deze laatste firma een uiterst gedetailleerd model opgesteld waarbij zij als enige hierover de regie hadden. Dit model was uiteraard heel interessant maar door de autonomie van Uhde verloor ABT eigenlijk de grip op het model aangezien het enkel informatie kon aanbrengen maar wanneer er wijzingen aangebracht werden, zij hier geen controle meer over hebben. • ABT laat in sommige gevallen de effectieve constructiemethode met plezier over aan de aannemers. Zij stellen dat een bestek op met de voorwaarden aan welke de verbindingen moeten voldoen, maar laten daarna de vrijheid aan de aannemer. Ook bij het MAS werd de verbindingen van de spanten met de kern overgelaten aan de aannemers. • ABT heeft geen al te beste ervaringen met bouwteam omdat ze ervaren dat dit voornamelijk afhangt van de aannemer waarmee je gaat werken. Zo werd een voorbeeld vermeld waarbij een aannemer tijdens het ontwerp weinig inbreng bracht. Bovendien wou hij uiteindelijk zelf een lastenboek maken waarbij eigenlijk alle moeilijkheden zouden moeten verhaald worden op ABT. Dit was echter geen manier van werken waardoor ABT en BB gekozen hebben om een eigen lastenboek te genereren volgens hun klassieke methode. De aannemer vond dat dit niet meer paste binnen het vooropgestelde budget en aldus werd de bouwheer de dupe door ofwel een meerprijs te betalen of door te moeten inboeten op de kwaliteit van het gebouw. • Niettegenstaande kan een aannemer weldegelijk een meerwaarde bieden maar dan moet deze van in het begin aanwezig zijn om op die manier zijn kennis van in het begin bij te brengen. Een voorbeeld hiervan was een groep van 4 gebouwen. Hierbij dacht men van ABT uit dat, aangezien de gebouwen gelijkaardig waren, dat het evident was om de constructie ook gelijkaardig per gebouw uit te voeren. De aannemer dacht hier echter anders over en wou twee aparte constructies toepassen om zo zijn werkvolk beter te kunnen inzetten en op die manier ook tijd kon besparen. Zo werd een deel uitgevoerd met tunnelbekistingen en een ander deel
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
34
met het klassieke systeem van metselwerk en vloerplaten. Het is natuurlijk dan nog niet vanzelfsprekend aangezien het systeem van tunnelstorten heel snel gaat en op die manier dan ook de andere partijen even snel dienen te zijn. • Volgens Roijakkers is het ook belangrijk dat de bouwheer sterk op de zaak zit. Het is niet omdat je bijvoorbeeld bij een bouwteam voor een bepaalde aannemer kiest dat je dan al veilig zit. Het is namelijk zo dat hoe vroeger je een aannemer zal betrekken (in het lineaire proces) des te meer onzekerheden er nog zijn en des te meer zaken zullen ontstaan die mogelijkheid tot discussie opleveren. • Bij een bouwteam zal de aannemer geen aannemerscontract krijgen tot aan het bestek. Hij kan dan ook geen claim uitbrengen op het gebouw, m.a.w. het is niet gegarandeerd dat hij na de bestekfase ook effectief het werk toegewezen krijgt. Hij wordt wel vergoed voor het gedane studiewerk. Het werkt bovendien als een soort drukmiddel aangezien hij het werk nog kan verliezen. Een belangrijke noot hierbij is wel dat dit steeds goed werkt tijdens een lage conjunctuur. De vraag is echter of dit wel rendeert in hoge conjuncturen. • Bij een DBFM dient eerst een soort referentieontwerp gemaakt te worden, dit is echter moeilijk te realiseren. Volgens Roijakkers is dit slechts bij specifieke gebouwen zoals ziekenhuizen, fabrieken, . . . toepasbaar waar het programma strikt beschreven is. • ABT leidt niet onder de keuzes tussen bepaalde producten, aangezien de meeste producten niet of weinig verschillen van producent tot producent. Zij leidden wel onder feit dat de andere partijen zoals een architect hier soms problemen mee hebben. De eventuele vertraging of moeilijkheden zijn dus van onrechtstreekse aard. • Dhr. Roijakkers merkt duidelijk op dat er een verschil is tussen Belgi¨e en Nederland en dit op graad van