Vereniging 'Op handkracht verder' de heer B.J. Keus Postbus 116 4400 AC Yerseke
Leeuwarden, 3 augustus 2006 Verzonden, Ons kenmerk Afdeling Telefoon Uw kenmerk Bijlage(n)
: : : : :
649112 Landelijk Gebied 058 - 2925024 / M. Flipse BK 13/06 1
Onderwerp: Aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Handmatige kokkelvisserij in de Waddenzee Geachte heer Keus, A
WEERGAVE VAN DE FEITEN
A1
De vergunningaanvraag
Op 14 maart 2006 hebben wij uw aanvraag ontvangen om een vergunning, zoals bedoeld in artikel 19d, lid 1 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor handmatige kokkelvisserij in de Waddenzee. Bij brief van 17 maart 2006 hebben wij de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. De vergunning wordt gevraagd voor een periode van een jaar. A2 Beschrijving van de aangevraagde activiteit De aanvraag betreft een verzoek om een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor het handmatig vissen op Kokkels in de Waddenzee voor de periode van 1 juli 2006 tot 1 juli 2007. Bij brief van 1 mei 2006 heeft u uw aanvraag aangevuld (hoeveelheid op te vissen kokkelvlees van 700 000 kg). Dit is 1,2 % van het oogstbare kokkelbestand in 2006. U heeft, als bijlage bij de aanvraag, een ‘Reglement Visplan Handkokkelvisserij 2006-2007 bijgevoegd. Ten opzichte van het visplan geldig tot 1-7-2006 bevat dit reglement een aantal wijzigingen.
Als voorwaarden zijn toegevoegd: - In geval van visserij na zonsondergang wordt uitsluitend de wettelijke verplichte en voor de visserij benodigde verlichting met een niet groter dan noodzakelijke sterkte gevoerd. De schijnwerper dient op het visvak gericht te zijn. Overige (niet wettelijk verplichte) lampen dienen te worden uitgeschakeld. - Het is niet toegestaan om een hond op de plaat te laten loslopen. - Derden zonder geldige handkokkelvergunningen zullen niet ingezet worden voor het verrichten van handkokkelactiviteiten; een uitzondering geldt in geval een ziektebriefje is verleend en voor het vervoer van Kokkels naar de vaste wal. - Overdraagbaarheid van vergunningen: de voorwaarden waaronder de vergunning overdraagbaar is, worden niet meer genoemd. De handkokkelvisserij is een van de oudste vormen van schelpdiervisserij in de Nederlandse kustwateren. De essentie van deze vorm van visserij is dat met handkracht Kokkels worden verzameld. Daarvoor wordt de kokkelbeugel of de wonderklauw gebruikt. Dit vistuig bestaat uit een hark met daaraan verbonden een zakvormig net. De hark wordt door de vissers door de bodem getrokken. Dit gebeurt wanneer er nog water op de plaat staat. Zand, kleine Kokkels en andere organismen spoelen door het net en de grote Kokkels worden in het algemeen in een klein extra bootje verzameld. De handkokkelvisserij wordt beschouwd als een vorm van schelpdiervisserij die zich bij uitstek met de natuurlijke waarden van de Waddenzee laat verenigen. Deze beoordeling komt voort uit het feit dat het een kleinschalige visserij op menskracht betreft die door een gering aantal personen wordt verricht. In het verleden heeft het Ministerie van LNV vergunning verstrekt o.g.v. de Nb-wet en Visserijwet voor het handmatig vissen op Kokkels in het litoraal van de Waddenzee. A3
Aanvullende gegevens
In verband met het ontbreken van een aantal gegevens hebben wij de aanvrager op 17 maart 2006 in de gelegenheid gesteld om tot 28 april 2006 de aanvraag aan te vullen. Deze gegevens hebben wij op 2 mei 2006 ontvangen. De termijn voor het geven van de beschikking is opgeschort tot de dag waarop de aanvrager de aanvraag heeft aangevuld. A4
Procedure
Bevoegdheid Wij zijn op basis van artikel 2, lid 1 in samenhang artikel 19d, lid 1 en 3 het bevoegde gezag ten aanzien van de beoordeling van aanvragen ter verkrijging van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1 van de Natuurbeschermingswet 1998, omdat de natuurmonumenten c.q. Vogel- en Habitatrichtlijngebieden grotendeels zijn gelegen in de provincie Fryslân. Bovendien is de aangevraagde activiteit/handeling niet als zodanig aangewezen in de artikelen 2 en 3 van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998, waarvoor de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het bevoegde bestuursorgaan is. Omdat deze vergunningaanvraag tevens betrekking heeft op delen van het gebied, gelegen binnen de provincies Noord-Holland en Groningen, zullen wij overeenkomstig het bepaalde
-2-
in artikel 2, lid 5 niet eerder beslissen op de aanvraag dan in overeenstemming met gedeputeerde staten van die provincies. Zienswijzemogelijkheid De procedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Natuurbeschermingswet 1998 en de daarvoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. Naar aanleiding van deze aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3 van de Natuurbeschermingswet 1998, burgemeester en wethouders van de gemeenten Wûnseradiel, Reiderland, Wieringen, Vlieland, Texel, Terschelling, Schiermonnikoog, Het Bildt, Harlingen, Franekeradeel, Ferwerderadiel, Eemsmond, Dongeradeel, Den Helder, Delfzijl, Ameland, De Marne en Anna Paulowna gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. Daarnaast zijn op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht de Waddenvereniging, Vogelbescherming Nederland, Nationaal Park Schiermonnikoog, Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee, It Fryske Gea, Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer regio Noord, Staatsbosbeheer regio West, Landschap Noord-Holland, Stichting Het Groninger Landschap en Stichting Wad gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een zienswijze op de ingediende aanvraag. Van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen hebben Nationaal Park Schiermonnikoog, gemeente Texel en de Waddenvereniging namens Vogelbescherming Nederland, Vereniging Natuurmonumenten, Stichting WAD, It Fryske Gea en de Friese Milieufederatie gebruik gemaakt. De zienswijzen zijn binnen de gestelde termijn ontvangen. Onder het aandachtspunt B3 wordt nader ingegaan op de inhoud van de ingediende zienswijze(n) en de reactie van ons hierop. B
OVERWEGINGEN
B1
Wettelijk kader
Natuurbeschermingswet 1998 Artikel 10, lid 1, bepaalt dat de minister van LNV bij besluit een natuurmonument kan aanwijzen als beschermd natuurmonument. Artikel 10a, bepaalt dat de minister van LNV gebieden aan kan wijzen ter uitvoering van richtlijn (EEG) nummer 79/409 (Vogelrichtlijn) en richtlijn (EEG) nummer 92/43 (Habitatrichtlijn). Als toetsingskader voor de vergunningverlening gelden de aanwijzingsbesluiten voor de Vogelrichtlijngebieden en de aanmelding in het kader van de Habitatrichtlijn. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 19d tot en met 19ka van de Natuurbeschermingswet 1998 vormt het toetsingskader voor de beoordeling van uw aanvraag. Op grond van artikel 19d, lid 1 is het verboden om zonder vergunning of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen activiteiten/handelingen te realiseren of te verrichten, die gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een -3-
verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Het gaat om die activiteiten/handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Op grond van artikel 19e moet bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, rekening worden gehouden met de gevolgen die een activiteit/handeling kan hebben op de instandhoudingsdoelstelling van het betrokken gebied. Als er sprake is van een vastgesteld beheersplan moet ook daarmee rekening worden gehouden. Artikel 19f bepaalt dat voor activiteiten/handelingen die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van het gebied, maar wel significante gevolgen kunnen hebben voor zo’n gebied, door de initiatiefnemer een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied moet worden gemaakt. Conform artikel 19g, lid 1, kan een vergunning slechts worden verleend indien het bevoegd gezag uit de passende beoordeling zonder enige twijfel kan concluderen dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied c.q. desbetreffende gebieden niet aangetast zullen worden. Op grond van artikel 20 kan het bevoegd gezag de toegang tot een beschermd natuurmonument als bedoeld in artikel 10, lid 1, een aangewezen gebied als bedoeld in artikel 10a, lid 1 of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12 of delen van bedoelde gebieden, voorzover dit noodzakelijk is, voor de bescherming van natuurwaarden, beperken. Indien het bevoegd gezag gebruik heeft gemaakt van deze bevoegdheid is het verboden om het betreffende gebied te betreden. Dit verbod geldt niet voor de eigenaar en de gebruiker als bedoeld gebruiksrecht zich daarover uitstrekt. Overgangssituatie Sinds de invoering van de Natuurbeschermingswet 1998 met ingang van 1 oktober 2005 is deze wet van kracht voor gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn. De beoordeling van de gevolgen van een activiteit/handeling voor een natuurgebied zal voortaan in het kader van de aanvraag voor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 plaatsvinden. Het Natura 2000 gebied Waddenzee is bij de Europese Commissie voorts aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Op 19 mei 2003 heeft Nederland de Europese Commissie een lijst van 141 Habitatrichtlijngebieden aangeboden. Op 8 december 2004 heeft de Commissie bekend gemaakt dat zij deze lijst heeft vastgesteld. De Habitatrichtlijngebieden zijn nog niet conform artikel 10a aangewezen dan wel conform artikel 12, lid 3 voorlopig aangewezen. Op 8 december 2004 heeft de Europese Commissie de door Nederland aangemelde Habitatrichtlijngebieden op de communautaire lijst geplaatst. Nu de Natuurbeschermingswet 1998 ter implementatie dient van de Habitatrichtlijn, maar de gebieden nog niet formeel (al dan niet voorlopig) zijn aangewezen, passen wij volgens Europese jurisprudentie richtlijnconforme interpretatie toe. Dit betekent dat bij de vergunningprocedure toetsing aan de Habitatrichtlijn reeds plaatsvindt in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Overigens zullen naar verwachting de Habitatgebieden in 2006 of 2007 worden aangewezen. Een besluit houdende de aanwijzing van een natuurmonument als beschermd natuurmonument vervalt, volgens artikel 15a, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 met ingang van -4-
het tijdstip waarop doch slechts voorzover dat beschermd natuurmonument deel uitmaakt van een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied. Daarbij heeft, volgens artikel 15a, lid 3 van de Natuurbeschermingswet 1998, de instandhoudingsdoelstelling van het Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied, mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied, zoals bepaald in het vervallen aanwijzingsbesluit. B2
Beleid in relatie tot vergunningverlening Natuurbeschermingswet 1998
In de PKB-Waddenzee (1994) wordt het volgende over de kokkelvisserij gesteld. De mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee is met ingang van 2005 niet langer toegestaan. De handmatige kokkelvisserij blijft toegestaan. Uitbreiding van het aantal vergunningen voor handmatige kokkelvisserij wordt overwogen. De omvang van de handkokkelvisserij mag maximaal 5% van het jaarlijks in de Waddenzee aanwezige kokkelbestand bedragen. Een oppervlakte ter grootte van 26 % van de Waddenzee is permanent gesloten voor bodemberoerende visserij (waaronder kokkelvisserij). Indien door grenscorrecties of uitruil van (delen van) gesloten gebieden met niet gesloten gebieden evidente winst voor de natuur en voor de schelpdiersector kan worden bereikt, kan dit worden overwogen. In het sublitoraal kunnen ten behoeve van meerjarig onderzoek gesloten gebieden ingesteld worden voor de bodemberoerende visserij en garnalenvisserij. Zeegrasvelden en een omliggende straal van ten minste 40 meter mogen niet worden bevist. Stabiele litorale mosselbanken en een omliggende straal van 40 meter mogen niet worden bevist. In het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij Kustwateren 2005-2020, is het beleid voor de schelpdiervisserij in de periode 2005-20202 neergelegd. Het kabinet zet in op een schelpdiervisserijbeleid dat perspectief biedt op een economisch gezonde bedrijfstak met productiemethoden die de natuurwaarden respecteren en waar mogelijk versterken. Dit is tevens het streefdoel van het beleid. De omvang van de handkokkelvisserij mag maximaal 5% van het jaarlijks in de Waddenzee aanwezige kokkelbestand bedragen. B3
Inhoudelijke beoordeling
Beschrijving gebied Het Natura 2000 gebied omvat alle buitendijkse delen, inclusief de grotere kweldereenheden langs de vastelandskust en op de eilanden. De begrenzing loopt zeewaarts tot in het zeegat tussen de eilanden. Ook grotere delen van de Eems-Dollard, één van de twee natuurlijke estuaria in ons land, liggen binnen het gebied. De Waddenzee is een zeer belangrijk natuurgebied vanwege de grote aantallen foeragerende trekvogels, het belang als opgroeigebied voor vissoorten uit de Noordzee, broed- en leefgebied van een aantal vogelsoorten en als leefgebied van grote populaties Zeehonden. Het gebied heeft een nagenoeg ongestoorde hydrodynamiek en geomorfologie waar natuurlijke processen zorgen voor instandhouding en ontwikkeling van karakteristieke ecotopen en habitats.
-5-
Het gebied is van zeer groot belang als broedgebied voor kustgebonden waadvogels, Eenden, Meeuwen, Sterns en Steltlopers. Daarnaast leveren enkele kweldergebieden met al dan niet aangrenzende jonge duinen een belangrijke bijdrage aan de broedpopulatie van vogelsoorten van grijze duinen en van duinmoerassen. Voor de twee Zeehondensoorten in Nederland is het gebied essentieel als rustgebied en om hun jongen te werpen en te zogen. Bij besluit van 23 juli 1982 is het gebied “Schorren van Eendracht/Vlakte van Kerken” door de minister van CRM aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij besluit van 13 september 1988 is het gebied “Noord-Friesland Buitendijks” door de minister van LNV aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij besluit van 23 juli 1982 is het gebied “Kwelders Noordkust Friesland” door de minister van CRM aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij besluit van 20 mei 1977 is het gebied “Dollard” door de staatssecretaris van CRM aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij besluit van 23 juli 1982 is het gebied “Neerlands Reid” door de minister van CRM aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij besluit van 23 juli 1982 is het gebied “Kwelders Noordkust Groningen” door de minister van CRM aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij besluit van 18 mei 1981 is het gebied “Waddenzee I” door de staatssecretaris van CRM aangewezen als staatsnatuurmonument. Bij besluit van 17 november 1993 is het gebied “Waddenzee II” door de staatssecretaris van LNV aangewezen als staatsnatuurmonument. Bij besluit van 24 juli 1986 is het gebied “Noord-Friesland Buitendijks” door de minister van LNV aangewezen als staatsnatuurmonument. Bij besluit van 19 oktober 1978 is het gebied “Dollard” door de staatssecretaris van CRM aangewezen als staatsnatuurmonument. De verschillende gedeelten van het Waddenzeegebied vormen, nader te onderscheiden in kwelders, slikken, platen en wateren, uit een oogpunt van natuurschoon en in natuurwetenschappelijk opzicht één samenhangend geheel. Het landschap kenmerkt zich door zijn vrijwel ongeschonden en open karakter. Het gehele Waddenzeegebied en derhalve ook die onderdelen daarvan die zijn aangewezen vervullen in ecologisch opzicht vele functies. Daarom is het Waddenzeegebied van grote nationale en internationale betekenis. Naast de functies die het vervult voor broedvogels, voedselzoekende vogels en voor overtijende en ruiende vogels, is het Waddenzeegebied belangrijk voor de aanwezige Zeehonden. De Zeehonden zijn in principe het gehele jaar aanwezig. Alleen bij ijsgang verdwijnen ze uit het gebied, om vervolgens na het invallen van de dooi weer terug te keren. De waarde van het gebied wordt bepaald door het feit, dat de natuurlijke elementen nog in hoge mate vrij spel hebben. De ritmiek van de getijdenbeweging, de daarmee afwisselend droogvallende en onderlopende platen en de aanwezigheid van honderdduizenden vogels drukken hun stempel op dit grensgebied van water en land. In samenhang en tengevolge van de verscheidenheid in deze milieuomstandigheden heeft zich een aantal typen levensgemeenschappen ontwikkeld. Namelijk in grote delen van het gebied komen zeer zeldzame plantengemeenschappen voor en zorgen onbegroeide slikgebieden voor de aanwezigheid van grote aantallen kleinere organismen, die de basis vormen voor het overige leven in het gebied. Hierdoor is een rijke en gevarieerde samenstelling in vogelsoorten en minder algemene vegetatietypen mogelijk. Kort samengevat zijn de typerende kenmerken voor het Waddenzeegebied naast het natuurschoon en de natuurwetenschappelijke betekenis, de biologische waarden, de aan de vorming van het gebied ten grondslag liggende hydrologische en sedimentologische processen, de geomorfologische en bodemkundige structuur, het brakke karakter van het water, het -6-
