JAARGANG 8 / NUMMER 7 MAART 2014
Partners:
Mede mogelijk dankzij:
VRAAG 1 Acros&chon De Nederlanders schaatsten maar liefst acht gouden medailles bij elkaar Jjdens de Olympische Spelen in Sotsji. Het Wilhelmus klonk dan ook veelvuldig. Het Nederlandse volkslied heeS een speciale rijmvorm: het acrosJchon. Daarin vormen de eerste leTers van de regels of coupleTen een woord of zin. Welk woord of welke zin vormen de eerste le2ers van de couple2en van het Wilhelmus? a) Leve de koning. b) Viva Hollandia. c) Wijs me de weg. d) Willem van Nassov.
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
ANTWOORD VRAAG 1 Acros&chon Welk woord of welke zin vormen de eerste le2ers van de couple2en van het Wilhelmus? d. Willem van Nassov. De eerste leTers van de coupleTen van het Wilhelmus vormen de naam Willem van Nassov. De leTer v is in de moderne spelling vervangen door een u. De s’en worden gevormd door de woorden ‘soo’ en ‘seer’ en zouden tegenwoordig dus z’en opleveren in het acrosJchon. hTp://bit.ly/acrosJchon hTp://bit.ly/wilhelmuss
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
VRAAG 2 Winter Nederland lijkt de winter dit jaar te hebben overgeslagen. Het heeS nauwelijks gesneeuwd. Het bekendste verhaal over taal gaat over sneeuw: Eskimo’s zouden Jentallen woorden voor ‘sneeuw’ hebben. Dit is echter onzin.
Wat zou dit sneeuw-‐verhaal aantonen? a. Dat een taal oneindig veel woorden kan hebben. b. Dat Eskimo’s heel analyJsch zijn. c. Dat je taal bepaalt hoe je de wereld ziet. d. Dat verschillende talen verschillende woorden kennen.
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
ANTWOORD VRAAG 2 Winter Wat zou dit sneeuw-‐verhaal aantonen? c. Dat je taal bepaalt hoe je de wereld ziet. Het broodjeaapverhaal over de woorden voor sneeuw wordt gebruikt om aan te tonen dat de taal die je spreekt, beïnvloedt hoe je de wereld waarneemt. Een Eskimo is omringd door sneeuw en ziet daardoor sneeuwvariaJes die wij niet kunnen zien. Los van de vraag of taal deze invloed heeS, is aangetoond dat het Eskimo-‐ voorbeeld niet klopt. In een arJkel uit 1911 sprak een onderzoeker over vier woorden voor ‘sneeuw’. Dat verhaal is vaak naverteld en steeds werd het aantal woorden groter, soms tot wel vierhonderd. hTp://bit.ly/eskimosneeuw
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
VRAAG 3 Piep Uit onderzoek blijkt dat een op de vijf jongeren een blijvende pieptoon hoort als gevolg van gehoorschade door te luide muziek. Poppodia en organisatoren van feesten hebben daarom afgesproken voortaan de volumeknop omlaag te draaien. Ze hebben de grens gesteld op 103 decibel. Met welk geluid is 103 decibel vergelijkbaar? a. Met dat van druk stadsverkeer. b. Met dat van een doorspoelend toilet. c. Met dat van een straaljager op 300 meter. d. Met dat van een vliegtuig dat door de geluidsbarrière vliegt.
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
ANTWOORD VRAAG 3 Piep Met welk geluid is 103 decibel vergelijkbaar? c. Met dat van een straaljager op 300 meter. Een vliegtuig dat door de geluidsbarrière vliegt, geeS ongeveer 85 decibel (dB). Druk stadsverkeer veroorzaakt zo’n 90 dB en een doorspoelend toilet 80. Of je gehoorschade oploopt, wordt niet alleen bepaald door het aantal dB. Ook de duur van blootstelling telt mee. Als je langere Jjd meer dan 80 dB hoort, kun je al schade oplopen. Steeds meer mensen dragen daarom oordopjes bij het uitgaan. hTp://bit.ly/volumepodia hTp://www.oorcheck.nl/
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
VRAAG 4 Taal in het brein In de Amsterdamse poptempel Paradiso worden naast concerten ook ieder jaar lezingen gegeven. Afgelopen maand vertelde de Nijmeegse professor Peter Hagoort daar over taal in onze hersenen. Een groot deel van zijn lezing ging over de versprekingen die mensen maken en waarom hij die interessant vindt. Waarom zijn versprekingen interessant voor taalonderzoekers? a. Ze laten zien hoe goed iemand met taal is. b. Ze laten zien hoe menselijke taal is ontstaan. c. Ze laten zien wat de bouwstenen van taal zijn. d. Ze laten zien wat we eigenlijk vinden, maar niet willen zeggen.
