Omzien en verstandig verder Zelfevaluatie Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam
2 juli 2009
2
Voorwoord Geachte leden van de klankbordgroep Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam (RSA), Met genoegen bied ik u hierbij de zelfevaluatie Omzien en verstandig verder aan. Hiermee komen wij tegemoet aan uw verzoek om de RSA na circa 3 jaar functioneren te evalueren. Een tussentijds evaluatie halverweg de ‘rit’ van de 6 jaar waarin de raden van de stadsdelen zich hebben gecommitteerd aan een gezamenlijke rekenkamer. Een beoordeling bovendien via een zogeheten zelfevaluatie, waarbij een deskundige externe commissie u adviseert en zich kan baseren op het ‘voorwerk’ dat wij verrichten. Voor ons een bijzondere en ongewone taak, omdat ons dagelijks werk juist bestaat uit het beoordelen van het functioneren van anderen. Niettemin hebben wij met veel plezier en enthousiasme aan dit zelfoordeel gewerkt, waarbij we uiteraard getracht hebben onze ‘normale’ werkwijze toe te passen om onze conclusies en aanbevelingen te baseren op een grondige en zorgvuldige verzameling en analyse van feiten. In dit geval kwamen we echter ook niet om visies, opvattingen en meningen heen. Logischerwijze niet alleen die van ons, maar juist die van personen en groepen om ons heen. Hiertoe hebben we niet een geheel nieuwe ronde van gesprekken met de belangrijkste ‘stakeholders’ van de RSA georganiseerd, maar hebben we ons gebaseerd op onze eigen ervaringen met deze stakeholders en de inbreng van betrokkenen tijdens de werkconferentie over de RSA op 16 oktober vorig jaar. Daarnaast hebben we ons ingespannen om nog eens met een gezonde dosis kritiek mede indachtig de geluiden die ons in de ruim 3 jaar hebben bereikt - in de spiegel te kijken. Wij hebben er vertrouwen in dat wij met deze zelfevaluatie een stevige basis hebben gelegd voor de oordeelsvorming en advisering door de deskundige externe commissie en wensen de leden van deze commissie, maar uiteraard ook u, veel succes met uw werkzaamheden.
dr. V.L. Eiff directeur Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam
3
4
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Ontstaan RSA: taak, werkwijze en afspraken Ontstaan Taak Werkwijze en afspraken Ontwikkelingen na de start in 2006
7 7 8 9 10
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Productie: publicaties en overige activiteiten Algemene werkwijze RSA Onderzoeksprogramma’s Onderzoek: tijdigheid en doorlooptijd Onderzoek: capaciteit en kosten Overige activiteiten Kwaliteit en kwaliteitsborging Conclusie
13 13 14 16 18 21 21 24
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12
Behandeling rapporten in de stadsdeelraden en doorwerking Tarieven voor burger en ondernemer Inrichtingsplan Openbare Ruimte Oud-West Quick-scans Schuldhulpverlening Multi Functioneel Centrum Binnenhof Subsidieverstrekking Zuidoost Jeugdbeleid in Amsterdam Lokale economie Onderwijshuisvesting Zeeburg Schoonhouden van de openbare ruimte Handhaving openbare ruimte Conclusie
27 27 29 29 30 31 32 34 36 37 38 39 40
4 4.1 4.2
Toegevoegde waarde samenwerking Toegevoegde waarde van het samenwerkingsverband Toegevoegde waarde van het benchmarkonderzoek
43 43 43
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Overleg en communicatie Klankbordgroep RSA Stadsdeelraden, fracties of individuele leden Griffies Dagelijks besturen Ambtelijke apparaten Media Conclusies
45 45 46 48 48 49 49 49
5
6 6.1 6.2 6.3
Verantwoording Opzet begroting en jaarrekening Accountantscontrole Jaarverslag
51 51 51 52
7 7.1 7.2 7.3
Visies, opinies en meningen Enquête Werkconferentie Conclusie
53 53 53 55
8 8.1 8.2
Conclusies en aanbevelingen voor verbetering Conclusies Aanbevelingen voor verbetering
57 57 58
Bijlage 1: Protocol samenwerking
59
Bijlage 2: Begroting RSA d.d. 6 september 2005
65
Bijlage 3: Persbericht
73
6
1
Ontstaan RSA: taak, werkwijze en afspraken
1.1 Ontstaan Stadsdelen zijn - conform de latere wijziging van de Gemeentewet in 2004 - net als gemeenten verplicht per 1 januari 2006 een rekenkamer of rekenkamerfunctie in te stellen. De gemeenteraad van Amsterdam wenste aanvankelijk een regionale rekenkamer, waarin de gemeente Amsterdam, de stadsdelen, maar ook buurgemeenten zouden participeren. (Verordening op de Rekenkamer Amsterdam, Toelichting/Bestuurlijke context, 2003). Drie stadsdelen en één buurgemeente toonden onder voorwaarden belangstelling, waardoor de gemeenteraad om praktische redenen eerst besloot voor oprichting van een onafhankelijke rekenkamer voor de centrale stad. Vanuit deze rekenkamer zou vanaf 2004 opnieuw gezocht kunnen worden naar samenwerking, aldus de gemeenteraad. Met het besluit tot instelling van een onafhankelijke Rekenkamer Amsterdam in 2003 en met de benoeming van de eerste directeur van deze rekenkamer, de heer dr. V.L. Eiff in juni 2004, werd deze directeur door de gemeenteraad belast de samenwerking van zijn rekenkamer als mogelijke rekenkamer voor de stadsdelen en buurgemeenten te verkennen. In de jaren van ontstaan van de Rekenkamer Amsterdam (2002-2004) beschikten een aantal stadsdelen al over een rekenkamercommissie of commissie van de rekening met taken op het gebied van onderzoek: Noord, Oud-Zuid, Westerpark, Osdorp. Vlak na zijn komst als directeur van de Rekenkamer Amsterdam (zomer 2004) bezocht hij alle stadsdeelraden, ook die van stadsdelen die reeds waren voorzien van een rekenkamercommissie of commissie van de rekening, om zijn bereidheid uit te spreken met zijn bureau ook als rekenkamer van de stadsdelen te willen optreden. In mei 2005 leidde dit tot de instelling van de Rekenkamer Amsterdam-Centrum, waarbij de directeur en het bureau van de Rekenkamer Amsterdam ook als directeur en bureau van de Rekenkamer Amsterdam-Centrum op trad. Hiertoe stelde de stadsdeelraad van Amsterdam-Centrum een eigen Verordening op de Rekenkamer Amsterdam-Centrum vast (gebaseerd op die van de Rekenkamer Amsterdam) en benoemde de heer Eiff als directeur van deze rekenkamer voor een (wettelijke) periode van 6 jaar (te beginnen op 1 juli 2005). Afspraken over productie, financiering, programmering, verantwoording en evaluatie werden vastgelegd in een protocol. Kort na de aansluiting van stadsdeel Amsterdam-Centrum zochten de raden van een aantal stadsdelen, onder leiding van de stadsdelen De Baarsjes en Zuid-Oost, ook naar aansluiting bij de Rekenkamer Amsterdam. Zij wilden in afwijking van stadsdeel Amsterdam-Centrum zich verenigen in een groep van stadsdelen waarvoor de rekenkamer werkzaam zou zijn. Dit leidde ertoe dat in november en december 2005 de stadsdeelraden van een groep van 8 stadsdelen (Bos en Lommer, De Baarsjes, Geuzenveld-Slotermeer, Oud-West, Slotervaart, Zeeburg, Zuidoost, ZuiderAmstel) ieder afzonderlijk een Verordening op de rekenkamer van hun respectievelijke stadsdeel
7
vaststelden, waarbij de taken van deze rekenkamers uitgevoerd zouden worden door één gezamenlijke rekenkamer: de Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam (RSA). Tevens werd de heer Eiff door elk van de afzonderlijk stadsdeelraden benoemd als de directeur van hun rekenkamer voor een periode van 6 jaar vanaf 1 januari 2006. De directeur en het bureau van de Rekenkamer Amsterdam verrichtte aldus de taken voor de RSA. De afspraken over financiering, programmering, verantwoording en evaluatie werden vastgelegd in een gezamenlijk door de 8 stadsdeelraden en de rekenkamer ondertekend protocol. 1.2 Taak De RSA is, net als de Rekenkamer Amsterdam, een onafhankelijke rekenkamer conform de gemeentewet. Dit betekent dat de RSA is belast met het doen van onderzoek naar doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het gevoerde bestuur van de 8 aangesloten stadsdelen. Onder onderzoek naar de rechtmatigheid wordt wettelijk niet verstaan het onderzoek naar de jaarrekening, want hiermee is een door de gemeenteraad en stadsdeelraden aangewezen accountant belast. Met dit onderzoek ondersteunt de RSA de stadsdeelraden in het uitvoeren van hun kaderstellende en controlerende rol. De RSA stelt jaarlijks een onderzoeksprogramma en een begroting op en verantwoordt zich in een rekening en een verslag over haar werkzaamheden. Omdat de RSA aansluit bij de Rekenkamer Amsterdam, zijn ook een aantal van de elementen in de Verordening van de Rekenkamer Amsterdam, van toepassing op de RSA. Hierbij is vooral van belang dat de rekenkamer niet alleen het gevoerde bestuur van het dagelijks bestuur (college van B&W of in de stadsdeelraden het DB) onderzoekt (inclusief de zogeheten ‘verbonden partijen’), maar ook het functioneren van de raad en stadsdeelraden zelf, zie het volgende citaat (Verordening op de Rekenkamer Amsterdam, Toelichting/Bestuurlijke context):
8
Daarnaast werkt de directeur en het bureau van de Rekenkamer Amsterdam voor de RSA, waardoor sprake is van een éénhoofdige leiding (het zogeheten ‘directeursmodel’) en de werknemers van het bureau in dienst zijn van de gemeente Amsterdam (ambtenaren van de gemeente Amsterdam). Om de onafhankelijkheid van deze werknemers en het bureau te waarborgen is geregeld (Verordening op de Rekenkamer Amsterdam) dat zij hiërarchisch onder de directeur van de Rekenkamer Amsterdam vallen, die dan ook is gemandateerd tot het nemen van arbeidsrechtelijke beslissingen. 1.3 Werkwijze en afspraken In de relatief eenvoudige en naar inhoud identieke verordeningen van de 8 afzonderlijke rekenkamers van de stadsdelen, waarin de benoeming van de directeur, het jaarlijks door de stadsdeelraad vast te stellen budget, het onderzoeksprogramma, de verantwoording en de rapportage is geregeld (met verwijzingen naar de gemeentewet) zijn afspraken over de werkwijze van de RSA vastgelegd in een protocol (zie voor volledig protocol Bijlage 1). Het betreft de volgende afspraken:
Overleg De RSA voert met enige regelmaat overleg met de Klankbordgroep RSA waaraan vertegenwoordigers uit de stadsdeelraden van de aangesloten stadsdelen (één per stadsdeel) deelnemen. Dit overleg is gericht op de voortgang van onderzoeken, het onderzoeksprogramma en de begroting en rekening.
Productie De productie bestaat uit het voeren van overleg met de klankbordgroep RSA, het opstellen van een onderzoeksprogramma en begroting en rekening en het uitvoeren van onderzoeken. Bij de onderzoeken zijn bijzondere afspraken gemaakt over de spreiding van onderzoeken over de stadsdelen. Jaarlijks wordt tenminste één stadsdeelvergelijkend onderzoek uitgevoerd over alle stadsdelen en afzonderlijke stadsdelen komen tenminste één keer per 2 jaar in een onderzoek aan de orde. Getalsmatig betekent dit dat de RSA jaarlijks tenminste 3 onderzoeken uitvoert: één zogeheten benchmarkonderzoek en 2 onderzoeken gericht op één of meerdere stadsdelen. Daarnaast is vastgelegd dat ruimte dient te zijn voor verzoekonderzoek vanuit de stadsdeelraden en de RSA in de gaten houdt dat alle stadsdelen over de totale periode van 6 jaar op evenwichte wijze aan bod komen en op evenwichte wijze aandacht is voor verschillende onderzoeken naar doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid.
9
Budget De bijdrage bedraagt voor alle stadsdelen € 1 per inwoner voor het uitvoerings- (en begrotingsjaar) 2006. Jaarlijks wordt dit budget geïndexeerd op basis van de loonindex voor overheidspersoneel.
Verantwoording en rekening Na afloop van een uitvoeringsjaar verantwoordt de rekenkamer zich over de uitgevoerde werkzaamheden en de werkelijk gemaakte kosten. Daarbij kan over- of onderuitputting in een jaar gecompenseerd worden in volgende jaren (reservevorming). Eindafrekening vindt plaats na de periode van 6 jaar. De RSA zorgt dat zij haar werkzaamheden financieel administratief gescheiden houdt van de andere bij de Rekenkamer Amsterdam aangesloten partijen via integrale kostprijzen, tijdschrijven, boeken van werkelijk gemaakte overige kosten.
Evaluatie In het derde jaar van de RSA zal deze worden geëvalueerd, gelet op een tijdige besluitvorming over voortzetting. Daarbij zijn evaluatiepunten: • de omvang van de kosten voor de onderzoeken en het programma • uitvoerbaarheid van het jaarprogramma in relatie tot het budget • het bereiken van de productie- en procesafspraken • de toegevoegde waarde van de benchmarks • de spreiding van onderzoek • het functioneren van de klankbordgroep
Overig Daarnaast is in de bijlage bij het protocol geregeld dat de RSA bij de programmering goed rekening houdt met de onderzoeken die ze voor de Rekenkamer Amsterdam uitvoert. Tevens is geregeld hoe de rekenkamer omgaat met het begrip rechtmatigheid: geen controle van de jaarrekening, maar bijvoorbeeld wel een review op het werk van de accountant. 1.4 Ontwikkelingen na de start in 2006 Na de start in 2006 heeft de stadsdeelraad Westerpark zich op 3 april 2007 uitgesproken ook bij de RSA te willen aansluiten. Hiertoe heeft de stadsdeelraad van Westerpark een eigen verordening op de eigen rekenkamer vastgesteld (identiek aan de andere 8 stadsdelen), heeft het protocol onderschreven en de andere 8 reeds aangesloten stadsdelen hebben hiermee ingestemd. In het onderzoeksprogramma 2007 is dit stadsdeel met terugwerkende kracht opgenomen.
10
Op gelijke wijze heeft de stadsdeelraad Oost-Watergraafsmeer zich op 14 april 2009 uitgesproken voor de aansluiting bij de RSA: eigen verordening, onderschrijving protocol, goedkeuring van de overige 8 (reeds op dat moment) aangesloten stadsdelen. Stadsdeel Zuidoost verdween als lid van de RSA begin 2008, doordat de directeur van de Rekenkamer Zuidoost (en daarmee van de RSA) op 4 januari 2008 zijn functie neerlegde. In de volgende hoofdstukken wordt hierop verder ingegaan. Ten slotte is de fusie van de stadsdelen van belang voor de toekomst van de RSA. Per 1 mei 2010 zullen - nog tijdens de eerste periode van 6 jaar van de RSA - de huidige 14 stadsdelen naar 7 worden teruggebracht. Dit heeft uiteraard gevolgen voor het functioneren van de RSA. In het licht van deze zelfevaluatie zal deze ontwikkeling vooral betekenis hebben voor de visie op de nabije toekomst van de RSA.
11
12
2
Productie: publicaties en overige activiteiten In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de feitelijke productie van de RSA. Welke onderzoeksprogramma’s, onderzoeken en andere publicaties heeft de RSA in de periode 2006-2009 opgeleverd en welke andere activiteiten heeft zij verricht. Wat waren de doorlooptijden van deze onderzoeken en wat hebben ze gekost? Ten slotte gaan we ook in op de kwaliteit en kwaliteitsborging van de producten.
