Onderwijs- en examenregeling 2015-2016 van de Nederlandstalige masteropleidingen
Algemene sociale wetenschappen Culturele antropologie Sociologie Onderwijskunde Pedagogische wetenschappen Psychologie binnen de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht
1
In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) zijn de opleidingsspecifieke rechten en plichten opgenomen van studenten enerzijds en de Universiteit Utrecht anderzijds. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden. Deze regeling is vastgesteld door de decaan van de Faculteit Sociale Wetenschappen op 13 mei 2015 met instemming van de faculteitsraad d.d. 21 april 2015.
2
Inhoudsopgave
Deel 1 – regels Paragraaf: 1 2 3 4 5 6 7 8
Onderwerp: Algemene bepalingen Toelating Inhoud en inrichting van de opleiding Onderwijs Toetsing Examen Studiebegeleiding Overgangs- en slotbepalingen
Bladzijde: 5 7 14 15 18 23 25 26
Deel 2 – doel van de opleiding
Algemene sociale wetenschappen Culturele antropologie Sociologie Onderwijskunde Pedagogische wetenschappen Psychologie
Bladzijde: 28 34 36 39 44 48
Bijlagen Bijlage: 1 2 3
Onderwerp: Pre-mastertraject Opbouw van de programma’s Overgangsregelingen
Bladzijde: 63 67 71
Deel 1 REGELS
4
PARAGRAAF 1 – ALGEMENE BEPALINGEN art. 1.1 – toepasselijkheid van de regeling Deze regeling geldt voor het studiejaar 2015-2016 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en het examen van de Nederlandstalige masteropleidingen die worden verzorgd door de Graduate School of Social and Behavioural Sciences van de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht (hierna te noemen: de opleiding dan wel de opleidingen) en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven 1. De Nederlandstalige masteropleidingen en hun programma’s zijn: Masteropleidingen:
Programma’s:
Algemene sociale wetenschappen
Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie (in afbouw); Arbeid, zorg en participatie; Jeugdstudies; Multiculturalisme in vergelijkend perspectief (in afbouw).
Culturele antropologie
Multiculturalisme in vergelijkend perspectief (in afbouw).
Sociologie
Actuele sociale vraagstukken; Vraagstukken van beleid en organisatie (in afbouw).
Onderwijskunde
Onderwijskundig ontwerp en advisering (in afbouw); Onderwijswetenschappen.
Pedagogische wetenschappen
Jeugdstudies (in afbouw); Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken; Orthopedagogiek.
Psychologie
Arbeids- en organisatiepsychologie (in afbouw); Jeugdstudies (in afbouw); Kinder- en jeugdpsychologie (in afbouw); Klinische kinder- en jeugdpsychologie; Klinische en gezondheidspsychologie; Neuropsychologie; Sociale psychologie (in afbouw); Sociale en organisatiepsychologie; Toegepaste cognitieve psychologie.
art. 1.2 – begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. contract onderwijsvoorzieningen: het door de opleiding en de gehandicapte student afgesloten contract waarin is vastgelegd op welke noodzakelijke en redelijke voorzieningen de student recht heeft; b. examen: het afsluitend masterexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd als aan alle verplichtingen van de gehele masteropleiding is voldaan; c. faculteit, de: de faculteit sociale wetenschappen; d. Final Grade Point Average: het gemiddelde cijfer van de resultaten die zijn behaald binnen het examenprogramma van de opleiding, gewogen naar studiepunten en uitgedrukt op een schaal van 1 tot en met 4 met twee decimalen;
1
De OER wordt jaarlijks vastgesteld en is van toepassing op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven. Bij een verandering van de regels gelden de nieuwe regels voor iedereen, tenzij er een overgangsregeling van toepassing is op een bepaalde groep studenten. Voor de overgangsregelingen zie bijlage 3.
5
e.
gedragscode taal: de op grond van art. 7.2 sub c van de wet door het college van bestuur vastgestelde gedragsregels ten aanzien van het verzorgen van het onderwijs en de examens in een andere taal dan het Nederlands; f. Graduate School of Social and Behavioural Sciences (GSSBS): de School waarbinnen de masteropleidingen van de faculteit sociale wetenschappen worden verzorgd; g. Internationaal Diploma Supplement (IDS): de bijlage bij het mastergetuigschrift waarin een toelichting is opgenomen m.b.t. de aard en de inhoud van de opleiding (mede in internationale context); h. mastercoördinator: de in art. 13 van het Faculteitsreglement bedoelde coördinator van het masterprogramma; i. onderdeel: een onderwijseenheid (cursus) van de opleiding, opgenomen in de Universitaire Onderwijscatalogus; j. opleiding: de masteropleiding genoemd in art. 1.1 van deze regeling. Eén opleiding kan meerdere masterprogramma’s bevatten; k. programma: een samenhangend geheel van onderwijseenheden binnen een opleiding, zoals beschreven in bijlage 2 van deze regeling; l. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; m. studiepunt (afgekort: stp): eenheid, soms beschreven als ‘EC’, die gelijk staat aan 28 uur studeren; n. toets: tentamen als bedoeld in art. 7.10 van de wet; o. Universitaire Onderwijscatalogus: het onder verantwoordelijkheid van het college van bestuur gehouden register van de binnen de universiteit verzorgde cursussen; p. wet, de: de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW). De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
6
PARAGRAAF 2 – TOELATING art. 2.1 – toelatingseisen opleiding Tot de programma’s in afbouw worden geen nieuwe studenten toegelaten. 2.1.1 – Toelaatbaarheid. 2.1.1.1 – ALGEMENE SOCIALE WETENSCHAPPEN: 1. Toelaatbaar tot de opleiding algemene sociale wetenschappen is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende competenties op universitaire bachelorniveau: kennis op het gebied van en inzicht in discipline overstijgende sociaal-wetenschappelijke theorieën, hetzij de mogelijkheden en moeilijkheden van het combineren van sociaalwetenschappelijke disciplinaire benaderingen; kennis op het gebied van en inzicht in verschillende wetenschapstheoretische benaderingen; kennis op het gebied van en inzicht in een sociaal vraagstuk op het terrein van arbeid, zorg en participatie of jeugd. 2. Voor de onderscheidene programma’s van de opleiding geldt, dat in het kader van het in het eerste lid bepaalde, aan de volgende toelatingsvoorwaarden moet zijn voldaan: programma Arbeid, zorg en participatie: Men is toelaatbaar tot het programma Arbeid, zorg en participatie indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties: kennis op het gebied van en inzicht in discipline overstijgende sociaal-wetenschappelijke theorieën; kennis op het gebied van en inzicht in een sociaal vraagstuk op het terrein van arbeid, zorg en participatie; kennis over methoden en technieken van kwalitatief en kwantitatief sociaal-wetenschappelijk onderzoek op bachelorniveau; kennis van en inzicht in sociale beleids- en interventietheorieën; in staat zijn om sociaal-wetenschappelijk onderzoek op bachelorniveau op te zetten, uit te voeren en hierover schriftelijk te rapporteren. programma Jeugdstudies: Men is toelaatbaar tot het programma Jeugdstudies indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties: In staat zijn om complexe theorieën , gebaseerd op verschillende sociaal-wetenschappelijke theorieën over belangrijke maatschappelijke vraagstukken over jeugd, te duiden en toe te passen; Kennis en vaardigheden over kwantitatieve methoden en technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek op bachelorniveau; In staat zijn om ‘onder supervisie’ kwantitatief sociaal-wetenschappelijk onderzoek op te zetten, uit te voeren, te analyseren en hierover schriftelijk te rapporteren; Helder en effectief kunnen communiceren, afgestemd op de gesprekspartner(s) en de specifieke setting/situatie en in staat zijn om hierover adequaat verslag te doen in zowel mondeling als schriftelijke vorm.
2.1.1.2 – SOCIOLOGIE: programma Actuele sociale vraagstukken: Toelaatbaar tot het programma Actuele sociale vraagstukken van de opleiding sociologie is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende competenties op universitair bachelorniveau: kennis van en inzicht in theorievorming op het gebied van één van de sociaalwetenschappelijke disciplines en dit kunnen toepassen op specifieke cases;
7
in staat zijn om maatschappelijke problemen en vraagstukken adequaat te analyseren vanuit een samenhang tussen macroniveau (sociale/structurele factoren) en microniveau (individuele oriëntaties, beslissingen en gedragingen); in staat zijn om sociaal-wetenschappelijk onderzoek op te zetten, uit te voeren, te analyseren en hierover schriftelijk te rapporteren; in staat zijn om kwantitatief georiënteerde onderzoeksstrategieën en de bijbehorende dataverzameling- en analysemethoden toe te passen; beschikken over ervaring met het gebruik van statistische software, zoals SPSS, op bachelorniveau.
2.1.1.3 – ONDERWIJSKUNDE: programma Onderwijswetenschappen: Toelaatbaar tot het programma Onderwijswetenschappen van de opleiding onderwijskunde is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende competenties op universitair bachelorniveau: Onderzoeksmatige competenties: opzetten, uitvoeren, kwalitatief en kwantitatief analyseren van en rapporteren over onderzoek; Onderwijskundige competenties op universitair bachelorniveau op het gebied van: o ontwikkeling van onderwijs o training en bedrijfsopleidingen o initiëren en begeleiden van onderwijsverandering o toetsing en evaluatie van leerresultaten en competenties o onderwijskundige theorievorming en toepassing daarvan in of ten o behoeve van onderwijs (praktijk of beleid) Academische competenties op het gebied van zoeken, selecteren en verwerken van literatuur kritische reflectie op kennisbestanden, en mondelinge en schriftelijke weergave van deze reflectie op academisch niveau; Sociaal-communicatieve competenties die nodig zijn om de opleiding met succes te kunnen voltooien.
2.1.1.4 – PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN: 1. Toelaatbaar tot de opleiding pedagogische wetenschappen is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende competenties op universitair bachelorniveau: onderzoeksmatige competenties: kennis over en vaardigheid in het opzetten, uitvoeren, statistisch analyseren en rapporteren over een pedagogisch vraagstuk; kennis van methoden en technieken van wetenschappelijk onderzoek in de sociale wetenschappen en deze kunnen toepassen; kennis van en inzicht in opvoedings- en ontwikkelingstheorieën en de handelings-en praktijkvelden van de pedagogiek; vaardigheden op het gebied van het zoeken, selecteren en verwerken van wetenschappelijke literatuur, kritisch kunnen reflecteren op kennisbestanden en dit mondeling en schriftelijk weergeven; sociaal-communicatieve competenties die nodig zijn om de opleiding met succes te kunnen voltooien. Dit betreft vooral de communicatieve attitude en vaardigheden die vereist zijn om goed te kunnen functioneren op een stageplaats in de masteropleiding. 2. Voor de onderscheidene programma’s van de opleiding geldt, dat in het kader van het in het eerste lid bepaalde, aan de volgende toelatingsvoorwaarden moet zijn voldaan: programma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken Men is toelaatbaar tot het programma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties: kennis van en inzicht in theorieën en perspectieven uit de sociale wetenschappen; kennis en inzichten op het gebied van opvoedings- en ontwikkelingstheorieën, belangrijke maatschappelijk-pedagogische vraagstukken in de samenleving en de handelingsvelden van de pedagogiek; kennis over methoden en strategieën van praktijkontwikkeling, praktijkinnovatie en beleidsprocessen, waaronder de organisatie van de pedagogische en onderwijskundige werkvelden;
8
communicatieve en overige sociale competenties die vereist zijn om goed te kunnen functioneren op een stageplaats in het werkveld; academische en analytische competenties: het kunnen opzetten en uitvoeren van en mondeling en schriftelijk rapporteren over een analyse van een maatschappelijk-pedagogisch vraagstuk (kernvragen, achtergronden, overwegingen en oplossingsrichtingen); competenties op het gebied van methoden en technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek zoals onderzoeksvaardigheden, specifieke methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek alsmede verslaglegging van onderzoeksresulaten.
programma Orthopedagogiek: Men is toelaatbaar tot het programma Orthopedagogiek indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties: kennis van, inzicht in en het kunnen toepassen van theorieën en perspectieven op het terrein van sociale wetenschappen in het algemeen en de pedagogische wetenschappen in het bijzonder; kennis van, inzicht in en het kunnen toepassen van theorieën en perspectieven op het terrein van (ortho)pedagogische diagnostiek en behandeling; het kunnen analyseren, synthetiseren en interpreteren van informatie in wetenschappelijke artikelen op het terrein van sociaal-wetenschappelijke vraagstukken in het algemeen en pedagogische vraagstukken in het bijzonder; het kunnen opzetten, uitvoeren, statistisch analyseren en interpreteren van de verzamelde gegevens van wetenschappelijk onderzoek op het terrein van pedagogische vraagstukken bij voorkeur, maar niet uitsluitend, gericht op problematische opvoedingssituaties; kennis van, inzicht in en het kunnen toepassen van methoden en technieken van sociaalwetenschappelijk onderzoek bij voorkeur, maar niet uitsluitend, toegepast op pedagogische vraagstukken; persoonlijke effectiviteit die vereist is om goed te kunnen functioneren op een stageplaats in orthopedagogische werkvelden op het terrein van flexibel handelen, integriteit, stressbestendigheid en zelfreflectie. 2.1.1.5 – PSYCHOLOGIE: 1. Toelaatbaar tot tenminste één programma binnen de opleiding psychologie is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende competenties op universitair bachelorniveau: basiskennis van de belangrijkste deelgebieden van de psychologie, zoals de functieleer, de ontwikkelingspsychologie, de klinische en gezondheidspsychologie en de sociale- en organisatiepsychologie; verdiepende kennis en inzicht op het gebied van een programma binnen de masteropleiding psychologie, die de student in staat stelt complexe psychologische theorieën te begrijpen en toe te passen op de typerende problematiek in het betreffende deelgebied van de psychologie; voldoende kennis van en inzicht in methodologie en statistiek om in de psychologie de literatuur op haar merites te kunnen beoordelen; voldoende oefening in het verrichten van wetenschappelijk onderzoek om onder supervisie kwantitatief onderzoek uit te kunnen voeren op het gebied van het betreffende programma van de masteropleiding psychologie, bij voorkeur blijkend uit een thesis over een onderzoek waarbij de gehele empirische cyclus is doorlopen; voldoende kennis, inzicht en vaardigheden om op het gebied van het betreffende programma van de masteropleiding een praktijk- of onderzoeksstage te kunnen volgen. 2. Voor de onderscheidene programma’s van de opleiding geldt, dat in het kader van het in het eerste lid bepaalde, aan de volgende toelatingsvoorwaarden moet zijn voldaan: programma Klinische kinder- en jeugdpsychologie: Men is toelaatbaar tot programma Klinische kinder- en jeugdpsychologie indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties: op systematische en kritisch constructieve manier kunnen duiden, analyseren en oplossen van problemen en vraagstukken op de belangrijkste deelgebieden van de psychologie, in het bijzonder de kinder- en jeugdpsychologie; adequaat kunnen hanteren van diagnostische besluitvormingsmodellen – procedures en instrumenten bij relatief eenvoudige (papieren) diagnostische casus;
9
onder supervisie (sociaal) wetenschappelijk onderzoek kunnen opzetten, uitvoeren, statistisch analyseren en rapporteren; kritisch kunnen reflecteren op eigen handelen, ontwikkelingen in de beroepspraktijk en discipline, en de conclusies daarvan te vertalen naar onderbouwde initiatieven voor verbetering; helder en effectief kunnen communiceren (zowel mondeling als schriftelijk) afgestemd op de (gespreks)partner(s) en de specifieke setting/situatie; kunnen samenwerken en sociaal vaardig kunnen handelen in (professionele) situaties waarin dat vereist is (als basis voor het ontwikkelen van het professioneel handelen); aantoonbare actuele wetenschappelijke kennis hebben op het gebied van kinder- en jeugdpsychologie m.b.t. normale en afwijkende ontwikkeling en factoren die deze ontwikkeling beïnvloeden en deze kennis kunnen toepassen in (gefingeerde) praktijksituatie.
programma Klinische en gezondheidspsychologie: Men is toelaatbaar tot programma Klinische en gezondheidspsychologie indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties: Gemeenschappelijk voor beide varianten Klinische psychologie en Gezondheidsbevordering: in staat zijn om kwesties rondom gezondheid en ziekte op integere en kritisch constructieve wijze te analyseren op basis van recente wetenschappelijke psychologische inzichten; in staat zijn om zelfstandig (onder supervisie) kwantitatief empirisch psychologisch wetenschappelijk onderzoek op verantwoorde wijze voor te bereiden, te verrichten, te rapporteren en kritisch constructief te evalueren; in staat zijn om resultaten van empirisch psychologisch onderzoek te implementeren in de dagelijkse praktijk; effectief en helder kunnen communiceren, afgestemd op de gesprekspartner(s) en de specifieke setting/situatie, en kunt hierover adequaat verslag doen in zowel mondelinge als schriftelijke vorm Alleen voor van de variant Klinische Psychologie: in staat zijn om op valide wijze diagnostisch onderzoek te verrichten op basis van recente inzichten uit de psychopathologie programma Neuropsychologie: Men is toelaatbaar tot programma Neuropsychologie indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties: op academisch niveau kunnen analyseren, duiden en oplossen van problemen en vraagstukken op het terrein van de psychologie, in het bijzonder neuropsychologie; adequaat kunnen hanteren van neuropsychologische diagnostische besluitvormingsmodellen, procedures en instrumenten bij een enkelvoudige diagnostische casus; onder supervisie kunnen opzetten, uitvoeren, analyseren van wetenschappelijk onderzoek waarbij gebruik gemaakt wordt van de juiste statische procedures en hierover rapporteren; professioneel kunnen handelen in relatie tot zichzelf, de omgang met cliënten en collega’s en met de taken en verantwoordelijkheden in het werk; effectief en helder kunnen communiceren, afgestemd op de gesprekspartner(s) en de specifieke setting/situatie en hierover adequaat verslag doen in zowel mondelinge als schriftelijke vorm
10
programma Sociale- en organisatiepsychologie: Men is toelaatbaar tot programma Sociale- en organisatiepsychologie indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties: basiskennis hebben van de belangrijkste deelgebieden van de psychologie; op academisch niveau kunnen analyseren, duiden en oplossen van problemen en vraagstukken op het terrein van de psychologie, in het bijzonder de sociale en organisatiepsychologie; kunnen beoordelen van wetenschappelijke en meer praktisch georiënteerde vakliteratuur aan de hand van voldoende kennis en inzicht in methodologie en statistiek (waaronder multivariate statistiek); onder supervisie kunnen opzetten, uitvoeren, analyseren van kwantitatief wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de sociale of organisatiepsychologie waarbij de gehele empirische cyclus wordt doorlopen en gebruik gemaakt wordt van de juiste statische procedures (multivariate statistiek) en hierover rapporteren; hebben van gespreks- en communicatiekennis en vaardigheden om een praktijk – of onderzoeksstage te kunnen volgen op het gebied van de sociale of organisatiepsychologie te kunnen volgen programma Toegepaste cognitieve psychologie: Men is toelaatbaar tot programma Toegepaste cognitieve psychologie indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties: academisch kunnen denken op bachelorniveau; op kwalitatieve of kwantitatieve manier aspecten van menselijk gedrag kunnen meten en of interpreteren. 2.1.2 – Selectie. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden: a) motivatie en talent (mede op basis van GPA en studievoortgang); b) niveau van de relevante kennis en van de beheersing van methoden en technieken uit het betreffende vakgebied; c) algemeen academisch denk- en werkniveau; d) beheersing van de in het programma gehanteerde taal of talen. Aan de hand hiervan wordt bezien of betrokkene in staat is om het masterprogramma met goed gevolg af te ronden binnen de nominale duur.
art. 2.2 – Taaleis bij buitenlands diploma De bezitter van een buitenlands diploma kan zich pas inschrijven: a. nadat voldaan is aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma 2 dan wel het certificaat Nederlands als Vreemde Taal, ‘Profiel Academische Taalvaardigheid’ (PAT) of ‘Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs’ (PTHO) en b. nadat is aangetoond dat voldaan is aan de eis van voldoende beheersing van de Engelse taal. Deficiënties in de vooropleiding in Engels worden voor aanvang van de opleiding vervuld door het afleggen van één van de volgende toetsen: IELTS (International English Language Testing System), academic module. De minimum vereiste IELTS score (overall band) moet zijn: 6,5 met tenminste 6,0 voor het onderdeel ‘writing’; TOEFL (Test Of English as a Foreign Language). De minimum vereiste score is 93 (internetbases test); Cambridge EFL (English as a Foreign Language) Examinations, met een van de volgende certificaten: Cambridge Certificate in Advanced English; minimum score: B; Cambridge Certificate of Proficiency in English, minimum score: C.
art. 2.3 – toelatingsprocedure 1. De toelating tot de opleiding en de onderscheiden programma’s is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding.
