St@dium e-zine van Stade Advies, Kwaliteit van samenleven
Nummer 19, november 2011
Inhoud
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Welkom bij St@dium, het e-zine van Stade Advies …………………………….. Stade Advies op congres WMO en welzijn nieuwe stijl ……………………………. Praktische trainingen voor professionals ………………………………………. Maatschappelijk rendement van Cruyff Court als wijkinvestering …………………… Vrees voor meer huurschuld en huisuitzettingen ……………………………. Kennisatelier op wielen ………………………………………………………………….. Burgerkracht: populisme aan de macht ……….…………………………………….. De rol van toezichthouders op het risicomanagement van hun organisatie……….. Gevaar bij drie transities …………………………………….…………………… Spraakverwarring: wie participeert waarin? ………………………………………. Leefkringhuis in Amsterdam Noord ……………………………………………….. Gemeenten nog niet klaar voor jeugdzorg ………………………………………
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
2 3 4 5 7 8 10 11 13 14 16 17
1/18
1.
Welkom bij St@dium, het e-zine van Stade Advies
Met dit e-zine brengen we u op de hoogte van belangrijke ontwikkelingen en wetenswaardigheden in de maatschappelijke sector en van onze mogelijkheden om u hierin bij te staan. Niet alle artikelen en nieuwsflitsen zullen op u, uw organisatie of uw functie van toepassing zijn. Toch zijn wij er van overtuigd dat u zeker steeds een aantal wetenswaardigheden of trends aantreft die voor u interessant zijn. St@dium verschijnt iedere 14 dagen. Natuurlijk stellen we het op prijs uw reactie te ontvangen. Heeft u ideeën, opmerkingen, suggesties of aanmerkingen? Mail deze naar de redactie. Dit kunt u doen via de knop 'Contact'. Het kan zijn dat u deze St@dium ontvangt zonder dat u zich hiervoor aangemeld heeft. Mocht u dit e-zine niet meer willen ontvangen, dan kunt u dit laten weten via de knop 'Aan- en afmelden'. Wilt u meer weten over onze diensten en producten, kijk dan ook op onze website www.stadeadvies.nl. Als u vragen heeft, dan kunt u vanzelfsprekend altijd contact met ons opnemen. Telefonisch zijn wij bereikbaar tijdens kantooruren op nummer (030) 23 61 861. U kunt ons ook een e-mail sturen via de knop 'Contact', dan nemen wij zo snel mogelijk contact met u op. De redactie Clemens van Engelen Ingrid Horstik
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
2/18
2.
Stade Advies op congres WMO en welzijn nieuwe stijl, dé praktijkvoorbeelden
Vandaag, woensdag 23 november- organiseert Reed Business Event een interactieve dag met concrete voorbeelden, samenwerking en inspiratie over de WMO en welzijn Nieuwe Stijl. Na een gezamenlijke ochtendprogramma kunnen deelnemers kunnen kiezen uit 10 deelsessies. Stade Advies verzorgt de deelsessie: 3 transities: 1 transformatie, 1 aanpak- het 3T model voor de transities ABWZ, Jeugdzorg, en WWV. We bieden u een primeur Speciaal voor u als lezer van e-zine treft u hier de inleiding aan van Johan Kruithof, senior adviseur en partner bij Stade Advies. In deze lezing presenteert Stade het 3 T model. In het volgende e-zine leest u een verslag van de deelsessie. Het congres is een vervolg op het landelijke WMO congres van 25 mei jl waar meer dan 250 deelnemers de deelsessie van Stade Advies bezochten. Voor meer informatie over de lezing en het 3T model kunt u contact opnemen met: Johan Kruithof (06) 53215138
[email protected]
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
3/18
3.
Praktische trainingen voor professionals
Thema en titel BCF (Beleidsgestuurde Contractfinanciering)
Datum
Maatschappelijk rendement
dinsdag 13 maart 2012
Jeugd en jongeren Vervolgtraining bij vermoeden kindermishandeling
donderdag 15 december 2011
Wonen en leefbaarheid Expertmeeting Huurdersparticipatie en beheer gemengde woningcomplexen
dinsdag 6 december 2011
Overig Proeverij mediationvaardigheden voor professionals
Training mediationvaardigheden voor professionals
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
woensdag 7 december 2011 woensdag 11 januari 2012 woensdag 18 januari 2012 woensdag 25 januari 2012 woensdag 1 februari 2012
4/18
4.