detaillering. In Nederland zal men veel sneller en meer details gaan genereren. Zo is in Nederland in de DO al bijna alles uitgetekend. In Belgi¨e worden die keuzes veel te laat gemaakt en dat levert zo problemen op. • ABT voelt dat zij juist door die late beslissingen van andere partijen steeds geconfronteerd worden in de fase waarin men het meeste werk dient te leveren. Het ontwikkelen van het systeem (5% van de tijd) en het volgen van vergaderingen (5 10 % van de tijd) wegen niet op tegen de fase waarin eigenlijk alles tot op de millimeter wordt uitgewerkt. Het is echter wel in die fase dat men steeds geconfronteerd worden met de late beslissingen. • Het MAS is daarentegen wel goed verlopen aangezien er van in het begin een duidelijk systeem werd ontwikkeld en dan pas de verschillende onderdelen werden ontworpen. Dit stramien liet dan ook toe om met veel prefab elementen te kunnen werken.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
35
• Als je in het begin van het ontwerp zondigt tegen de principes van detaillering en deze m.a.w. op de lange baan zal schuiven dan werk je zeker problemen in de hand die des te duurder worden naarmate ze aangepakt zullen worden. Meestal leiden deze dan ook tot niet courante werkmethodes waarbij dan bovendien ook de kans op fouten zal stijgen. • Het is bovendien al voorgekomen dat ABT zeer goede contacten had met onderaannemers, maar dat deze door de hoofdaannemer uiteindelijk werden geweigerd. • Het is belangrijk om bij het ontwikkelen van eventuele nieuwe modellen steeds na te gaan wat de toegevoegde waarde zal zijn voor elke partij, maar wat uiteindelijk ok de tegengestelde belangen zullen zijn. Zo kan een bouwteam goed fungeren om een gebouw snel uit te voeren, maar zal dit onoverkomelijk gevolgen hebben op het budget. Je kan als bouwheer dus enerzijds niet een snelle uitvoering eisen en daarbij nog steeds willen dat je aan de laagste prijs werkt. Op die manier zal de bouwheer dus redelijk moeten zijn en zijn prioriteiten moeten stellen. Op die manier kan een passend model gezocht worden voor elk specifiek ontwerp, gekenmerkt door zijn prioriteiten.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.10
36
Micha¨ ela Geenens en Raf Van Den Berghe – Universiteit Gent, Directie gebouwen en facilitair beheer
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. 05/02/2010 Plaats: Universiteit Gent, Gent Aanwezig: Micha¨ella Geenens Raf Van Den Berghe Niels Baeck Yoshi Craeye
Universiteit Gent Universiteit Gent student student
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Verslag • De aanbesteding van het Monovolume te Gent werd verdeeld in 8 loten, o.a. de ruwbouw/afwerking, HVAC, elektriciteit, liften, brandinstallaties/sanitair, RWA ondergrondse parking en de hefwand. Technische installaties zoals de HVAC werden aangeboden via een algemene offerte in plaats van de openbare aanbesteding omdat op die manier de onderhoudsdiensten van de universiteit konden nagaan welke systemen en installaties werden gehanteerd en op die manier meer engagement konden vragen van de desbetreffende biedende partijen. De hefwand werd ook op een aparte manier aanbesteed, telkens met een onderhandelingsprocedure. De laatste onderhandelingsprocedure werd ingeroepen wegens dringendheid omdat de vorige aannemer failliet was gegaan tijdens de uitvoeringsfase. • Mevr. Geenens heeft reeds meerdere malen ervaren dat aannemers vaak te lage prijs geven om de bieding te winnen en vervolgens via hyaten in het bestek de vooropgestelde winst proberen te behalen. • Het project op de Kantienberg wordt momenteel gerealiseerd via een DBFM procedure: – Hierbij dient de universiteit enkel te onderhandelen met ´e´en centraal aanspreekpunt, nl. BAM PPP (onderdeel van de Koninklijke BAM Groep nv). Hierbij zorgt deze groep voor het ontwerp, de uitvoering, financiering en oorspronkelijk ook voor het onderhoud van het complex. Deze laatste taak heeft de universiteit echter terug op zich genomen. – Het ontwerp werd verzorgd door Huiswerk Architecten – Bij een DBFM ligt de kostprijs van het geheel contractueel vast. – Dit systeem laat echter geen wijzigingen meer toe. Op die manier heb je bovendien geen controle meer op eventuele hyaten in het bestek en het contract. Dit verreist m.a.w. een doorgedreven studie van het te verwachten project om op die manier alles op voorhand vast te leggen.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