onderhevig zijn aan getijdewerking en de in het algemeen voor de avifauna noodzakelijke rust. Algehele instandhoudingsdoelstelling Waddenzee In een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2004 met het nummer 200000690/1-A en 200101670/1-A heeft de Afdeling als volgt geoordeeld. Als algehele instandhoudingsdoelstelling van de Waddenzee gelden de volgende waarden: 'het beleid is gericht op een duurzame bescherming en een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van onder meer waterbewegingen en de hiermee gepaard gaande geomorfologische en bodemkundige processen, van de kwaliteit van het water, bodem en lucht, alsmede van de (bodem)fauna en de (bodem)flora, onder meer omvattende de foerageer-, broed- en rustgebieden van vogels. Dit samenstel van aspecten wordt door de rechter aangemerkt als zijnde de instandhoudingsdoelstellingen voor de Waddenzee'. Vogelrichtlijngebied Bij besluit van 8 november 1991 is de Waddenzee door de staatssecretaris van LNV aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, lid 1, van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L103). Voor ongeveer 50 soorten Eenden, Steltlopers, Meeuwen en Sterns is het Vogelrichtlijngebied de Waddenzee van vitaal belang, omdat hun hele populatie, of althans een aanzienlijk deel daarvan, gedurende een deel van het jaar afhankelijk is van het voedsel uit de Waddenzee. Op weg naar hun overwinteringsgebieden langs de Europese en Afrikaanse kusten is de Waddenzee het grootste en voedselrijkste tussenstation. Daardoor is de gehele Waddenzee gedurende de voor- en najaarstrek het vogelrijkst. De permanent in de Waddenzee onder water staande gebieden, de geulen en watervlakten, hebben een belangrijke functie als overwinteringsgebieden voor onder andere de Eidereend, Toppereend, Middelste Zaagbek en Brilduiker. De geulranden en de watervlaktes zijn verder een belangrijk voedselgebied voor vogels die vanuit de lucht zoekend en duikend hun voedsel bemachtigen, zoals Meeuwen, Sterns en Aalscholvers. Daarvan zijn de verschillende sternsoorten (Grote Stern, Visdief, Noordse Stern en Dwergstern, en gedurende de trektijd ook de Zwarte Stern) aanwezig van voorjaar tot herfst, terwijl de Kokmeeuw, Stormmeeuw, Zilvermeeuw, Kleine Mantelmeeuw en Aalscholver het hele jaar te zien zijn. De wadplanten zijn door hun hoge biomassa aan bodemfauna van groot belang als voedselgebied voor vogelsoorten, zoals Bergeend, Eidereend, Scholekster, Kanoetstrandloper, Bonte strandloper, Rosse Grutto, Wulp, Zilvermeeuw, Kleine Mantelmeeuw, Zilverplevier, Tureluur, Zwarte Ruiter, Groenpootruiter en Bontbekplevier. De kwelders zowel langs de eilanden als langs het vasteland vormen een waardevol biotoop voor vogels. De zouttolerante vegetaties vormen immers een belangrijke voedselbron voor de plantenetende vogelsoorten, zoals de Rotgans, Brandgans en verschillende eendensoorten. Verder zijn de kwelders van groot belang als broedgebied voor bijvoorbeeld grote aantallen Tureluurs, Kluten, Scholeksters, Kokmeeuwen en Visdieven. De kwelders van Terschelling en Texel zijn onder meer waardevol als broedgebied voor de Lepelaar. Het Vogelrichtlijngebied ‘Waddenzee’ kwalificeert zich onder de Vogelrichtlijn vanwege het voorkomen van hieronder opgesomde vogelsoorten.
-7-
Aalscholver Bergeend Bontbekplevier Bonte Strandloper Brandgans Brilduiker Dwergstern Eidereend
Groenpootruiter Grote Stern Kanoetstrandloper Kleine Mantelmeeuw Kluut Kokmeeuw Lepelaar
Middelste Zaagbek Noordse Stern Rotgans Rosse Grutto Scholekster Stormmeeuw Toppereend
Tureluur Visdief Wulp Zilvermeeuw Zilverplevier Zwarte Ruiter Zwarte Stern
Habitatrichtlijngebied Verder is de Waddenzee bij de Europese Commissie aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Op 19 mei 2003 heeft Nederland de Europese Commissie een lijst van 141 Habitatrichtlijngebieden aangeboden. Op 8 december 2004 heeft de Commissie bekend gemaakt dat zij deze lijst heeft vastgesteld. Het Habitatrichtlijngebied ‘Waddenzee’ kwalificeert zich vanwege het voorkomen van de in de onderstaande tabel opgesomde habitattypen en habitatsoorten. Habitattype H1110 H1130 H1140 H1310 H1320 H1330 H2110 H2120 H2130
Omschrijving Permanent overstroomde zandbanken Estuaria Slik- en zandplaten Zilte pionierbegroeiingen Slijkgraslanden Schorren en zilte graslanden Embryonale duinen Witte Duinen Grijze Duinen
Habitatsoort H1095 H1099 H1103 H1364 H1365
Omschrijving Zeeprik Rivierprik Fint Grijze zeehond Gewone zeehond
Conclusie oriëntatiefase Voor de handkokkelvisserij wordt de kokkelbeugel of de wonderklauw gebruikt. Dit vistuig bestaat uit een hark met daaraan verbonden een zakvormig net. De hark wordt door de vissers door de bodem getrokken wanneer er nog water op de plaat staat. Zand, kleine Kokkels en andere organismen spoelen door het net en de grote Kokkels worden gevangen en in een klein extra bootje verzameld, waarna ze naar het schip gebracht worden. De handmatige kokkelvisserij betreft een activiteit die niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het Natura-2000 gebied Waddenzee. Uit onderzoek in het kader van Evaluatie Schelpdiervisserij II (EVA II) is gebleken dat (indirecte) effecten die als gevolg van de mechanische kokkelvisserij op kunnen treden voor
-8-
soorten en habitats waarvoor de Waddenzee als Vogelrichtlijngebied is aangewezen en als Habitatrichtlijn is aangemeld, onder andere zijn: - veranderd slibgehalte; - verhoogde sterfte van dicht onder de bodemoppervlakte levende bodemdieren; - minder voedsel voor vogels. In Nederland is geen specifiek onderzoek verricht naar de gevolgen van handmatige kokkelvisserij. In het Verenigd Koninkrijk is een bescheiden hoeveelheid onderzoek uitgevoerd. In grote delen van Schotland is de mechanische kokkelvisserij al sinds 1992 verboden. De hoeveelheid handkokkelaars is vervolgens sterk toegenomen. Dit heeft er toe geleid dat de totale aanvoer in 2000 vergelijkbaar is met de jaren waarin de mechanische visserij was toegestaan. Om de kokkelbestanden opnieuw een kans op herstel te geven is de gehele visserij met ingang van 2002 gesloten. De ervaringen uit Schotland leren dat handkokkelaars wel degelijk in staat zijn om grote hoeveelheden Kokkels weg te vissen. Op grond van deze effecten is het op voorhand niet uitgesloten, dat er door handmatige kokkelvisserij mogelijk negatieve effecten zullen optreden die significante gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden die voor het gebied Waddenzee gelden. Daarom zijn wij van mening dat uw voorgenomen activiteit als vergunningplichtig op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 moet worden aangemerkt. Een passende beoordeling maakt daarom onderdeel uit van de aanvraag. Op basis daarvan moeten wij beoordelen of al dan niet de door u gevraagde vergunning kan worden verleend. Bij de passende beoordeling dienen wij na te gaan of de door u aangevraagde activiteit een kans met zich meebrengt op verslechtering van natuurlijke habitats of de habitats van soorten, dan wel dat ze een verstorend effect hebben op de habitat- en vogelsoorten. Toetsing van de passende beoordeling wordt toegepast in die situaties waarbij de verwachting