BIBLIODRAMA De Bijbel spelen als weg tot levend geloof I. Wat is ‘bibliodrama’? ‘Bibliodrama is een speelse en tegelijk ernstige manier om met de Bijbel om te gaan’. Speels : Een Bijbelverhaal wordt in actie omgezet door uitbeelding, inleving, mimiek, dialoog, rolinvulling. Bij een eerste kennismaking met bibliodrama doet dit misschien wat vreemd aan. We zijn het niet gewoon om op zo’n manier met de Bijbel om te gaan. Gewoonlijk lezen of vertellen we een Bijbelverhaal, denken erover na, bemediteren een perikope of proberen het te vertalen, te actualiseren zodat het verstaanbaar wordt voor onszelf of de toehoorders tot wie we ons richten. In bibliodrama proberen we ons in te leven in de rol van één van de personages, we geven er gestalte aan en brengen zo het verhaal tot leven.
Ernstig : Aan de hand van bepaalde technieken en werkvormen komt er een zekere dynamiek in het spel waardoor niet alleen het verhaal en de geloofservaring die erin vervat zit tot leven komt, maar waarbij ook de eigen levens- en geloofservaring aangeraakt wordt en in beweging komt. Wij volgen het model Derksen- Andriessen : Na het voorlezen van de Bijbeltekst zoeken we naar de verschillende rollen die erin voorkomen en kijken we naar hun plaats in het verhaal : welke personen, plaatsen staan er tegenover elkaar in het verhaal? Zijn er conflicten, spanningen tussen bepaalde personen? Wie moet stelling nemen tegenover wie? De begeleider geeft wat achtergrondinformatie en uitleg bij het verhaal zodat dit in zijn juiste context wordt geplaatst, er geen misverstanden bestaan over de kern van het verhaal, het verhaal vlot kan gespeeld worden en hindernissen zoveel mogelijk vermeden worden. Daarna geven we de verschillende rollen een plaats in de ‘speelruimte’ en kiezen de deelnemers een rol waarin zij zich het best herkennen. In een eerste kennismakingsronde wordt aan elke deelnemer de vraag gesteld ‘Wie ben jij?’ en geeft de begeleider aan elke deelnemer de kans zichzelf voor te stellen. vb.’Ik ben een toeschouwer. Ik kom van ver en ik kom kijken naar Jezus omdat ik Hem beter wil leren kennen’. Het is best mogelijk dat verschillende spelers voor eenzelfde rol kiezen. Dat is geen probleem omdat de keuze gemaakt wordt vanuit een eigen geschiedenis, een eigen ervaring, een eigen achtergrond en in die zin elke rol ‘uniek’ is. In een tweede ronde confronteert de spelleider de spelers met hun eigen rol en de rol van de anderen waardoor het verhaal tot leven wordt gebracht. De begeleider geeft hier geen betekenissen of eigen bedenkingen aan de spelers. Hij legt ook geen spelrichting op. Hij waakt wel over de getrouwheid aan het Bijbelverhaal en kan ter suggestie of confrontatie elementen uit het verhaal aanreiken. Dit vraagt van de begeleider een groot inlevingsvermogen om deze verschillende werelden samen te brengen. Dit veronderstelt eveneens een degelijke voorbereiding en soms ook wat deskundigheid om het spel goed te leiden, zodat het trouw blijft aan de bedoeling die steeds voor ogen wordt gehouden: nl.”Een Bijbeltekst en de --------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
1
geloofservaring die erin opgetekend ligt, in confrontatie brengen met onze eigen geloofs- en levenservaring, samen met anderen, eerlijk zoekend, bevragend vanuit het geloof, zodat God zelf daarin aan het woord komt.” Er komt een dialoog tot stand tussen de wereld van de Bijbel en die van de deelnemers. Het ‘bevreemdende’ van bibliodrama is dat je tegelijk verschillende werelden ervaart die elkaar ‘raken’. Enerzijds heb je de wereld waarin de Bijbeltekst thuishoort : een welbepaalde tijd, een zekere context, bepaalde mensen met een eigen levensgeschiedenis. Anderzijds komt dit verhaal af op mensen van vandaag, met een eigen geschiedenis, eigen levens- en geloofservaringen, twijfels, vragen, … Deze werelden ‘ontmoeten’ elkaar in bibliodrama en brengen een innerlijke dynamiek op gang. Er ontstaat een wisselwerking tussen beiden : de Bijbeltekst kan aan de speler iets ‘openbaren’ dat hij nog nooit eerder gezien had in dit verhaal, maar in de wijze waarop hij inspeelt op deze openbaring, op deze voor hem ‘nieuwe werkelijkheid’, reikt hij op zijn beurt aan het verhaal nieuwe betekenissen en concretiseringen aan vanuit zijn eigen geloofs- en levenservaring. Deze elementen uit het eigen leven actualiseren en hertalen dit Bijbelverhaal dat zich vele jaren geleden afspeelde, naar een verhaal dat vandaag aan deze concrete mens gebeurt, hier en nu, in deze tijd.
