NWS-onderzoek Studeren in het buitenland anno 2015: Kansen of obstakels?
Colofon Het NWS-onderzoek 2015 werd uitgevoerd door Tanja Kuijpers en Anneke HertigGodeschalk (NWS-onderzoeksbureau), ondersteund door Marieke Weijler, Sofie van Heijningen en het bestuur van Stichting Nederlandse Wereldwijde Studenten. © 2015 Stichting Nederlandse Wereldwijde Studenten www.wereldwijdestudenten.nl ·
[email protected]
NWS-onderzoek 2015
2
Inhoudsopgave 1 Achtergrond
5
2 De respondenten
9
3 De opleiding
11
4 Bekostiging van de opleiding
17
5 Informatievoorziening
26
6 Na de buitenlandopleiding
30
7 Conclusie en aanbevelingen
33
Referenties
37
NWS-onderzoek 2015
3
Samenvatting Dit is het vijfde onderzoek uitgevoerd door Stichting Nederlandse Wereldwijde Studenten (NWS). Uit het huidige onderzoek is gebleken dat het opdoen van levenservaring en de zoektocht naar uitdagend en kwalitatief hoogstaand onderwijs de voornaamste redenen zijn om te kiezen voor het volgen van een volledige opleiding in het buitenland. Centraal staat hierbij voor respondenten het vergroten van hun carrièrekansen. Verder blijkt uit de reacties dat de invoering van het nieuwe stelsel studiefinanciering een barrière kan vormen tot het volgen van een opleiding in het buitenland. Het wegvallen van de prestatiebeurs zal leiden tot een verzwaring van de financiële lasten. Om de uitgaande diplomamobiliteit in Nederland te waarborgen is er behoefte aan meer beurzen of andere financieringsmogelijkheden voor studenten die een volledige opleiding in het buitenland willen volgen.
NWS-onderzoek 2015
4
1
ACHTERGROND
Historie en huidig onderzoek Stichting Nederlandse Wereldwijde Studenten (NWS) is opgericht in 2007 en fungeert als een netwerk van Nederlanders die een volledige academische studie in het buitenland willen volgen, volgen of hebben afgerond. NWS verschaft scholieren met de nodige informatie om een studie in het buitenland mogelijk te maken. Naast het voorlichten, organiseren van netwerk- en carrière-evenementen, vertegenwoordigt NWS de belangen van de aangesloten studenten in de Nederlandse politiek. De tweejaarlijkse onderzoeken die NWS uitvoert zijn van cruciaal belang om een beeld te krijgen van de Nederlandse student in het buitenland. NWS is in 2008 gestart met het uitvoeren van deze onderzoeken onder studenten die bij NWS zijn aangesloten, inmiddels zijn er vier onderzoeken uitgevoerd: in 2008, 2009, 2011 en 2013 [1]. In de onderzoeken staan onder andere de volgende thema’s centraal: motieven voor een studie in het buitenland, bekostiging van de studie en plannen na afronding van de studie. Naar aanleiding van deze eerdere onderzoeken zijn er al stappen ondernomen om het volgen van een volledige opleiding in het buitenland toegankelijker te maken. Zo heeft NWS zich ingezet om de informatievoorziening met betrekking tot studeren in het buitenland van een aantal overheidsinstanties te verbeteren. Studeren in het buitenland Wereldwijd volgen steeds meer studenten een opleiding in het buitenland, zo rapporteerde de OECD in 2014 [2]. De term globalisering wordt gekoppeld aan deze trend van toenemende mobiliteit in het hoger onderwijs [3]. De toename van uitgaande diplomamobiliteit in Nederland – oftewel de studenten die een volledige opleiding in het buitenland volgen – ondersteunt de bevindingen van de OECD. Het aantal Nederlandse studenten dat een volledige opleiding in het buitenland volgt lag in 2011 op 23.329 studenten, oftewel 3,5% van het totale aantal studenten in het Nederlands tertiair onderwijs [4]. Dit is een stijging van 1,1 procentpunt ten opzichte van 2007, maar het percentage ligt nog steeds ruim onder het Europees gemiddelde van 4.5% [4].
NWS-onderzoek 2015
5
Studeren in het buitenland heeft een positieve invloed op academische resultaten, algemeen welzijn en sociaal communicatieve vaardigheden [5]. Ook kansen op de arbeidsmarkt worden verbeterd [5, 6]. Desondanks zijn er verschillende barrières die het volgen van een opleiding in het buitenland belemmeren. Uit een studie onder Amerikaanse studenten is gebleken dat niet alleen de financiën, maar ook het ontbreken van ondersteuning door familie, moeilijkheden bij het accorderen van in het buitenland behaalde resultaten en persoonlijke relaties een barrière kunnen vormen voor studeren in het buitenland [5]. Sinds 2007 is het mogelijk voor Nederlandse studenten om studiefinanciering te gebruiken voor een studie in het buitenland [7]. In 2009 is de invoering van deze zogenaamde ‘‘meeneembare studiefinanciering’’ een voorzichtig succes genoemd [8]. Ondanks deze mogelijkheid rapporteerde een voorgaand onderzoek dat het voor Nederlandse studenten door onder andere financiële en administratieve problemen nog steeds niet altijd gemakkelijk is om een volledige studie in het buitenland te volgen [8]. In de Visiebrief ‘‘Internationale Dimensie van HO en MBO’’ ondersteunt de minister van OCW het belang van studeren in het buitenland en noemt ze internationalisering “cruciaal voor het verwerven van kennis, vaardigheden en beroepscompetenties” [9]. Echter kunnen de veranderingen in het stelsel studiefinanciering, welke zijn doorgevoerd in 2015, ervoor zorgen dat de barrières voor het volgen van een volledige opleiding in het buitenland weer worden verhoogd. Daarnaast ligt de nadruk tijdens het debat over internationaal studeren met name op de inkomende mobiliteit, oftewel de buitenlandse studenten die in Nederland komen studeren. Inkomende mobiliteit, studenten die een volledige studie in Nederland volgen, lag in 2011 met 9,4% net boven het Europese gemiddelde van 9,2% [4]. De discrepantie tussen het percentage Nederlandse studenten dat in het buitenland studeert en het percentage internationale studenten in Nederland is opvallend groot. Dit vraagt om een verbeterde balans tussen inkomende en uitgaande mobiliteit van studenten. De focus van zowel de politiek als onderwijsinstellingen moet niet alleen liggen op inkomende studenten, maar ook op Nederlandse stuNWS-onderzoek 2015
6
denten die een opleiding in het buitenland willen volgen. Uit de eerder genoemde voorbeelden blijkt het belang van een studie in het buitenland. Ook blijkt dat er nog veel ruimte is voor verbetering van deze mogelijkheid voor Nederlandse studenten. Het is daarom van belang om in kaart te brengen wat de eventuele gevolgen zijn van de invoering van het nieuwe stelsel studiefinanciering. Daarnaast is er meer onderzoek nodig naar de achtergrond van de keuze voor een studie in het buitenland, waardoor uitgaande mobiliteit beter gestimuleerd kan worden. Het huidige onderzoek wil deze thema’s behandelen aan de hand van de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat zijn de achtergrond en motivatie van de keuze voor een studie in het buitenland? 2. Wat zijn de mogelijke gevolgen van de invoering van het nieuwe stelsel studiefinanciering (voor Nederlandse studenten in het buitenland)? Opzet en methodologie huidig onderzoek In het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van een online vragenlijst. De vragenlijst is via e-mail verspreid onder studenten die zijn aangesloten bij NWS. Daarnaast is de vragenlijst ook onder de aandacht gebracht via Facebook en de website van NWS. Het belangrijkste inclusiecriterium voor deelname was dat de respondenten een volledige studie in het buitenland willen gaan volgen, volgen of hebben gevolgd. Respondenten die aangaven slechts een gedeelte van de opleiding in het buitenland te (willen) volgen of hebben gevolgd, bijvoorbeeld een stage of uitwisselingsemester, werden uitgesloten van het onderzoek. Respondenten hadden de mogelijkheid de vragenlijst van maart tot juli 2015 online en anoniem in te vullen. De vragenlijst bestond uit 35 open en gesloten vragen. Indien respondenten meerdere opleidingen in het buitenland hebben gevolgd, is er gevraagd om de antwoorden op de ervaringen van de meest recente opleiding te baseren. Representativiteit huidig onderzoek Het is moeilijk om de representativiteit van het huidige onderzoek concreet te beoordelen, aangezien er maar met mate cijfers bekend zijn over de gehele populaNWS-onderzoek 2015