is dat er negatieve effecten zullen optreden op het gebied, die mogelijk significant zijn. In het geval er voor het gebied ook waarden van natuurschoon en van natuurwetenschappelijke betekenis gelden, worden deze tevens meegenomen in de beoordeling. Beoordeling aanvraag Bij de beoordeling van de aanvraag zullen wij de navolgende aspecten moeten betrekken en/of ermee rekening houden: Het Europese Hof van Justitie heeft in haar uitspraak van 7 september 2004 aangegeven dat een passende beoordeling slechts dan achterwege kan worden gelaten indien op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat uitvoering van de werkzaamheden afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor dat gebied. Nu de voorgenomen activiteit/handeling nog niet eerder in exact dezelfde vorm is beoordeeld in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en niet op voorhand valt uit te sluiten dat vanwege de activiteit negatieve effecten kunnen optreden op het Natura 2000 gebied Waddenzee die significant kunnen zijn, is bij de aanvraag een passende beoordeling overgelegd op basis waarvan wij moeten beoordelen of vergunningverlening al dan niet mogelijk is. De aangeleverde passende beoordeling is niet geheel voldoende voor een goede inhoudelijke beoordeling van de effecten van handkokkelvisserij. Er is in combinatie met recente resul-9-
taten van onderzoek naar ecologische effecten van kokkelvisserij (EVA II, Alterra rapportten 888 + 1265 +1209, Piersma e.a. ‘De Waddenzee als kruispunt van vogeltrekwegen’ + ‘Korte termijn effecten van de mechanische kokkelvisserij in de westelijke Waddenzee op bodemfauna) toch voldoende informatie voorhanden om te kunnen bepalen of vergunningverlening mogelijk is. Algemene overweging Het kabinetsbesluit om de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee met ingang van 1 januari 2005 te verbieden is gebaseerd op het oordeel dat een regime van gesloten gebieden en een voedselreservering op ecologische gronden economisch gezien onvoldoende ruimte biedt voor de verduurzaming van de mechanische kokkelvisserij. In het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij Kustwateren 2005-2020 wordt aangegeven dat handkokkelvissers in de Waddenzee jaarlijks tot maximaal 5% van het aanwezige kokkelbestand mogen oogsten (gerekend in dichtheden groter dan 50 stuks per m2). Het regime van voedselreservering is in de Waddenzee dus omgevormd naar een reservering van 95% van het bestand. Deze begrenzing van de handkokkelsector heeft tot doel om het kleinschalige karakter van deze visserij te behouden. De visserij wordt uitgevoerd aan de hand van een visplan met reglement dat wordt opgesteld door de nieuwe Producten Organisatie handkokkelvissers, waar alle vergunninghouders zich bij hebben aangesloten. In de vergunning wordt een voorwaarde opgenomen dat de handmatige kokkelvisserij ook daadwerkelijk volgens het reglement wordt uitgevoerd. Voorafgaand aan het besluit om de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee te verbieden werd genomen, is onderzoek verricht (EVA II). De mechanische kokkelvisserij had zo’n groot negatief effect op de natuurwaarden en vooral op de schelpdieretende vogels, vanwege de negatieve effecten op langere termijn, en omdat de visserij zich jarenlang geconcentreerd heeft op de delen van de Waddenzee met de hoogste dichtheden en de meeste soorten bodemfauna (Kraan et al. 2004). De bodemberoerende visserij had niet alleen een negatief effect op de grote Kokkels die geschikt zijn voor menselijke consumptie, maar ook op de andere (kleinere) schelpdieren zoals Kokkelbroed, Nonnetje en Strandgaper (Hiddink 2003; Kraan et al. 2004; Piersma et al. 2001a). Het herstel van de oorspronkelijke bodemfauna na eenmalige bevissing kan lang op zich laten wachten en zelfs acht jaar duren (Piersma et al. 2001a). Afhankelijk van de grootte van het oppervlakte van de bevissing kan herstel misschien zelfs achterwege blijven (Versteegh et al. 2004). In Nederland is tot nog toe geen specifiek onderzoek verricht naar de gevolgen van handmatige kokkelvisserij. In het Verenigd Koninkrijk is een bescheiden hoeveelheid onderzoek uitgevoerd, waaruit blijkt dat handkokkelaars wel degelijk in staat zijn om grote hoeveelheden Kokkels weg te vissen.
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Totaal in mln
Vangst
140 50 37 54 43.5 7.4 44
9.3 7.8 2.6 1.9 1.8 0.4 0.28
Percentage weggevist totaal (%) 6.7 15.6 7 3.6 4.1 5.4 0.63 - 10 -
Open gebieden ? 20.5 9.8 10.7 19.2 3.0 33
Percentage weggevist in open gebied ? 38 26.5 17.8 9.4 13.3 -
2005 24.01 0.37 1.5 ? ? 2006 58.51 0.7 verg. 1.2 32.97 2.1 Tabel 1: De totaal aanwezige hoeveelheid oogstbare Kokkels in de hele Waddenzee, de totale vangst, vangst uitgedrukt in procenten van het totaal, de aantallen Kokkels aanwezig in de open gebieden, en de procentuele vangst in open gebieden. Bron: CBS, RIVO, EVA 2 Vergeleken met de gemiddelde jaarlijkse vangst van 7,1 % (zie tabel 1) van het Nederlandse kokkelbestand door mechanische visserij, is de toegestane vangst van 5% van het totale kokkelbestand in de Nederlandse Waddenzee niet veel minder dan de kokkeloogsten van de afgelopen jaren. De 20 vergunninghouders zijn echter niet in staat om de toegestane quota te bevissen. Gemiddeld werd in de periode 1995-2005 over deze elf jaren 1,92 % van het oogstbare bestand opgevist. In 2004 en 2005 werd niet mechanisch op Kokkels gevist in de Waddenzee. In deze jaren werd respectievelijk 0,63 % en 1,52 % van het oogstbare bestand handmatig opgevist. Wanneer het aantal vergunde handkokkelvissers in de Nederlandse Waddenzee de komende jaren toe zal nemen, en daadwerkelijk 5% van het totale kokkelbestand in de Nederlandse Waddenzee jaarlijks weggevist mag worden, zal dit waarschijnlijk significante gevolgen hebben voor de voedselvoorziening van schelpdieretende vogels, met name Scholeksters. Die kans is zeker groot wanneer er door natuurlijke variatie weinig Kokkels in de Waddenzee aanwezig zijn. In dergelijke situaties, wanneer de wadvogels het moeilijker hebben, is 5% van het totale bestand in absolute termen minder veel, en wellicht geheel weg te vissen door 20 vergunninghouders. Juist in dergelijke winters zal handkokkelvisserij een groot nadelig effect op wadvogels kunnen hebben. Het voorgaande maakt het zeer aannemelijk dat handkokkelvisserij in potentie negatieve effecten heeft op de ecologische doelen van Natura 2000-gebied Waddenzee. De intensiteit van de handkokkelvisserij is tot op heden beduidend lager dan de mechanische kokkelvisserij. Omdat er in Nederland geen specifiek onderzoek is verricht naar de effecten van handmatige kokkelvisserij, kan niet met zekerheid gezegd worden dat er bij uitbreiding van de handmatige kokkelvisserij geen significant negatieve effecten zullen optreden op de instandhoudingsdoelstellingen van de Waddenzee. Gezien de instandhoudingsdoelen van het Waddengebied (o.a. behoud of herstel van oppervlakte en verbetering kwaliteit van ‘Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken’ en van ‘Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten’ en daarnaast uitbreiding omvang en kwaliteit leefgebied van de Scholekster) is een uitbreiding van de kokkelvisserij (zowel wat betreft hoeveelheid als aantal vergunninghouders) niet gewenst. Door het stopzetten van de mechanische kokkelvisserij is herstel van habitattypen- en kwaliteit van leefgebieden in gang gezet. Uitbreiding van de handkokkelvisserij zou deze ontwikkeling weer deels of geheel teniet kunnen doen. Uitbreiding van de handkokkelvisserij is dus niet gewenst, tenzij wetenschappelijk onderzoek aantoont dat daar geen significante negatieve effecten mee gepaard gaan. Handkokkelvisserij bij de huidige intensiteit lijkt wel mogelijk. In verband met het verbod op mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee per 1 januari 2005 en het in werking treden van de Natuurbeschermingswet 1998 op 1 oktober 2005, beschouwen we de intensiteit van de handmatige kokkelvisserij van 2005, namelijk het oogsten van 1,52 % van het oogstbare kokkelbestand, als de huidige situatie.
