H a n del & W a n d el
Wandelen door koloniaal en mondiaal Nijmegen Onderwijsproject voor het primair en voortgezet onderwijs Docentenmateriaal primair onderwijs
Colofon Dit materiaal is samengesteld voor het onderwijsproject ‘Handel en wandel, wandelen door koloniaal en mondiaal Nijmegen’. Het is een samenwerkingsproject van COS Gelderland (Centrum voor Internationale Samenwerking), Natuurmuseum Nijmegen, Gilde Nijmegen en Stichting Oude Stad.
Financieel is dit project mede mogelijk gemaakt door:
Dit is een uitgave van COS Gelderland, Prins Hendrikstraat 5, 6521 AV Nijmegen, tel: 024 - 323 30 18, e-mail:
[email protected] Samenstelling: Marion Gerrits, Willem Alferink, Theo Lucassen, Jan Rutten, Jung Heins. Met dank aan: Boukje Brouwers en Femke Cools Fotografie: Gemeentearchief Nijmegen, Marion Gerrits. Uitgave: maart 2002, herzien 2009.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
1
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Introductie
3
Hoofdstuk 2
Lessen op school: 2000 jaar wereldhandel
5
Hoofdstuk 3
Lessen op school: eerlijke handel
15
Hoofdstuk 4
Tentoonstelling koloniale waren
20
Hoofdstuk 5
Stadswandeling
21
Hoofdstuk 6
Afsluitende les
24
Bijlage
Informatiebladen bij opdracht eerlijke handel
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
2
Hoofdstuk 1. Introductie Voorwoord Dit onderwijsprogramma is in het verleden voort gekomen uit een mondiale handelswandeling voor volwassenen. Hoewel de doelgroep niet het onderwijs was, wensten toch scholen uit het primair en voortgezet onderwijs deel te nemen. Zij waren zeer enthousiast en vroegen om een aanpassing van het aanbod voor het onderwijs. Zij zagen diverse aanknopingspunten voor het onderwijs. Met de docenten is toen nagedacht over de uitvoering van het project op school. De wandeling voor volwassen bestaat nog steeds, deze wordt georganiseerd door Gilde Nijmegen. Het lesprogramma staat in het teken van het koloniale handelsverleden van Nijmegen (en in breder perspectief Europa) en de invloed van deze geschiedenis op de huidige wereldhandel. Het linken van de locale historie aan de ontwikkelingsproblematiek dient als kapstok voor het inzichtelijk maken van de relatie tussen handel hier en armoedebestrijding in het Zuiden. Duurzame initiatieven (bijvoorbeeld de WereldWinkel en een Natuurvoedingswinkel) worden hierdoor in een begrijpelijk mondiaal kader geplaatst. De wandeling is een uniek middel gebleken om (jonge) mensen met deze thema’s in aanraking te brengen en handvatten te bieden om hier wat mee te doen (bijvoorbeeld duurzaam consumeren). Diverse redenen liggen er aan ten grondslag om het project aan het onderwijs aan te bieden: Docenten willen graag ‘naar buiten’ met de klas om de theorie in praktijk te laten zien. De thema’s in de wandeling sluiten goed aan bij de kerndoelen van het primair en voortgezet onderwijs en brengen bovendien een nieuwe invalshoek onder de aandacht. Het materiaal geeft handen en voeten aan het thema (wereld)burgerschap d.m.v.: o Het vergroten van de bewustwording van de leerlingen over de oneerlijke verdeling in de wereld; o Het laten beseffen hoe goed wij het hier hebben; o Het vergroten van de bewustwording van hun eigen koopgedrag; o Het bieden van handelingsperspectieven om te werken aan een betere wereld. Het project laat leerlingen hun op school opgedane kennis over bijvoorbeeld de Nederlandse geschiedenis (bijv. koloniale tijd) en grondstoffen (bijv. katoen, rubber) koppelen aan het heden en de toekomst. De koppeling van de Nijmeegse historie aan de hedendaagse ontwikkelingsproblematiek, maakt het project uniek. Het Natuurmuseum heeft een tentoonstelling over de geschiedenis van het natuuronderwijs. Oude schoolverzamelingen staan hierin centraal. Belangrijk onderdeel vormen producten uit voormalige koloniën. Deze producten zijn ideaal om een link te leggen naar de hedendaagse scheve verdeling in de wereld.
Doelstellingen Met het onderwijsproject wordt het volgende beoogd: Leerlingen in aanraking brengen met en bewust maken van: het koloniale verleden van Nijmegen; de invloed van de geschiedenis op de hedendaagse ontwikkelingsproblematiek (inclusief wereldhandel); de begrippen eerlijke handel en de Noord-Zuidverdeling; de rol en invloed die leerlingen zelf als consument(je) hebben en ze tevens handvatten bieden om hier zelf naar te kunnen handelen. Tevens beoogt het project:
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
3
Een uitstraling van het effect op de leerlingen naar hun omgeving (ouders, overige gezinsleden, vriendjes). Een uitstraling van het project naar andere lessen van de docenten; het project maakt het leerkrachten makkelijker in de eigen school met de thematiek aan de slag te gaan.
Inhoud project Het project bestaat uit vier onderdelen: inleidende lessen door de docent op school, bezichtiging van koloniale waren tentoonstelling in het Natuurmuseum, een wandeling door Nijmegen en een afsluitende les op school. A.
Lessen in de klas: op school worden door de docent aan de hand van het leerlingenboekje, een onderzoeksopdracht en de lestas enkele inleidende lessen gegeven. De thematiek van het lesprogramma is op te delen in twee hoofdthema’s. Deze zijn opgedeeld in hoofdstuk 2 en 3. In hoofdstuk 2 passeert chronologisch de geschiedenis van 2000 jaar Nijmeegse wereldhandel. Hoofdstuk 3 gaat in op de hedendaagse wereldhandel. Grondstoffen en producten van toen (koloniale waren) en nu dienen als voorbeelden om de relatie tussen handel en armoede uit te leggen. De begrippen eerlijke handel, Noord-Zuidverdeling, Max Havelaarkeurmerk zijn aan het einde van de lessen bekend. Bovendien worden handelingsperspectieven geboden. De thema’s in deze lessen komen in dezelfde volgorde terug tijdens de wandeling. De materie sluit aan bij de thema’s die in de bovenbouw behandeld worden: verre landen, tropische bosbouw, tropische producten, koloniën, Middeleeuwen (Gildes, stadsomwalling, eten en drinken, bouwkunst, schepen).
B.
Tentoonstelling koloniale waren: voorafgaand aan de stadswandeling bezichtigen de leerlingen deze tentoonstelling bestaande uit oude schoolverzamelingen over de koloniën in het Natuurmuseum.
C. Wandeling: onder begeleiding van een gids wandelt de klas gedurende twee en half uur door het centrum van Nijmegen. De wandeltocht loopt door het gedeelte van Nijmegen dat verwijst naar koloniale handel en hedendaagse wereldhandel. Historische thema’s die aan bod komen zijn de e koloniale overheersing van de Romeinen, oude havens, pakhuizen, VOC, 19 eeuwse detailhandel, etc. Hedendaagse thema’s zijn eerlijke handel, ontstaan Noord-Zuidverdeling, handelingsperspectieven, ‘duurzame’ winkels, grondstoffen, etc. D. Afsluitende les: in de klas worden de opdrachten besproken en wordt er gediscussieerd over de invloed van het verleden op het heden, eerlijke handel, de rol en invloed die leerlingen zelf als consument(je) hebben en mogelijkheden die men zelf heeft om eerlijk te handelen. Het leerlingenboekje gaat dieper in op handel met het Zuiden. Het project kan gegeven worden binnen de vakken geschiedenis, aardrijkskunde, biologie en maatschappijleer.