7
tie van studenten die een volledige opleiding in het buitenland volgen. De gegevens die via instanties als DUO en EP-Nuffic beschikbaar worden gesteld, omvatten veelal alleen studenten die studiefinanciering ontvangen. Studenten die hun studie volledig zelf financieren worden hier dus niet bij meegenomen. Uit vorige onderzoeken van NWS is gebleken dat de achterban van NWS bestaat uit een groep studenten die wat betreft studierichtingen, landen en studieniveaus representatief zijn voor Nederlandse studenten die een volledige studie in het buitenland volgen [1, 8, 10, 11]. De huidige vragenlijst is ingevuld door 174 respondenten. Dit is beduidend minder dan in voorgaande jaren (2008: N=300, 2009: N=350, 2011: N=350, 2013: N=553). Hiervoor zijn verschillende mogelijke redenen. Allereerst viel de NWSenquête samen met de uitnodiging voor de Nationale Studenten Enquête (NSE) [12]. Mogelijk hebben respondenten alleen de NSE ingevuld. Ten tweede was de timing van openzetten van de vragenlijst, van maart tot en met juni, wellicht niet optimaal. Veel studenten zijn rond deze tijd druk met tentamens en/of afstudeerscripties waardoor het wellicht moeilijk was om te participeren in het onderzoek. Hoewel het aantal respondenten beduidend lager ligt dan voorgaande jaren, is er toch veel informatie vergaard. De vragenlijst bevatte dit jaar verschillende open vragen en er was ruimte om toelichting te geven. Van deze mogelijkheid hebben de respondenten veelvuldig gebruik gemaakt. Hieruit blijkt dat de enquête met veel aandacht is ingevuld en dat de respondenten erg betrokken zijn bij de belangen van (toekomstige) studenten in het buitenland. Om de leesbaarheid van dit rapport te vergroten is ervoor gekozen om te schrijven in de tegenwoordige tijd, ook in het geval een respondent de opleiding in het buitenland nog moet starten of al heeft afgerond.
NWS-onderzoek 2015
8
2
DE RESPONDENTEN
Vrouwen zijn in het huidige onderzoek oververtegenwoordigd ten opzichte van mannen (61,3% versus 38,7%). Van 56% van de respondenten lag het geboortejaar tussen 1988 en 1992. De oudste respondenten zijn van 1979 en de jongste
98
97
19
96
19
95
19
19
93
94
19
92
19
91
19
90
19
89
19
88
19
87
19
86
19
85
19
19
<1
19
0
19
5
0
83
10
5
84
10
19
15
82
15
19
20
19
20
80
25
98 0 19 80 19 81 19 82 19 83 19 84 19 85 19 86 19 87 19 88 19 89 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97
25
81
respondent is van 1998. Zie ook figuur 1.
Vrouwen
Mannen
FIGUUR 1: GESLACHT EN GEBOORTEJAAR (N=174) Het grootste gedeelte van de respondenten (82,8%) heeft de eerste 18 levensjaren in Nederland gewoond. De hoogst afgeronde opleiding in Nederland voor vertrek naar het buitenland is voor de meeste respondenten een WO-bacheloropleiding (36%). Hierna volgen het VWO (19%) en WO-master (17%). Zie ook figuur 2 voor een overzicht van de verdeling. Wanneer deze getallen worden vergeleken met voorgaande onderzoeken, valt op dat de achtergrond van studenten lijkt te veranderen. Zo bleek dat in 2008 de meeste respondenten een WO Master in Nederland hadden afgerond, voor vertrek naar het buitenland [1]. VWO en bachelor kwamen toen op een respectievelijk tweede en derde plaats. In 2011 kwamen WO-bachelor en -master op een (zo goed als) gedeelde eerste plaats [10]. Over het algemeen lijken studenten steeds eerder in hun studieloopbaan een opleiding in het buitenland te (gaan) volgen. Hierin zou de toenemende globalisering een rol kunnen spelen. Door internet en social media wordt de wereld steeds toegankelijker, zowel op het gebied van bereizen van afstand als beschikbaarheid van informatie [13]. Niet alleen praktische informatie, maar ook persoonlijke ervaringen over een opleiding in het buitenland zijn voor de Nederlandse student met buitenlandambities steeds meer beschikbaar. NWS-onderzoek 2015
9
Basisschool
1%
HAVO
2%
2% 7%
3% VWO 19%
HBO Bachelor
17% WO Bachelor WO Master 13%
36%
Promotie Ik heb nooit in Nederland een opleiding gevolgd Anders
FIGUUR 2: HOOGST AFGERONDE NEDERLANDSE OPLEIDING (N=147)
Het grootste gedeelte van de respondenten (56,9%) volgt de opleiding in het buitenland aansluitend op een Nederlandse opleiding (N=160). Deze resultaten zijn vergelijkbaar met die van eerdere onderzoeken [8, 10]. Voorafgaand aan de opleiding in het buitenland heeft een groot gedeelte van de respondenten al ervaring opgedaan in het buitenland. Zo hebben respondenten reeds in het buitenland vakken gevolgd (37,8%), zijn ze op een langdurige uitwisseling geweest (27,3%) of hebben ze stage gelopen (25,2%). Toch heeft 23,8% van de respondenten nog geen ervaring opgedaan in het buitenland. Dit is een lichte stijging ten opzichte van het voorgaand onderzoek in 2013, waarin 20% aangaf voor de buitenlandopleiding nog geen intensieve ervaring in het buitenland te hebben opgedaan [11]. Er zijn dus iets meer respondenten die zonder intensieve buitenlandervaring starten met een studie in het buitenland. De eerder genoemde toename in globalisering kan hierbij een rol spelen.
NWS-onderzoek 2015
10
3
DE OPLEIDING
Opleidingsniveau Uit het opleidingsniveau van de respondenten blijkt dat veruit de meeste respondenten een masteropleiding (57,3%) doen. Dit wordt gevolgd door een bacheloropleiding (20,4%) en promotieonderzoek (18,5%). Daarnaast geven enkele respondenten aan een combinatie van verschillende opleidingen, zoals BA en MA, in het buitenland te volgen. Zie ook figuur 3 voor een grafische weergave van de resultaten.
4% 20%
19%
Undergraduate Bacheloropleiding Postgraduate Masteropleiding Postgraduate - Promotie
Anders 57%
FIGUUR 3: VERDELING OPLEIDINGSNIVEAU (N=157) Vakgebied Een overzicht van de verschillende richtingen waarin respondenten de opleiding volgen is te vinden in figuur 4. Uit de antwoorden omtrent het vakgebied blijkt dat bijna een derde van de respondenten (31,2%) een opleiding binnen de sociale wetenschappen volgt. Daarnaast zijn Letteren/kunst/muziek (17,8%) en Natuurwetenschappen (10,8%) veel gekozen vakgebieden voor een studie in het buitenland. Tevens geeft 12,7% aan een opleiding te volgen anders dan de voorgenoemde vakgebieden. Deze opleidingen zijn overwegend interdisciplinair van kaNWS-onderzoek 2015
11
rakter. Dit is kenmerkend voor de Nederlandse studentenpopulatie in het buitenland, aangezien ook in voorgaand onderzoeken een aanzienlijk aantal een breedgeoriënteerde opleiding volgt. Het (unieke) aanbod van opleidingen blijkt later in dit onderzoek ook één van de beweegreden voor een studie in het buitenland.