2.1 Algemene werkwijze RSA De werkwijze van de RSA is neergelegd in een onderzoeksprotocol en bestaat in hoofdlijnen uit de volgende stappen: • Jaarlijks stelt de RSA een onderzoeksprogramma - voorafgaand aan een uitvoeringsjaar - op. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een groslijst, die ontstaat doordat de RSA gedurende het jaar het beleid en de politieke discussie in de stadsdelen volgen, alsmede ontwikkelingen in de gemeente Amsterdam, andere gemeenten in Nederland en ontwikkelingen bij rijk en provincies. Deze groslijst wordt via de klankbordgroep uitgezet bij de fracties van de afzonderlijke stadsdelen (dikwijls in de maand oktober) die circa 2 weken de tijd krijgen hierop te reageren. In de Klankbordgroep RSA worden de resultaten van deze consultatie besproken en meegedeeld aan de RSA. Mede op grond van deze consultatie stelt de RSA een onderzoeksprogramma op, waarbij zij uiteindelijk een aantal onderwerpen selecteert. Deze geselecteerde onderwerpen worden in het onderzoeksprogramma kort toegelicht (welk maatschappelijk of bestuurlijk probleem, een eerste indruk van de vraagstelling). • Bij de start van een individueel onderzoek stelt de RSA een zogeheten onderzoeksopzet vast. Hierin zijn de achtergrond, vraagstelling, aanpak, werkwijze, planning en een normenkader opgenomen. Het doel van deze onderzoeksopzet is richtsnoer te zijn voor het handelen van de RSA, maar zeker ook voor de ‘gecontroleerde’. De onderzochte dienst(en) en medewerkers krijgen de onderzoeksopzet toegestuurd (deze wordt eventueel op hun verzoek toegelicht), zodat ze kennis kunnen nemen wat in het kader van het onderzoek van hen wanneer wordt verwacht. De uitvoering van een onderzoeksopzet duurt grofweg 1 tot 2 maanden. • Na de oplevering van de onderzoeksopzet start het eigenlijke onderzoek; verzamelen en analyseren van data en vervolgens rapporteren. • Het eerste onderzoeksproduct is een zogeheten Nota van bevindingen. Hierin zijn de bevindingen (feiten) en conclusies opgenomen. Deze Nota wordt voor ambtelijk wederhoor voorgelegd, zodat de ambtenaren in de gelegenheid worden gesteld te reageren op de juistheid van de feiten. De standaardtermijn voor het ambtelijk wederhoor is 2 weken. • Na verwerken van de ambtelijke reactie stelt de RSA een conceptrapport op, dat naast de bevindingen en conclusies, aanbevelingen voor het dagelijks bestuur bevat (en in sommige gevallen voor het bestuur van een op afstand geplaatste
13
uitvoeringsorganisatie). Het bestuur wordt om een reactie gevraagd op de bevindingen, conclusies en aanbevelingen en krijgt een reactietermijn van 2 weken. Na ontvangst van de bestuurlijke reactie verwerkt de RSA deze integraal in de publicatietekst en publiceert de RSA het rapport. Deze publicatie gaat doorgaans vergezeld met een persbericht. In de praktijk is er geen ‘formeel aanbiedingsmoment’. Met de publicatie en het onder embargo schriftelijk aanbieden van het rapport aan het dagelijks bestuur en de stadsdeelraad wordt het rapport aangeboden. Kort voorafgaand aan de publicatie (dikwijls 1 of 2 dagen vooraf) verzorgt de RSA een briefing (onder embargo) aan de stadsdeelraadsleden. Hierdoor zijn zij geïnformeerd over de inhoud van het rapport, voordat het openbaar wordt gepubliceerd.
•
•
Gemiddeld bedraagt de doorlooptijd van een onderzoek circa 6 tot 9 maanden: • 1 maand onderzoeksopzet • 3 tot 5 maanden uitvoering • 1 tot 2 maanden ambtelijk en bestuurlijk wederhoor, verwerking reacties en publicatie. 2.2 Onderzoeksprogramma’s Conform de afspraken zoals neergelegd in het protocol is voorafgaand aan de jaren een onderzoeksprogramma opgesteld. In onderstaande tabel zijn de onderzoeksprogramma’s, de datum van oplevering, de daarin aangekondigde onderzoeken opgenomen en de daarbij betrokken stadsdelen. Onderzoeksprogramma 2006
Datum publicatie 05-04-2006
2007
19-12-2006
Onderzoeken 1. Gemeentetarieven 2. Schuldhulpvelening 3. IPOR 1. Jeugdbeleid 2. MFC 3. Lokale economie
4. Subsidieverstrekking 5. Onderwijshuisvesting 6. Quick-scan jaarstukken 2006
14
Betrokken stadsdelen 1. Alle 8 2. Bos en Lommer en Zuidoost 3. Oud-West 1. Alle 8 2. ZuiderAmstel 3. Baarsjes (later met Bos en Lommer, Oud-West en Westerpark) 4. Zuidoost 5. Zeeburg 6. Alle 8
Onderzoeksprogramma 2008
Datum publicatie 01-12-2007
Onderzoeken 1. Onderhoud OR 2. Exploitatie zwembaden
3. Handhaving OR
2009
26-11-2008
4. Vervolgonderzoek Tarieven 5. Vervolgonderzoek IPOR 6. Meetbaarheid Jaarverslag 2007 1. Brede scholen 2. Armoedebeleid 3. Vervolgonderzoek Jeugdbeleid 4. Vervolgonderzoek schuldhulpverlening
Betrokken stadsdelen 1. Alle 8 2. GeuzenveldSlotermeer, Westerpark + 1 of 2 andere stadsdelen 3. Oud-West, Slotervaart en Zeeburg 4. Alle 8 5. Oud-West 6. Alle 8 1. Alle 8 2. Circa 4 3. Alle 8 4. Bos en Lommer
Uit dit overzicht blijkt het volgende: • Jaarlijks zijn, met uitzondering van 2009 (2 nieuwe onderzoeken), tenminste 3 nieuwe onderzoeken geprogrammeerd. Voor 2009 zijn 2 in plaats van 3 nieuwe onderzoeken geprogrammeerd, mede gezien het ‘wegvallen’ van stadsdeel Zuidoost en het toenemende capaciteitsbeslag voor vervolgonderzoeken. • In elk van de jaren is één zogeheten ‘benchmarkonderzoek’ uitgevoerd onder alle 8 aangesloten stadsdelen. • Aanvankelijk was de programmering voor de 2 niet-benchmarkonderzoeken (de zogeheten specifieke onderzoeken) gericht op één of 2 stadsdelen. Gelet op de efficiency van de uitvoering koos de RSA in latere jaren om deze specifieke onderzoeken in meer stadsdelen uit te voeren. • Voor het jaar 2007 zijn 2 extra nieuwe onderzoeken geprogrammeerd, het betreft verzoekonderzoeken voor de stadsdelen Zuidoost en Zeeburg. • Naast de nieuwe (verzoek)onderzoeken heeft de RSA nog extra producten geprogrammeerd, zoals de vervolgonderzoeken (voor een beperkt aantal stadsdelen) en de onderzoeken naar de rekening en het jaarverslag (voor alle aangesloten stadsdelen).
Conclusie Al met al heeft de RSA met de onderzoeksprogrammering ruimschoots voldaan aan de productie-afspraken om jaarlijks tenminste één benchmarkonderzoek en 2 specifieke onderzoeken te verrichten. De spreiding van de onderzoeken over de stadsdelen is daarmee redelijk in evenwicht. Bos en Lommer, Zuidoost, Oud-West en Zeeburg zijn
15
relatief het meest in onderzoek betrokken, Geuzenveld-Slotermeer en Slotervaart relatief het minst, maar de verschillen zijn niet groot. 2.3 Onderzoek: tijdigheid en doorlooptijd De RSA heeft op de volgende data onderzoeken opgeleverd. Onderzoeksprogramma 2006
2007
2008
2009
Onderzoeken
Datum publicatie
1. Gemeentetarieven (BM) 2. Schuldhulpverlening 3. IPOR 1. Jeugdbeleid (BM) 2. MFC 3. Lokale economie 4. Subsidieverstrekking Zuidoost 5. Onderwijshuisvesting Zeeburg 6. Quick-scan jaarstukken 2006 (9x) 7. Benchmark jaarstukken (BM) 1. Onderhoud OR (BM) 2. Exploitatie zwembaden 3. Handhaving OR 4. Vervolgonderzoek Tarieven (BM) 5. Vervolgonderzoek IPOR 6. Meetbaarheid Jaarverslag 2007 (8x) 7. Benchmark Jaarverslag (BM)
1. 26-01-2007 2. 10-10-2007 3. 24-01-2007 1. 14-05-2008 2. 11-10-2007 3. 24-09-2008 4. 28-06-2007 5. 07-11-2007 6. april t/m juni 2007 7. 25-09-2007 1. 18-03-2009 2. 3. 03-06-2009 4. 12-06-2009 5. 6. april t/m juni 2008 7 15-06-2008
1. Brede scholen (BM) 2. Armoedebeleid 3. Vervolgonderzoek Jeugdbeleid 4. Vervolgonderzoek schuldhulpverlening (BM)= Benchmarkonderzoek
1. 2. 3. 4. -
Uit dit overzicht blijkt het volgende over de tijdigheid van publiceren: • Met de daadwerkelijke uitvoering van onderzoek in 2006 is - logischerwijs pas gestart na oplevering van het onderzoeksprogramma (april 2006). • De benchmarkonderzoeken worden in de regel circa 1 jaar na de start van een programma(jaar) opgeleverd. De RSA gebruikt het volledige onderzoeksjaar om deze grote, stadsdeeloverstijgende onderzoeken op te leveren. Prioriteit legt de RSA bij een tijdige oplevering van deze benchmarkonderzoeken: tenminste spoedig na afloop van een programmajaar. • De programmering van een groot aantal onderzoeken voor het jaar 2007, waarvan 2 verzoekonderzoeken (Subsidieverstrekking in Zuidoost en Onderwijshuisvesting in Zeeburg) die reeds aan het einde van 2006 met (verzochte) prioriteit zijn gestart, hebben de planning en oplevering van
16
•
andere onderzoeken vertraagd. Hierdoor zijn de met name de onderzoeken Schuldhulpverlening en Lokale Economie later opgeleverd. Verder is de planning van onderzoeken verschoven door de keuze van de RSA van een aantal extra aan de begrotings- en rekeningcyclus gebonden onderzoeken: Quick-scan jaarstukken 2006 en Meetbaarheid Jaarverslag 2007. Deze onderzoeken kregen prioriteit om ze aan te laten sluiten op agenda van de stadsdeelraad.
De gevolgen van deze planning komt ook tot uitdrukking in de doorlooptijden van het onderzoek. Onderzoeksprogramma 2006
2007
2008
2009
Onderzoeken 1. Gemeentetarieven (BM) 2. Schuldhulpverlening 3. IPOR 1. Jeugdbeleid (BM) 2. MFC 3. Lokale economie 4. Subsidieverstrekking Zuidoost 5. Onderwijshuisvesting Zeeburg 6. Quick-scan jaarstukken 2006 (9x) 7. Benchmark jaarstukken (BM) 1. Onderhoud OR (BM) 2. Exploitatie zwembaden 3. Handhaving OR 4. Vervolgonderzoek Tarieven (BM) 5. Vervolgonderzoek IPOR 6. Meetbaarheid Jaarverslag 2007 (8x) 7. Benchmark Jaarverslag (BM)
1. Brede scholen (BM) 2. Armoedebeleid 3. Vervolgonderzoek Jeugdbeleid 4. Vervolgonderzoek schuldhulpverlening (BM)= Benchmarkonderzoek
Doorlooptijd in maanden* 1. 9 2. 15 3. 7 1. 10 2. 10 3. 7 4. 8 5. 7 6. 2 7. 1 1. 9 2. — 3. 8 4. 6 5. 6. 2 7. 1 1. 2. 3. 4. -
* = vanaf de start van de onderzoeksopzet tot aan de publicatiedatum Uit dit overzicht blijkt de gemiddelde doorlooptijd van onderzoeken circa 6 tot 8 maanden. Opvallend is dat de grotere benchmarkonderzoeken niet substantieel langere doorlooptijden kennen dan de meer ‘reguliere’ - op één of enkele stadsdelen gerichte onderzoeken. Wel blijken de vervolgonderzoeken en met name de onderzoeken over de jaarstukken en het jaarverslag een korte doorlooptijd te hebben. In die laatste gevallen is bewust gestuurd op korte doorlooptijden en is ambtelijk en bestuurlijk wederhoor in elkaar
17
geschoven om na de verkrijging van de conceptstukken zo spoedig mogelijk (relevant) te kunnen publiceren. 2.4 Onderzoek: capaciteit en kosten Bij de voorbereiding van de RSA heeft de directeur van de Rekenkamer Amsterdam een begroting opgesteld aan de hand van verschillende scenario’s van deelnemende gemeenten aan de RSA (zie bijlage 2). Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • Elk stadsdeel draagt € 1per inwoner bij (prijspeil 2006). • Op basis van een gemiddeld dagtarief van € 775 (voorcalculatorisch) kan de beschikbare (=begrote) capaciteit worden bepaald. • Uitgangspunt is per jaar ten minste de volgende onderzoeken: - 1 benchmarkonderzoek: begroot 180 dagen - 2 middelgrote onderzoeken: begroot per stuk 90 dagen • De inzet van de capaciteit wordt als volgt over de producten verdeeld (begroot): - Bestuurlijk overleg: 5% - Onderzoeksprogramma: 15% - Onderzoek: 80% Daarbij is de gedachte dat na verloop van tijd, door ervaring, de directe tijd voor onderzoek toeneemt tot 85%. In het onderstaande overzicht zijn de kosten en de capaciteit van de onderzoeken en de onderzoeksprogramma’s opgenomen (exclusief 2009). KalenderBeschikbare Bestede jaar dagen dagen 2006 455 556 2007 593* 967 2008 396** 695 * Toename door toetreding Westerpark + extra vergoedingen voor 2 verzoekonderzoeken ** Afname door beëindiging deelname Zuidoost
De verschillen tussen de beschikbare en de bestede dagen worden als volgt verklaard: • Benchmarkonderzoeken, maar met name ook de stadsdeelspecifieke onderzoeken vragen meer capaciteit dan vooraf voorzien. • Er zijn meer onderzoeken uitgevoerd dan vooraf was voorzien begroot. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verzoekonderzoeken, quick-scans en vervolgonderzoeken. • Het relatief grote capaciteitsbeslag in 2007 en deels in 2008 wordt verklaard door enerzijds het grote aantal onderzoeken in 2007 en anderzijds de omvang van de onderzoeken in 2007 die bovendien hun doorloop hebben in 2008. • Mede als gevolg van deze capacitaire overbesteding en het vertrek van stadsdeel Zuidoost uit de RSA, heeft de RSA in 2009 haar onderzoeksprogramma beperkt tot 2 nieuwe onderzoeken in plaats van het voorziene aantal van 3.
18
Onderzoeksprogramma
Onderzoeken
Bestede dagen 2006-2008 255 250 94 90 24 713
Productkosten 2006-2008 (in euro’s) *) 205.721 201.688 75.835 72.608 19.362 575.213
2006
1. Gemeentetarieven (BM) 2. Schuldhulpverlening 3. IPOR 4. Onderzoeksprogramma 2006 5. Onderzoeksprogramma 2007
2007
1. Jeugdbeleid (BM) 2. MFC 3. Lokale economie 4. Subsidieverstrekking Zuidoost 5. Onderwijshuisvesting Zeeburg 6. Quick-scan jaarstukken 2006 (9x) 7. Benchmark jaarstukken (BM) 8. Onderzoeksprogramma 2008
268 172 193 378 41 40 6 30 1.128
215.886 138.761 156.025 304.952 33.077 32.270 4.841 24.203 910.014
2008
1. Onderhoud OR (BM) 2. Exploitatie zwembaden 3. Handhaving OR 4. Vervolgonderzoek Tarieven (BM) 5. Vervolgonderzoek IPOR 6. Meetbaarheid Jaarverslag 2007 (8x) 7. Benchmark Jaarverslag (BM) 8. Onderzoeksprogramma 2009
267 5 33 4 3 28 13 25 377
215.483 4.034 26.381 3.227 2.420 22.589 10.488 19.846 304.467
2009
1. Brede scholen (BM) 2. Armoedebeleid 3. Vervolgonderzoek Jeugdbeleid 4. Vervolgonderzoek schuldhulpverlening
1. 2. 3. 4. -
BM= Benchmarkonderzoek *) afrondingsverschillen in verband met afrondingen onderzoeksdagen.
In het overzicht zijn de productkosten berekend op basis van de aan de producten bestede tijd. Als dagtarief is het gemiddelde dagtarief voor de jaren 2006 tot en met 2008 genomen (€ 806,75). De producten die eind 2008 nog niet zijn afgerond, zijn opgenomen in het overzicht voor zover er tot en met 2008 uren zijn besteed.
19
Uit dit overzicht kan het volgende worden opgemaakt: • De kosten voor het opstellen van de jaarlijkse onderzoeksprogramma’s1 zijn gemiddeld lager dan de in het protocol aangegeven 15-20%. In werkelijkheid is het aandeel van deze kosten in de jaren 2006, 2007 en 2008 16%, 3% en 7% geweest. Dit betekent dat in verhouding meer uren aan onderzoeken zijn besteed dan in het protocol was voorzien. Over de jaren 2006 tot en met 2008 is in totaal 172 dagen (8%) besteed aan de onderzoeksprogramma’s 2006 tot en met 2009. • De kosten voor het programmajaar 2007 zijn aanzienlijk hoger dan regulier geraamd vanwege de verzoekonderzoeken Subsidieverstrekking Zuidoost (€ 304.952) en Onderwijshuisvesting Zeeburg (€ 33.077 gebaseerd op gemiddeld uurtarief van de RSA). De kosten voor deze verzoekonderzoeken komen niet ten laste van de RSA, want zijn zowel gefinancierd vanuit de centrale stad en ontvangen extra vergoedingen van de betreffende stadsdelen (stadsdeel Zuidoost vergoeding € 40.000 en stadsdeel Zeeburg vergoeding € 40.000). Op basis van het protocol betalen de aangesloten stadsdelen jaarlijks een voorschotbedrag. Dit voorschot is gebaseerd op € 1 per inwoner van het inwonertal per 1 januari 2005. Vanaf 1 januari 2007 wordt dit bedrag jaarlijks geïndexeerd op basis van de loonindex voor overheidspersoneel. Het verschil tussen jaarvoorschotten en de doorbelaste kosten voor enig jaar wordt op de balans gestald en verrekend met het overschot of tekort van een volgend jaar. Eindafrekening vindt plaats na afloop van de periode van 6 jaar. In het volgende overzicht zijn de in rekening gebrachte voorschotten en de doorbelaste kosten voor de stadsdelen inzichtelijk gemaakt (in euro’s).