- 11 -
Uit de Imares inventarisatie van het kokkelbestand in de Waddenzee in 2006 blijkt dat er 58,51 mln kg kokkelvlees in oogstbare dichtheden (boven de 50 per m2) aanwezig is. Dit betekent dat er vergunning wordt gevraagd voor het bevissen van 1,2 % van het totaal aanwezige kokkelbestand. Gevraagd wordt namelijk 700.00 kg. De aangevraagde hoeveelheid van 1,2 % voor 2006 brengt dus geen toename van de kokkelvisserij met zich mee, en is dus mogelijk vergunbaar. In de volgende analyse wordt voor de relevante instandhoudingsdoelen weergegeven of er significante effecten te verwachten zijn bij de aangevraagde 1,2 % van het oogstbare kokkelbestand. Beoordeling Bij de beoordeling hebben we de kwalificerende habitattypen en –soorten alsmede de kwalificerende vogelsoorten opgenomen in een tabel. Habitattype H1110 H1130 H1140 H1310 H1320 H1330 H2110 H2120 H2130
Omschrijving Permanent overstroomde zandbanken Estuaria Slik- en zandplaten Zilte pionierbegroeiingen Slijkgraslanden Schorren en zilte graslanden Embryonale duinen Witte Duinen Grijze Duinen
Effect: De handkokkelvisserij zou bodemberoering en negatieve effecten op de bodemfauna kunnen veroorzaken. Handmatige kokkelvisserij komt uitsluitend voor op bij laagwater droogvallende wadplaten. Daarom zijn de volgende habitats van toepassing: H1110 Permanent overstroomde zandbanken H1140 Slik- en zandplaten In Nederland is tot op heden geen gericht onderzoek gedaan naar de effecten van handkokkelvisserij op de wadbodem. Daarom gaan wij ervan uit dat de Engelse onderzoeken op dit moment de best beschikbare informatie leveren, hoewel het de vraag is of deze onder Nederlandse omstandigheden vergelijkbare resultaten oplevert. Herstel van de wadbodem hangt mede af van de omvang van het verstoorde oppervlak (Kaiser, 2001). Hoe kleiner dit oppervlak, hoe eerder de oorspronkelijke samenstelling van bodemdieren weer wordt benaderd. Herstel van de oorspronkelijke sedimentsamenstelling houdt sterk verband met het herstel van het aantal bodemdieren (Dernie, 2003). Uit dit onderzoek blijkt dat de oorspronkelijke soortensamenstelling zich bij kleine beviste oppervlakken herstelt binnen 56 dagen. Voor grotere oppervlakken is dit binnen een periode van een jaar, uitgezonderd eventuele langlevende soorten. Door middel van sluiting van 26% van de Waddenzee voor bodemberoerende visserij is dit deel geheel gevrijwaard van handkokkelvisserij. Daarnaast mag binnen de gesloten gebieden gedurende de gesloten periode niet gevist worden. Verder zijn er in de Waddenzee particuliere (beheerde) gronden die niet toegankelijk zijn voor de handkokkelvisserij.
- 12 -
Het totaal areaal aan wadplaten in de Nederlandse Waddenzee wordt geschat op ca. 146.000 hectare. Het areaal aan kokkelbanken is in 2006 vastgesteld op 17.485 hectare. Uitgaande van een bevist oppervlak van ca. 120 hectare wordt van dit areaal dus nog geen 0,1 % van de kokkelbanken bevist. Het is niet aannemelijk dat een dergelijke oppervlakte verstoring afgezet tegen de totale omvang van het areaal wadplaten en in combinatie gezien met het herstelvermogen van de bodemfauna in een significante verstoring van bodemstructuur en sedimenttype van de wadplaten resulteert. Effect: de handkokkelvisserij zou mogelijk schade kunnen veroorzaken aan mosselbanken en zeegrasvelden. Het beleid voorziet in maatregelen om ecologische schade aan de handkokkelvisserij te beperken, door bevissing van mosselbanken en zeegrasvelden te verbieden. Er dient een minimale afstand van 40 meter tot natuurlijke mosselbanken en zeegrasvelden te worden aangehouden. Hiertoe zal een vergunningvoorwaarde worden opgenomen. Op grond van het visplan is visserij in mosselbanken en zeegrasvelden ook verboden. Habitatsoort H1095 H1099 H1103 H1364 H1365
Omschrijving Zeeprik Rivierprik Fint Grijze zeehond Gewone zeehond
Effect: De handkokkelvisserij zou een negatief effect kunnen hebben op Zeeprik, Rivierprik en Fint. De met de hand uitgevoerde visserij vindt plaats met een zeer lage vissnelheid zodat vissen het tuig gemakkelijk kunnen ontwijken. Effecten voor vispopulaties, zoals van de Fint, Rivierprik en Zeeprik, heeft de handmatige kokkelvisserij daarom niet. Verwacht kan worden dat gedurende de visserij een zeer klein deel van de bodemdieren zoals wormen die worden omgewoeld, door vissen worden geconsumeerd. Gelet op de geringe invloed op het bodemleven hoeft voor een negatief effect op de voedselvoorziening van vissen niet gevreesd te worden. Effect: verstoring van Gewone en Grijze Zeehonden Handmatige kokkelvisserij vindt plaats op tijdstippen dat er water op de platen staat. Rustende Zeehonden bevinden zich dan niet op de plaat, maar zullen zich in het water of op hoger gelegen plaatranden en richels bevinden. In de vergunning is een voorwaarde opgenomen dat rustende Zeehonden niet dichter dan tot een afstand van 1500 meter genaderd worden. Het is daarmee niet aannemelijk dat door de handkokkelvisserij een significante verstoring van rustende Zeehonden optreedt. Kwalificerende soorten o.b.v. de Vogelrichtlijn Aalscholver Groenpootruiter Middelste Zaagbek Bergeend Grote Stern Noordse Stern Bontbekplevier Kanoetstrandloper Rotgans Bonte Strandloper Kleine Mantelmeeuw Rosse Grutto Brandgans Kluut Scholekster Brilduiker Kokmeeuw Stormmeeuw
- 13 -
Tureluur Visdief Wulp Zilvermeeuw Zilverplevier Zwarte Ruiter
Dwergstern Eidereend
Lepelaar
Toppereend
Zwarte Stern
Effect: de handmatige kokkelvisserij is mogelijk een voedselconcurrent voor vogels. Kokkels vormen een belangrijke voedselbron voor veel wadvogels. Kleine Kokkels worden door Kanoetstrandlopers gegeten; de grotere zijn een voedselbron voor Eidereenden en Scholeksters. Wat betreft mogelijke voedselconcurrentie van de handmatige kokkelvisserij met vogels kan in deze beoordeling volstaan worden met een beoordeling van de mogelijke gevolgen voor schelpdieretende soorten die Kokkels zouden kunnen eten, zoals de bovengenoemde soorten: Scholekster, Eidereend en Kanoetstrandloper. Scholekster Scholeksters eten met name Kokkels en Mossels op het droogvallende wad. De schelpdieren worden met de snavel opengesneden dan wel gehamerd, waarna het vlees wordt gegeten. Daarnaast worden Zeeduizendpoten en Nonnetjes gegeten. De resultaten van het EVA II onderzoek laten zien dat het mechanisch wegvissen van gemiddeld 7 % van de aanwezige Kokkels, leidde tot een draagkrachtvermindering van de Waddenzee voor de scholeksterpopulatie die geschat wordt op ca. 12 %. Sinds 2004 heeft mechanische kokkelvisserij echter niet meer plaatsgevonden en met ingang van 2005 is de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee verboden. De Kokkel is van groot belang voor het dieet van de scholekster. Uit onderzoek is gebleken dat in mechanisch niet-beviste gebieden waar meer Kokkels voorkwamen, Scholeksters meer Kokkels in hun dieet hadden en een betere conditie (lichaamsgewicht en rode bloedcellen) hadden vergeleken met Scholeksters uit de voor mechanische schelpdiervisserij opengestelde gebieden (Verhulst et al. 2004). De Scholekster is in het hele Waddengebied een algemene broedvogel. De populatie is echter sinds de tachtiger jaren sterk in aantal afgenomen. Uit het onderzoek ‘Broedsucces van kustbroedvogels in de Waddenzee 2005’, SOVON-Alterra blijkt dat in de laatste tien jaar het aantal broedparen in de monitoringsgebieden met bijna 50 % is afgenomen. Met name in de duingebieden en binnendijkse graslanden is de populatie sterk teruggelopen. Op de kwelders is de afname minder sterk, maar bedraagt deze nog steeds rond de 20% in de afgelopen tien jaar. Ook blijkt uit bovengenoemd onderzoek dat in 2005 de reproductie onvoldoende is voor een stabiele populatie. Om bij een overleving van 92 % een stabiele populatie te hebben, moeten volgens de berekeningen van jaarlijks ongeveer 0,4 jongen per paar geproduceerd worden. De hier vastgestelde reproductie van Scholeksters van ca. 0,2 jongen per paar blijft hier fors bij achter. Een mogelijke oorzaak van de lage reproductie van Scholeksters in het Waddengebied in 2005 kan liggen in de relatief koude periode in mei en juni. Ook lijkt het aannemelijk dat er sprake is van een verslechtering van het voedselaanbod op het wad. Mogelijk wordt de toegenomen predatie veroorzaakt door vanwege voedselstress verminderde nestbewaking. Scholeksters zijn erg honkvast, zowel in het broedseizoen als in de winter. Juist door die grote plaatstrouw van Scholeksters zijn ze erg gevoelig voor lokale verstoringen en bedreigingen. Als in een territorium van Scholeksters het voedsel schaars is (bijvoorbeeld doordat het geëxporteerd wordt), zijn deze vogels niet in staat het voedsel elders te zoeken (Verhulst