37
– Een DBFM kan nefast zijn voor de betrokken architect aangezien hij niet meer bouwt voor de bouwheer maar voor de aannemer. – Het voordeel van de Universiteit in dit verhaal is dat zij reeds vele projecten hebben gerealiseerd en op die manier een sterk bestek hebben kunnen opstellen. – Bij een DBFM dient de overheid vroeg beslissingen te nemen in het basiscontract. Hierop wordt nadien geboden. Alle functionele en technische eisen liggen op dat moment vast. De contractuele eisen echter kunnen nog bijgesteld worden tijdens de onderhandelingsprocedure. Dit systeem is uiteindelijk een resultaatsverbintenis. – Wat betreft het ontwerp kan men spreken van een uitgewerkt schetsontwerp. – De aanbestedende overheid dient een studiekost te betalen, maar deze is niet te vergelijken met de klassieke systemen waar een architect op zichzelf meestal een vergoeding van 7-10% vraagt. Bij een DBFM ligt deze vergoeding in verhouding lager en bovendien dient dit bedrag verder verdeeld te worden onder de groep zoals o.a. de financiele adviseurs, juridische adviseurs, . . . – Het kan niet voldoende benadrukt worden dat het voorafgaande onderzoek en hetvastleggen van alle outputspecificaties van groot belang is aangezien je, i.t.t. sommige andere modellen, achteraf niets meer kan wijzigen. – Men kan tijdens de uitvoering van de werken echter nog steeds controle gaan uitvoeren. Zo heeft de universiteit in het contract bedongen dat de belangrijke momenten in het bouwproces (bv. het plaatsen van isolatie aan de gevel) moet gemeld worden aan hen. Op die manier kan de universiteit zich organiseren en op die momenten controles uitvoeren om zo de overeenstemming met de eisen uit het contract na te gaan. – Men heeft besloten om via een DBFM te werken voor de Kantienberg aangezien het gebouw niet vervat was in het 10-jarig investeringsplan van de universiteit. Aangezien de DBFM voor een spreiding van betaling zorgt van 33 jaar, was het op die manier ook mogelijk om het nodige budget te bekomen voor dit gebouw. – Men is in december 2006 begonnen met het onderzoek en het effectieve begin van de bouw van de Kantienberg is gestart in oktober 2009. Dit toont aan, ondanks de intensieve samenwerking van alle partijen, dat bij een DBFM de studietijd een lange periode in beslag neemt (hier bijna 3 jaar). – Voor meer complexe programma’s zoals de renovatie van de Boekentoren is het gebruik van een DBFM niet aangeraden aangezien deze veel meer interactie tussen bouwheer en architect vereist om een goed resultaat te kunnen bekomen. – Mevr. Geenens vreest dat het geen evidentie is om in het geval van een bouwteam de onderaannemers vroeg te kunnen betrekken. Zij zijn namelijk om geen enkele wijze gebonden aan de hoofdaannemer en kunnen dus in
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
38
verloop van tijd hun voorstel intrekken of wijzigen. Dhr. Van Den Berghe daarentegen meende echter dat de onderaannemer aan de hoofdaannemer kon gebonden worden mits het opmaken van een wilsovereenkomst tussen beide partijen. – Mevr. Geenens is van oordeel dat een voldoende lange periode tussen de gunning en het begin van een bouw een meerwaarde kan bieden aangezien men in deze periode het hele dossier kan ontleden om samen met de verschillende partijen te zoeken naar een efficient en kwalitatief bouwproces. Het laat bovendien toe, nu alle partijen gekend zijn, om alle plannen en systemen op elkaar af te stemmen. – BAM PPP is de