Maatschappelijk rendement van Cruyff Court als wijkinvestering
Een Cruyff Court is het ouderwetse trapveldje in een nieuw en modern jasje. Het brengt voetbal weer terug in de wijk. Steeds vaker krijgen woningcorporaties de vraag of ze een financiële bijdrage willen leveren, vanwege de positieve uitwerking van een Court in de wijk. Maar wat is het maatschappelijk rendement van zo’n trapveldje? Inzet en samenwerking Het aanleggen van een Cruyff Court is een samenwerkingsverband tussen in ieder geval de Foundation en de gemeente. De gemeente betrekt steeds vaker woningcorporaties, met name voor de financiële investering. De kosten voor een Cruyff Court liggen tussen de € 120.000 en € 130.000 en de Cruyff Foundation sponsort zelf € 35.000 hiervan. Anders samenwerkingspartners kunnen zijn: sportverenigingen; sportbuurtwerk; jongerenwerk; politie; bewoners; betaald voetbal organisaties (bijvoorbeeld FC Twente, ADO Den Haag); onderwijs; KNVB Effecten voor deelnemers en maatschappij Algemene effecten zijn dat spelers aangeven dat ze beter zijn gaan voetballen. De spelers voelen zich trots op hun veld. Cruyff Courts hebben de potentie om iets los te maken bij een groep jongeren die doorgaans niet makkelijk te bereiken zijn. Gebruikers van het veld laten zich opvallend tolerant uit over andere groepen burgers. In veel gevallen geeft de komst van een Cruyff Court een positieve impuls aan de wijk. Dat wordt vaak niet onderbouwd door bijvoorbeeld politiecijfers, maar wel door de bewoners, de gebruikers van het veld en partners als de politie of het sportbuurtwerk. Effecten individueel Jongeren die normaal gesproken moeilijk te bereiken zijn, zijn nu in beeld. Ze zijn in beweging en komen in contact met andere buurtbewoners. Ze hebben een vrijetijdsbesteding en hangen niet meer doelloos rond. De Cruyff Courts kunnen een bijdrage leveren aan de leefbaarheid in de wijk, aan normen en waarden en aan integratie. Effecten corporatie De corporaties kunnen door middel van het financieren en beheren van een Cruyff Courts concreet bijdragen aan een positieve impuls in de wijk. Een Cruyff Court is een investering in een maatschappelijke voorziening in de openbare ruimte dat meerdere doelen kan dienen, zowel individueel als wijkgericht. Het is een investering in sociale voorziening die de leefbaarheid kan vergroten en daarmee het woonplezier in de wijk kan doen toenemen. Voorwaarden Er moet draagvlak zijn onder de bewoners en de samenwerking tussen de verschillende partners in de wijk moet goed zijn. De beheer- en nazorgfase moet helder geregeld zijn, evenals begeleiding op de Courts. Maatschappelijke kosten en baten De kosten voor het aanleggen van een Cruyff Court zijn niet gering, rond de € 100.000 (exclusief subsidie vanuit de Foundation). Ook de beheer- en nazorgfase moeten worden meegenomen in de begroting. Corporaties kunnen daar een rol in spelen omdat een Cruyff Court een positieve impuls geeft in de wijk. Conclusie Sport is een middel om een belangrijke doelgroep in wijken aan te spreken en daar mee in contact te komen. Investeren in sociale voorzieningen als een trapveld kan veel opleveren. Medewerking en goodwill van partners in de wijk zijn belangrijk, maar ook van de bewoners zelf. Bron: KEI
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
5/18
Workshop maatschappelijk rendement dinsdag 13 maart 9.30 – 17.00 uur in Utrecht Overheden, corporaties en welzijnsorganisaties staan voor de taak om te investeren in wijken en buurten. Niet alleen in de harde materiële kant, maar ook in het sociale domein. Wat leveren sociale investeringen op? Waaraan dragen ze bij? En hoe verhouden ze zich tot andere investeringen? Wat levert sociaal investeren eigenlijk op en kan je dat meten? • • •
Wat is het maatschappelijk effect: wat heeft de sociale investering de samenleving straks opgeleverd, is het probleem dan opgelost? Wat is het resultaat: zijn de deelnemers, de bewoners er straks ook beter van geworden? Wat is de prestatie: krijg ik de afgesproken activiteiten?
Het programma Stade Advies laat u in één dag kennismaken met een aantal instrumenten. U krijgt een toolbox mee van instrumenten met informatie over hun praktische uitvoerbaarheid. Tevens wordt er in de workshop met een aantal instrumenten geoefend op situaties vanuit uw eigen werkomgeving. Door de gemengde samenstelling van de deelnemersgroep leert u ook hoe andere disciplines aan kijken tegen maatschappelijk rendement en het gebruik van deze instrumenten.
