Onbehagen in de cultuur Oorspronkelijk had Freud een andere titel bedacht voor wat nu heet: Het onbehagen in de cultuur (1930a) , namelijk Das Glück und die Kultur en vervolgens “Das Unglück in der Kultur” (brief aan Eitingon 8-7-1929; Grubrich-Simitis 1993, 214). Deze titelvarianten geven al aan dat er iets sombers in het boekje zit: het gaat zeker zoveel over ongeluk als over geluk. Freud schreef het in zijn zomervakantie van 1929 `omdat hij toch niet de hele dag alleen maar kon roken en kaarten.’ Verrassenderwijs was de eerste editie van 12000 exemplaren binnen een jaar uitverkocht. En nog steeds zet het boek velen tot denken aan. In deze bijdrage gaat het erom dit boek van Freud te situeren en we pakken het aan als volgt. Het eerste deel beantwoordt de vraag: wat verstaat Freud onder cultuur? Hoezo heeft hij Nederland in gedachten bij zijn cultuurbeschouwing? Het tweede deel handelt over het onbehagen dat inherent is aan cultuur: cultuur levert altijd onbehagen op volgens Freud. Concluderend zeggen we: cultuur is per definitie een compromis, het minste van twee kwaden.
Wat is cultuur bij Freud? Denkend aan de oorspronkelijke titel zal het ons niet verbazen dat Freud in hoofdstuk 2 van Het Onbehagen schrijft over geluk en ongeluk. De vraag naar de zin van het leven schuift hij terzijde, dat is vooral een religieuze vraag. Echter het staat vast dat de mens een gelukzoeker is. Maar in concreto zal het daarbij vooral gaan om het afweren van ongeluk bij Freud, want schrijft hij: “ Het oogmerk dat de mens ‘gelukkig’ is, komt in het plan van de ‘schepping’ niet voor. (…) Het is veel gemakkelijker ongeluk te ondervinden. Het lijden dreigt van drie kanten : vanuit ons eigen lichaam, dat tot verval en ontbinding is voorbestemd en zelfs pijn en angst als waarschuwingssignalen niet kan missen ; vanuit de buitenwereld, die met oppermachtige, onverbiddelijke, vernietigende krachten tegen ons tekeer kan gaan; en tot slot vanuit de betrekkingen met andere mensen. Het aan deze bron ontsproten lijden ondergaan wij misschien met de diepste smart.“ (1930a; 472)1 Wij mogen blij zijn als we het ongeluk dat ons van drie kanten bedreigt weten te vermijden. Hoe dat afweren van ongeluk aan te pakken? Freud noemt een aantal methodes: afstand bewaren tot de medemensen, chemische stoffen, verdovende middelen, yoga, beheersing van driften, sublimering, kunst, de eenzaamheid van de heremiet, religieuze illusies, liefde, schoonheid. Maar het blijven lapmiddelen, tenslotte overwegen de broosheid van het lichaam, de overmacht van de natuur en de gebrekkige onderlinge verhoudingen tussen mensen. Over de broosheid van het lichaam wist Freud op het moment van schrijven mee te praten, want hij had al een jaar of zes / zeven kanker in zijn mond en hij had voortdurend pijn. Welnu, cultuur is een poging de jacht op geluk zo goed mogelijk te bevorderen, dus om ongeluk zo goed en zo kwaad als dat gaat te vermijden, om ons leven zo aangenaam mogelijk te doen verlopen. Wat verstaat Freud onder cultuur? Cultuur betekent voor hem `het totaal van prestaties en inrichtingen waarin ons leven zich onderscheidt van dat van onze dierlijke voorouders en die een tweeledig doel dienen : bescherming van de mens tegen de natuur en regeling van de relaties tussen de mensen onderling.’(W9, 484) ‘Cultuur’ wijst oorspronkelijk op het in cultuur brengen van het land en bij die betekenis sluit Freud aan. Het begrip is hier dus veel ruimer dan wat wij gewoonlijk onder cultuur verstaan. Cultureel is alles wat wij 1
Alle Freud citaten komen uit de nieuwe Nederlandse uitgave van Freud Werken die in december 2006 verschijnt bij uitgeverij Boom te Amsterdam.