contracterende partij bij de Kantienberg. Zij vormen het overkoepelende orgaan van alle betrokken partijen. Op die manier is het wel eenvoudig voor de bouwheer aangezien het maar met ´e´en persoon/instantie moet onderhandelen. – Men stelde zich de vraag wat het risico is op eventuele bouwfouten zoals het niet plaatsen van isolatie. Een DBFM leidt contractueel tot een resultaatsverbintenis. Wij zijn er dan ook van overtuigd dat een orgaan, zoals BAM PPP, het zich niet kan veroorloven om een degelijke controle uit te voeren op de werf aangezien nalatigheden of fouten zullen lijden tot een meerkost voor deze laatste partij. – Dhr. Van Den Berghe meent dat Belgi¨e te jong is voor dergelijke DBFMprojecten. Dit vertaald zich dan ook in projecten die slechts over 150 – 200 jaar zullen afbetaald zijn. – Ook bij het Monovolume werden de gebruikersgroepen veel te laat betrokken bij het bouwproces. Dit vertaalde zich in verhoopte programmawijzingen die uiteraard niet meer konden gerealiseerd worden aangezien de bouw van het project reeds vergevorderd was. Zo wou de Directie Onderwijsaangelegenheden (Afdeling Studentenadministratie en studieprogramma’s) een inschrijvingsbalie op de gelijkvloerse verdieping die kon verbonden worden met het kantoren op de hogere verdiepingen. Deze zaken waren dus niet meer in te passen in het huidige ontwerp.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.11
39
Bart Verheyen – Stramien
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. 11/02/2010 Plaats: Stramien, Antwerpen Aanwezig: Bart Verheyen Niels Baeck Yoshi Craeye
Stramien student student
–
[email protected] [email protected]
Verslag • Stramien is een voorstander van bouwteam en betreurt dat dit nog niet mogelijk is voor publieke gebouwen. In Nederland, waar een andere wetgeving geldt, is dit reeds wel mogelijk. • In Belgi¨e kan men via de algemene offerteaanvraag wel tegemoet komen aan bijkomende gunnigscriteria, maar deze dienen steeds objectief meetbaar te zijn. Dit is echter niet altijd evident. Men kan bijvoorbeeld 20 % toekennen aan de eigen input van de aannemer, hierbij kan bijvoorbeeld een termijnvermindering gezien worden als een objectief meetbaar gunnigscriterium. Desondanks de algemene offerteaanvraag voordelen biedt, ben je in wezen steeds een stap te laat aangezien men via deze procedure de meerwaarde van een aannemer slechts kan gebruiken na de gunning. • Via een DBFM legt men comforteisen op. Zo kan men stellen dat men een koeling wenst die een bepaalde temperatuur (mits marges) garandeert. De manier echter waarop dit gerealiseerd wordt, daarover heeft men geen inspraak meer. • Bij private bouwwerken gaat de bouwheer zelf op zoek naar een bepaalde architect, dit op basis van bijvoorbeeld referentiewerken, het imago van een bepaald bureau, . . . . In de openbare sector gaat deze zoektocht steeds via het recht op concurentie is een wedstrijd een gangbare procedure. • In eerste instantie zouden bouwheer en ontwerper moeten samenzitten om alle parameters van het project vast te leggen. Er wordt echter nog niets ontworpen, maar er wordt wel een prestatiebestek opgemaakt welke kan gezien worden als een ambitielijst. Met deze gegevens kan men een voorstudie opmaken, met name een budgetanalyse en een schetsontwerp. Vervolgens kan men dit pakket uitbesteden. Op dit dossier zou elks een eigen input kunnen formuleren. Het probleem hierbij is opnieuw dat deze input moeilijk objectief meetbaar is. De beoordeling zal m.a.w. een schemerzone binnen dit proces blijven. • Men kan dus stellen dat men enerzijds te maken heeft met de objectieve meetbaarheid van de input van de inschrijvers. Anderzijds kan maar ´e´en partij gegund
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
40