Samenwerking Het project is tot stand gekomen door samenwerking van onderstaande partijen. Natuurmuseum Nijmegen e.o. (tentoonstelling) Gilde Nijmegen (gidsen) Stichting Oude Stad (levering historische informatie) COS Gelderland (totale organisatie) En verder zijn bij het project een viertal winkels betrokken (o.a. de natuurvoedingswinkel Van Nature, Toko Palee), Wijkcentrum het Oude Weeshuis (pauzepunt wandeling) en optioneel Stedenband Nijmegen-Masaya.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
4
Overzicht lesprogramma Organisatie
Lesonderdeel
Leerlingen
Leerkracht
Tijd: 20 minuten Materiaal: - Materialen uit leskistje - Digitaal schoolbord Voorbereiden: - Klaarzetten materiaal Tijd: 50 minuten Materiaal: - Leerlingenboekjes - Antwoordenbladen Voorbereiden: - Antwoordenbladen kopiëren voor iedere leerling Tijd: 45 minuten inclusief nabespreking Materiaal: - dvd - dvd-speler met tv Tijd: 10 minuten Materiaal: - Toelichting in docentenhandleiding Tijd: 50 minuten werken, 7 min per presentatie Materiaal: - koffiepuzzel uit leskist - Leerlingenboekjes - Dossiers vlees, chocolade, kleding, banaan - 2 T-shirts uit leskist - Computers met internet Tijd: 15 minuten Materiaal: - Toelichting in docentenhandleiding Tijd: 5-10 minuten Materiaal: - Vitrine in Natuurmuseum Voorbereiden: - Groepsindeling klas Tijd: 5-10 minuten Materiaal: - Kijkvragen, voor iedere leerling één Voorbereiden: - Groepsindeling klas Tijd: 2 x 30 minuten Materiaal: - Ingevulde kijkvragen - leerlingenboekje
Hoofdstuk 2 - Klassikaal - Vragen stellen, Introductie van de meedoen discussie leiden hoofdthema’s van Handel & - Filmpje bekijken - Filmpje opstarten Wandel (Nijmeegse via digi-bord geschiedenis, wereldhandel, eerlijke handel) Hoofdstuk 2 - In groepjes of - Begeleiden Zelfstandig werken in individueel werken leerlingen bij leerlingenboekje met aan de opdrachten opdrachten antwoordenbladen en ‘koloniale waren doosje’
Hoofdstuk 3 Introductie thema eerlijke handel a.d.h.v. filmpje.
- Kijken film - Maken vragen bij de film uit het leerlingenboekje
Hoofdstuk 3 Bewegingswerkvorm over samenwerken en vertrouwen hebben Hoofdstuk 3 Groepsopdracht Eerlijke Handel met als intro eventueel de koffiepuzzel.
- samen de werkvormen doen
- Introductie thema adhv vragen - Nabespreking film a.d.h.v. opdrachten leerlingenboekje - werkvorm leiden
- Vormen groepjes - Maken beeldverhaal - Presenteren beeldverhaal
- Inhoudelijke begeleiding
Hoofdstuk 3 Discussie over de WTO a.d.h.v. stellingen
- Verdeling in 2 groepen - Discussiëren
- Begrip WTO toelichten en discussie leiden
Hoofdstuk 4 Bekijken tentoonstelling Koloniale Waren in het Natuurmuseum tijdens de wandeling
- Meedenken met gids
- De gids presenteert deze tentoonstelling, leerkracht zorgt voor de orde
Hoofdstuk 5 Wandeling o.b.v. gids
- Opdrachten maken
- De gids verzorgt rondleiding - Leerkrachten/ begeleiders zorgen voor de orde
Hoofdstuk 6 1. Nabespreken van de wandeltocht a.d.h.v. de kijkvragen. 2. Opdracht cacaohandel over scheve verdeling tussen noord en zuid
- Opdracht maken
- Testen of ze de essentie begrepen hebben
Leerlingen maken in groepjes een beeldverhaal over een persoon waarna ze de verhalen aan elkaar presenteren.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
5
Achtergronden m.b.t. wereldhandel voor de docent Hieronder staan enkele paragrafen uit het boek ‘Wereldgids voor consumenten, wenken voor bewust winkelen’, uitgegeven door Novib en de Consumentenbond in 1994. Hierin staat het gedachtegoed beschreven dat als basis dient voor de inhoud van dit onderwijsproject.
Bladzijden 17 t/m 23 uit de ‘Wereldgids voor consumenten’ Nederland is een handelsnatie. Dat was al zo in de 17e en 18e eeuw, toen door de activiteiten van de VOC en WIC onze voorouders kennis maakten met allerlei exotische producten. En dat is aan het begin van de 21e eeuw niet anders: via Schiphol en de Rotterdamse haven worden heel wat meer goederen aangevoerd dan wij zelf nodig hebben. Een belangrijk deel wordt onmiddellijk of na bewerking weer doorgevoerd. Onze koloniale geschiedenis weerspiegelt zich in de huidige wereldhandel: Amsterdam is nog steeds de belangrijkste cacaohaven in de wereld en (voormalige) Nederlandse bedrijven behoren nog altijd tot de marktleiders bij de handel in nootmuskaat, koffie, thee en plantaardige oliën. Zijn de mensen in het Zuiden er bij gebaat als we hun producten en grondstoffen kopen? Ons uitgangspunt is JA, handel is in principe positief. Er is voldoende bewijsmateriaal voor de stelling dat internationale handel arme landen en arme mensen vooruit kan helpen, mits bij de productie mens en milieu worden gerespecteerd. Alleen dan dragen productie en handel bij aan een duurzame ontwikkeling. Als consumenten kunnen we een dergelijke ontwikkeling stimuleren door, waar mogelijk, te kiezen voor producten die op een fatsoenlijke manier tot stand zijn gekomen en waarvoor een rechtvaardige prijs is betaald. Het Zuiden op de wereldmarkt De laatste decennia is de industriële productie in verschillende Aziatische landen en sommige landen in Zuid-Amerika enorm gegroeid. Toch zijn nog steeds veel zuidelijke landen voor hun inkomsten aangewezen op de handel in grondstoffen. In Zuid-Amerika vormen grondstoffen vaak tweederde van de totale export. In ongeveer de helft van Afrika bestaat de export voor 90% uit grondstoffen. Uganda is bijvoorbeeld voor 96% procent afhankelijk van de export van koffiebonen. Die afhankelijkheid maakt deze landen zeer kwetsbaar voor schommelingen in grondstoffenprijzen. Op korte termijn kunnen de prijzen nog wel eens omhoog schieten. Maar op de lange termijn vertonen grondstofprijzen een dalende tendens. Tussen 1980 en 1991 namen de gemiddelde grondstofprijzen met de helft af. Waarom dalen de prijzen van grondstoffen? Daar zijn diverse redenen voor. 1. Technologische ontwikkelingen: producten zijn vaak niet afhankelijk meer van 1 grondstof, maar kunnen op basis van verschillende grondstoffen gemaakt worden. Afhankelijk van de prijs kiest de margarinefabrikant voor olie uit zonnebloemen, maïs, oliepalmen of soja. Ook worden natuurlijke grondstoffen steeds meer vervangen door synthetische producten: glasvezelkabels komen in plaats van koper, katoen wordt verdrongen door kunstvezel. 2. Subsidiebeleid van de U.S.A. en de Europese Unie: Het landbouwbeleid van deze twee economische grootmachten leidt tot enorme overproductie. De overschotten worden vervolgens op de wereldmarkt gedumpt. Dat geldt voor tarwe, maïs, vlees, zuivel, suiker en rijst. 3. Het aanbod van het Zuiden is laatste jaren enorm vergroot. De enorme buitenlandse schuld en de aanpassingsprogramma’s van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds hebben veel zuidelijke landen hun export van grondstoffen doen uitbreiden. Het gevolg was een steeds toenemende productie van koffie, katoen, suiker, cacao en prijzen die naar historische dieptepunten zakten. Het Noorden schermt zijn markten af De landen in het Zuiden moeten af van hun afhankelijkheid van één of enkele grondstoffen en dat willen ze ook graag. Dat kan op twee manieren: meer verschillende soorten producten maken én de grondstoffen zelf verwerken tot half- of eindproducten. Die ontwikkeling wordt – behalve door een gebrek aan technologie en kapitaal – sterk belemmerd door de bescherming van de eigen markt die de geïndustrialiseerde landen toepassen. Al die landen roepen in het openbaar
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
6