Kansen en mogelijkheden van bibliodrama : Vertrouwd geraken met de Bijbelse wereld : Door het spelen van bibliodrama kan je geleidelijk aan vertrouwd geraken met de Bijbelse wereld, en dit op verschillende vlakken : de omstandigheden, de plaats, de bevolking, de context waarin een Bijbeltekst tot stand kwam, de mensen die deze verhalen geschreven hebben (de evangelisten, Paulus, de mondelinge overlevering…), de mensen die door dit verhaal aanwezig komen (Bartimeüs, de toehoorders, de leerlingen, de farizeeën, ‘het volk’, Pilatus, Petrus…), de vragen, het zoeken naar God,… Een Bijbelse figuur van binnenuit leren kennen : Door zich in te leven in één bepaalde rol en zich daarmee te laten confronteren kan je een bepaalde figuur van binnenuit leren kennen. vb. Een diaken die zegt : “Ik ben Petrus, ik ben geroepen door Jezus om vóór te gaan, mijn naam liegt er niet om : ‘rots’. Ik moet soms tegen een stootje kunnen en stormen trotseren.” of iemand die pas het christendom ontdekt heeft als bron van leven : “Ik ben Bartimeüs, ik ben jarenlang blind geweest en aan het leven voorbijgelopen. Pas nu begin ik écht te zien en ontdek ik de prachtige kleuren in de schepping…” Confrontatie met jezelf : Dit confronteert de speler tezelfdertijd met zichzelf : de vragen, het zoeken naar God maar ook de vervulling die hij soms mag ervaren wanneer hij God ontmoet in mensen, in gebeurtenissen is hem niet vreemd. Zoals mensen vele jaren geleden op zoek gingen naar God, zich vragen stelden naar zijn wezen, niet altijd raad wisten met het goddelijke in Jezus en anderzijds Hem soms mochten ontmoeten in zijn schepping en alles wat hen werd toevertrouwd, zo zijn ook wij vandaag op weg, op zoek naar inzicht, geloofsverdieping, geloofsuitzuivering , Godsontmoeting. Een samen spelen met anderen : In biliodrama spelen we niet op ons eentje maar altijd samen met andere spelers. We confronteren ons eigen leven, onze onzekerheden, ons geloof én ongeloof met andere rollen, die andere spelers zich eigen willen maken. De verbondenheid onder de spelers groeit en soms worden er draden geweven die de spelers geleidelijk aan dichter bij elkaar brengt. vb. Bij het verhaal van de lamme stel je vast dat de ‘dragers’ een oproep zijn voor sommigen onder ‘het volk’ om mee plaats te maken voor mensen die niet meer rechtop kunnen lopen en onder zware lasten gebukt gaan. Zo gebeurt het wel eens dat iemand uit ‘het volk’ tijdens het spel van rol wisselt en ‘drager’ wil worden… Ruimte voor een Godsontmoeting : Inspelend op elkaar licht er iets op van wat er in de Bijbel opgetekend is en komt er een beweging op gang waarbij je ervaart dat dit veel verder reikt dan je eigen leven. Je voelt je enerzijds mee opgenomen in deze lange stroom waarin zovele mensen vóór u hebben gestaan : zoekend, vragend, hopend,verlangend naar levensvervul--------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
2
ling. Anderzijds worden de verwachtingen van God in een bibliodrama steeds mee opgenomen en draagt de Bijbel in zich het perspectief van uiteindelijke redding. Deze hoop en deze belofte staan in een bibliodrama op het spel en worden telkens weer naar binnengebracht als aanbod, confrontatie of blijde boodschap… Op zo’n momenten mag je soms ervaren hoe hemel en aarde elkaar toebehoren en weet je God zelf aanwezig in dit ‘samen-spelen’ vanuit Zijn Woord. Wie dit heeft meegemaakt gaat ànders naar huis.
Enkele spelregels van bibliodrama
-
vrijheid tot deelname, vrijheid tot meningsuiting, creativiteit en authenticiteit : de mogelijkheid om niet deel te nemen aan het spel moet structureel ingebouwd worden door ‘ontsnappingsmogelijkheden’ te voorzien (bvb. buiten de spelruimte te gaan staan, een ‘veilige’ rol te kiezen:’iemand uit de menigte, ‘een boom langs de weg’,…). Men kan tijdens het spel ook ‘passen’ wanneer men voelt dat het té confronterend wordt, dat dit té persoonlijk wordt.
-
duidelijke afbakening van voorbereidende fase, spelfase (waarin men vanuit een rol spreekt en handelt), verwerkingsmomenten en besprekingsruimte. bvb. : tapijt als spelruimte, wanneer men buiten het tapijt treedt komt men uit zijn/haar rol. Na het spelen wordt men ‘ontrold’. Tijdens het spel spreekt men elkaar aan met de naam van de rol die men speelt. Na het spel kan dat niet meer.
-
rol van de begeleider : bibliodrama begeleiden vraagt deskundigheid. De begeleider reikt geen betekenissen aan en legt geen spelrichting op ; hij bewaakt de getrouwheid aan het Bijbelverhaal en kan ter suggestie of confrontatie wel elementen uit het verhaal aanreiken. Het perspectief, de hoop en de belofte dat de Bijbel in zich draagt staat in bibliodrama op het spel ! Daarom moet het bibliodrama-spel ook zeer nauwkeurig gespeeld worden en door kenners begeleid. Iemand die zelf nooit als deelnemer een bibliodrama heeft meegemaakt, kan moeilijk bibliodrama begeleiden. Anderzijds moet je het op een bepaald moment ook durven wagen, na enige vorming en een degelijke voorbereiding. Doe wat je denkt aan te kunnen.
Twee modellen 1. Het model Derksen-Andriessen : Het Bijbelverhaal dat de groep of de begeleider gekozen heeft wordt eerst voorgelezen en dan uitgezet op de scène volgens de instructies van de begeleider. De deelnemers kiezen elk een rol en communiceren met elkaar vanuit hun rol. Na het spel volgt een uitwisseling vanuit het perspectief van de nagestreefde doelstellingen. 2. Het model Jan Lap : Men vertrekt vanuit het Bijbelverhaal zoals de hoofdrolspeler zich dat herinnert. De protagonist (hoofdrolspeler) zet de scènes uit die hij/zij wil uitspelen en vraagt uit de speelgroep medespelers, die hem daarbij willen helpen. De begeleider is voortdurend in gesprek met de protagonist om door het stellen van vragen en het geven van instructies deze te helpen in het ontwikkelen van zijn spel. Daarbij wordt vooral de techniek van het rolwisselen gebruikt. Na de spelscène volgt een groepsgesprek. Tot slot wordt het Bijbelverhaal door de protagonist voorgelezen.
--------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
3
II.Hoe een bibliodrama speelklaar maken? a. Hoe een bibliodrama voorbereiden? 1.
Tekstlezing : i.f.v. het zicht krijgen op de (eigen) betekenisgeving.
Het opzetten en spelen van een bibliodrama is jezelf en de deelnemers inschakelen in een eeuwen oud spel van betekenisgeving en –vinding. De Bijbeltekst zelf draagt, als een vat vol (dikwijls tegenstrijdige) betekenissen, zijn interpretatieverleden met zich mee. Maar ook de spelers brengen het eigen, door hun verleden gekleurd, Bijbelen geloofsverstaan aan. Een speelveld vol bekende en onbekende betekenissen ligt klaar om met elkaar in interactie te gaan. Als begeleider van een bibliodrama wordt er van jou verwacht dat je soepel en direct kan inspelen op wat de deelnemers in het spel aanbrengen. Een hulp daarbij kan zijn dat je zelf, als voorbereiding, zoveel mogelijk betekenissen en associaties bij de Bijbeltekst probeert te bedenken. Zo word je niet te zeer verrast door een onverwachte inbreng of uit het lood geslagen door ‘onvoorziene omstandigheden’. Daarnaast is het belangrijk dat je zelf vrij staat t.o.v. datgene wat de deelnemers inbrengen. Zicht hebben op de eigen betekenisgeving zodat je deze niet onbewust opdringt is dus noodzakelijk. Enkele suggesties : Lees de Bijbeltekst enkele keren rustig door in zijn context Wat valt je op in de tekst? waar val je op? (wat trekt je aan?) waar val je over? (wat stoort je?) Wat weet je over deze tekst? (betekenissen, achtergronden) wat weet je zeker? wat vermoed je? welke andere betekenissen worden er soms nog aan gegeven? Welke vragen zijn er n.a.v. deze tekst? welke vragen heb je zelf? welke vragen worden er wel eens gesteld? Welke levenservaringen associeer je bij deze tekst? (denkbeelden, emoties, verbeeldingen, verlangens, handelingen) Raadpleeg degelijke, exegetische commentaren over deze Bijbeltekst. Heb daarbij aandacht voor de historische context van het tekstgebeuren m.n. voor aardrijkskundige, economische, politieke, socio-culturele en religieuze elementen. Wat daarvan is noodzakelijk voor de deelnemers? 2.
