Leerplan basisonderwijs 2.4.4 Bijbel "Het vak r.-k. godsdienst wil in de godsdienstige en gelovige benadering van de werkelijkheid vooral de kern van het christendom aan bod laten komen: het Woord Gods, zoals het leeft in het Oude Verbond, in het Nieuwe Verbond (...). De geloofservaringen in bijbelverhalen kunnen herkenningsplaatsen zijn in het zoeken naar toekomst, houvast en geborgenheid." (Visietekst 080796) Omschrijving De Bijbel kan men zien als een verzameling van teksten waarin levenservaringen en geloof tot een eenheid versmolten zijn: 1. De Bijbel is 'openbaring'. 2. De Bijbel bevat gestolde neerslag van levenservaringen. 3. Deze ervaringen zijn beschreven en belicht vanuit geloof in God, die de schrijvers van de Bijbel geïnspireerd heeft. 4. De Bijbel is bron van geloof, hoop en liefde voor gelovigen en gemeenschap. 5. Bijbelteksten nodigen uit eigen leven te begrijpen vanuit een gelovige houding. 6. Dit begrijpen is gemeenschapsvormend. De Bijbel verhaalt de vele omgangsvormen tussen mens en God. Heel de Schrift is erop gericht de mysteriegevoelige snaar van het hart tot trillen te brengen. De verlossende boodschap van de Bijbel kan omschreven worden als een belofte, een aanklacht en een appèl of oproep van Godswege. De Bijbel is oude literatuur die als zodanig onderzocht dient te worden. Hij is niet uit de hemel gevallen. Juist daarom moet elk kritisch onderzoek rekening houden met het speciale karakter van deze literaire creatie: het gaat immers om godsdienstige literatuur, met name om een zeer heterogeen schriftelijk getuigenis van het godsgeloof van bepaalde mensengemeenschappen. Voor christenen is de Bijbel uitdrukking van het Woord van God, dat zich uitspreekt doorheen het getuigenis van concrete, historisch gesitueerde mensen. De Katechismus van de katholieke kerk zegt in dit verband: "In de heilige Schrift spreekt God tot de mens in de taal van de mensen. Om de Schrift goed te verklaren moet men dus letten op hetgeen de menselijke auteurs werkelijk hebben willen zeggen en wat God ons door hun woorden heeft willen openbaren. Om de bedoeling van de heilige auteurs te ontdekken moet men rekening houden met de tijdsomstandigheden en de cultuur waarin zij leefden, de 'literaire genres' die in die tijd in zwang waren, de toenmaals gangbare wijze van aanvoelen, spreken en vertellen. De waarheid wordt immers op een verschillende manier voorgesteld en uitgedrukt in teksten die op een uiteenlopende wijze historisch, profetisch en dichterlijk, of van een ander genre zijn. Maar aangezien de heilige Schrift geïnspireerd is, bestaat er een ander beginsel van juiste interpretatie, dat niet minder belangrijk is dan het voorafgaande, en zonder dit beginsel zou de Schrift een dode letter blijven. De heilige Schrift moet worden gelezen en verklaard in het licht van dezelfde Geest, door wie ze geschreven is." (nr. 109-111) Wat zegt het leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen over ‘Bijbel’? 1
Uiteraard heeft de Bijbel in de inhoud van het vak r.-k. godsdienst een belangrijke plaats. De Bijbel laat ons zien hoe God zich naar mensen richt en hoe mensen in het gewone leven God op het spoor komen. Wij zien dit in het geloofsverhaal van Israël. Christenen zien dit vervolgens in de verhalen en getuigenissen over Jezus van Nazaret, in wie zij het gelaat van God herkennen. Geloofsgemeenschappen hebben ervaringen en geloofsreflecties daarop neergeschreven. Deze kunnen onze ervaring opentrekken. De Bijbel is in essentie bedoeld als een boek dat communicatie op gang brengt en gemeenschapsvorming uitlokt, waarin ontmoeting met God gebeurt. Dit proces geeft leven en doet leven ontdekken. Voor christenen bestaat de Bijbel uit twee delen: het Oude en het Nieuwe Testament. Dit zijn evenwel christelijke begrippen. In het jodendom wordt de 'Schrift' niet aangeduid met 'Oude Testament', omdat er voor joden geen 'Nieuwe Testament' is. Voor de christelijke gemeenschap hangen het Oude en Nieuwe Testament nauw samen. Het Oude Testament is voor christenen onvervangbaar en op zich van blijvende waarde. Het heeft, wegens zijn zelfstandige inbreng aan godsopenbaring, van meet af aan een plaats gekregen naast het Nieuwe Testament. Het is daarom belangrijk de term 'Oude Testament' geenszins pejoratief te begrijpen. Om dit te vermijden spreekt men ook van 'Eerste en Tweede Testament'. Omdat het christendom ontstaan is uit het jodendom, is het Nieuwe Testament