2006 2007 2008
1
Voorschot
Doorbelaste kosten
Verschil
352.593 473.512 322.269 1.148.374
327.293 491.461 452.678 1.271.432
+25.300 -17.949 -130.409 123.058
Balanssaldo eind jaar (nog te verrekenen) 25.300 7.351 -123.058
Kosten onderzoeksprogramma’s, inclusief de kosten voor bestuurlijk overleg, secretariaat klankbordgroep e.d.
20
Het overzicht kan als volgt worden toegelicht. • De doorbelaste kosten zijn de kosten berekend op basis van de werkelijk bestede uren, waarbij in de jaren 2006 tot en met 2008 gemiddeld 16% aansluitingskosten in mindering is gebracht. Deze korting wordt toegepast omdat (a) de centrale stad ook de onderzoeken van de RSA gebruikt en (b) omdat de opgedane kennis bij RSAonderzoeken leidt tot een efficiënte uitvoering van onderzoeken voor de Rekenkamer Amsterdam. • In de jaren 2006 tot en met 2008 is in totaal € 123.058 meer aan kosten doorbelast dan aan voorschotten is ontvangen. Dit bedrag zal de RSA in de resterende contractperiode tot einde 2011 trachten in te lopen. Op grond van artikel 7 van het protocol kan de RSA een eventueel tekort of overschot aan het eind van de 6jaarsperiode via een eindafrekening met de betrokken stadsdelen afrekenen. 2.5 Overige activiteiten Naast het produceren van programma’s en rapporten voert de RSA de volgende activiteiten uit: • Het volgen van relevante ontwikkelingen gedurende het jaar: beraadslaging, vergaderingen van de stadsdeelraad en stukken van het dagelijks bestuur; relevante artikelen in media of vaktijdschriften, bijwonen van bijeenkomsten. • Deelnemen aan de klankbordgroep RSA, inclusief voorbereiding en het voeren van het secretariaat. • Presenteren van rapporten via briefings, inbreng leveren tijdens het behandelen van de rapporten in de (commissies van de stadsdeelraden) of presenteren van het rapport voor publiek of (management) ambtenaren. • Indicidentele activiteiten op verzoek of eigen initiatief van de RSA, zoals het toelichten van de positie en taak van de RSA op een ‘scholingsavond’ voor stadsdeelraadsleden (o.a. in stadsdeel Oud-West) en het organiseren van een bijeenkomst met de griffiers uit de stadsdelen over de behandeling van de rekenkamerrapporten in de stadsdelen. 2.6 Kwaliteit en kwaliteitsborging Kwaliteit in de uitvoering van de onderzoeken en de communicatie over de onderzoeken komt in de eerste en belangrijkste plaats voort uit de medewerkers en de directeur van de RSA zelf. Doordat het bureau van de RSA onderdeel uitmaakt van het bureau van de Rekenkamer Amsterdam en onderzoekers voor de verschillende ‘besturen’ werken, kan gebruik worden gemaakt van de schaalgrootte, deskundigheid en brede ervaringen van de medewerkers. Daardoor beschikt de rekenkamer over — universitair geschoolde medewerkers met kennis en ervaring van: • Complexe evaluatie-onderzoeken op verschillende beleidsterreinen van de lokale overheid (welzijn, volkshuisvesting, sociaal-economisch beleid, sport- en sportvoorzieningen) • Bedrijfsvoering, financiering en accountancy • Beleidsontwikkeling en -uitvoering op lokaal niveau.
21
Omdat in beginsel sprake is van generieke onderzoekers (dikwijls tegelijkertijd voorzien van één of meerdere specialismen: zie bijvoorbeeld de accountancy) die het onderzoek in hoofdzaak zelf uitvoeren, maakt de RSA - afhankelijk van het onderwerp - op verschillende wijze gebruik van externe expertise: • Via één of meer deskundigen die optreden als ‘klankbord’ voor het onderzoeksteam en de directeur (bijvoorbeeld de rapporten Subsidieverstrekking Zuidoost, Jeugdbeleid, MFC). • Door toevoeging van één of meer deskundigen aan het onderzoeksteam van de RSA (bijvoorbeeld de rapporten Lokale Economie, Onderhoud openbare ruimte,
Meetbaarheid jaarverslag) •
Het uitbesteden van het geheel delen of van het onderzoek (bijvoorbeeld de rapporten Onderwijshuisvesting Zeeburg, Onderhoud openbare ruimte) onder leiding van een projectleider van de RSA.
De kwaliteitsborging van de onderzoeken ligt vervolgens ten principale vast in de vaste procedures die de RSA gebruikt in het onderzoeksproces: het ambtelijk- en vervolgens bestuurlijk wederhoor (niet te verwarren met ‘hoor’, want dit is de meer reguliere verzameling van feiten; het ‘horen’ van de betrokken gedurende de onderzoeksuitvoering). In het ambtelijk wederhoor krijgen de betrokken ambtenaren en leidinggevenden de gelegenheid te reageren op de juistheid van de feiten. De rekenkamer ‘beoordeelt en weegt ’ dit commentaar op feitelijke juistheid ofwel (politieke) oordelen en corrigeert eventuele feitelijke onjuistheden of voegt relevante feiten toe. In het bestuurlijk wederhoor krijgt het dagelijks bestuur de gelegenheid op het rapport te reageren, waarbij de rekenkamer vooral een bestuurlijk commentaar vraagt op de conclusies die zij trekt en aanbevelingen die zij doet. Deze bestuurlijke reactie wordt integraal in de openbare rapporten van RSA opgenomen, zodat voor éénieder helder is waarover overeenstemming bestaat en waarover niet. In de praktijk geven in een enkel geval dagelijks besturen nog aanvullende feiten en omstandigheden, waarvan zij van mening zijn dat die de conclusies van de RSA in een ander licht stellen. Het is ten slotte de rekenkamer die de gelegenheid heeft hierop in een nawoord te reageren. In de praktijk is dit een redelijk tijdrovende procedure (het ‘uitstaan’ van de Nota van Bevindingen en het conceptrapport voor respectievelijk het ambtelijk en het bestuurlijk wederhoor heeft een gezamenlijke doorlooptijd van minstens één maand), maar wij zijn van mening dat dit wel een enorme krachtige procedure is voor de gedegenheid en zorgvuldigheid van de onderzoeksuitvoering, maar tegelijkertijd ook van groot belang is voor de acceptatie van de bevindingen en conclusies. Deze beproefde werkwijze, identiek aan die van de Algemene Rekenkamer, wordt ook op soortgelijke wijze toegepast in de accountancy en in de rechtspraak. Doorslaggevend is daarbij het volgende uitgangspunt: onweersproken feiten en conclusies zijn waar respectievelijk worden gedeeld.
22
Daarnaast maakt de RSA voor het borgen van de kwaliteit gebruik van de volgende instrumenten:
Intern • •
•
Lezing van de concepten door onderzoekers binnen en buiten het team en vervolgens door projectleider en directeur. Volgen van opleidingen en cursussen, bijwonen van expert-bijeenkomsten door onderzoekers en projectleiders. Bijvoorbeeld bijwonen van symposia en congresbijeekomsten over openbare ruimte (IPOR, Onderhoud Openbare Ruimte), schuldhulpverlening en onderwijshuisvesting. Enkele onderzoekers hebben bovendien gespecialiseerde opleidingen gevolgd (bijvoorbeeld post-hbo ‘forensische accountancy’ in het licht van het onderzoek Subsidieverlening Zuidoost en een rechtenstudie o.a. ten behoeve van onderzoek Schuldhulpverlening). Bespreken van resultaten in bureau-overleg en tijdens specifiek hiervoor georganiseerde bijeenkomsten intern.
Extern •
•
•
•
Inhuren van specifieke deskundigheid vanuit commerciële onderzoeks- of adviesbureau’s of universiteiten. Voorbeelden: - Prof. dr. Hans van den Heuvel: integriteitsdeskundige betrokken bij het onderzoek Subsidieverstrekking Zuidoost. In hetzelfde onderzoek was specifiek voor de communicatie rondom dit onderzoek een communicatie-adviseur ingehuurd: drs. E. van Venetië, Berenschot. - Instituut voor Overheidsuitgaven (IOO): betrokken bij onderzoek Onderwijshuisvesting Zeeburg. - Drs. H. Noorda: onderzoeker van de VU, gespecialiseerd in onderzoek naar jeugdbeleid op lokale schaa betrokken bij onderzoek Jeugdbeleid. - Drs. H. Koopman: onderzoeker van Ecorys, ervaring met het uitvoeren van evaluatie-onderzoek naar lokaal economisch beleid betrokken bij het onderzoek naar Lokale Economie. - Oranjewoud BV, expertise op het terrein van het schoonhouden van de openbare ruimte en het verrichten van ‘schouwen’ naar de kwaliteit van de openbare ruimte, betrokken bij het onderzoek Schoonhouden van de Openbare Ruimte. Onbezoldigd consulteren van deskundigen in het veld door de onderzoekers, projectleiders en directeur. Naast het formele inhuren ‘consulteert’ de rekenkamer dikwijls in het kader van het onderzoek via mondelinge of telefonische gesprekken de deskundigen vanuit de wetenschap of de praktijk in en buiten Amsterdam. Dikwijls is er veel belangstelling ‘om niet’ een bijdrage te leveren aan het werk van de RSA. Overleg door onderzoekers, projectleider en directeur met andere (lokale) rekenkamers die eerder onderzoek hebben uitgevoerd naar het betreffende onderzoeksonderwerp. Deelname aan de ‘onderzoekskringen’ van de Nederlandse Vereniging voor Rekenkamers en Rekenkamercommissies. Organiseren van bijeenkomsten door de RSA/Rekenkamer Amsterdam met meerdere deskundigen vanuit de theorie en praktijk:
23
•
•
•
•
Vaste ‘kring’ voor accountants: de Rekenkamer Amsterdam organiseert circa 5x per jaar bijeenkomsten waaraan circa 20 tot 25 accountants werkzaam bij of voor de overheid deelnemen. ‘Kring’ voor sociaal maatschappelijke vraagstukken: een aantal keer hebben de onderzoekers van de RSA/Rekenkamer Amsterdam bijeenkomsten georganiseerd met deskundigen op het terrein van sociaal-economisch en welzijnsbeleid. Leggen van contact door de directeur of de projectleiders met politieke vertegenwoordigers (stadsdeelraadsleden, leden dagelijks bestuur of college) in de onderzochte stadsdelen of daarbuiten: wat zijn de politieke ‘issues’ rond een onderwerp, wat is de context (rijksbeleid?) en welke vergelijkingen zijn mogelijk? Het ‘vaste’ klankbord van de directeur, de heer W. Sjerp, ex-directeur Onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Circa 2x per jaar voert de directeur een gesprek waarin strategische, bestuurlijke en operationele zaken rondom de RSA/Rekenkamer Amsterdam aan de orde komen.
Ten slotte zijn de rapporten van de RSA ten principale openbaar en wordt de kwaliteit ervan beoordeeld door de stadsdeelraadsleden, het dagelijks bestuur en het ambtelijk apparaat, maar tevens ook het ‘grote publiek’. Ambtenaren en politici buiten de stadsdelen waarop het onderzoek is gericht zijn in de gelegenheid erop te reageren (en doen dit dikwijls ook), maar dit geldt ook voor bijvoorbeeld ervaringsdeskundigen, de wetenschap en niet in de laatste plaats de media. Het winnen van de Goudvink 2008 met het rapport Jeugdbeleid, een jaarlijkse prijs voor het beste rekenkamerrapport georganiseerd door de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies en beoordeeld door een onafhankelijke jury onder voorzitterschap van de heer G. Schutte (ex-lid Tweede Kamer), mag gezien worden als een erkenning van de kwaliteit van de rapporten van de RSA. 2.7 Conclusie Wat betreft het nakomen van de afgesproken prestaties (producten) en de kwaliteit concluderen wij het volgende: • De RSA heeft de afgesproken productie ruimschoots geprogrammeerd en bereikt. • Bij de programmering is een redelijke spreiding over de stadsdelen bereikt, met relatief veel onderzoeken voor Zuidoost, Oud-West en ZuiderAmstel en relatief weinig onderzoeken voor Geuzenveld-Slotermeer en Slotervaart. • Mede door verzoekonderzoeken, quick-scans en vervolgonderzoeken is meer capaciteit ingezet dan vooraf (2006) voorzien. Deze overcapaciteit, die deels is doorbelast bij de stadsdelen, zal ingelopen moeten worden in de resterende periode van 6 jaar (2009 tot en met 2011)
24
•
•
•
De vooraf begrote capaciteit voor de uitvoering van onderzoek is niet geheel realistisch gebleken. Benchmarkonderzoeken kosten meer capaciteit dan vooraf begroot, maar dit geldt in sterkere mate voor stadsdeelspecifieke onderzoeken. Dit heeft reeds in het tweede uitvoeringsjaar (2007) - in overleg met de klankbordgroep RSA - geleid tot een andere invulling van stadsdeelspecifieke onderzoeken. Bij voorkeur streeft de RSA vanuit efficiency-overwegingen naar onderzoeken gericht op meerdere stadsdelen tegelijkertijd (kleine benchmarkonderzoeken met bijvoorbeeld 3 of 4 stadsdelen). Zo zijn bijvoorbeeld de onderzoeken Lokale Economie, Handhaving Openbare Ruimte en Exploitatie van Zwembaden gericht op 3 of 4 stadsdelen). De vooraf gewenste verhouding tussen de inzet van directe capaciteit voor onderzoek en capaciteit voor overige activiteiten (onderzoeksprogramma) is ruimschoots bereikt. De RSA zet breed in op de kwaliteitsborging van haar onderzoeken. Daarbij geldt dat onderzoek in de eerste plaats met eigen personeel wordt uitgevoerd en afhankelijk van de bij het onderwerp noodzakelijke deskundigheid externe deskundigen (zo efficiënt mogelijk) worden ingezet.
25
26
3
Behandeling rapporten in de stadsdeelraden en doorwerking In dit hoofdstuk gaan we in op de feitelijke behandeling van de rapporten door respectievelijk de dagelijks besturen (hoe reageren deze op conclusies en aanbevelingen) en de stadsdeelraden. Daar waar bekend gaan we in op het vervolg dat er aan de onderzoeken of de aanbevelingen is gegeven.
3.1 Tarieven voor burger en ondernemer Het onderzoek Tarieven voor burger en ondernemer heeft de RSA op 26 januari 2007 gepubliceerd. Dit onderzoek was een benchmark onderzoek en heeft de RSA uitgevoerd in 8 stadsdelen.
Reacties dagelijks bestuur Op het rapport Tarieven voor burger en ondernemer heeft de RSA van 5 dagelijks besturen een reactie ontvangen: Bos en Lommer, De Baarsjes, Zeeburg, Zuideramstel en Zuidoost. Van stadsdeel Slotervaart heeft de RSA geen reactie ontvangen. De reacties van Geuzenveld-Slotermeer en Oud-West werden te laat ontvangen door de RSA, waardoor de reactie niet meer kon worden meegenomen in het rapport. Tabel 3.1 laat zien hoeveel aanbevelingen door de dagelijks besturen van de stadsdelen wel of niet zijn overgenomen. Tabel 3.1 - Reacties dagelijks besturen aanbevelingen Tarieven voor burger en ondernemer Stadsdeel
Bos en Lommer De Baarsjes GeuzenveldSlotermeer Oud-West Slotervaart Zeeburg Zuideramstel Zuidoost
Aanbevelingen Overgenomen 7 6
Aanbevelingen gedeeltelijk overgenomen 1
Aanbevelingen niet overgenomen
Geen reactie
2 2 x x x
3 5 3
3 1 1
1 1 2
1
De meeste aanbevelingen van de RSA zijn door de dagelijks besturen overgenomen.
27
Behandeling stadsdeelraad Tabel 3.2 geeft een overzicht van de behandeling van het rapport in de stadsdeelraden. Tabel 3.2 - Behandeling Tarieven voor burger en ondernemer Stadsdeel
Bos en Lommer De Baarsjes GeuzenveldSlotermeer Oud-West Slotervaart Zeeburg Zuideramstel Zuidoost
Behandeling in commissie of stadsdeelraad -6 maart 2007 19 april 2007
Besluit stadsdeelraad ----
8 mei 2007 -20 maart 2007 -12 april 2007
----24 april 2007
Aanbevelingen overgenomen
Overgenomen
De stadsdeelraden hebben dit rapport veelal besproken in de verschillende commissies. De RSA heeft vrijwel bij al deze besprekingen een toelichting gegeven. De stadsdelen hebben dit binnen 5 maanden na publicatie gedaan. De stadsdelen Bos en Lommer en Slotervaart hebben het onderzoek niet in de stadsdeelraad behandeld. Alleen in stadsdeel Zuidoost heeft de stadsdeelraad een besluit genomen over het rapport waarbij de conclusies en aanbevelingen van de RSA werden overgenomen. Interessant is dat ook de centrale stad (de gemeenteraad van Amsterdam) veelvuldig gebruik heeft gemaakt van dit rapport. Met name wethouder Financiën, dhr. Asscher, heeft het rapport gebruikt om druk op de stadsdelen uit te voeren om tot één systeem van kostentoerekening te komen voor de tarieven van de stadsdelen. Ook de commissie Financiën van de gemeenteraad van Amsterdam heeft het rapport meerdere keren aangehaald.