11
2. Met het oog op de toelating tot de opleiding en het programma onderzoekt de toelatingscommissie: de in art. 2.1.1 genoemde kennis, het inzicht en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis, inzicht en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit; de in artikel 2.1.2 genoemde kerncompetenties van de kandidaat; of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de gestelde voorwaarden. Op basis hiervan komt de toelatingscommissie tot een oordeel over de geschiktheid van de kandidaat om met voldoende inspanning binnen de daarvoor gestelde tijd de eindkwalificaties van het masterprogramma te kunnen halen. 3. Het toelatingsonderzoek vindt één keer per jaar plaats. 4. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 1 april ingediend bij de toelatingscommissie. De deadline van 1 april zal, indien er voldoende capaciteit binnen het masterprogramma is, verlengd worden naar 1 juni. Dit ter beoordeling aan de mastercoördinator. 5. De toelatingscommissie beslist binnen een termijn van 3 weken vanaf het moment dat het dossier compleet binnen is. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 2.1 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. 6. De kandidaat ontvangt een schriftelijk bewijsstuk van de toelatings- c.q. afwijzingsbeslissing tot de opleiding en een bepaald programma. Hierin wordt gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens.
art. 2.4 – speciale instroomtrajecten masterprogramma’s Voor de bezitter van een universitair bachelordiploma: Op schriftelijke aanvraag van de bezitter van een bachelordiploma van een Nederlandse universiteit die niet aan de toelatingseisen genoemd in art. 2.1 voldoet, beslist de toelatingscommissie van de masteropleiding of met een op het masterprogramma toegesneden traject aan de toelatingseisen voldaan kan worden. Voor de bezitter van een HBO-einddiploma: 1. De in de bijlage onder 1 vermelde HBO-einddiploma’s geven toegang tot het daar opgenomen pre-mastertraject van 30 studiepunten voor HBO-gediplomeerden, mits voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 studiepunten is afgerond. 2. Een verzoek te worden toegelaten tot het pre-mastertraject voor HBO-gediplomeerden wordt voor 31 december ingediend bij de toelatingscommissie. Geldigheidsduur onderdelen van het selectietraject en het pre-mastertraject: De geldigheid van een onderdeel van het selectietraject en het pre-mastertraject voor HBOgediplomeerden vervalt, indien selectietraject en pre-mastertraject samen niet binnen twee jaren zijn afgerond. Na het verstrijken van deze periode of bij kwalitatief of kwantitatief onvoldoende deelname kan de Board of Studies van de Graduate School de student uitsluiten van verdere deelname aan het selectietraject en het pre-mastertraject voor HBO-gediplomeerden. Afbouw pre-mastertraject van het collegejaar 2012-2013 en eerder: 1. Studenten die het pre-mastertraject ‘oude stijl’ niet hebben afgerond, stappen over naar het nieuwe programma, dat bestaat uit een selectietraject van 22,5 stp en een pre-mastertraject van 30 stp. 2. In afwijking van het in het vorige lid bepaalde krijgen studenten die in het collegejaar 20122013 of eerder begonnen zijn met het deeltijd pre-mastertraject Onderwijskunde van 60 stp tot en met het collegejaar 2015-2016 de gelegenheid om dat pre-mastertraject af te ronden. Studenten die op 1 september 2016 het pre-mastertraject deeltijd Onderwijskunde ‘oude stijl’ niet hebben afgerond, stappen over naar het nieuwe programma, dat bestaat uit een selectietraject van 22,5 stp en een pre-mastertraject van 30 stp.
12
art. 2.5 – afbouw programma’s 1. De volgende programma zijn in afbouw: Opleiding Algemene sociale wetenschappen: o Programma Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie; o Programma multiculturalisme in vergelijkend perspectief. Opleiding Culturele antropologie: o Programma multiculturalisme in vergelijkend perspectief. Opleiding Sociologie: o Programma Vraagstukken van beleid en organisatie. Opleiding Onderwijskunde: o Programma Onderwijskundig ontwerp en advisering. Opleiding Pedagogische wetenschappen: o Programma Jeugdstudies. Opleiding Psychologie: o Programma Arbeids- en organisatiepsychologie; o Programma Jeugdstudies; o Programma Kinder- en jeugdpsychologie; o Programma Sociale psychologie. Er worden geen nieuwe studenten tot deze programma’s toegelaten; 2. Met ingang van 1 september 2017 worden de in het eerste lid genoemde programma’s geschrapt uit Universitair Register Opleidingen (URO) van de Universiteit Utrecht; 3. Studenten die al begonnen zijn met de in het eerste lid genoemde programma’s krijgen tot en met 31 augustus 2017 de gelegenheid om het programma af te ronden.
13
PARAGRAAF 3 – INHOUD EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING art. 3.1 – doel van de opleiding De doelen van de opleidingen zijn beschreven in deel 2 van deze regeling.
art. 3.2 – vorm van de opleiding De opleidingen Algemene sociale wetenschappen, Culturele antropologie, Sociologie, Pedagogische wetenschappen en Psychologie worden voltijds verzorgd. De opleiding Onderwijskunde wordt zowel voltijds als in deeltijd verzorgd.
art. 3.3 – taal waarin de opleiding wordt verzorgd 1. De opleidingen worden in het Nederlands verzorgd. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen een of meer onderdelen van de opleidingen in het Engels worden verzorgd. Daarbij is de gedragscode Taal van de Universiteit Utrecht van toepassing.
art. 3.4 – studielast De opleidingen hebben een studielast van 60 studiepunten.
art. 3.5 – startmomenten van de programma’s Alle programma’s starten één keer per jaar: op 1 september.
art. 3.6 – samenstelling programma’s 1. De programma’s omvatten de in bijlage 2 vermelde onderdelen met de daarbij vermelde studielast; 2. Een masterprogramma bevat (minimaal) één keuzecursus van 5 stp. Voor keuze komen alle masteronderdelen verzorgd door een Nederlandse universiteit in aanmerking; 3. In de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding worden de inhoud en de onderwijsvorm van de onderdelen van de onderscheiden programma’s nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen.
art. 3.7 – feitelijke vormgeving onderwijs 1. Het aantal contacturen (aantal geprogrammeerde contacturen voor de verschillende cursussen en daarbovenop de geprogrammeerde of genormeerde begeleidingstijd) bedraagt, gemiddeld over de gehele universiteit, minimaal 12 uur per week. De scriptietijd valt daarbuiten. 2. In de Universitaire Onderwijscatalogus, of waar de Onderwijscatalogus niet in deze informatie voorziet in de studiehandleiding of op Blackboard, is van elke cursus aangegeven: a. de programmering van de onderwijsactiviteiten b. de roosters en programmering van de uren c. de geprogrammeerde contacttijd per cursus d. de overige gestructureerde contacturen voor de algemene begeleiding van studenten (stage- en scriptiebegeleiding, tutoraat, studiebegeleiding, etc.) waarbij een docent/medewerker dat uur beschikbaar is voor de student e. waar en wanneer de tentamens en aanvullende toetsen van de cursussen plaatsvinden. De student kan de roosters van het onderwijs waarvoor hij staat ingeschreven, tevens inzien op Osiris Student.
14
PARAGRAAF 4 – ONDERWIJS art. 4.1 – cursus Alle cursussen die deel uit kunnen maken van de opleiding zijn opgenomen in de Universitaire Onderwijscatalogus.
art. 4.2 – voorkennis cursussen In de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding wordt bij elke cursus aangegeven welke voorkennis gewenst is om daaraan met goed gevolg te kunnen deelnemen.
art. 4.3 – ingangseisen cursussen Aan de volgende onderdelen kan pas worden deelgenomen nadat voor de daarbij vermelde cursussen een voldoende is behaald. Op gemotiveerde verzoeken om ontheffing van de ingangseisen beslist de mastercoördinator. 4.3.1 – ALGEMENE SOCIALE WETENSCHAPPEN: Programma Arbeid, zorg en participatie: Cursus: Masterproject AZP A: praktijkstage + masterthesis of Masterproject AZP B: onderzoeksstage + masterthesis
Na behalen van: Interventies en beleid 1: praktijkoriëntatie of Social risks in Europe: protection, activation and diversity en Social innovations in policy and practice of Integration and cultural diversity
Programma Jeugdstudies: Cursus: Stage en masterthesis
Na behalen van: Capita selecta Jeugdstudies
4.3.2 – SOCIOLOGIE: Cursus: Stage en arbeidsmarkt-oriëntatie
Masterthesis
Na
behalen van: Beleidsonderzoek en advies Organisaties en onderzoek in de praktijk Eén van de drie tracks met bijbehorende twee verplichte trackcursussen. Track Criminaliteit en veiligheid: Criminology and Safety Neighborhoods and Crime Track Internet, sociale media en netwerken: Internet, sociale media en netwerken Sociale beïnvloeding Track Zorg, beleid en organisatie: Zorg, beleid en organisatie Organisatieontwikkeling Beleidsonderzoek en advies Organisaties en onderzoek in de praktijk Eén van de drie tracks met bijbehorende twee verplichte trackcursussen. Track Criminaliteit en veiligheid: Criminology and Safety Neighborhoods and Crime Track Internet, sociale media en netwerken: Internet, sociale media en netwerken Sociale beïnvloeding Track Zorg, beleid en organisatie: Zorg, beleid en organisatie Organisatieontwikkeling
15
4.3.3 – ONDERWIJSKUNDE: Cursus: Masterstage Masterthesis
Na behalen van: Learning in organizations of Instructional design and evaluation Learning in organizations of Instructional design and evaluation
Voor studenten onderwijskunde die het programma 2014-2015 of eerder volgen: Cursus: Verdiepingsthema’s Assessment: ontwikkelen, valideren en gebruiken, en Pedagogisch-didactische vormgeving van beroepsonderwijs, en Assessment van competenties van docenten, en Implementatie en evaluatie van leerarrangementen, en Management en HRD in het regulier onderwijs, en Leren door discussie en argumentatie, en Ontwerpbenaderingen en tools, en Ontwikkelen en implementeren van competentiegericht onderwijzen en opleiden, en HRD en lerende organisaties
Na behalen van: Kerncursus Learning in organizations of kerncursus Instructional design and evaluation
art. 4.4 – inschrijving voor cursussen Aan een cursus kan pas worden deelgenomen nadat de student zich tijdig daarvoor heeft inschreven 2.
art. 4.5 – aanwezigheids- en inspanningsverplichting 1. Voor elke student is actieve deelname aan de cursus waarvoor hij staat ingeschreven verplicht. 2. Naast de algemene eis dat de student actief participeert in het onderwijs, worden de aanvullende eisen per onderdeel in de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding omschreven. 3. Bij een kwalitatief of kwantitatief onvoldoende deelname kan de cursuscoördinator de student uitsluiten van verdere deelname aan de cursus of een gedeelte daarvan.
art. 4.6 – ordeverstoring tijdens deelname aan de cursus 1. De student die tijdens de cursus na gewaarschuwd te zijn de orde verstoort kan door de docent uit het betreffende college worden verwijderd, waarna de student door de cursuscoördinator uitgenodigd wordt voor een toelichtend gesprek. 2. Bij recidive kan de student door de cursuscoördinator worden verwijderd uit de cursus.
art. 4.7 – deelname aan cursussen Een onderdeel waarvoor een voldoende is behaald, mag niet opnieuw gevolgd worden.
2
Alleen van toepassing indien de student niet automatisch voor de cursus wordt ingeschreven.
16
art. 4.8 - plaatsvinden cursussen Alle in de Universitaire Onderwijscatalogus vermelde cursussen dienen doorgang te vinden. Bij een inschrijving van minder dan tien studenten kan de cursuscoördinator in overleg met de mastercoördinator en de studenten het onderwijs in een andere werk- en beoordelingsvorm aanbieden, dan wel een vervangende cursus aanbieden.
17
PARAGRAAF 5 – TOETSING art. 5.1 – algemeen 1. Tijdens de cursus wordt de student op academische vorming getoetst en wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt. De toetsing van de student is afgerond bij het einde van de cursus/het onderdeel. 2. In de Universitaire Onderwijscatalogus staat beschreven aan welke prestaties de student moet voldoen om de cursus met succes af te ronden en wat de criteria zijn waarop de student beoordeeld wordt. Deze criteria kunnen nader geëxpliciteerd worden in de cursushandleiding. 3. In het ‘Reglement examencommissie’ staat de gang van zaken bij toetsing beschreven. 4. Toetsing vindt niet plaats in de maand augustus.
art. 5.2 – examencommissie 1. De decaan stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen een examencommissie in en draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie voldoende wordt gewaarborgd. 2. De decaan benoemt de voorzitter en de leden van de examencommissie voor een termijn van drie jaar op basis van hun deskundigheid op het terrein van de betreffende opleiding(en) of het terrein van toetsing, waarbij: ten minste één lid afkomstig is van buiten de desbetreffende (groep van) opleiding(en), en ten minste één lid als docent verbonden is aan de desbetreffende (groep van) opleiding(en). Herbenoeming is mogelijk. Alvorens tot benoeming over te gaan, hoort de decaan de leden van de desbetreffende examencommissie. 3. Als lid of voorzitter van de examencommissie kan niet benoemd worden diegene die een managementfunctie met financiële verantwoordelijkheid bekleedt of (deel)verantwoordelijkheid voor een onderwijsprogramma heeft. Hieronder worden in ieder geval verstaan: de decaan, vice-decaan, directeur/hoofd/manager van een departement, lid van een departementaal management/bestuursteam, directeur/hoofd/manager van een afdeling, lid van een afdelingsmanagement/bestuursteam, lid/voorzitter van de board of studies van de Graduate School of Undergraduate School en de onderwijsdirecteur. 4. Het lidmaatschap van de examencommissie eindigt bij het verstrijken van de benoemingstermijn. Voorts wordt aan de voorzitter en de leden door de decaan op eigen verzoek ontslag verleend. De voorzitter en de leden worden door de decaan ontslagen, indien zij niet meer voldoen aan de vereisten genoemd in lid 2 of lid 3 van dit artikel. Voorts kan de decaan de voorzitter en de leden ontslaan indien is gebleken dat zij de wettelijke taken onvoldoende uitvoeren. 5. De decaan maakt de samenstelling van de examencommissie(s) aan de studenten en docenten bekend.
art. 5.3 – toetsing stage of onderzoekopdracht 1. De toetsing van een stage wordt verricht door de desbetreffende begeleider en één of meer andere interne en/of externe deskundigen. 2. De masterthesis/het masteronderzoek wordt door twee docenten beoordeeld.
18
art. 5.4 – cijfers en alfanumerieke resultaten 1. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. De eindbeoordeling van een cursus is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager. onvoldoenden t/m 4,99 worden niet afgerond 5,00 t/m 5,49 = 5 voldoenden worden in hele of halve cijfers uitgedrukt. De afronding geschiedt als volgt. Onvoldoende: 0,00 - 4,99 wordt niet afgerond 5,00 – 5,49 = 5 Voldoende: 5,50 6,25 6,75 7,25 7,75 8,25 8,75 9,25 9,75
– 6,24 = 6 - 6,74 = 6½ - 7,24 = 7 - 7,74 = 7½ - 8,24 = 8 - 8,74 = 8½ - 9,24 = 9 - 9,74 = 9½ - 10 = 10
Als een volgende decimaal op 5 of hoger uitkomt, dan wordt naar boven afgerond; als een volgende decimaal op 4 of lager uitkomt, dan wordt naar beneden afgerond. 2. Alfanumerieke resultaten kunnen in de volgende gevallen worden toegekend: ONV (onvoldoende) of NVD (niet voldaan): de student heeft niet aan alle toetsonderdelen deelgenomen of voldaan; V (voldaan/voldoende): de student heeft voldaan aan een onderdeel, maar ontvangt hiervoor geen cijfer; VR (vrijstelling): de student heeft voor een onderdeel een vrijstelling ontvangen; FR (fraude): de examencommissie heeft bij een onderdeel fraude geconstateerd.
art. 5.5 – reparatie: aanvullende of vervangende toets Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen tijdens de cursus heeft voldaan, wordt hij uitsluitend bij een onvoldoende eindbeoordeling van ten minste een niet afgeronde 4,0 eenmaal in de gelegenheid gesteld een aanvullende of een vervangende toets af te leggen.
art. 5.6 – toetsvorm 1. Toetsing binnen een cursus vindt plaats op de wijze als vermeld in de Universitaire Onderwijscatalogus. Dit kan nader worden geëxpliciteerd in de cursushandleiding. 2. Op verzoek kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze dan krachtens het eerste lid is bepaald, wordt afgelegd.
19
art. 5.7 – mondelinge toetsen 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getoetst, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een toets is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.
art. 5.8 – toetsvoorziening bijzondere gevallen 1.
2.
Indien het niet verlenen van een individuele toetsvoorziening zou leiden tot een ‘bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard’ kan de mastercoördinator besluiten een toetsvoorziening toe te kennen. Verzoeken om een bijzondere toetsvoorziening moeten zo snel mogelijk met bewijsstukken worden ingediend bij de mastercoördinator.
art. 5.9 – termijn beoordeling 1. Het resultaat van de mondelinge toets wordt binnen 24 uur bepaald en bekend gemaakt aan de student. 2. De examinator zorgt dat de uitslag van een schriftelijk of op andere wijze afgenomen toets binnen 10 werkdagen na de dag waarop deze is afgenomen via OSIRIS-student ter beschikking van de student is gesteld. 3. Daarbij wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art. 5.11 en op de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens.
art. 5.10 – geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen en vrijstellingen is acht jaar. In afwijking hiervan kan de examencommissie in geval van bijzondere omstandigheden, op verzoek van de student, voor een onderdeel een verlengde geldigheidsduur bepalen. 2. Deeltoetsen en opdrachten die behaald zijn binnen een onderdeel dat niet met goed gevolg is afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald. 3. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde vervalt de geldigheid van een onderdeel van het selectietraject en het pre-mastertraject voor HBO-gediplomeerden, indien selectietraject en pre-mastertraject samen niet binnen twee jaren zijn afgerond. Voor studenten van het selectietraject en het pre-mastertraject deeltijd Onderwijskunde geldt een termijn van vier jaren. Na het verstrijken van deze periode of bij kwalitatief of kwantitatief onvoldoende deelname kan de Board of Studies van de Graduate School de student uitsluiten van verdere deelname aan het selectietraject en het pre-mastertraject voor HBO-gediplomeerden.
art. 5.11 – inzagerecht
3
1. Gedurende tenminste dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke toets krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van de desbetreffende toets, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.
3
Het recht op nabespreking is geregeld in art. 11 van het Reglement Examencommissie.
20
art. 5.12 – bewaartermijn toetsen 1. De opgaven, uitwerkingen en het beoordeelde werk van de schriftelijke toetsen worden in papieren of digitale vorm gedurende twee jaar na de beoordeling bewaard. 2. Het afstudeerwerk en de beoordeling daarvan worden in papieren of digitale vorm gedurende zeven jaar na de beoordeling bewaard.
art. 5.13 – vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een onderdeel van het programma, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding voorafgaand aan de start van de masteropleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel.
art. 5.14 – fraude en plagiaat 1.
Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. Onder fraude valt onder meer: tijdens het tentamen spieken. Degene die gelegenheid biedt tot spieken is medeplichtig aan fraude; tijdens het tentamen in het bezit te zijn (d.w.z. bij zich te hebben/te dragen) van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, smartwatch, smartglasses, boeken, syllabi, aantekeningen etc.), waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; door anderen laten maken van (delen van) een studieopdracht en het voordoen als eigen werk; zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit te stellen van de vragen, opgaven of antwoorden van het desbetreffende tentamen; fingeren van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens; Van plagiaat is sprake bij het in een scriptie of ander werkstuk gegevens of tekstgedeelten (van anderen) overnemen zonder bronvermelding. Onder plagiaat valt onder meer: het knippen en plakken van tekst van digitale bronnen zoals encyclopedieën en digitale tijdschriften zonder aanhalingstekens en verwijzing; het knippen en plakken van teksten van het internet zonder aanhalingstekens en verwijzing; het overnemen van gedrukt materiaal zoals boeken, tijdschriften en encyclopedieën zonder aanhalingstekens en verwijzing; het opnemen van een vertaling van bovengenoemde bronnen zonder aanhalingstekens en verwijzing; het parafraseren van bovengenoemde teksten zonder (deugdelijke) verwijzing: parafrasen moeten als zodanig gemarkeerd zijn (door de tekst uitdrukkelijk te verbinden met de oorspronkelijke auteur in tekst of noot), zodat niet de indruk wordt gewekt dat het gaat om eigen gedachtegoed van de student; het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk; het zonder bronvermelding opnieuw inleveren van eerder door de student gemaakt eigen werk en dit laten doorgaan voor in het kader van de cursus vervaardigd oorspronkelijk werk, tenzij dit in de cursus of door de docent uitdrukkelijk is toegestaan; het overnemen van werk van andere studenten en dit laten doorgaan voor eigen werk. Indien dit gebeurt met toestemming van de andere student is de laatste medeplichtig aan plagiaat; ook wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde; het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling (zoals een internetsite met uittreksels of papers) of die tegen betaling door iemand anders zijn geschreven.
21
2.
3.
4.
5.
a. Wanneer fraude of plagiaat wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator dit schriftelijk mee aan de student en aan de examencommissie. b. De examencommissie stelt de student in de gelegenheid: schriftelijk daarop te reageren; te worden gehoord. De examencommissie stelt vast of er sprake is van (medeplichtigheid aan) fraude of plagiaat en deelt de student schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in het vierde lid mede, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. Fraude en plagiaat of medeplichtigheid daaraan wordt door de examencommissie als volgt bestraft: a. In ieder geval: ongeldig verklaren van het ingeleverde werkstuk of tentamen; berisping, die aangetekend wordt in OSIRIS; het niet meer in aanmerking komen voor een positief judicium (cum laude) als bedoeld in art. 6.2. b. En eventueel voorts, afhankelijk van aard en omvang van de fraude of plagiaat, en van de studiefase van de student, één of meer van de volgende sancties: verwijderen uit de cursus; uitsluiting van deelname aan tentamens of andere vormen van toetsing die behoren bij het betreffende onderwijsonderdeel voor het lopende academisch jaar, dan wel voor een periode van 12 maanden; volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden. c. Indien de student reeds eerder een berisping heeft gekregen: volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden en het advies de opleiding te verlaten. d. Bij zeer ernstige en/of herhaalde fraude kan de examencommissie het college van bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief te beëindigen. Als de examencommissie vaststelt dat er sprake is van grootschalige of georganiseerde fraude, welke van een omvang is dat het de tentamenresultaten in hun geheel zal beïnvloeden, beslist de examencommissie onverwijld dat het desbetreffende tentamen ongeldig is en dat alle deelnemers op korte termijn het hele tentamen moeten overdoen. Daarbij stelt de examencommissie de datum vast waarop het tentamen moet worden overgedaan. Deze datum ligt uiterlijk twee weken na vaststellen van de fraude, zodat de deelnemers nog baat hebben bij hun voorbereiding voor het tentamen.