niet te begrijpen zonder het Oude. Het is van groot belang dat het Oude Testament goed functioneert in de godsdienstlessen. Het Nieuwe is ondermeer geschreven vanuit het Oude, maar omgekeerd is dit niet het geval. Christenen kunnen het Oude Testament wel lezen vanuit het Nieuwe, maar het Oude moet ook als zelfstandig boek voldoende tot zijn recht komen. Het heeft een eigen dynamiek en reikt op zelfstandige wijze een rijke waaier aan van beelden en modellen van de relatie tussen God en mens. Omgaan met de bijbelse geloofstaal ligt moeilijk voor kinderen omwille van het verwijzend karakter ervan. Kinderen zijn veeleer gevoelig voor de letterlijke betekenis van beelden en verhalen. Het gevaar is dat (magische) godsbeelden die hierop teruggaan, een hardnekkig en taai leven gaan leiden. Een doel van de bijbeldidactiek in de lagere school is deze klip te omzeilen, door vanaf het begin kinderen in hun omgang met de Bijbel op een spoor te zetten dat doorgroeikansen mogelijk maakt. In het leerplan worden voor elke cyclus binnen de onderwerpen keuzes gemaakt voor bijbelteksten. Deze zijn terug te vinden in hoofdstuk 5, bij de beschrijving van de doelen per onderwerp. Soms wordt enkel verwezen naar een genre van verhaal, waaruit men zelf een keuze kan maken. De belangrijkste criteria voor de keuze van teksten zijn: 1. voldoende inleefmogelijkheden, opdat kinderen de diepte van de boodschap kunnen aanvoelen; 2. het Gods- en/of Jezusbeeld dat kinderen zich kunnen vormen op basis van de tekst; 3. ankerpunten die men wil aanreiken, opdat kinderen zich een betekenisvol beeld kunnen vormen, waarin voldoende doorgroeiperspectieven vervat zijn. Wat zegt het leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen over ‘Bijbel’? 2
Omgaan met de bijbelse geloofstaal ligt moeilijk voor kinderen omwille van het verwijzend karakter ervan. Kinderen zijn veeleer gevoelig voor de letterlijke betekenis van beelden en verhalen. Het gevaar is dat (magische) godsbeelden die hierop teruggaan, een hardnekkig en taai leven gaan leiden. Een doel van de bijbeldidactiek in de lagere school is deze klip te omzeilen, door vanaf het begin kinderen in hun omgang met de Bijbel op een spoor te zetten dat doorgroeikansen mogelijk maakt. Men kan bij de verschillende onderwerpen verwijzen naar reeds gekende teksten. Zo kunnen verschillende aspecten van God en Jezus in hun samenhang belicht worden en worden te eenzijdige clichébeelden vermeden. Door regelmatig dwarsverbindingen te leggen tussen verschillende teksten kan er een totaalbeeld groeien. Het is een belangrijke weg om de kern van de geloofsboodschap van de Bijbel echt te laten doordringen. Zie in dit verband ook de invalshoeken Gods- en Jezusbeeld (2.4.8 en 2.4.9). In elke cyclus komt de Bijbel binnen via alle onderwerpen. Verder is gekozen voor één of twee grotere verhalenreeksen per cyclus. Dit is een tweevoudige benadering van bijbelverhalen: 1. Door een bijbelverhaal te koppelen aan een onderwerp brengt men het verhaal binnen in een ervaringscontext die de ontvankelijkheid voor de oorspronkelijke gestolde ervaring in het verhaal groter kan maken. Regelmatig dwarsverbindingen maken tussen de onderwerpen, laat de samenhang zien tussen verscheidene kleinere verhalen of verhaalfragmenten. 2. De grotere verhalenreeks heeft een grotere aanspreekkracht en sterkere identificatiemogelijkheden. Inhoudelijke aandachtspunten per cyclus zijn: 1. Voor de eerste cyclus: voor het Oude Testament staat het thema 'schepping' centraal; voor het Nieuwe Testament het leren kennen van Jezus in zijn relatie tot God en de medemensen. 2. Voor de tweede cyclus: Het Oude Testament brengt de figuren van Jozef en Mozes aan. Verder komen in de onderwerpen teksten aan bod uit de psalmen. Het oudste scheppingsverhaal wordt uitgediept. Voor het Nieuwe Testament staat de betekenis van Jezus voor de leerlingen en de christenen centraal. 3. In de derde cyclus komt de Bijbel in zijn totaliteit aan bod. Bijbel vormt een afzonderlijk onderwerp. Het is de bedoeling dat kinderen een zicht krijgen op de Bijbel in zijn geheel als boek en op de inhoudelijke dynamiek ervan. Uit het Oude Testament komt het exodusverhaal als rode draad centraal te staan. Er is ook aandacht voor het thema van de schepping. Elia komt als figuur in de belangstelling. De aandacht gaat, voor het Nieuwe Testament, vooral uit naar de eerste christelijke gemeenschap. Paulus staat op de voorgrond.