Tekstanalyse : i.f.v. het inzamelen van mogelijke spelelementen
Vooraleer een concreet spel op te zetten, zoek je zoveel mogelijk spelelementen bij elkaar door grondig de tekst te analyseren. -
Welke personages komen in de tekst ter sprake? welke personages treden er actief op? welke personages komen gewoon ter sprake? (of wordt naar verwezen)
-
Welke andere rollen komen mogelijk voor het spel in aanmerking?
-
welke dieren, voorwerpen, plaatsen? vb. de boot, de wijn, het water welke verzwegen of te associëren rollen? vb. de moeder van Bartimeüs Welke plaats en tijdsaanduidingen komen er voor in de tekst? Hoe verloopt de verhaallijn? Welke elementen geven het verhaal een dramatische spanning?
--------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
4
-
Welke personen, plaatsen, voorwerpen, gebeurtenissen staan in het verhaal tegenover elkaar? Welke verbanden, conflicten, spanningen tussen personages merk je op? Welke personages maken een ontwikkeling door? Door welke plaatsen, beelden, tijden worden de fasen van deze ontwikkeling gesymboliseerd? Welke stellingen en posities worden er ingenomen? (wie t.o.v. wie?)
3.
Selectie : i.f.v. doelstellingen, deelnemers, situaties
Overdenk vooraf grondig de doelstelling van dit bibliodrama. Waar ligt het accent? Persoonsgericht? Themagericht? Tekstgericht? Maatschappijgericht? Inspiratiegericht? … Naar gelang het inhoudelijke werkthema, de vraag van de groep, het opzet van de begeleider, de spel- of levenservaring van de deelnemers, de concrete situatie, de aard van de spelruimte…kan men een aantal rollen voor het spel selecteren. Enkele voorbeelden : Bij een beginnende groep : zorg voor rollen die veiligheid bieden vb. de menigte, de leerlingen, de voorbijgangers… bied een voldoende diversiteit aan rollen aan bied voldoende rollen aan maar niet te veel zodat het overzichtelijk blijft -
Bij een inhoudelijk thema : kies rollen die de diverse aspecten, standpunten en zienswijzen t.a.v. het thema vertolken breng binnen één rol onderscheidingen aan zodat nuanceringen meer mogelijkheden krijgen vb. de lamme op weg naar, vóór het huis, op het dak , in het midden, na de vergeving…
Enkele aandachtspunten : Overweeg of de rollen die je spontaan als minder belangrijk terzijde schuift toch niet wezenlijk van belang zijn. Ook grote rollen worden al eens gemakkelijk over het hoofd gezien omdat ze soms maar terzijde vernoemd worden. vb. God, satan, de Heer… Dieren, voorwerpen, plaatsen met een beeldende kracht functioneren dikwijls als verrassende wending, oogopener, perspectiefverlener… vb. de poort, de wijn, de staf, de woestijn, een boom… Kijk na welke betekenissen ze allemaal kunnen oproepen, zelfs los van de verhaalcontext. Bereid woordelijk de interviews met de voornaamste rollen voor. Welke vragen ga je stellen aan elke rol om het inleven in de rol op gang te brengen? Welke vragen ga je stellen om de dynamiek van de rol en in de rol op gang te brengen? Welke vragen ga je stellen om deze rol in dialoog te krijgen met andere rollen? Probeer je zelf in te leven in één of meerdere rollen aan de hand van de vragen die je zelf formuleerde. Stel de vragen bij in functie van je eigen rolervaring. Formuleer woordelijk de werkvragen voor het uitwisselingsmoment in functie van de doelstellingen van het bibliodrama. 4.
Spelkader opbouwen : i.f.v. het ruimte geven aan zoveel mogelijk betekenissen, relaties, oriëntaties en identificatiemogelijkheden.
Het klaarmaken van het speelvlak vraagt de nodige zorg. --------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
5
Teken op papier een enscenering (spelkader) uit. Suggesties: Plaats personages (voorwerpen, symbolen, plaatsen), die met elkaar in confrontatie staan, tegenover elkaar Plaats personages die met elkaar in relatie staan naast elkaar Geef een duidelijke structuur aan het speelvlak (driehoek, vierkant, cirkel, lijn…) Geef de verschillende plaatsen, symbolen die voor een ontwikkelingsfase van een personage staan duidelijk aan in de vorm van een ontwikkelingslijn (dus niet door elkaar maar in volgorde als een weg of een spiraal) Volg bij de plaatsing van de rollen mogelijk de verhaallijn Geef aandacht aan grenzen, barrières, doorgangen, moeilijkheden indien deze in het verhaal voorkomen Laat de middenruimte zoveel mogelijk vrij zodat de spelers elkaar goed kunnen zien en vlot kunnen communiceren Zet enkel een figuur, een symbool waartegen alle andere rollen moeten interageren in het midden van het speelveld (vb. de boom van kennis van goed en kwaad) Geef het personage of symbool dat uitzicht, oriëntatie, perspectief biedt een duidelijke plaats Probeer al de gegevens in één werkstructuur te krijgen. Wik voor- en nadelen van elke ontwikkelde werkstructuur grondig af in functie van het spelen van een verhaal.