- 14 -
et al. 2003). Ook uit Engels onderzoek blijkt dat Scholeksters die in de Wash (Verenigd Koninkrijk) voorkomen, niet verkassen maar ter plekke verhongeren wanneer in hun territorium door menselijk ingrijpen de voedselsituatie aanmerkelijk verslechterde. Voor Scholeksters is het noodzakelijk dat het voedsel op alle locaties in het gebied in voldoende mate aanwezig zijn. Uit bovenstaande blijkt dat zorg om de populatie van de Scholekster op zijn plaats is, en dat hierin een zeer zorgvuldige afweging noodzakelijk is. Voor de toekomst is het van belang om te voorkomen dat de populatie Scholeksters verder afneemt. Intensievere bevissing van Kokkels is daarom niet gewenst, tenzij nadrukkelijk met onderzoek wordt aangetoond dat een verhoogde visserijdruk geen nadelige gevolgen heeft voor de populatie Scholeksters. De vereniging van handkokkelvissers ‘Op handkracht verder’ vraagt een vergunning aan voor het mogen vissen van 700 000 kokkelvlees. Dit betekent dat er vergunning wordt gevraagd voor het bevissen van 1,2 % van het totaal aanwezige kokkelbestand. Het effect op de voedselvoorziening van Scholeksters is hierdoor zeer gering. Er is, ook buiten de beschikbare hoeveelheid Mosselen op de litorale mosselbanken, voldoende voedsel beschikbaar voor Scholeksters. Daarom is er, bij deze mate van handmatige kokkelvisserij voor de aangevraagde periode, geen significant gevolg te verwachten voor de voedselvoorziening van de Scholekster. Eidereend: De Eidereend foerageert in de geulen al duikend naar schelpdieren, krabben en zeesterren. Uit EVA II deelproject B2 blijkt dat de grootste voedselvoorziening van Eiders bestaat uit sublitorale Mosselen. Sublitorale Mosselen hebben dunne schelpen en bevatten veel vlees in vergelijking met litorale Mosselen en Kokkels. Een tekort aan sublitorale Mosselen leidt tot verhoogde sterfte en veranderende verspreiding. Ook blijkt uit het uitgevoerde pilot dat Kokkel de minst geprefereerde prooi was en de Eidereend gewicht verloor wanneer alleen Kokkels werden aangeboden. Kokkels kunnen aanvullen in de voedselbehoefte maar zijn geen vervanging. Daarbij moeten Kokkels van een dusdanige kwaliteit zijn (de ratio tussen vleesgewicht en schelpgewicht) dat de energieopbrengst meer oplevert dan de duikkosten tijdens het foerageren. Sinds 2005 is de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee niet meer toegestaan en is de hoeveelheid Kokkels in het sublitoraal geheel beschikbaar voor Eidereenden om hun dieet mee aan te vullen. Het geringe percentage van het areaal aanwezige kokkelbanken dat handmatig zal worden bevist betekent dat er niet of nauwelijks een effect zal zijn op het voedselaanbod voor Eidereenden. Voor wat betreft Eidereenden is er dan ook geen significant gevolg. Kanoetstrandloper Kanoetstrandlopers eten onder andere kleine Kokkels. Dit voedsel is echter niet preferabel voor de Kanoetstrandlopers. De voorkeur gaat uit naar Nonnetjes, kleine Strandgapers en kleine Mosselen. De Kokkels die handmatig worden bevist zijn relatief groot en derhalve weinig geschikt als voedsel voor de Kanoetstrandloper. De sterfte van ondermaatse Kokkels veroorzaakt door handmatige kokkelvisserij is relatief gering. In het rapport ‘Scholeksters en hun voedsel in de Westerschelde’ wordt gerekend met 5 % sterfte aan niet-geviste Kokkels van de geviste hoeveelheid. Dat komt neer op - 15 -
35.000 kilo schade aan de niet-geviste Kokkels op het totale kokkelbestand van 58.51 mln. Gelet hierop zijn wij dan ook van mening dat er geen zodanig negatief effect op het aantal Kanoetstrandlopers is, dat er sprake kan zijn van een significant gevolg voor de Kanoetstrandlopers. Effect: de handmatige kokkelvisserij werkt mogelijk verstorend op de aanwezige vogels. Door de handmatige kokkelvisserij kunnen in beginsel groepen vogels worden verstoord. Er vindt echter nauwelijks verstoring plaats omdat er slechts gevist kan worden wanneer er voldoende water op de platen staat. Vissen op een drooggevallen plaat is op grond van het visplan verboden. Er is geen verstoring van overtijende vogels omdat die, in de periode dat vanwege teveel water boven de platen niet gevist kan worden, dan juist op de hoogwatervluchtplaatsen zitten. Om verdere verstoring te voorkomen is in de vergunning een voorwaarde opgenomen dat groepen vogels niet dichter dan tot een afstand van 500 meter benaderd mogen worden. Effect: verstoring door licht tijdens het handmatig kokkelvissen in het donker Duisternis gedurende de nacht wordt in de PKB Waddenzee genoemd als een onderdeel van de natuurlijkheid van de Waddenzee die hoog wordt gewaardeerd. De handmatige kokkelvisserij wordt uitgeoefend tijdens opkomend en afgaand water en dergelijke tijen komen ook bij nacht voor. Er wordt dan ook vaak bij nacht gevist. De visser bevindt zich tijdens de visserij vlak bij het schip en wordt bijgelicht door een schijnwerper. Met het oog op het voorkomen van onnodige verstoring van de duisternis is in het visplan vastgelegd dat in geval van visserij na zonsondergang uitsluitend de verplichte en voor de visserij benodigde verlichting met een niet groter dan noodzakelijke sterkte wordt uitgevoerd. De schijnwerper dient op het visvlak gericht te zijn. Overige (niet wettelijk verplichte) lampen dienen te worden uitgeschakeld. Op grond van deze maatregel en gelet op de geringe omvang van de vloot ten opzichte van de omvang van het gebied kan geconcludeerd worden dat er geen significante verstoring van de duisternis in de Waddenzee zal optreden. Cumulatieve effecten Wordt gekeken naar het mogelijk cumulatief effect van handmatige kokkelvisserij en andere activiteiten, dan dient beoordeeld te worden of de gecombineerde effecten van handmatige kokkelvisserij en andere activiteiten significante negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het gebied. Daarbij zou in principe beoordeeld dienen te worden of handmatige kokkelvisserij in combinatie met andere verstoringen als gevolg van menselijke activiteiten in zijn totaliteit leidt tot een significante verstoring van natuurwaarden in de Waddenzee. Een dergelijke beoordeling impliceert echter dat voldoende kennis aanwezig en beschikbaar is van de gevolgen van alle menselijke activiteiten in de Waddenzee en dat conclusies m.b.t. de cumulatieve impact van deze activiteiten zouden worden getrokken. Het gaat dan om activiteiten als: andere vormen van visserij, militaire activiteiten, scheepvaart, luchtvaart en recreatie. Het is niet redelijk om te verwachten en te trachten een dergelijke analyse in het kader van een relatief kleinschalige activiteit als handmatige kokkelvisserij te maken. Daarmee blijft de vraag staan of het toestaan van handmatige kokkelvisserij leidt tot een significante uitbreiding van de reeds bestaande verstoring door menselijke activiteiten op de wadplaten. De invloed van handmatige kokkelvisserij op de bodem, verstoring op het wad en voedselvoorziening van vogels is onder het hoofdstuk ‘Beoordeling van de aanvraag’ uitgebreid besproken. De in deze vergunning toegestane handmatige kokkelvisserij is een dusdanig kleinscha- 16 -