Wat zegt het leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen over ‘Bijbel’? 3
Plaats in het communicatieproces De Bijbel heeft een bijzondere plaats in de godsdienstlessen. Kinderen kunnen doorheen de teksten en verhalen uit de Bijbel ontdekken wat geloven voor mensen kan betekenen. Ze kunnen met elkaar spreken over wat dat bij hen teweegbrengt. Zo kunnen ze beluisteren wat God aan mensen te zeggen heeft. Dit kunnen ze op hun eigen wijze integreren, afhankelijk van hun vrije keuze. Het vertellen van bijbelverhalen kan communicatie op gang brengen tussen lezers of toehoorders onderling. In deze ‘bijbelse communicatie’ wil God ons op het spoor komen en ons uitnodigen om in een liefdes- en vriendschapsrelatie te treden met Hem en met medemensen. De Bijbel is in die zin ook gemeenschapsvormend. Vaak houdt deze uitnodiging een oproep in tot verandering en bekering. Alle gesprekspartners kunnen een rol spelen in het communicatieproces over een bijbelverhaal. Men moet erop durven vertrouwen dat de Bijbel een eigen kracht van spreken heeft (Woord). Zowel de leerkracht als de kinderen kunnen zich erdoor laten verrassen. Ze kunnen er elk hun eigen belevingen en inzichten bijleggen en samen groeien naar een dieper begrijpen van het verhaal, van elkaar en van zichzelf. Verscheidene aangepaste werkvormen (woord, beeld, dramatisering) komen in aanmerking om dit communicatieproces op gang te brengen. Opdat kinderen voeling kunnen krijgen met diepere betekenislagen in bijbelverhalen en -teksten dient men een didactiek uit te werken die de band tussen verhaal (of tekst) en werkelijkheid (zowel de oorspronkelijke als de hedendaagse voor kinderen) tot zijn recht laat komen. Men dient de brandende binnenkant' van teksten te ontdekken en zich te laten leiden door creatieve sensibiliteit, zowel ten aanzien van de werkelijkheid (toen en nu) als ten aanzien van de schriftuurlijke verwoording. Hieruit volgen drie belangrijke pijlers in de bijbeldidactiek: 1. De tekst laten spreken vanuit eigen kracht. 2. Gestolde geloofservaring en -reflectie die aan de basis ervan ligt, toegankelijk maken. 3. Ontdekken dat de tekst de mogelijkheid in zich draagt om eigen actuele ervaringen open te trekken en te doorleven in een gelovig perspectief.
Wat zegt het leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen over ‘Bijbel’? 4
Er zijn drie niveaus van communicatie te onderscheiden (zie verder in 4.4). Wanneer deze niveaus op het werken met bijbelverhalen en -teksten wordt toegepast, geeft dit het volgende: 1. Op alle leeftijden en in alle groepen is communicatie op het belevingsniveau van bijbelverhalen mogelijk. 2. Op het niveau van betekenisverlening kunnen de eerste stappen gezet worden in de eerste cyclus. De meeste kinderen tot ongeveer 10 jaar zoeken verklaringen op basis van concrete en zakelijke aspecten in een verhaal. Het ontwikkelen van symboolgevoeligheid is vanaf de eerste cyclus noodzakelijk in de omgang met bijbelverhalen. Het onderwerp 'symbolen' in de tweede cyclus is bedoeld om meer inzicht te krijgen in geloofstaal. Daar wordt dieper ingegaan op wat symbolen, beelden en metaforen zijn en wat hun bedoeling is. Deze inzichten worden exemplarisch toegepast op bijbelteksten, waarin eenvoudige metaforen over God geanalyseerd worden. In de derde cyclus worden deze inzichten toegepast op de Bijbel als boek in zijn geheel, in het onderwerp 'Bijbel'. 3. In de drie cycli is het niveau van de reflectie mogelijk, hoewel het karakter ervan sterk zal verschillen naar gelang van de leeftijd van de kinderen. Vooral Jezus- en godsbeelden kunnen voorwerp zijn van reflectie. Immers, een samenhangend en uitgezuiverd Jezus- en godsbeeld kan maar tot stand komen op basis van reflectie.