worden wat impliceert dat de andere partijen veel studiewerk verloren zien gaan. Zal hiervoor een vergoeding worden uitgekeerd? • Men zou echter een uitstapregeling kunnen voorzien: – Een vergoeding wordt vastgesteld op een bepaald bedrag X. Voor die vergoeding wordt echter een overzicht gemaakt met de te verwachten prestaties van de inschrijvers. – Hypothese: men kan de verschillende dossiers objectief beoordelen (cfr. jury bij wedstrijdontwerpen) – Het bouwteam wordt opgestart en het dossier wordt verder verfijnd. Een uitgewerkt dossier wordt samen opgesteld tot op het moment dat men een definitief dossier bereikt. – Op dat moment wordt aan de samenwerkende partij een vergoeding uitgekeerd op basis van zijn geleverde prestaties. – Als op dat moment de samenwerkende partij beslist om niet meer verder deel uit te maken van het bouwteam levert dit geen verlies op. Enerzijds werd deze partij vergoedt voor zij geleverde prestaties en anderzijds kan de bouwheer genieten van een sterk uitgewerkt dossier dat hij op dat moment op de klassieke manier kan uitbesteden. • KVIV: denktank bouwteam. Dit project is echter gefaald in haar opzet aangezien men struikelde over de objectiveerbare parameters. • In het klassieke systeem begint men steeds vanuit conflicten aangezien er slechts enkel persoonlijk en geen gemeenschappelijke doelen worden vooropgesteld: – De bouwheer zal steeds streven naar een zo’n laag mogelijk budget. – De aannemer zal zijn verlies, die hij heeft moeten lijden door zijn lage inschrijving, willen recuperen via eender welke wijze., bijvoorbeeld via fouten in het bestek. – De architect zal er op waken dat de architecturale kwaliteit van zijn project zal gerespecteerd worden. • Een bouwteam zorgt voor 100 % positieve energie tijdens het proces terwijl men wegens voorgenoemde redenen bij een klassiek systeem slecht op 50 % zal uitkomen. Zo start je met een bestek te schrijven en groeit in het achterhoofd de argwaan dat bij elke fout die er eventueel is ingeslopen je uiteindelijk zal afgestraft worden. Bovendien is een architectenbureau niet voorzien van de middelen en tijd om dit perfect uit te voeren. Dit in tegenstelling tot een aannemersbedrijf dat hierop voorzien is. Zij zullen namelijk via jursisten nagaan in hoeverre een project economisch interessant kan worden. Zo zal men minder snel toehappen op een perfect bestek.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
41
• De effectieve meerwaarde van een bouwteamformule zit in tijdswinst. Men zal namelijk geen verschil vinden in prijs-kwaliteit tussen de klassieke procedures en bouwteam. • Het proces binnen de bouwteamformule fungeert als een communicerende vat, met name een zekere vrijheid tijdens d vroege prijsbepaling. • De tijdswinst bij een bouwteam is te vinden in een minder lange uitvoeringstermijn aangezien de aannemer reeds meegewerkt heeft aan het opstellen van het uitvoeringsdossier. Op die manier zijn de meeste onzekerheden van de baan gewerkt en kan de aannemer werken volgens zijn best practice”. ”
Figuur A.1: Bart Verheyen
• Bij een bouwteam zal uiteindelijk het concept verbeteren juist door die nauwe samenwerking. De total cost of lifecycle” zal hierdoor be¨ınvloedt worden. ” • Een voorbeeld van de input van een aannemer: Men heeft een gebouw met een breedte van 11 m. Men opteerde initieel om de overspanning in welfsels te laten geschieden van gevel tot gevel. op die manier kon men het gebruik van balken besparen en dacht men zo de economisch beste oplossing te hebben binnen hun kennis. De aannemer echter dacht hier anders over en berekende dat hij hiervoor een kraan nodig had gedurende acht weken. De aannemer opperde om legrichting in de andere richting te laten plaatsvinden en toch balken te storten wat op het eerste zicht duurder lijkt. Hij berekende dat hij op die manier de kraan slechts voor de helft van de tijd moest huren en dat dit niet opwoog tegen de meerprijs van de balken. Op die manier kon hij 10 % uitsparen. Het is bij dit voorbeeld echter wel van belang om in te zien dat dit geheel afhankelijk is van project en aannemer. Zo is het eenvoudig in te zien dat wanneer diezelfde aannemer deze kraan niet hoefde te huren, maar de kraan in zijn bezit had, dit geheel anders had kunnen verlopen. • Er is hierbij kritiek door sommige bureaus dat men op die manier je macht als ontwerpende partij zou kunnen verliezen aangezien de aannemer zich op die manier onrechtstreeks gaat mengen in het concept. Men moet zich hier echter bij bedenken dat zijn invloed vroeg plaatsvindt en bovendien een meerwaarde kan leveren. • Stramien heeft reeds ervaringen met een projectsite waarop, via ´e´en beheerder, alle zaken openbaar zijn voor alle partijen.