lige activiteit, dat redelijkerwijs geen cumulatief significante gevolgen te verwachten zijn. Ten opzichte van de laatste decennia is er juist een verbetering te constateren wat betreft eventuele negatieve effecten op de natuurwaarden in de Waddenzee, aangezien de mechanische kokkelvisserij niet meer is toegestaan. Daarom zijn er redelijkerwijs geen cumulatief significante gevolgen te verwachten met betrekking tot de relevante natuurkenmerken van het Natura 2000-gebied Waddenzee. Reactie zienswijzen De gemeenten Reiderland, Harlingen, het Bildt en Wûnseradiel hebben bij schrijven aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. Het Overlegorgaan Nationaal Park Schiermonnikoog verzet zich niet tegen de aangevraagde vergunning omdat deze een voortzetting is van een in het verleden reeds verleende vergunning. Verder is het Overlegorgaan van mening dat handmatige kokkelvisserij binnen de grenzen van het Nationaal Park niet toegestaan zou mogen worden. Er wordt gepleit voor een herbezinning op de noodzaak om na zonsondergang te vissen, gezien de overlast die samenhangt met het nachtvissen. Het Overlegorgaan is van mening dat de passende beoordeling onvoldoende informatie bevat om een goede afweging van de effecten van de handmatige kokkelvisserij in de Waddenzee te kunnen maken, en adviseert om de lacunes in de passende beoordeling door de aanvrager aan te laten vullen. Zij zou graag in de gelegenheid gesteld worden om op deze aanvullende passende beoordeling te reageren. Als laatste voegt het Overlegorgaan toe dat ze een uitbreiding van de handmatige kokkelvisserij afwijzen en zich hiertegen zal verzetten. De gemeente Texel geeft per brief aan geen bezwaar te hebben tegen afgifte van de gevraagde vergunning. De gemeente ziet de handmatige voortzetting van het kokkelen, als zijnde kleinschalig en een ambachtelijke vorm van visserij, als bijzonder wenselijk. Voor het behoud van de werkgelegenheid op Texel is het voortbestaan van de visserijsector van groot belang. Het past ook in het beleid van de drie Waddenzeelanden. Ook vraagt de gemeente aandacht voor drie kokkelvissers, die bij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit een vergunning voor handmatig kokkelen in de Waddenzee hebben aangevraagd. Tot op heden is deze vergunning niet afgegeven. De gemeenteraad van Texel heeft in haar vergadering van 29 maart 2005 een motie aangenomen over het handmatig kokkelen op het Wad. De motie is bij de zienswijze bijgevoegd. De gemeente verzoekt met klem om te doen wat in onze macht ligt om de gevraagde vergunning alsnog af laten te geven. De Waddenvereniging heeft mede namens Vogelbescherming Nederland, Vereniging Natuurmonumenten, Stichting WAD, It Fryske Gea en de Friese Milieufederatie een zienswijze ingediend. In de zienswijze wordt aangegeven dat de organisaties de aangevraagde vergunning niet aanvechten. Wanneer er echter sprake mocht zijn van uitbreiding van het aantal vergunningen voor handkokkelvisserij, dan zien de organisaties zich genoodzaakt een andere opstelling te kiezen. Uitbreiding van handmatige kokkelvisserij wijzen zij af en daar zullen zij zich ook op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 tegen verzetten. De Waddenvereniging vindt het noodzakelijk dat er inzicht verschaft wordt in de absolute aantallen te vangen hoeveelheid kilo’s Kokkels, opdat deze gerelateerd kunnen worden aan de instandhoudingsdoelstellingen van de betreffende vogelsoorten. De Waddenvereniging vraagt aandacht voor de cumulatieve effecten. Iedere aanvraag voor bevissing (mosselzaad, ensis, spisula, Kokkels, garnalen, harder, oesters) moet op hun eigen merites beoordeeld worden. Echter juist de cumulatieve effecten van al deze soorten - 17 -
visserij kunnen wel eens meer zijn dan het ecosysteem aan kan. Vogelsoorten waarvoor de Waddenzee is aangewezen als Speciale Beschermingszone, zoals Scholekster, Kanoetstrandloper, Eidereend en Zilvermeeuw foerageren op meerdere soorten schelpdieren. In een jaar waarin vrijwel de gehele broedval van mosselzaad wordt weggevist is er sprake van een dreigend tekort aan Mosselen voor dergelijke vogelsoorten. Daarmee wordt de noodzaak voor deze vogels om alternatieve voedselbronnen als Kokkels aan te boren veel groter. De passende beoordeling verschaft geen inzicht in de hoeveelheden schelpdieren die overblijven voor deze vogelsoorten, waarvoor herstel en/of behoudsdoelstellingen zijn geformuleerd. Ook wijst de Waddenvereniging op de voedselvoorraad van vogels. Als de grootschalige visserij op mosselzaad in acht wordt genomen dreigt in de winter van 2006-2007 een periode van voedselschaarste voor Eidereenden in de Waddenzee. Aangezien Kokkels een secundaire bron van voedsel zijn voor Eidereenden is het noodzakelijk dat van deze voedingsbron voldoende aanwezig is in het gebied. Reactie van de provincie op de zienswijzen: Als reactie op de zienswijze van het Overlegorgaan Nationaal Park Schiermonnikoog merken wij het volgende op. Het Overlegorgaan geeft aan zich niet te verzetten tegen de aangevraagde vergunning, maar wenst wel een aanvulling op de passende beoordeling. Wij zijn van mening dat door de beperkte aanvraag van het totaal te mogen oogsten Kokkels, de ervaringen en voortzetting van de vergunning uit het verleden en de aanwezige expert judgment, een verantwoorde afweging gemaakt kan worden bij de beoordeling van deze vergunningaanvraag. Het Overlegorgaan geeft aan dat vanuit het Beheer- en Inrichtingsplan voor het Nationaal Park Schiermonnikoog het gewenst is bodemberoerende visserij op schelpdieren zoveel mogelijk te verminderen. Het gaat daarbij om de gehele Waddenzee; de relaties van het Nationaal Park zijn niet beperkt tot de directe omgeving van Schiermonnikoog. Gevraagd wordt om handkokkelvisserij binnen de grenzen van het Nationaal Park niet toe te staan. Uit de ons bekende informatie is niet gebleken dat handmatige kokkelvisserij binnen het grondgebied van het Nationaal Park andere effecten op de instandhoudingsdoelstellingen heeft dan in de overige delen van de Waddenzee. Daarom behandelen wij het Nationaal Park Schiermonnikoog op dezelfde wijze als de overige delen van de Waddenzee, en stellen wij geen verbod in op handkokkelvisserij binnen de grenzen van het Nationaal Park Schiermonnikoog. Wat betreft het vissen na zonsondergang kunnen wij u het volgende mededelen. In afwijking met voorgaande jaren is er aan het ‘Reglement Visplan Handkokkelvisserij 2006-2007 een voorwaarde toegevoegd over hoe de handkokkelvissers om dienen te gaan met verlichting: 8. In geval van visserij na zonsondergang wordt uitsluitend de wettelijke verplichte en voor de visserij benodigde verlichting met een niet groter dan noodzakelijke sterkte gevoerd. De schijnwerper dient op het visvak gericht te zijn. Overige (niet wettelijk verplichte) lampen dienen te worden uitgeschakeld. Wij gaan er vanuit dat de ondertekenaars van het visplan zich aan deze voorwaarde zullen houden. In de vergunning zal een voorwaarde opgenomen worden om aan te geven dat in geval van overtreding er passende maatregelen genomen zullen worden. Als reactie op de zienswijze van de gemeente Texel het volgende. Het ministerie van LNV is bevoegd voor het afgeven van een vergunning op basis van de Visserijwet 1963 voor het handmatig vissen van Kokkels in de Waddenzee. Als het ministerie de aangevraagde vergunningen heeft afgegeven zal de provincie Fryslân een beoordeling doen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998.