35 Natuurwetenschappen 30 Medische en biomedische wetenschappen
25
Techniek 20
Sociale wetenschappen
% 15
Letteren/kunst/muziek
10
Rechten
5
Bedrijfskunde
0
FIGUUR 4: VAKGEBIED VAN DE STUDIE (N=157) Locatie opleiding Uit de antwoorden met betrekking tot de locatie van de studie blijkt dat de respondenten van dit jaar in 25 verschillende landen studeren (zie ook figuur 5). Hiervan is met 57,1% het Verenigd Koninkrijk bij uitstek de meest gekozen bestemming. Ook uit onderzoek door EP-Nuffic (2015) blijkt het Verenigd Koninkrijk de meest populaire bestemming onder Nederlandse studenten [14]. Verder zijn ook de Verenigde Staten (12,2%) en Zweden (6,4%) populaire bestemmingen onder de ondervraagden. Nederlandse studenten binnen het Verenigd Koninkrijk Het aantal respondenten dat een opleiding in het Verenigd Koninkrijk volgt neemt nog steeds toe (2008: 45%, 2015: 57%) [1, 8, 10, 11]. De verhoging van het collegegeld in het Verenigd Koninkrijk heeft dus nog geen uitwerking gehad op het NWS-onderzoek 2015
12
19% Verenigd Koninkrijk
3% 3%
Verenigde Staten Zweden
6%
57%
Frankrijk Duitsland
12%
Overig*
FIGUUR 5: LOCATIE VAN STUDIE (N=156) aantal respondenten dat kiest voor een opleiding in dit land. Dit is vergelijkbaar met de wereldwijde trend, waar het Verenigd Koninkrijk een van de populairste studiebestemmingen is [15]. Studenten in dit onderzoek lijken nog steeds graag te kiezen voor een opleiding aan een van de instellingen die wereldwijd hoog in aanzien staan, wat onder andere geassocieerd wordt met verbeterde carrièreperspectieven [15, 16]. Met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk is Oxford de meest gekozen studentenstad. Figuur 6 laat de stedelijke verdeling binnen het Verenigd Koninkrijk zien, waaruit blijkt dat de respondenten verspreid over 24 plaatsen studeren. Tevens blijkt dat naast Oxford ook Edinburgh, London en Cambridge veel gekozen bestemmingen zijn. Motivatie om te gaan studeren in het buitenland Wat betreft de motivatie om naar het buitenland te gaan, zijn de beweegredenen gedurende dit onderzoek uitgesplitst in twee factoren: de reden om te kiezen voor NWS-onderzoek 2015
13
St Andrews
Liverpool Southampton
Exeter Plymouth Colchester
Belfast Aberdeen Preston Salford Coventry Norwich
Manchester
Edinburgh Cranfield Leeds Egham Bournemouth
York Durham Cambridge Oxford Cornwal London 0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
Aantal respondenten
FIGUUR 6: STEDEN VAN DE STUDIE (N=89) een specifieke onderwijsinstelling en de algemene motivatie achter de keuze een opleiding in het buitenland te volgen. Uit de reacties blijkt dat verschillende factoren in overweging worden genomen wanneer men besluit een opleiding in het buitenland te gaan volgen. De reputatie van zowel de onderwijsinstelling als de opleiding zelf spelen een grote rol bij de keuze voor een onderwijsinstelling (zie ook figuur 7). De locatie van de onderwijsinstelling wordt ook vaak genoemd. Daarnaast blijkt het internationale karakter van de opleiding door meer dan de helft van de respondenten hooggewaardeerd. Dit is in lijn met eerdere bevindingen van Findlay et al. (2012), waaruit bleek dat mobiele studenten de voorkeur geven aan onderwijsinstellingen van ‘wereldklasse’ [17]. Voor respondenten met een achtergrond in natuurwetenschappen, (bio)medische wetenschappen en techniek blijken tevens de onderzoeksmogelijkheden binnen de onderwijsinstelling van groot belang. Dit is vanzelfsprekend ook een van de meest gekozen antwoorden onder respondenten die promoveren. Wat betreft de keuze voor een opleiding in het buitenland lijken andere factoren NWS-onderzoek 2015
14
100
De onderwijsinstelling heeft een goede reputatie
90
De opleiding heeft een goede reputatie
80
%
70
De opleiding wordt alleen aangeboden door deze onderwijsinstelling
60
Het internationale karakter van de onderwijsinstelling
50
De plaats of het land waar de onderwijsinstelling is gevestigd
40
De (onderzoeks)mogelijkheden/faciliteiten binnen de onderwijsinstelling
30
De student-docent ratio
20
Mogelijkheden om door te stromen naar een hoger niveau binnen de onderwijsinstelling
10
Anders 0
FIGUUR 7: KEUZE VAN DE ONDERWIJSINSTELLING (NAAR RANKING) (N=156) een doorslaggevende rol te spelen, zie ook figuur 8 voor een overzicht van de top 5 van meest gekozen factoren. Hier blijkt het opdoen van levenservaring bij uitstek de belangrijkste motivatie te zijn. Daarnaast zijn zowel de kwaliteit en het uitdagender onderwijs bij studenten in de techniek de belangrijkste redenen om voor het buitenland te kiezen. Verder valt het op dat studeren in het buitenland geassocieerd wordt met het verbeteren van carrièreperspectieven. Dit is vooral voor studenten rechten en letterkunde doorslaggevend om te kiezen voor een opleiding in het buitenland. Daarnaast moeten ook praktische redenen niet over het hoofd worden gezien: 26% van de respondenten geeft aan dat desbetreffende opleiding simpelweg niet in Nederland wordt aangeboden. Dit geldt met name voor studenten Letterkunde. Deze resultaten zijn in lijn met bevindingen van voorgaande jaren, waaruit blijkt dat naast persoonlijke ontwikkeling ook professionele ontwikkeling hoog scoort wat betreft redenen om naar het buitenland te vertrekken. Daarnaast vormt het onderscheidende karakter van een opleiding in het buitenland vooral voor respondenten in de masterfase de doorslaggevende factor om in het buitenland te gaan studeren: het verbeteren van carrièreperspectieven is in deze groep bij uitstek de meest gekozen optie. NWS-onderzoek 2015
15
Zoals ook bleek uit eerdere NWS-onderzoeken, is voor Nederlandse studenten het vergroten van carrièrekansen – zowel door professionele ontwikkeling alsmede persoonlijke groei – de belangrijkste motivatie om te kiezen voor een opleiding in het buitenland. Ondanks toename van de werkgelegenheid in Nederland [18], lijkt het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt dus een belangrijk thema onder de respondenten. Dit blijkt op globaal niveau ook een veelvoorkomende motivatie, waar een studie in het buitenland wordt gezien als een onderscheidend kenmerk op de arbeidsmarkt in het land van herkomst [17]. Ik doe meer levenservaring op =Een opleiding in het buitenland verbetert mijn carrièrekansen )De studie is uitdagender dan in Nederland 7De kwaliteit van de opleiding is hoger dan in Nederland .De opleiding werd niet aangeboden in Nederland 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
%
FIGUUR 8: TOP 5 VAN MOTIVATIE VOOR STUDIE IN HET BUITENLAND NAAR RANKING (N=154)
NWS-onderzoek 2015
16
4
BEKOSTIGING VAN DE OPLEIDING
De kosten van de opleiding De kosten voor onderwijs in het buitenland lopen erg uiteen. Slechts 21,5% van de respondenten geeft aan minder te betalen dan het wettelijke collegegeld in Nederland (€ 1951 in 2015 [19]). Dit zijn bijvoorbeeld respondenten die studeren in Duitsland en Zweden. Zoals te zien is in figuur 9, betalen de meeste respondenten € 5.000 tot €10.000 collegegeld per jaar. Dit zijn voornamelijk respondenten die een opleiding in het Verenigd Koninkrijk volgen. Daarentegen betalen veelal respondenten in de Verenigde Staten €20.000 of meer collegegeld per jaar.