Vervolgonderzoek Uit het vervolgonderzoek Tarieven voor burger en ondernemer dat de RSA op 12 juni 2009 heeft gepubliceerd, blijkt dat de aanbevelingen die de stadsdelen gezamenlijk konden oppakken, worden uitgevoerd onder regie van het portefeuillehoudersoverleg financiën. Van deze aanbevelingen zijn 4 aanbevelingen volledig of deels uitgevoerd en is 1 aanbeveling niet overgenomen. De aanbevelingen die de RSA per stadsdeel had geformuleerd, zijn door de stadsdelen wisselend uitgevoerd. In stadsdeel Zuideramstel is de aanbeveling uitgevoerd om de administratieve organisatie te verbeteren. Bos en Lommer en Slotervaart hebben hun paragraaf lokale heffingen aangepast.
28
Vooral de aanbevelingen om de administratieve organisatie te verbeteren zijn niet of deels opgevolgd (De Baarsjes, Geuzenveld-Slotermeer, Oud-West en Slotervaart). Ook is de aanbeveling om de lokale lastendruk in de programmabegrotingen op te nemen niet in alle gevallen opgevolgd (De Baarsjes, Oud-West en Zeeburg). Het vervolgonderzoek Tarieven voor burger en ondernemer is nog niet in de stadsdeelraden behandeld. 3.2 Inrichtingsplan Openbare Ruimte Oud-West Het rapport Inrichtingsplan Openbare Ruimte Oud-West heeft de RSA gepubliceerd op 24 januari 2007. Dit onderzoek had specifiek betrekking op stadsdeel Oud-West.
Reactie dagelijks bestuur Uit onderstaande tabel blijkt dat van de aanbevelingen die gericht waren aan het dagelijks bestuur 5 aanbevelingen worden overgenomen, 1 aanbeveling wordt gedeeltelijk overgenomen en 4 aanbevelingen worden niet overgenomen door het dagelijks bestuur. Tabel 3.3 - Reactie dagelijks bestuur op aanbevelingen Inrichtingsplan openbare ruimte Stadsdeel
Oud-West
Aanbevelingen overgenomen 5
Aanbevelingen gedeeltelijk overgenomen 1
Aanbevelingen niet overgenomen
Geen reactie
4
Behandeling stadsdeelraad Tabel 3.4 laat zien wanneer het rapport behandeld is in de stadsdeelraad. Tabel 3.4 - Behandeling Inrichtingsplan openbare ruimte in stadsdeelraad Stadsdeel
Oud-West
Behandeling in commissie of stadsdeelraad 6 februari 2007
Besluit stadsdeelraad
Aanbevelingen overgenomen
--
De stadsdeelraad heeft 2 weken na publicatie het rapport behandeld in het zogenaamde beleidsvoorbereidende blok van de vergadering van de stadsdeelraad. Hierbij was de RSA aanwezig om vragen te beantwoorden. De behandeling van het rapport heeft niet geleid tot het nemen van een raadsbesluit. In 2009 komt de RSA met een vervolgonderzoek naar de opvolging van de aanbevelingen. 3.3 Quick-scans De RSA heeft 2 quick-scans gepubliceerd: Jaarstukken 2006 (april t/m juni 2007) en Meetbaarheid Jaarverslag 2007 (april t/m juni 2008). Het betrof in beide gevallen 8
29
afzonderlijke op de specifieke stadsdelen gerichte rapporten, waarna ‘overall’ een afzonderlijke publicatie is opgesteld waarin de ‘performance’ van de stadsdelen ten opzichte van elkaar is weergegeven (Benchmark Jaarstukken 2006 en Benchmark Jaarverslag 2007).
Reacties dagelijks bestuur De RSA heeft bij de quick-scans geen bestuurlijk wederhoor toegepast, aangezien hier gebruik is gemaakt van openbaar beschikbare informatie. De RSA koos hiervoor om daarmee de rapporten tijdig beschikbaar te hebben voor de stadsdeelraden, zodat ze deze konden gebruiken in de discussie over de rekening en het verslag met het dagelijks bestuur. Op deze werkwijze is door enkele stadsdeelraadsleden kritiek geuit. Ondanks het feit dat het gaat om openbare informatie, zijn zij van mening dat er altijd ambtelijk en bestuurlijk wederhoor dient plaats te vinden.
Behandeling in de stadsdeelraad De stadsdeelraden zijn overwegend positief over het nut van de rapportages bij de behandeling van het jaarverslag en de rekening. In een beperkt aantal gevallen kwam de publicatie net te laat om nog volledig door de verschillende commissies te kunnen worden meegenomen. Stadsdeel Westerpark was minder positief, omdat men daar al heel veel aandacht heeft voor de rekening en het verslag. Op de benchmark-rapporten over de quick-scans is evenwel nauwelijks gereageerd. 3.4 Schuldhulpverlening Het rapport Schuldhulpverlening is op10 oktober 2007 openbaar gemaakt. Dit onderzoek had betrekking op de stadsdelen Bos en Lommer en Zuidoost.
Reacties dagelijks bestuur Tabel 3.5 - Reacties dagelijks besturen op aanbevelingen rapport Schuldhulpverlening Stadsdeel
Bos en Lommer Zuidoost
Aanbevelingen overgenomen 5 5
Aanbevelingen gedeeltelijk overgenomen
Aanbevelingen niet overgenomen
Geen reactie
1
De dagelijks besturen van beide stadsdelen hebben hun reacties op de aanbevelingen bij de RSA kenbaar gemaakt. Vrijwel alle aanbevelingen hebben de dagelijks besturen overgenomen. Alleen het dagelijks bestuur van stadsdeel Zuidoost heeft 1 aanbeveling niet overgenomen.
Behandeling stadsdeelraden Tabel 3.6 laat zien wanneer de stadsdeelraden het rapport Schuldhulpverlening hebben besproken.
30
Tabel 3.6 - Behandeling rapport Schuldhulpverlening in de stadsdeelraden Stadsdeel
Bos en Lommer
Zuidoost
Behandeling in commissie of stadsdeelraad 6 februari 2008 3 september 2008
Besluit stadsdeelraad
Aanbevelingen overgenomen
14 november 2007
Ja
8 januari 2008
--
In stadsdeel Bos en Lommer heeft de stadsdeelraad een besluit genomen over het rapport, waarbij de aanbevelingen van de RSA zijn overgenomen. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur voorgesteld om het subsidieproces te verbeteren. De stadsdeelraad heeft dit overgenomen in het besluit. De stadsdeelraad van Zuidoost heeft het rapport Schuldhulpverlening alleen behandeld in de commissie Werk en Diversiteit en heeft geen besluit genomen over het rapport. In beide stadsdelen heeft de RSA een toelichting gegeven op de inhoud van het rapport tijdens of voorafgaande aan de bespeking ervan in de stadsdeelraad. 3.5 Multi Functioneel Centrum Binnenhof Het onderzoek Multi Functioneel Centrum Binnenhof (MFC) heeft de RSA uitgevoerd op verzoek van de stadsdeelraad van Zuideramstel. Dit onderzoek heeft alleen betrekking op dit stadsdeel.
Reactie dagelijks bestuur Uit tabel 3.7 blijkt dat het dagelijks bestuur op 1 aanbeveling na de 8 aanbevelingen van de RSA heeft overgenomen. Tabel 3.7 - Reactie dagelijks bestuur op aanbeveling Multi Functioneel Centrum Binnenhof Stadsdeel
Zuideramstel
Aanbevelingen overgenomen
Aanbevelingen gedeeltelijk overgenomen
Aanbevelingen niet overgenomen
7
Geen reactie
1
Behandeling stadsdeelraad Tabel 3.8 laat zien wanneer de stadsdeelraden het rapport MFC hebben besproken. Tabel 3.8 - Behandeling rapport Multi Functioneel Centrum Binnenhof in stadsdeelraad Stadsdeel
Zuideramstel
Behandeling in commissie of stadsdeelraad 6 november 2007
Besluit stadsdeelraad
Aanbevelingen overgenomen
20 november 2007
Ja
31
Het onderzoek MFC is in de raadscommissie II besproken op 6 november 2007. Daarbij heeft de RSA een toelichting kunnen geven. Vervolgens is op 20 november 2007 door de stadsdeelraad een besluit genomen over het rapport. In dit besluit heeft de stadsdeelraad de aanbevelingen van de RSA overgenomen en het dagelijks bestuur verzocht om uitvoering te geven aan de aanbevelingen. Daarnaast had het dagelijks bestuur tijdens de behandeling in de commissie toezeggingen gedaan. Deze toezeggingen zijn ook opgenomen in het besluit van de stadsdeelraad. 3.6 Subsidieverstrekking Zuidoost Het onderzoek Subsidieverstrekking Zuidoost is gepubliceerd op 28 juni 2007. Het betreft een verzoekonderzoek van de stadsdeelraad Zuidoost (verzoek van oktober 2006) naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant (14 oktober 2006). In dit artikel werden strafrechtelijke overtredingen van bestuurders in Zuidoost, onregelmatigheden bij de PvdA-kandidaatsstellingslijst voor de stadsdeelraadsverkiezingen, maar ook belangenverstrengeling tussen bestuurders en stadsdeelraadsleden van Zuidoost met gesubsidieerde instellingen in Zuidoost genoemd. De stadsdeelraad verzocht de RSA een onderzoek te doen naar het proces van subsidieverlening, naar de ‘waarheidsvinding’ inzake de belangenverstrengeling en de doelmatigheid van de subsidie-uitgaven door de instellingen. Zij verzocht de RSA dit rapport voor de zomer 2007 op te leveren. Naast dit onderzoek van de RSA liep er een onderzoek naar vermeende onregelmatigheden bij de kandidaatsstellingsprocedure van de PvdA door de commissie Van Thijn en verzocht het stadsdeelbestuur van Zuidoost aan burgemeester Job Cohen om zijn bureau Integriteit (BIA) een onderzoek te laten uitvoeren naar integriteit. Bij de voorbereiding en de uitvoering van dit onderzoek heeft de RSA afgestemd met de werkzaamheden van BIA.
Reactie dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur nam de meeste aanbevelingen van de RSA over de verbetering van het subsidieproces over. Zij zag het rapport ‘als een belangrijke aanvulling voor het op orde brengen van het proces van subsidieverstrekking’. Verder kwam de RSA tot een aantal aanbevelingen voor verbetering van het functioneren van de gemeenteraad.
Behandeling stadsdeelraad De RSA heeft het rapport toegelicht in de stadsdeelraad. Daarna is het rapport besproken in de raad, hetgeen tot veel tumult leidde. De PvdA-fractie heeft als gevolg van de behandeling van het rapport 3 leden van de eigen fractie tijdelijk uit de fractie verwijderd.
Nasleep Kort na het debat in de stadsdeelraad werden de 3 leden door de PvdA-fractie in de gelegenheid gesteld zich ‘te verschonen’ van de uitkomsten van het rapport van de RSA door een second-opinion op het rapport van de RSA uitgevoerd door Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (BING) in opdracht van de PvdA.
32
Na de zomer 2007 kwam het rapport van BING uit en werden grotendeels dezelfde feiten geconstateerd, maar door deze feiten in een andere context te plaatsen kwam BING tot een ander oordeel dan de RSA. Dit was voor de landelijke PvdA-top aanleiding een PvdA-commissie te benoemen, onder leiding van PvdA-prominent en oud-voorzitter van de Tweede Kamer de heer Dolman, die een finaal oordeel moest geven over de eventuele ‘terugkomst’ van de 3 leden van de PvdA-fractie. Vlak voor eind 2007 kwam deze commissie met zijn finale oordeel: de 3 leden konden terugkomen in de PvdAfractie van Zuidoost. Dit rapport en de uitslag van de commissie Dolman leidde opnieuw tot een debat in de stadsdeelraad half december 2007. Daarin liet niet alleen de PvdA-fractie zich uit in diskwalificerende opmerkingen over de RSA (zoals ze dat al gedurende het tweede halfjaar van 2007 hadden gedaan), maar ‘draaide’ de VVD-fractie nu ook en keerde zich tegen de RSA: zonder inhoudelijke argumentatie was de VVD-fractie van mening dat een oordeel van de commissie Dolman zwaarder woog dan een oordeel van de RSA, derhalve had de RSA het onjuist gezien en was er derhalve sprake van een ondeugdelijk rapport van de RSA. Dit was voor de directeur van de RSA reden, na beraad tijdens de Kerstdagen en de jaarwisseling, om zijn functie in stadsdeel Zuidoost neer te leggen in januari 2008. Als belangrijkste reden (zie bijlage 3) gaf hij aan een gebrek aan vertrouwen in de deskundigheid van de RSA bij de meerderheid van de stadsdeelraad. Dit gevoegd bij het uitgangspunt van in ieder geval 2 fracties in de stadsdeelraad hanteren (VVD en PvdA), dat oordelen van commissies met leden van naam en faam per definitie zwaarder wegen dan oordelen van de jonge RSA. De directeur was van mening dat in dat geval de RSA aan effectiviteit en toegevoegde waarde verliest. Rapporten van de RSA kunnen daardoor te allen tijde worden betwist door individuele raadsleden of fracties, waardoor een ‘wapenwedloop’ kan gaan ontstaan van second-, third en fourth-opinion, zodat de functie van RSA wordt uitgehold. Terwijl de PvdA-fractie van Zuidoost van mening was dat de RSA te politiek was in zijn oordeelsvorming, was de directeur van de RSA juist van mening dat zijn rapport door de second-opinion van BING en het rapport van de commissie Dolman werd gepolitiseerd. In de visie van de directeur van de RSA dient een stadsdeelraad uiterst terughoudend te zijn met een initiatief tot een second-opinion op een rekenkamerrapport, omdat dit ‘third-opinions’ en verder uitlokt bij andere delen van de stadsdeelraad (de ‘wapenwedloop’). Op grond van het neerleggen van zijn functie van de directeur wees de stadsdeelraad de heer Van der Horst, oud VVD-portefeuillehouder in Zuidoost en oud VVD-wethouder in Amsterdam, aan als bemiddelaar teneinde de directeur te overwegen zijn functie weer te aanvaarden. Aangezien de stadsdeelraad (de PvdA- en VVD-fractie) niet bereid bleek de feiten uit het rapport van de RSA te onderschrijven, strandde deze bemiddelingspoging. In het voorjaar van 2008 diende de PvdA Zuidoost een klacht in bij de gemeentelijke Ombudsman over het functioneren van de RSA bij de uitvoering van het rapport over de subsidieverstrekking. De klacht werd door de gemeentelijkeOmbudsman ongegrond verklaard.
33
In het najaar van 2008 diende de PvdA Zuidoost een klacht in tegen de accountants van de RSA, die bij de uitvoering van het onderzoek waren betrokken, bij de NIVRATuchtraad. Ook deze klacht werd ongegrond verklaard. Inmiddels (juni 2009) is de PvdA Zuidoost in beroep gegaan tegen deze uitspraak van de NIVRA-Tuchtraad bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (uitspraak in juni 2009 nog onbekend). 3.7 Jeugdbeleid in Amsterdam Het onderzoek Jeugdbeleid in Amsterdam is een benchmark onderzoek. De RSA heeft dit onderzoek uitgevoerd in 9 stadsdelen.
Reacties dagelijks bestuur Vijf dagelijks besturen van de stadsdelen Bos en Lommer, de Baarsjes, Oud-West, Weterpark en Zuideramstel hebben gereageerd op het verzoek van de RSA hun reactie te geven op de aanbevelingen uit het rapport. De dagelijks besturen van de stadsdelen Geuzenveld-Slotermeer, Slotervaart, Zeeburg en Zuidoost hebben dit niet gedaan. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van hun reacties. Het dagelijks bestuur van de Baarsjes heeft niet apart gereageerd op de aanbevelingen van de RSA. Tabel 3.9 - Reacties dagelijks besturen op aanbevelingen Jeugdbeleid in Amsterdam Stadsdeel
Bos en Lommer De Baarsjes GeuzenveldSlotermeer Oud-West Slotervaart Westerpark Zeeburg Zuideramstel Zuidoost
Aanbevelingen overgenomen 12 -
Aanbevelingen gedeeltelijk overgenomen -
Aanbevelingen niet overgenomen
Geen reactie
x
12 x 11
1 x
12 x
De dagelijks besturen van de stadsdelen nemen vrijwel alle aanbevelingen van de RSA over.