1
mensen doen om de samenleving in te richten en om ons te beschermen tegen het geweld van de natuurkrachten zodat we veilig kunnen wonen, beschermd tegen de koude. Wetenschap en techniek zijn daarbij onmisbaar, maar ook kunst, religie, filosofie en vooral het recht. Vooral uit dit laatste volgt dat cultuur op driftverzaking steunt: om samenleving mogelijk te maken moeten wij mensen ons allemaal een beetje intomen, niet onze driften ongebreideld najagen, de ander ook ruimte geven en respecteren. Het moet er rechtvaardig aan toe gaan. Het is niet zo dat de zogenaamde primitief lekker vrij leeft: hij is vaak bang voor de hem omringende natuur, voor geesten en voor andere stammen. Het rechtssysteem is een wezenlijk onderdeel van de cultuur. Wij zijn vrije mensen binnen zekere grenzen, anders krijgen wij slechts het (on)recht van de sterkste en zijn alle anderen aan die willekeur overgeleverd.
De Nederlandse polders en parken als beeld van cultuur
In Freuds beschrijving van cultuur komt de volgende passage voor die ik in zijn geheel zal weergeven. “Wij erkennen dus het hoge culturele niveau van een land als wij zien dat alles gecultiveerd en doelmatig geregeld is wat bijdraagt aan de exploitatie van de aarde door de mens en aan diens bescherming tegen de natuurkrachten, kort samengevat dus: alles wat nuttig voor dat land is. In zo’n land zal de loop van met overstroming dreigende rivieren gereguleerd zijn, hun water door kanalen naar plaatsen geleid worden waar een tekort aan water is. De bodem zal met zorg worden bewerkt en beplant met de gewassen waarvoor hij geschikt is, de minerale bodemschatten zullen naarstig worden gedolven en verwerkt tot de benodigde werktuigen en gereedschappen. Er zullen tal van snelle en betrouwbare vervoersmiddelen zijn, gevaarlijke en wilde dieren zijn uitgeroeid, het fokken van gedomesticeerde dieren floreert. Wij hebben echter nog andere eisen aan de cultuur te stellen en hopen ze opmerkelijk genoeg in dezelfde landen gerealiseerd te zien. Alsof wij onze eerste eis willen verloochenen, verwelkomen wij het ook als een teken van cultuur als wij zien dat de mensen tevens zorg besteden aan zaken die geen enkel praktisch nut hebben, eerder nutteloos lijken, zoals wanneer de parken van een stad, noodzakelijk als speelplaatsen en reservoirs van frisse lucht, ook bloembedden bevatten of wanneer de ramen der huizen met bloempotten zijn getooid. Wij ontdekken al snel dat het nutteloze waarvan wij verwachten dat de cultuur er prijs op stelt, schoonheid is ; wij eisen van de cultuurmens dat hij schoonheid vereert als hij haar in de natuur aantreft, en dat hij haar zo mogelijk aan objecten tot stand brengt met het werk van zijn handen. Daarmee zijn nog lang niet alle eisen genoemd die wij aan de cultuur stellen. Wij verlangen ook nog de blijken van zindelijkheid en orde te zien.” (Freud 1930a; W9, 486v) Als men dit leest is het niet zo ver gezocht te veronderstellen dat Freud hier aan Nederland dacht. Het was een Fransman die bij mijn weten als eerste op die gedachte kwam.(Assoun 1987) Het Hollandse polderlandschap blijkt Freuds beeld van cultuur en beschaving te zijn. De natuurkrachten zijn getemd, het water wordt goed gedistribueerd, de mensen zijn beschermd. Maar er zijn ook ‘onnuttige’ dingen: planten voor de ramen, mooie parken. Ook schoonheid, zindelijkheid en orde zijn essentieel voor cultuur. Freud was minstens driemaal in Nederland. In 1908 bezocht hij Nederland op weg naar Engeland. Hij beschrijft in Psychopathologie van het dagelijkse leven (hoofdstuk X) de geslaagde ‘vergissing’ die hij beging op weg naar Engeland om zijn oorspronkelijke voornemen te kunnen uitvoeren en de musea in Den Haag en Amsterdam te bezoeken, met name om de mooie Rembrandts te bekijken. Freud zorgde er ‘per vergissing’ voor dat hij op