15%
22%
€ 1.835 of minder
Tussen € 1.835 en € 5.000 Tussen € 5.000 en € 10.000
22%
13%
Tussen € 10.000 en € 20.000 € 20.000 of meer
28%
FIGUUR 9: HOOGTE COLLEGEGELD (N=149) De spreiding onder de totale kosten (collegegeld plus de kosten voor levensonderhoud) voor een opleiding in het buitenland lijkt minder groot. Hierbij geeft 35,8% aan jaarlijks tussen € 10.000 en €20.000 te besteden, en nog eens 34,9% spendeert jaarlijks tussen €20.000 en €30.000. Zie ook figuur 10. Hierbij is het belangrijk om op te merken dat zowel het collegegeld als de kosten voor levensonderhoud per locatie veel kunnen verschillen. Voor de Verenigde StaNWS-onderzoek 2015
17
ten en het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld loopt de hoogte van het collegegeld erg uiteen, maar de totale kosten blijken in beide landen ongeveer gelijk te zijn [20].
13%
10%
Minder of gelijk aan € 10.000
6%
Tussen € 10.000 en € 20.000 Tussen € 20.000 en € 30.000 36%
35%
Tussen € 30.000 en € 40.000 Meer dan € 40.000
FIGUUR 10: TOTALE KOSTEN OPLEIDING BUITENLAND PER JAAR (N=149) Financiering van de opleiding Om een goede indruk te krijgen van de impact van het invoeren van het sociale leenstelsel, is de financiering van de studie in beeld gebracht (zie ook figuur 11). Allereerst kan worden geconcludeerd dat DUO een belangrijke rol speelt binnen de financiering van een studie in het buitenland, aangezien 46,3% gebruik maakt van een prestatiebeurs bij DUO, en 34,9% van de respondenten aangeeft een rentedragende lening bij DUO te hebben afgesloten. Daarnaast blijken beurzen vanuit de buitenlandse onderwijsinstelling (24,2%) evenals het VSB fonds (23,5%) veelvuldig bij te dragen aan de financiering van de buitenlandse studie. Naast een overzicht van de beurzen en toeslagen, is ook het belang van de voornaamste financieringsbronnen bevraagd. Zie ook figuur 12 voor een overzicht. Hieruit blijkt dat de bijdrage van ouders of familie veruit het belangrijkst is (58,8%) voor de meeste respondenten, gevolgd door eigen spaargeld (39,9%). Opvallend NWS-onderzoek 2015
18
50
45 Prestatiebeurs DUO 40
Rentedragende lening DUO
35
Collegegeldkrediet DUO Beurs van het VSB Fonds
30 Huygens Scholarship 25
Erasmus Mundus Beurs
20
Beurs vanuit mijn buitenlandse universiteit Anders
15
Ik ontvang geen beurs of toelage 10 Beurs of toelage van een andere instantie
5
0
FIGUUR 11: FINANCIERING DOOR BEURZEN EN TOELAGES (N=149) is dat naast het eigen spaargeld, ook een bijbaan tijdens de studie (17,6%) geregeld voorkomt waaruit blijkt dat respondenten zeer bereid zijn zelf bij te dragen aan de financiering van de opleiding. Wanneer de verschillende fases van de opleiding in overweging worden genomen, blijkt dat respondenten in de promotiefase hun studie voornamelijk financieren door verschillende beurzen. Dit in tegenstelling tot bachelor- en masterrespondenten, bij wie de bijdragen van ouders en familie van veel groter belang zijn. De DUO-prestatiebeurs speelt met een derde plek (37,2%) duidelijk een belangrijke rol bij de financiering in het buitenland. Een derde van de respondenten (30,2%) geeft aan tevreden te zijn met de mogelijkheden bij DUO met betrekking tot de financiering van een studie in het buitenland. Verder blijkt bijna de helft van de respondenten bewust geen gebruik te maken van (32,9%) of niet in aanmerNWS-onderzoek 2015
19
70 60 50 % 40 30 20 10 0 Bijdrage ouders/familie
Eigen spaargeld
DUO prestatiebeurs
Beurs van een Nederlandse particuliere organisatie (bijv. VSB Fonds of Prins Bernard Cultuurfonds)
DUO rentedragende lening
FIGUUR 12: TOP 5 BELANGRIJKSTE FINANCIERINGSBRONNEN (N=148) king te komen voor (22,1%) de leenfaciliteiten bij DUO. Onder de respondenten die niet tevreden zijn met de financieringsmogelijkheden via DUO, blijkt met name de hoogte van het te ontvangen of te lenen bedrag niet toereikend te zijn. Daarnaast geven respondenten aan liever per kwartaal of half jaar financiering te ontvangen. Als laatste wordt het feit dat er geen (leen)mogelijkheden voor PhD-studenten zijn door meerdere respondenten gehekeld. Uit de vraag: “Indien je een of meerdere studiebeurzen hebt ontvangen van andere instanties dan DUO, wat zou je gedaan hebben wanneer je deze niet had gekregen?” (zie figuur 13) blijkt dat een aanzienlijke groep (15,4%) het wegvallen van een studiebeurs zou oplossen met een lening bij DUO. Dit geldt vooral voor masterstudenten. Een ander groot deel van de respondenten, voornamelijk PhDstudenten, geeft aan te zullen uitwijken naar een programma in Nederland (10,1%). Hieruit blijkt het cruciale belang van beurzen en toereikende leenmogelijkheden voor de respondenten om een opleiding in het buitenland te kunnen realiseren. Om het Nederlandse uitgaande mobiliteitscijfer op peil te krijgen met het Europese gemiddelde, is het onder andere van belang dat er voldoende beurzen voorhanden zijn voor Nederlandse studenten, voornamelijk tijdens de PhD-fase. Een NWS-onderzoek 2015
20
andere veelgenoemde optie is het nemen van een (bij)baan (10,1%). Hieruit blijkt de bereidheid en toewijding onder de respondenten om zelf bij te dragen aan de financiering van een opleiding in het buitenland. Opvallend is dat wanneer financiering vanuit beurzen (anders dan DUO) in het geding zou komen, zo’n 10,1% van de respondenten niet langer een buitenlandse opleiding zou overwegen maar in plaats daarvan voor een opleiding in Nederland zou kiezen. Dit percentage loopt onder PhD-studenten zelfs op tot 18,5%. Aansluitend blijkt uit de toelichtingen gegeven bij de open antwoorden (‘‘Anders, namelijk’’ (18,8%)) dat een meerderheid van de respondenten, zowel master- als PhD-studenten, hun doorstudeerambities compleet zouden laten varen. Het wegvallen van beurzen vormt dus een vergrote drempel tot studeren in het buitenland, en voor sommigen zelfs tot het uitblijven van doorstuderen in het algemeen. Daarnaast worden ‘‘sparen’’ of ‘‘lenen bij familie’’ als eventuele oplossing genoemd om een gat in de studiebegroting op te lossen. Impact van de invoering van het sociaal leenstelsel Per 1 september 2015 zijn er verschillende wijzigingen omtrent de studiefinanciering, ook wel bekend als sociaal leenstelsel, doorgevoerd. De belangrijkste verandering is dat de basisbeurs voor (nieuwe) bachelor- en masterstudenten is komen te vervallen. In plaats daarvan kunnen studenten vanaf heden gebruik maken van een zogenaamd ‘‘studievoorschot’’: een lening van de overheid onder flexibele voorwaarden. Als tegenprestatie zal het kabinet maximaal 1 miljard euro vrijmaken voor investeringen in het hoger onderwijs in Nederland [21]. Logischerwijs levert dit dus geen voordeel op voor Nederlandse diplomamobiele studenten, terwijl zij wel degelijk de nadelen ervaren van het wegvallen van de voormalige regeling omtrent studiefinanciering. Om inzicht te krijgen wat deze verandering voor Nederlandse studenten in het buitenland inhoudt, is er getoetst of de respondenten onder de nieuwe regeling nog steeds een opleiding in het buitenland zouden kunnen volgen. Uit de analyse blijkt dat slechts 55% van de respondenten verwacht dat zij ook onder het nieuwe leenstelsel een opleiding in het buitenland kunnen volgen (zie ook figuur NWS-onderzoek 2015
21
Indien je een of meerdere studiebeurzen hebt ontvangen van andere instanties dan DUO, wat zou je gedaan hebben wanneer je deze niet had gekregen? 35 Een lening afsluiten bij DUO 30 25
Een lening afsluiten bij particulieren of een andere instantie dan DUO
20
Een opleiding in Nederland volgen
15
Een andere opleiding in het buitenland volgen
%
10
Meer werken naast de studie
5 Anders 0
FIGUUR 13: FINANCIERING STUDIE NAAST STUDIEBEURZEN (N=89) 14). Hieruit volgt dat de veranderingen omtrent het leenstelsel grote impact heeft op de respondenten, en mogelijk leidt tot verminderde mobiliteit onder Nederlandse studenten de komende jaren. Ongeacht het gekozen antwoord, hebben respondenten veelvuldig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hun antwoord toe te lichten. Wat allereerst opvalt is dat de grote meerderheid van de respondenten benadrukt dat studeren in het buitenland een dure aangelegenheid is, zoals eerder in dit hoofdstuk gebleken is. Dit wordt onder meer verklaard door hoger collegegeld en hogere levenskosten, maar bijvoorbeeld ook door verminderde mogelijkheden voor een bijbaan door visarestricties (dit geldt voornamelijk voor respondenten die studeren in de Verenigde Staten) of door een taalbarrière. Afgaande op de toelichtingen van de respondenten bij de vorige vraag zijn er
NWS-onderzoek 2015
22
Zou je onder het nieuwe stelsel nog steeds een opleiding in het buitenland kunnen volgen?