34
Behandeling stadsdeelraden Tabel 3.10 geeft een overzicht van de behandeling van het rapport Jeugdbeleid in Amsterdam in de stadsdeelraden. Tabel 3.10 - Behandeling rapport Jeugdbeleid in Amsterdam in de stadsdeelraden Stadsdeel
Bos en Lommer De Baarsjes GeuzenveldSlotermeer Oud-West Slotervaart Westerpark Zeeburg Zuideramstel Zuidoost
Behandeling in commissie of stadsdeelraad 17 september 2008 10 juni 2008 --
Besluit stadsdeelraad
Aanbevelingen overgenomen
1 oktober 2008 ---
Ja
2 september 2008 5 juni 2008 19 augustus 2008 -7 oktober 2008 9 september 2008
-25 juni 2008 -----
Ja
Zeven stadsdelen behandelden de benchmark Jeugdbeleid in Amsterdam in de stadsdeelraad. Alleen stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer en Zeeburg hebben het onderzoek niet behandeld. Slechts 2 stadsdeelraden (Bos en Lommer en Slotervaart) hebben ook een besluit genomen waarbij het dagelijks bestuur verzocht wordt om de aanbevelingen van de RSA uit te voeren. In Bos en Lommer is daarbij het dagelijks bestuur aanvullend verzocht een nota jongerenwerk aan de stadsdeelraad voor te leggen. In stadsdeel Slotervaart is het dagelijks bestuur verzocht een half jaar na het besluit een voortgangsrapportage over de uitvoering van de aanbevelingen aan te leveren aan de stadsdeelraad. Een jaar na publicatie van het rapport is door het dagelijks bestuur een voortgangsnotitie aan de stadsdeelraad aangeboden en besproken in de stadsdeelraad. In Westerpark had de behandeling van het rapport in het Forum Samenleven als doel om input te leveren aan het dagelijks bestuur te geven voor de herijking van het jongerenwerk. In Zuideramstel werd het rapport van de RSA tegelijk besproken met andere nota’s die te maken hadden met jongeren. Interessant is dat het rapport Jeugdbeleid in Amsterdam ook stevig is besproken in de gemeenteraad van Amsterdam. Diverse moties en initiatieven zijn (aan)genomen door de gemeenteraad en de wethouder Werk, Inkomen en Jeugd aan de hand van het rapport van de RSA.
35
3.8 Lokale economie Het rapport Lokale economie is gepubliceerd op 24 september 2008. Dit onderzoek heeft de RSA uitgevoerd in de 4 stadsdelen West Binnen de Ring.
Reacties dagelijks besturen In tabel 3.11 staat een samenvatting van de reacties van de dagelijks besturen op de aanbevelingen van de RSA. Hieruit blijkt dat de aanbevelingen worden overgenomen door de dagelijks besturen van de 4 stadsdelen. Tabel 3.11 — Reacties dagelijks besturen aanbevelingen Lokale economie Stadsdeel
Bos en Lommer De Baarsjes Oud-West Westerpark
Aanbevelingen overgenomen 6 8 8 6
Aanbevelingen gedeeltelijk overgenomen 2
Aanbevelingen niet overgenomen
Geen reactie
2
Behandeling stadsdeelraden Tabel 3.12 geeft een overzicht van de behandeling van het rapport Lokale Economie in de stadsdeelraden en de commissie FEZ van de centrale stad. Tabel 3.12 - Behandeling rapport Lokale Economie in de stadsdeelraden Stadsdeel
De Baarsjes
Bos en Lommer Oud-West Westerpark Centrale Stad
Behandeling in commissie of stadsdeelraad 7 oktober 2008
Besluit stadsdeelraad
Aanbevelingen overgenomen
16 december 2008
5 november 2008 19 november 2008 14 oktober 2008 13 januari2009 13 november 2008 14 mei 2009
3 december 2008
9 overgenomen 1 aanvullende 1 niet overgenomen overgenomen
-27 januari 2009
De stadsdeelraden van de 4 betrokken stadsdelen hebben dit onderzoek allemaal behandeld. In 3 stadsdelen ( Bos en Lommer, De Baarsjes en Westerpark) heeft de stadsdeelraad een besluit genomen. In deze besluiten werden de aanbevelingen van de RSA door de stadsdeelraden overgenomen. In stadsdeel De Baarsjes is nog een extra aanbeveling geformuleerd en is 1 aanbeveling expliciet niet overgenomen. In Bos en Lommer heeft de stadsdeelraad de aanbevelingen van de RSA overgenomen en daarbij het dagelijks bestuur verzocht een plan van aanpak op te stellen voor de uitvoering van de
36
aanbevelingen en dit voor te leggen aan de stadsdeelraad. De stadsdeelraad van Westerpark heeft de aanbevelingen van de RSA overgenomen en daarbij het dagelijks bestuur verzocht om na het zomerreces de stadsdeelraad voor te bereiden over de vraag: wat in de toekomst te doen met het ondernemershuis. Naast de stadsdeelraden waar dit onderzoek op betrekking had, is dit rapport ook uitgebreid behandeld door de commissie FEZ van de centrale stad. De centrale stad speelt een rol bij de aanbesteding van het Ondernemershuis. 3.9 Onderwijshuisvesting Zeeburg Het onderzoek Onderwijshuisvesting Zeeburg is op verzoek van stadsdeel Zeeburg uitgevoerd. Dit onderzoek had ook alleen betrekking op stadsdeel Zeeburg.
Reacties dagelijks bestuur In de reactie van het dagelijks bestuur op het conceptrapport van de RSA zegt het dagelijks bestuur het rapport als een ondersteuning van de reeds ingezette te zien. Het dagelijks bestuur zegt ook haar kanttekeningen te plaatsen bij enkele conclusies en aanbevelingen van de RSA. Samengevat geeft de reactie van het dagelijks bestuur onderstaand beeld. Tabel 3.13 - Reacties dagelijks bestuur aanbevelingen Onderwijshuisvesting Zeeburg Stadsdeel
Zeeburg
Aanbevelingen overgenomen 2
Aanbevelingen gedeeltelijk overgenomen 3
Aanbevelingen niet overgenomen
Geen reactie 1
Behandeling stadsdeelraad Tabel 3.14 - Behandeling rapport Onderwijshuisvesting in Zeeburg Stadsdeel
Zeeburg
Behandeling in commissie of stadsdeelraad 15 januari 2008
Besluit stadsdeelraad
Aanbevelingen overgenomen
29 januari 2008
Ja
De stadsdeelraad heeft het onderzoek besproken in de commissie Sociaal Domein. De rekeningencommissie heeft een voorstel gemaakt voor een besluit van de stadsdeelraad. In dit besluit wordt het dagelijks bestuur verzocht om verschillende instrumenten te gaan gebruiken om de onderwijshuisvesting te verbeteren. Deze instrumenten vloeien voort uit de aanbevelingen van de RSA.
37
3.10 Schoonhouden van de openbare ruimte Het rapport Schoonhouden van de openbare ruimte is gepubliceerd op 18 maart 2009. Dit was een benchmark en is uitgevoerd in 9 stadsdelen.
Reacties dagelijks besturen Alle 8 dagelijks besturen hebben gereageerd op het verzoek van de RSA hun reactie te geven op de conclusies en aanbevelingen uit het concept rapport. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Westerpark gaat in haar reactie niet specifiek in op de aanbevelingen van de RSA, met uitzondering van 1 aanbeveling. Het dagelijks bestuur van Zuideramstel gaat niet specifiek in op de aanbevelingen afzonderlijk, maar zegt op hoofdlijnen de rapportage te onderschrijven en waar mogelijk constructief in acties te zullen omzetten. Tabel 3.15 - Reacties dagelijks besturen op aanbevelingen Schoonhouden van de openbare ruimte Stadsdeel
Bos en Lommer De Baarsjes GeuzenveldSlotermeer Oud-West Slotervaart Westerpark Zeeburg Zuideramstel
Aanbevelingen overgenomen
Aanbevelingen gedeeltelijk overgenomen
Aanbevelingen niet overgenomen
5
1 1
6
Geen reactie
5
2
4 8 1 6
2
De dagelijks besturen hebben hoofdzakelijk positief gereageerd op de aanbevelingen van de RSA.
Behandeling stadsdeelraden Tabel 3.16 - Behandeling rapport Schoonhouden van de openbare ruimte in de stadsdeelraden Stadsdeel
Bos en Lommer De Baarsjes GeuzenveldSlotermeer Oud-West Slotervaart Westerpark
38
Behandeling in commissie of stadsdeelraad 15 april 2009 13 mei 2009 14 april 2009 7 april 2009
Besluit stadsdeelraad
Aanbevelingen overgenomen
3 juni 2009
Ja
26 mei 2009 --
Ja (1 uitgezonderd)
21 april 2009 20 mei 2009 --
-3 juni 2009 --
Ja
Stadsdeel
Zeeburg Zuideramstel
Behandeling in commissie of stadsdeelraad ---
Besluit stadsdeelraad
Aanbevelingen overgenomen
---
De stadsdeelraden van Bos en Lommer, De Baarsjes, Geuzenveld-Slotermeer,Oud-West en Slotervaart behandelden het rapport Schoonhouden van de openbare ruimte binnen 2 maanden na publicatie van het rapport. In 3 van deze stadsdelen ( Bos en Lommer, de Baarsjes en Slotervaart) leidde dit tot een raadsbesluit, waarbij de stadsdeelraad het dagelijks verzoet de aanbevelingen van de RSA uit te voeren. In stadsdeel Bos en Lommer heeft de stadsdeelraad de aanbevelingen van de RSA overgenomen. Daarnaast zijn twee moties aangenomen. Een motie verzoekt het dagelijks bestuur voortaan dezelfde methodiek toe te passen als de RSA in het onderzoek heeft toegepast. Ook wordt het dagelijks bestuur verzocht om zich in te spannen om de methodiek van de RSA in de gehele stad door te voeren. Het dagelijks bestuur mag niet meer publiceren over de eigen methode. In de Baarsjes heeft de stadsdeelraad 3 aanbevelingen van de RSA overgenomen. De aanbeveling om het groenonderhoud op beeldbestek uit te besteden wordt expliciet niet overgenomen door de stadsdeelraad. In Slotervaart heeft de stadsdeelraad, net zoals bij het rapport Jeugdbeleid in Amsterdam, verzocht na een half jaar te rapporteren over de stand van zaken bij de uitvoering van de aanbevelingen. De stadsdeelraden van Westerpark, Zeeburg en Zuideramstel hebben het rapport Schoonhouden openbare ruimte niet behandeld. Interessant is dat dit rapport ook is besproken in de raadscommissie Ruimtelijke Ordening van de centrale stad. Daarbij is aan de orde gesteld waarom de stadsdelen er zo’n verschillende wijze van meten van de schoonheid van de openbare ruimte op na houden. 3.11 Handhaving openbare ruimte Het rapport Handhaving openbare ruimte is gepubliceerd op 3 juni 2009. De RSA voerde dit onderzoek uit in de stadsdelen Geuzenveld-Slotermeer, Slotervaart en Zeeburg.
Reacties dagelijks besturen De dagelijks besturen van de 3 stadsdelen hebben gehoor gegeven aan het verzoek van de RSA hun reactie te geven op de conclusies en aanbevelingen van de RSA uit het conceptrapport. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de reacties van de dagelijks besturen op de aanbevelingen van de RSA.
39
Tabel 3.17 - Reacties dagelijks besturen aanbevelingen Handhaving openbare ruimte Stadsdeel
GeuzenveldSlotermeer Slotervaart Zeeburg
Aanbevelingen overgenomen
Aanbevelingen gedeeltelijk overgenomen
Aanbevelingen niet overgenomen
Geen reactie
8 8 6
1 1
De dagelijks besturen van de stadsdelen nemen vrijwel alle aanbevelingen van de RSA over. Wel werd door de dagelijks besturen het voorbehoud gegeven van de aankomende fusie van de stadsdelen.
Behandeling stadsdeelraden De 3 stadsdeelraden hebben het rapport nog niet behandeld. 3.12 Conclusie De dagelijks besturen van de stadsdelen geven in meer recente publicaties vaker gehoor aan het verzoek van de RSA om hun reacties te geven op de conclusies en aanbevelingen van de RSA. Over het algemeen zijn de dagelijks besturen positief over de conclusies en aanbevelingen van de RSA en nemen ze de aanbevelingen van de RSA over. Daarmee heeft de RSA een eerste ‘doorwerking’ bij het dagelijks bestuur en de ambtenaren. Uit de eerste vervolgonderzoeken blijkt verder dat er goed en daadkrachtig uitvoering wordt gegeven aan de aangenomen aanbevelingen. Wat betreft de ‘doorwerking’ bij de stadsdeelraden, het gebruik van de rapporten voor de controlerende taak, valt het volgende te concluderen, waarbij diversiteit waar te nemen. De stadsdelen Bos en Lommer, De Baarsjes, Oud-West, Slotervaart en Westerpark hebben een procedure vastgesteld voor de behandeling van rekenkamerrapporten. Het blijkt dat van de stadsdeelraden die een procedure hebben vastgesteld de rapporten van de RSA ook behandelen in de stadsdeelraad. Alleen in Westerpark vindt behandeling van de rekenkamerrapporten nog niet structureel plaats. In Bos en Lommer is niet in de procedure opgenomen dat de stadsdeelraad een besluit neemt over de opvolging van de aanbevelingen van de RSA, maar bij de meeste recent gepubliceerde rapporten van de RSA heeft de stadsdeelraad dit wel gedaan. In de Baarsjes is wel in de procedure opgenomen dat de stadsdeelraad een besluit neemt over de rapporten van de RSA. Uit bovenstaande overzichten blijkt dat dit bij de laatste rapporten ook is gebeurt. Nadat de stadsdeelraad in Slotervaart een procedure voor behandeling van rekenkamerrapporten heeft vastgesteld, worden de rapporten ook snel nu publicatie behandeld in de stadsdeelraad. In een besluit van de stadsdeelraad worden de aanbevelingen van de RSA overgenomen en wordt het dagelijks bestuur opgedragen om na een half jaar met een rapportage te komen over de stand van zaken. Bij het onderzoek
40
jeugdbeleid is de voortgangsrapportage van het dagelijks bestuur wel besproken in de stadsdeelraad. In Oud-West is wel een procedure opgesteld voor de behandeling van rekenkamerrapporten, in dit protocol is niet opgenomen dat de behandeling ook leidt tot een raadsbesluit. Dit is terug te zien in de behandeling van de rapporten in Oud-West. De stadsdeelraad bespreekt de rapporten in het blok Debat er volgt geen besluit van de stadsdeelraad. Stadsdeel Zeeburg behandelt de rapporten van de RSA niet structureel. De laatste benchmark rapporten van de RSA jeugdbeleid en schoonhouden openbare ruimte zijn beide niet behandeld in de stadsdeelraad van Zeeburg. De stadsdeelraden nemen — bij behandeling - meestal de conclusies en aanbevelingen van de RSA over. In een aantal gevallen zijn hierop wijzigingen op aangebracht. De quick-scan onderzoeken naar de rekening en het jaarverslag worden in het algemeen door de stadsdeelraden gewaardeerd. Vraag blijft wel of de daaropvolgende benchmarkonderzoeken naar aanleiding van deze quick-scans ook daadwerkelijk worden gebruikt door de stadsdeelraden (‘nice to have’, maar ook ‘need to have’?).
41
42
4
Toegevoegde waarde samenwerking De RSA is een bijzondere rekenkamer gelet op het samenwerkingsverband van de deelnemers (de raden van de stadsdelen). Landelijk gezien is dit niet bijzonder; er zijn inmiddels al een groot aantal gemeenschappelijke lokale rekenkamers van twee of meerdere (tot wel 12 of 13) gemeenten. Ten aanzien van de toegevoegde waarde van deze gemeenschappelijkheid gaan we hieronder in op de voor- en nadelen van de samenwerking als zodanig en in het bijzonder in het benchmarkonderzoek. Vooraf willen we wel opmerken dat de voor- en nadelen van deze samenwerking tamelijk latent worden beleefd bij de ‘stakeholders’ van de RSA. Slechts in enkele gevallen zijn er manifeste uitingen, waarin de voor- en nadelen van deze samenwerking aan de orde komen. Hiervan worden hieronder een aantal voorbeelden worden genoemd.
4.1 Toegevoegde waarde van het samenwerkingsverband We kunnen daarbij de volgende zaken onderscheiden: • Verbetering van het netwerk en kennisuitwisseling: stadsdeelraadsleden van verschillende stadsdelen ontmoeten elkaar in bijeenkomsten (bijvoorbeeld de Klankbordgroep RSA), hetgeen zonder de RSA niet tot stand zou zijn gekomen. In dit netwerk wordt gesproken en kennis uitgewisseld over thema’s die het werk van de rekenkamer betreffen: verantwoording, de begroting- en rekeningcyclus, het (dualistisch) functioneren van de stadsdeelraad, de bestuurscultuur. Dit draagt ook bij aan reflectie op de eigen situatie. • Onafhankelijke regie in de samenwerking: omdat de RSA niet rechtstreeks aan één van de deelnemers (stadsdelen) is verbonden, ontstaat er een ‘natuurlijke’ regie in de samenwerking. Deze samenwerking zou moeilijker tot stand zijn gekomen, indien het initiatief uit één of meer leidende stadsdelen was voortgekomen. • Gezamenlijke ‘belangenvertegenwoordiging’ ten opzichte van de belangen van de centrale stad: met het samenwerkingsverband kunnen de raden van de stadsdelen een steviger ‘vuist’ maken naar de centrale stad. Resultaten uit de onderzoeken kunnen breder worden getrokken en eventuele problemen kunnen gezamenlijk worden aangekaart bij de centrale stad.