voortdurend dat zij voorstander zijn van vrije wereldhandel en de belangen van arme landen in het Zuiden in het oog houden. De realiteit is echter dat de bescherming van de markten in het Noorden tegen producten (en arbeid) uit het Zuiden de laatste jaren steeds verder is toegenomen. Dat geldt niet alleen voor grondstoffen, maar ook voor industriële producten als textiel en schoenen. Voor de meeste producten die de Europese Unie importeert gelden belemmeringen in de vorm van invoerheffingen of quota’s. Deze zijn ingesteld ter bescherming van de Europese productie en vormen tevens een bron van inkomsten voor de overheid. Behalve de producenten in het Zuiden is ook de Europese consument daar de dupe van: hij of zij betaalt vaak een veel te hoge prijs. Naarmate een product verder bewerkt is in het land van oorsprong, neemt over het algemeen de marktbescherming hier toe. Zo zijn de EU-importtarieven op ruwe suiker of cacao niet hoog, maar op bewerkte suiker- of cacaoproducten wel. En onze eigen textielproductie wordt al tientallen jaren beschermd door beperking van de import uit het Zuiden. Zo wordt het zuidelijke landen onmogelijk gemaakt hun exportinkomsten te verhogen. De overeenkomst over de wereldhandel die in 1993 werd afgesloten in het kader van de GATT (Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel), zal die situatie maar ten dele veranderen. Volgens die afspraken moeten de invoertarieven op veel producten worden teruggebracht (waaronder voor het Zuiden zeer belangrijke producten als textiel, kleding en landbouwproducten) en moeten exportsubsidies worden verminderd. Maar het is voor de industrielanden niet zo verschrikkelijk moeilijk daar allerlei andere belemmeringen voor in de plaats te laten komen. Bovendien zal de voorkeursbehandeling die de armste landen nu nog genieten op de wereldmarkt deels verdwijnen, en dat kan op korte termijn slecht uitpakken. Daar staat tegenover dat wordt verwacht dat bedrijven nog massaler dan nu hun producten naar lagelonenlanden zullen overhevelen. Hoe de GATT-afspraken precies zullen uitpakken voor het Zuiden, is op dit moment nog onduidelijk. Werkgelegenheid tegen elke prijs? Schrijnende voorbeelden van slechte arbeidsomstandigheden zijn te vinden in de zogenaamde vrijhandelszones. Veel landen in het Zuiden hebben dergelijke zones opgezet om buitenlandse investeerders aan te trekken. Bedrijven krijgen er belastingvoordelen en er wordt niet al te moeilijk gedaan over arbeidswetgeving. Vakbonden zijn vaak verboden, lonen laag, werkdagen lang en de verschillen in betaling tussen mannen en vrouwen groot. In toenemende mate vindt die productie voor buitenlandse ondernemingen ook buiten de vrijhandelszone plaats, in niet of nauwelijks gecontroleerde privé-bedrijven of via thuiswerk. Maar niet alleen daar deugen de arbeidsomstandigheden vaak niet. Hetzelfde kan worden gezegd over veel plantages of landbouwbedrijven, berucht om de omstandigheden waaronder de arbeiders moeten werken en de wijze waarop ze zijn gehuisvest. Vanwaar die lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden? Daarvoor zijn diverse oorzaken. Een grote werkloosheid en dus een legioen werkwilligen dat bereid is veel te accepteren. Een zwak ontwikkelde democratie. Vakbonden ontbreken of zijn nog zwak. En slecht functionerende overheidsapparaten die controle op bestaande wetgeving moeilijk maken. Maar van minstens zoveel belang is het feit dat lage lonen en geringe werknemersbescherming tot de belangrijkste voordelen behoren die zuidelijke landen op de wereldmarkt hebben. Dat geldt vooral voor nieuwe industrielanden als Singapore, Zuid-Korea en Taiwan (met in hun kielzog andere Aziatische landen als China, Indonesië, Maleisië en Thailand en in Latijns-Amerika landen als Brazilië, Mexico en Argentinië. Deze landen beconcurreren elkaar bij het aantrekken van industriële bedrijven. Het is voor hen zaak de arbeidskosten zoveel mogelijk te drukken. Milieu en consumeren Grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen zijn niet onbeperkt voorhanden. De natuur kan niet oneindig vervuiling absorberen. Een Nederlander gebruikt veel meer grondstoffen, energie en vervuilt meer dan een gemiddelde inwoner van India of Bolivia. Als de Boliviaan evenveel zou verbruiken, zijn de voorraden binnen de kortste keren uitgeput en is het milieu onherstelbaar vernietigd. We moeten toe naar een duurzame ontwikkeling: economische ontwikkeling mag niet ten koste gaan van medemensen en natuur, en van de kansen van toekomstige generaties. Nu gebruikt een kwart van de wereldbevolking driekwart van alle natuurlijke hulpbronnen. Koffie met het keurmerk van Max Havelaar maakt duidelijk dat duurzame productie soms onontkoombaar duurder uitpakt. Maar wie kijkt naar de maatschappelijke kosten van vervuiling en uitbuiting nu, weet dat op wat langere termijn mensvriendelijke en schone productiemethoden stukken goedkoper zullen blijken.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
7
Achtergronden m.b.t. Eerlijke handel voor de docent
Eerlijke handel In 2000 hebben de Verenigde Naties de Millenniumverklaring opgesteld met hierin de acht millenniumdoelstellingen. Dit zijn acht speerpunten m.b.t. armoede die in 2015 bereikt moeten zijn. De regeringsleiders van 189 landen hebben daarmee internationale afspraken gemaakt om armoede, ziekte en honger terug te dringen. De opdracht in dit lesprogramma gaat vooral over millenniumdoelstelling 8: In 2015 is er meer eerlijke handel, schuldenverlichting en hulp. Hiermee wordt bedoeld: Coherent en ruimhartig Om de millenniumdoelen te kunnen realiseren moeten rijke landen zorgen dat hun beleid op andere terreinen geen tegengestelde effecten heeft. Ook is het belangrijk dat alle rijke landen zich houden aan de 0,7% norm die de Verenigde Naties hebben afgesproken. Dit betekent dat ieder land minstens 0,7% van het Bruto Nationaal Product uitgeeft aan ontwikkelingssamenwerking. Helaas zijn er maar weinig landen die zich aan deze afspraak houden. Nederland geeft op dit moment 0,8% van het BNP. Eerlijke kans De liberalisering van de wereldmarkt heeft grote gevolgen voor lokale economieën. Handelsbarrières belemmeren in sommige gevallen de toegang van ontwikkelingslanden tot westerse markten. Om een gezonde en duurzame economie op te kunnen bouwen moeten ontwikkelingslanden een eerlijke kans krijgen. Een eerlijk handelssysteem is daarom onderdeel van het achtste millenniumdoel. Torenhoge schulden In het achtste millenniumdoel is ook vastgelegd dat er een oplossing moet komen voor de schuldencrisis. In een groot aantal arme landen wordt de economische en sociale ontwikkeling in de weg gestaan door torenhoge schulden. Deze landen hebben geld geleend van rijke landen, banken en internationale instellingen om grote projecten te kunnen realiseren. De aflossing van deze schulden drukt zwaar op het budget van ontwikkelingslanden. Hierdoor blijft er niet voldoende geld over voor noodzakelijke investeringen in bijvoorbeeld onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. Eerlijke handel heeft ook invloed op de andere millenniumdoelen, zoals het terugbrengen van armoede, iedereen naar school en het verbeteren van de levensomstandigheden en milieu.
Wat is eerlijke handel? Vaak blijft het onduidelijk wat organisaties, bedrijven of consumenten onder eerlijke handel verstaan. Het begrip omhelst een heleboel verschillende aspecten: sommigen denken in eerste instantie aan het verbod op kinderarbeid, anderen vinden dat het neerkomt op een eerlijke prijs die de boeren in ontwikkelingslanden krijgen voor hun producten. Ook wordt zorg voor het milieu met fair trade geassocieerd. Hoe 'eerlijk' het T-shirt of pak koffie is dat in de winkel ligt, hangt af van de definitie die de producent gebruikt en dat is voor de consument vaak moeilijk te achterhalen. Temeer omdat fair trade geen beschermde naam is. Ieder bedrijf kan de term gebruiken. Voor het ene bedrijf houdt het in dat het kan garanderen dat er geen kinderen aan hun product hebben gewerkt. Het andere bedrijf gebruikt de term bijvoorbeeld omdat het producenten ondersteunt die proberen niet met kinderen te werken. Voor de meeste consumenten is het onduidelijk dat er zoveel verschillende invullingen bestaan van de term. Zij zullen zich daarom niet afvragen hoe eerlijk het product dat zij kopen echt is als het etiket erop eerlijke handel predikt. Oxfam definieert eerlijke handel op de volgende manier: "Eerlijke handel is een handelspartnerschap, gebaseerd op dialoog, transparantie en respect, dat streeft naar meer gelijkheid in de internationale handel. Het draagt bij tot duurzame ontwikkeling door betere handelsvoorwaarden aan te bieden aan en de rechten te verzekeren van gemarginaliseerde producenten en arbeiders, vooral in het Zuiden."