22
PARAGRAAF 6 – EXAMEN art. 6.1 – examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast en reikt het getuigschrift als bedoeld in art. 6.4 uit, zodra de student aan de eisen van het examenprogramma heeft voldaan. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende toetsen haar daartoe aanleiding geven. 3. Beoordeling van het examendossier maakt deel uit van het afsluitend examen. Als datum voor het examen geldt de laatste werkdag van de maand waarin de examencommissie heeft vastgesteld, dat de student aan de eisen van het examenprogramma heeft voldaan. 4. Voor het behalen van het examen geldt als voorwaarde dat voor alle onderdelen een voldoende is behaald. 5. Voor het behalen van het examen en de afgifte van het getuigschrift geldt tevens als voorwaarde dat de student ingeschreven was voor de opleiding in de periode dat de toetsen zijn afgelegd. Ingeval de student niet aan deze voorwaarde voldoet, kan het college van bestuur een verklaring van geen bezwaar afgeven met betrekking tot het behalen van het examen en de afgifte van het getuigschrift nadat de student de verschuldigde collegegelden en administratiekosten voor de 'ontbrekende' perioden heeft betaald. 6. Degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd en aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan de examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. Dit verzoek moet worden ingediend binnen twee weken nadat de student op de hoogte is gebracht van de uitslag van het examen. Bij dit verzoek geeft de student aan wanneer hij het getuigschrift wil ontvangen. De examencommissie willigt het verzoek in het studiejaar 20152016 in ieder geval in wanneer de student: een bestuursfunctie gaat vervullen waarvoor een bestuursbeurs van de Universiteit Utrecht beschikbaar is; een stage of onderdeel in het buitenland gaat volgen. De examencommissie kan het verzoek tevens inwilligen indien het niet inwilligen van het verzoek zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard vanwege de omstandigheid dat betrokkene in de studieplanning geen rekening heeft kunnen houden met het automatisch afstuderen.
art. 6.2 – judicium cum laude Aan de uitslag van het masterexamen kan het predicaat “cum laude” worden verbonden indien de student heeft voldaan aan de volgende eisen: een gewogen gemiddelde van ten minste een niet afgeronde 8,0 waarbij de weging geschiedt op basis van studiepunten; het gewogen gemiddelde wordt berekend over de eindcijfers van de onderdelen; geen enkel onderdeel mag beoordeeld zijn met minder dan 7,0 in de OSIRIS-registratie; de masterthesis 4 dient in één keer met ten minste 8,0 beoordeeld te zijn; de stage, indien van toepassing, dient in één keer met ten minste 8,0 beoordeeld te zijn; het masterexamen is binnen één jaar behaald. Studenten van de deeltijdopleiding onderwijskunde moeten het examen binnen twee jaar behaald hebben. Vrijstellingen tellen niet mee. Indien de student onderdelen heeft voltooid bij andere opleidingen, waaronder buitenlandse, dan tellen deze mee bij de bepaling van een cum laude, mits deze onderdelen van tevoren zijn goedgekeurd door de examencommissie. De student van wie door de examencommissie is vastgesteld dat hij fraude heeft gepleegd, komt niet in aanmerking voor het judicium cum laude. In die gevallen waarin de regeling niet voorziet beslist de examencommissie.
4
Als de masterthesis uit meerdere onderwijsonderdelen bestaat, dan moet het gewogen gemiddelde van al deze onderwijsonderdelen minimaal een niet afgeronde 8,0 zijn. De weging geschiedt op basis van studiepunten.
23
art. 6.3 – graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
art. 6.4 – getuigschrift 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt, ook al rondt een student meerdere programma’s af. 2. De examencommissie voegt aan dit getuigschrift het Internationaal Diploma Supplement (IDS) toe, waarmee (internationaal) inzicht wordt verschaft in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding.
art. 6.5 – final Grade Point Average (final GPA) 1. Voor studenten die per september 2007 of later hun masteropleiding zijn aangevangen is op het Internationaal Diploma Supplement het final Grade Point Average vermeld om de academische prestaties van een student weer te geven. 2. Het final GPA is het gemiddelde cijfer van de cursusresultaten die zijn behaald binnen het examenprogramma van de opleiding, gewogen naar studiepunten en uitgedrukt op een schaal van 1 tot en met 4 met twee decimalen. 3. De berekening van het final GPA gaat als volgt: alle geldende cursusresultaten behaald in het examenprogramma van de masteropleiding worden omgerekend naar quality points; quality points zijn het geldend cursusresultaat x aantal studiepunten van het betreffende onderdeel; het totaal aantal behaalde quality points gedeeld door het totaal aantal behaalde studiepunten geeft het gemiddeld cursusresultaat; het gemiddeld cursusresultaat wordt omgezet in het final GPA.
24
PARAGRAAF 7 – STUDIEBEGELEIDING art. 7.1 – studievoortgangsadministratie
De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten en stelt deze via Osiris-student ter beschikking. Bij het Studiepunt van de faculteit kan een gewaarmerkt studievoortgangsdossier worden verkregen.
art. 7.2 – studiebegeleiding 1. De faculteit draagt zorg voor de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven. 2. De studiebegeleiding omvat: toewijzing van een studiebegeleider die zorg draagt voor; o het bevorderen van het communitygevoel van studenten; o begeleiding bij keuzes in het programma; o begeleiding bij de oriëntatie op de arbeidsmarkt. het bieden van verwijzing en hulp bij door studenten ervaren moeilijkheden tijdens de studie.
art. 7.3 – handicap Aan de student met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden het onderwijs te volgen en de toetsen af te leggen op de wijze zoals vastgelegd in zijn Contract onderwijsvoorzieningen. Verzoeken om een studiecontract af te sluiten worden ingediend bij de studieadviseur.
25
PARAGRAAF 8 – OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN art. 8.1 – vangnetregeling In die gevallen waarin deze Onderwijs- en examenregeling niet voorziet, niet duidelijk voorziet of tot kennelijke onredelijke uitkomsten leidt, wordt door of namens de decaan beslist, na de examencommissie te hebben gehoord. Indien de beslissing op basis van de wet behoort tot de bevoegdheden van de examencommissie, stuurt de decaan het verzoek naar de examencommissie ter afhandeling.
art. 8.2 – overgangsregelingen De overgangsregelingen zijn opgenomen in bijlage 3.
art. 8.3 – wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student.
art. 8.4 – bekendmaking De decaan draagt zorg voor bekendmaking van deze regeling, alsmede van elke wijziging via internet.
art. 8.5 – inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015.
26
Deel 2 DOEL VAN DE OPLEIDING
27
ALGEMENE SOCIALE WETENSCHAPPEN: programma Arbeid, zorg en participatie Met het programma wordt beoogd: Het programma heeft als doel het opleiden van deskundigen die: kennis hebben van de mogelijkheden van interventies in en beleid ten aanzien van arbeid, zorg en participatie van kwetsbare burgers (ouderen, alleenstaande moeders, arbeidsgehandicapten, werklozen, immigranten en etnische minderheden, etc.) praktijk- en beleidsgericht onderzoek naar vraagstukken van arbeid,zorg en participatie kunnen verrichten en beoordelen. Zij beschikken daartoe over de wetenschappelijke en professionele vaardigheden om beleids- en interventieprocessen te onderzoeken, te implementeren, te sturen, te evalueren en daarover met deskundigen en een groot publiek te communiceren. Het programma beoogt dat studenten: beschikken over inhoudelijke en domeinspecifieke kennis op de domeinen arbeid, zorg en participatie, alsmede inzichten en vaardigheid ten behoeve van beleidsen interventieonderzoek en de implementatie van interventie en beleid; zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze hedendaagse sociale vraagstukken en sociale beleids- en interventiepraktijken leren analyseren en evalueren en daarover leren rapporteren. Dit vanuit aan verschillende disciplines ontleende theorieën en elkaar aanvullende onderzoeksstrategieën; voorbereid zijn op de beroepsuitoefening als deskundige die praktijk- en beleidsgericht onderzoek naar sociale vraagstukken kan verrichten en beoordelen en die over de wetenschappelijke en professionele vaardigheden beschikt om beleids- en interventieprocessen te onderzoeken, implementeren, te sturen en te evalueren. Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: de actuele ontwikkelingen die zich voordoen in de institutionele context van de verzorgingsstaat, met name op het terrein van arbeid, zorg en participatie; de theorievorming waarop beleid en sociale interventies worden gebaseerd; de theorievorming over de organisatorische context van sociaal beleid en sociale interventies; de interdisciplinaire theorieën en modellen die toegepast worden bij het bestuderen van verschillende sociale vraagstukken; de onderzoeksmethoden en strategieën welke toegepast worden in de bestudering van sociale vraagstukken en in evaluatieonderzoek op het terrein van sociale interventies en sociaal beleid. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: complexe sociale vraagstukken vanuit interdisciplinaire theoretische perspectieven te analyseren en deze te relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van beleid en interventie in de domeinen arbeid, zorg en participatie, zelfstandig onderzoek te doen en conclusies, zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. En daarbij ook aan te geven welke kennis, motieven en overwegingen hieraan ten grondslag liggen; zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze begrippen en theorieën over de relatie tussen individu en samenleving, over sociale vraagstukken en over sociaal beleid en sociale interventiepraktijken te analyseren, te integreren en te evalueren; in de analyse, evaluatie en implementatie van beleidsmatige en interventie- praktijken de relatie tussen beleid, management en uitvoeringsniveau te betrekken. Oordeelsvorming De afgestudeerde kan: kritisch reflecteren op bestaande beleids- en interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische, methodologische, beleidsmatige en interventiestrategische overwegingen; in complexe en/of relatief onbekende situaties van het werkveld komen tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel. Communicatie De afgestudeerde is in staat om: op adequate wijze te functioneren als sociale wetenschapper;
28
zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig te communiceren met een publiek van specialisten en niet-specialisten De afgestudeerde van het masterprogramma toont: een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten; een respectvolle en verantwoordelijke houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten, opdrachtgevers, enz.; een zakelijke en klantgerichte houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten, opdrachtgevers, enz. Leervaardigheden De afgestudeerde is in staat om: zich werkveldspecifieke vaardigheden eigen te maken die betrekking kunnen hebben op het onderzoeken, implementeren en evalueren van beleids- en interventiepraktijken, en deze op een wetenschappelijk verantwoorde wijze toe te passen; resultaten van een wetenschappelijke analyse op verantwoorde wijze te beschrijven of in andere vorm te presenteren; interdisciplinaire theorieën en concepten te operationaliseren ten behoeve van een uitvoerbaar onderzoeksvoorstel; in teamverband wetenschappelijk onderzoek te verrichten; het wetenschappelijk werk van collega’s te beoordelen en op wetenschappelijk verantwoorde wijze van constructief commentaar te voorzien; in een complexe organisatorische context beleids- en interventievoorstellen te ontwikkelen en te implementeren en daarbij rekening te houden met de specifieke karakteristieken van de betrokken actoren. programma Jeugdstudies Met het programma wordt beoogd: Het programma beoogt studenten kennis, analytische vermogens en vaardigheden bij te brengen ten aanzien van vraagstukken van Jeugd in de hedendaagse samenleving. Het programma leidt studenten op tot academische professionals die: onderzoek kunnen uitvoeren; beleid kunnen analyseren en ontwikkelen op basis van de stand van zaken van wetenschappelijke kennis; steun kunnen bieden bij de ontwikkeling en uitvoering van concrete interventies (wat is bekend over wat werkt en waarom, hoe kunnen op basis van deze kennis nieuwe interventies en/of nieuw beleid ontwikkeld worden); kunnen onderzoeken wat de effectiviteit van bepaalde interventies is met behulp van gedegen wetenschappelijk effectonderzoek (RCT’s); kunnen helpen bij de implementatie van effectief gebleken interventies. Studenten die het masterprogramma Jeugdstudies hebben afgerond zijn in staat om: zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze maatschappelijke vraagstukken van jeugdigen te analyseren, evalueren en daarover mondeling en schriftelijk te communiceren; daarbij verschillende concepten en theorieën, waarmee de genoemde verschijnselen worden beschreven en verklaard (in het bijzonder de combinatie van gedragswetenschappelijke en maatschappijwetenschappelijke perspectieven), te hanteren, kritisch te beoordelen en toe te passen op concrete vraagstukken van Jeugdigen in de hedendaagse samenleving; zelfstandig bij te dragen aan beleidsontwikkeling- en interventies gericht op het voorkomen of bijsturen van problemen van jeugdigen. Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: de actuele ontwikkelingen die zich voordoen in moderne samenlevingen in de leefwereld van jeugdigen; de (inter)disciplinaire theorieën en modellen die toegepast kunnen worden bij het bestuderen van vraagstukken van jeugdigen; de onderzoeksmethoden en strategieën welke toegepast worden in een verantwoorde bestudering van deze vraagstukken; de basisprincipes van verschillende disciplinaire perspectieven (i.h.b. gedragswetenschappen en maatschappijwetenschappen), en geleerd om deze in de analyse van bepaalde problemen te combineren.
29
Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: complexe sociale vraagstukken rondom jeugdigen vanuit verschillende theoretische perspectieven te analyseren en deze te relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van jeugdigen in verschillende maatschappelijke en institutionele contexten; de basisprincipes van de verschillende disciplinaire perspectieven te combineren in een interdisciplinaire benadering en toe te passen in de analyse van bepaalde jeugdvraagstukken; zelfstandig onderzoek te doen en conclusies, zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. En daarbij ook aan te geven welke kennis, motieven en overwegingen hieraan ten grondslag liggen. Oordeelsvorming De afgestudeerde: kan kritisch reflecteren op bestaande maatschappelijke verhoudingen en beleids- en interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische en methodologische overwegingen; kan kritisch reflecteren op het eigen handelen als professional ten opzichte van cliënten, participanten in onderzoek, interventies en beleid; kan in complexe en/of relatief onbekende maatschappelijke situaties komen tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel; heeft oog voor de ethische aspecten van de toepassing van wetenschappelijke kennis in het betreffende beroepsveld. Communicatie De afgestudeerde is in staat om: op adequate wijze te functioneren als sociale wetenschapper, i.h.b. in staat om cliënten en/of participanten in onderzoek en collega’s te benaderen, een werkrelatie aan te gaan, en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden; zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig te communiceren met een publiek van specialisten en niet-specialisten, en daarbij de resultaten van wetenschappelijk empirisch onderzoek te rapporteren. De afgestudeerde van het masterprogramma toont: een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten; een respectvolle en verantwoordelijke houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten, enz. Leervaardigheden De afgestudeerde is in staat om: resultaten van een wetenschappelijke analyse op verantwoorde wijze te beschrijven of in andere vorm te presenteren; sociaal-wetenschappelijke theorieën en concepten te operationaliseren ten behoeve van een uitvoerbaar onderzoeksvoorstel; te kunnen leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten; in teamverband wetenschappelijk onderzoek te verrichten; het wetenschappelijk werk van collega’s te beoordelen en op wetenschappelijk verantwoorde wijze van constructief commentaar te voorzien. Programma Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie (in afbouw) Met het programma wordt beoogd: Het programma heeft als doel het opleiden van deskundigen die: kennis hebben van de mogelijkheden van interventies in en beleid ten aanzien van arbeid, zorg en welzijn vanuit een interdisciplinair sociaal-wetenschappelijk perspectief; praktijk- en beleidsgericht onderzoek naar vraagstukken van arbeid,zorg en welzijn kunnen verrichten en beoordelen. Zij beschikken daartoe over de wetenschappelijke en professionele vaardigheden om beleids- en interventieprocessen te onderzoeken, te implementeren, te sturen, te evalueren en daarover met deskundigen en een groot publiek te communiceren. Het programma beoogt dat studenten: beschikken over inhoudelijke en domeinspecifieke kennis op de domeinen arbeid, welzijn, zorg, gezin en hulpverlening alsmede inzichten en vaardigheid ten behoeve van beleids- en interventieonderzoek en de implementatie van interventie en beleid;
30
zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze hedendaagse sociale vraagstukken en sociale beleids- en interventiepraktijken leren analyseren en evalueren en daarover leren rapporteren. Dit vanuit aan verschillende disciplines ontleende theorieën en elkaar aanvullende onderzoeksstrategieën; voorbereid zijn op de beroepsuitoefening als deskundige die praktijk- en beleidsgericht onderzoek naar sociale vraagstukken kan verrichten en beoordelen en die over de wetenschappelijke en professionele vaardigheden beschikt om beleids- en interventieprocessen te onderzoeken, implementeren, te sturen en te evalueren.
Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: de actuele ontwikkelingen die zich voordoen in de institutionele context van de verzorgingsstaat, met name op het terrein van arbeid, zorg en welzijn; de theorievorming waarop sociale interventies worden gebaseerd; de theorievorming over de organisatorische context van beleid en interventies; de interdisciplinaire theorieën en modellen die toegepast worden bij het bestuderen van verschillende sociale vraagstukken. Dit sluit aan bij de opgedane kennis in de bachelorfase en overtreft en verdiept het eindniveau van de bachelor; de onderzoeksmethoden en strategieën welke toegepast worden in de bestudering van sociale vraagstukken en in evaluatieonderzoek op het terrein van interventies en beleid. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: complexe sociale vraagstukken vanuit interdisciplinaire theoretische perspectieven te analyseren en deze te relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van beleid en interventie in de domeinen arbeid, zorg, welzijn en gezinsleven; zelfstandig onderzoek te doen en conclusies, zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. En daarbij ook aan te geven welke kennis, motieven en overwegingen hieraan ten grondslag liggen; zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze begrippen en theorieën over de relatie tussen individu en samenleving, over sociale vraagstukken en over beleid en interventiepraktijken te analyseren, te integreren en te evalueren; in de analyse, evaluatie en implementatie van beleidsmatige en interventie- praktijken de relatie tussen beleid, management en uitvoeringsniveau te betrekken. Oordeelsvorming De afgestudeerde kan: kritisch reflecteren op bestaande beleids- en interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische, methodologische, beleidsmatige en interventiestrategische overwegingen; in complexe en/of relatief onbekende situaties van het werkveld komen tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel. Communicatie De afgestudeerde is in staat om: op adequate wijze te functioneren als sociale wetenschapper; zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig te communiceren met een publiek van specialisten en niet-specialisten De afgestudeerde het masterprogramma toont: een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten; een respectvolle en verantwoordelijke houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten, enz.; een zakelijke en klantgerichte houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten, opdrachtgevers, enz. Leervaardigheden De afgestudeerde is in staat om: zich werkveldspecifieke vaardigheden eigen te maken die betrekking kunnen hebben op het onderzoeken, implementeren en evalueren van beleids- en interventiepraktijken, en deze op een wetenschappelijk verantwoorde wijze toe te passen; resultaten van een wetenschappelijke analyse op verantwoorde wijze te beschrijven of in andere vorm te presenteren;
31
interdisciplinaire theorieën en concepten te operationaliseren ten behoeve van een uitvoerbaar onderzoeksvoorstel; in teamverband wetenschappelijk onderzoek te verrichten; het wetenschappelijk werk van collega’s te beoordelen en op wetenschappelijk verantwoorde wijze van constructief commentaar te voorzien; in een complexe organisatorische context beleids- en interventievoorstellen te ontwikkelen en te implementeren en daarbij rekening te houden met de specifieke karakteristieken van de betrokken actoren.
Programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief (in afbouw) Met het programma wordt beoogd: Het programma is erop gericht studenten kennis, analytische vermogens en vaardigheden bij te brengen op het terrein van de studie van multiculturalisme om als academische professional een werkkring te vinden in de sfeer van beleid, onderzoek, advisering e.d. Studenten die het programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief hebben afgerond zijn in staat om: zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze maatschappelijke verschijnselen en processen van migratie, etnisch-cultureel conflict en in- en uitsluiting, politiek en burgerschap in multiculturele samenlevingen vanuit een vergelijkend en/of interdisciplinair perspectief te analyseren, evalueren en daarover mondeling en schriftelijk te communiceren; daarbij verschillende concepten en theorieën, waarmee de genoemde verschijnselen worden beschreven en verklaard, te hanteren, kritisch te beoordelen en toe te passen op concrete uitingsvormen van etnisch-culturele diversiteit en multiculturalisme; zelfstandig bij te dragen aan beleidsontwikkeling- en interventies op het terrein van multiculturaliteit/multiculturalisme. Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: de actuele ontwikkelingen die zich voordoen in moderne samenlevingen op het terrein van multiculturalisme en het organiseren van culturele diversiteit; de interdisciplinaire theorieën en modellen die toegepast worden bij het bestuderen van vraagstukken van multiculturalisme en integratie. Dit sluit aan bij de opgedane kennis in de bachelorfase en overtreft en verdiept het eindniveau van de bachelor; de onderzoeksmethoden en -strategieën welke toegepast worden in de verantwoorde bestudering van deze vraagstukken. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: complexe sociale vraagstukken vanuit (interdisciplinair/vergelijkend) theoretisch perspectief te analyseren en deze te relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van multiculturalisme en integratie in verschillende maatschappelijke en institutionele contexten; zelfstandig onderzoek te doen en conclusies, zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. En daarbij ook aan te geven welke kennis, motieven en overwegingen hieraan ten grondslag liggen. Oordeelsvorming De afgestudeerde kan: kritisch reflecteren op bestaande maatschappelijke verhoudingen en beleids- en interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische en methodologische overwegingen; in complexe en/of relatief onbekende maatschappelijke situaties komen tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel. Communicatie De afgestudeerde is in staat om: op adequate wijze te functioneren als sociale wetenschapper; zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig te communiceren met een publiek van specialisten en niet-specialisten. De afgestudeerde van het masterprogramma toont: een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten; een respectvolle en verantwoordelijke houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten, enz.
32
een zakelijke en klantgerichte houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten, opdrachtgevers, enz.