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
42
• Open boekhouding bij een bouwteamformule: – Men heeft in de open boekhouding een bepaald bedrag X. Dit bedrag houdt een fee in (bijvoorbeeld 12 %). Deze fee omvat het risico, de verzekering en de winst. Naast deze fee valt ook de coordinatiekost onder het bedrag X. – In het klassieke stelsel kent men een bedrag X’ waar alles in omvat zit. Dit systeem is echter niet transparant. – Stel nu dat men in het begin van het bouwproces een bepaald tapijt voorziet van d100. Voor de plaatsing worden er voorstellen gedaan van bijvoorbeeld d80, d100 en d120. De keuze van het tapijt hangt nu puur af van het overleg tussen de verschillende partijen (onderhoud, plaatsing, . . . ). Voor de aannemer maakt het in dit systeem niet uit welk tapijt hij gaat plaatsen. Enerzijds heeft hij een vaste co¨ ordinatiekost en anderzijds wordt zijn eventueel tekort aan fee gecompenseerd door de andere keuzes binnen het totaal voorziene budget. Zo zal men voor alle producten deze gegevens plaatsen op de projectserver zodat deze voor alle partijen zichtbaar zijn. – Wat zou binnen dat bedrag X nu een objectief meetbare onderhandeling zijn? Men kan enerzijds opteren om, zoals gangbaar bij het ereloon van architecten, een voorstel te formuleren voor de fee (bijvoorbeeld van 12 % naar 11 %). Anderzijds kan een aannemer ook inspelen op de co¨ordinatiekost. – Bovendien zijn zowel de fee als de co¨ordinatiekost duidelijk te omschrijven onderwerpen. Zo zal bij een co¨ordinatiekost kunnen ge¨eist worden dat er altijd iemand aanwezig is op de werf, dat de aannemer de werfverslagen opstelt, . . . . • In dit systeem kan je niet gaan werken met eenheidsprijzen aangezien deze veel te situatiegebonden zijn. • Vaste partners van Stramien binnen de bouwteamformule zijn o.a. Vanhout, Cumpen en Denys. • De sleutel tot succes binnen een bouwteamformule blijft nog steeds het vertrouwen van de drie partijen (bouwheer, architect en aannemer). Stramien werkt soms met een ethisch charter”. dit document wordt door alle partijen ondertekend. Het ” biedt geen enkele juridische garantie maar kadert binnen het emotioneel ondernemen. • Het gevaar van klassieke systemen is dat je bij het ontwerpen steeds zal oppassen om bepaalde details uit te werken aangezien je weet dat er te veel onbekenden en onzekerheden aan gekoppeld zijn. Op die manier weet je al bijna zeker dat dit detail zal leiden tot discussies op een werf. Bij een bouwteam kan je echter steeds opteren voor het beste detail aangezien zowel architect als aannemer samen naar een degelijk resultaat kunnen werken. • Systeem van subsidies (zie blad)
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
43
• Er wordt hedentendage veel aandacht besteed aan duurzaamheid wat betreft energie en milieu. Men dient echter ook eens stil te staan bij het duurzaam ondernemen. Hierbinnen scoort de formule van het bouwteam goed aangezien er 100 % positieve energie in omvat zit. • Stramien geeft korting wanneer een bouwheer er voor kiest om te werken met een bouwteam. • Uit de ervaring van Stramien blijkt ook dat de
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.12
44
Jan van Vaerenbergh – Landmark Libraries
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. 17/02/2010 Plaats: Leuven Aanwezig: Jan Van Vaerenbergh Niels Baeck Yoshi Craeye Verslag • Aan te vullen!