2
het station in Keulen zó in de war raakte dat hij in de trein naar Nederland belandde. In 1910 bracht hij een groot deel van zijn vakantie aan de Nederlandse kust door. Het bekendste uit die vakantie is het consult met Mahler, wandelend door Leiden en iets gebruikend in de Gouden Turck. Freuds derde bezoek aan Nederland viel in september 1920 bij gelegenheid van het zesde psychoanalytische congres in Den Haag. Nederland was neutraal gebleven tijdens WOI en daar konden de voormalige vijanden elkaar ontmoeten. Bovendien was de situatie in Duitsland en Oostenrijk op dat moment vreselijk ellendig. De Hollanders hebben die arme uitgehongerde collega’s eens flink te eten gegeven: de Weners waren al verzadigd na het voorgerecht! Aansluitend aan dat congres maakte Freud met Hollandse collega’s een tour door Nederland. Omdat Freud de toeristische steden in Holland al kende bezochten ze ook minder bekende delen van het land. Het werd onder andere een tocht per boot en met paard en wagen door Zeeland. Waarschijnlijk hebben ze ook Hollandse ‘bergen’ beklommen want Freud schrijft ietwat spottend dat de Hollanders de stapel brieven die hij thuis had aangetroffen bij zijn terugkeer, wel de ‘Lange Brievenberg’ zouden noemen. (Brief aan Anna d.d. 5-10-1920) Twee / drie jaar na het schrijven van het Onbehagen schreef Freud een aantal nieuwe Colleges ter inleiding op de psychoanalyse. Precies in die periode rond 1932 werd de Afsluitdijk gesloten. Freud wist er blijkbaar van, want aan het einde van College XXXI schrijft hij: “Waar Es was, moet ik worden. Het is cultuurarbeid, ongeveer zoals de drooglegging van de Zuiderzee.” (W.10; 144) Dit pleit weer voor de idee dat Freud aan Nederland dacht bij zijn beschrijving van cultuur. Cultuur in haar geheel is als een dijk tegen het gevaarlijke water van de driften. Bij het individu moet het Ik meesterschap verwerven over het Es, zoals de Nederlander dat heeft over de Zuiderzee. Iedere vergelijking gaat mank: het gaat niet echt om ‘drooglegging’, om leegmaken, maar om beheersen. Het Es moet niet worden leeggepompt, want dan krijg je een dode pier. De driften moeten worden geordend, niet gedood. Die greep op de driften is een voorwaarde voor hogere psychische activiteiten zoals wetenschap of kunst, dat wil zeggen cultuur in engere zin. Freud heeft dus zijn maatschappijtheorie, zijn cultuurtheorie afgeleid van de individuele ontwikkeling. Hij hevelt zijn psychologie van het individu over op de cultuur. Geheel consequent acht hij het ook mogelijk dat een cultuur ‘neurotisch’ wordt.
Hoezo altijd Onbehagen?
Een bepaald onbehagen is inherent aan de cultuur: het individu en de maatschappij moeten zichzelf enig geweld aandoen om samenleven mogelijk te maken. De seksuele en de agressieve impulsen moeten daartoe immers beheerst worden. Dat is de taak van het individu: - waar Es was, moet Ik komen - alsook van de samenleving als geheel. Angst komt erbij kijken en een cultureel superego, schuldgevoel dus. Uit zichzelf zijn de mensen voor elkaar als wolven, zegt Freud de filosoof Hobbes na. Ieder heeft er daarom belang bij zich aan de regels van het recht te houden. Ethiek en idealen zijn onmisbaar, schuldgevoel is noodzakelijk en onvermijdelijk. Angst en onbehagen horen erbij. Daarom zijn de mensen nooit lang echt helemaal gelukkig. Het is zo “dat wij met het verlies aan geluk door de vergroting van het schuldgevoel de prijs betalen voor de culturele vooruitgang.” (W9, 522) Culturele vooruitgang betekent noodzakelijkerwijze ook toenemend onbehagen. Zolang de cultuur schadeloos stelt voor dit onbehagen, gaat het goed, maar zodra de cultuur voor sommige groepen mensen meer last dan lust oplevert komen zij in opstand.