Meer informatie en inschrijven
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
6/18
5.
Vrees voor meer huurschuld en huisuitzettingen
Huurders kunnen vanaf 2012 hun huurtoeslag niet meer direct naar de woningcorporatie over laten maken. Zij ontvangen de toeslag op hun eigen rekening en zijn zelf verantwoordelijk voor betaling aan de woningcorporatie. ‘Dat levert alleen maar een extra gedoe op voor mensen die vaak toch al iedere maand worstelen met alle rekeningen die betaald moeten worden’, zegt de Nederlandse Woonbond. Aedes vreest dat het gemak van de Belastingdienst leidt tot meer huurschuld en zelfs huisuitzettingen. Onnodig moeilijk De eerder aangekondigde bezuiniging op de huurtoeslag leidt ertoe dat huurtoeslag-ontvangers er volgend jaar 111 euro op achteruitgaan en in 2013 zelfs bijna 160 euro. 'De mensen die het steuntje in de rug zo hard nodig hebben, wordt het nu dubbel en onnodig moeilijk gemaakt', zegt de Woonbond. Overschrijving Het nieuwe Belastingplan 2012 dicteert dat huurders niet langer kunnen kiezen voor directe overschrijving van de huurtoeslag naar de woningcorporatie. De Belastingdienst wil zo fraude voorkomen en hun administratieve taken verlichten. Huisuitzettingen 'De laatste jaren hebben we juist succes gehad met het tegengaan van betalingsachterstanden en het voorkomen van huisuitzettingen', zegt Aedes-voorzitter Marc Calon in de Volkskrant van 7 november. Het direct storten op rekening van de corporatie heeft daar volgens Aedes erg bij geholpen. ‘Als die mogelijkheid verdwijnt, loopt het aantal uitzettingen weer op.’ Kritisch De Tweede Kamer is kritisch op de maatregel. Coalitiepartij CDA vindt dat staatssecretaris Weekers (VVD) met een oplossing moet komen. 'Anders kan het plan niet worden ingevoerd', zegt Kamerlid Pieter Omtzigt namens de christen-democraten.
Bron: www.aedesnet.nl
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
7/18
6.
Kennisatelier op wielen
Burgers en overheid op weg naar nieuwe rollen en verhoudingen Op dinsdag 8 november stappen 40 participatieprofessionals met open blik een knalgele Amerikaanse schoolbus in voor het eerste Kennisatelier op wielen dat Nicis Institute samen met 7Zebra’s organiseert. De centrale vraag van de dag is hoe je de nieuwe verhoudingen tussen burgers en overheid kunt vormgeven. En omdat praten over burgerkracht heel anders is dan die kracht echt ervaren gaan we, gewapend met de laatste wetenschappelijke inzichten én snoepzak, op pad. Burgerparticipatie, burgerkracht en big society Burgerparticipatie, burgerkracht, big society: overheden en maatschappelijke partners zijn op zoek naar nieuwe verhoudingen met burgers. Overal in het land worden initiatieven ontplooid. Want als het gaat om de leefbaarheid in de wijk hebben burgers vaak al zelf het initiatief genomen. Maar wat motiveert burgers om zich in te zetten voor hun buurt? Hoe betrek je hen en hoe faciliteer je hen het beste? Wat zijn de voorwaarden waaronder burgers bereid zijn om zich in te zetten voor hun buurt? En als zij zich inzetten, hoe voorkom je dat je het als professional overneemt en de spontane, vrijwillige inzet plat institutionaliseert? Tijdens het kennisatelier staan deze vragen centraal. Schoolreisje met inhoud Op het station van Amersfoort stappen de deelnemers in de knalgele bus, met een kop koffie en donut in de hand. De rugzak met snoepzak en allerlei informatie en het gehobbel van de bus zorgen meteen voor de sfeer van een echt schoolreisje. Maar het draait natuurlijk wel om de inhoud. Onderzoeker Imrat Verhoeven (UvA) doet daarvoor een stevige aftrap, gebaseerd op de recente resultaten van het onderzoek dat hij samen met Evelien Tonkens deed naar burgerinitiatieven. Amsterdamse voorbeelden van