Leervaardigheden De afgestudeerde is in staat om: resultaten van een wetenschappelijke analyse op verantwoorde wijze te beschrijven of in andere vorm te presenteren; interdisciplinaire theorieën en concepten te operationaliseren ten behoeve van een uitvoerbaar onderzoeksvoorstel; in teamverband wetenschappelijk onderzoek te verrichten; het wetenschappelijk werk van collega’s te beoordelen en op wetenschappelijk verantwoorde wijze van constructief commentaar te voorzien.
33
CULTURELE ANTROPOLOGIE: programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief (in afbouw) Met de opleiding wordt beoogd: De opleiding is erop gericht studenten kennis, vaardigheden en inzichten bij te brengen op het terrein van multiculturalisme om als professional een werkkring te vinden in de sfeer van beleid, onderzoek en advisering bij zowel overheid als bij non-gouvernementele organisaties in binnen- en buitenland. Studenten die het programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief hebben afgerond zijn in staat om: zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze maatschappelijke verschijnselen en processen van migratie, ethnisch-cultureel conflict en in- en uitsluiting, politiek en burgerschap in multiculturele samenlevingen en vanuit een vergelijkend en/of interdisciplinair perspectief te analyseren, evalueren en daarover mondeling en schriftelijk te communiceren; daarbij verschillende concepten en theorieën, waarmee de genoemde verschijnselen worden beschreven en verklaard, te hanteren, kritisch te beoordelen en toe te passen op concrete uitingsvormen van etnisch-culturele diversiteit en multiculturalisme. Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: de belangrijkste actuele ontwikkelingen die zich voordoen op het thema van de master; de belangrijkste theorieën en modellen die toegepast worden bij het bestuderen van vraagstukken van multiculturalisme. Dit sluit aan bij de opgedane kennis in de bachelorfase en overtreft en verdiept het eindniveau van de bachelor; de onderzoeksmethoden en –strategieën welke toegepast worden in de verantwoorde bestudering van het thema van de master. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: complexe vraagstellingen vanuit (interdisciplinair/vergelijkend) theoretisch perspectief te analyseren en deze te relateren aan wetenschappelijke en maatschappelijke debatten; zelfstandig onderzoek te doen, daaruit conclusies te trekken en die zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en nietspecialisten. Oordeelsvorming De afgestudeerde kan: reflecteren op ontwikkelingen en discussies in wetenschap en samenleving inzake multiculturalisme, op grond van gefundeerde theoretische, analytische en methodologische overwegingen; kritisch reflecteren op zelf verzamelde gegevens over kernthema’s betreffende multiculturele samenlevingen op grond van theoretische, methodologische en maatschappelijke overwegingen; kritisch na denken over de beroepsethiek van antropologen binnen een brede maatschappelijke context. Communicatie De afgestudeerde is in staat om: wetenschappelijke kennis en inzichten op het terrein van multiculturalisme over te brengen aan collega-academici door het schriftelijk rapporteren in artikelen en papers en het mondeling verwoorden van wetenschappelijke debatten en van eigen onderzoekresultaten; wetenschappelijke discussies te vertalen naar een breder publiek door het trekken van (beleids)conclusies uit eigen onderzoek naar een concreet onderwerp op het terrein van multiculturalisme; een eerlijke en kritische houding aan te nemen met betrekking tot onderzoeksplannen en onderzoeksresultaten. Leervaardigheden De afgestudeerde is in staat om: resultaten van een wetenschappelijke analyse op verantwoorde wijze te beschrijven of in een andere vorm te presenteren;
34
zelfstandig theoretische en methodologische inzichten te operationaliseren in een uitvoerbaar onderzoeksvoorstel; individueel of in teamverband wetenschappelijk onderzoek te verrichten; het wetenschappelijk werk van collega’s te beoordelen en op wetenschappelijk verantwoorde wijze van constructief commentaar te voorzien.
35
SOCIOLOGIE: Programma: Actuele sociale vraagstukken Het programma heeft tot doel om studenten op te leiden tot academische professionals die met sociologische kennis en daarbij aansluitende ethische reflectie een bijdrage kunnen leveren aan het in kaart brengen, analyseren en oplossen van actuele sociale vraagstukken in diverse contexten (overheid, bedrijfsleven). Daarbij leren zij zelfstandig toepassingsgericht sociaalwetenschappelijk onderzoek te verrichten, leren zij samenhang te creëren tussen wetenschappelijke kennis en praktijkvraagstukken, ontwikkelen zij bewustzijn van de contextuele bepaaldheid van praktijkvraagstukken en werken ze aan de ontwikkeling van een professionele identiteit. Door middel van een keuzecursus en een trackcursus uit een andere discipline leren zij zich interdisciplinair te verdiepen in de relatie tussen onderzoeksvragen en praktijkvraagstukken, alsmede de context daarvan binnen en buiten het eigen domein. Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht Afgestudeerden hebben kennis van en inzicht in: belangrijke theorieën en modellen voor de bestudering van actuele sociale vraagstukken; specifieke kennis en inzicht met betrekking tot één van de aangeboden tracks, te weten: o voor de track Zorg, Beleid en Organisaties: kernbegrippen uit de governance & netwerktheorie in relatie tot zorgvraagstukken; o voor de track Criminaliteit en Veiligheid: kernbegrippen uit de criminologie in relatie tot maatschappelijke veiligheidsvraagstukken; o voor de track Internet, Sociale Media en Netwerken: kernbegrippen uit de sociale netwerktheorie in relatie tot sociale vraagstukken; sectoraal en internationaal vergelijkend (beleids- en organisatie)onderzoek; wetenschappelijke en veldinhoudelijke ontwikkelingen binnen een maatschappelijke sector of organisatie; de kenmerken van verschillende domeinspecifieke probleemcontexten. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: complexe vraagstellingen vanuit (sociologisch/interdisciplinair/vergelijkend) theoretisch perspectief te analyseren en deze te relateren aan wetenschappelijke en maatschappelijke debatten; (eerder opgedane) sociaalwetenschappelijke kennis te vertalen naar actuele sociale vraagstukken; zelfstandig theoretische, methodologische en praktijkgerichte inzichten te operationaliseren in een uitvoerbaar onderzoeksvoorstel; zelfstandig onderzoek te doen, daaruit conclusies te trekken en die zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en nietspecialisten; samenhang te creëren tussen wetenschappelijke kennis, onderzoeksvragen en praktijkvraagstukken; een verantwoord beleids- of organisatieadvies uit te brengen aan een opdrachtgever. Oordeelsvorming De afgestudeerde kan: reflecteren op ontwikkelingen en discussies in wetenschap en samenleving inzake actuele sociale vraagstukken, op grond van gefundeerde theoretische, analytische, methodologische en praktijkgerichte overwegingen; kritisch reflecteren op zelfverzamelde gegevens over actuele sociale vraagstukken op grond van theoretische, methodologische, praktijkgerichte en maatschappelijke overwegingen; een eerlijke en kritische houding aannemen met betrekking tot onderzoeksplannen en onderzoeksresultaten; kritisch nadenken over de beroepsethiek van sociologen binnen een brede maatschappelijke context; kritisch nadenken over de beroepsethiek van actoren binnen het toekomstige beroepenveld; een verantwoorde afweging maken tussen de wetenschappelijke kwaliteit van voorgestelde maatregelen en de organisationele, politiek-bestuurlijke en maatschappelijke haalbaarheid van het beleids- of organisatieadvies dat wordt geformuleerd.
36
Communicatie Afgestudeerden: kunnen zelfstandig mondeling en schriftelijk op een wetenschappelijk verantwoorde wijze verslag doen van hun werkzaamheden en een helder advies presenteren aan belanghebbenden; beschikken over vaardigheden op het gebied van communicatie en interactie met collega’s en vakgenoten in de toekomstige beroepspraktijk; kunnen op heldere en gestructureerde wijze schriftelijk rapporteren over de resultaten van eigen onderzoek of advies aan opdrachtgever(s) of vakgenoten; kunnen op heldere en gestructureerde wijze mondeling rapporteren over de resultaten van eigen onderzoek of advies aan opdrachtgever(s) en vakgenoten; kunnen op constructieve wijze commentaar en kritiek leveren op de rapportage van medestudenten, vakgenoten, collega’s en opdrachtgever(s); kunnen wetenschappelijke discussies vertalen naar een breder publiek door het trekken van (beleids)conclusies uit eigen onderzoek in de praktijk naar een concreet onderwerp op het terrein van een actueel sociaal vraagstuk. Leervaardigheden De afgestudeerde is in staat om: te reflecteren op de eigen professionele identiteitsontwikkeling en consequenties daaraan te verbinden door het ontwikkelen van eigen competenties (levenslang leren); te reflecteren op vraagstukken over beroepsethiek in het toekomstige beroepenveld; ten aanzien van ethische aspecten op weloverwogen wijze te handelen als academisch professional; deel uit te maken van de maatschappelijke context, rekening te houden met belanghebbenden en daarbij wetenschappelijk en professioneel integer te handelen; zelfstandig te functioneren in de beroepspraktijk; samen te werken met professionals uit andere wetenschappelijke disciplines.
Programma Vraagstukken van beleid en organisatie (in afbouw) Met de opleiding wordt beoogd: gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van: analyse van maatschappelijke problemen en beleidsprocessen, beleids- en organisatieonderzoek, beleidsadvisering, sociaalwetenschappelijke theorieën over beleidsprocessen en de toepassing van deze processen op concrete maatschappelijke velden en organisaties; voor te bereiden op de beroepsuitoefening als beleidsonderzoeker/beleidsadviseur. Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht Afgestudeerden hebben kennis en inzicht in vraagstukken van beleid en organisatie en voor beleid en organisatie. Afgestudeerden hebben kennis van en inzicht in: de belangrijkste theoretische benaderingen van beleid en organisatie; sectoraal en internationaal vergelijkend beleidsonderzoek en organisatieonderzoek; de vertaling van (eerder opgedane) sociaalwetenschappelijke kennis naar vraagstukken van beleid en organisatie; wetenschappelijke en veldinhoudelijke ontwikkelingen binnen een maatschappelijke sector of organisatie. Toepassen van kennis en inzicht Afgestudeerden zijn getraind om hun kennis en inzicht toe te passen op originele wetenschappelijke vraagstellingen op het gebied van beleid en organisatie en op actuele maatschappelijke problemen. Afgestudeerden kunnen: kritisch reflecteren op de belangrijkste theoretische benaderingen van beleid en organisatie en deze benaderingen kritisch bespreken; de verworven kennis van en inzicht in theoretische benaderingen van beleid en organisatie toepassen op actuele maatschappelijke problemen, organisatievraagstukken en beleidsmaatregelen; vanuit de theoretische en praktische reflectie onderzoeksvragen formuleren; maatschappelijke randvoorwaarden van beleidsmaatregelen op heldere wijze analyseren;
37
zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze een beleidsonderzoek of organisatieonderzoek verrichten en daarbij veldinhoudelijke kennis toepassen; op wetenschappelijk verantwoorde wijze een bestaand beleidsonderzoek of organisatieonderzoek kritisch bepreken; een verantwoord beleids- of organisatieadvies uitbrengen aan een opdrachtgever.
Oordeelsvorming Afgestudeerden kunnen zich een oordeel vormen over de wetenschappelijke kwaliteit en aanvaardbaarheid van beleidsmaatregelen of voorstellen voor organisatieverandering binnen de (complexe) randvoorwaarden die worden gesteld vanuit politiek, organisatie, bestuur, of maatschappij. Afgestudeerden kunnen: maatschappelijke randvoorwaarden van beleidsmaatregelen of organisatieadviezen op heldere wijze analyseren; op grond van de eigen theoretische analyse een beredeneerde inschatting maken van de acceptatie van voorgestelde beleidsmaatregelen of van organisatieadviezen, alsmede voorstellen doen ter verbetering van de acceptatie; een verantwoorde afweging maken tussen de wetenschappelijke kwaliteit van voorgestelde maatregelen en de organisationele, politiek-bestuurlijke en maatschappelijke context waarin het beleids- of organisatieadvies wordt geformuleerd. Communicatie Afgestudeerden kunnen zelfstandig mondeling en schriftelijk op een wetenschappelijk verantwoorde wijze verslag doen van hun werkzaamheden en een helder advies presenteren aan belanghebbenden. Daarnaast hebben ze vaardigheden op het gebied van communicatie met collega’s en vakgenoten in de toekomstige beroepspraktijk. Afgestudeerden kunnen: op heldere en gestructureerde wijze schriftelijk rapporteren over de resultaten van eigen beleidsonderzoek, organisatieonderzoek of advies aan opdrachtgever(s) of vakgenoten; op heldere en gestructureerde wijze mondeling rapporteren over de resultaten van eigen beleidsonderzoek, organisatieonderzoek of advies aan opdrachtgever(s) en vakgenoten; op constructieve wijze commentaar en kritiek leveren op de rapportage van medestudenten, vakgenoten, collega’s en opdrachtgever(s). Leervaardigheden Afgestudeerden kunnen zelfstandig beleidsonderzoek of organisatieonderzoek uitvoeren en zelfstandig functioneren in de toekomstige beroepspraktijk. Afgestudeerden kunnen: zich toegang verwerven tot een organisatie en daar zelfstandig gegevens verzamelen; zelfstandig een beleids- of organisatieonderzoek op wetenschappelijk verantwoorde wijze verrichten; zelfstandig een beleidsadvies uitbrengen aan een opdrachtgever dat afgewogen en verantwoord is; samenwerken met medestudenten, collega’s, vakgenoten en belanghebbenden binnen een beleidsveld of organisatie.
38
ONDERWIJSKUNDE: programma Onderwijswetenschappen Met de opleiding wordt beoogd: Studenten op te leiden tot een onderwijskundig professional die als expert op het gebied van leren wetenschappelijke kennis actief kan toepassen in de praktijk en bij kan dragen aan de ontwikkeling van het beroep. Naast de ontwikkeling van academische expertise beoogt de opleiding ontwikkeling van vakspecifieke expertise op drie onderwijskundige gebieden, te weten (1) ontwikkeling en assessment van competenties, (2) ontwerpen van leeromgevingen, educatief materiaal en leerarrangementen, en (3) professionalisering en consultancy in (onderwijs)organisaties (regulier onderwijs, beroepsonderwijs & volwasseneneducatie, en bedrijfsopleidingen). Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht Bij kennis en inzicht gaat het om kennis en inzicht met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek en kennis en inzicht op het specifieke inhoudelijke domein van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties. Daarnaast speelt kennis van en inzicht in actuele onderwijskundige vraagstukken een belangrijke rol. Het niveau van kennis en inzicht kent zowel een verbredend als verdiepend aspect. Voor het functioneren in de beroepspraktijk is een brede basis nodig om onderwijskundige projecten adequaat te kunnen plannen, managen en coördineren. Het gaat om een multidisciplinair overzicht van het gehele domein van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering. De afgestudeerde van het masterprogramma Onderwijskundig Ontwerp en Advisering heeft kennis van en inzicht in: Educatief design en implementatie: methodologie en theorievorming omtrent educatief design en implementatie; de nieuwste ontwikkelingen en actuele problemen in educatief design en implementatie; Ontwikkeling en assessment van competenties: het concept competentie en daaraan gerelateerde begrippen zoals competentieontwikkeling, competentiegericht onderwijs en competentiebeoordeling; actuele problemen en ontwikkelingen rondom competentiegericht ontwikkelen, opleiden en beoordelen; Professionalisering en consultancy: theoretische benaderingen met betrekking tot professionalisering, kwaliteitsverbetering en organisatieverandering; vraagstukken, die urgent en actueel zijn binnen deze drie gebieden. Toepassen van kennis en inzicht Toepassen van kennis en inzicht vraagt van de onderwijskundige academische en onderwijskundige vaardigheden. Studenten die de masteropleiding hebben afgerond zijn in staat om: a) complexe vraagstukken op het gebied van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties vanuit meervoudige theoretische perspectieven te analyseren en deze te relateren aan wetenschappelijke en maatschappelijke debatten; b) resultaten van bestaand onderzoek te interpreteren en toe te passen in de beroepspraktijk op academisch niveau; c) specialisatiespecifieke vaardigheden op het gebied van ontwerpmethodologie, toetsing en evaluatie, en ontwikkeling van professionaliseringstrajecten op een wetenschappelijk verantwoorde wijze in te zetten; d) zelfstandig onderzoek te doen op het gebied van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties, en daarbij methoden te kiezen geschikt voor complexe casussen en realistische praktijksituaties; e) onderwijskundige projecten te plannen, managen en coördineren, en innovaties te implementeren.
39
Educatief design en implementatie: geschikte ontwikkelmethoden voor verschillende praktijksituaties te selecteren en toe te passen; educatieve problemen op systematische wijze te analyseren, naar doelen, doelgroep en kennisof taakdomein en op basis daarvan relevante leerarrangementen te ontwikkelen; omtrent de implementatie van leerarrangementen te adviseren op grond van uitgevoerd evaluatieonderzoek; Ontwikkeling en assessment van competenties: te werken met het concept competentie en daaraan gerelateerde begrippen zoals competentieontwikkeling, competentiegericht onderwijs en competentiebeoordeling; ontwerpen en invoeringsplannen voor competentiegericht onderwijs te beoordelen en daarover te adviseren; beleid, instrumenten en procedures voor toetsing en beoordeling (assessment) te ontwikkelen en te evalueren; Professionalisering en consultancy: professionaliserings-, kwaliteits- en organisatieproblemen te analyseren en onderzoeken vanuit een wetenschappelijke en waar mogelijk empirisch onderbouwde invalshoek; leer- en ontwikkeltrajecten van individuele onderwijsprofessionals en -managers (professionalisering) te kunnen vormgeven en uit te voeren; verbeteringstrajecten in onderwijsorganisaties (kwaliteitsverbetering) en veranderingstrajecten van organisaties (organisatieverandering) vorm te geven en te begeleiden. Oordeelsvorming Afgewogen oordeelsvorming en daarbij rekening houden met maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, is een integraal onderdeel van het functioneren als onderwijskundige. In het contact met verschillende belanghebbenden (opdrachtgever, lerenden, onderzochten, andere betrokkenen) moeten verschillende, soms tegenstrijdige belangen zorgvuldig worden afgewogen. Studenten die de masteropleiding hebben afgerond zijn in staat om: a) verantwoordelijk te handelen als professional en gevolgen van eigen handelen ten opzichte van andere betrokkenen kritisch-reflectief te beschouwen; b) kritisch te reflecteren op zelf verzamelde gegevens op grond van theoretische, methodologische en maatschappelijke overwegingen; c) kritisch te reflecteren op ontwikkelingen en discussies in wetenschap en samenleving op het gebied van actuele vraagstukken met betrekking tot onderwijskundig ontwerp assessment en professionalisering in organisaties op grond van gefundeerde theoretische en door onderzoek onderbouwde overwegingen, en eigen opvattingen en inzichten kritisch te toetsen aan recente ontwikkelingen; d) kritisch na te denken over de beroepsethiek van academici in de wijdere maatschappelijke context van kennisvergaring en –toepassing. Communicatie In de uitoefening van het beroep van onderwijskundige is effectieve en heldere communicatie van het ontwerp, oordeel of advies naar opdrachtgever, andere professionals en andere betrokkenen van essentieel belang. Professionele rapportage (mondeling of schriftelijk) impliceert een duidelijke structuur, explicitering van bronnen, theoretische en methodische onderbouwing, systematische afweging van argumenten en transparantie in conclusie of advies. Studenten die de masteropleiding hebben afgerond zijn in staat om: a) samen te werken met andere onderwijskundigen, docenten, vakdeskundigen, opdrachtgevers, en andere betrokkenen; b) wetenschappelijke kennis en inzichten op het terrein van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties over te brengen aan collegaonderwijskundigen, studenten binnen het hoger onderwijs, opdrachtgevers, en andere betrokkenen, door het schriftelijk rapporteren in artikelen en papers en het mondeling verwoorden van wetenschappelijke kennis, inzichten, debatten en eigen onderzoeksresultaten; c) wetenschappelijke discussies, publicaties van wetenschappelijk onderzoek en resultaten van eigen onderzoek te vertalen in termen van concrete activiteiten of beleidsconclusies.