b. Het bibliodrama-spel zelf 1. Lezen van het verhaal 2 luisteropdrachten 1) Goed luisteren naar het verhaal en onthouden welke personages er in optreden 2) Trachten te voelen welk personage hen persoonlijk raakt of aantrekt 2. Gezamenlijk verzamelen van de rollen (‘rol’: een persoon of voorwerp dat invloed uitoefent op het verhaal) Eventueel : nogmaals lezen van het verhaal 3. Wat nader kennis maken met het verhaal: verhaal plaatsen in zijn context : 1. Welke personen, voorwerpen, plaatsen, gebeurtenissen komen er (eventueel ook onrechtstreeks) in voor ? 2. Welke personen, plaatsen, voorwerpen, beelden, figuren staan tegenover elkaar? Zijn er in het verhaal conflicten, spanningen tussen bepaalde personen, figuren? 3. Wat achtergrondinformatie en uitleg bij het verhaal
4. Verkennen van de geografische ruimte : het in scène zetten van het verhaal, plaatsen en uitzetten. 5. Kiezen van een rol Elke rol kan zowel door een man, jongen, vrouw, meisje gespeeld worden. Er is tijd om op de plaatsen van de verschillende rolfiguren te gaan staan, zitten of liggen en zich in te leven in die rol. Na dit met verschillende rollen gedaan te hebben, kiest men tenslotte voor één rol. Eén rol kan door verschillende deelnemers gekozen worden. Deze kunnen in het spel een verschillende invulling geven aan deze rol. 6. Inwerken in de rol : vragen stellen De spelleider gaat bij iedere speler langs en vraagt wie zij of hij is, waarom, vanuit welke motieven deze rol gekozen is, hoe het voelt om deze rolfiguur te zijn, … Bedoeling hiervan is dat de motieven om juist die rol te kiezen duidelijk worden én dat de speler de ruimte krijgt om zich op zijn eigen wijze voor te stellen en zich zo ook de rol meer toeëigent. Als begeleider neem je geen vrede met ‘ik denk hetzelfde als zij’. We vragen dan: ‘wil je het zelf even zeggen?’ --------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
6
Een zinvolle aanvulling op deze fase is de ‘confrontatie van de rolfiguren’ : hierin krijgen de spelers de gelegenheid met elkaar te praten en elkaar vragen te stellen. Voorwaarde is dat zij ieder in de eigen rol vragen stellen aan medespelers, en dat ieder ook in de rol antwoord geeft. Voordeel van het invoegen van deze tussenstap is dat in dit gesprek reeds vele vragen beantwoord, onduidelijkheden opgehelderd en irritaties weggenomen kunnen worden, zodat er ruimte ontstaat om het verhaal te spelen, zonder dat onderliggende vragen, onduidelijkheden en irritaties het spel gaan beheersen. 7. Spelen van het verhaal Het verhaal kan gespeeld worden. De spelleider geeft aan op welk moment in het verhaal het spel begint. We maken even tijd om de situatie te verkennen en een dialoog tot stand te brengen tussen de diverse rollen. We starten bvb. vanuit de rol van de menigte en vragen wat ze van Jezus verwachten. Het is van belang ervoor te waken dat geen informatie in het spel ingebracht wordt dat onbekend is voor de andere spelers, dat wil zeggen dat men in de eigen rol ‘feiten’ zou ‘fantaseren’. Anderzijds kan het verhaal wel eens ànders verlopen dan men het kent… Als begeleider treden we altijd invoelend en begrijpend op, ook voor rolinvullingen die op het eerste gezicht vreemd of bizar lijken. We volgen het proces van het verhaal zoals het door de deelnemers gespeeld wordt. Ook wanneer het spel een heel andere wending krijgt dan het verhaal zelf aangeeft. Tijdens het spel kan men ook ‘wisselen’ van rol vb. als men het niet meer eens bent met de invulling van je rol door anderen of gewoon om de zaak eens vanuit een ander standpunt in te leven. Dit wordt wel duidelijk aangegeven door de deelnemer die van rol wisselt. Begeleider kan een rol ‘dubbelen’ : de begeleider uit in de plaats van de deelnemer een beleving of wanneer iemand moeite heeft om bij haar of zijn eigen belevingen te komen, kan de begeleider mogelijke belevingen als suggestie aanreiken en vragen of de deelnemer zich mogelijk zo voelt. Hierbij vraagt de begeleider altijd na elke suggestie of de deelnemer dat mogelijk denkt of voelt. De deelnemer moet altijd de kans krijgen om ja of neen te zeggen of er verder iets aan toe te voegen. De bedoeling is de deelnemer dichter bij de rolbelevingen en bij zichzelf te brengen. Een mogelijk duidelijk teken kan zijn dat de begeleider achter de deelnemer gaat staan en de hand op de schouder van de deelnemer legt. Daarmee maakt hij duidelijk dat hij spreekt in de rol en als deelnemer. Bepaalde rollen worden soms niet ingevuld. Als begeleider laten we deze rollen bewust open.Dat wil niet zeggen dat deze in het spel niet voorkomen. Ze zijn daar allereerst al in verbeelding. We kunnen er bvb. een lege stoel voor in de plaats zetten. Tijdens het spel bestaat de mogelijkheid dat deze figuren toegesproken worden. Er kan gevraagd worden wat men vermoedt dat deze figuur zou denken of antwoorden. Ook kan er even van rol verwisseld worden wanneer iemand het gevoel heeft dat een figuur iets terug zegt. Deze speelt dan zelf even de rol van bvb. Jezus en keert daarna in de eigen rol terug. 8. Nabespreken van het gebeuren : ‘uitwisseling’ Het is belangrijk om het spel goed na te bespreken. Trek er dus voldoende tijd voor uit. Men neemt eerst afstand van de rol door zich te ‘ontrollen’ bvb. door eens helemaal rond de eigen as te draaien.. Daarna kan men onmiddellijk in een kring gaan zitten en de deelnemers uitnodigen om respectvol naar elkaar te luisteren en uit te wisselen. Dit uitwisselingsmoment is bedoeld om ieders spelbeleving en ieders levensverhaal door het gespeelde heen te laten weerklinken, in functie van de vooropgestelde doelen. (de groep, maatschappelijke situatie, persoonsgericht, tekstgericht, themagericht) -
1. Enkele aandachtspunten voor het begeleiden van de uitwisseling Storende elementen van buiten af zoveel mogelijk vermijden Zorgen dat er voldoende tijd vrij is na het bibliodrama om uit te wisselen, in een kring kunnen zitten, geen muziek of andere afleidende prikkels inbrengen…
--------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
7
-
Beperkingen wat betreft de inbreng van de groep : Alles wat te maken heeft met opmerkingen, commentaren, beoordelingen over het spel niet toelaten tijdens de uitwisseling. Daarvoor wordt er ruimte vrijgemaakt tijdens de nabespreking, evaluatie van het spel. Enkel wat vanuit de betrokkenheid bij het drama aan eigen levenservaring en situaties doorkomt mag uitgedrukt worden. Als men iets vraagt of zegt over iets dat in een andere rol gespeeld werd, moet men erop letten dat men spreekt met aanduiding van de rolnaam en niet met de eigen naam van de rolspeler. vb. : ‘Mij trof hoe Petrus (en niet bvb. Frederik) reageerde toen Jezus (en niet ‘Laurens’) bij hem kwam.
!
Oordelen, andere persoonlijke invullingen van de inhoud van het spel, gevoelsgeladen commentaar op het spel worden ook best geweerd uit de uitwisseling. Eventueel kan dat nadien in een persoonlijk gesprek. Belangrijk dat men hier discreet en respectvol omgaat met elkaar.