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
8
De internationale handel heeft steeds meer invloed op het dagelijkse leven van steeds meer mensen. Wat je eet, hoeveel je betaalt voor een T-shirt of gympen, of je werk hebt of niet. Soms is dat logisch. In Nederland groeien nu eenmaal geen bananen of sinaasappels. Maar ook als je een kledingsstuk koopt, neem je deel aan de wereldhandel. Toch zijn we ons hier lang niet altijd van bewust. De doelstelling van dit lesprogramma is om deze bewustwording bij de leerlingen te vergroten. Dit doen we a.d.h.v. vier thema’s: Eerlijke chocolade: De cacaoproductie is voor boeren in ontwikkelingslanden economisch niet duurzaam. Het inkomen van boeren ligt rond de armoedegrens. Hiervoor zijn enkele oorzaken aan te wijzen. Één reden is dat de meeste winst in de cacaosector wordt gemaakt in Westerse landen. Hier wordt de cacaoboon verwerkt tot cacaoboter en –massa. In het Westen staan de fabrieken die beschikken over verwerkingsmachines. Op cacaobonen wordt geen import tarief geheven maar als je chocola Europa binnen wil krijgen geldt een hoog import tarief. Door bijscholing van boeren en Fair Trade wordt er geprobeerd de boeren te helpen. Eerlijk vlees: Nederland voert veel meer vlees uit dan in. Maar achter al die export verbergt zich een importstroom: veevoer. Wie een lapje vlees verorbert eet hoogstwaarschijnlijk soja uit Brazilië. Doordat de vleesconsumptie wereldwijd sterk toeneemt is er steeds meer vraag naar soja. Dit zorgt voor veel problemen als ontbossing, milieuproblemen en slechte arbeidsomstandigheden en oneerlijke invoerrechten. Door de ontwikkelingen van Basel soja en antislaverij, wordt er geprobeerd om op een eerlijkere manier te werken. Eerlijke bananen: Meer dan vier miljoen gezinnen moeten van de productie van bananen leven en het valt niet mee om het hoofd boven water te houden. De lonen voor arbeiders op plantages zijn erg laag en de werkomstandigheden slecht en grote bananenbedrijven zoals Chiquita, Dole, Del Monte, Noboa en Fyffes, proberen kunstmatig de prijs laag te houden. Gelukkig komt er steeds meer aandacht voor Fair Trade, betere arbeidsomstandigheden en organische productie. Eerlijke spijkerbroek: Hoe hip en westers je kleding er ook uit mag zien, de kans is groot dat je outfit niet uit Europa of de VS komt. Verreweg de meeste kleding in Nederland wordt geïmporteerd uit China en andere (Aziatische) lagelonenlanden. In deze landen zijn de arbeidsomstandigheden niet altijd optimaal en de productie van katoen is erg milieuvervuilend. ‘Eerllijke’ kleding wordt steeds meer gezien als hip en steeds meer grote merken, zoals G-sus, Mexx, O’Neill en Kuychi verkopen ‘eerlijke’ kleding.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
9
Hoofdstuk 2. Les op school: 2000 jaar wereldhandel Doel Leerlingen in aanraking brengen met en bewust maken van: het koloniale verleden van Nijmegen; de invloed van de geschiedenis op de hedendaagse ontwikkelingsproblematiek (inclusief wereldhandel); het begrip Noord-Zuidverdeling.
Lesopzet Introductie: De docent introduceert het project aan de hand van de opdracht op de volgende bladzijde over wereldhandel. Wat hebben de leerlingen zelf te maken met dit thema? Bekijk eventueel dit filmpje voor meer voorbeeldproducten via het digitale schoolbord: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20071204_cacao01 (4:46 min) In dit grappige filmpje komen ruim 10 producten voorbij waarvan de grondstoffen uit Mexico komen. Kunnen de leerlingen achteraf de producten noemen? De materialen in het leskistje kunnen als voorbeeld fungeren. In het kistje zit een vragenlijstje over de spullen uit het kistje. Hierna kan een brug gemaakt worden naar de handelsgeschiedenis van de stad Nijmegen. Sleutelvragen zijn: Weten ze hoe oud de stad Nijmegen is? Weten ze wie de stad gesticht heeft? Waarom hebben de Romeinen juist deze plek uitgekozen? Wat heeft deze plek met handel te maken? Duur: 20 minuten. Leerlingen lezen en maken de opdrachten van paragraaf 1 t/m 17 in groepjes, individueel of klassikaal. Duur: 50 minuten. Tip: Onderbreek tussentijds het werken met illustratieve filmpjes van de Beeldbank: Paragraaf 1.4: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20051031_verschil01 (1:10 min): legt uit dat de welvaart in de wereld niet eerlijk verdeeld is. Veel mensen in de wereld leven in armoede en komen rond van 1 euro per dag of minder. Legt de term Noord-Zuidverdeling uit. Paragraaf 2: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20030623_romeinen02 (3:02 min): De Romeinen brachten veel nieuwe producten en gewoonten naar ons land. Paragraaf 2: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20030623_romeinen01 (2:30 min): extra filmpje voor kinderen die erg geïnteresseerd zijn in Romeinse soldaten. Paragraaf 3: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20040317_middeleeuwsestad01 (1:19 min): ontstaan van een middeleeuwse stad om de handel te verbeteren. Paragraaf 3/ 4: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050614_middeleeuwen04 (2:26 min): illustratie van handel, transport en munten tijdens de middeleeuwen. Paragraaf 4: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050614_goudeneeuw01 (1.00 min): In Europa bestond de handels waar uit graan, wol, wijn, huiden. Maar met de rest van de wereld werd ook veel gehandeld, pakhuizen waren noodzakelijk en overvol. Paragraaf 7: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20061219_voc03 (2.36 min): de rol van peper bij het ontstaan van de VOC.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
10
Paragraaf 8: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20040224_nederlandsindie01 (2:10 min): kolonisatie van Indonesië zodat er voor Nederland specerijen verbouwd kunnen worden. Paragraaf 15: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20081231_kruidenier01 (2:38 min): Hoe zag een kruidenierswinkel er in 1950 uit, wat werd er verkocht?
Benodigdheden:
Leerlingenboekjes Leskist Plattegronden Gemeente Nijmegen (zie leskist) Atlas/wereldkaart Digitaal schoolbord of pc’s met internet Illustratieboekje met fotomateriaal (zie leskist) Optie voor docent: Praktisch Idealisme, Lijfboek voor wereldverbeteraars. Door: natasja van den Berg en Sophie Koers (zie leskist)
Materialen in de lestas:
2 blokjes hout: hardhout uit de tropen (bruin) en grenen uit Nederland (blank). 2 T-shirts: Shirt van ongebleekt bio-katoen (zie labeltje binnenin), gebleekt standaard shirt. Diverse wereldmuziek; leuk om in de klas te draaien als de leerlingen zelfstandig aan het werk zijn. Autootje/vliegtuigje gemaakt van een oud blik. Waarvoor is het blik vroeger gebruikt? Speuren: Waar komt het blik en het autootje vandaan? Koffertje met drankblikjes bekleed. Recycling kan kunst zijn. Zie ook de binnenbekleding. Eerlijke Wereldspel (Stichting Vredeseducatie): de speler neemt het op tegen Gerrit Grijpgraag en de slangen. Door vragen goed te antwoorden, kunnen de slangen worden opgesloten. In het spel zitten 90 opdrachten, verdeeld over 3 niveaus. Vanaf 11 jaar. Pak Max-Havelaarkoffie. Zie specifieke info op het pak over koffie en Max Havelaar. Verrekijker Maxgenieten: Kijk verder dan je neus lang is. Vragenlijst voor leerlingen over producten in het koffertje.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
11
Klassikale inleiding op het begrip wereldhandel Wat hebben de leerlingen in de klas met wereldhandel te maken? Hebben ze enig idee? a. Eten dat je dagelijks eet
Teken om hierop een antwoord te krijgen een tabel op het bord. Stel klassikaal de volgende vragen en laat de leerlingen deze in het schema invullen:
2. 3.
a.