Didactische aandachtspunten In deze invalshoek wordt gesproken over de na te streven basiscompetenties in het werken met Bijbel en over de keuze van kinderbijbels. Het leerproces en de didactische aanwijzingen voor het vertellen van bijbelverhalen volgen in hoofdstuk 6.
Wat zegt het leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen over ‘Bijbel’? 5
Basiscompetenties Voor het werken met de Bijbel gelden een aantal na te streven basiscompetenties per cyclus.
Eerste cyclus: vertellenderwijs De leerkracht vertelt het verhaal en maakt het herkenbaar. De kinderen verkennen het nieuwe en associëren er op spontane en actieve wijze elementen bij uit hun eigen leven. Concreet betekent dit: 1. De Bijbel hanteren: zien, aanraken, herkennen.
2. Het verhaal verkennen: o beluisteren, ondersteund met stimulerend visueel materiaal; o opnieuw opbouwen van de stappen in het verhaal met een prentenband; o de eigen taal en het woordgebruik van de tekst begrijpen door mondelinge toelichting; o het verhaal begrijpen als uitnodiging tot geloof, hoop en liefde door te ontdekken wat over God en Jezus gezegd wordt.
3. Het verhaal weergeven: o in woord, tekening, mime, drama reconstrueren; o spontane reacties op het verhaal in woord, tekening en andere vormen van expressie; o het verhaal op persoonlijke en creatieve wijze weergeven en door woord, tekening, ... o komen tot een 'filosofisch' gesprek over aansluitende belangstellingspunten; o kansen krijgen zich een verhaal eigen te maken door gebed, meditatieoefening, lied, viering, met het accent op meebidden, meezingen, meevieren en meewerken aan wat nodig is voor de uitbouw van vieringen.
Wat zegt het leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen over ‘Bijbel’? 6
Tweede cyclus: lezenderwijs Leerkracht en kinderen lezen en beluisteren samen aandachtig het verhaal en laten het op vele manieren op zich inwerken. De kinderen leven zich in in de symboliek en de personages. Ze wisselen hierbij eigen bevindingen en bedenkingen uit. Ze doen actieve pogingen om betekenis te ontdekken in het verhaal. Concreet betekent dit: 1. De Bijbel hanteren: twee delen (Oude en Nieuwe Testament) onderscheiden. 2. De tekst exploreren: o de tekst beluisteren en lezen met ondersteunend visueel materiaal; o de tekst analyseren en verschillende elementen ervan aanduiden; o het woordgebruik in een tekst begrijpen door te kijken naar de context; o historische situering mogelijk maken door relevante gegevens bij de vertelling te betrekken; betekenis kunnen geven aan gebruikte symbolen in de tekst; o eigen ervaringen kunnen koppelen aan de fundamentele spanningsvelden die in de tekst verwoord zijn; o in de tekst ontdekken hoe God/Jezus mensen uitnodigt tot geloof, hoop, liefde en ontdekken hoe mensen (verschillend) op die uitnodiging reageren; o zelf in de tekst een uitnodiging tot geloof, hoop en liefde ontdekken; o de tekst begrijpen door de link te leggen met concrete engagementen van christenen van vroeger en nu die er inspiratie in vonden. 3. De tekst weergeven: o de tekst reconstrueren in woord, mime, drama, tekening; spontane reacties uiten bij de tekst; o de tekst op persoonlijke en creatieve wijze weergeven, b.v. door een prentenband of een decor voor het verhaal te ontwerpen, door een audio-visuele montage te maken, door een persoonlijke kijk op het verhaal te verwoorden, door woordvelden te maken bij kernwoorden uit de tekst,...; o komen tot een filosofisch gesprek over onderwerpen die bij de tekst aansluiten; kansen krijgen zich de tekst eigen te maken door gebed of meditatie, lied, viering, door het formuleren van een persoonlijke bezinning of gebed en door het zoeken naar aangepaste houdingen en gebaren; o hedendaags concreet engagement zien waartoe de tekst oproept en de link zien met eigen concrete belevingen en situaties.