2. De uitwisseling bestaat uit twee rondes : ten eerste vanuit de rol en ten tweede m.b.t. het eigen leven en/of de doelen die men vooropstelde : groepsgericht, maatschappijgericht, persoonsgericht, themagericht vb: verkennen en uitdiepen van een Bijbelfiguur, tekstgericht : het verkennen en uitdiepen van een Bijbelverhaal) Dit gebeurt steeds tegen de achtergrond van het spanningsveld tussen de bredere maatschappelijke context enerzijds en de joods-christelijke traditie anderzijds. Mogelijke vragen : 1)
Vanuit de rol : Hoe heb je deze rol beleefd? Hoe was het om te spelen? Wat heb je gevoeld, gedacht, gefantaseerd, gewild, gezegd, gedaan? Wat had je graag nog willen zeggen of doen? Welke gedragingen of woorden van de andere spelers hebben je aangesproken of gestoord? Als je nu echt die Bijbelfiguur zou zijn, wat zou je dan nog allemaal doen of zeggen?
2)
M.b.t. het eigen leven : De vragen die men in de tweede ronde stelt zullen sterk afhangen van de vooropgestelde doelen, de context, het thema : bvb.
Leert het verhaal ons iets in verband met het vormen van een groep, een gemeenschap? Zie je situaties uit het verhaal of het spel ook in de maatschappij en de wereld rondom je gebeuren? Vertel even. Herken je iets van je rol in je eigen leven, vroeger of nu? Voel jij je soms zoals... ? Welk godsbeeld licht hieruit op? Bracht het spel nieuwe inzichten m.b.t. het verhaal? Ben je bepaalde dingen anders gaan zien? Wat? Hoe denk je nu over wonderverhalen? Zieken? …. Kijk je nu anders tegen het verhaal aan?
!
Tijdens de uitwisseling kan men heel wat leren van elkaar. Wat iemand zegt kan voor iemand anders uit de groep een nieuw inzicht geven, of een bevestiging, een aanmoediging, een bron van opluchting, herkenning, Heel vaak is het moment van de uitwisseling ook een bron van ‘bevrijding’ omdat het zelfbeeld en het eigen denken dat men doorheen het spel ontwikkelt, wordt opengetrokken. Het is vaak een aanzet om met de Bijbel op een nieuwe, levensbetrokken manier om te gaan.
--------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
8
!
Het is de taak van de begeleider om bij de kern van de zaak te blijven en geen tijd te verliezen met eindeloze discussies die niet echt meer met het verhaal te maken hebben. De discussie die een verhaal uitlokt kan eventueel wel verder gezet worden in een volgende les, een volgende bijeenkomst of in een verder gesprek met de betrokkene.
Als afsluiting kan het verhaal nog eens gelezen worden. Wanneer men het Bijbelverhaal nu opnieuw leest worden de verschillende inzichten, levenservaringen, gevoelens, aanvullingen, mee opgenomen en wordt het een ander verhaal...
III. Enkele voorwaarden om een bibliodrama te spelen Probeer zelf wat vertrouwd te geraken met deze werkvorm vooraleer je het gaat begeleiden in een klas. Bereid het bibliodrama zelf goed voor (zie p4-8) Lees het verhaal verschillende keren, telkens vanuit een andere rol. Leg het verhaal ook op je eigen leven! Bereid er de deelnemers goed op voor: Leg hen uit waar het over gaat, wat de bedoeling is van bibliodrama, het werken met 'rollen'. Eventueel kan je een alternatieve oefening voorzien voor deelnemers die daar niet aan toe zijn en eerder 'storend' zouden werken. (Je geeft hen het verhaal en stelt er enkele vragen over : Welke rollen? Spanningen? Welke rol kies jij? Waarom? Wat wil dit verhaal eigenlijk zeggen? ... ) Mogelijks zet je deze oefening op punten zodat dln. zien dat dit 'ernstig' is. Nadien zullen ze horen van klasgenoten hoe het was en zullen ze het een volgende keer niet willen missen. (Wanneer iemand toch blijft 'storen' kan je hem/haar gewoon, onopvallend 'aan de kant' zetten en erbij zeggen 'vanaf nu hoor jij er niet meer bij, kijk maar eens hoe dit voelt'. Je kan dit ook op voorhand zo met de lin. afspreken) Als je voor de eerste keer bibliodrama speelt: maak het niet te gecompliceerd geef niet te veel achtergrondinformatie neem een 'eenvoudig' verhaal of een verhaal dat gemakkelijk speelt bvb. de blinde Bartimeüs, de lamme, de roeping van de leerlingen... zet niet te veel rollen uit begin met een niet te grote groep; ideaal is : 12 ò 15 dln. je kan de dln. eventueel laten kiezen : het spel 'spelen' of de schriftelijke oefening maken (in een ander lokaal). geef de dln. voldoende tijd om te 'wennen' aan deze werkvorm, reageer niet onmiddellijk wanneer ze wat 'vreemd' reageren bij het begin van het spel, maar help hen om er wat 'in' te komen door hen eenvoudige vragen te stellen. benader de deelnemers met veel respect voor hun eigenheid, hun eigen zoeken, vragen,… Probeer vooral het verhaal niet zelf te 'sturen' of 'op te lossen', door is nog tijd voor bij de uitwisseling. Onderschat de dln. niet, er zit veel meer in dan je soms denkt, probeer het verhaal in voeling te brengen met hun eigen leven, hun ervaring, de rol die ze gekozen hebben door eenvoudige vragen te stellen. Richt hen op het perspectief, de hoop en de belofte dat het verhaal in zich draagt door elementen uit het verhaal aan te reiken ; 'wat zeqt jezus teqen jou? waar zijn je vrienden? wie heeft je qeholpen? waar kijk je naar uit?. Als je een wonderverhaal gebruikt : bereid je daar dan ook exegetisch goed op voor. --------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
9
Deelnemers zullen daar zeker vragen bij hebben zoals : Is dit zo gebeurd? Hoe moeten we dit begrijpen ... Hier zitten veel kansen in! Voorzie voldoende tijd voor de uitwisseling. Heel vaak is het voor dln. een positieve ervaring om op zo'n manier met een Bijbelverhaal om te gaan. Laat dit niet verloren gaan.