Wat eet je zoal op een gewone dag?
4.
b.
Welke kleding draag je?
5.
c.
Waar komen de producten (voedsel en kleding) die zojuist opgeschreven zijn vandaan? Kom al brainstormend met de leerlingen tot een aantal landen. Laat de leerlingen bij elkaar in de kleding kijken naar de productielanden.
6.
De leerlingen zullen ontdekken dat veel producten niet uit Nederland komen, maar via een lange handelsweg hier terecht zijn gekomen. Handel drijven gebeurt al zolang de mens bestaat. De leerlingen hebben hier in voorgaande paragrafen kennis van genomen.
c. Land waar eten vandaan komen
1.
7. etc b. Kleding die je draagt
c. Land waar kleding vandaan komt
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.etc
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
12
Antwoorden op de vragen uit het leerlingenmateriaal paragraaf 1 t/m 17. Vraag 0: Deze vraag is niet opgenomen in het leerlingenmateriaal. Laat de leerlingen tijdens het lezen de tijdsbalken bij de paragrafen invullen. Dit zijn er in totaal 6. Het gaat niet om jaartallen maar perioden. De leerlingen zien op deze manier dat ze chronologisch door de tijd heen gaan. Vraag 1: Bijvoorbeeld: Archipelstraat, Archipelhof, Atjestraat, Balistraat. Borneostraat, Celebesstraat, Javastraat, Javaplein, Lombokstraat, Madoerasstraat, Molukkenstraat, Sumatraplein, Timorstraat. In de volksmond Indische buurt genoemd. Maar ook in de buurt daarvan liggen de Antillenweg en Curaçaoweg. Vraag 2: a./b. Dit is peperduur = dit is hartstikke duur Iemand om peper zenden = iemand ver van huis sturen Een gepeperde rekening = een hoge rekening c./d. Nee niet toevallig, dit heeft alles te maken met het koloniale handelsverkeer van vroeger. De relatie tussen straatnamen en stratenpatroon komt terug in paragraaf 6. Vraag 3: a. Zie toelichting in paragraaf 1.4. b. De begrippen Derde Wereld en ontwikkelingslanden suggereren dat alle landen die daartoe gerekend worden op elkaar lijken. In werkelijkheid hebben al die landen eigen volken, talen, gewoonten e.d. die sterk van elkaar verschillen. Ook de welvaart en welzijn verschillen sterk. Bovendien impliceert het woordje derde dat de derde wereld pas op de derde plaats komt, oftewel dat er twee andere werelden zijn die belangrijker of in sporttermen beter zijn. Daarnaast suggereert ‘ontwikkelings’landen dat deze landen nog ontwikkeld moeten worden. Maar deze landen hebben een andere ontwikkeling achter de rug. Bovendien hoeven ze niet naar de maatstaven van onze samenleving te veranderen. Vraag 4: a. Aan een rivier, bij een kruispunt van wegen en bij kastelen werd handel gedreven. Over de rivier kunnen grote hoeveelheden handelswaar vervoerd worden. Toen er alleen nog maar paard en wagen en boten waren, was dat ontzettend belangrijk. De rivier was eigenlijk de snelweg van vroeger. De stad aan de rivier kan ook controleren wat er voorbij komt, zodat iedereen die passeert tol moet betalen. Vooral plekken waar de rivier smaller wordt (ook wel tricht genoemd) zijn handig. Op deze plekken kan men goed overzien en controleren wie er voorbij komt. Ook kan men op deze plekken een brug bouwen. b. Nijmegen ligt aan de rivier, bij een kruispunt van wegen én had een kasteel/burcht (De Valkhof). Vraag 5: VOC-handelswaren: Specerijen zoals peper, gember, nootmuskaat, foelie, kruidnagelen, kaneel. Later ook koffie, thee, tabak, suiker, cacao. Maar ook zijde, porselein, goud, zilver. Vraag 6: a. Garnizoenstad: Garnizoen is een militaire standplaats. Garnizoenstad is een stad die gebouwd is als vestigingsstad. Dit was een plek die strategisch van belang was voor de verdediging van Nederland. Dit betekende voor Nijmegen dat er dikke stadsmuren, poorten en andere verdedigingswerken gebouwd werden. Bovendien ‘woonde’ het garnizoen in de stad: dit betekende huisvesting van heel veel soldaten. Op dat moment kan Nijmegen geen handelsstad meer zijn. b. De Prins Hendrikkazerne ligt aan de Daalseweg, hoek Van ’t Santstraat en Dommer van Poldersveldtweg. c. Het is nu het asielzoekerscentrum van Nijmegen. Ook is op het terrein in de oude gebouwen een restaurant (De Kolonie) gevestigd er werken er kunstenaars. Vraag 7: a. Mongolië is een groot land ten noorden van China, en ten zuiden van Rusland/Siberië. b. Bisschop Hamersstraat is de verbindingsweg tussen het Keizer Karelplein en de Molenstraat. De gratis fietsenstalling ligt daar.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
13
Vraag 8: Door het laden en lossen van de schepen werkten er veel mensen aan de kade: kaajsjouwers, scheepsbevrachters, zeilmakers, schippers, kooplui, etc. Deze hadden allemaal hun natje en droogje nodig. Vraag 9: De Lage Markt ligt dicht bij de haven. De handelswaar werd in de buurt van de rivier verkocht op de markt. Blijkbaar was er ook nog een hoger gelegen markt. Hier werden handelswaar verhandeld die makkelijker vervoerbaar was. Opdracht Koloniale Waren: 1. theeblaadjes (gedroogd) 2. gedroogde (ongebrande) koffiebonen 3. nootmuskaat 4. kruidnagel 5. peper 6. kamperfoelie 7. cacaoboon 8. chilipepers 9. kaneelstokje Vraag 10: Tabak drogen kost veel brandhout. Bovendien onttrekt het veel voedingsstoffen aan de bodem. Vraag 11: Vraag 12: a. In de winter groeien er geen groenten in Nederland (m.u.v. boerenkool, spruiten). b. Vroeger kon men alleen groenten eten die men gewekt had, gedroogd (witte en bruine bonen, erwten) of goed geconserveerd onder de grond (kolen, knollen, wortel, uien), in pekel (zoute haring) of zuur (zuurkool). Denk aan de ouderwetse stamppotten met zuurkool, boerenkool, winterpeen en erwtensoep. c. Tegenwoordig worden sperzieboontjes, aardbeien en vele andere groenten en fruit in de winter geïmporteerd uit zonnige landen of verbouwd in kassen.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
14
Hoofdstuk 3. Inleiding op school: Eerlijke handel Doel Leerlingen in aanraking brengen met en bewust maken van: de begrippen eerlijke handel en de Noord-Zuidverdeling; het leven van kinderen die in het Zuiden wonen; de rol en invloed die leerlingen zelf als consument hebben en ze tevens handvatten bieden om hier zelf naar te kunnen handelen; de kracht van samenwerking.
Lesopzet Introductie thema eerlijke handel a.d.h.v de film Zuivere Koffie. Zie volgende bladzijde. Leid de film in met een paar vragen: - Waar ligt Mexico? - Wat is de hoofdstad van Mexico? - Welke taal spreken ze in Mexico? - Hoe komt dat denk je? Laat de leerlingen daarna de vragen lezen die ze achteraf moeten beantwoorden (vraag 13 t/m 15). Duur: duur hele film 30 min, inclusief bespreking 45 minuten. Lessuggestie: opwarmer voor de volgende opdracht over samenwerken en vertrouwen hebben. Zie de toelichting verderop. Duur: 10 minuten. Groepsopdracht paragraaf 18: Leg de groepsopdrachten uit. Zie instructie verderop. De leerlingen kunnen de opdracht nalezen in het leerlingenboekje. Zie voor meer informatie over de vier thema’s hoofdstuk 1 uit deze handleiding. De legpuzzel over koffie in de leskist kan dienen om het begrip productieketen uit te leggen. De puzzel bestaat uit een aantal foto’s van koffieboon tot koffiekopje in Nederland. Aan de achterkant kun je zien of de volgorde goed is (oplossing: Max Havelaarkoffie is zuivere koffie). Bespreek met de leerlingen de volgende begrippen: Arbeidsomstandigheden Bestrijdingsmiddelen (voor- en nadelen) Verdeel de klas in kleine werkgroepjes. Er kunnen meerdere groepjes aan hetzelfde thema werken. De leerlingen gaan zelfstandig aan de slag. Duur: 50 minuten voor het voorbereiden van de presentatie, 7 minuten voor de presentatie van elk groepje. Optionele afsluiting: discussie over de WTO (zie toelichting verderop). Duur: 15 minuten.