4.2 Toegevoegde waarde van het benchmarkonderzoek We onderscheiden daarbij de volgende zaken: • Reflectie op de eigen situatie t.o.v. anderen: benchmarkonderzoek geeft een ‘spiegel’ van de eigen situatie ten opzichte van die van anderen. Dit heeft als voordeel dat van anderen kan worden geleerd (zie onder andere onderzoek Jeugdbeleid). Dit geldt zelfs voor stadsdelen die niet zijn aangesloten (bijvoorbeeld het onderzoek Tarieven dat in de stadsdeelraden van Noord en Oud-Zuid is besproken). Daarnaast geeft
43
benchmarkonderzoek de mogelijkheid van een bestuurlijke uitlaatklep: “bij ons is de situatie misschien niet erg rooskleurig, maar nog altijd beter dan die bij de buren”. • Wat betreft dit leren als gevolg van het benchmarkonderzoek bij de stadsdelen zien wij in de praktijk 2 tendensen: - ‘Vrijwillig’ leren: de stadsdelen kijken bij elkaar in de keuken en pikken hieruit de voor hun beste of voordeligste oplossingen die ze nog niet zelf hadden verzonnen. - ‘Opgelegd’ leren: de centrale stad ziet de verschillen tussen de stadsdelen - goed en minder goed presterende staddelen — en besluit hierin in te grijpen. Voorbeelden hiervan zijn de uitkomsten van het onderzoek Tarieven en het Jeugdbeleid. • Benchmarkonderzoek heeft daarnaast ook een aantal nadelen: in sommige gevallen vinden de ambtenaren of de bestuurders het onmogelijk om de situaties in de stadsdelen goed met elkaar te vergelijken. De RSA ontvangt dan de kritiek dat er een kunstmatige of ‘gestileerde’ voorstelling van de werkelijkheid wordt gemaakt, die geen recht doet aan de eigenheid of bijzondere context in de stadsdelen. Een ander nadeel betreft het ‘gevaar van standaardisering’. Zonder dat dit expliciet een boodschap of aanbeveling van de RSA is, zien buitenstaanders de benchmarkonderzoeken van de RSA ook als een oproep tot standaardisatie. Een voorbeeld hiervan is het benchmarkonderzoek Tarieven, waarbij (onder druk van de centrale stad) een traject is ingeslagen om te komen tot uniforme tarieven in de stadsdelen, zonder dat de RSA dit adviseerde.
44
5
Overleg en communicatie In dit hoofdstuk gaan we in op de wijze waarop de RSA heeft gecommuniceerd met de voor haar belangrijkste actoren over haar onderzoeksprogramma’s en onderzoeken: • de Klankbordgroep RSA • stadsdeelraden, fracties of individuele leden • griffies • dagelijks besturen • de ambtelijke apparaten (de ‘gecontroleerden’) • media
5.1 Klankbordgroep RSA De Klankbordgroep RSA vormt het bestuurlijke overleg tussen de RSA en de aangesloten stadsdeelraden en is ingesteld door middel van het afgesloten protocol tussen stadsdelen en RSA. In de Klankbordgroep RSA zijn alle bij de RSA aangesloten stadsdelen vertegenwoordigd door middel van een lid, dat door de betrokken stadsdeelraad is afgevaardigd. Elke stadsdeelraad bepaalt zelf hoe deze afvaardiging tot stand komt. In de praktijk zijn veel leden van de Klankbordgroep RSA tevens voorzitter van de rekeningencommissie van het stadsdeel. Voorzitter van de klankbordgroep is één van de leden. De RSA verzorgt het secretariaat van de Klankbordgroep. Tot nu toe kwam de Klankbordgroep 11 keer bijeen: 4 keer in 2006, 2 keer in 2007, 3 keer in 2008 en 2 keer in de eerste helft van 2009. Elk jaar vonden minstens 2 vergaderingen plaats. Hierbij staat in het voorjaar de jaarrekening centraal aan de hand van de door de RSA opgestelde jaarrapportage. In het najaar staat het onderzoeksprogramma centraal. De Klankbordgroep RSA spreekt daarover op basis van de groslijst van onderzoeksonderwerpen, die door de RSA onder de leden van de klankbordgroep vooraf wordt verspreid (september). De leden van de Klankbordgroep bespreken de groslijst met hun stadsdeelraden en krijgen daarvoor circa één maand de tijd. In de praktijk vullen de leden van de Klankbordgroep dit verschillend in: soms wordt dit in fracties besproken, soms in rekeningencommissie en soms wordt de groslijst door de griffie aan de individuele leden verstrekt. Daarnaast vonden in 2006 twee vergaderingen van de Klankbordgroep plaats, waarvan één als start en introductie van de werkwijze van de RSA en één over het onderzoeksprogramma van het lopende jaar. In 2008 vond een bijzondere vergadering plaats over de ontstane situatie na het neerleggen door de heer Eiff van zijn functie als directeur van de Rekenkamer Zuidoost. In 2009 werd extra vergaderd over de evaluatie van de RSA.
45
Vast agendapunt van de Klankbordgroep is de stand van lopend onderzoek en de datum van verwachte afronding daarvan. Verder is gesproken over: • de procedure bij verzoekonderzoeken; • ontvangen verzoeken tot onderzoek; • de behandeling van afgeronde onderzoeken in stadsdeelraden; • de procedure voor de vaststelling van het onderzoeksprogramma; • de aansluiting van de stadsdelen Westerpark en Oost-Watergraafsmeer; • de verdeling van de onderzoeken over de stadsdelen; • de communicatie door de RSA met de raden en de leden van de Klankbordgroep; • afstemming tussen het onderzoek van de RSA met onderzoek ex art. 213a Gemeentewet en ander door de dagelijks besturen uitgevoerd onderzoek; • de kosten van onderzoek. Deze onderwerpen zijn in de regel behandeld aan de hand van notities die zijn opgesteld door de RSA en in een enkel geval de voorzitter van de Klankbordgroep. Zo is ten aanzien van verzoekonderzoek de volgende (voorlopige) strategie voor afhandeling daarvan afgesproken. 1. Na ontvangst van een verzoek voor onderzoek bij de RSA neemt de directeur van de RSA eerst contact op met de voorzitter van de Klankbordgroep. Indien de RSA in principe welwillend tegenover zo’n verzoek staat, worden de mogelijke strategieën voor de uitvoering van zo’n verzoek besproken: a. Uitvoering van het verzoekonderzoek (bij wens tot urgente start) binnen het bestaande programma door ‘temporisering’ van het lopende en dat onderzoeksjaar voorgenomen onderzoeken. Financieel: met gesloten beurzen (voorbeeld: Privatisering Onderwijsbesturen (2009)) b. Uitvoering van het verzoekonderzoek (indien er geen urgentie van de start ervan is) op termijn, door deze op te nemen in het onderzoeksprogramma van het volgende jaar. Financieel: met gesloten beurzen (voorbeeld: MFC). c. Uitvoering van het verzoekonderzoek bovenop het bestaande programma met zekere urgentie, hetgeen de verzoekende stadsdelen extra financieren (voorbeeld: Subsidieverlening Zuidoost en Onderwijshuisvesting Zeeburg). De voorkeur van de RSA en de klankbordgroep gaat in de praktijk uit naar optie a. 2. De RSA legt tussentijds of in een vergadering van de Klankbordgroep de leden een voorstel voor uitvoering van het verzoekonderzoek voor. Alleen na instemming van de leden (en uiteraard de RSA) wordt een dergelijk onderzoek uitgevoerd. 5.2 Stadsdeelraden, fracties of individuele leden Na een introductieronde, die de RSA hield in alle aangesloten stadsdelen, vindt communicatie tussen de RSA en de stadsdeelraden meestal plaats bij de presentatie van en toelichting op haar onderzoeken. De RSA presenteert elk onderzoek dat zij uitbrengt aan de betrokken stadsdeelraad of -raden. Dit gebeurt één tot enkele dagen vóór de
46
openbaarmaking van het rapport (en daarmee van de persbriefing die de RSA over het onderzoek organiseert). Het doel hiervan is dat de raadsleden op de hoogte zijn met de inhoud van het onderzoeksrapport en daardoor enigszins voorbereid zijn op vragen vanuit de media of een eventuele discussie met het dagelijks bestuur. Voor de zogenaamde benchmarkonderzoeken, waarbij alle aangesloten stadsdelen zijn betrokken, en voor onderzoeken, waarbij enige stadsdelen zijn betrokken, organiseert de RSA een presentatie (briefing) van de uitkomsten op een centrale locatie. De opkomst van raadsleden bij deze bijeenkomsten is tot nu toe beperkt. De RSA wil deze bijeenkomsten wel doorzetten om de raadsleden de mogelijkheid te blijven geven om in de media en mogelijk in (eerste) discussie met het dagelijks bestuur goed te kunnen reageren op het onderzoek. Daarnaast presenteert de RSA de uitkomsten van het onderzoek aan afzonderlijke stadsdelen. Dergelijke presentaties nemen in aantal toe en vinden meer op verzoek van de stadsdeelraden plaats. De vorm en locatie van deze presentaties kan van stadsdeel tot stadsdeel verschillen (presentaties als agendapunt van commissies of raden; afzonderlijk als onderdeel van politieke avonden, forum of agora). De RSA sluit zich aan bij de vorm die het stadsdeel verkiest. De RSA is - al dan niet na een presentatie - op verzoek van de stadsdeelraad, de griffie of het dagelijks bestuur ook bij de behandeling aanwezig van de uitkomsten van het rapport in commissies of raden om eventuele vragen van raadsleden te beantwoorden. Met fracties of individuele leden van raden heeft de RSA veelal contact bij de voorbereiding van de opzet van onderzoek. Het gaat hierbij om de uitdieping van de vragen voor een onderzoek en om inzicht in de achtergronden, waarin bepaalde onderzoeksvragen tot stand zijn gekomen. Het is regel dat de RSA hierbij vertegenwoordigers van verschillende - hoewel niet altijd alle - fracties spreekt. Wat minder frequent heeft de RSA contact met individuele leden van raden die vragen hebben over lopend of afgerond onderzoek of met raadsleden, die vragen of suggesties hebben voor mogelijk onderzoek. Incidenteel stellen stadsdeelraadsleden per email schriftelijke vragen aan de RSA over bijvoorbeeld financieel-technische vraagstukken (begroting, rekening). De RSA streeft ernaar om dergelijke schriftelijke verzoeken zo spoedig mogelijk af te handelen. Dilemma daarbij is of de antwoorden op dergelijke vragen aan alle stadsdeelraadsleden worden verstuurd of dat ze alleen ter beschikking komen aan de vrager. Hierbij voert de RSA maatwerk uit: met de vrager wordt afgestemd of deze informatie ter beschikking kan komen aan anderen in de stadsdeelraad of dat deze voor persoonlijk gebruik (in de stadsdeelraad) is bestemd. Een afzonderlijk contact betrof het gesprek dat - op verzoek van de RSA - plaats vond met de voorzitter van de stadsdeelraad en de griffier van stadsdeel Zeeburg. Aanleiding hiertoe waren de punten van kritiek op de RSA, die raadsleden van Zeeburg inbrachten tijdens de werkconferentie als voorbereiding op de evaluatie van de RSA op 16 oktober 2008. Deze kritiek was gericht op het publicatiebeleid en communicatiebeleid van de RSA naar de media. Rond het verzoekonderzoek Onderwijshuisvesting Zeeburg was de
47
stadsdeelraad (bij monde van de voorzitter) van Zeeburg en de griffie van mening dat de stadsdeelraad en niet de RSA de datum en wijze van publicatie bepaalt. Zij waren van mening dat de publicatiedatum te vroeg kwam, omdat deze niet aansloot op agenda van de betreffende commissie van de deelraad. 5.3 Griffies Met de griffies van de stadsdelen heeft de RSA contact in het kader van de verspreiding van haar onderzoeksopzetten en -rapporten. In overleg met de griffies worden de presentaties van onderzoeken aan de raadsleden geagendeerd. Daarnaast raadpleegt de RSA de griffies over de behandeling van de onderzoeksrapporten door de stadsdeelraden. Ook maakt de RSA gebruik van de diensten van de griffies bij het verzamelen van documenten (raadsvoordrachten, notulen) van de raden en commissies. Griffies van verschillende stadsdelen (Bos en Lommer, De Baarsjes, Oud-West, Slotervaart, Westerpark) hebben in overleg met hun raadsleden een procedure opgesteld voor de behandeling van rekenkamerrapporten. Doordat stadsdeelraden moesten wennen aan het verschijnsel RSA zijn deze procedures in de loop van de huidige raadsperiode tot stand gekomen. Op 18 maart 2008 heeft de RSA een bijeenkomst voor griffiers van de aangesloten stadsdelen georganiseerd, waar de griffie van Zaanstad een toelichting gaf over de behandeling van rekenkamerrapporten door de raad van die gemeente. Vrijwel alle griffies van de aangesloten stadsdelen waren hier vertegenwoordigd. 5.4 Dagelijks besturen Met de dagelijks besturen voert de RSA correspondentie over de onderzoeksprogrammering en de onderzoeksopzetten. Standaard krijgen deze besturen de onderzoeksprogramma’s en onderzoeksopzetten toegestuurd, waarbij de RSA aanbiedt deze op verzoek mondeling toe te lichten. In de praktijk wordt hiervan nauwelijks gebruik gemaakt. Daarnaast krijgen alle bij een onderzoek betrokken dagelijks besturen de gelegenheid een bestuurlijke reactie te geven op de conclusies en aanbevelingen in het conceptrapport van een onderzoek. De bestuurlijke reactie(s) worden, voorzien van een nawoord van de RSA, integraal opgenomen in het eindrapport van het onderzoek. De dagelijks besturen hebben tot nu toe niet altijd van de gelegenheid gebruik gemaakt om een bestuurlijke reactie te geven op het conceptrapport. Dit was in het bijzonder het geval bij de zogeheten benchmarkonderzoeken. De reden hiervoor is de RSA soms gemeld (De Baarsjes, vanwege een wisseling van portefeuillehouders), soms ook niet (Slotervaart bij 2 onderzoeken, Zeeburg éénmaal). De RSA heeft een enkele bestuurlijke reactie ver na de sluitingstermijn ontvangen, zodat deze ook niet meer als losbladige bijlage bij het rapport kon worden opgenomen. Dat laatste doet de RSA als de bestuurlijke reactie ná de sluitingstermijn, maar vóór de publicatie wordt ontvangen. De RSA heeft enige malen de termijn voor de bestuurlijke reactie - die in de regel twee weken is na verzending van het conceptrapport door de RSA - op verzoek van dagelijks
48
besturen verlengd. Desondanks is door een enkel dagelijks bestuur kritiek geuit op de omvang van de termijn voor bestuurlijke reactie, die te kort zou zijn. 5.5 Ambtelijke apparaten Net als de dagelijks besturen, ontvangen de stadsdeelsecretarissen voorafgaande aan een onderzoeksjaar het onderzoeksprogramma. In de regel leidt dit niet tot een verzoek dit programma toe te lichten. Bij het begin van een onderzoek stelt de RSA de stadsdeelsecretaris bovendien op de hoogte van de werkwijze door middel van de toezending ven een onderzoeksopzet. Vrij kort daarna neemt de RSA contact op met de ambtelijke organisatie om het onderzoek te introduceren, de doelen van het onderzoek uit te leggen en praktische afspraken te maken over de uitvoering. Meestal wordt hierbij gestreefd naar één contactpersoon per organisatie. De RSA vraagt de ambtelijke organisatie om het aanleveren van documenten, gegevens uit databestanden en (soms) om aanvullende informatie door middel van vragenlijsten of interviews. De RSA streeft er altijd naar het beslag voor de ambtelijke organisatie zo beperkt mogelijk te houden. In de praktijk blijkt dat die (onderdelen van) stadsdelen, die het best georganiseerd zijn, de minste moeite hebben om uitvoering te geven aan de vragen van de RSA. Tenslotte legt de RSA aan de ambtelijke organisatie de nota van bevindingen van het onderzoek voor. De reactietermijn hiervoor is twee weken. Deze is in vrijwel alle gevallen gehaald; soms geeft de RSA de ambtelijke organisatie enige dagen uitstel voor de oplevering van de ambtelijke reactie. 5.6 Media De RSA voert haar eigen communicatiebeleid over haar activiteiten. Zij bepaalt het tijdstip van publicatie en de wijze waarop met de media wordt gecommuniceerd, onder andere via persberichten. • Onderzoeksprogramma: Bij het uitbrengen van het onderzoeksprogramma brengt de RSA de media actief op de hoogte van de onderwerpen voor onderzoek. Soms via een persbericht, soms via antwoorden op mondelinge vragen. • Uitkomsten onderzoek: De RSA brengt de media kort voorafgaande aan de publicatie van een onderzoek op de hoogte via een zogeheten persvooraankondiging. Hierin krijgt de media te horen op welk tijdstip en welke locatie de RSA de uitkomsten toelicht in een zogeheten persbriefing. • Incidentele contacten: Soms verzoekt de media om meningen of opinies van de RSA ten aanzien van actuele vraagstukken. Deze geeft de RSA in de regel niet, tenzij de uitspraken gerelateerd kunnen worden aan de gepubliceerde rapporten. Over lopend onderzoek communiceert de RSA niet. 5.7 Conclusies In het algemeen verloopt de communicatie tussen de RSA en de actoren in de omgeving goed. Een beperkt aantal knelpunten en vraagstukken doen zich hierbij voor:
49
• • •
• •
50
Geen goed zicht van de RSA op de behandeling (en daarmee het draagvlak) van de groslijsten voor het onderzoeksprogramma Een relatief geringe belangstelling van de briefings van de RSA aan de stadsdeelraden kort voorafgaan aan de publicatie. Het ontbreken van de bestuurlijke reactie van het dagelijks bestuur (Slotervaart) of het niet tijdig indienen van deze reactie. In een beperkt aantal gevallen vinden de dagelijks besturen de termijnen voor het bestuurlijk wederhoor (2 weken) te kort. Incidenteel verlengt de RSA deze termijnen op verzoek van de dagelijks besturen (naar 3 of 4 weken). De RSA kiest er niet voor deze structureel te verlengen naar 3 of 4 weken, omdat de ervaring uitwijst dat dan opnieuw redenen worden aangevoerd om verlenging aan te vragen. Bovendien blijkt in de praktijk de periode van 2 weken doorgaans goed te werken. Het contact met de dagelijks besturen en de ambtenaren over de uitvoering van onderzoeken verloopt in het algemeen goed. Met uitzondering van stadsdeel Zeeburg, kunnen de stadsdeelraden zich goed vinden in het communicatie- en publicatiebeleid van de RSA. Wel ontvangt de RSA soms geluiden uit de stadsdeelraden dat de persberichten van de RSA ‘scherper’ zijn dan de inhoud van de rapporten.