IV. Enkele tips bij bibliodrama met kinderen: Volwassenen leggen tijdens het uitspelen van een Bijbelverhaal banden met hun eigen leven. Kinderen doen dat niet en hebben ook niet de behoefte dat te doen. Kinderen kennen de Bijbeltekst meestal niet zo door en door als volwassenen. Het is best de Bijbeltekst enkele dagen voor de bibliodramatische actie met de kinderen door te nemen of aan hen te vertellen. Zo krijgt de tekst ook tijd om te bezinken. Juist daardoor gaan kinderen spelen met de tekst d.w.z. ze zetten ongehinderd en zonder scrupules stukken verhaal in of aan de Bijbeltekst. Zo worden die Bijbelverhalen, verhalen met betekenis voor hun eigen leven. Enkele didactische suggesties : Geef duidelijk uitleg bij wat er te gebeuren staat; de kinderen moeten en mogen weten waar ze aan toe zijn. Gebruik rituelen om kinderen in en uit hun rol te doen stappen. bv. door een hoepel, over een krijtlijn, tussen twee stoelen, over een springtouw, ... Verwoord telkens ook heel uitdrukkelijk wat er dan gebeurt. bv. 'Nu ben je niet langer Pieter, maar het jongetje met de 5 broden en de 2 vissen.' (omgekeerd bij het einde van de actie). Let op de grootte van de groep. Zorg ervoor dat zoveel mogelijk kinderen kunnen meeDOEN. Dit kan bv. door een bepaalde scène meerdere keren te laten spelen. Je kan bv. ook op een bepaald moment de actie gewoon stop zetten en aan de kinderen die niet meespelen, vragen wat zij in die situatie zouden doen. Vanaf het moment dat kinderen vertrouwd zijn met een bepaalde dramatische werkvorm, kan je vanaf ongeveer 8 jaar in parallelle groepjes laten werken. Als begeleider heb je dan de zeer moeilijke taak d.m.v. interviews de kinderen op het juiste spoor te houden. Het gebruik van bibliodrama bij kinderen heeft als voornaamste bedoeling spelenderwijs Bijbelse rolpatronen te leren kennen. "Zo kan er een Bijbels referentiekader groeien, dat zal helpen om levenssituaties als een woord en antwoordgebeuren tussen God en de mensen te leren verstaan." (J. Lap, School en Godsdienst, jg.40, nr6)
V.
De open (lege) stoel
Algemene omschrijving Deze werkvorm is gericht op het kennismaken met of het verkennen van een Bijbels figuur. Dit gebeurt door het personage in verbeelding op een lege stoel aanwezig te stellen en er contact mee te maken. Dit kan door het iets te zeggen, te vragen of er een gesprek mee aan te gaan. Zo komt men dichter bij de betekenis die een personage heeft voor de deelnemers. De nadruk kan hierbij liggen op het verkennen van het Bijbels personage zelf, in context van het verhaal of de geschiedenis. Ook kan men de persoonlijke geraaktheid door, de eigen betrokkenheid op een Bijbelfiguur exploreren en stilstaan bij het eigen (gelovig) in de wereld staan.
--------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
10
Mogelijke vragen ter nabespreking Wat heb ik daarnet meegemaakt ? Wat heb ik ervaren, gevoeld ? Aan welke dingen uit mijn leven moest ik terugdenken ? Heeft Jezus of … mij iets bijgeleerd ?
De persoonsgerichte open (lege) stoel Doelen Wanneer men stil wil staan bij eigen waarden, zingevingen, verbindingen, oriëntaties…deze op het spoor wil komen, wil verkennen of verdiepen, dan wordt bij het vinden (bepalen) van het Bijbels personage grote vrijheid gelaten zodat elke deelnemer een eigen Bijbelfiguur voor de geest krijgt. Er wordt dan per deelnemer met een andere Bijbelfiguur gespeeld. Wanneer men rond een inhoudelijk thema voor een groep mensen inspiratie zoekt bij Bijbelse figuren dan kan het aanreiken van enkele Bijbelfiguren die voor dit thema richtinggevend zijn (als een hulp of ter begrenzing) door de begeleider gewenst zijn. Men kan ook stilstaan bij de betekenis van éénzelfde (voorgegeven of afgesproken) figuur voor heel de groep. Iedereen krijgt op een eigen wijze de kans om de betekenissen van het Bijbels personage voor zichzelf te verkennen. Dat kan zeer uiteenlopende, zelfs tegenstrijdige betekenissen opleveren. Naast het stilstaan bij eigen waarden zingevingen en verbindingen kan men ook innerlijke conflictgebieden, angsten, spanningen enz. verkennen. Men kan zich verdiepen in de eigen motieven, houdingen, gedragingen en handelswijzen. Het spel is een kort en duidelijk afgerond geheel.
Verloop •
De begeleider licht de doelen en het verloop van de oefening toe.
•
Via een eenvoudige vraag of via een korte of uitgewerkte, geleide fantasiereis wordt door de begeleider een Bijbels figuur of voorwerp in gedachten opgeroepen.
•
De begeleider vraagt aan de speler om het Bijbelse personage in verbeelding op de stoel te laten plaatsnemen. Vraagt dan of er iemand op de stoel zit en wie dat is. Daarna wordt gevraagd waar in de ruimte de speler dit personage wil hebben. De stoel wordt dan verderaf of dichterbij geschoven naar de wens van de deelnemer. Speciale wensen van de speler i.v.m. de plaats worden in de mate van het praktisch mogelijke opgevolgd.
•
De begeleider verlaat de plaats achter de stoel en stelt zich schuin en pal achter de speler op en kijkt in dezelfde richting als de speler. Ze versterkt daarmee de blikrichting en de spelintensiteit. Dan wordt de speler gevraagd om het Bijbels personage op de open (maar niet meer lege) stoel iets te zeggen of te vragen.
•
Wanneer de speler iets gezegd of gevraagd heeft aan het Bijbels personage dan vraagt de begeleider (ter controle) of dat (al) het gene was dat de speler wou zeggen of vragen, of zij/hij het hierbij kan afsluiten en of er nog iets moet worden gezegd. De begeleider kan een ondersteunend en afrondend woord richten tot de speler, maar dit laatste mag geen beoordeling inhouden.
•
De begeleider loopt terug naar de open stoel en zegt tegen de speler dat men het Bijbels personage op de stoel uitgeleide gaat doen. Daarna ont-rolt de begeleider duidelijk de stoel (liefst letterlijk en figuurlijk) door met de stoel te draaien. Zodat zowel voor de speler als voor de andere deelnemers deze stoel weer een heel gewone stoel wordt en niet meer bekleed is met de gedachte aan dat Bijbels personage.
--------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
11
•
De begeleider vraagt vervolgens of er een andere deelnemer zijn/haar Bijbels figuur iets wil zeggen of vragen enz…
•
Nadat alle vrijwilligers onder de deelnemers aan bod zijn geweest, wordt er ruimte gemaakt voor de uitwisseling van belevingen en ervaringen. De spelers worden (vrijblijvend en hartelijk) uitgenodigd te vertellen wat ze in dit contact met het Bijbels personage ervaren hebben en hoe ze dit hebben beleefd. De andere deelnemers vertellen aan de desbetreffende spelers eigen herinneringen en levenservaringen die ze associeerden bij het drama(spel). Bedenkingen of beoordelingen bij de uitspraken of de speelwijze van de spelers worden beleefd maar beslist afgewezen door de begeleider.
•
Na de uitwisseling wordt het bibliodrama afgesloten verklaard.
Een doorwerking met rolwisseling Verloop •
Wanneer in de hierboven beschreven open (lege) stoel methode het drama gestoot werd op het moment dat een speler een vraag of een bedenking heeft geuit, dan kan er op dit ogenblik mogelijk verder op worden doorgewerkt.