40
Leervaardigheden Voor een professionele beroepsbeoefenaar is een kritische en reflectieve academische houding met betrekking tot eigen expertiseontwikkeling en professionaliteit, en het herkennen van de eigen leerbehoeften en deze actief te vervullen noodzakelijk voor het blijvend wetenschappelijk en ethisch verantwoord uitoefenen van het beroep. Studenten die de masteropleiding hebben afgerond zijn in staat om: a) zelfstandig op de hoogte te blijven (onder andere met inzet van ICT) van de wetenschappelijke literatuur en ontwikkelingen op het gebied van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties; b) te leren van persoonlijke communicatie en feedback; c) de eigen loopbaanontwikkeling vorm te geven door de bereidheid en het vermogen om de eigen competenties verder te ontwikkelen en bij te dragen aan (de ontwikkeling van) het vakgebied. Programma Onderwijskundig ontwerp en advisering (in afbouw) Met de opleiding wordt beoogd: Studenten op te leiden tot een onderwijskundig professional die als expert op het gebied van leren wetenschappelijke kennis actief kan toepassen in de praktijk en bij kan dragen aan de ontwikkeling van het beroep. Naast de ontwikkeling van academische expertise beoogt de opleiding ontwikkeling van vakspecifieke expertise op drie onderwijskundige gebieden, te weten (1) ontwikkeling en assessment van competenties, (2) ontwerpen van leeromgevingen, educatief materiaal en leerarrangementen, en (3) professionalisering en consultancy in (onderwijs)organisaties (regulier onderwijs, beroepsonderwijs & volwasseneneducatie, en bedrijfsopleidingen). Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht Bij kennis en inzicht gaat het om kennis en inzicht met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek en kennis en inzicht op het specifieke inhoudelijke domein van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties. Daarnaast speelt kennis van en inzicht in actuele onderwijskundige vraagstukken een belangrijke rol. Het niveau van kennis en inzicht kent zowel een verbredend als verdiepend aspect. Voor het functioneren in de beroepspraktijk is een brede basis nodig om onderwijskundige projecten adequaat te kunnen plannen, managen en coördineren. Het gaat om een multidisciplinair overzicht van het gehele domein van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering. De afgestudeerde van het masterprogramma Onderwijskundig Ontwerp en Advisering heeft kennis van en inzicht in: Educatief design en implementatie: methodologie en theorievorming omtrent educatief design en implementatie; de nieuwste ontwikkelingen en actuele problemen in educatief design en implementatie; Ontwikkeling en assessment van competenties: het concept competentie en daaraan gerelateerde begrippen zoals competentieontwikkeling, competentiegericht onderwijs en competentiebeoordeling; actuele problemen en ontwikkelingen rondom competentiegericht ontwikkelen, opleiden en beoordelen; Professionalisering en consultancy: theoretische benaderingen met betrekking tot professionalisering, kwaliteitsverbetering en organisatieverandering; vraagstukken, die urgent en actueel zijn binnen deze drie gebieden. Toepassen van kennis en inzicht Toepassen van kennis en inzicht vraagt van de onderwijskundige academische en onderwijskundige vaardigheden. Studenten die de masteropleiding hebben afgerond zijn in staat om: f) complexe vraagstukken op het gebied van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties vanuit meervoudige theoretische perspectieven te analyseren en deze te relateren aan wetenschappelijke en maatschappelijke debatten; g) resultaten van bestaand onderzoek te interpreteren en toe te passen in de beroepspraktijk op academisch niveau; h) specialisatiespecifieke vaardigheden op het gebied van ontwerpmethodologie, toetsing en evaluatie, en ontwikkeling van professionaliseringstrajecten op een wetenschappelijk verantwoorde wijze in te zetten;
41
i) j)
zelfstandig onderzoek te doen op het gebied van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties, en daarbij methoden te kiezen geschikt voor complexe casussen en realistische praktijksituaties; onderwijskundige projecten te plannen, managen en coördineren, en innovaties te implementeren.
Educatief design en implementatie: geschikte ontwikkelmethoden voor verschillende praktijksituaties te selecteren en toe te passen; educatieve problemen op systematische wijze te analyseren, naar doelen, doelgroep en kennisof taakdomein en op basis daarvan relevante leerarrangementen te ontwikkelen; omtrent de implementatie van leerarrangementen te adviseren op grond van uitgevoerd evaluatieonderzoek; Ontwikkeling en assessment van competenties: te werken met het concept competentie en daaraan gerelateerde begrippen zoals competentieontwikkeling, competentiegericht onderwijs en competentiebeoordeling; ontwerpen en invoeringsplannen voor competentiegericht onderwijs te beoordelen en daarover te adviseren; beleid, instrumenten en procedures voor toetsing en beoordeling (assessment) te ontwikkelen en te evalueren; Professionalisering en consultancy: professionaliserings-, kwaliteits- en organisatieproblemen te analyseren en onderzoeken vanuit een wetenschappelijke en waar mogelijk empirisch onderbouwde invalshoek; leer- en ontwikkeltrajecten van individuele onderwijsprofessionals en -managers (professionalisering) te kunnen vormgeven en uit te voeren; verbeteringstrajecten in onderwijsorganisaties (kwaliteitsverbetering) en veranderingstrajecten van organisaties (organisatieverandering) vorm te geven en te begeleiden. Oordeelsvorming Afgewogen oordeelsvorming en daarbij rekening houden met maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, is een integraal onderdeel van het functioneren als onderwijskundige. In het contact met verschillende belanghebbenden (opdrachtgever, lerenden, onderzochten, andere betrokkenen) moeten verschillende, soms tegenstrijdige belangen zorgvuldig worden afgewogen. Studenten die de masteropleiding hebben afgerond zijn in staat om: e) verantwoordelijk te handelen als professional en gevolgen van eigen handelen ten opzichte van andere betrokkenen kritisch-reflectief te beschouwen; f) kritisch te reflecteren op zelf verzamelde gegevens op grond van theoretische, methodologische en maatschappelijke overwegingen; g) kritisch te reflecteren op ontwikkelingen en discussies in wetenschap en samenleving op het gebied van actuele vraagstukken met betrekking tot onderwijskundig ontwerp assessment en professionalisering in organisaties op grond van gefundeerde theoretische en door onderzoek onderbouwde overwegingen, en eigen opvattingen en inzichten kritisch te toetsen aan recente ontwikkelingen; h) kritisch na te denken over de beroepsethiek van academici in de wijdere maatschappelijke context van kennisvergaring en –toepassing. Communicatie In de uitoefening van het beroep van onderwijskundige is effectieve en heldere communicatie van het ontwerp, oordeel of advies naar opdrachtgever, andere professionals en andere betrokkenen van essentieel belang. Professionele rapportage (mondeling of schriftelijk) impliceert een duidelijke structuur, explicitering van bronnen, theoretische en methodische onderbouwing, systematische afweging van argumenten en transparantie in conclusie of advies. Studenten die de masteropleiding hebben afgerond zijn in staat om: d) samen te werken met andere onderwijskundigen, docenten, vakdeskundigen, opdrachtgevers, en andere betrokkenen; e) wetenschappelijke kennis en inzichten op het terrein van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties over te brengen aan collegaonderwijskundigen, studenten binnen het hoger onderwijs, opdrachtgevers, en andere betrokkenen, door het schriftelijk rapporteren in artikelen en papers en het mondeling verwoorden van wetenschappelijke kennis, inzichten, debatten en eigen onderzoeksresultaten; f) wetenschappelijke discussies, publicaties van wetenschappelijk onderzoek en resultaten van eigen onderzoek te vertalen in termen van concrete activiteiten of beleidsconclusies.
42
Leervaardigheden Voor een professionele beroepsbeoefenaar is een kritische en reflectieve academische houding met betrekking tot eigen expertiseontwikkeling en professionaliteit, en het herkennen van de eigen leerbehoeften en deze actief te vervullen noodzakelijk voor het blijvend wetenschappelijk en ethisch verantwoord uitoefenen van het beroep. Studenten die de masteropleiding hebben afgerond zijn in staat om: d) zelfstandig op de hoogte te blijven (onder andere met inzet van ICT) van de wetenschappelijke literatuur en ontwikkelingen op het gebied van onderwijskundig ontwerp, assessment en professionalisering in organisaties; e) te leren van persoonlijke communicatie en feedback; f) de eigen loopbaanontwikkeling vorm te geven door de bereidheid en het vermogen om de eigen competenties verder te ontwikkelen en bij te dragen aan (de ontwikkeling van) het vakgebied.
43
PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN: programma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken Met het programma wordt beoogd: gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van maatschappelijke opvoedingsvraagstukken te verwerven. De vakspecifieke bekwaamheden betreffen: het analyseren van maatschappelijke opvoedingsvraagstukken aan de hand van wetenschappelijke inzichten; het uitvoeren en evalueren van wetenschappelijk onderzoek; het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van beleid en interventies gericht op maatschappelijke opvoedingsvraagstukken. voor te bereiden op de wetenschappelijke beroepsuitoefening als pedagoog op het gebied van maatschappelijke opvoedingsvraagstukken. Vertaling van de doelstelling in eindtermen voor het programma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken heeft kennis van en inzicht in: de belangrijkste actuele maatschappelijk-pedagogische vraagstellingen binnen het betreffende thema waarin de student gedurende het masterjaar praktijkervaring opdoet. Objecten zijn collectief gedrag (gedrag van jeugdigen, opvoeders, professionals), pedagogische infrastructuur (systemen van opvang, onderwijs, zorg, sport, vrijetijd), beleid en regelgeving (beleid inzake jeugd, onderwijs, integratie, publieke opinie); de belangrijkste empirische theorieën en modellen welke toegepast worden in het betreffende thema, waarbij deze kennis voortborduurt op de opgedane kennis in bachelorfase en het eindniveau van de bachelor overtreft/verdiept. Het betreft hier kennis van theorieën over collectief gedrag en effectieve strategieën van collectieve gedragsverandering; kennis van theorieën over organisaties en effectieve strategieën van innovatie van organisaties; kennis van theorieën over beleid, beleidsontwikkeling en effectieve strategieën van beleidsverandering; de wijze waarop interventies, programma’s en beleid ten aanzien van maatschappelijkpedagogische vraagstellingen ontworpen, geëvalueerd en geanalyseerd worden. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken is in staat om: maatschappelijke opvoedingsvragen als samenspel van verschillende sociaal-ecologische systemen theoretisch en empirisch te analyseren; (de pedagogische grondslagen van) beleidsnota’s, wet- en regelgeving, en publieke debatten rond maatschappelijke opvoedingsvragen te analyseren; pedagogische en onderwijskundige interventies volgens de regulatieve cyclus, op project-, systeem- en beleidsniveau te ontwerpen, uit te voeren en te evalueren; organisaties en netwerken van organisaties te sturen, en professionals te coördineren; te rapporteren over analyse, interventie en evaluatie voor wetenschappelijk, professioneel en bestuurlijk-politiek publiek; maatschappelijke opvoedingsvraagstukken aan de hand van wetenschappelijke inzichten te analyseren; wetenschappelijk onderzoek uit te voeren en te evalueren; beleid en interventies gericht op maatschappelijke opvoedingsvraagstukken te ontwerpen, uit te voeren en te evalueren. Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken is in staat om: kritisch-reflectief bij te dragen aan publieke debatten over maatschappelijke opvoedingsvraagstukken in populaire media; in complexe en/of relatief onbekende situaties van het werkveld te komen tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel.
44
Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken toont: een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten; een respectvolle, zakelijke en verantwoordelijke houding t.o.v. collega’s, opdrachtgevers en het algemeen publiek. Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken heeft: de bereidheid om tijdens de verdere loopbaan te blijven leren, zichzelf verder te ontwikkelen, en bij te dragen aan het vakgebied; inzicht in en kan reflecteren op het eigen leerproces en studieloopbaanontwikkeling en kan daaraan consequenties verbinden door het aanvullen van de eigen competenties. programma Orthopedagogiek Met het programma wordt beoogd: gespecialiseerde kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van problematische opvoeding en ontwikkeling, onderwijs of jeugdzorg zowel op het gebied van hulpverlening als op het gebied van praktijkontwikkeling en beleid bij te brengen. De vakspecifieke bekwaamheden betreffen: het uitvoeren en evalueren van wetenschappelijk onderzoek; het hanteren van diagnostische modellen en technieken; het uitvoeren en/of evalueren van pedagogische interventies; het analyseren van bestaande praktijkproblemen; en het formuleren en evalueren van praktijkinnovaties. voor te bereiden op de wetenschappelijke beroepsuitoefening als basis-orthopedagoog op het gebied van hulpverlening en/of innovatie van orthopedagogische zorgsystemen. Vertaling van de doelstelling in eindtermen voor het programma Orthopedagogiek: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Orthopedagogiek heeft kennis van en inzicht in: de belangrijkste actuele vraagstellingen in het orthopedagogische werkveld, inclusief die waarin de student gedurende het masterprogramma praktijkervaring opdoet; theorieën en modellen welke toegepast worden in het orthopedagogische werkveld, waarbij deze kennis voortbouwt op de opgedane kennis in de bachelorfase en het eindniveau van de bachelor overtreft en verdiept; methoden en programma’s voor zorg- en hulpverlening op het terrein van problematische opvoedsituaties; belangrijke kaders en procedures in de zorg, het onderwijs en andere pedagogische voorzieningen die van toepassing zijn op het orthopedagogische werkveld; ethische aspecten van het handelen als academische professional. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Orthopedagogiek is in staat om: complexe orthopedagogische vraagstellingen vanuit meervoudige theoretische perspectieven te analyseren en deze te relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van het (ortho)pedagogisch handelen in de werkvelden van de orthopedagogiek; zelfstandig onderzoek te doen en conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten; zich vaardigheden eigen te maken die betrekking kunnen hebben op diagnostiek, behandeling, behandelingscoördinatie, zorginnovatie, beleid en preventie, en deze op een wetenschappelijk verantwoorde wijze toe te passen; ethische aspecten van het handelen als academische professional zowel wetenschappelijk als professioneel toe te passen. Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Orthopedagogiek is in staat om: kritisch te reflecteren op bestaande orthopedagogische praktijken, vanuit theoretische, methodologische, diagnostische en interventiestrategische overwegingen; in complexe en/of relatief onbekende situaties van het werkveld te komen tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel;
45
een oordeel te vormen omtrent zijn/haar professionele handelen in zowel de orthopedagogische praktijk als het wetenschappelijk onderzoek en kan hier kritisch op reflecteren.
Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Orthopedagogiek is in staat om: op adequate wijze te functioneren als orthopedagoog binnen de kaders van de beroepscodes van het betreffende werkveld inclusief op een adequate wijze schriftelijk en mondeling te communiceren met professionals in de orthopedagogische praktijk; verworven competenties die aansluiten bij behoeften van de arbeidsmarkt mondeling en schriftelijk weer te geven. De afgestudeerde van het masterprogramma orthopedagogiek toont: een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten; een respectvolle, verantwoordelijke, zakelijke en klantgerichte houding t.o.v. studenten, collega’s, respondenten, cliënten, enz.. Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Orthopedagogiek heeft: inzicht in, en kan reflecteren op, het eigen leerproces en studieloopbaanontwikkeling en kan daaraan consequenties verbinden door het aanvullen van de eigen competenties; de bereidheid om tijdens de verdere professionele loopbaan te blijven leren, zichzelf verder te ontwikkelen, en bij te dragen aan het vakgebied. programma Jeugdstudies (in afbouw) Met het programma wordt beoogd: Het masterprogramma Jeugdstudies wil studenten opleiden tot pedagogische professionals, die beschikken over de kennis, competenties en methodische vaardigheden die hen geschikt maken voor een breed scala aan academische functies in het brede veld van de zorg voor jeugdigen (jeugdbeleid, onderwijs, jeugd(gezondheids)zorg. Studenten moeten daartoe leren om onderzoek uit te voeren, beleid te analyseren en ontwikkelen, op basis van de stand van zaken van wetenschappelijke kennis steun te bieden bij de ontwikkeling en uitvoering van concrete interventies (wat is bekend over wat werkt en waarom, hoe kunnen op basis van deze kennis nieuwe interventies en/of nieuw beleid ontwikkeld worden), kunnen onderzoeken wat de effectiviteit van bepaalde interventies is met behulp van gedegen wetenschappelijk effectonderzoek (Randomized Controlled Trials [RCT]) en kunnen helpen bij de implementatie van effectief gebleken interventies. Het programma leidt studenten op tot pedagogische academici die geschikt zijn voor functies als stafmedewerker, manager, beleidsmedewerker of onderzoeker op het terrein van de zorg voor jeugd. Daarbij kan het gaan om functies bij de (landelijke, provinciale of gemeentelijke) overheid, maar ook om functies in de jeugd(gezondheids)zorg de jeugdhulpverlening, of functies in landelijke gespecialiseerde instituten gericht op onderzoek, kennisontwikkeling, kennistoepassing en implementatie van wetenschappelijk gefundeerde kennis van vraagstukken over jeugd. De laatste jaren staat de kwaliteitsverhoging van het professionele werken in dit veld volop in de belangstelling. De uitvoering van meer toegepast, maar ook meer fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, naar jeugdvraagstukken maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. De master sluit goed aan bij deze ontwikkelingen en beoogt studenten op te leiden voor functies in dit proces. Vertaling van de doelstelling in eindtermen: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied van Jeugdstudies; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de pedagogiek wordt toegepast; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van Jeugdstudies. Toepassen van kennis en inzicht
46
De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van pedagogische kennis binnen Jeugdstudies; kennis op het gebied van de Jeugdstudies te gebruiken om pedagogische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en te rapporteren. Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk cliënten en participanten in onderzoek en hun directe omgeving, en interventies en beleid kritisch-reflectief te beschouwen; oog te hebben voor ethische aspecten van de toepassing van Jeugdstudies met inbegrip van het onderzoek; inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen; kritisch te zijn ten aanzien van pedagogische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering. Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden; kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld; empirisch onderzoek te rapporteren. Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau.
47
PSYCHOLOGIE: programma Klinische kinder en Jeugdpsychologie Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de (Klinische) Kinder- en jeugdpsychologie bij te brengen, leidend tot de hieronder genoemde eindkwalificaties. In de ontwikkelingspsychologie worden veranderingen in gedragingen en belevingen met verloop van leeftijd bestudeerd. Ontwikkelingspsychologisch onderzoek is gericht op beschrijving en theorievorming die de menselijke ontwikkeling gedurende (een deel van) de levensloop in kaart brengen. Centraal staan systematische veranderingen in de levensloop van het individu, de ontwikkelingsprocessen die hieraan ten grondslag liggen en de sociale context van ontwikkelingsveranderingen. In het masterprogramma Klinische Kinderen jeugdpsychologie ligt de nadruk op de kinder- en jeugdperiode. Het programma is gericht op het aanbrengen van (verdiepte) kennis en vaardigheden op het terrein van de psychologische diagnostiek en de interventie (en preventie) van ontwikkeling van kinderlijke en jeugdige gedragingen en mentale processen. De nadruk ligt hierbij op de optimalisering van normale ontwikkeling en de bijsturing van problematische ontwikkeling en de bijdrage die psychologen, beleid en organisaties daar aan kunnen leveren. Momenteel is het werkveld van Kinder- en Jeugdpsychologen erg in verandering. Met de komst van de Jeugdwet (januari 2015) is sprake van een herschikking van instellingen en verantwoordelijkheden. De verwachting is dat Kinder- en Jeugdpsychologen ook in de toekomst in verschillende werkvelden en functies werkzaam zullen zijn. Afgestudeerden kunnen zich op masterniveau laten registreren in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ). Vervolgperspectieven zijn instroom in het registratietraject tot Kinder & Jeugdpsycholoog SKJ (Voorheen Kinder- en Jeugdpsycholoog NIP), tot de postacademische opleiding Schoolpsycholoog of de postacademische opleiding tot Gezondheidszorgpsycholoog (mits ook in de bachelorfase voldaan is aan de gestelde eisen). Men kan zich zelfstandig vestigen of gaan werken (na postmaster opleiding) als eerstelijns psycholoog. Activiteiten omvatten veelal de begeleiding van de jongeren zelf zowel als die van de ouders of verzorgers. Afgestudeerden gaan ook werken in samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs, schoolbegeleidingsdiensten en scholen, bijv. in het speciaal onderwijs. of in landelijke, provinciale, of gemeentelijke instellingen. De werkzaamheden omvatten hulpverlening en begeleiding, maar ook beleidsontwikkeling en methodiekontwikkeling en evaluatie van beleid en toegepast onderzoek. Kinder- en jeugdpsychologie is een internationaal erkend vak dat ook in andere landen kan worden bedreven. De regelgeving die het mogelijk maakt dat men zich kan vestigen als psycholoog is per land verschillend. Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Kinder- en jeugdpsychologie in het bijzonder.
Binnen de masteropleiding Klinische Kinder- en jeugdpsychologie is het mogelijk je d.m.v. een profileringsvak en keuze voor een specifieke stage of thesisonderwerp te profileren op een bepaald gebied of onderwerp binnen de Kinder- en Jeugdpsychologie, bijv. Forensische ontwikkelingspsychologie.
Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Klinische Kinder- en jeugdpsychologie: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische Kinder- en jeugdpsychologie heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkelingen en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied van de Kinder- en jeugdpsychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de psychologie wordt toegepast; diagnostiek zoals die in het beroepsveld wordt uitgevoerd en de theorieën die hieraan ten grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Kinder- en jeugdpsychologie.