6
Verantwoording
6.1 Opzet begroting en jaarrekening De rekenkamer — alle aangesloten onderdelen (Rekenkamer Amsterdam, Rekenkamer Zaanstad, Rekenkamer Amsterdam-Centrum en de RSA) - stelt de jaarrekening op aan de hand van de concernrichtlijnen van de Gemeente Amsterdam. Voor het opstellen van de jaarrekening heeft de gemeente gestandaardiseerde formats vastgesteld. In de jaarrekening legt de directeur Rekenkamer Amsterdam verantwoording af aan de gemeenteraad over de financiën en de geleverde productie. De jaarrekening dient ook als verantwoordingsdocument voor de raden van gemeente Zaanstad, Stadsdeel Amsterdam Centrum en de gezamenlijk bij de RSA aangesloten stadsdelen. Om die reden zijn ook de kosten en opbrengsten en de opgeleverde producten van deze participanten in de jaarrekening verantwoord. Op basis van de regels in het protocol betalen de stadsdelen jaarlijks voorschotbedragen die zijn gebaseerd op het aantal inwoners. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van overeengekomen indexcijfers. In de jaarlijks op te stellen (geactualiseerde) begroting worden deze voorschotbedragen als baten in de begroting van de rekenkamer opgenomen. De werkelijke opbrengst voor de rekenkamer is gebaseerd op de geleverde onderzoeksdagen. Het verschil tussen de voorschotbedragen en de werkelijke geleverde onderzoeksdagen wordt naar de balans overgemaakt om te worden verrekend in de volgende jaren. De kosten voor een onderzoeksdag worden jaarlijks nacalculatorisch bepaald door alle kosten van de rekenkamer te delen door de werkelijk gerealiseerde dagen. De medewerkers leggen hun bestede tijd vast in een tijdregistratiesysteem. Hieraan worden nog de dagen toegevoegd die eventueel gemaakt zijn door ingehuurde externe medewerkers en deskundigen. Bij het doorbelasten van de dagen wordt bij de stadsdelen nog een aansluitingskorting toegepast. Dit omdat de rapporten van de stadsdelen ook worden gebruikt door de centrale stad en omdat de aansluiting van de stadsdelen het de rekenkamer mogelijk maakt om — vanwege de schaalgrootte — efficiënter onderzoek te doen. 6.2 Accountantscontrole De jaarrekening wordt jaarlijks gecontroleerd door een accountant. De door de accountant afgegeven accountantsverklaring wordt als bijlage in de jaarrekening opgenomen. Over de jaren 2006 tot en met 2008 zijn de volgende verantwoordingsstukken opgesteld en gecontroleerd: - Jaarrapportage 2006, goedgekeurd 22 maart 2007 door de Accountantsdienst Utrecht; - Jaarrapportage 2007, goedgekeurd 14 maart 2008 door Accountantskantoor Ernst & Young;
51
Jaarrekening 2008, goedgekeurd 27 februari 2009 door Accountantskantoor Ernst & Young. De jaarcijfers worden niet door ACAM gecontroleerd, omdat de rekenkamer ten opzichte van ACAM een onafhankelijke positie moet kunnen innemen. De accountantswisseling in 2007 is een gevolg van dat de Accountantsdienst Utrecht vanaf 2007 geen externe accountantsverklaringen meer mag afgeven. De accountantscontrole vanaf 2007 is aan Ernst & Young gegund op basis van een offerteprocedure, waarbij dit kantoor de meest voordelige aanbieding heeft gedaan. -
6.3 Jaarverslag De RSA maakt, net zo min als voor de overige aangesloten onderdelen, bovenop de jaarrekening zoals deze is voorgeschreven door de concernrichtlijnen van de gemeente Amsterdam, geen afzonderlijk (publieksvriendelijk) jaarverslag.
52
7
Visies, opinies en meningen De RSA heeft er in het kader van deze zelfevaluatie uiteindelijk niet voor gekozen zelf in gesprek te gaan met betrokkenen en ‘stakeholders’ van de RSA om hun visies, opinies en meningen over het functioneren van 3 jaar RSA te inventariseren. Zij laat dit graag over aan de externe evaluatiecommissie, voor zover deze commissie daarvoor kiest. Wel baseert de RSA zich in de hoofdstuk op een werkconferentie die op verzoek van de Klankbordgroep RSA op 16 oktober 2008 is georganiseerd. Hierin werden de resultaten en werkwijze van de RSA werden geëvalueerd. Aanwezig waren leden van stadsdeelraden, dagelijks bestuurders en griffiers. Overigens treft u in de overige hoofdstukken, behorend bij het betreffende onderwerp, ook voorbeelden van opinies en meningen van betrokkenen.
7.1 Enquête Als voorbereiding op de conferentie was door de Klankbordgroep een enquête onder stadsdeelraadsleden georganiseerd over het functioneren van de RSA. Hoewel vanwege de lage respons voorzichtig moet worden omgegaan met de uitkomsten, zijn enige resultaten de moeite waard. Zo was de bestuurlijke setting van de RSA bij lang niet alle raadsleden duidelijk. 40% dacht dat de directeur van de RSA door de gemeenteraad of het college van B&W wordt benoemd. 50% dacht dat de gemeenteraad (van de centrale stad) meebetaalt aan de RSA. Ook over het totstand komen van de onderzoeks-programmering dacht 50% dat de stadsdeelraad die vaststelt. Beter was de kijk van de raadsleden op het doel van het rekenkameronderzoek: bijna iedereen wist dat de RSA de raad helpt bij haar kaderstellende en controlerende taken. Ook had bijna iedereen wel eens een rekenkamerrapport gelezen en wist 80% een titel van een rapport te noemen. 80% had bovendien wel eens één of meer rekenkamerrapporten bij een optreden in de raad gebruikt. Samenvattend uit de enquête: het onderzoek van de RSA is bij raadsleden bekend en wordt ook gewaardeerd, maar de formele positie (de RSA is een orgaan ingesteld door de raad ten behoeve van de raad) is bij lang niet iedereen duidelijk. 7.2 Werkconferentie De aanwezigen op de werkconferentie vroegen aandacht voor de volgende onderwerpen.
Onderzoeksprogrammering Over de onderzoeksprogrammering werd een aantal punten ingebracht. 1. Over het algemeen waren de aanwezigen van mening dat het goed is dat de RSA degelijke rapporten schrijft. Het is niet de bedoeling dat de RSA zich te veel richt op de waan van de dag. Wel vroeg men naar de mogelijkheid om in het onderzoeksprogramma ruimte te maken voor quick scan onderzoeken naar actuele onderwerpen.
53
2. De onderzoeken naar de jaarrekening werden niet door alle aanwezigen gewaardeerd, omdat zij weinig toegevoegde waarde zouden bieden. Anderen ervoeren deze onderzoeken juist als een nuttige aanvulling. De RSA zal deze onderzoeken in de toekomst niet elk jaar meer uitvoeren. 3. Een enkele aanwezige was van mening dat er mede door de constructie van de RSA (met 8 aangesloten stadsdelen) er veel rapporten worden gepubliceerd, waar de betrokken stadsdeelraad niets mee kon. Deze opvatting werd door andere aanwezigen niet gedeeld. Zij herkenden zich juist in de gekozen onderwerpen, die mede na overleg met leden van de stadsdeelraden waren geselecteerd. 4. Verder werd opgemerkt dat de groslijst van onderwerpen voor onderzoek vrij laat wordt verspreid, waardoor er weinig tijd is om deze in de stadsdeelraad te bespreken. In de afgelopen 3 jaar is steeds ongeveer gedurende één maand aan de raden de tijd geboden om de groslijst te bespreken.
Onderzoeksuitvoering Door een enkele aanwezige werd naar voren gebracht dat de claim van de RSA op het ambtelijke apparaat erg groot is. Overigens ervoeren lang niet alle deelnemers aan de conferentie dit als een probleem. Van de kant van de RSA is er bij de uitvoering van elk onderzoek aandacht voor de tijd en inspanning van ambtenaren. Steeds weer blijkt daarbij dat die (onderdelen van) stadsdelen, die het best georganiseerd zijn, de minste moeite hebben om uitvoering te geven aan de vragen van de RSA.
Toegankelijkheid rapporten De aanwezigen op de werkconferentie waren over het algemeen van mening dat de rapporten van de RSA helder zijn geschreven. Wel vroeg men aandacht voor de toegankelijkheid van de samenvattingen. Een enkeling merkte ook op dat er in rapporten meer aandacht mag zijn voor de positieve bevindingen uit een onderzoek.
Behandeling rapporten Verschillende aanwezigen stelden vragen of uitten verontrusting over de wijze waarop de stadsdeelraden de rapporten van de RSA bespreken, dan wel bespreekbaar kunnen maken. Nog tijdens de conferentie gaf de griffie van stadsdeel De Baarsjes een toelichting op het in dat stadsdeel ingevoerde protocol voor de behandeling van rapporten van de RSA. Inmiddels hebben 5 stadsdelen een dergelijke procedure formeel vastgesteld (Bos en Lommer, De Baarsjes, Oud-West, Slotervaart en Westerpark). Eén stadsdeel (Zeeburg) heeft informeel een procedureafspraak gemaakt.
Beeldvorming en bekendheid Enkele aanwezigen op de conferentie wezen op de relatieve onbekendheid met de RSA binnen de stadsdeelraad. Op grond van de naam ‘rekenkamer’ gingen raadsleden er vanuit dat de RSA vooral gericht was op onderzoek naar cijfers. De meeste aanwezigen meenden dat dit een tijdelijk probleem was, dat inmiddels was verholpen. Bij nieuwe raadsleden blijft het wel om aandacht vragen.
54
Andere deelnemers aan de conferentie gingen in op de beeldvorming van de RSA in de media, onder andere naar aanleiding van het onderzoek naar subsidieverstrekking in stadsdeel Zuidoost. Een enkeling vond de persberichten van de RSA te politiek gericht. Deze zouden neutraal van toon moeten zijn en genuanceerd de bevindingen moeten weergeven. Anderen herkenden zich niet in deze opvatting. 7.3 Conclusie De bekendheid van de RSA is redelijk te noemen, maar kan onder bepaalde groepen nog worden verbeterd. Het gaat daarbij om de positie, taken en werkwijze. Opgelet moet worden dat de primaire klant van de RSA, de stadsdeelraden, niet teveel ‘afgeschermd’ worden van diezelfde RSA door de leden van de Klankbordgroep RSA. Dit geldt zeker voor de periode na de verkiezingen 2010, indien nieuwe raadsleden opnieuw moeten worden ingewerkt en kennis kunnen maken met de RSA. Ook moet de RSA ervoor waken dat haar producten geen ‘onderonsje’ worden tussen RSA en dagelijks bestuur zonder tussenkomst of inbreng vanuit de stadsdeelraad (‘de RSA als adviseur van het dagelijks bestuur’). Positief in dat licht is dat de meeste stadsdeelraden inmiddels een formele procedure voor behandeling van rapporten hebben vastgesteld, waardoor behandeling en bespreking ervan ‘onontkoombaar’ is en stadsdeelraden kunnen wennen aan het nut om dergelijke rapporten te behandelen. De RSA doet in het algemeen goed haar werk, volgens een meerderheid van meningen. Slechts enkelen hebben kritiek op de wijze waarop de RSA functioneert: niet de juist onderwerpen, onvoldoende tijd voor selectie van onderwerpen in de groslijst, onvoldoende aandacht voor positieve punten, te politiek, te grote claim op ambtelijk apparaat. In perspectief: een aantal ambtenaren (directeuren) en sommige collegeleden in de gemeente Zaanstad (waar wij voor de Rekenkamer Zaanstad in beginsel dezelfde werkwijze volgen als voor de RSA) zijn nogal kritisch op het te grote tijdsbeslag dat deze RSA legt op het ambtelijk apparaat en zijn (naar onze indruk onterecht) van mening dat de onderzoeken van deze rekenkamer ‘overlap’ hebben of ‘dubbelop’ zijn ten opzichte van die van het college (zie evaluatie van de Rekenkamer Zaanstad, Rekenkamer in drievoud, Castenmiller & Van Dam, mei 2009). Dergelijke ‘geluiden’ ontvangen wij nauwelijks voor de RSA vanuit de stadsdelen.
55
56
8
Conclusies en aanbevelingen voor verbetering
8.1 Conclusies De RSA heeft in 3 jaar tijd een solide basis gelegd en is redelijk tot goed verankerd in de bestuurscultuur van de stadsdelen. Mede door gebruik te maken van de expertise en ervaring van het bureau van de Rekenkamer Amsterdam kon de RSA een ‘vliegende start’ maken in 2006. De RSA is met de aangesloten stadsdelen een ambitieus ‘pakket van afspraken’ overeengekomen bij de start. Deze ambities zijn kwantitatief en kwalitatief in termen van onderzoek waargemaakt en hebben daarmee een solide basis gelegd, maar er is dan ook meer gedaan (in termen van capaciteit en geld) dan vooraf was voorzien. De vooraf voorgenomen omvang van onderzoeken (groot en klein) blijkt op basis van de ervaringen in de afgelopen 3 jaar niet geheel realistisch. Daarnaast heeft de RSA extra onderzoek uitgevoerd in de vorm van verzoek- en vervolgonderzoek. Om binnen de vooraf afgesproken kaders te blijven, zal de RSA de komende jaren moeten zoeken naar mogelijkheden voor ‘beperking’ van omvang en reikwijdte van de onderzoeken. Geen eenvoudige opgave, want de waardering voor de huidige kwaliteit van de onderzoeken en het gebruik (‘de doorwerking’) ervan is redelijk tot goed en wordt gewaardeerd. Korte en snelle onderzoeken worden in het algemeen in de Amsterdamse bestuurscultuur van de stad en de stadsdelen, een cultuur waarin het ultieme feitelijke bewijs geleverd moet worden voordat een boodschap wordt ‘vertrouwd’ en wordt overgenomen, onvoldoende geaccepteerd van een nog jonge organisatie als de RSA die zichzelf nog moet bewijzen. De fusie van stadsdelen in 2010 biedt evenwel uitkomst bij deze opgave: de huidige 9 aangesloten stadsdelen bij de RSA gaan over in 4 nieuwe stadsdelen (West, Nieuw West, Oost en Zuid), waarin tevens 2 thans niet-aangesloten stadsdelen (Oud-Zuid en Osdorp) zullen opgaan. Hierdoor ontstaat enerzijds meer ‘armslag’ en anderzijds zal ongetwijfeld de ‘bestuursdrukte’ in de onderzoeken afnemen (4 in plaats van 9 besturen), waardoor deze efficiënter kunnen worden uitgevoerd. De door de RSA gekozen strategie (afgeleid van die van de Rekenkamer Amsterdam, met hier en daar maatwerk richting het collectief van de stadsdelen en soms richting individuele stadsdelen) van een accent op onafhankelijkheid, gedegenheid en daadkracht blijkt te werken. Dit ‘werken’ komt vooral tot uitdrukking in de impact die de rapporten hebben op het dagelijks bestuur en het ambtelijk apparaat (rol: de RSA levert een bijdrage aan verbetering van beleid en uitvoering) en nog in wisselende mate op de behandeling ervan in de stadsdeelraden (rol: de RSA levert een bijdrage aan de kaderstellende en controlerende taak van de stadsdeelraden). Deze ‘ondersteunende’ rol van de RSA voor de stadsdeelraden zal de komende jaren verder aandacht moeten krijgen. Dit heeft te maken met de bekendheid van de RSA, wellicht ook met de betrokkenheid van de stadsdeelraden bij de RSA, maar is uiteindelijk ook afhankelijk van de wil en wens van de stadsdeelraden om een rekenkamer echt te gebruiken. De RSA krijgt de kans en zal die moeten benutten om de verankering in de bestuurscultuur verder te verstevigen bij de verkiezingen en de fusie van stadsdelen in 2010.