•
De begeleider vraagt dan of het Bijbels personage dat op de open stoel aanwezig is gesteld (in de verbeelding van de speler) mogelijk iets terug zegt.
•
Indien de speler te kennen geeft dat dit het geval is, dan vraagt de begeleider de speler van rol te verwisselen en op de open stoel te gaan plaatsnemen. De speler neemt zelf de rol over van het Bijbels personage. Vanuit de positie beantwoordt hij/zij de (eigen) uitspraak of vraag van de speler.
•
Daartoe kan het van belang zijn dat de begeleider de eerste uitspraak van de speler (zo letterlijk mogelijk) herhaalt. De begeleider doet dat van achter de stoel van de speler (die deze nu verlaten heeft). De begeleider neemt nu eventjes de rol van de speler over zodat deze in de rol van Bijbels figuur beter in staat is om te antwoorden op diens eerste uitspraak of vraag.
•
Daarna stelt de begeleider zich schuin achter de speler (als Bijbelfiguur) op, of op een wat meer teruggetrokken positie tussen beide stoelen in. Hij/zij spreekt het Bijbelfiguur aan en vraagt of deze iets wil zeggen op het voorgaande.
•
Nadat de speler in de rol van Bijbelfiguur gesproken heeft wordt er opnieuw van rol verwisseld. Dan vraagt de begeleider aan de speler (nu weer als zichzelf) of dit voor hem/haar kan volstaan.
•
Mogelijk kan er nog een wederwoord van de speler aan het Bijbelfiguur volgen en kan er opnieuw van rol worden verwisseld. Het drama eindigt altijd bij de speler als zichzelf.
•
Na de uitgeleide van het Bijbelfiguur en de ont-rolling van de stoel volgt de uitwisseling.
Variatie met één voorgegeven figuur Doelen Meerdere doelen kunnen hierbij (tegelijkertijd) nagestreefd worden: Het verkennen van een Bijbels personage tegen de achtergrond van het verhaal of de tekst en de andere verhaalfiguren, medespelers en tegenspelers. Het beschouwen van de betekenis en de invloed van de concrete economische, politieke, socio-culturele en religieuze levensomstandigheden. Het verkennen van de motieven van de handelende personen, niet alleen intellectueel maar ook emotioneel. Ervaren wat er mogelijk door een Bijbelfiguur heengaat in bepaalde situaties. --------------------------------------------------------12 De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
-
Handelingen en woordgebruik van een Bijbelfiguur al spelend verkennen. Ook de eigen zienswijze en (ver)houding t.a.v. deze figuur, de bedenkingen, kritieken, het onbegrip, kwaadheid of bewondering kunnen worden geuit.
Verloop •
De begeleider zet een lege stoel op een vrije plaats in de speelruimte neer en vraagt de deelnemers zich
een Bijbels figuur (vb. Maria Magdalena) in hun verbeelding op de open stoel te laten plaatsnemen. •
De deelnemers komen één voor één voor de open stoel staan (op een door hen zelf gekozen afstand) en stellen hun vragen of geven hun bedenkingen weer die bij hen opkomen t.a.v. dit personage. Daarna (onmiddellijk of pas na enige tijd) kunnen de (andere of dezelfde) deelnemers als Bijbelfiguur (vb. Maria Magdalena) reageren op de uitspraken. Daartoe stellen ze zich achter de open stoel (met Maria Magdalena) op en geven van daaruit antwoord. Ze spreken dan als Bijbelfiguur.
•
De begeleider bepaalt (in samenspraak met de groep) het verdere concrete verloop opdat hier vele wegen mogelijk worden: de deelnemers stellen eerst al hun vragen en geven hun bedenkingen en pas daarna kan er worden geantwoord. de vragen of bedenkingen door één deelnemer gesteld, worden mogelijk eerst door hem/haar zelf beantwoord en nadien door één of meer anderen van de groep. Pas daarna kan een volgende uitspraak aan het Bijbels personage worden voorgelegd. de deelnemers die antwoord geven op één gesteld vraag of bedenking kunnen in de rol van de Bijbelfiguur blijven staan en ook de andere uitspraken trachten te beantwoorden. Ze kunnen trachten de rol van Bijbelfiguur helemaal op te nemen en daartoe ook op de stoel zelf gaan zitten (intensiteit wordt daarmee verhoogd)
Variatie met meerdere figuren •
Deze variatie met meerdere personages komt goeddeels overeen met de voorgaande variatie. We stellen hierbij wel meerdere open (lege) stoelen op en laten daarop meerdere Bijbelpersonages plaats nemen (vb. situatie in het ‘ongelovig Nazareth’ Mc.3,31 vv.: Naast Jezus worden ook de broers en zussen van Jezus en zijn moeder op een open stoel gezet.)
Al deze figuren kunnen dan bevraagd worden en al hun rollen kunnen zowel achter als op de stoel ingevuld worden. •
De concrete spelwijze kan ook hier verschillende wegen uitgaan. Elke figuur wordt apart vanuit de deelnemers bevraagd en door hen zelf of de anderen beantwoord. De gestelde vragen of bedenkingen kunnen door (om het even welk) elke figuur beantwoord worden. Elke figuur dient bevraagd te worden vanuit de rol van een ander figuur. (vb. een speler zegt in de rol van de zus van Jezus iets aan Jezus, of zegt iets tegen haar broers.)
•
De diverse rollen worden tegelijkertijd bezet maar met wisselende spelers.
Wanneer dit bibliodrama zou uitlopen op een over en weer gesprek tussen enkele vaste spelers in de diverse Bijbelse rollen, dan krijgen we te maken met een andere werkvorm m.n. een rollenspel waarbij weer andere doelen en inhouden aan bod (kunnen) komen en die een andere benadering vereisen.
Aandachtspunten •
De persoonlijke betrokkenheid als begeleider
--------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
13
Geef de speler al je aandacht, kijk hem/haar aan, spreek rustig, niet te snel, wees ondersteunend en controleer eventueel wat je hoort. Doordat je als begeleider een speler van nabij in het spel volgt, beleef je dat spel veelal intens mee. Je voelt sterk aan wat er door iemand heengaat. Dat geeft je als begeleider extra mogelijkheden om fijngevoelig hierop in te spelen. Daarnaast loop je wel het gevaar zo dicht op een speler betrokken te raken dat je door het spel en de belevingen meegezogen wordt. Dan lopen de eigen belevingen en die van de speler door elkaar, verlies je het overzicht (ook op de andere deelnemers) en ben je niet meer in staat om goed te begeleiden.
•
Een speler spreekt niet tot de Bijbelfiguur maar er over.