32%
Ja Nee 55%
Weet ik niet
13%
FIGUUR 14: IMPACT INVOERING NIEUWE LEENSTELSEL (N=149) met betrekking tot het nieuwe leenstelsel drie verschillende groepen te onderscheiden: 1) respondenten die onder de nieuwe regeling niet naar het buitenland zouden (kunnen) vertrekken, 2) respondenten die onder de nieuwe regeling alsnog naar het buitenland zouden (kunnen) vertrekken en 3) respondenten op wie de nieuwe regeling nauwelijks tot geen impact heeft. Zoals genoemd bestaat de grootste groep uit respondenten die na het wegvallen van de oude regeling studiefinanciering alsnog zouden besluiten om een opleiding in het buitenland te volgen. Veel respondenten benadrukken dat de nieuwe regeling weliswaar tot een fikse lastenverzwaring leidt, maar dat dit hun buitenlandambities uiteindelijk niet in de weg zal staan. Meerdere respondenten geven aan deze mogelijke financiële barrière op te zullen lossen door (nog) meer te lenen of een extra bijdrage van familie te vragen, anderen opperen gebruik te zullen maken van eigen spaargeld ofwel een (tweede) beurs aan te vragen. Zoals één respondent toelicht: “Ik vind mijn educatie te belangrijk om daar niet voor te lenen.” De tweede groep betreft respondenten geeft aan dat zij onder het nieuwe leenstelNWS-onderzoek 2015
23
sel niet meer naar het buitenland zouden kunnen vertrekken. Dit wordt gedeeltelijk verklaard door de hogere (studie)kosten in het buitenland, alsmede de hogere lening die bijvoorbeeld tijdens de vooropleiding in Nederland wordt afgesloten. Zoals een respondent noteerde: “Dan zou ik zo extreem veel moeten lenen dat een buitenlandstudie niet meer aantrekkelijk is.” Daarnaast geven verschillende respondenten aan dat de leenfaciliteiten bij DUO niet toereikend zijn voor hun studie in het buitenland. Ten eerste omdat er maandelijks wordt uitgekeerd, terwijl het collegegeld bij veel instellingen per semester moet worden betaald. Ten tweede omdat er een maximumbedrag is dat studenten kunnen lenen. Hieruit valt af te leiden dat de lastenverzwaring (door het wegvallen van het oude stelsel studiefinanciering) voor diplomamobiele Nederlandse studenten nauwelijks wordt gecompenseerd. Enerzijds zullen zij niet profiteren van nieuwe investeringen in het Nederlandse hoger onderwijs, en anderzijds blijken de leenfaciliteiten niet toereikend om de hoge(re) kosten voor een opleiding in het buitenland op te vangen. Daarbij moet in overweging worden genomen dat ten tijde van dit onderzoek het nieuwe stelsel nog niet ingevoerd was, waardoor een substantieel deel van de respondenten niet volledig op de hoogte was van de gevolgen van de verandering (‘weet niet’ met 32%). Hierdoor kan de daadwerkelijke impact waarschijnlijk pas over enkele jaren in kaart worden gebracht. Als laatste is er een aantal respondenten dat aangeeft dat de invoering van het nieuwe leenstelsel voor hen geen noemenswaardige gevolgen heeft. Dit is enerzijds het geval omdat een substantieel deel van de respondenten (bijvoorbeeld PhD-studenten) geen recht meer heeft op studiefinanciering/leenfaciliteiten bij DUO, of omdat zij er simpelweg geen gebruik van (willen) maken. Daarnaast is er een deel van de respondenten dat aangeeft dat de bijdrage van DUO niet in verhouding staat tot de hoge kosten voor een studie in het buitenland, waardoor het wegvallen hiervan nauwelijks impact heeft. Zoals een van de respondenten aangeeft: “Er zijn andere manieren om een buitenlandverblijf te financieren”, waardoor de bijdrage via studiefinanciering niet per se noodzakelijk wordt bevonden. Dit betekent overigens niet dat de impact van de veranderde situatie te verwaarlozen is. Anderzijds erkennen respondenten dat alhoewel het bedrag bij lange na niet kostendekkend is, de bijdrage van de overheid van doorslaggevend belang is geNWS-onderzoek 2015
24
weest om te besluiten om in het buitenland te gaan studeren: “De DUO basisbeurs heeft voor mij de doorslag gegeven om [toch] in het buitenland te studeren.” Om beter inzicht te krijgen in de daadwerkelijke impact van het nieuwe leenstelsel met betrekking tot mobiliteit naar het buitenland, is er ook gevraagd hoe men verwacht een (eventueel) gat in de begroting op te kunnen lossen (zie tabel 1). Overeenkomend met de toelichting uit de vorige vraag, blijkt hieruit dat een lening of gift van familie (61,5%), een lening bij DUO (50,7%) en een bijbaan (45,9%) de meest gekozen opties zijn. Onder PhD-studenten geeft slechts een klein deel van de respondenten aan gebruik te zullen maken van de leenfaciliteiten bij DUO, omdat de overgrote meerderheid hier simpelweg niet voor in aanmerking komt. Daarnaast wordt de optie ‘afzien van doorstuderen’ het meest genoemd onder respondenten in de PhD-fase. Onder bachelorstudenten lijkt het wegvallen van de basisbeurs vooralsnog de grootste impact te hebben op de uitgaande mobiliteit. Binnen deze groep staat de optie ‘volledig afzien van studeren in het buitenland’ in de top 5 van meest genoemde oplossingen voor een (eventueel) gat in de begroting. Dit wordt over het algemeen toegelicht met het feit dat zij het wegvallen van de basisbeurs simpelweg niet kunnen compenseren. Studeren in het buitenland lijkt dus minder toegankelijk te worden voor een deel van de Nederlandse studenten, afhankelijk van hun financiële positie.