burgerinitiatieven Tijdens de eerste stop op het Afrikanerplein in Amsterdam wordt meteen duidelijk hoe groot de impact kan zijn als je bewoners ruimte en verantwoordelijkheid geeft. Participatiemakelaar Wouter Stoeken laat samen met een collega en enkele bewoners zien hoe een drugsplein in een paar maanden tijd omgetoverd kan worden in een bloeiende moestuin; een plek waar allerlei typen bewoners energie en tijd in stoppen en elkaar ontmoeten. Ook bij de nabijgelegen Makassarplein Community passeren talloze voorbeelden van bewonersparticipatie de revue. Opvallend aan de verhalen van participatiemakelaar Rob van Veelen en enkele buurtbewoners en professionals is dat geld niet de sleutel is. Het gaat om het ruimte laten aan bewoners en het versterken van individuele initiatieven. Zo groeide de informele support vanuit de lokale videotheek uit tot een stevig steunpunt voor zorg en welzijn voor de hele wijk en weet men via de kinderen uit de buurt ook ouders over de drempel van hulpinstanties te helpen. Met professionals die net dat stapje extra doen, buiten hun normale werktijden. Op het Makassarplein noemen ze dat niet voor niets “passie-uren‟. Zelfbouwwoningen in Almere en Wagenwerkplaats Amersfoort Na een groepsfoto stappen de deelnemers geïnspireerd weer de bus in. In Almere-Poort kunnen we ons verwonderen over hoe individuele zelfbouwwoningen samen tot een zeer bijzondere woonwijk kunnen leiden. Dankzij de stuurmanskunst van buschauffeur Leo en inspanningen van reisleider Mike Koning (Nicis Institute) kunnen we onze weg vervolgen naar Amersfoort. Daar wacht bewoonster Joke Sickman ons op om ons door het Soesterkwartier te leiden en te vertellen over de Wagenwerkplaats. Dit bedrijventerrein werd „gered‟ van ambitieuze ontwikkelaars door een groep actieve bewoners en ondernemers. Een van die ondernemers, architectenbureau Han van Zwieten, illustreert de ontwikkeling van het gebied vanuit de oude werkloods die nu hun kantoor vormt. Conclusies: hoe bewonersinitiatieven ondersteunen De reis wordt afgesloten in de wagenspeelplaats, onderdeel van “het Groene Spoor‟, waar bewoners samen bijzondere speelplekken voor kinderen creëren. Heino Abrahams vertelt hoe de gemeente Amersfoort al deze initiatieven probeert te ondersteunen, door mensen aan elkaar te koppelen en vooral niet in de weg te zitten. Imrat Verhoeven leidt de slotdiscussie over wat je nu vooral wel en niet moet doen om bewonersinitiatieven te ondersteunen. Belangrijkste conclusies:
koester initiatieven (ook als die uit boosheid over plannen voortkomen), blijf structureel aandacht geven aan actieve bewoners,
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
8/18
vraag wat men nodig heeft voordat je met van alles (o.a. geld) aan komt zetten, fungeer als verbindingsofficier tussen verschillende partijen, link formele en informele netwerken aan elkaar, besef dat er vanuit de eigen organisatie sprake is van een leercurve om burgergericht te worden, zorg voor transparante verantwoording van middelen (vooral voor burgers belangrijk).
Voor herhaling vatbaar Als de bus de laatste deelnemers weer op station Amersfoort afzet is de conclusie van Nicis Institute in ieder geval dat het kennisatelier op wielen voor herhaling vatbaar is. De state-of-the-art wetenschappelijke kennis verbonden met de praktijk, de systeemwereld in contact met de leefwereld van echte mensen in echte wijken. En dat gegoten in een creatief leerconcept. Een greep uit de evaluaties: “mooie en leerzame dag”, “originele en creatieve dag”, “super”, “inspirerend om letterlijk in de omgeving van initiatieven te staan”. Kortom, dat gaan we vaker doen! Meer informatie Zie: www.nicis.nl
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
9/18
7.