48
Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische Kinder- en jeugdpsychologie is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen de Kinder- en jeugdpsychologie; kennis op het gebied van de Kinder- en jeugdpsychologie te gebruiken om psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; diagnostiek in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren, zowel waar het het besluitvormingsproces betreft als met betrekking tot het uitvoeren en rapporteren van het diagnostisch onderzoek interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en te rapporteren. Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische Kinder- en jeugdpsychologie is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk cliënten betrokkenen, en participanten in onderzoek en hun directe omgeving kritisch-reflectief te beschouwen; oog te hebben voor ethische aspecten van de toepassing van de Kinder- en jeugdpsychologie met inbegrip van het onderzoek; inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen; kritisch te zijn ten aanzien van (toepassing van) psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering. Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische Kinder- en jeugdpsychologie is in staat: cliënten, betrokkenen en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden; kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld; empirisch onderzoek te rapporteren. Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische Kinder- en jeugdpsychologie is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau. programma Klinische en Gezondheidspsychologie Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Klinische en gezondheidspsychologie bij te brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid; Het masterprogramma Klinische en gezondheidspsychologie bereidt voor op het uitoefenen van een functie als hulpverlener, onderzoeker of interventie- of beleidsontwikkelaar op academisch niveau. Naast grondige psychologische kennis van problemen op het gebied van de geestelijke dan wel lichamelijke gezondheid, worden in de track Klinische Psychologie psychotherapeutische basiskennis en vaardigheden verworven en wordt de student verder gevormd op het gebied van de psychodiagnostiek. De student verdiept zich voorts in de gedragstherapie en cognitieve therapie. Speciale aandacht gaat binnen deze track uit naar gevolgen van en interventies na ingrijpende gebeurtenissen (trauma en rouw); angststoornissen; lichamelijke chronische aandoeningen; en zelfregulatie van gezondheid. Het programma legt een sterk accent op de verwerving van zowel professionele vaardigheden relevant voor de uitoefening van het beroep in een praktische setting als academische vaardigheden nodig voor het begrijpen, ontwikkelen en toepassen van wetenschappelijke inzichten. Praktijkstage en empirisch onderzoek vormen dan ook voorname onderdelen van het masterprogramma. Binnen de track Gezondheidsbevordering staan kennis en vaardigheden op het gebied van de bevordering van lichamelijke en psychische gezondheid centraal alsmede de preventie van lichamelijke ne psychische aandoeningen centraal. De student verdiept zich in het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van gezondheidsbevorderende interventies en
49
preventieve technieken alsmede in kennis van omgevingskenmerken die kunnen bijdragen aan een goede lichamelijke en psychische gezondheid (nudges). Net als in de klinische track wordt een sterk accent gelegd op de verwerving van professionele vaardigheden die van belang zijn voor de beroepsuitoefening en van academische vaardigheden die vereist zijn om wetenschappelijke inzichten te begrijpen, te ontwikkelen en toe te passen Afgestudeerden binnen de track Klinische Psychologie kunnen, na selectie, doorstromen in verschillende post-masters opleidingen, mits ook in de bachelorfase voldaan is aan eisen die gesteld worden. In Nederland zijn dat met name de opleiding tot GZ-psycholoog (die na voltooiing en selectie gevolgd kan worden door de opleiding tot specialist-Klinisch Psycholoog of de opleiding tot Psychotherapeut) en de opleiding tot lid van een specialistische psychotherapievereniging. De track klinische psychologie kan, afhankelijk van de gekozen stageplaats en na goedkeuring van het betreffende verslag, voldoen aan de eisen van de NIPaantekening psychodiagnostiek. Afgestudeerden worden gevraagd voor diagnostische en begeleidingsen interventiewerkzaamheden in praktijkfuncties in ziekenhuizen, gezondheidscentra, verzorgings- en verpleegtehuizen. Anderen worden gevraagd in onderzoekof onderwijsfuncties in het hoger onderwijs of in particuliere (onderzoek)bureaus. Voorlichting, training en staf/beleidsfuncties in de somatische en geestelijke gezondheidszorg zijn ook functies waarin afgestudeerden aan de slag gaan. Afgestudeerden binnen de track Gezondheidsbevordering kunnen terecht in voor het ontwikkelen en begeleiden van preventieve en gezondheidsbevorderende interventies bij GGD’s, in ziekenhuizen en gezondheidscentra. Zij vinden ook emplooi in onderzoek- of onderwijsfuncties in het hoger onderwijs of in onderzoeksinstellingen. Daarnaast kunnen zij terecht in functies op het gebied van programmaen beleidsontwikkeling (zoals bijvoorbeeld RIVM, NIGZ, Voedingscentrum) op het gebied van voorlichting, training en staf/beleidsfuncties op het gebeid van gezondheidsbevordering en preventie Klinische psychologie en gezondheidspsychologie zijn erkende beroepen die ook in andere landen kunnen worden beoefend. De regelgeving die het mogelijk maakt dat men zich kan vestigen in een ander land of in het buitenland een postmaster beroepsopleiding kan volgen is per land verschillend. Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Klinische dan wel Gezondheidsbevordering in het bijzonder.
Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Klinische en gezondheidspsychologie: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische en gezondheidspsychologie heeft met beide tracks kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied van de Klinische en gezondheidspsychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de psychologie wordt toegepast; assessments die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze assessments ten grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de Klinische en gezondheidspsychologie. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische en gezondheidspsychologie is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen de Klinische en gezondheidspsychologie; kennis op het gebied van de Klinische en gezondheidspsychologie te gebruiken om psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; assessments in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren en te evalueren; wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en erover te rapporteren.
50
Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische en gezondheidspsychologie is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van mensen in het algemeen en, patiënten, cliënten en onderzoeksparticipanten en hun directe omgeving in het bijzonder kritisch-reflectief te beschouwen; heeft oog voor ethische aspecten van de toepassing van de Klinische en gezondheidspsychologie met inbegrip van het onderzoek; inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen; kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering. Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische en gezondheidspsychologie is in staat: mensen in het algemeen en patiënten, cliënten en/of participanten in onderzoek en collega’’s in het bijzonder te benaderen, een werkrelatie aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden; kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld; over empirisch onderzoek te rapporteren. Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Klinische en gezondheidspsychologie is in staat: te leren van wetenschappelijke literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau. programma Neuropsychologie Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Neuropsychologie bij te brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid; De neuropsychologie onderzoekt de relatie tussen hersenen en gedrag. Het gaat hier om verschillende psychologische functies zoals perceptie, geheugen, denken, taakverwerking, aandacht, motivatie en emotie. Het gebied bestudeert hoe deze functies door de hersenen worden uitgevoerd, maar ook wat de gevolgen zijn van beschadigingen aan de hersenen en hoe stoornissen behandeld kunnen worden. Dergelijke stoornissen kunnen o.a. ontstaan door een ongeval, een beroerte, overmatig drankgebruik of degeneratie in de hersenen (bijvoorbeeld bij de ziekte van Alzheimer). Het doel van het masterprogramma Neuropsychologie is tweeledig. In de eerste plaats gaat het om het overbrengen van inhoudelijke kennis en praktische vaardigheden op het terrein van de klinische neuropsychologie, waarmee voldaan kan worden aan de eisen van de NIP diagnostiekaantekening en de afgestudeerde zich op de arbeidsmarkt kan begeven. Ten tweede biedt een afgeronde masteropleiding Neuropsychologie toegang tot de beroepsopleiding voor GZ-psycholoog (cf. wet BIG). Dit is mede afhankelijk van de gekozen vakken tijdens de bachelorfase. De afgestudeerden kunnen, indien zij dat willen en een plaats kunnen krijgen, de GZ-opleiding in Nederland of een vergelijkbare postdoctorale opleiding in het buitenland gaan volgen. De opleiding biedt aan afgestudeerde neuropsychologen de mogelijkheid om als neuropsycholoog (NIP-diagnosticus) diagnostische werkzaamheden in de gezondheidszorg (ziekenhuizen, psychiatrische klinieken en instellingen voor revalidatie en bejaardenzorg) te verrichten. Ook onderzoekfuncties in instellingen die werkzaam zijn op het gebied van de gezondheidszorg, variërend van psychiatrische ziekenhuizen tot de farmaceutische industrie, behoren tot de beroepsmogelijkheden. Studenten die naar het buitenland willen kunnen zich voorbereiden op een PhD traject. De regelgeving die het mogelijk maakt dat men zich kan vestigen in een ander land of een postmaster beroepsopleiding kan gaan volgen, zijn per land verschillend. Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Neuropsychologie in het bijzonder.
51
Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Neuropsychologie: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Neuropsychologie heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied van de Neuropsychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de psychologie wordt toegepast; assessments die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze assessments ten grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Neuropsychologie. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Neuropsychologie is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen de Neuropsychologie; kennis op het gebied van de Neuropsychologie te gebruiken om psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; assessments in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en te rapporteren. Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Neuropsychologie is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk patiënten, cliënten en participanten in onderzoek en hun directe omgeving kritisch-reflectief te beschouwen; heeft oog voor ethische aspecten van de toepassing van de Neuropsychologie met inbegrip van het onderzoek; inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen; kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering. Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Neuropsychologie is in staat: patiënten, cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden; kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld; empirisch onderzoek te rapporteren. Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Neuropsychologie is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau. programma Sociale en organisatiepsychologie Met het programma wordt beoogd: Academische professionals integreren hun diepgaand begrip van praktijkproblemen met hun kennis van wetenschappelijke inzichten en methoden in de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie. De bevindingen bij het oplossen van praktijkproblemen genereren input voor kennisontwikkeling in het academische en/of praktijkdomein van de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie of werpen nieuwe vragen op voor wetenschappelijk onderzoek. Het masterprogramma Sociale en Organisatiepsychologie onderscheidt daarom de volgende doelen: Kennis van, en inzicht in, relevante wetenschappelijke ontwikkelingen binnen de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie;
52
Systematisch kunnen ontrafelen van een praktijkprobleem binnen de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie in een maatschappelijke, politieke of organisatiecontext ; Kunnen kiezen uit, en toepassen van, de best aansluitende wetenschappelijk onderbouwde (evidence-based) methoden binnen de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie om het praktijkprobleem aan te pakken; Kunnen bijdragen aan de (evidence-based) kennisbasis in de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie en het opwerpen van nieuwe wetenschappelijke vragen om de aanpak van vergelijkbare praktijkproblemen in de toekomst te optimaliseren. Het ontwikkelen van een professionele identiteit als Sociaal en/of Arbeids- & Organisatiepsycholoog speelt hierbij een belangrijke rol.
Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Sociale en organisatiepsychologie: Kennis en inzicht Kennis van, en inzicht in, relevante wetenschappelijke ontwikkelingen binnen de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie; Kunnen bijdragen aan de (evidence-based) kennisbasis in de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie en het opwerpen van nieuwe wetenschappelijke vragen om de aanpak van vergelijkbare praktijkproblemen in de toekomst te optimaliseren; Op gevorderd niveau overzicht hebben van en inzicht hebben in wetenschappelijke kennis en onderzoeksmethoden binnen de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie; Kennis hebben over en inzicht hebben in de maatschappelijke, politieke of organisatiecontext van een praktijkprobleem. Toepassen kennis en inzicht Systematisch kunnen ontrafelen van een praktijkprobleem binnen de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie in een maatschappelijke, politieke of organisatiecontext; Weten toegang te krijgen tot wetenschappelijke kennis binnen de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie en die kunnen gebruiken om psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; Kennis hebben over en vaardigheden hebben in het interacteren met de maatschappelijke, politieke of organisatiecontext van een praktijkprobleem; Kunnen werken volgens adequate wetenschappelijk onderbouwde en bewezen methoden, procedures en interventies zoals deze binnen de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie gebruikelijk zijn; het gaat hierbij onder meer om het op basisniveau kunnen uitvoeren van assessments en interventies. Oordeelsvorming Kunnen kiezen uit, en toepassen van, de best aansluitende wetenschappelijk onderbouwde (evidence-based) methoden binnen de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie om het praktijkprobleem aan te pakken; Kritisch zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering; In ethische termen kunnen reflecteren op de toepassing van de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie met inbegrip van onderzoek; Inzicht hebben in de ethische aspecten van het handelen als academisch professional ten opzichte van respectievelijk patiënten, cliënten en participanten in onderzoek en hun directe omgeving. Communicatie Vaardig zijn in het uitvoeren van en mondeling en schriftelijk rapporteren over (praktijk)onderzoek binnen de Sociale en/of Arbeids- en Organisatiepsychologie, om zo bij te dragen aan kennis- en praktijkontwikkeling binnen het werkveld; Kunnen communiceren en interacteren met de praktijk: patiënten, cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's kunnen benaderen, een werkrelatie met hen aan kunnen gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies kunnen verantwoorden. Leervaardigheden Inzicht hebben in en kunnen reflecteren op de eigen professionele identiteitsontwikkeling als Sociaal en/of Arbeids- & Organisatiepsycholoog en daaraan consequenties kunnen verbinden door het aanvullen van de eigen competenties (levenslang leren).
53
programma Toegepaste Cognitieve Psychologie Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Toegepaste Cognitieve Psychologie bij te brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid; Het gaat in dit masterprogramma onder andere om: kennis van informatieverwerkingsprocessen in het menselijke brein en welke invloed bijvoorbeeld omgeving en cognitieve belasting hierop kunnen hebben; kennis van het adviseren over optimaliseren van informatieoverdracht gebaseerd op bovenstaande kennis; ontwerpen van ergonomisch verantwoorde interfaces; De student zal na het volgen het programma getraind zijn in het toepassen en vertalen van fundamentele kennis naar praktijksituaties: cognitieve ergonomie (bijvoorbeeld onderzoek naar gebruikersgemak, veiligheid, menscomputerinteractie en mens-omgevinginteractie); communicatiedesign en advisering over optimalisering informatie overdracht (bijvoorbeeld: begeleiding van campagnes: voorlichting, marketing, reclame etc.). De markt voor afgestudeerden ligt in de designindustrie, onderwijsresearch, gezondheidszorg, de ICT-sector en de marketing- en reclamesector, als adviseur of als toegepast onderzoeker. Zij die zich meer ergonomisch hebben georiënteerd kunnen een werkkring vinden bij spoorwegbedrijven, telecommunicatie, luchthavensector/ruimtevaart of productontwikkeling in de industrie. Omdat het om een internationaal erkende specialisatie gaat, kan men ook in andere landen gemakkelijk zijn of haar beroep uitoefenen. Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Toegepaste Cognitieve Psychologie in het bijzonder. Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Toegepaste Cognitieve Psychologie: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Toegepaste Cognitieve Psychologie heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied van de Toegepaste Cognitieve Psychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de psychologie wordt toegepast; assessments die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze assessments ten grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Toegepaste Cognitieve Psychologie. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Toegepaste Cognitieve Psychologie is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen de Toegepaste Cognitieve Psychologie; kennis op het gebied van de Toegepaste Cognitieve Psychologie te gebruiken om psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; assessments in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en te rapporteren. Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Toegepaste Cognitieve Psychologie is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk patiënten, cliënten en participanten in onderzoek en hun directe omgeving kritisch-reflectief te beschouwen; heeft oog voor ethische aspecten van de toepassing van de Toegepaste Cognitieve Psychologie met inbegrip van het onderzoek; inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen; kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering.
54
Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Toegepaste Cognitieve Psychologie is in staat: patiënten, cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden; kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld; empirisch onderzoek te rapporteren. Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Toegepaste Cognitieve Psychologie is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau.
programma Arbeids- en organisatiepsychologie (in afbouw) Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Arbeids- en organisatiepsychologie bij te brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid; Het masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie richt zich op menselijk gedrag in relatie tot arbeid en (arbeids)organisaties. Het gaat hierbij niet alleen om individueel gedrag, maar juist ook om het functioneren van teams en de organisatie als geheel. De A&Opsychologie heeft tot doel meer inzicht te krijgen in gedrag in organisaties en om uiteindelijk de ‘fit’ tussen mensen en hun werkomgeving te kunnen optimaliseren. A&O-psychologie is derhalve een toegepaste wetenschap, waarin fundamenteel onderzoek en praktische toepassing gecombineerd worden. Het Utrechtse masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie kenmerkt zich door de evenredige aandacht voor zowel inhoudelijke kennis als diagnose- en interventievaardigheden op het gebied van de arbeidspsychologie, organisatiepsychologie en personeelspsychologie. Het programma biedt afgestudeerden goede beroepsperspectieven en sluit goed aan bij verdere postmaster-opleidingen en registraties op het gebied van organisatieadvies, groepstraining en –begeleiding, human resource management en beroepskeuze- en loopbaanbegeleiding. Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Arbeids- en organisatiepsychologie in het bijzonder. Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Arbeids- en organisatiepsychologie: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied van de Arbeids- en organisatiepsychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de psychologie wordt toegepast; assessments die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze assessments ten grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Arbeidsen organisatiepsychologie. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie is in staat om: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen de Arbeids- en organisatiepsychologie; kennis op het gebied van de Arbeids- en organisatiepsychologie te gebruiken om psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; assessments in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren;
55
interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en te rapporteren.
56
Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk patiënten, cliënten en participanten in onderzoek en hun directe omgeving kritisch-reflectief te beschouwen; heeft oog voor ethische aspecten van de toepassing van de Arbeids- en organisatiepsychologie met inbegrip van het onderzoek; inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen; kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering. Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie is in staat: patiënten, cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden; kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld; empirisch onderzoek te rapporteren. Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Arbeids- en organisatiepsychologie is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau. programma Jeugdstudies (in afbouw) Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Jeugdstudies bij te brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid; Het masterprogramma Jeugdstudies wil studenten opleiden tot psychologische professionals, die beschikken over de kennis, competenties en methodische vaardigheden die hen geschikt maken voor een breed scala aan academische functies in het brede veld van van de zorg voor jeugdigen (jeugdbeleid, onderwijs, jeugd(gezondheids)zorg. Studenten moeten daartoe leren om onderzoek uit te voeren, beleid te analyseren en ontwikkelen, op basis van de stand van zaken van wetenschappelijke kennis steun te bieden bij de ontwikkeling en uitvoering van concrete interventies (wat is bekend over wat werkt en waarom, hoe kunnen op basis van deze kennis nieuwe interventies en/of nieuw beleid ontwikkeld worden), kunnen onderzoeken wat de effectiviteit van bepaalde interventies is met behulp van gedegen wetenschappelijk effectonderzoek (Randomized controlled trials) en kunnen helpen bij de implementatie van effectief gebleken interventies. Het programma leidt studenten op tot psychologische academici die geschikt zijn voor functies als stafmedewerker, manager, beleidsmedewerker of onderzoeker op het terrein van de zorg voor jeugd. Daarbij kan het gaan om functies bij de (landelijke, provinciale of gemeentelijke) overheid, maar ook om functies in de jeugd(gezondheids)zorg de jeugdhulpverlening, of functies in landelijke gespecialiseerde instituten gericht op onderzoek, kennisontwikkeling, kennistoepassing en implementatie van wetenschappelijk gefundeerde kennis van vraagstukken over jeugd. De laatste jaren staat de kwaliteitsverhoging van het professionele werken in dit veld volop in de belangstelling. De uitvoering van meer toegepast, maar ook meer fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, naar jeugdvraagstukken maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. De master sluit goed aan bij deze ontwikkelingen en beoogt studenten op te leiden voor functies in dit proces. Internationaal sluit de master aan bij onderzoek en beleid dat internationaal vergelijkend is opgezet. Studenten kunnen elders in Europa toegang zoeken tot meer gespecialiseerde opleidingen en tot functies in landenoverstijgende onderzoeksinstellingen (zoals het EMCDDA, het European Monitoring Centre for Drug and Drug Addiction, de WHO). Ten behoeve van deze internationalisering zal expliciet gezocht worden naar de mogelijkheid om stages in het buitenland te lopen in het kader van de master. Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Jeugdstudies in het bijzonder.
57
Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Jeugdstudies: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied van de Jeugdstudies; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de psychologie wordt toegepast; assessments die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze assessments ten grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Jeugdstudies. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen de Jeugdstudies; kennis op het gebied van de Jeugdstudies te gebruiken om psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; assessments in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en te rapporteren. Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk cliënten en participanten in onderzoek en hun directe omgeving, en interventies en beleid kritisch-reflectief te beschouwen; oog te hebben voor ethische aspecten van de toepassing van de Jeugdstudies met inbegrip van het onderzoek; inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen; kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering. Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden; kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld; empirisch onderzoek te rapporteren. Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Jeugdstudies is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau. programma Kinder- en jeugdpsychologie (in afbouw) Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Kinder- en jeugdpsychologie bij te brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid; In de ontwikkelingspsychologie worden veranderingen in gedragingen en belevingen met verloop van leeftijd bestudeerd. Ontwikkelingspsychologisch onderzoek is gericht op beschrijving en theorievorming die de menselijke ontwikkeling gedurende (een deel van) de levensloop in kaart brengen. Centraal staan systematische veranderingen in de levensloop van het individu, de ontwikkelingsprocessen die hieraan ten grondslag liggen en de sociale context van ontwikkelingsveranderingen. In het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie ligt de nadruk op een deel van het gehele levensloopproces, nl. de kinder- en jeugdperiode. Het
58
programma is gericht op het aanbrengen van kennis en vaardigheden op het terrein van de psychologische diagnostiek en de interventie (en preventie) van ontwikkeling van kinderlijke en jeugdige gedragingen en mentale processen. De nadruk ligt hierbij op de optimalisering van normale ontwikkeling en de bijsturing van problematische ontwikkeling en de bijdrage die beleid en organisaties daar aan kunnen leveren. Ontwikkelingspsychologen vinden emplooi in vele sectoren van de samenleving. Functies, taken en werkzaamheden zijn divers. Vervolgperspectieven nationaal zijn: instroom in de postacademische opleiding tot Gezondheidszorgpsycholoog (mits in de bachelorfase voldaan is aan de eisen) voor degenen die een carrière in de gezondheidszorg ambiëren bijvoorbeeld (in de Psychiatrie, de Gehandicaptenzorg, in de RIAGG’s en in justitiële instellingen). Men heeft toegang tot het registratietraject tot Kinder & Jeugdpsycholoog van de beroepsvereniging NIP, tot de postacademische opleiding Schoolpsycholoog of men kan zich vestigen of gaan werken (na post-master opleiding) als eerstelijns psycholoog. Dit omvat zowel de begeleiding van de jongeren zelf als de begeleiding van de ouders of verzorgers. Afgestudeerden gaan ook werken in schoolbegeleidingsdiensten en speciaal onderwijs of in landelijke, provinciale, of gemeentelijke instellingen. De werkzaamheden omvatten hulpverlening en begeleiding, maar ook beleidsontwikkeling en methodiekontwikkeling en evaluatie van beleid en toegepast onderzoek. Vervolgperspectief internationaal: (klinische) ontwikkelingspsychologie is een internationaal erkend vak dat ook in andere landen kan worden bedreven. De regelgeving die het mogelijk maakt dat men zich kan vestigen als psycholoog is per land verschillend. Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Kinder- en jeugdpsychologie in het bijzonder. Binnen de masteropleiding Kinderen jeugdpsychologie is het mogelijk een differentiatie Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek te volgen. Voor deze opleiding gelden dezelfde eindtermen als voor de reguliere opleiding Kinderen jeugdpsychologie, met dien verstande dat de doelen worden behaald binnen dit specifieke werkveld.
Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Kinder- en jeugdpsychologie: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied van de Kinder- en jeugdpsychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de psychologie wordt toegepast; diagnostiek zoals die in het beroepsveld wordt uitgevoerd en de theorieën die hieraan ten grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Kinder- en jeugdpsychologie. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen de Kinder- en jeugdpsychologie; kennis op het gebied van de Kinder- en jeugdpsychologie te gebruiken om psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; diagnostiek in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en te rapporteren. Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk cliënten betrokkenen, en participanten in onderzoek en hun directe omgeving kritisch-reflectief te beschouwen; oog te hebben voor ethische aspecten van de toepassing van de Kinder- en jeugdpsychologie met inbegrip van het onderzoek; inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen;
59
kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering.
Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie is in staat: cliënten, betrokkenen en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden; kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld; empirisch onderzoek te rapporteren. Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Kinder- en jeugdpsychologie is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau. programma Sociale psychologie (in afbouw) Met het programma wordt beoogd: Gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Sociale psychologie bij te brengen, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid; Het programma biedt verdieping in de kerngebieden van de sociale psychologie, inclusief centrale toepassingsvelden. In het bijzonder omvat het masterprogramma de domeinen van sociaal-psychologische processen op het gebied van sociale beïnvloeding en het toepassen van sociaal-psychologische theorieën op sociale problemen. Studenten specialiseren zich op een concreet inhoudelijk en professioneel terrein in hun stage en afstudeerproject. Centraal staat het vergroten van kennis en vaardigheden met betrekking tot sociaal-psychologische theorieën, onderzoek en toepassingen op de niveaus van: het individu, sociale relaties en groepen. Het masterprogramma bereidt voor op professionele functies op het gebied van de Sociale psychologie, met name onderzoek in niet-universitaire instellingen, alsmede voor praktijk- en beleidsfuncties op het gebied van de toegepaste Sociale psychologie. Daarnaast sluit het programma goed aan bij nationale en internationale research masters op het gebied van de Sociale Psychologie. Voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de psychologie in het algemeen, en de Sociale psychologie in het bijzonder. Vertaling van de doelstelling in eindtermen van het programma Sociale psychologie: Kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Sociale psychologie heeft kennis van en inzicht in: de recente ontwikkeling en actuele stand van zaken met betrekking tot de kennis op het gebied van de Sociale psychologie; het beroepsveld (of de beroepsvelden) waarbinnen de kennis van dat gebied van de psychologie wordt toegepast; assessments die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze assessments ten grondslag liggen; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd en de theorieën die aan deze strategieën ten grondslag liggen; gebruikelijke methoden van onderzoek op het gebied van de Sociale psychologie. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde van het masterprogramma Sociale psychologie is in staat: op gevorderd niveau inzicht te laten zien in de toepassingen van psychologische kennis binnen de Sociale psychologie; kennis op het gebied van de Sociale psychologie te gebruiken om psychologische vraagstukken in het betreffende vakgebied adequaat te analyseren; assessments in het betreffende beroepsgebied op basisniveau uit te voeren; interventiestrategieën die in het beroepsveld worden gehanteerd op basisniveau uit te voeren; eenvoudig wetenschappelijk onderzoek op het betreffende gebied op te zetten, uit te voeren en te rapporteren.
60
Oordeelsvorming De afgestudeerde van het masterprogramma Sociale psychologie is in staat: gevolgen van eigen handelen als professional ten opzichte van respectievelijk patiënten, cliënten en participanten in onderzoek en hun directe omgeving kritisch-reflectief te beschouwen; heeft oog voor ethische aspecten van de toepassing van de Sociale psychologie met inbegrip van het onderzoek; inzicht te tonen in het besef van beperkte kennis en vaardigheden en hier naar te handelen; kritisch te zijn ten aanzien van psychologische kennis en praktijk; in het bijzonder in het licht van wetenschappelijke standaarden van redeneren en bewijsvoering. Communicatie De afgestudeerde van het masterprogramma Sociale psychologie is in staat: patiënten, cliënten en/of participanten in onderzoek en collega's te benaderen, een werkrelatie aan te gaan en zich ten opzichte van hen voor beroepsmatige acties en conclusies te verantwoorden; kennis uit het vak over te dragen aan collega's en aan mensen buiten het vak, in het bijzonder met betrekking tot onderwerpen op het gekozen beroepsveld; empirisch onderzoek te rapporteren. Leervaardigheden De afgestudeerde van het masterprogramma Sociale psychologie is in staat: te leren van literatuur, mondelinge overdracht van kennis en kunde en van feedback op eigen academische en beroepsactiviteiten; te leren op zelfsturend en autonoom niveau.
61
BIJLAGE
62
Bijlage 1.
Pre-mastertraject (art. 2.4)
Het pre-mastertraject start op 1 februari en heeft een omvang van 30 stp. Een verzoek te worden toegelaten tot het pre-mastertraject moet voor 31 december worden ingediend bij de toelatingscommissie. Op 31 december moet het HBO-einddiploma zijn behaald en het aan het premastertraject voorafgaande selectietraject zijn afgerond. De cursussen van het selectietraject worden niet als regulier onderwijs aangeboden, maar als contractonderwijs. Op de cursussen van het selectietraject zijn de “Algemene voorwaarden Selectietraject van het Instroomprogramma hbo’ers” van toepassing. Bijlage 1.1 – ALGEMENE SOCIALE WETENSCHAPPEN: Bijlage 1.1.1 - Arbeid, zorg en participatie Toelating tot het pre-mastertraject ASW: Arbeid, zorg en participatie: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject ASW: Arbeid, zorg en participatie onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond. CROHO-categorie5 Onderwijs
6
Gedrag en maatschappij Gezondheidszorg
Economie
Opleiding Lerarenopleiding Basisonderwijs Lerarenopleiding Aardrijkskunde Lerarenopleiding Geschiedenis Lerarenopleiding Maatschappijleer Alle richtingen Verpleegkunde (HBO-V) Psychomotorische therapie Ergotherapie Sport, gezondheid, management Leefstijl, arbeid en gezondheid Sociale gerontologie Alle richtingen
Inhoud bijbehorende selectietraject ASW: Arbeid, zorg en participatie (22,5 stp): De sociale stand van Nederland: sociale vraagstukken en sociaal beleid (7,5 stp) M&T: methoden en technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek (7,5 stp) Academische vaardigheden Algemene sociale wetenschappen (2,5 stp) Pre-master Kwantitatieve data-analyse (5 stp). Inhoud pre-mastertraject ASW: Arbeid, zorg en participatie (30 stp): Keuze (7,5 stp) uit: o Individualisering en publieke dienstverlening (7,5 stp) o Migranten en integratie (7,5 stp) Geavanceerde kwantitatieve en kwalitatieve analysemethoden (7,5 stp) Solidarity between young and old (7,5 stp) Pre-masterthesis ASW (7,5 stp). Bijlage 1.1.2 - Jeugdstudies Toelating tot het pre-mastertraject ASW: Jeugdstudies: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject ASW: Jeugdstudies onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond.
5
CROHO = Centraal Register Opleidingen in het Hoger Onderwijs. Studenten van opleidingen uit de sectoren Onderwijs en Gezondheid die niet specifiek genoemd worden maar die wel menen dat het door hen genoten onderwijs aansluit bij de thema’s van het masterprogramma Arbeid, zorg en participatie kunnen de toelatingscommissie vragen om toelating tot het pre-mastertraject. Zij dienen in een motivatiebrief aan te geven, welke aansluiting zij tussen hun HBO-opleiding en deze (pre-)master zien. 6
63
CROHO-categorie Onderwijs Gedrag en maatschappij
Opleiding Alle richtingen Alle richtingen
Inhoud bijbehorende selectietraject ASW: Jeugdstudies (22,5 stp): Risicogedrag en verslaving in de adolescentie (7,5 stp) M&T: methoden en technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek (7,5 stp) Academische vaardigheden Algemene sociale wetenschappen (2,5 stp) Pre-master Kwantitatieve data-analyse (5 stp). Inhoud pre-mastertraject ASW: Jeugdstudies (30 stp): Adolescent development (7,5 stp) Jongeren en seksualiteit (7,5 stp) Geavanceerde kwantitatieve en kwalitatieve analysemethoden (7,5 stp) Pre-masterthesis ASW (7,5 stp).
Bijlage 1.2 – SOCIOLOGIE: Toelating tot het pre-mastertraject: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject Sociologie: Actuele sociale vraagstukken onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond. CROHO-categorie Onderwijs Gedrag en maatschappij Gezondheidszorg Economie
Opleiding Alle richtingen Alle richtingen Alle richtingen Alle richtingen
Inhoud bijbehorende selectietraject Actuele sociale vraagstukken (22,5 stp): Sociale problemen (7,5 stp) Inleiding sociologie (3,75 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 1 (7,5 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 2 (3,75 stp). Inhoud pre-mastertraject Actuele sociale vraagstukken (30 stp): Sociology of organisations (7,5 stp) wordt in het Engels aangeboden Leeronderzoek oriëntatiefase: probleemverkenning en vragenlijstconstructie (7,5 stp) Leeronderzoek sociale stratificatie en gezinssociologie (7,5 stp) Sociale sturing van Nederland (7,5 stp) Bijlage 1.3 – ONDERWIJSKUNDE: Toelating tot het pre-mastertraject: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject Onderwijskunde onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond. CROHO-categorie Onderwijs Gedrag en maatschappij Gezondheidszorg
Opleiding Alle richtingen Alle richtingen Alle richtingen
Voltijd: Inhoud bijbehorende selectietraject Onderwijswetenschappen voltijd (22,5 stp): Onderwijspsychologie en academisch schrijven (10 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 1 (7,5 stp) Methoden en statistiek van onderwijskundig onderzoek (5 stp).
64
Inhoud pre-mastertraject Onderwijswetenschappen (30 stp): Ontwikkelen van assessment- en evaluatie: instrumenten voor onderwijssituaties (7,5 stp) Onderwijskundige veranderingsinterventies (7,5 stp) Ontwerpen van leersituaties (7,5 stp) Onderzoeksvaardigheden/Leeronderzoek (7,5 stp). Deeltijd: Inhoud selectietraject Onderwijswetenschappen deeltijd (37,5 stp):
Onderwijspsychologie en academisch schrijven (10 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 1 (7,5 stp) Methoden en statistiek van onderwijskundig onderzoek (5 stp) Ontwikkelen van assessment- en evaluatie: instrumenten voor onderwijssituaties (7,5 stp) Onderwijskundige veranderingsinterventies (7,5 stp)
Inhoud pre-mastertraject Onderwijswetenschappen deeltijd (15 stp): Ontwerpen van leersituaties (7,5 stp) Onderzoeksvaardigheden/Leeronderzoek (7,5 stp). Deeltijders Onderwijskunde hebben een aangepaste roostering. Zij volgen dientengevolge Selectietraject en premastertraject door elkaar heen. Voor hen geldt het volgende. De selectiecursus ‘Ontwikkelen van assessment- en evaluatie: instrumenten voor onderwijssituaties’ mag alleen worden gevolgd als de selectiecursussen ‘Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 1’ en ‘Methoden en statistiek van onderwijskundig onderzoek’ zijn behaald. De premastercursus ‘Ontwerpen van leersituaties’ mag alleen worden gevolgd als de selectiecursus ‘Onderwijspsychologie en academisch schrijven’ is behaald.
Bijlage 1.4 – PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN: Bijlage 1.4.1 – Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken Toelating tot het pre-mastertraject: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond. CROHO-categorie Onderwijs Gedrag en maatschappij Gezondheidszorg
Opleiding Alle richtingen Alle richtingen Alle richtingen
Inhoud bijbehorende selectietraject Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken (22,5 stp): Culturele diversiteit in opvoeding, onderwijs en jeugdhulpverlening (7,5 stp) Ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jeugdigen met een beperking (3,75 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 1 (7,5 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 2 (3,75 stp). Inhoud pre-mastertraject Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken (30 stp): Opvoeding en ontwikkeling 2 (7,5 stp) Praktijkontwikkeling, onderzoek en beleid (7,5 stp) Thesis (15 stp).
65
Bijlage 1.4.2 – Orthopedagogiek Toelating tot het pre-mastertraject: De bezitter van één van de hieronder vermelde einddiploma’s van een HBO-opleiding met een omvang van 240 stp krijgt toegang tot het pre-mastertraject Orthopedagogiek onder de voorwaarde dat voorafgaand het bijbehorende selectietraject van 22,5 stp is afgerond. CROHO-categorie Onderwijs Gedrag en maatschappij Gezondheidszorg
Opleiding Alle richtingen Alle richtingen Alle richtingen
Inhoud bijbehorende selectietraject Orthopedagogiek (22,5 stp): Emotional and behavioral disturbances (7,5 stp) Ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jeugdigen met een beperking (3,75 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 1 (7,5 stp) Methoden en statistiek van sociaal wetenschappelijk onderzoek 2 (3,75 stp). Inhoud pre-mastertraject Orthopedagogiek (30 stp): Diagnostiek (7,5 stp) Behandeling (7,5 stp) Thesis (15 stp).
66
Bijlage 2.
Opbouw van de programma’s (art. 3.6 lid 1)
Alle programma’s hebben een omvang van 60 stp. Bijlage 2.1 – ALGEMENE SOCIALE WETENSCHAPPEN: Bijlage 2.1.1 - programma Arbeid, zorg en participatie onderwijsonderdelen Academic Professional (lintmodule) Interventies en beleid 1: praktijkoriëntatie Social risks in Europe: protection, activation and diversity Interventies en beleid 2: onderzoekoriëntatie Social Innovations in policy and practice of Integration and cultural diversity Keuzecursus op masterniveau 7 Masterproject AZP A: praktijkstage + masterthesis of Masterproject AZP B: onderzoeksstage + masterthesis
studielast 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 30 stp
Bijlage 2.1.2 - programma Jeugdstudies onderwijsonderdelen Academic Professional (lintmodule) Interventies en beleid 1: praktijkoriëntatie Jeugdstudies: een interdisciplinaire benadering Interventies en beleid 2: onderzoeksoriëntatie Keuzecursus op masterniveau 7 Capita selecta Jeugdstudies Masterproject Jeugdstudies A: praktijkstage (15 stp) + masterthesis (15 stp) of Masterproject Jeugdstudies B: onderzoeksstage + masterthesis
studielast 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 30 stp
Bijlage 2.2 – SOCIOLOGIE: programma Actuele sociale vraagstukken onderwijsonderdelen Academic Professional (lintmodule) Beleidsonderzoek en advies Organisaties en onderzoek in de praktijk Keuze uit een van de drie tracks met bijbehorende twee verplichte trackcursussen. Track Criminaliteit en Veiligheid: Criminology and safety (aangeboden in het Engels) Neighborhouds and Crime (aangeboden door Sociale Geografie, in het Engels) Track Internet, Sociale media en Netwerken: Internet, sociale media en netwerken Sociale beïnvloeding (aangeboden door Sociale Psychologie) Track Zorg, Beleid en Organisatie: Zorg, beleid en organisatie Organisatieontwikkeling (aangeboden door Sociale Psychologie) Keuzecursus op masterniveau Stage en arbeidsmarktoriëntatie Masterthesis
studielast 5 stp 5 stp 5 stp 2 x 5 stp
5 stp 15 stp 15 stp
7
Vanuit ASW worden de volgende keuzecursussen aangeboden en aanbevolen: Methodische en statistische aspecten van sociaal wetenschappelijk onderzoek (5 stp), Philosophy of social sciences (5 stp) en Strategic HRM in a changing society (5 stp).
67
Bijlage 2.3 – ONDERWIJSKUNDE: programma Onderwijswetenschappen onderwijsonderdelen Academic Professional (lintmodule) Instructional design and evaluation Learning in Organizations Educational design and consultancy Keuzecursus op masterniveau Stage Onderzoeksplan masterthesis Masterthesis
studielast 5 stp 7,5 stp 7,5 stp 5 stp 5 stp 10 stp 5 stp 15 stp
Bijlage 2.4 – PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN: Bijlage 2.4.1 - programma Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken onderwijsonderdelen Paradigma’s en Praktijken Globale Perspectieven Preventie 3.0: Perspectieven en Design Jeugd en Digitale media Academic Professional (lintmodule) Keuzecursus op masterniveau Stage Thesis
studielast 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 10 stp 20 stp
Bijlage 2.4.2 - programma Orthopedagogiek onderwijsonderdelen Academic Professional (lintmodule) Kritische analyse van orthopedagogische vraagstukken Systemische begeleiding Keuzecursus op masterniveau Stage Thesis
studielast 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 20 stp 20 stp
Bijlage 2.5 – PSYCHOLOGIE: Bijlage 2.5.1 - programma Klinische kinder- en jeugdpsychologie onderwijsonderdelen Academic Professional (lintmodule) Effectieve jeugdhulp Cognitieve gedragstechnieken in de jeugdhulp Keuzecursus op masterniveau 8 Stage Thesis
studielast 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 20 stp 20 stp
8
Vanuit Klinische kinder- en jeugdpsychologie worden de volgende keuzecursussen aangeboden en aanbevolen: Forensische psychopathologie bij kinderen en jongeren (5 stp), Interventies in gezin, school en wijk (5 stp) en Toegepaste ontwikkelingspsychologie (5 stp).
68
Bijlage 2.5.2 - programma Klinische en gezondheidspsychologie Variant Klinische psychologie:
onderwijsonderdelen Academic Professional (lintmodule) Klinische psychologie en gezondheidsbevordering Gedragstherapie en cognitieve therapie Keuzecursus op masterniveau Stage Thesis
studielast 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 20 stp 20 stp
Variant Gezondheidsbevordering:
onderwijsonderdelen Academic Professional (lintmodule) Klinische psychologie en gezondheidsbevordering Van theorie naar interventie Keuzecursus op masterniveau 9 Keuzecursus op masterniveau Stage Thesis
studielast 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 15 stp 20 stp
Bijlage 2.5.3 - programma Neuropsychologie onderwijsonderdelen Academic Professional (lintmodule) Neuropsychologische revalidatie Ontwikkelingsneuropsychologie of Cognitieve neuropsychiatrie Keuzecursus op masterniveau Stage Thesis
studielast 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 25 stp 15 stp
Bijlage 2.5.4 - programma Sociale- en organisatie psychologie Variant Arbeid en organisatie:
onderwijsonderdelen Academic Professional (lintmodule) Van theorie naar interventie Werk, gezondheid en prestatie Organisatieontwikkeling Keuzecursus op masterniveau 10 Keuzecursus op masterniveau Stage Thesis
studielast 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 15 stp 15 stp
Variant Sociale beïnvloeding van gedrag:
onderwijsonderdelen Academic Professional (lintmodule) Van theorie naar interventie Leiderschap en communicatie Sociale beïnvloeding: voorlichting en reclame Keuzecursus op masterniveau 11 Keuzecursus op masterniveau Stage
studielast 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 5 stp 15 stp
9
Bijvoorbeeld: Nudging Aanbevolen: intern keuzevak Sociale beïnvloeding: voorlichting en reclame 11 Aanbevolen: intern keuzevak Organisatieontwikkeling 10
69
Thesis
15 stp
Bijlage 2.5.5 - programma Toegepaste cognitieve psychologie onderwijsonderdelen Academic Professional (lintmodule) Toegepaste cognitieve psychologie Onderzoek in een commerciële omgeving Keuzecursus op masterniveau Stage Thesis
studielast 5 stp 10 stp 5 stp 5 stp 10 stp 25 stp
70
Bijlage 3.