Benodigdheden:
Leerlingenboekjes Koffiepuzzel uit leskist Dossiers Chocolade, Vlees, Kleding, Banaan Leskist Atlas/wereldkaart Illustratieboekje met fotomateriaal (zie leskist) Dvd: Zuivere koffie (Uit de bol, 1991) Dvd-speler Computers met internet
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
15
Introductie van het thema ‘eerlijke handel’ met de dvd Zuivere Koffie ‘Zuivere koffie’ is een wat oudere video (1991), maar er wordt wel duidelijk in uitgelegd wat het Max Havelaarkeurmerk inhoudt, wat het lot van een kleine koffieboer is en de rol van Nederland in de koffiehandel. De film bestaat uit twee delen, een hoofdrubriek (30 minuten) en een bijrubriek (5 minuten). De video is samengesteld in opdracht van de Voorlichtingsdienst Ontwikkelingssamenwerking in samenwerking met het Landelijk Netwerk Ontwikkelingseducatie (LNO) en Samsam. Opdrachten ter nabespreking van de film (Deze zijn ook opgenomen in het leerlingenboekje). Vraag 13:
a. Wie is bij Chepe thuis de baas? b. Waaraan zie je dat? c. Is er iemand de baas over de vader van Chepe? d. Hoe merk je dat? Antwoord: Bij Chepe thuis is zijn vader de baas. Dat merk je aan de manier waarop hij optreedt. Hij praat het eerst, daarna zijn vrouw pas. De tussenhandelaar is de baas over Salvador, dat merk je aan de manier waarop hij hem behandelt en aan de houding van de vader van Chepe. Chepe’s vader kan alleen wat terugdoen, als hij zich aansluit bij de coöperatie. a. Als Chepe’s vader het niet eens is met de tussenhandelaar, wat doet hij dan? b. Noem twee redenen waarom Chepe’s vader zich bij de coöperatie aansluit. Samen sta je sterker. Hij wordt niet opgelicht. Hij krijgt een betere prijs Hij kan gebruik maken van gemeenschappelijke materialen. Hij kan gebruik maken van gratis medische hulp. Er wordt vlees verdeeld onder de leden Hij krijgt advies over zijn manier van koffie telen.
Vraag 14: -
Vraag 15: Leg in je eigen woorden de titel van de video uit: Zuivere koffie. Antwoord: Omdat de boeren een eerlijke prijs krijgen en voordeel hebben van de coöperatie, zou je de koffie zuiver kunnen noemen. Zuiver kan betekenen: zoals het moet. Vergelijk met het gezegde ‘dat is geen zuivere koffie’: daar schuilt wat achter. Max Havelaar heeft dus wel zuivere koffie. Samenvatting video Hoofdpersoon is Chepe, de veertienjarige zoon van een kleine koffieboer in het zuiden van Mexico. Chepe woont met zijn ouders, zijn twee broertjes en zusje in de buurt van San Miguel. Chepe en zijn vriendje Ramon zien hoe een tussenhandelaar, een ‘coyote’ zoals hij door de boeren met een scheldwoord wordt genoemd, zijn vader bedriegt bij het opkopen van de koffieoogst. De twee jongens nemen wraak op de tussenhandelaar door zijn banden lek te prikken, maar worden daarbij betrapt. Als ze op de vlucht slaan, vernielen ze per ongeluk het servies, dat de tussenhandelaar zojuist heeft gekocht. De vader van Chepe moet dat vergoeden. Zijn ouders zijn erg boos en Chepe voelt zich schuldig. Als hij een kaarsje in de kerk gaat branden om boete te doen, maakt de pastoor hem attent op het bestaan van de coöperatie. Daar zou de vader van Chepe ook lid van moeten worden, zegt hij, dan hebben de tussenhandelaren geen kans meer om zich ten koste van de armen te verrijken. De vader van Chepe mag een jaar ‘proefdraaien’ als lid van de coöperatie. De volgende oogst levert de familie niet alleen meer bonen, maar ook meer geld op. Daarnaast zien we beelden van de grote stad. Chepe zou dolgraag eens op een marimba willen spelen die hij daar ziet. Hij maakt er zelf een, maar dat is geen succes. Pas als na de geslaagde oogst een marimba-orkest naar het dorpsfeest komt, gaat zijn wens in vervulling. In de bijrubriek wordt ingegaan op de termijnhandel, de speculatie met koffie die nog niet geoogst is. Drie schoolkinderen, Joeri, Gawina en Yvain, nemen een kijkje in de haven van Rotterdam, waar de koffie binnenkomt. Ze bezoeken daarna de koffiebrander Levelt, die koffie onder het keurmerk Max Havelaar op de markt brengt. De kinderen zien het branden en proeven van koffie en horen wat het verschil is tussen Max Havelaar en gewone koffie.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
16
Lessuggestie: werkvormen samenwerken en vertrouwen hebben Doelstelling Leerlingen ervaren wat samenwerken is en (bouwen op) vertrouwen. Deze eigenschappen zijn erg belangrijk bij ‘eerlijke handel’. Als landen iets beloven of toezeggen, moeten ze er ook van uit gaan dat dit wordt nagekomen. Maar ook om een groepsopdracht succesvol te laten verlopen, is dit belangrijk. Samenwerken gaat niet vanzelf. Er moeten regels zijn en taken. Samenwerken betekent overleggen. Verwijs ook naar de vergadering in de film.
Opdracht Samenwerken:
Vertrouwen:
Twee leerlingen zitten op de grond met de rug tegen elkaar. De opdracht is dat ze moeten gaan staan, maar mogen hierbij niet praten en niet hun armen gebruiken. Deze opdracht kan uitgevoerd worden met meerdere leerlingen. Lukt het drie of vier leerlingen tegelijkertijd op te laten staan?
Dit is een variant op de opdracht hiernaast. Bij deze opdracht moet de leerkracht er zeker van zijn dat het groepsgevoel positief is. De leerlingen staan in een halve cirkel, één leerling staat met zijn rug naar de groep toe. Deze leerling telt hardop tot drie en laat zich daarna achter over vallen. De andere leerlingen vangen de leerling op.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
17
Toelichting op de opdracht Eerlijke handel De opdracht bestaat uit het schrijven van een beeldverhaal met daarna een presentatie hiervan aan de rest van de klas. In het verhaal staat één personage centraal staat. Zo kruipen de leerlingen in de huid van bijvoorbeeld een cacaoboer of een bananenteler. Meer informatie over eerlijke handel en de vier hoofdthema’s is te vinden in hoofdstuk 1 van deze docentenhandleiding.
Er zijn vier thema’s waar de leerlingen uit kunnen kiezen. Voor ieder thema bestaat een apart informatieblad met de benodigde achtergrondinformatie: Eerlijke chocolade Eerlijk vlees Eerlijke kleding Eerlijke groente & fruit Elk groepje gaat met één thema aan de slag. Extra informatie kunnen de leerlingen via bijvoorbeeld internet opzoeken. In het verhaal moeten de volgende punten naar voren komen: Een titel, die goed omschrijft waar het verhaal over gaat. De naam van de hoofdpersoon, waar hij/zij leeft. De productketen van chocolade/ vlees/ kleding/ banaan (groente & fruit) De belangrijkste problemen van de productketen en de oplossingen. Wat kunnen leerlingen hier in Nederland bijdragen aan eerlijke handel. De presentatie wordt gedaan door middel van een beeldverhaal. Nadat de leerlingen het verhaal geschreven hebben, maken zij hier zelf illustraties bij. Deze vormen de rode draad van het verhaal en tijdens de presentatie. De rol van de leerkracht is om de leerlingen op weg te helpen, te motiveren en te ondersteunen tijdens de voorbereidingfase voor de presentatie. Maak van te voren afspraken over hoeveel tijd de leerlingen krijgen om te presenteren.