Landmark Libraries student student
–
[email protected] [email protected]
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.13
45
Jef Lembrechts – Vanhout
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. ../../.... Plaats: ... Aanwezig: Jef Lembrechts Niels Baeck Yoshi Craeye Verslag • Aan te vullen!
Vanhout student student
[email protected] [email protected] [email protected]
Bijlage A. Verslagen vraaggesprekken
A.14
46
Pierre Beniers - Regie der Gebouwen
Betreft: Verslag vraaggesprek d.d. ../../.... Plaats: ... Aanwezig: Pierre Beniers Niels Baeck Yoshi Craeye Verslag • Aan te vullen!
Regie der Gebouwen student student
[email protected] [email protected] [email protected]
Bibliografie
47
Bibliografie (????). buildingSMART - International Alliance for Interoperability. laatste update 18/09/2009. Www.buildingsmart.com. M. B¨ohms, P. Bonsma, M. Bourdeau & A. S. Kazi (2009). Semantic product modelling and configuration: challenges and opportunities. Journal of Information Technology in Construction (ITcon), special issue, Next generation construction IT: Technology foresight, future studies, roadmapping and scenario planning, 14:507–525. Www.itcon.org/2009/33. Q. Y. Cai & F. F. Ng. (2004). Managing changes in the AEC industry - how can ontologies help? In A. Dikbas & R. Sherer, editors, eWork and eBussiness in architecture, engineering and construction, pp. 305–310. Francis & Taylor Group, London. P. Christianssøn, K. Svidt & K. B. Sorensen (2009). Future integrated design environments. Journal of Information Technology in Construction (ITcon), 14:445–460. Www.itcon.org/2009/29. J. K. H. Chung, M. M. Kumaraswamy & E. Palaneeswaran (2009). Improving megaproject briefing trough enhanced collaboration with ICT. Automation in construction, 18(7):966–974. S. Dehlin & T. Olofsson (2008). An evaluation model for ICT investments in construction projects. Journal of Information Technology in Construction (ITcon), special issue, Case studies of BIM in use, 13:343–361. Www.itcon.org/2008/23. C. Eastman, P. Teicholz, R. Sacks & K. Liston (2008). BIM handbook: a guide to building information modeling for owners, managers, designers, engineers, and contractors. John Wiley & Sons, Inc., Hoboken, New Jersy. C. M. Eastman & A. Siabiris (1995). A generic building product model incorporating building type information. Automation in construction, 3(4):283–304. F. Flager, B. Welle, P. Bansel, G. Soremekun & J. Haymaker (2009). Multidisciplinary process integration and design optimization of a classroom building. Journal of Information Technology in Construction (ITcon), 14:595–612. Www.itcon.org/2009/38. T. M. Froese (2004). Help wanted: project information officer. In A. Dikbas & R. Sherer, editors, eWork and eBussiness in architecture, engineering and construction, pp. 19– 24. Francis & Taylor Group, London.