TABEL 1: TOP 5 OPLOSSINGEN VOOR (EVENTUEEL) GAT IN BEGROTING DOOR WEGVALLEN BASISBEURS (N=148)
NWS-onderzoek 2015
25
5
INFORMATIEVOORZIENING
Informatievoorziening speelt een belangrijke rol tijdens de voorbereiding op en het daadwerkelijke vertrek naar het buitenland. Aangezien het aantal beschikbare informatiebronnen zeer divers is, is in dit onderzoek gekeken naar het belang van verschillende instanties alsmede de kwaliteit van de dienstverlening. Zoals te zien in figuur 15, wordt de buitenlandse onderwijsinstelling veruit het meest geraadpleegd. Daarnaast blijken DUO en vrienden/familie een belangrijke bron van informatie omtrent studie in het buitenland. Ambassades en stichting NWS worden het minst geraadpleegd.
Buitenlandse onderwijsinstelling DUO (voorheen IB-groep) Vrienden/familie Verzekeringsmaatschappijen Medestudenten Bank 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90 100
%
FIGUUR 15: INSTANTIES GERAADPLEEGD VOOR VERTREK (N=152) De waardering van de geraadpleegde instanties loopt nogal uiteen. Zoals afgebeeld in figuur 16 ontvangen de buitenlandse onderwijsinstelling, vrienden/familie en medestudenten de beste waardering. Opvallend is dat in de top 3 van bestgewaardeerde informatiebronnen geen enkele overheidsinstantie (zoals DUO of www.wilweg.nl van EP-Nuffic) wordt genoemd. Exact de helft van de respondenten bezocht de website wilweg.nl, een initiatief van NWS-onderzoek 2015
26
EP-Nuffic. Een kwart van de bezoekers, voornamelijk master- en PhD-studenten, vond de informatievoorziening op deze website goed. Echter, 14,5% van de bezoekers waardeerde de informatievoorziening op de website ‘‘slecht’’ tot ‘‘matig’’. Dit geldt voornamelijk voor bachelor- en PhD-studenten. Over het geheel genomen scoort DUO het slechtst: 22,3% van de ondervraagden noemt de informatievoorziening via DUO ‘‘slecht’’ en nog eens bijna 30% beoordeelt de instantie met ‘‘matig’’. Opvallend is dat dit geldt voor alle studieniveaus en de veranderingen die DUO doorvoert in haar informatievoorziening tot dusver nog weinig invloed hebben op de kwaliteit volgens de respondenten. Ook verzekeringsmaatschappijen en de Nederlandse gemeenten scoren doorgaans slecht tot matig in hun informatievoorziening. Dit kan gedeeltelijk worden verklaard door het feit dat een gehele studie in het buitenland nochtans als vrij uitzonderlijk wordt beschouwd, waardoor desbetreffende instanties vaak simpelweg niet de juiste informatie voorhanden hebben.
Bank
Medestudenten Verzekeringsmaatschappijen Uitstekend Vrienden/familie
Goed Acceptabel
DUO (voorheen IB-groep)
Matig Slecht
Buitenlandse onderwijsinstelling 0
10
20
30
40
50
60
70
%
FIGUUR 16: EVALUATIE GERAADPLEEGDE INSTANTIES (N=152) Afgaande op de resultaten van voorgaande onderzoeken is besloten om extra aanNWS-onderzoek 2015
27
dacht te besteden aan de dienstverlening van DUO en EP-Nuffic. Hier is allereerst gevraagd om een cijfer te geven voor de dienstverlening en informatievoorziening door beide instanties. Op een schaal van 1-10 scoort DUO slechts een krappe voldoende met een 5,8 gemiddeld. De dienstverlening door EP-Nuffic scoort duidelijk beter onder de respondenten, zij scoren een mooie 8,4. Een kleine kanttekening hierbij is dat 86,8% van de respondenten gebruik heeft gemaakt van de service van DUO, voor EP-Nuffic ligt dit beduidend lager met slechts 55,9% van de respondenten. Daarnaast hebben respondenten veelvuldig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om aanbevelingen te doen omtrent de informatievoorziening door EP-Nuffic. Het meest opvallend is de vraag om meer praktische informatie, zoals een stappenplan of een checklist, speciaal toegespitst op een volledige opleiding in het buitenland. Daarnaast geeft een groot aantal respondenten aan dat de aangeboden informatie niet uitgebreid en actueel (genoeg) was. Voorbeelden van informatiegebieden waar dit het geval was zijn: zorgverzekeringen, het in- en uitschrijven in het GBA-register, meeneembare studiefinanciering, beschikbare beurzen en vereisten hiervoor, en de erkenning van (het diploma van) de buitenlandse opleiding in Nederland. Ook geven respondenten aan dat er behoefte is aan het duidelijker weergeven van de beschikbare informatie. Hiervoor worden verschillende aanbevelingen gedaan zoals meer gebruik maken van land-specifieke informatie en to-do-lists. Met name informatie specifiek voor studenten die een volledige opleiding in het buitenland volgen, bijvoorbeeld uitschrijven bij de gemeente en zorgverzekering, ontbreekt nog. De laatste aanbeveling vanuit de respondenten betreft het aanleggen van een database ofwel buddysysteem, waarbij aankomende studenten gemakkelijk in contact komen met studenten die al eerder naar het buitenland zijn vertrokken. Hierin zou NWS een belangrijke rol kunnen spelen, voornamelijk met het bij elkaar brengen van oud-studenten en nieuwe studenten. Een aanzienlijk aantal respondenten gaf aan dat ze niet wisten dat EP-Nuffic bestond. Er bestaan dus zeker mogelijkheden om het gebruik van de informatie van NWS-onderzoek 2015
28
EP-Nuffic te vergroten, wanneer de naamsbekendheid onder studenten vergroot zou worden. Dit geldt in het bijzonder omdat internet het meest gebruikte medium is om informatie te vinden over studeren in het buitenland [22]. Ook met betrekking tot ontbrekende hulp of informatie in aanloop naar een studie in het buitenland, komen veelal dezelfde eerder genoemde thema’s aan bod. Bijvoorbeeld informatie over zorgverzekering, meeneembare studiefinanciering en in- en uitschrijven in het GBA-register. Daarnaast is het opvallend dat respondenten aangeven vanuit de Nederlandse onderwijsinstellingen weinig hulp te hebben ontvangen. Over het algemeen zijn de Nederlandse onderwijsinstellingen slecht op de hoogte van de mogelijkheden, de procedures en de deadlines van buitenlandse universiteiten. Ook wordt genoemd dat de zogenaamde ‘‘international offices’’ op Nederlandse onderwijsinstellingen vaak gericht op (korte) uitwisselingsprogramma’s en weinig concrete hulp kunnen bieden bij een volledige opleiding in het buitenland. Dat komt waarschijnlijk doordat Nederlandse universiteiten betaald krijgen per student en er dus een financiële prikkel bestaat om studenten binnen de eigen universiteit te behouden.