Overgangsregelingen (art. 8.2)
Voor de studenten die ingestroomd zijn in een eerder curriculum geldt, tenzij zij overstappen naar het nieuwe curriculum, t/m 31 augustus 2017 het ‘oude’ curriculum, zoals opgenomen in de Onderwijs- en examenregeling van het studiejaar 2014-2015 of eerder, met de volgende overgangsregelingen. Bijlage 3.1 – ALGEMENE SOCIALE WETENSCHAPPEN: Bijlage 3.1.1 - programma Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie Indien niet behaald Van bescherming naar sociale investering (7,5 stp) Onderzoeksstrategieën voor sociaal beleid (7,5 stp) Nieuwe sociale risico’s in Europa (7,5 stp) Evaluatie van sociaal beleid (7,5 stp) Master Thesis Design (5 stp) + Master Thesis arbeid, zorg en welzijn (25 stp)
Dan afronden Social risks in Europe: protection, activation and diversity (5 stp) + 2,5 stp die worden ingevuld door de eindopdracht uit te breiden Interventies en beleid 1: praktijkoriëntatie (5 stp) + 2,5 stp die worden ingevuld door de eindopdracht uit te breiden Social Innovations in policy and practice (5 stp) + 2,5 stp die worden ingevuld door de eindopdracht uit te breiden Interventies en beleid 2: onderzoeksoriëntatie (5 stp) + 2,5 stp die worden ingevuld door de eindopdracht uit te breiden Masterproject AZP (30 stp)
Bijlage 3.1.2 - programma Jeugdstudies Indien niet behaald Jeugd in een veranderende jeugdwereld (7,5 stp) Methodologische en statistische aspecten van sociaalwetenschappelijk onderzoek (7,5 stp) Praktijkoriëntatie jeugdstudies (7,5 stp) Masterstage Jeugdstudies (15 stp) Thesis Jeugdstudies (22,5 stp)
Dan afronden Jeugdstudies: een interdisciplinaire benadering (5 stp) + 2,5 stp die worden ingevuld door de eindopdracht uit te breiden. Methodologische en statistische aspecten van sociaalwetenschappelijk onderzoek (5 stp) + 2,5 stp die worden ingevuld door een extra college en toets over interventieonderzoek Interventies en beleid 1: praktijkoriëntatie (5 stp) + 2,5 stp die worden ingevuld door uitbreiding van de eindopdracht. Masterstage Jeugdstudies (15 stp) Capita selecta Jeugdstudies (5 stp) + Thesis Jeugdstudies (15 stp) + 2,5 stp die worden ingevuld door uitbreiding van de masterscriptie
Bijlage 3.1.3 - programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief Indien niet behaald Modernisering en mondialisering in historisch perspectief (7,5 stp) Politics of Multiculturalism (7,5 stp) Etnisch-culturele diversiteit in westerse samenlevingen (7,5 stp) Methodologie en onderzoeksopzet (7,5 stp) Combinatie van 2 cursussen: Modernisering en mondialisering in historisch perspectief (7,5 stp);
Dan afronden Social risks in Europe: protection, activation and diversity (5 stp) + 2,5 stp die i.o.m. de programmacoördinator worden ingevuld Global connections and cultural diversity (5 stp) + 2,5 stp die i.o.m. de programmacoördinator worden ingevuld Integration and cultural diversity (5 stp) + 2,5 stp die i.o.m. de programmacoördinator worden ingevuld Interventies en beleid 2: onderzoekoriëntatie (5 stp) + 2,5 stp die i.o.m. de programmacoördinator worden ingevuld Social risks in Europe: protection, activation and diversity (5 stp) + Integration and cultural diversity (5 stp) + Global connections and cultural
71
Politics of Multiculturalism (7,5 stp); Etnisch-culturele diversiteit in westerse samenlevingen (7,5 stp). Combinatie van 2 cursussen: Methodologie en onderzoeksopzet (7,5 stp) + één van de volgende cursussen: Modernisering en mondialisering in historisch perspectief (7,5 stp) / Politics of Multiculturalism (7,5 stp) / Etnischculturele diversiteit in westerse samenlevingen (7,5 stp) Combinatie van 3 cursussen: Methodologie en onderzoeksopzet (7,5 stp) + twee van de volgende cursussen: Modernisering en mondialisering in historisch perspectief (7,5 stp) / Politics of Multiculturalism (7,5 stp) / Etnischculturele diversiteit in westerse samenlevingen (7,5 stp) Masterproject multiculturalisme in vergelijkend perspectief (30 stp)
diversity (5 stp) Integration and cultural diversity (5 stp) + Interventies en beleid 1: praktijkoriëntatie (5 stp) + Interventies en beleid 2: onderzoekoriëntatie (5 stp) Integration and cultural diversity (5 stp) + Global connections and cultural diversity (5 stp) + Interventies en beleid 1: praktijkoriëntatie (5 stp) + Interventies en beleid 2: onderzoekoriëntatie (5 stp) + 2,5 stp die i.o.m. de programmacoördinator worden ingevuld Masterproject Arbeid, Zorg en Participatie (30 stp)
Bijlage 3.2 – Culturele antropologie: programma Multiculturalisme in vergelijkend perspectief Indien niet behaald Modernisering en mondialisering in historisch perspectief (7,5 stp) Politics of Multiculturalism (7,5 stp) Multiculturalisme en de ‘nieuwe wereldorde’ (7,5 stp) Masterthesis: methodologie en onderzoeksopzet CA (7,5 stp) Masterthesis: onderzoek CA (22,5 stp) Masterthesis: rapportage CA (7,5 stp)
Dan afronden Anthropology of globalization (5 stp) + paper (2,5 stp) Social sustainability and contestation (5 stp) + paper (2,5 stp) Citizenship in the new world order (5 stp) + paper (2,5 stp) Ethnographic methods and research design (5 stp) + extensie (2,5 stp) Etnographic fieldwork and thesis (20 stp) + extensie (2,5 stp) Etnographic fieldwork and thesis (5 stp) + extensie (2,5 stp)
Bijlage 3.3 – SOCIOLOGIE: programma Vraagstukken van beleid en organisatie Indien niet behaald Beleid: van probleem naar onderzoek (7,5 stp) Beleid en organisaties in de zorg (3,75 stp) Sociale ongelijkheid en beleid: bedoelde en onbedoelde gevolgen (3,75 stp) Buurten: problemen en hun aanpak (3,75 stp) Sociale ongelijkheid en beleid: bedoelde en onbedoelde gevolgen (3,75 stp) + Buurten: problemen en hun aanpak (3,75 stp)
Organisaties: theorie en onderzoek (7,5 stp) Integratie van etnische minderheden: tussen onderzoek en beleid (3,75 stp) Masterstage en arbeidsmarktoriëntatie (7,5 stp)
Dan afronden Beleidsonderzoek en advies (5 stp). De ontbrekende 2,5 stp worden in overleg met de programmacoördinator ingevuld Zorg, beleid en organisaties (in aangepaste vorm van 3,75 stp i.p.v. 5 stp, in overleg met de programmacoördinator) Criminology and safety (in aangepaste vorm van 3,75 stp i.p.v. 5 stp, in overleg met de programmacoördinator) Criminology and safety (in aangepaste vorm van 3,75 stp i.p.v. 5 stp, in overleg met de programmacoördinator) Criminology and safety (in aangepaste vorm van 3,75 stp i.p.v. 5 stp, in overleg met de programmacoördinator) + Internet, sociale media en netwerken (in aangepaste vorm van 3,75 stp i.p.v. 5 stp, in overleg met de programmacoördinator) Onderzoek in de praktijk (5 stp). De ontbrekende 2,5 stp worden in overleg met de programmacoördinator ingevuld Integratie en culturele diversiteit (ASW) (in aangepaste vorm van 3,75 stp i.p.v. 5 stp, in overleg met de programmacoördinator) Masterstage en arbeidsmarktoriëntatie (7,5 stp)
72
Masterthesis (22,5 stp) Masterstage en arbeidsmarktoriëntatie (7,5 stp) + Masterthesis (22,5 stp)
Masterthesis (22,5 stp) Masterstage en Arbeidsmarktorientatie (15 stp) + Masterthesis (15 stp)
Bijlage 3.4 – ONDERWIJSKUNDE: programma Onderwijskundig ontwerp en advisering Indien niet behaald Integratiecursus master Onderwijskundig ontwerp en advisering (3 stp) Kerncursus Learning in organizations (7,5 stp) Kerncursus Instructional design and evaluation (7,5 stp) Eén verdiepingsthema (3 stp) Twee verdiepingsthema’s (2 x 3 stp) Stage Onderwijskundig ontwerp en advisering (18 stp) Masterthesis Onderwijskundig ontwerp en advisering (18 stp)
Dan afronden Academic professional Onderwijswetenschappen, deelvariant (3 stp) Learning in organizations (7,5 stp) Instructional design and evaluation (7,5 stp) Eén verdiepingsthema (3 stp) Educational design and consultancy met aanvullende opdracht van 1 stp (5 + 1 stp) Stage Onderwijskundig ontwerp en advisering (18 stp) Masterthesis Onderwijskundig ontwerp en advisering (18 stp)
Bijlage 3.5 – PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN: Bijlage 3.5.1 - programma Jeugdstudies Indien niet behaald Jeugd in een veranderende jeugdwereld (7,5 stp) Methodologische en statistische aspecten van sociaalwetenschappelijk onderzoek (7,5 stp) Praktijkoriëntatie Jeugdstudies (7,5 stp) Stage Jeugdstudies (15 stp) Thesis Jeugdstudies (22,5 stp)
Dan afronden Jeugdstudies: een interdisciplinaire benadering (5 stp) + 2,5 stp worden ingevuld door de eindopdracht uit te breiden. Methodologische en statistische aspecten van sociaalwetenschappelijk onderzoek (5 stp) + de ontbrekende 2,5 stp worden i.o.m. de cursuscoördinator ingevuld Interventies en beleid 1: Praktijkoriëntatie (5 stp) + 2,5 stp worden ingevuld door uitbreiding van de eindopdracht. Masterstage Jeugdstudies (15 stp) Capita Selecta Jeugdstudies (5 stp) + Thesis Jeugdstudies (15 stp) + 2,5 stp worden ingevuld door uitbreiding van de masterscriptie.
Bijlage 3.5.2 - programma Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken (MOV) Indien niet behaald Inleidend cursus Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken (7,5 stp) Jeugdbeleid en preventie (5 stp) Internationale pedagogische vraagstukken (5 stp) Praktijkanalyse (3,75 stp) Jeugdrecht (1,25 stp) Stage (15 stp) Thesis (22,5 stp)
Dan afronden Paradigma’s en Praktijken (5 stp) + in overleg met mastercoördinator wordt een vervangend onderdeel van 2,5 stp gevolgd Preventie 3.0: Perspectieven en Design (5 stp) Globale Perspectieven (5 stp) Alle onderdelen lintmodule Academic professional van (alleen) blok 1, blok 2 en blok 3 (3,75 stp) In overleg met mastercoördinator wordt een zelfstudieonderdeel gevolgd op basis van opnames hoorcollege, literatuur en tentamen (1,25 stp) Stage (15 stp) Thesis (22,5 stp)
73
Voor studenten die in februari 2015 met het programma MOV zijn gestart:
Studenten die in het 2e semester van het studiejaar 2014-2015 het programma MOV zijn ingestroomd volgen het volgende programma: 2e semester 2014-2015: Stage (15 stp) en Thesis (22,5 stp); 1e semester 2015-2016: Paradigma’s & Praktijken (5 stp), Globale Perspectieven (5 stp), Preventie 3.0: Perspectieven en Design (5 stp), Jeugd en Digitale media (5 stp), alle onderdelen lintmodule Academic professional van (alleen) blok 1 en blok 2 (2,5 stp). Bijlage 3.5.3 - programma Orthopedagogiek Indien niet behaald Werkveldcursus (5 stp) Jeugdrecht (1,25 stp) Effectieve interventies (1,25 stp) Neuropsychologische diagnostiek en behandeling (2,5 stp) Systemische ouderbegeleiding (2,5 stp) Schoolverzuim (2,5 stp) Hulpverlening aan delinquente jongeren vanuit orthopedagogisch perspectief (2,5 stp) Masterstage orthopedagogiek (22,5 stp) Masterthesis orthopedagogiek (22,5 stp)
Dan afronden Kerncursus ‘Kritische analyse van orthopedagogische vraagstukken’ (5 stp) Zelfstudie i.o.m. mastercoördinator (1,25 stp) Vervangend onderdeel i.o.m. mastercoördinator (1,25 stp) Vervangend onderdeel i.o.m. mastercoördinator (2,5 stp) Vervangend onderdeel i.o.m. mastercoördinator (2,5 stp) Vervangend onderdeel i.o.m. mastercoördinator (2,5 stp) Vervangend onderdeel i.o.m. mastercoördinator (2,5 stp) Masterstage Orthopedagogiek (22,5 stp) Masterthesis Orthopedagogiek (22,5 stp)
Voor studenten die het interdisciplinaire programma Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek hebben gekozen: Indien niet behaald Dan afronden Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek I: Keuzecursus Forensische zorg (5 stp) en analyse en theoretische achtergronden (7,5 stp) onderdelen Academic professional van blok 1 en 2 (2,5 stp) Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek Keuzecursus Forensische zorg (5 stp) en II: preventie en behandeling onderdelen Academic professional van blok 1 en 2 (7,5 stp) (2,5 stp) Forensische ontwikkelingspsychologie emorthopedagogiek I: Kritische analyse van orthopedagogische analyse en theoretische achtergronden (7,5 stp) vraagstukken (5 stp), keuzecursus Forensische en zorg (5 stp) Systemische begeleiding (5 stp) Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek II: preventie en behandeling (7,5 stp) Masterstage orthopedagogiek (22,5 stp) Masterstage Orthopedagogiek (22,5 stp) Masterthesis orthopedagogiek (22,5 stp) Masterthesis Orthopedagogiek (22,5 stp) Voor studenten die in februari 2015 met het interdisciplinaire programma Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek zijn gestart:
Studenten die in het 2e semester van het studiejaar 2014-2015 het interdisciplinaire programma Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek zijn ingestroomd volgen het volgende programma: 2e semester 2014-2015: thesis (22,5 stp) en twee themacursussen (2 x 2,5 stp); 1e semester 2015-2016: stage (22,5 stp), Kerncursus Actuele orthopedagogische vraagstukken (5 stp) en Keuzecursus Forensische zorg (5 stp). Voor dit cohort geldt: Indien niet behaald Themacursus (2,5 stp) Thesis (22,5 stp)
Dan afronden Vervangend onderdeel i.o.m. mastercoördinator (2,5 stp) Thesis (22,5 stp)
74
Bijlage 3.6 – PSYCHOLOGIE: Bijlage 3.6.1 - programma Arbeids- en organisatiepsychologie (A&O) Indien niet afgerond Occupational Health and Performance (5 stp) Organization Development (5 stp) Strategic Human Resource Management (5 stp) Stage Arbeids- en organisatiepsychologie (22,5 stp) Thesis Arbeids- en organisatiepsychologie (22,5 stp)
Dan afronden Werk, gezondheid en prestatie (5 stp) Organisatieontwikkeling (5 stp) Leiderschap en communicatie (5 stp) Stage Arbeids- en organisatiepsychologie (22,5 stp) Thesis Arbeids- en organisatiepsychologie (22,5 stp)
Voor studenten die in februari 2015 met het programma A&O zijn gestart: Indien niet afgerond Occupational Health and Performance (5 stp) Organization Development (5 stp) Strategic Human Resource Management (5 stp) Stage Arbeids- en organisatiepsychologie (22,5 stp) + Thesis Arbeids- en organisatiepsychologie (22,5 stp)
Dan afronden Werk, gezondheid en prestatie (5 stp) Organisatieontwikkeling (5 stp) SHRM in changing society (5 stp) Van theorie naar interventie (5 stp) + Stage Arbeids- en organisatiepsychologie (15 stp) + Thesis Arbeids- en organisatiepsychologie (15 stp) + Lintmodule Academic professional (5 stp) + Keuzevak (5 stp)
Bijlage 3.6.2 - programma Jeugdstudies Indien niet behaald Jeugd in een veranderende jeugdwereld (7,5 stp) Praktijkoriëntatie Jeugdstudies (7,5 stp) Stage Jeugdstudies (15 stp) Thesis Jeugdstudies (30 stp)
Dan afronden Jeugdstudies: een interdisciplinaire benadering (5 stp) + 2,5 stp die worden ingevuld door de eindopdracht uit te breiden. Interventies en beleid 1: Praktijkoriëntatie (5 stp) + 2,5 stp die worden ingevuld door uitbreiding van de eindopdracht. Masterstage Jeugdstudies (15 stp) Capita Selecta Jeugdstudies (5 stp) + Thesis Jeugdstudies (15 stp) + 10 stp die worden ingevuld door uitbreiding van de masterscriptie.
Bijlage 3.6.3 - programma Kinder- en jeugdpsychologie Indien niet behaald Ontwikkelingspsychopathologie II (7,5 stp) Preventie en interventie in de kinder- en jeugdpsychologische praktijk (7,5 stp) Ontwikkelingspsychopathologie II (7,5 stp) en Preventie en interventie in de kinder- en jeugdpsychologische praktijk (7,5 stp) Stage Kinder- en jeugdpsychologie (22,5 stp) Thesis Kinder- en jeugdpsychologie (22,5 stp)
Dan afronden Effectieve jeugdhulp (5 stp) met een extra opdracht voor 2,5 studiepunten Forensische psychopathologie bij kinderen en jongeren (5 stp) met een extra opdracht voor 2,5 studiepunten Effectieve jeugdhulp (5 stp) en Forensische psychopathologie bij kinderen en jongeren (5 stp) en keuzecursus op masterniveau (5 stp) Stage Kinder- en jeugdpsychologie (22,5 stp) Thesis Kinder- en jeugdpsychologie (22,5 stp)
Voor studenten die het interdisciplinaire programma Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek hebben gekozen: Indien niet afgerond Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek 1: theoretische achtergronden (7,5 stp) Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek 2: preventie, behandeling en begeleiding (7,5 stp) Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek 1: theoretische achtergronden (7,5 stp) en
Dan afronden Forensische psychopathologie bij kinderen en jongeren (5 stp) met een extra opdracht voor 2,5 studiepunten Systemische interventies (5 stp) met een extra opdracht voor 2,5 studiepunten Forensische psychopathologie bij kinderen en jongeren (5 stp) en Systemische interventies (5 stp) en keuzecursus op masterniveau (5 stp)
75
Forensische ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek 2: preventie, behandeling en begeleiding (7,5 stp) Masterstage (22,5 stp) Masterthesis (22,5 stp)
Masterstage (22,5 stp) Masterthesis (22,5 stp)
Bijlage 3.6.4 - programma Klinische en gezondheidspsychologie Indien niet behaald Gedragstherapie en cognitieve therapie (7,5 stp) Keuzecursus: Verlies en psychotrauma (7,5 stp) of Angststoornissen (7,5 stp) Gedragstherapie en cognitieve therapie (7,5 stp) en Verlies en psychotrauma/ Angststoornissen (7,5 stp) Stage Klinische en gezondheidspsychologie (20 – 25 stp) Thesis Klinische en gezondheidspsychologie (20 – 25 stp)
Dan afronden Gedragstherapie en cognitieve therapie (5 stp) met een extra opdracht voor 2,5 stp Verlies en Psychotrauma (5 stp) of Angststoornissen (5 stp) plus een extra opdracht voor 2,5 stp Gedragstherapie en cognitieve therapie (5 st), Verlies en Psychotrauma (5 stp) en Angststoornissen (5 stp) Stage Klinische en gezondheidspsychologie (20 – 25 stp) Thesis Klinische en gezondheidspsychologie (20 – 25 stp)
Bijlage 3.6.5 - programma Neuropsychologie Indien niet behaald Ontwikkelingsneuropsychologie (5 stp) Cognitieve neuropsychiatrie (5 stp) Neuropsychologische revalidatie (5 stp) Stage Neuropsychologie (22,5 – 30 stp) Thesis Neuropsychologie (15 – 22,5 stp)
Dan afronden Ontwikkelingsneuropsychologie (5 stp) Cognitieve neuropsychiatrie (5 stp) Neuropsychologische revalidatie (5 stp) Stage Neuropsychologie (22,5 – 30 stp) Thesis Neuropsychologie (15 – 22,5 stp)
Voor studenten die in februari 2015 met het programma Neuropsychologie zijn gestart: Indien niet behaald Ontwikkelingsneuropsychologie (5 stp) Cognitieve neuropsychiatrie (5 stp) Neuropsychologische revalidatie (5 stp) Stage Neuropsychologie (22,5 – 30 stp) Thesis Neuropsychologie (15 – 22,5 stp)
Dan afronden Ontwikkelingsneuropsychologie (5 stp) Keuzecursus binnen de Faculteit wetenschappen (5 stp) Neuropsychologische revalidatie (5 stp) Stage Neuropsychologie (22,5 – 30 stp) Thesis Neuropsychologie (15 – 22,5 stp)
sociale
Bijlage 3.6.6 - programma Sociale psychologie Indien niet behaald Toegepaste sociale psychologie: van theorie tot interventie (7,5 stp) Sociale beïnvloeding, voorlichting en reclame (7,5 stp) Toegepaste sociale psychologie: van theorie tot interventie (7,5 stp) en Sociale beïnvloeding, voorlichting en reclame (7,5 stp) Stage Sociale psychologie (7,5 – 15 stp) Thesis Sociale psychologie (30 – 37,5 stp)
Dan afronden Van theorie naar interventie (5 stp) met een extra opdracht voor 2,5 stp Sociale beïnvloeding, voorlichting en reclame (5 stp) met een extra opdracht voor 2,5 stp Van theorie naar interventie (5 stp) en Sociale beïnvloeding, voorlichting en reclame (5 stp) en keuzecursus op masterniveau (5 stp) Stage Sociale psychologie (7,5 – 15 stp) Thesis Sociale psychologie (30 – 37,5 stp)
Voor studenten die in februari 2015 met het programma Sociale psychologie zijn gestart:
Studenten die in het 2e semester van het studiejaar 2014-2015 het programma Sociale psychologie zijn ingestroomd volgen het volgende programma: Stage Sociale psychologie (15 stp), Thesis Sociale psychologie (15 stp), Van theorie naar interventie (5 stp), Communicatie en leiderschap (5 stp), Sociale beïnvloeding, voorlichting en reclame (5 stp), Twee keuzecursussen op masterniveau (2 x 5 stp), Lintmodule Academic professional (5 stp).
76
Bijlage 3.6.7 - programma Toegepaste cognitieve psychologie Indien niet behaald Toegepaste cognitieve psychologie II (15 stp) Stage Toegepaste cognitieve psychologie (15 – 30 stp) Thesis Toegepaste cognitieve psychologie (15 – 30 stp)
Dan afronden Toegepaste cognitieve psychologie (10 stp) en keuzecursus (5 stp) Stage Toegepaste cognitieve psychologie (15 – 30 stp) Thesis Toegepaste cognitieve psychologie (15 – 30 stp)
Bijlage 3.7 – Pre-mastertrajecten: Bijlage 3.7.1 – Pre-mastertraject Algemene sociale wetenschappen: Indien niet behaald Kwalitatieve data-analyse (2,5 stp) Pre-masterthesis ASW (5 stp)
Dan afronden Deeltoets Kwalitatieve data-analyse uit Geavanceerde kwantitatieve en kwalitatieve analysemethoden (2,5 stp) Pre-masterthesis in overleg met de cursuscoördinator (5 stp)
Opmerking Aftekenen voor 2,5 stp onder de oude cursuscode: 201300023 Aftekenen voor 5 stp onder de oude cursuscode: 201300036
Bijlage 3.7.2 – Selectietraject en pre-mastertraject Sociologie: Indien niet behaald Beleid en evaluatieonderzoek (3,75 stp) Inleiding sociale wetenschappen (7,5 stp)
Dan afronden Inleiding sociologie (3,75 stp) Sociology of organisations (7,5 stp)
Bijlage 3.7.3 – Afbouw pre-mastertrajecten oude stijl (van het collegejaar 2012-2013 en eerder): 1. Studenten die het pre-mastertraject ‘oude stijl’ niet hebben afgerond, stappen over naar het nieuwe programma, dat bestaat uit een selectietraject van 22,5 stp en een pre-mastertraject van 30 stp. 2. In afwijking van het in het vorige lid bepaalde krijgen studenten die in het collegejaar 20122013 of eerder begonnen zijn met het deeltijd pre-mastertraject Onderwijskunde van 60 stp tot en met het collegejaar 2015-2016 de gelegenheid om dat pre-mastertraject af te ronden. Studenten die op 1 september 2016 het pre-mastertraject deeltijd Onderwijskunde ‘oude stijl’ niet hebben afgerond, stappen over naar het nieuwe programma, dat bestaat uit een selectietraject van 22,5 stp en een pre-mastertraject van 30 stp.
77