Filmpjes voor de leerlingen voor de onderzoeksopdrachten (bron: beeldbank van school-tv) Chocolade (cacao): http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050115_chocola01 (4:24 min): over de productieketen van cacao. Kleding (katoen):
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20051101_katoen01 (2.08): over de productieketen van katoen , gestart wordt in Peru.
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20051101_biologisch01: over het verschil tussen biologische en niet biologische katoen in Peru. Groeten en fruit (Bananen): http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20051101_bananen01 (2:33 min) over het verbouwen van bananen.
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20051101_fairtrade01 (2:45 min): over het verschil tussen Fair-trade en gewone bananen.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
18
Afsluiting: discussie over de WTO Doelstellingen: Introduceren van het begrip WTO, nadenken over de verschillende belangen van verschillende partijen. Tijdsduur: 15 minuten Werkvorm: klassikaal, discussie Benodigdheden: -
Leg de leerlingen kort uit wat WTO inhoud. Wat is WTO? WTO staat voor World Trade Organisation. Deze Wereldhandelsorganisatie is gevestigd te Genève en werd in 1994 in het leven geroepen om de nieuwe wereldhandelsverdragen te bewaken. Ruim honderveertig staten zijn inmiddels lid. De verdragen waren een grote stap in de liberalisering van de wereldhandel na zo'n 40 jaar onderhandelen over het wegnemen van invoerrechten en andere handelsregels onder toezicht van de VN (het GATT-akkoord). In de Wereldhandelsorganisatie WTO maken 147 landen afspraken over het openstellen van hun grenzen en regels voor de internationale handel in goederen en diensten. Hoofddoel is de handel zo vrij, vlot en voorspelbaar mogelijk te laten verlopen (ook wel handelsliberalisatie genoemd). Onder deze afspraken vallen ook de agrarische producten. De grootste punten van discussie tussen de lidstaten van de WTO gaan over de landbouw. Het gaat om afbouw van zogenaamde marktverstorende maatregelen zoals o.a.: • Inkomenssteun aan boeren • Exportsubsidies op agrarische producten in rijke landen (waardoor gewassen relatief goedkoop op de wereldmarkt belanden) • Marktbescherming en beperkte markttoegang Bron: www.europa-nu.nl Elke 2 jaar komen de ministers van alle 147 landen samen in een Ministeriele Conferentie oftewel een ‘WTO top’. Op deze bijeenkomsten wordt geprobeerd nieuwe regels op te stellen voor een Verdeel de klas in twee groepen. De eerste groep zijn het noorden, rijke boeren/landen. De vrijere wereldhandel. De laatste top was vorig jaar in Cancún, Mexico. Op deze top werd geen tweede groep zijn het zuiden, arme boeren/landen. Stel dat de klas symbool staat voor alle akkoord bereikt over landbouw afspraken. Zuidelijke landen als Brazilië en India vormden een blok landen die lid zijn van de WTO. Er is een belangrijke bespreking en samen moeten de en weigerden invoerrechten te verminderen zoland de VS, de EU en Japan niks deden aan de leerlingen voor de eigen groep opkomen en met goede argumenten komen. steun aan hun boeren. Volgend jaar december is de volgende top in Hong Kong en de komende 14 Houdt een korte discussie in de klas, n.a.v de volgende stellingen: maanden gaan onderhandelaars, lobbyisten en belangenbehartigers er alles aan doen om tot een akkoord te kunnen komen volgend jaar. De zuidelijke landen moeten beter voor hun eigen boeren zorgen en niet het noorden beschuldigen van oneerlijke handel. Kinderarbeid is een probleem dat alleen opgelost kan worden, als het noorden meer betaalt voor de producten van zuidelijke boeren. De boeren in het zuiden moeten blij zijn dat we in het noorden zoveel consumeren, anders zou er helemaal geen werk zijn voor deze boeren.
Tot zover de rol van de WTO. Maar welke rol zien de leerlingen voor zichzelf weggelegd? Laat ze het filmpje zien: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20081030_returntosender01 (1:18 min). Hierin spreekt Katja Schuurman alle consumenten aan op de kracht van hun koopgedrag. Ze geeft je ook een handelingsperspectief: koop bijvoorbeeld bij de HEMA spulletjes van haar organisatie ‘Return to Sender’.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
19
Hoofdstuk 4. Tentoonstelling Koloniale Waren - Natuurmuseum Doel Gids schept kader voor de wandeltocht. Bovendien kan de gids de groep aftasten.
Opzet De gids start de stadswandeling met een toelichting bij deze tentoonstelling in het Natuurmuseum. De vitrine bestaat uit oude schoolverzamelingen over de koloniën. Producten zijn o.a. specerijen, overzeese grondstoffen, mineralen, kleurstoffen, voormalig demonstratiemateriaal en lesplaten, opgezette exotische dieren (bijv. tijger, schildpad, aapje). Tevens is er een ‘ruik-voel-proef’-kistje aanwezig om de leerlingen met specerijen en andere koloniale producten kennis te laten maken.
Achtergronden docent De eerste grote aanwinsten in de collectie van het Natuurmuseum zijn de schoolverzamelingen van instellingen als de Stedelijke Scholengemeenschap Nijmegen, het NEBO-Instituut, het HenricusInstituut en het Canisius-College. Deze schoolverzamelingen vinden hun oorsprong in de tweede helft e e van de 19 en de eerste helft van de 20 eeuw. Geestelijke ordes zoals Jezuïeten, Redemptoristen en Franciscanen speelden toen een belangrijke rol in het Nederlandse onderwijs. Via relaties in de koloniën en in het missiewerk vonden allerlei exotische objecten hun weg naar de schoolverzamelingen in ons land. In het vaderlandse onderwijs kregen de voormalige koloniën evenveel aandacht als Nederland. Dat gold met name voor aardrijkskunde en natuurlijke historie of biologie. Planten en dieren die ‘nuttig’ waren, speelden een belangrijke rol. Zo was de koloniale natuur goed voor de aanvoer van o.a. specerijen, kruiden, verfstoffen, hout, rubber, looistoffen en voedingswaren. Via de schoolverzamelingen leerden de Nederlandse leerlingen deze producten uit de ‘wingewesten’ kennen. Veel van deze producten worden nog steeds vanuit de voormalige koloniën naar de vroegere ‘moederlanden’ vervoerd. De vroegere koloniën zijn in economische ontwikkeling er achter gebleven bij de geïndustrialiseerde moederlanden. De inkomsten uit natuurlijke producten en delfstoffen zijn onmisbaar zodat voor veel landen uitputting van natuurlijke rijkdommen dreigt. Het kappen van bossen en regenwouden en eenzijdige teelt van koffie, thee of cacao bedreigen natuur en milieu. Bovendien komt de winst grotendeels ten goede aan handelsmaatschappijen of buitenlandse ondernemingen zodat de plaatselijke bevolking nauwelijks profiteert. Gelukkig groeit het besef dat er wat moet veranderen. Via duurzaamheidcertificaten zoals het FSCcertificaat voor tropisch hardhout kan de Nederlandse consument producten kopen die op een ecologisch verantwoorde wijze tot stand zijn gekomen. Keurmerken zoals het bekende Max Havelaarkeurmerk staan er voor in dat de plaatselijke bevolking ook in economische zin zo goed mogelijk meeprofiteert.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
20
Hoofdstuk 5. Stadswandeling Doel
Theorie in praktijk laten zien. Nadere kennismaking met de stad Nijmegen.