NWS-onderzoek 2015
29
6
NA DE BUITENLANDOPLEIDING
Op vraag of studenten überhaupt willen terugkeren in Nederland, geeft het grootste deel (70,6%) aan dit van plan te zijn. Hierbij geeft 43,5% aan binnen een tot acht jaar na afronding van de opleiding in het buitenland terug te willen keren naar Nederland. Daarnaast geeft 27,1% van de respondenten aan wel terug te willen naar Nederland, maar nog niet zeker te zijn binnen welke termijn. Toch is er ook een aantal van de respondenten (29,3%) dat helemaal niet van plan is terug te keren naar Nederland. Redenen hiervoor zijn het verlies van binding met Nederland en de carrièremogelijkheden. Deze resultaten komen overeen met onderzoek door Rosenzweig (2008) onder internationale studenten in Azië. Hier bleek dat deze groep vaak in het gastland blijft, waarbij uiteenlopende factoren een rol te spelen bij terugkeer [23]. Deze resultaten laten zien dat er toch een vrij groot gedeelte studenten ‘‘verloren’’ gaat doordat zij in het buitenland blijven na afronding van de studie in het buitenland. Hier valt nog veel winst te behalen voor de Nederlandse overheid, en NWS kan hier mogelijk een faciliterende rol in spelen. Mogelijk kan het onderhouden van directe banden met de student in het buitenland, bijvoorbeeld door het doorlinken van relevante vacatures, ertoe kunnen leiden dat meer studenten na hun studie in het buitenland terugkeren naar Nederland. Dit is in lijn met onderzoek door Beine, Noël Ragot (2012), waaruit blijkt dat verwachte carrièreperspectieven een grote rol spelen bij motieven voor terugkeer [16]. Familie en vrienden vormen voor de meeste respondenten de voornaamste reden om terug te keren naar Nederland. Daarnaast zijn ook het gemis van de Nederlandse cultuur, evenals de mogelijkheid bij te dragen aan de Nederlandse maatschappij belangrijke factoren bij terugkeer. Het laatste punt illustreert de bereidwilligheid van de respondenten om na afronding van de opleiding in het buitenland een steentje bij te dragen aan de Nederlandse maatschappij. Een groot gedeelte van de respondenten geeft aan niet van plan te zijn terug te keren naar Nederland direct na afronding van de studie in het buitenland. Direct na afronding van de opleiding in het buitenland, willen de meeste respondenten (35,7%) eerst nog in het buitenland blijven om daar te werken. Verder geeft 17,1% NWS-onderzoek 2015
30
van de respondenten aan verder te willen studeren in het buitenland. Dit geldt voornamelijk voor bachelorstudenten. Toch geeft ook 26,4% aan terug te willen keren naar Nederland om te werken, dit geldt voornamelijk voor de master- en PhD-studenten. Slechts 6,4% geeft aan terug te keren naar Nederland voor studie, dit zijn met name bachelorstudenten. Verder is ook een deel van de respondenten (14,3%) nog niet zeker wat hij wil gaan doen na hun huidige buitenlandopleiding. Zie ook tabel 2 voor een overzicht.
TABEL 2: NA DE STUDIE (N=140) In figuur 17 is de top 10 weergegeven van verwachte problemen na terugkeer in Nederland. De meeste respondenten zien het vinden van een baan zeer somber in en dit pessimisme lijkt gegrond. Prognoses voorspellen dat driekwart van de huidige universitaire studenten matige tot slechte kansen zullen hebben bij het vinden van een baan die aansluit op de studie, maar dit geldt niet specifiek voor Nederlandse studenten die een volledige opleiding in het buitenland hebben gevolgd [24]. Toch zijn er ook relatief veel respondenten die verwachten geen grote problemen te ondervinden. Een enkeling is de Nederlandse taal enigszins verleerd en verwacht te moeten investeren in het spreken van foutloos Nederlands. De respondenten is gevraagd of zij denken dat de Nederlandse samenleving het volgen van een opleiding in het buitenland waardeert. De meningen hierover zijn duidelijk verdeeld. De helft van de respondenten geeft aan het idee te hebben dat hun opleiding in het buitenland als waardevol wordt gezien. Toch geeft ook bijna 30% van de respondenten aan het gevoel te hebben dat hun opleiding in het buitenland niet echt als toegevoegde waarde wordt gezien binnen de Nederlandse NWS-onderzoek 2015
31
Aanspraak maken op sociale zekerheidsuitkeringen Verzekeringen regelen Omzetting van de prestatiebeurs in een gift door DUO
Pensioenopbouw Erkenning van diploma’s behaald in het buitenland Een woonruimte vinden Wennen aan de Nederlandse werkcultuur Een sociaal leven opbouwen Herintegreren in de Nederlandse samenleving
Een baan vinden 0
5
10
15
20
25 %
30
35
40
45
50
FIGUUR 17: VERWACHTE BARRIÈRES BIJ TERUGKOMST IN NEDERLAND (N=145) maatschappij. Er werd door respondenten veelvoudig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om naast het kiezen van een antwoord in de multiplechoicevraag, extra commentaar of uitleg te geven op hun antwoord. Een paar noemenswaardige reacties zijn hieronder te lezen. “De ’doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’-houding is erg van toepassing op studeren in het buitenland.” “De support van Nederlanders en het begrip voor mijn keuze om in het buitenland te blijven ontbreekt compleet. Ook de resources en financiële steun van de regering ontbreken.” “De reputatie van buitenlandse universiteiten zou in Nederland moeten worden aangehaald. Mijn studie in Londen was vergeleken met dergelijke studies in NL veel zwaarder en achteraf heb ik niet het idee dat ik daarvoor beloond wordt op de arbeidsmarkt.” “Verrassend weinig mensen gaan studeren in het buitenland, omdat ze het te veel geregel vinden. Als het aantrekkelijker gemaakt wordt zullen veel meer mensen tenminste een uitwisseling doen.”
NWS-onderzoek 2015
32
7
CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
Ondanks dat het volgen van een opleiding in het buitenland waardevol is op meerdere vlakken, ligt de uitgaande diplomamobiliteit van Nederlandse studenten nog steeds ruim onder het Europees gemiddelde. Uit het huidige onderzoek blijkt dat, net als in voorgaande jaren, de meeste respondenten voor een masteropleiding naar het buitenland vetrekken. Wel is er een toename in respondenten voor wie de opleiding in het buitenland de eerste intensieve buitenlandervaring is. Het grootste gedeelte van de respondenten vertrekt voor een opleiding in de sociale wetenschappen naar het buitenland. Het Verenigd Koninkrijk is als land het meest geliefd. Bij de keuze van een opleiding en/of onderwijsinstelling in het buitenland, blijken zowel de reputatie als locatie een belangrijke rol te spelen. Maar ook het internationale karakter van de opleiding is voor de respondenten van belang. Er zijn verschillende factoren die respondenten motiveert een opleiding in het buitenland te volgen, waarbij het vergroten van de carrièrekansen een belangrijke achterliggende gedachte is. Het opdoen van levenservaring speelt voor de meeste respondenten een belangrijke rol wanneer zij kiezen voor het volgen van een opleiding in het buitenland. Maar ook de uitdagende studie en de kwaliteit van het onderwijs op de opleiding vinden de respondenten belangrijk. Verder zijn respondenten vaak ook genoodzaakt de opleiding in het buitenland te volgen, aangezien er in Nederland geen overeenkomende opleiding bestaat. De meerderheid van de respondenten betaalt beduidend meer collegegeld in vergelijking met Nederlandse maatstaven. Dit kan tot problemen leiden bij het financieren van de opleiding, aangezien de studiefinanciering die respondenten ontvangen niet dekkend is voor alle kosten die worden gemaakt in het buitenland. Voor veel respondenten is ondersteuning door DUO middels de prestatiebeurs, lening of collegekrediet de belangrijkste financieringsbron. Maar er is ook een relatief groot aantal dat er expliciet voor kiest geen gebruik te maken van de leenfaciliteiten bij DUO. Dit betreft voornamelijk respondenten in de master- of PhDfase. Verder wordt ondersteuning door familie en het gebruik van eigen spaargeld NWS-onderzoek 2015