Bibliografie
48
M. P. Gallaher, A. C. O’Connor, J. L. Dettbarn Jr. & L. T. Gilday (aug 2004). Cost analysis of inadequate interoperability in the U.S. capital facility industry - final report. National Institute for Standards & Technology. Www.bfrl.nist.gov/oae/publications/gcrs/04867.pdf. A. C. B. Garcia, J. Kunz, M. Ekstrom & A. Kiviniemi (2004). Building a project ontology with extreme collaboration and virtual design and construction. Advanced Engineering Informatics, 18:71–83. M. Ibrahim & R. Krawczyk (2003). The level of knowledge of CAD objects within the building information model. In K. Klinger, editor, ACADIA 22: connecting crossroads of digital discourse, pp. 172–177. Ball State University. Y. E. Kalay (1998). P3: Computational environment to support design collaboration. Automation in construction, 8(1):37–48. I. Kaner, R. Sacks, W. Kassian & T. Quitt (2008). Case studies of BIM adoption for precast concrete design by mid-sized structural engineering firms. Journal of Information Technology in Construction (ITcon), special issue, Case studies of BIM in use, 13:303–323. Www.itcon.org/2008/21. Y.-C. Lai & M. Carlsen (2004). An ontology-driven approach for monitoring collaborative design knowledge. In A. Dikbas & R. Sherer, editors, eWork and eBussiness in architecture, engineering and construction, pp. 311–317. Francis & Taylor Group, London. R. Leicht & J. I. Messner (2008). Moving toward an intelligent” shop modeling pro” ces. Journal of Information Technology in Construction (ITcon), special issue, Case studies of BIM in use, 13:286–302. Www.itcon.org/2008/20. K. Liston, M. Fischer & T. Winograd (2001). Focused sharing of information for multidisciplinary decision making by project teams. Journal of Information Technology in Construction (ITcon), 6:69–82. Www.itcon.org/2001/6. R. Manning & J. I. Messner (2008). Case studies in BIM implementation for programming of healthcare facilities. Journal of Information Technology in Construction (ITcon), special issue, Case studies of BIM in use, 13:446–457. Www.itcon.org/2008/18. Y. Mertens & F. Piron (2008). Ontwikkeling van 5D teneinde de bouwtijd en -kost van een bouwproject te kunnen ramen. onuitg. master thesis, Universiteit Gent, faculteit ingenieurswetenschappen: architectuur. T. Olofsson, G. Lee & G. Eastman (2001). Editorial. Journal of Information Technology in Construction (ITcon), special issue, Case studies of BIM in use, 6:69–82. Www.itcon.org/2001/6. P. Pauwels (2008). Architectural information modelling. FirW Doctoraatssymposium, 9e, Proceedings.
Bibliografie
49
P. Pauwels, R. Verstraeten, R. De Meyer & J. Van Campenhout (2009). Semantic-based design: can ontologies help in a preliminary design phase? Design principles and pratices: an international paper, 3(5). T. Pazlar & Z. Turk (2008). Interoperability in pratice: geometric data exchange using the IFC standard. Journal of Information Technology in Construction (ITcon), special issue, Case studies of BIM in use, 14:362–380. Www.itcon.org/2008/24. P. Present (2008). Virtueel bouwen getoetst aan de praktijk. ontuig. master thesis, Universiteit Gent, faculteit ingeneurswetenshappen: architectuur. M. Sandberg, H. Johnsson & T. Larsson (2008). Knowledge-based engineering in construction: the prefabricated timber housing case. Journal of Information Technology in Construction (ITcon), 13:408–420. Www.itcon.org/2008/26. J. Wix (2007). Information delivery manual: guide to components en development methods. buildingSMART Norway, p. 82. Www.iai.no/idm/idm resources/ idm methods guides/IDM2 Methodology 20071022.pdf.
Lijst van figuren
50
Lijst van figuren A.1 Bart Verheyen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Lijst van tabellen
Lijst van tabellen
51