Burgerkracht: het populisme aan de macht
Jos van der Lans en Nico de Boer blijven in wensdromen steken met hun essay Burgerkracht. Ze verwachten het onmogelijke van burgers. Bovendien ondermijnen ze het lopende professionaliseringsproces. Martin Zuithof, ex-hoofdredacteur van Zorg+Welzijn, is verbaasd over de instemming die het essay ontmoet. “Bezuinigingen op welzijn zijn kennelijk vanzelfsprekend, maar bezuinigingen op de gezondheidszorg (cure) en de AWBZ (care) zijn dat nooit. Zo ontvingen gemeenten in 2010 via het gemeentefonds € 1,626 miljard voor de uitvoering van de Wmo. Slechts een deel daarvan gaat naar welzijn. De kosten van de AWBZ bedroegen daarbij vergeleken in 2010 een veelvoud: liefst € 23,5 miljard. Het CBS becijferde de totale uitgaven voor de zorg in 2010 op € 87,6 miljard. Sociaal-cultureel werk kwam volgens het CBS uit op een totaalbudget van een uiterst bescheiden € 1,274 miljard. Het is een beetje eigenaardig dat twee vooraanstaande publicisten over sociaal werk ineens uitgaan van onontkoombare bezuinigingen op die sector. Het essay gaat uit van premissen die als onweerlegbare waarheden worden gepresenteerd: burgers staan buiten spel in het beklemmende onderonsje (‘wurggreep’) tussen instellingen en gemeenten. En de burger is een onmondige consument geworden van ‘welzijnssupermarkten’ (een denigrerende term van Daniël Giltay Veth, die niet wordt onderbouwd). Klinkt spannend, dit grote complot van overheid en instituties om de burger buiten spel te houden, maar de bewijsvoering rammelt nogal. En waar is de actieve burger die het straks allemaal moet gaan doen? ‘Dat zijn vaak hoogopgeleide vijftigplus mannen die van vergaderen houden. Gekscherend worden ze de grijze maffia genoemd’, zegt Laurens de Graaf, een bestuurskundige die bij de Universiteit van Tilburg onderzoek doet naar ‘best persons’ die deelnemen aan wijkparticipatie. Doortje Kal, bijzonder lector Kwartiermaken, wijst naar Zoetermeer waar actieve burgers al in de jaren negentig eigen buurthuizen runden. ‘Dat betekende niet dat zij openstonden voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Om dat te bereiken, moest er eerst een ‘sociale makelaar’ worden ingeschakeld.” Bron: Sociale vraagstukken
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
10/18
8.
De rol van toezichthouders op het risicomanagement van hun organisatie
Risicomanagement is er opgericht om onaangename verassingen te voorkomen. Risicomanagement maakt daarmee bewust en onbewust integraal onderdeel uit van de managementactiviteiten van de Raad van Bestuur of directie. Toezichthouders moeten weten welke risico’s de organisatie loopt en welke prioriteiten er gesteld worden om deze te beheersen. De risico’s zijn grofweg onder te verdelen in drie categorieën: strategische risico’s, financiële risico’s en operationele risico’s. Samen vormen zij het risicoprofiel van de organisatie. Strategische risico’s Belangrijke strategische risico’s die organisaties lopen worden gevoed door het geheel ontbreken van een strategie of het voeren van een foute c.q. achterhaalde strategie. Daarvan zijn diverse voorbeelden te geven. Waar opdrachtgevers verlangen dat er vooral samengewerkt wordt, is het afschermen van het eigen huis een risicovolle strategie. Als niet de geleverde prestaties (geleverde diensten), maar juist de behaalde resultaten (wat is de cliënt beter geworden van de dienst), centraal komen te staan, dan is de focus op productbegrotingen en prestatieregistratie achterhaald en maakt het de organisatie kwetsbaar. Inflexibiliteit in huisvesting en/of personeelscontracten vormen een risicofactor als opdrachtgevers andere type werkzaamheden of werk op andere plekken verwachten dan in het verleden. Lokale marktomstandigheden, zoals het in een groei- of juist in een krimpgebied zitten, de samenstelling van de bevolking en de verwachte ontwikkeling daarvan, kunnen eveneens risico’s vormen. Nieuwe wetgeving zoals de transitie van de jeugdzorg, Wet Werk naar Vermogen, overheveling delen AWBZ naar WMO, Wet OKE hebben grote gevolgen voor vele maatschappelijke organisaties en vormen daarmee een strategisch risico waar terdege rekening mee gehouden moet worden. Financiële risico’s Het belangrijkste risico is hierbij dat de werkelijke opbrengsten en kosten in negatieve zin afwijken van wat vooraf geraamd is. Zijn er duidelijke afspraken met de opdrachtgever gemaakt over de te leveren productie c.q. te behalen resultaten en de tarieven die daarvoor gelden? Zijn de tarieven kostendekkend? Is er sprake van onderproductie? En wordt overproductie tijdig onderkend en alsnog gehonoreerd? Wordt voldaan aan