Lesopzet Er wordt in groepen van maximaal 15 leerlingen gewandeld. De groepen starten na elkaar met een verschil van zo’n vijf minuten. De school zorgt dat er bij iedere groep één of meer begeleiders zijn. De begeleiders dienen de orde in de gaten te houden, zodat de gids zich op de inhoud kan concentreren. Halverwege is er een pauzepunt. Voor een eenvoudig drankje wordt gezorgd. In totaal duurt de tentoonstelling met wandeling en pauze zo’n drie uur. Op verzoek kan dit korter of langer. De gidsen doen vrijwillig aan dit project mee. Als u de bijdrage heeft gewaardeerd, laat dit dan a.u.b. merken! Het startpunt is het Natuurmuseum, Gerard Noodtstraat 121, tel: 329 70 70. De gidsen wachten in het museum op de school. Huiswerk: Als huiswerk maken de leerlingen thuis de kijk- en doevragen af. De leerlingen kunnen eventueel achteraf zelf de antwoorden nakijken aan de hand van de volgende bladzijde.
Benodigdheden
De leerlingen dienen de kijk- en doevragen bij zich te hebben. Pen of potlood voor iedere leerling om de vragen te beantwoorden.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
21
Antwoorden kijk- en doevragen wandeltocht 1. Selectie van voorbeelden uit de vitrine: Cacaobonen chocolade Java-indigo kleurstof Nootmuskaatnoten en foelie specerijen Tabakszaad tabak Betelnoot opwekkend middel, noot om op te kauwen. Kaneelstokjes kaneel Palmpit olie Sisal touw, manden, tassen Kokosnoot van de bast: matten en touw, van de kokos: kokospoeder, bakolie en lampolie Kapok/katoen garen, stof, kleding Vergrootte pindanoot pinda’s, pindasaus, olie, etc. 2. Oude gebouwen met de straatnamen: Inscriptie muur: Steenstraat, naast het Besiendershuis. Brouwershuis: Steenstraat. Pakhuis: Lage Markt/ Oude haven Gevelsteen ‘In den witten Arent ghenaemt’: begin Lage Markt in nieuwbouw ingemetseld. Gevelsteen met bierton: Begijnenstraat, boven een poort. Oude haven: Verlengde van de Lage markt, Waalkade richting spoorbrug. Is gedempt. Tabakskerverij en koffie & thee, P.M. Diebels & Zoon: is nu Natuurvoedingswinkel De Gimsel, Lange Hezelstraat. 3. Koloniale waren zijn goederen en producten uit een kolonie die in het moederland worden verkocht. Vaak gaat het om specerijen of tropische producten die voor het thuisland speciaal geteeld worden (koffie, thee, rubber). Koffie, thee, tabak, specerijen (peper, nootmuskaat), rubber, etc. Het enige dat nog herinnert aan de oorspronkelijke functie is het beeld van een olifant, dat vroeger dienst deed als een soort uithangbord. 4. Luiken naar de kelder, maar ook dubbele luiken naar iedere verdieping met daarboven hijsbalken om de vracht naar boven te takelen. Er zitten weinig of geen ramen in een pakhuis. De panden zijn hoog, maar de verdiepingen niet. 5. Toko = winkel waar men van allerlei verschillende spullen kan kopen. Indonesië was vroeger een kolonie van Nederland. De mensen uit die tijd hebben woorden en gewoonten meegebracht naar Nederland. 6. Fair Trade = eerlijke handel. De Fair Trade Shop verkoopt producten waarvan de kleine producenten rechtstreeks profiteren voor een prijs die meestal hoger ligt dan die ze via een tussenhandelaar kunnen krijgen, vandaar eerlijke handel. Producten uit deze winkel komen vaker uit het Zuiden. Van de prijs van de producten in de winkel gaat meer naar het Zuiden dan van producten uit de ‘gewone winkel’. Voorbeelden van andere verschillen: de producten zien er anders uit, zijn anders verpakt, zijn duurder, hebben vaak een Max Havelaarkeurmerk, hebben geen commercieel merk, zijn minder van plastic/ meer van natuurlijke materialen, zijn vaak met de hand gemaakt, etc. Soort product Koffie Cacao Chocola Sieraden Fotolijstje Borden
Te koop in deze winkel Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Uit welk land? Costa Rica, Nicaragua, Tanzania, Uganda, Guatemala, Mexico Ghana Ghana, Bolivia India, Nepal, Mexico India Equador, Vietnam
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
22
7. Route oude kaart van Nijmegen. De route is nog redelijk hetzelfde, vooral het begin is nog gelijk gebleven. Dit is vaak het geval met oude steden. Zie bijvoorbeeld Amsterdam of Utrecht. In Nijmegen is dit wat minder duidelijk op het eerste gezicht. Veel is vernietigd in de Tweede Wereldoorlog, sommige straten zijn daarna anders ingedeeld. Ook is er veel gesloopt de afgelopen 100 jaar.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
23
Hoofdstuk 6. Afsluitende les: Cacao Doel Inbedding wandeltocht in theorie: de leerling ziet een verband tussen de geschiedenis van de wereldhandel en de hedendaagse grondstoffenhandel (en daarmee de armoede in het Zuiden). De leerling kan verklaren waarom veel landen in het Zuiden alleen grondstoffen exporteren en geen industrieproducten maken. De leerling kent redenen voor de armoede in het Zuiden; grondstoffenleverancier en geen industriële grondstofverwerking.
Lesopzet A. Nabespreking wandeltocht. Hoe vonden de leerlingen het, wat is hen het meeste bijgebleven, wat vonden ze het leukste. Wanneer geen huiswerk opgegeven is de leerlingen de ruimte geven om de kijkopdrachten netjes af te maken (individueel of in groepen). Hierna bespreking van de kijkopdrachten of innemen van de kijkopdrachten. Leerlingen kunnen ook zelf de opdrachten nakijken aan de hand van de vorige bladzijde. Duur: 30 minuten.
B. Het lesmateriaal Cacao kan individueel of in groepjes doorlopen worden. Gezien de moeilijkheidsgraad en het feit dat meningsvorming een wezenlijk onderdeel vormen, is groepsgewijze of klassikale nabespreking aan te raden. Daarvoor dient u enige tijd extra uit te trekken. Duur: 30 minuten.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
24
Antwoorden afsluitende les Cacao 1. West-Afrika aan zee, ingeklemd tussen Liberia, Guinee, Mali, Burkina Faso en Ghana. 2. Oplos-chocoladedrank Nesquick In Europa (voor Nederland o.a. in de Zaanstreek en Bolsward) 3. Degene die chocolade (= industrieproduct) maakt, verdient meer dan wie cacao (= grondstof) verbouwt. 4. De prijs van de cacao (verbouwen en vervoeren) is in de prijs van de chocolade doorberekend; Bovenop de productiekosten komen transportkosten; De fabrikant, tussenhandel en de winkelier moeten er ook aan verdienen; Voor de productie zijn meer machines en energie nodig. 5. Men heeft geen geld voor fabrieken, machines en opleidingen. 6. Ivoorkust is afhankelijk van (de industrie in) de landen in het Noorden; daling van chocoladeverkoop leidt bijvoorbeeld onmiddellijk tot verlaging van de cacaoprijs. De Noordelijke landen houden hun technologische kennis voor zich. Invoerbeperkingen zorgen ervoor dat landen in het Zuiden te weinig verdienen. Daarbij krijgen landen in het Zuiden in het algemeen lage prijzen voor hun grondstoffen. Er is erg veel concurrentie. 7. Producten maken en verbouwen voor eigen consumptie, niet voor de export. Zo verdient ook de ‘kleine man’ er aan. 8. Product Melk van de boer
Grondstof of Industrieproduct? Grondstof
Rubber
Grondstof
Uit het Zuiden of het Noorden? Het Zuiden * Het Noorden * Het Zuiden
Industrieproduct Grondstof
Het Zuiden ** Het Noorden ** Het Zuiden
Pak koffie (gebrand)
Industrieproduct Industrieproduct
Het Zuiden Het Noorden Het Noorden
Cacaobonen
Grondstof
Het Zuiden
Autobanden
Industrieproduct
Het Noorden
Chocola
Industrieproduct
Het Noorden
T-shirt Katoen Kaas
* In Nederland komen verreweg de meeste zuivelproducten (melk en kaas) uit Nederland zelf of uit Europa. Boeren in het Zuiden hebben vaak hun eigen melkkoeien. ** T-shirts komen vaak uit lagelonenlanden die tot het Zuiden worden gerekend, maar worden ook in het Noorden geproduceerd. 9.
De landen in het Zuiden produceren vooral grondstoffen. De landen in het Noorden produceren zowel industrieproducten als grondstoffen.
Handel & Wandel
docentenhandleiding PO
25