33
ingezet om de studie te financieren. • Studiefinanciering via DUO is vaak niet toereikend om alle kosten gedurende een opleiding in het buitenland te dekken. Na de invoering van het nieuwe stelsel studiefinanciering, het wegvallen van de DUO-prestatiebeurs, zouden de meeste respondenten hun studie financieren met een lening bij DUO. Dit geldt met name voor masterstudenten. Toch is er ook een groot gedeelte dat zou moeten uitwijken naar een opleiding in Nederland. De veranderingen in de regeling studiefinanciering hebben dus grote gevolgen voor respondenten die een opleiding in het buitenland (willen) volgen. Slechts een kleine meerderheid van de respondenten verwacht onder de nieuwe omstandigheden met zekerheid nog steeds de opleiding in het buitenland te kunnen vervolgen. Echter zijn er veel respondenten die verwachten dat het wegvallen van de prestatiebeurs ervoor zou zorgen dat ze geen opleiding in het buitenland kunnen volgen of dat het tot problemen met financiering van de opleiding zal leiden. • Wegvallen van de prestatiebeurs kan zorgen voor een daling van studenten die een volledige opleiding in het buitenland (kunnen) volgen. • De beschikbaarheid van beurzen, zowel via overheid als private instellingen, moet worden vergroot om te verhoeden dat studeren in het buitenland alleen voor de ‘elite’ studenten is weggelegd. Respondenten raadplegen de buitenlandse onderwijsinstelling het meest voor informatie over een opleiding in het buitenland. Deze informatiebron krijgt van de respondenten tevens de hoogste waardering. Verder worden ook overheidsinstanties, als DUO en EP-Nuffic (wilweg.nl), veelvuldig geraadpleegd door de respondenten, maar ontvangen deze informatiebronnen een beduidend lagere waardering. DUO ontvangt de laagste score. Verder voldoen ook Nederlandse onderwijsinstellingen niet aan de verwachtingen en kunnen deze de respondenten vaak slecht ondersteunen. • Het bestaan van EP-Nuffic (www.wilweg.nl) is nog niet bekend onder een groot deel van de studenten, dit vraagt om verbetering van de naamsbekendheid. NWS-onderzoek 2015
34
• Informatievoorziening omtrent het volgen van een volledige opleiding in het buitenland is nog niet optimaal. • Stappenplannen en informatie specifiek voor studenten die een volledige opleiding in het buitenland willen volgen ontbreekt. Dit geldt ook voor meer specifieke informatie per land. • Er is vraag naar de opzet van een forum of buddysysteem, waardoor studenten onderling met elkaar in contact kunnen komen om informatie uit te wisselen. De meeste respondenten geven aan van plan te zijn om terug keren naar Nederland om hier te zoeken naar een baan en bij te kunnen dragen aan de Nederlandse maatschappij. Toch willen de meeste studenten, direct na het afronden van de opleiding in het buitenland, eerst gaan werken in het buitenland. Deze groep respondenten zien hun kansen op en baan in Nederland veelal somber in. Het vinden van een baan wordt bij eventuele terugkomst naar Nederland ook als grootste verwachte barrière genoemd. Mogelijk zou het aantal studenten dat (direct) terug wil keren naar Nederland groter zijn wanneer de Nederlandse overheid kortere banden zou onderhouden met de studenten in het buitenland, bijvoorbeeld door hen te informeren over mogelijke baankansen. Ook zou er meer aan de waardering van studeren in het buitenland kunnen worden gedaan, om de kans te vergroten dat studenten terugkeren naar Nederland na afronding van de opleiding in het buitenland. Respondenten geven aan het gevoel te hebben dat de meerwaarde van een studie in het buitenland in de Nederlandse maatschappij nog niet altijd wordt erkend. • Betere carrièremogelijkheden in het buitenland en verminderde binding met Nederland zijn redenen voor studenten om in het buitenland te blijven na afronding van de opleiding aldaar. • Het opzetten van een systeem om binding met Nederland te vergroten lijkt gewenst. Kortere lijnen houden met studenten in het buitenland en ze begeleiden bij het vinden van een baan in Nederland kan de kans te vergroten dat ze terugkeren naar Nederland. NWS-onderzoek 2015
35
• De waardering binnen de Nederlandse samenleving voor het volgen van een opleiding in het buitenland, moet worden vergroot. In het kader van het NWS-onderzoek 2015 is er, mede dankzij de talrijke toelichtingen van respondenten op vragen, veel waardevolle informatie vergaard. Hopelijk zullen de aanbevelingen van dit onderzoek bijdragen aan het verminderen van de obstakels tot het volgen van een opleiding buiten Nederland, waardoor studeren in het buitenland een mogelijkheid wordt voor alle gemotiveerde en internationaal georiënteerde studenten die Nederland rijk is.
NWS-onderzoek 2015
36
Referenties [1] Stichting Nederlandse Wereldwijde Studenten. NEWSonderzoek. 2008. [2] OECD. Education at a Glance 2014: OECD Indicators. 2014. [3] Altbach PG. Perspectives on Internationalizing Higher Education. 27. 2015. [4] EP-Nuffic. “Mobility Statistics”. In: (2015). URL: https://www.nuffic.nl/en/ expertise/mobility-statistic. [5] Deviney D e.a. Why some students study abroad and others stay. 25. [6] Luo J en Jamieson-Drake J. Predictors of Study Abroad Intent, Participation, and College Outcomes. Res High Educ, 2015. [7] Eerste Kamer der Staten-Generaal. Uitbreiding Mogelijkheid Met Studiefinanciering in Buitenland Te Studeren En Invoering van Het Collegegeldkrediet; 2007. 2007. URL: https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/30933_uitbreiding_ mogelijkheid_met. [8] Stichting Nederlandse Studenten Wereldwijd. NEWSOnderzoek 2009 - Barrières bij de Stap naar het Buitenland. 2009. [9] Bussemaker J. De Wereld in: Visiebrief Internationale Dimensie van HO En MBO. 2014. [10] Stichting Nederlandse Studenten Wereldwijd. De Uitdagingen van Uitgaande Mobiliteit: Voorbereiding, Bekostiging En Terugkeer van Een Studie in Het Buitenland. 2011. [11] Stichting Nederlandse Studenten Wereldwijd. Nederlandse Studenten in Het Buitenland: Wereldwijde Ambassadeurs. 2013. [12] De Nationale Studentenenquête. [13] Stromquist NP. Internationalization as a response to globalization: Radical shifts in university environments. 2007. [14] EP-Nuffic. Internationalisation in higher education: Key Figures 2015. 2015. [15] “Project Atlas. Global Mobility Trends. Host Destinations”. In: Host Destinations (2015). URL: http : / / www . iie . org / Research - and - Publications / Project-Atlas. NWS-onderzoek 2015
37
[16] Beine M, Noël R en Ragot L. “The Determinants of International Mobility of Students”. In: CESifo Working Paper. Vol 3848. (2012). [17] A. M. Findlay e.a. World class? An investigation of globalisation, difference and international student mobility. 37(1). [18] Vreeburg A. Arbeidsmarktprognose 2015-2016. 2015. [19] Dienst Uitvoering Onderwijs. Collegegeld betalen. URL: https : / / duo . nl / particulieren/student-hbo-of-universiteit/studeren/collegegeldbetalen.asp. [20] HSCB. International Education. Accessed November 27, 2014, 2015. [21] Rijksoverheid. “Veranderingen studiefinanciering”. In: (2015). URL: https : / / www . rijksoverheid . nl / onderwerpen / studiefinanciering / inhoud / vernieuwde-studiefinanciering.. [22] ResearchNed (in opdracht van EP-Nuffic). “Wel of Niet Naar Het Buitenland? Het Dilemma van de Scholier. Motieven, Ondersteuning En Informatiebehoefte van Scholieren Bij Hun Voorbereiding Om Naar Het Buitenland Te Gaan Voor Studie of Tussenjaar”. In: (2015). [23] Rosenzweig M. “Higher education and international migration in Asia: Brain circulation”. In: Annual World Bank Conference on Development Economics ; (2008), p. 59–100. [24] Centrum Hoger Onderwijs Informatie. Keuzegids Universiteiten: Editie 2015. 2014.
NWS-onderzoek 2015
38