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
ANTWOORD VRAAG 4 Taal in het brein Waarom zijn versprekingen interessant voor taalonderzoekers? c. Ze laten zien wat de bouwstenen van taal zijn. Versprekingen laten zien hoe taal in onze hersenen werkt. Zo zul je niet snel een zelfstandig naamwoord verwisselen met een werkwoord. Ook zul je niet snel ‘siv’ zeggen als je ‘vis’ bedoelt. Taalonderzoekers kijken goed naar de regelmaat in versprekingen. Ze proberen zo een beeld te vormen van de bouwstenen van taal in ons brein. hTp://bit.ly/verspreking
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
VRAAG 5 (De) Oekraïne De afgelopen maanden is het erg onrusJg in Oekraïne. In de Nederlandse media kom je zowel ‘Oekraïne’ als ‘de Oekraïne’ tegen. Officieel mogen beide benamingen, maar over het algemeen wordt de tweede als verouderd gezien. Waardoor is deze verwarring ontstaan? a. Het stond fout in een eerdere uitgave van de Van Dale. b. In het Oekraïens gebruiken ze zelf een lidwoord. c. Oekraïne was vroeger geen land, maar een streek. d. Sommige landen krijgen een lidwoord.
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
ANTWOORD VRAAG 5 (De) Oekraïne Waardoor is deze verwarring ontstaan? c. Oekraïne was vroeger geen land, maar een streek. Vroeger was Oekraïne een streek van de Sovjet-‐Unie. Streeknamen krijgen soms een lidwoord (‘de Veluwe’, ‘de Provence’) en de Oekraïne hoorde ook bij die groep. In 1991 werd de Oekraïne onahankelijk en werd Oekraïne de landsnaam. Landnamen schrijf je in principe zonder lidwoord. hTp://bit.ly/oekraine
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
VRAAG 6 Groene Boekje Eind 2015 verschijnt een nieuwe ediJe van het Groene Boekje, het boekje met de Woordenlijst Nederlandse Taal. De Taalunie, die de Woordenlijst samenstelt, heeS al aangegeven dat het nieuwe Groene Boekje makkelijker zal zijn in het gebruik. Wat kun je NIET opzoeken in het Groene Boekje? a. Hoe je een woord spelt. b. Uit hoeveel leTergrepen een woord bestaat. c. Wat een woord betekent. d. Welk geslacht een woord heeS.
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
ANTWOORD VRAAG 6 Groene Boekje Wat kun je NIET opzoeken in het Groene Boekje? c. Wat een woord betekent. In het Groene Boekje kun je opzoeken hoe je een woord moet spellen. De woorden zijn opgedeeld in leTergrepen, zodat je precies kunt zien hoe je een woord moet ajreken aan het eind van een regel. Bij zelfstandige naamwoorden staat bovendien het woordgeslacht. Dat heb je nodig om te bepalen welk lidwoord of verwijswoord je moet gebruiken. Als je de betekenis van een woord wilt weten, moet je een woordenboek gebruiken. hTp://bit.ly/groeneboekje
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
VRAAG 7 Opperlans Eind februari overleed Hugo Brandt CorsJus, schrijver, columnist en taalwetenschapper. Onder de naam BaTus publiceerde hij het boek ‘Opperlans!’, waarin hij speelde met de Nederlandse taal. In dat boek maakte hij lijstjes van bijzondere woorden en zinnen. Bijvoorbeeld van woorden die een tegenstelling in zich hebben. Welk woord heeG GEEN tegenstelling in zich? a. Muisarm. b. Staren. c. Volledig. d. Zeeland.
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
ANTWOORD VRAAG 7 Opperlans Welk woord heeG GEEN tegenstelling in zich? a. Muisarm. Hugo Brandt CorsJus noemde dit soort woorden ‘basalt-‐woorden’. Dat was het eerste woord waarin de tegenstelling hem opviel: ‘bas’ en ‘alt’ (twee muziekstemmen). Zo verzamelde hij een lange lijst met tweedelige woorden: ‘sta-‐ren’, ‘vol-‐ledig’, ‘Zee-‐land’, maar ook ‘boos-‐aardig’, ‘kussen-‐slopen’ en ‘werk-‐lui’. Hij ontdekte er zelfs een paar met drie delen: ‘zee-‐meer-‐min’ en ‘stop-‐ga-‐ren’. hTp://bit.ly/basaltwoord
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
VRAAG 8 Interna&onale Moedertaaldag Op 21 februari werd de jaarlijkse InternaJonale Moedertaaldag gevierd. Unesco wijst op deze dag op het belang van moedertalen voor de culturele diversiteit en meertaligheid. Deze datum is niet willekeurig gekozen: in 1952 vielen er in Pakistan doden Jjdens een demonstraJe om het Bengaals als officiële taal erkend te krijgen. Wanneer noem je een taal je moedertaal ? a. Als allebei je ouders deze taal spreken. b. Als je deze taal op jonge leeSijd hebt geleerd. c. Als je deze taal van je moeder hebt geleerd. d. Als je deze taal vloeiend spreekt .
Talenquiz 8(7) – Maart 2014
ANTWOORD VRAAG 8 Interna&onale Moedertaaldag Wanneer noem je een taal je moedertaal? b. Als je deze taal op jonge leeLijd hebt geleerd . Je moedertaal is de taal die je als jong kind geleerd hebt, buiten het onderwijs om. In die taal voel je vanzelf aan wat goed taalgebruik is en wat niet. Als je vader en moeder allebei een andere taal spreken, kun je dus ook twee moedertalen hebben. Volgens Unesco vormen talen een belangrijk deel van het cultureel erfgoed. Tijdens de InternaJonale Moedertaaldag wil de organisaJe mensen hier bewust van maken. hTp://bit.ly/21febr14
Talenquiz 8(7) – Maart 2014