Dit gebeurt mogelijk om verscheidene redenen : een vergissing, wat onwennigheid (of nog wat onwillig) i.v.m. de methode een te grote spanning vanuit het contact met de open stoel figuur de vaagheid van het contact met de Bijbelfiguur het weg willen van het gevoelde contact als een vorm van steun vragen aan de begeleider Dit alles kan zich zowel bewust als onbewust aanwezig stellen. Al naar gelang wat de begeleider vermoedt, kan hij/zij de deelnemer het volgende zeggen, opdragen, voorstellen : zeg het tegen….(Bijbels personage), hij/zij is daar, zeg het maar het is best wel onwennig zo tegen een fantasiebeeld te praten, maar probeer het eens zeg het even voor jezelf (maar hardop) wat je tegen…zou zeggen zal ik het even voor u in de plaats tegen….zeggen wat jij niet kunt wat wou je tegen die figuur zeggen…wel probeer het eens tegen haar zelf te zeggen, over iemand iets zeggen of tot iemand iets zeggen is toch wel verschillend, probeer het eens het is soms wel spannend, bangelijk…om het contact te voelen, dan durf je soms in iemands gezicht niet meer te zeggen wat je wil zeggen, probeer het toch maar eens, dan weet je achteraf beter hoe dat dan voelt wat gaat er op dit moment door je heen…wat doet je aarzelen… andere opmerkingen die inspelen op de concrete situatie
•
Als een speler niets zegt
Het gebeurt dat spelers in contact met een Bijbels personage geen woorden vinden, of datgene wat ze willen zeggen niet gezegd krijgen. Dit kan verschillende redenen hebben: onwennigheid of beklemming maar ook intensiteit waardoor woorden overbodig worden. De ervaring van contact alleen is op zichzelf waardevol. Nodig rustig en vriendelijk uit om iets te zeggen maar dring niet aan. Ondersteun de speler vanuit wat je ziet en waardeer dat. (vb. ‘woorden hoeven niet altijd’, of ‘dat leek mij heel spannend’, ‘zullen we het hierbij laten?’) Tijdens de uitwisseling kan er nog bij de beleving worden stilgestaan.
•
Als een speler een grote uiteenzetting houdt.
Sommige spelers houden het niet bij een vraag of een korte uitspraak maar steken een heel betoog af. Zo uitgebreid (verward, ingewikkeld…) soms dat je het als begeleider amper bijhouden of volgen kan. Wat doe je dan? Mogelijk zeg je dan (als hij/zij stopt met spreken) gewoon wat er bij jou is. vb. ‘Dat is heel wat wat je te zeggen had’. --------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
14
Je brengt verder meer duidelijke structuur aan door te vragen : ‘Zou je tegen de Bijbelfiguur even kort willen zeggen waar het je eigenlijk om gaat’. Zo kom je zelf, als je even niet goed kon volgen, weer op het goede spoor. Daarenboven krijgt de deelnemer zelf meer structuur of wordt hij/zij weer terug bij de eigen kern gebracht (indien hij/zij er door teveel woordgebruik van zou weggelopen zijn). Soms kan onderbreken ook helpend zijn. Er is bij een ellendig betoog meestal een verlies van intensiteit. Enkel het redenerend verstand is in werking. Het ontmoetingsgebeuren verliest zijn emotioneel en betrokken aanwezig zijn bij het Bijbels personage. Met bovenstaande tussenkomsten kan de speler dan weer op het goede spoor gezet worden. Daarbij kan deze weer dichter bij zijn/haar beleving gebracht worden door te vragen weer even naar de figuur op de stoel te kijken. Dan wordt er gevraagd wat er door hem/haar heen gaat, waarna kort het voorgaande betoog wordt samengevat. Hierbij gebeurt het soms dat de speler dan totaal iets anders zegt vanuit de ervaring van het herstelde contact.
•
God, Jezus of Satan op de stoel Hoewel het in theorie er niet toe doet welke rol je speelt opdat er een bepaalde intensiteit zou ontstaan, toch gaat het spelen in het aanschijn van God of diens gepersonifieerde tegenstrever meestal gepaard met een hoge intensiteit en een diepe geraaktheid. Meer nog als men de rol van God, Jezus of Satan zelf gaat spelen. Als speler maak je contact met de diepste waarde, waarheid, zin of oriëntatie in jezelf en kom je op het spoor wat je ten zeerste heelt of verbindt. Of je wordt geconfronteerd met een storm aan negativiteit of destructie die in jezelf komt aanzetten, soms in z’n meest geraffineerde vormen. Als begeleider vraagt dat naast een voorzichtige en respectvolle omgang, om korte en duidelijk afgeronde confrontaties met of in de rol. Het verder uitspelen hiervan (zie variaties) vraagt naast een ervaren begeleider ook een ervaren medespeler die het geven van gevoelsdubbels machtig is. Ook andere Bijbelse personages kunnen voor bepaalde deelnemers met een extra gewicht bekleed zijn. (vb een huisvrouw die Martha speelt, een werkloze die onvruchtbare vijgeboom speelt, een godsdienstleraar die schriftgeleerde wordt, een priester in de rol van Petrus)
--------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
15
Bronnen :
RENCKENS H., Je eigen Schrift schrijven. Meegroeien met de Bijbel, Baarn, 1983 DERKSEN N. en ANDRIESSEN H., Bibliodrama en pastoraat, Voorhoeve, Den Haag, 1985 Verhalen beleven, enkele beginselen van bibliodrama, Kiosk, december 1990 VANSPRINGEL K.,
AGTEN J,
Bibliodrama : samen Bijbel spelen, in Korrelcahiers Supplement, 1992, pp. 18-32 Cursus ‘bibliodrama’, Gent, 1993 Bibliodrama in de klas, Catechetische Service, januari 2004, jg. 53, nr.1, p. 6-18. Bibliodrama met Marcus, in Geert van Oyen (red.) De tijd is rijp. Marcus en zijn lezers van toen en nu. Vliebergh-Sencie Leergang. 1995. Uitg. VBSAcco.
HOGERZEIL C & C° , Verhalen in beweging – werkboek voor Bibliodrama, Meinema, 1996 Cursus ‘Bibliodrama’ – Gent – nov-dec 2002
VERVOORT, L.,
Al spelend dichter bij jezelf komen. Bibliodrama als hulpmiddel. Interview, in Tijdschrift Geestelijk Leven (TGL) jg.60 nr.1, 2004 p. 123-133.
AGTEN J., HERREBOSCH E., VERDUYN K. & VERVOORT L., Bibliodrama begeleiden. Wegwijzers voor de praktijk, Garant, Antwerpen, 2007,
J. LAP,
School en godsdienst, jg. 40, nr 6
AGGIORNAMENTO, jg 36, nr. 4, p254-259 http://www.bibliodrama.be/
--------------------------------------------------------De Bijbel spelen als weg tot levend geloof : bibliodrama
16