3
Voor deze klemsituatie ziet Freud geen oplossing. Terug naar primitieve verhoudingen kan niet en is niet wenselijk. De idee dat de primitieve mens gelukkig was omdat hij zijn driften kon uitleven klopt niet. Ongebreideld uitleven van driften leidt slechts tot het recht van de sterkste en tot tirannie. Preken over naastenliefde en zeker over liefde tot de vijand achtte Freud naïef en nutteloos. WOI lag nog vers in het geheugen op het moment van schrijven, evenals de ellende en de ongelooflijke inflatie in Oostenrijk en Duitsland erna. Bovendien had de Beurskrach van Wallstreet net plaats gehad. Het nazidom begon op te komen. De mensen hadden redenen pessimistisch te zijn over de samenleving. Het grootste probleem van de cultuur is het sadisme, de destructiedrift. “In mijn verdere betoog stel ik mij dus op het standpunt dat de neiging tot agressie een oorspronkelijke, zelfstandige driftdispositie van de mens is, en herhaal ik mijn uitspraak dat de cultuur hier op haar grootste obstakel stuit.” (W9, 511) Freud is tot de conclusie gekomen dat de mens beheerst wordt door twee zelfstandige driften: enerzijds de libido, de liefde, anderzijds de agressie, de neiging tot kapot maken. Vooral die laatste neiging maakt strenge tucht noodzakelijk om destructiedrang eronder te houden. De kunst is om hier een leefbaar evenwicht te vinden: je moet niet overdrijven. Moderne cultuurvijandigheid komt voort uit een te sterke eis tot driftverzaking. Maar zonder drift intoming kan het ook niet. Cultuur blijft een compromis Ietwat plechtig en profetisch besluit Freud zijn betoog op de volgende manier: “ Zo ontzinkt mij de moed om voor het oog van mijn medemensen als profeet op te staan en buig ik mij voor hun verwijt dat ik hun geen troost kan bieden, want dat is wat zij eigenlijk allemaal verlangen, de onstuimigste revolutionairen niet minder hartstochtelijk dan de deugdzaamste en vroomste gelovigen. Beslissend voor het lot van het mensdom lijkt mij de vraag of en in welke mate haar culturele ontwikkeling erin zal slagen de verstoring van het samenleven door de menselijke agressie- en zelfvernietigingsdrift de baas te worden.” (W 9, 531) Er zijn grenzen aan de frustratie die mensen kunnen verdragen en die een cultuur met succes kan opleggen. Freud illustreert deze stelling met het paard van het stadje Schilda. “De Duitse literatuur kent een stadje Schilda, waarvan de inwoners alle mogelijke sluwe streken worden nagegeven. De Schildburgers, zo zegt men, bezaten ook een paard en waren met zijn krachttoeren zeer in hun sas; zij hadden maar één ding op het paard aan te merken: het at te veel dure haver. Zij besloten het paard deze onhebbelijkheid op zachtzinnige wijze af te leren door dagelijks zijn rantsoen met enige halmen te verminderen, totdat ze het aan volledige onthouding hadden gewend. Dit ging een tijdlang voortreffelijk, het paard was op één halm daags na ontwend, de volgende dag zou het eindelijk havervrij werken. Op de morgen van deze dag werd het geniepige dier dood aangetroffen; de burgers van Schilda konden niet verklaren waaraan het was gestorven. Wij zullen geneigd zijn te geloven dat het paard is verhongerd en dat men zonder een bepaald rantsoen haver van een dier helemaal geen arbeidsprestatie kan verwachten.” (Freud 1910a; W 5, 199) “Behoorlijke sublimering krijgt men nooit zonder dat men ieder in grote mate seksueel zijn gang laat gaan.” (Brief van Freud aan Blüher, van 10-7-1912) Wie of wat zal het onvermijdelijke schuldgevoel induceren dat agressie aan banden kan leggen? Hoe groot is vervolgens de druk van de cultuur op ons mensen? Hoe groot is ons Onbehagen? Anders gezegd: biedt onze cultuur aan voldoende mensen voldoende bevrediging? Wij leven dan nog in de villawijk van de wereld. Hoe zit het in de wijken waar de mensen creperen van de honger?
Naam auteur e.d.
4
Literatuur Assoun, P-L. (1987) Freud et la Hollande. In: H.Stroeken, En analyse avec Freud. Payot, Paris, p.203-235. Freud, S. (1910a) Over psychoanalyse. Werken 5. Freud, S. (1930a) Het onbehagen in de cultuur. Werken 9. Freud, S. (1933a) Colleges inleiding tot de psychoanalyse. Nieuwe reeks. Werken 10. Freud,S. & Eitingon, M. (2004) Briefwechsel 1906-1939. Hrg. M. Schröter, Edition Diskord, Tübingen. Freud, S. & Freud, A. (2006) Briefwechsel 1904-1938. S. Fischer, Frankfurt. Grubrich-Simitis, I. (1993) Zurück zu Freuds Texten. Stumme Dokumente sprechen machen. S.Fischer, Frankfurt a.M.
5
6