57
8.2 Aanbevelingen voor verbetering Voor de RSA zien wij de volgende verbeterpunten of opgaven voor de (nabije) toekomst: • Zoeken naar wegen om de onderzoeken beperkt te houden, zonder dat deze aan impact verliezen. Daarbij kan gedacht worden aan ‘kleine’ onderwerpen, maar ook aan een grotere diversiteit van producten: naast onderzoek, bijvoorbeeld het organiseren van bijeenkomsten over thema’s. • Bekendheid van de RSA vergroten onder stadsdeelraadsleden door bijvoorbeeld presentaties en organiseren van bijeenkomsten. Met name voor de nieuwe stadsdeelraden na de verkiezingen in 2010 zal de RSA de gelegenheid moeten grijpen om de bekendheid te vergroten. • Zoeken naar mogelijkheden om het ‘commitment’ van de stadsdeelraden aan het onderzoeksprogramma en de onderzoeken te versterken. Hierbij kan — naar analogie van de Rekenkamer Rotterdam — gedacht worden aan een ‘vaste’ onderzoekscapaciteit in het onderzoeksprogramma, die de RSA jaarlijks inzet voor verzoeken vanuit de stadsdeelraden. • Met klankbordgroep of de stadsdeelraden bespreken van voor- en nadelen van huidige reactietermijnen voor ambtelijk en bestuurlijk wederhoor en voor reactie op groslijst voor het onderzoeksprogramma. • Aandringen op formele en vaste procedures voor behandeling van rapporten van de RSA voor die stadsdelen die deze nog niet hebben vastgesteld.
58
Bijlage 1: Protocol samenwerking
59
60
61
62
63
64
Bijlage 2: Begroting RSA d.d. 6 september 2005
Memo aan van betreft datum
Voorbereidingsgroep Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam Victor Eiff Begroting Rekenkamer stadsdelen 6 september 2005
1. Inleiding De voorbereidingsgroep Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam heeft de directeur van de Rekenkamer Amsterdam in de vergadering van 6 juli gevraagd een voorstel in te dienen voor kosten (budget) en prestaties van de Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam. Een eerste versie van dit voorstel is in de vergadering van de voorbereidingsgroep Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam op 25 augustus besproken. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen die in voorliggende notitie zijn verwerkt. In deze notitie wordt eerst ingegaan op een aantal uitgangspunten voor budget, prestaties en werkwijze. Vervolgens wordt een aantal scenario’s voor budget en prestaties gepresenteerd. Tot slot bevat deze notitie een conclusie met voorstel. 2. Uitgangspunten voor budget en prestaties Hoewel het benodigde budget voor de productie van de Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam sterk afhankelijk is van de kwantiteit en omvang van die productie (en er zodoende een groot aantal scenario’s mogelijk zijn), is er wel sprake van een aantal (vaste) uitgangspunten die aan de berekeningen ten grondslag liggen: • Soorten producten • Integrale kosten per rekenkamerdag • Minimale omvang producten (som en onderdelen) • Landelijke normen voor rekenkamer of rekenkamerfunctie • Wensen en adviezen vanuit de stadsdelen • Organisatie van bestuurlijk overleg stadsdeelraden en rekenkamer
65
a. 3 Soorten producten Het betreft het budget voor een onafhankelijke rekenkamer van de stadsdelen en geen budget voor het verrichten van onderzoek alleen. De onafhankelijke rekenkamer van de stadsdelen levert op hoofdlijnen 3 producten: • Bestuurlijk overleg • Onderzoeksprogramma • Onderzoek
Vanuit de ervaring met de rekenkamer Amsterdam en Zaanstad en lokale rekenkamers elders staan de inspanningen om deze producten op te leveren in een bepaalde verhouding, die in het algemeen als volgt kan worden vastgesteld (in tijd en geld): • Bestuurlijk overleg: 10% • Onderzoeksprogramma: 20% • Onderzoek: 70%
b. Integrale kosten per rekenkamerdag Hoewel over een tijdspanne van een heel kalenderjaar nog ervaring moet worden opgedaan, zijn — op basis van de begroting — wel voorcalculatorisch de integrale kosten berekend; deze komen neer op gemiddeld circa € 775 per rekenkamerdag (voor de 3 producten). In deze integrale kosten zijn opgenomen kosten voor overhead, kapitaalslasten etc. Deze integrale kosten zullen overigens wel jaarlijks geïndexeerd worden op basis van loon- en prijsontwikkelingen.
c. Minimale omvang producten (som en onderdelen) Zoals onder a opgenomen bestaat het “standaardpakket” van de Rekenkamer uit 3 soorten producten. Op grond hiervan is een minimale omvang van de productie aan te geven, waarvoor de rekenkamer (op jaarbasis) kan functioneren bij 1 bestuurlijke organisatie (gemeente of stadsdeel): • Bestuurlijk overleg: tenminste 10 rekenkamerdagen • Onderzoeksprogramma: tenminste 20 rekenkamerdagen (minimaal aantal rekenkamerdagen in eerste jaar, in opvolgende jaren kan mogelijk minder rekenkamerdagen een onderzoeksprogramma worden opgesteld; investeringsvoordeel) • Onderzoek: onderzoek van gemiddelde grootte is afhankelijk van de complexiteit van bestuurlijke organisatie. Ter indicatie de omvang van één onderzoek bij verschillende bestuurlijke organisaties: o Stadsdeel: 50-100 onderzoeksdagen o Middelgrote gemeente: 150 onderzoeksdagen o Grootte gemeente (A’dam): 250-350 onderzoeksdagen Al met al bedraagt de minimale omvang van “het Rekenkamer zijn” voor een individueel stadsdeel 10 + 20 + 50=80 rekenkamerdagen. Gelet op de integrale kosten van € 775 per rekenkamerdag bedragen de minimale kosten (budget) van een Rekenkamer op jaarbasis € 62.000 euro. Bij deelname van 6 of 8 stadsdelen zou het budget daarmee respectievelijk € 372.000 of € 496.000 bedragen.
66
In de navolgende scenario’s voor de Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam wordt dit minimale scenario vertaald naar de groep van stadsdelen, waarbij zich uiteraard schaalvoordelen kunnen voordoen, als gevolg van: - gezamenlijk bestuurlijk overleg - gezamenlijke onderzoeksprogrammering - overkoepelend onderzoek over de stadsdelen (benchmark-onderzoek over het geheel of over meerdere stadsdelen).
d. Landelijke normen voor een rekenkamer of rekenkamerfunctie De Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamerfuncties (NVRR) heeft onlangs een inventarisatie uitgevoerd naar de kosten van rekenkamers en rekenkamerfuncties. Deze kosten variëren sterk, maar gemiddeld is circa 1 € tot 1,50 € per inwoner beschikbaar. Wij gaan uit van gemiddelde kosten van € 1,00.
e. Wensen vanuit de stadsdelen Tijdens de vergadering met de Voorbereidingsgroep Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam op 6 juli 2005 is aangegeven dat behoefte bestaat aan benchmark-onderzoek tussen de totale groep van stadsdelen en sommige stadsdelen daarnaast prijs stellen op individueel op de stadsdelen gericht onderzoek (onderwerpen die één of enkele stadsdelen betreffen). Tijdens de vergadering van de Voorbereidingsgroep van 25 augustus is daaraan toegevoegd, dat de voorkeur uitgaat naar jaarlijks één benchmark-onderzoek en een zodanige onderzoeksuitvoering dat elk van de aangesloten stadsdelen minimaal éénmaal per twee jaar betrokken is bij een specifiek op dat stadsdeel gericht onderzoek (hetgeen ook een onderzoek kan zijn waarbij meerdere stadsdelen zijn betrokken).
f. Adviezen vanuit de stadsdeelraden In de vergadering van de Voorbereidingsgroep van 25 augustus zijn de mogelijkheden verkend om als Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam in te spelen op adviezen voor onderzoek (waaronder snel en klein onderzoek) vanuit de stadsdeelraden of vanuit de klankbordgroep waarin de stadsdelen zijn vertegenwoordigd. Met inachtneming van de onafhankelijke positie kan de Rekenkamer hieraan tegemoet komen onder de volgende voorwaarden: - de adviezen vervangen het onderzoeksprogramma van de Rekenkamer niet, zij worden bij voorkeur ingebracht door of via de klankbordgroep na vaststelling van het onderzoeksprogramma door de Rekenkamer - aan de adviezen dient een stadsdeelraadsbesluit of een besluit van de klankbordgroep ten grondslag te liggen - de klankbordgroep en de Rekenkamer zien toe op een evenwichtige spreiding van onderzoek dat wordt uitgevoerd naar aanleiding van de adviezen.
g. Efficiency van het bestuurlijk overleg rekenkamer met de stadsdelen en investeren in een onderzoeksprogramma Indien het bestuurlijk overleg tussen de rekenkamer en de stadsdelen (over de bedrijfsvoering/begroting/rekening, maar ook over het procesverloop van het
67
onderzoek) kan verlopen via een “vertegenwoordigingsgroep” (bijvoorbeeld voortzetting van de huidige voorbereidingsgroep) kan aanzienlijke efficiency-winst worden bereikt. Ook is efficiency-winst te bereiken indien voor meerdere stadsdelen tegelijkertijd een onderzoeksprogramma wordt opgeleverd. De verhouding tussen de drie producten kan als gevolg hiervan wijzigen in: • Bestuurlijk overleg: 5% • Onderzoeksprogramma: 15% • Onderzoek: 80% De besteding van de tijd aan het onderzoeksprogramma (15%) is vooral gebaseerd op de verwachte tijdsbesteding in het eerste jaar. Daarmee wordt als het ware in het eerste jaar “geïnvesteerd”, op grond waarvan de jaren daarna een onderzoeksprogramma met minder capaciteit kan worden opgesteld. De vrijkomende capaciteit kan in die jaren worden aangewend voor onderzoek, zodat de verhouding tussen onderzoeksprogramma en onderzoek dan mogelijk kan verschuiven naar respectievelijk 10% en 85%.
h. Budget voor een periode van 6 jaar Uitgangspunt is dat de samenwerkende stadsdelen het budget voor onderzoek door de Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam vaststellen voor een periode van 6 jaar. Onverlet de budgetbevoegdheid van de stadsdeelraden om jaarlijks de bijdrage aan de Rekenkamer vast te stellen, ligt het in de bedoeling om de rekenkamer na een periode van 3 jaar te evalueren. Belangrijke evaluatiepunten specifiek gericht op de samenwerking in deze Rekenkamer zijn onder meer: verdeling over “soorten” onderzoek en spreiding van onderzoek over de stadsdelen. 3.
Scenario’s voor budget en prestaties: 6 of 8 stadsdelen
Mede op basis van de hiervoor geschetste uitgangspunten zijn de volgende scenario’s voor budget en prestaties onderscheiden op basis van de toepassing van de normen van budget per inwoner. A: scenario’s gebaseerd op deelname van 6 stadsdelen B: scenario’s gebaseerd op deelname van 8 stadsdelen
68
A. Scenario’s gebaseerd op deelname van 6 stadsdelen Toepassing van de norm van gemiddeld circa €1,00 per inwoner levert bij deelname van de volgende 6 stadsdelen het volgende budget op jaarbasis voor de rekenkamer op:
Stadsdeel
Inwonertal 2005
Slotervaart Zeeburg Geuzenveld-Slotermeer Zuid-Oost De Baarsjes Oud-West Totaal
Bedrag rekenkamer in €
44.570 42.243 40.888 80.550 34.472 31.840 274.563
44.570 42.243 40.888 80.550 34.472 31.840 274.563
Uitgaande van een budget van € 274.563 en gelet op de verhouding: • bestuurlijk overleg (5 %) • onderzoeksprogramma (15%) • onderzoek (80%) Dit levert bij een integrale kostprijs van € 775 de volgende aantallen rekenkamerdagen en budget over de 3 producten op (afgerond):
Rekenkamerdagen Budget in € Bestuurlijk overleg Onderzoeksprogramma Onderzoek Totaal
18 53 283 354
13.950 41.075 219.325 274.350
De inzet voor de directe onderzoeksdagen (283 dagen) kan als volgt worden ingevuld:
Scenario A1: 1 benchmark-onderzoeken over de 6 stadsdelen van circa 190 onderzoeksdagen en een middelgroot onderzoek (van één of een beperkt aantal stadsdelen) van circa 90 dagen Scenario A2: 1 benchmark-onderzoek over de 6 stadsdelen (190 dagen) en 2 kleinere onderzoeken (van één specifiek stadsdeel) van 45 dagen per onderzoek De voor- en nadelen van de scenario’s op een rijtje:
Scenario op jaarbasis
Voor- en nadelen
A1: 1 benchmark-onderzoek van alle 6 en 1 middelgroot onderzoek
Alle 6 de stadsdelen worden in een benchmark-onderzoek per jaar en eens in de twee jaar in een middelgroot onderzoeken betrokken Alle 6 de stadsdelen worden in een benchmark-onderzoek per jaar en eens in de drie jaar in een specifiek klein onderzoek betrokken
A2: 1 benchmark-onderzoek van alle 6 en 2 kleine onderzoeken
69
B. Scenario’s gebaseerd op deelname van 8 stadsdelen Toepassing van de norm van gemiddeld circa €1,00 per inwoner levert bij deelname van de volgende 8 stadsdelen het volgende budget op jaarbasis voor de rekenkamer op:
Stadsdeel Bos en Lommer Zuider-Amstel Slotervaart Zeeburg Geuzenveld-Slotermeer Zuid-Oost De Baarsjes Oud-West. Totaal
Inwonertal 2005
Bedrag rekenkamer in €
30.989 47.041 44.570 42.243 40.888 80.550 34.472 31.840 352.593
30.989 47.041 44.570 42.243 40.888 80.550 34.472 31.840 352.593
Uitgaande van een budget van € 352.593 en gelet op de verhouding: • bestuurlijk overleg (5 %) • onderzoeksprogramma (15%) • onderzoek (80%) Dit levert bij een integrale kostprijs van € 775 de volgende aantallen rekenkamerdagen en budget over de 3 producten op (afgerond):
Rekenkamerdagen Budget in € Bestuurlijk overleg 23 17.825 Onderzoeksprogramma 68 52.700 Onderzoek 364 282.100 Totaal 455 352.625 De inzet voor de directe onderzoeksdagen (364 dagen) kan als volgt worden ingevuld:
Scenario B1: 2 benchmark-onderzoeken over de 8 stadsdelen van circa 180 onderzoeksdagen Scenario B2: 1 benchmark-onderzoek over de 8 stadsdelen (180 dagen) en 2 middelgrote onderzoeken (van één of een beperkt aantal stadsdelen) van circa 90 dagen per middelgroot onderzoek Scenario B3: 1 benchmark-onderzoek over de 8 stadsdelen (180 dagen) en 4 kleinere onderzoeken (van één specifiek stadsdeel) van 45 dagen per klein onderzoek
70
De voor- en nadelen van de scenario’s op een rijtje:
Scenario op jaarbasis
Voor- en nadelen
B1: 2 benchmark-onderzoeken
Alle 8 de stadsdelen worden in twee benchmark-onderzoeken per jaar betrokken Alle 8 de stadsdelen worden in een benchmark-onderzoek per jaar en eens in de twee jaar in een specifiek onderzoek betrokken Alle 8 de stadsdelen worden in een benchmark-onderzoek per jaar en eens in de twee jaar in een specifiek onderzoek betrokken
B2: 1 benchmark-onderzoek van alle 8 en 2 middelgrote onderzoeken
B3: 1 benchmark-onderzoek van alle 8 en 4 kleine onderzoeken
4.
Conclusie
Uiteraard met respect voor de keuze en motieven van de Voorbereidingsgroep van stadsdelen gaat de voorkeur van de Rekenkamer bij deelname van 6 stadsdelen uit naar scenario A1 (1 benchmark-onderzoek van alle 6 en 1 middelgroot onderzoek). Bij deelname van 8 stadsdelen gaat de voorkeur uit naar scenario B2 (1 benchmarkonderzoek van alle 8 en 2 middelgrote onderzoeken). Indien een dergelijke keuze voor een periode van 6 jaar wordt gemaakt, ontstaat ook de mogelijkheid — bij gelijkblijvende onderzoekscapaciteit — de “soorten” onderzoek over de jaren heen te laten verschillen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan: (voorbeeld 8 stadsdelen) 2006: 1 benchmark-onderzoek van alle 8 en 2 middelgrote onderzoeken 2007: 2 benchmark-onderzoeken 2008: 1 benchmark-onderzoek en 4 stadsdeelspecifieke, kleine, onderzoeken 2009: etc.
71
72
Bijlage 3: Persbericht
73
74