- 18 -
De Waddenvereniging vraagt om niet alleen percentages, maar ook absolute getallen in de vergunning te noemen. De maximale hoeveelheid te vangen Kokkels is 700.000 kg, dat is 1,2 % van het oogstbare Kokkelbestand. Voor wat betreft cumulatieve effecten en de voedselvoorraad voor vogels verwijzen wij naar het hoofdstuk ‘Beoordeling aanvraag’, waarin dit ruimschoots aan bod komt. Conclusie van de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag Wij zijn van mening dat met de passende beoordeling en de nadere informatie en kennis, voldoende zekerheid is verkregen dat de aangevraagde activiteit/handeling geen significante, negatieve effecten heeft voor de natuurlijke waarden van de betrokken beschermde gebieden. Dit omdat er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn. C
BESLUIT
Overeenkomstig de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden en gelet op de in dit besluit genoemde overwegingen, de bepalingen in de Natuurbeschermingswet 1998, de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht en het Mandaatbesluit, hebben wij besloten om de gevraagde vergunning onder de navolgende voorwaarden te verlenen: 1. Deze vergunning wordt op naam gesteld van de in bijlage 1 bij dit besluit genoemde 20 kokkelvissers, die zijn aangesloten bij de Vereniging Op Handkracht Verder; 2. Van deze Nb-wetvergunning kan slechts gebruik worden gemaakt in combinatie met een geldige vergunning op basis van de Visserijwet 1963 voor het handmatig vissen van Kokkels in de Waddenzee. 3. Deze vergunning is geldig voor het handmatig bevissen van het gehele Natura 2000gebied Waddenzee met uitzondering van: - de 26% permanent gesloten gebieden als bedoeld in kaart 1 van het Beleidsbesluit - de (tijdelijk) gesloten gebieden zoals aangegeven op de meeste recente hydrografische kaarten 1811 + 1812. 4. Het ‘Reglement Visplan Handkokkelvisserij 2006-2007’ dient te worden nageleefd. 5. De op basis van deze vergunning maximaal op te vissen hoeveelheid Kokkels in de Waddenzee bedraagt maximaal 700.000 kg kokkelvlees; 6. Aanvullingen c.q. wijzigingen van het visplan voor 2006-2007, dat onderdeel uitmaakt van deze vergunning, doet deze vergunning vervallen, tenzij desbetreffende aanvullingen c.q. wijzigingen door de provincie Fryslân bij aanvullend besluit uitdrukkelijk worden goedgekeurd; 7. Maandelijks wordt aan de provincie Fryslân, t.a.v. mevr. I. Gjaltema, een evaluatierapport gezonden, waarin opgenomen de totale wekelijkse vangsthoeveelheden, de gebieden waar die hoeveelheden zijn opgevist, alsmede eventuele overtredingen; 8. De voorwaarden verbonden aan dit besluit zullen worden gewijzigd indien blijkt dat het handmatig vissen op Kokkels direct of indirect in belangrijke mate nadeliger gevolgen voor de natuurwaarden in de Waddenzee heeft, dan die op het moment van het nemen van dit besluit op basis van de op dat moment beschikbare informatie werd verwacht en deze gevolgen door het wijzigen van de voorwaarden kunnen worden gemitigeerd; 9. Indien blijkt dat het handmatig vissen op Kokkels direct of indirect in belangrijke mate nadelige gevolgen heeft voor de natuurwaarden in de Waddenzee en deze gevolgen
- 19 -
door het wijzigen van de voorwaarden niet kunnen worden verminderd, kan de vergunning worden ingetrokken; 10. Verstoring van in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt. Rustende Zeehonden en groepen vogels mogen niet dichter dan tot op een afstand van 1500 meter, respectievelijk 500 meter worden genaderd; 11. Er is geen handkokkelvisserij toegestaan op minder dan 40 meter afstand van mosselbanken en zeegrasvelden; 12. Het is in het Natura 2000-gebied verboden met motorboten met een hogere snelheid dan 20 kilometer per uur te varen; 13. Opgetreden incidenten, waaronder verstaan worden alle gebeurtenissen waarbij onbedoeld schadelijke stoffen in het water geraken, dan wel waardoor anderszins schade aan het Natura 2000-gebied kan worden toegebracht dienen zo spoedig mogelijk te worden gemeld aan de provincie Fryslân, onder overlegging van alle relevante gegevens; 14. Alle door de provincie Fryslân gegeven aanwijzingen dienen strikt te worden opgevolgd; 15. Het niet naleven van de voorwaarden van deze vergunning kan, naast eventuele strafvervolging, intrekken van de vergunning tot gevolg hebben; 16. Deze vergunning is geldig tot 1 juli 2007. Het conceptbesluit is ter instemming voorgelegd aan gedeputeerde staten van NoordHolland en Groningen. Bij schrijven van 24 juli 2006 met kenmerk 2006-13.534, LGW hebben gedeputeerde staten van de provincie Groningen ingestemd met het verlenen van de vergunning. Voor wat betreft de opmerking over het opnemen van een voorwaarde over monitoring verwijzen wij naar het hierboven gestelde in de voorlaatste alinea op pagina 11. Bij schrijven van 31 juli 2006 met kenmerk 2006-37420 hebben gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland op grond van artikel 2, lid 5, ingestemd met onderhavig besluit. Afschriften van dit besluit worden toegezonden aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Wûnseradiel, Reiderland, Wieringen, Vlieland, Texel, Terschelling, Schiermonnikoog, Het Bildt, Harlingen, Franekeradeel, Ferwerderadiel, Eemsmond, Dongeradeel, Den Helder, Delfzijl, Ameland, De Marne en Anna Paulowna en aan de Waddenvereniging, Vogelbescherming Nederland, Nationaal Park Schiermonnikoog, Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee, It Fryske Gea, Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer regio Noord, Staatsbosbeheer regio West, Landschap Noord-Holland, Stichting Het Groninger Landschap, Stichting Wad, m.s. Phoca, m.s. Krukel, m.s. Harder, m.s. Stormvogel en het ministerie van LNV. Hoogachtend, namens het college van Gedeputeerde Staten,
Mevrouw W. Hulshoff, Afdelingshoofd Landelijk Gebied.
- 20 -
D
Bezwaar
Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan tegen dit besluit binnen zes (6) weken na de verzending daarvan een bezwaarschrift indienen bij gedeputeerde staten, postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet tenminste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. E
Kennisgeving
Van dit besluit zal, conform artikel 42, lid 3, van de Natuurbeschermingswet 1998 door ons kennis worden gegeven middels publicatie in het Friesch Dagblad, de Leeuwarder Courant, Dagblad van het Noorden en het Noordhollands Dagblad.
- 21 -