de leveringsvoorwaarden van de contractpartner? Worden efficiencykortingen tijdig en volledig begroot? Is er sprake van beheersing van het ziekteverzuim en het voorkomen van ziektevervanging door dure tijdelijke krachten?. Wanneer organisaties deze risico’s niet tijdig onderkennen en maatregelen nemen, dan mondt dat niet zelden uit in liquiditeitsproblemen. Een regelmatig bij te stellen liquiditeitsbegroting moet voorkomen dat er duur geld geleend moet worden of extra voorschotten aan de opdrachtgever gevraagd moeten worden. Het zijn vaak ook noodsprongeng die uiteindelijk niets fundamenteel oplossen en de organisatie alleen maar tijdelijk uit de brand helpen. Daarna moet er vaak nog zwaarder gesaneerd worden om weer financieel gezond te worden. Operationele risico’s De operationele risico’s zijn bijna altijd het gevolg van niet-toereikende of falende operationele processen of van externe gebeurtenissen. Ze hebben bijna altijd financiële gevolgen. Bij meer vraaggericht gesubsidieerde organisaties speelt de beoordeling die klanten maken een belangrijke rol of ze wel of niet naar de organisatie toekomen. Een slechte beoordeling zal dan tot minder omzet leiden dan gepland. Niet voldoen aan (nieuwe) wettelijke eisen rondom accommodaties of andere aspecten van bedrijfsvoering vormen risico’s voor de continuïteit van de organisatie. Niet voorbereid zijn op aanbesteding van het werk leidt er toe dat men belangrijke onderdelen van het werk kwijt kan raken. De ICT afhankelijkheid is steeds groter geworden, de ICT infrastructuur van vele maatschappelijke organisaties loopt hierin vaak nog erg achter, wat hun kwetsbaarheid vergroot. Aandachtspunten voor toezichthouders Vraag aan de Raad van Bestuur of de directie welk risicoprofiel zij opgesteld hebben voor de organisatie om inzicht te krijgen in de manier waarop ze de risico’s wil beheersen. Zijn de beheersingsmaatregelen in overeenstemming met de missie, visie en strategie van de organisatie? Zijn ze door vertaald naar het operationeel niveau en worden ze daar ook toegepast? Is hier een betrouwbare en actuele informatie over? Welke feedback heeft de accountant en mogelijke andere toezichthouders gegeven op het risicoprofiel? Klopt het risicoprofiel met de informatie die aan de
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
11/18
toezichthouders is verstrekt en sluit ze aan op de wettelijke informatieverplichtingen? Stelt de externe verslaglegging de voornaamste bedrijfsrisico’s aan de orde evenals de mogelijke gevolgen en de wijze waarop met deze risico’s wordt omgegaan.
[email protected] Van de auteur verschenen eerdere bijdragen in dit E-zine onder de titel: Toezichthouder, hoe ziet uw financiële dashboard eruit?: oktober 2011 Toezichthouden in een complexe wereld: oktober 2011 Toezichthouders verantwoordelijk voor hun eigen dashboard: september 2011 Toezichthouders moeten zich zelf onder de glasplaat durven leggen: september 2011
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
12/18
9. Gevaar bij de drie transities, meer controle en toezicht in plaats van loslaten en zelfredzaamheid Philip Blonds pleidooi voor een Big Society vindt in Nederland gretig aftrek. Het past in de plannen van het huidige kabinet: de geluksmachine gaat uit. Het is een bekend gegeven: we zijn individueel gelukkig, maar ontevreden over de publieke zaak. Samenleving, middenveld, bedrijfsleven en Binnenhof beleven een identiteitscrisis: Waar doen we het eigenlijk voor? Wat delen we? Volgens Albert Jan Kruiter en Eelke Blokker in het bij Van Gennep verschenen Pamflet ‘In Ons Belang: pleidooi voor publieke waarden’ is dit een moeilijk te beantwoorden vraag, zolang wij de publieke zaak alleen nog maar eenzijdig waarderen vanuit ons eigen belang en de overheid zich terugtrekt in zorg- en dienstverlenende zin en groeit in controlerende en toezichthoudende zin. Op de debatsite Sociale Vraagstukken kraken ze onder de kop ‘Big Society of Big Brother?’ harde noten. Big Society Met de Big Society dringt zich de vraag op die we onszelf de komende decennia zullen stellen: kunnen we instrumenten ontwikkelen die een vitale democratische samenleving dichterbij brengen, zonder dat de relatie tussen overheid en samenleving gedomineerd wordt door toezicht, handhaving en controle? Met die vraag leidt Blonds pleidooi niet eens zozeer tot de oplossing voor actuele maatschappelijke problemen, maar vooral tot de start van het debat over de democratische verzorgingsstaat van de toekomst. Blonds pleidooi vindt ook in Nederland gretig aftrek. Dat komt deels omdat het past in de beleidsplannen van het huidige kabinet. De geluksmachine gaat uit. Mensen moeten het weer zelf gaan doen. Waar de samenleving zijn eigen sores oplost, kan de minister president rustig gaan slapen. Maar naast de politieke boodschap die zelfredzaamheid predikt, is met name in de uitvoering van het beleid een andere praktijk dominant. Namelijk de praktijk van de controlerende en toezichthoudende overheid. Big Brother Denk aan de Wet Werk en Bijstand waar reïntegratiegelden worden ingewisseld voor een sollicitatieplicht op straffe van een korting op je uitkering. Denk aan de decentralisering van de Jeugdzorg als gevolg waarvan CJG-medewerkers de medicalisering van kinderen moeten stoppen, omdat ouders beter moeten gaan opvoeden, en die door het Rijk tegelijk verplicht worden een ‘preventieve’ verwijsindex in te vullen om zo snel te kunnen ontdekken als ouders dat niet lukt. Denk aan de decentralisering van de Wajong waardoor jongeren op grote schaal voor de zoveelste maal gekeurd zullen worden op hun rentabiliteit. Dit keer noemen we dat hun ‘verdienvermogen’. Denk aan staatssecretaris De Krom die kort op de bijstand, maar investeert in de inspectie op het verstrekken van die bijstand. Denk aan medewerkers van het Wmo-loket, die burgers eerst moeten wijzen op hun sociale netwerk als ze – bijvoorbeeld omdat ze geen sociaal netwerk hebben – om zorg komen vragen. Denk aan het ontmantelen van het recht op zorg in de Wmo en de gelijktijdig toenemende controle van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Denk aan burgerinitiatieven die middels subsidievoorwaarden in een verantwoordingsprotocol worden gedrongen die de creativiteit en energie waaruit ze ontsproten te niet doet. De opgave bestaat uit hoe doorbreken we het patroon We zien het volgende patroon: de overheid trekt zich terug in zorg- en dienstverlenende zin en groeit in controlerende en toezichthoudende zin. De bemoeienis van de overheid wordt niet minder maar krijgt een ander karakter: van verzorgingsstaat naar controlestaat in plaats van de gewenste participatiestaat. Door dreiging van controle (door de overheid) wordt elk initiatief in de kiem gesmoord. Dat betekent dat de overheid initiatieven vanuit de samenleving niet kan beheersen en zelfredzaamheid en productiviteit niet met controlemechanismen kan afdwingen. Maar het ontbreekt vooralsnog aan beleids- en uitvoeringsinstrumenten om de samenleving los te laten. De belangrijkste uitdaging waarvoor de gemeentes staan bij de drie transities: de jeugdzorg, de wet werken naar vermogen en de AWBZ.
Bron: Sociale Vraagstukken & Van Gennep
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
13/18
10.
Spraakverwarring: wie participeert, waarin?
Er ontstaat gemakkelijk spraakverwarring rond het begrip “participatie”. Op gemeentelijk niveau zie je dat onder andere bij de Wet participatiebudget of de Wet maatschappelijke ondersteuning. Daar komen de Transitie Jeugdzorg, Overheveling begeleiding AWBZ en de Wet werken naar vermogen bij, de drie transities waarbij taken naar gemeentes gaan, dicht bij de burger. Die burger wordt aangesproken op zijn verantwoordelijkheid, de manier waarop hij participeert. Waar staan we nu? De Wmo bundelt oude en nieuwe taken voor gemeenten op uiteenlopende terreinen: huishoudelijke hulp, voorzieningen voor mensen met een beperking, stimulering van vrijwilligerswerk, ondersteuning van mantelzorgers, opvoedingsondersteuning, maatschappelijke opvang en wijk- en buurtgericht opbouwwerk. De Wet participatiebudget is ook een bundeling van diverse geldstromen, namelijk van delen van de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet inburgering (Wi) en de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web). Het participatiebudget wordt ingezet voor arbeidsreïntegratie, inburgering en volwasseneneducatie. Gemeenten hebben door deze wetten nieuwe verantwoordelijkheden én beleidsruimte plus financieringsstromen om mensen te helpen en te stimuleren mee te doen in arbeid, onderwijs, vrijwilligerswerk en sociale contacten. Bijna elke gemeentelijke afdeling of sector heeft wel íets met participatie van doen. En dat biedt kansen om participatiebeleid ook integraal op te zetten. Het algemene woord participatie kan in verschillende contexten echter hele specifieke betekenissen krijgen: betaald werk verrichten, lid zijn van een politieke partij, meedoen in buurtactiviteiten. Deze specifieke betekenis kan niet worden afgelezen uit het woord participatie zelf, maar nadere bepalingen bij het woord maken de betekenis duidelijk. Dat is zichtbaar in de volgende voorbeelden: • • • • • •