Wat zegt het leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen over ‘Bijbel’? 7
Derde cyclus: verklarenderwijs Leerkracht en kinderen zien dat de Bijbel een samenhangend geheel vormt, waarin joodse en christelijke gemeenschappen hun geloof uitzeggen in God. De kinderen leren de Bijbel kennen als boek waarin de relatie tussen God en mens op velerlei wijzen wordt opgeroepen en weergegeven. Verscheidene tekstsoorten leveren hiervoor elk hun bijdrage. Concreet betekent dit: •
De Bijbel hanteren: o grote delen van het Oude (wet, profeten, geschriften) en het Nieuwe Testament (evangelies, brieven,...) herkennen. o Hoofdstukken en verzen kunnen opzoeken.
•
De tekst onderzoeken: o de tekst inhoudelijk kunnen uitleggen; o de tekst analyseren door het beantwoorden van schriftelijke vragen; o het woordgebruik in een tekst verhelderen door gebruik te maken van andere bronnen zoals foto's, een encyclopedie,...; o de tekst historisch situeren door het schetsen van een globaal beeld van historische omstandigheden; figuren kunnen situeren op een tijdsband; o de betekenis van de tekst zien als uitnodiging tot geloof, hoop en liefde door het zoeken en begrijpen van metaforen en woordgebruik die duidelijk maken wie God wil zijn voor mensen; o de tekst begrijpen in het licht van de bewogenheid van christenen van vroeger en nu die er inspiratie in vonden; o de link leggen tussen een bijbeltekst, de liturgie en de sacramenten binnen een geloofsgemeenschap; kunstwerken bekijken die geïnspireerd zijn op een tekst. De tekst weergeven: o de tekst reconstrueren in woord, mime, drama, tekening; spontane reacties uiten bij de tekst; o de tekst bekijken vanuit verschillende standpunten, door deelname aan een dialoog over de tekst: verschillende zienswijzen vergelijken, komen tot een filosofisch gesprek hierbij; o de tekst op persoonlijke en creatieve wijze weergeven door lichaamsexpressie, inleving in personages, het schrijven van een gedicht of een verhaal, door dans, muziek, drama; o kansen krijgen zich de tekst eigen te maken via gebed, meditatie, een lied,...; o vanuit de tekst komen tot uitbouw van een viering met verscheidene ingrediënten; o aangeven tot welk hedendaags concreet engagement de tekst oproept.
•
Wat zegt het leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen over ‘Bijbel’? 8
Kinderbijbels Leerkrachten en ontwerpers van leermiddelen gebruiken kinderbijbels of kinderversies van bijbelteksten. Men dient er zich goed van bewust te zijn dat er op dit terrein grote kwaliteitsverschillen zijn. Sommige kinderbijbels zetten kinderen op het verkeerde been. Ze sluiten zeer dicht aan bij de oorspronkelijke tekst, maar herschrijven die in een eenvoudiger taal. Voor heel wat verhalen wekt dit de indruk dat het enkel historische verhalen zijn. Als kinderen dit zonder begeleiding lezen, is historiseren niet te vermijden. Kinderbijbels kunnen geëvalueerd worden op basis van volgende vragen: • •
•
• •
• • • • •
Liggen de omschrijvingen en de toevoegingen in de lijn van de bedoeling van de oorspronkelijke tekst? Bevorderen ze het begrijpen van de inhoud? Wordt het literair genre van het bijbels origineel geëerbiedigd en verloopt de vertelling volgens de ervaringsdynamiek die aan de basis ligt van de tekst? Worden vreemde uitdrukkingen, begrippen, instellingen, toestanden en namen 'vertaald' of verklaard? Staat men stil bij een eventuele symbolische betekenis ervan? Hoe worden wonderverhalen behandeld? Worden in de verwoording en/of de illustraties niet-historiserende interpretatiesleutels aangereikt? Brengt de verteller een neutraal verhaal, of getuigt, verkondigt hij? Spitsen de verhalen zich toe op een godsdienstige boodschap? Vloeit de boodschap voort uit het verhaal? Welk beeld van God en Jezus wordt voorgehouden? Hoe verhoudt Jezus zich tot God? Komen het Oude en het Nieuwe Testament voldoende tot hun recht in hun eigenheid? Stimuleren de illustraties tot creativiteit? Is de aard van de opgewekte gevoelens verantwoord? Bereidt de kinderversie voor op de latere omgang met de originele bijbeltekst?
Wat zegt het leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen over ‘Bijbel’? 9