Participatie van jongeren in vrijwilligerswerk; Participatie van burgers in wijkontwikkeling; Participatie van minderheden in politieke partijen; Onderwijsparticipatie van 16- tot 21-jarigen; Participatie van allochtonen in sportverenigingen; Participatie van mensen met psychische problematiek in buurtactiviteiten
Sociale en maatschappelijke participatie Een nauwkeurige specificatie van de bedoelde participatie vraagt om minimaal een nadere bepaling van de actor (wie participeert) en van de institutionele context (waarin participeert die persoon). “Sociale participatie” en “maatschappelijke participatie” worden regelmatig gebruikt in sociaal beleid. De termen worden door elkaar gebruikt. Maatschappelijke participatie kan consequenter van sociale participatie onderscheiden worden door na te gaan in welke institutionele context geparticipeerd wordt: gaat het om het deelnemen aan formele organisaties in het private domein, dan is het maatschappelijke participatie. Gaat het om deelname aan informele, ongeorganiseerde verbanden van burgers (sociale netwerken, burencontacten) dan is het sociale participatie. Bij sociale participatie zijn de sociale contacten al een doel op zich, maatschappelijke participatie richt zich op een breder maatschappelijk of publiek doel. Bron: Spraakverwarring over Participatie Aanbod Stade Advies biedt een incompany cursus Activeren van Bewoners aan van drie dagdelen. Daarbij wordt gewerkt met instrumenten om de sociale en maatschappelijke participatie in kaart te brengen. Centraal staat het perspectief van burgers met zijn sociale netwerk. Hoe stem je interventies met die burgers daarop af, hoe zorg je dat initiatief en verantwoordelijkheid bij die burger blijft. Dit gebeurt in zeven stappen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
analyseren: mensen, situatie potentie in kaart brengen: sociaal kapitaal, belangen, netwerken rollen analyseren: eigen rol, andere professionals/intermediairs doelen formuleren: individuele belangen, maatschappelijke doelen wervingstechnieken: vinden, motiveren, activeren, verbinden activiteiten opzetten: kiezen, organiseren, samenwerken
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
14/18
7. werkend leren: ken jezelf, leer van de praktijk en leer van collega’s Eindresultaat • • • • •
bekend met methoden van sociale analyse en behoefte onderzoek; instrumenten om sociaal kapitaal van de buurt in beeld te brengen; technieken om het veld van partners, inclusief hun belangen, in kaart te brengen; praktische handreikingen om doelen, middelen en methoden effectief op elkaar te laten aansluiten en te vertalen naar een plan van aanpak; tips en trucs om aan de slag te gaan met bewoners in de wijk.
Wilt u meer informatie over de inhoud van de cursus? Neem dan contact op met één van de docenten: Cyriel Thomas Telefoon: 06 22479460 E-mail:
[email protected]
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
15/18
11.
Leefkringhuis in Amsterdam Noord
In een van de armste wijken van Amsterdam, de Vogelbuurt, draait al sinds 30 jaar het Leefkringhuis. Het is een voorbeeld van informele laagdrempelige zorg, met een loket voor alle problemen , waar mensen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. De initiatiefnemer Paul Scheerder werkt er nog steeds met veel enthousiasme en met veel succes. Drukbezocht Elke week bezoeken ruim 100 mensen de spreekuren. De dertig bedden in de drie opvanghuizen voor vrouwen en kinderen zijn vrijwel altijd bezet. En bij het Leefkringhuis horen 2 voedselbanken waar wekelijks 250 gezinnen uit noord een man eten en drinken halen en terecht kunnen voor trainingen. Hoe val ik af? Hoe leer ik budgetteren? Hoe kan ik voor weinig geld ontspanning zoeken Hoe kom ik aan werk? Een team van 10 parttime krachten, 10 stagiaires en 10 vrijwilligers zorgen dat het Leefkringhuis blijft draaien. Vertrouwen Vertrouwen is de crux waar het in het Leefkringhuis om draait. Vertrouwen dat je opbouwt door nooit mensen wegsturen en open te staan voor alle problemen en desnoods zelf meegaan naar instanties. Het is een persoonlijk en directe vorm van hulpverlening maar zonder betutteling. Het is ook een onconventionele en integrale manier van hulpverlening voor mensen aan de rafelrand van de samenleving. Brede steun Het Leefkringhuis geniet brede steun. Er wordt niet op bezuinigd en lokale bedrijven bieden allerlei praktische steun. Het Leefkringhuis is tevens een voorbeeld. Wethouder Asscher gebruikt de praktische integrale aanpak van het Kinderhuis in de jeugdzorg bij de eigen kracht conferenties. Met het kind, ouders en voogd, familie of buren kijken wat er gezamenlijk gedaan kan worden om de situatie van het kind en het gezin te verbeteren. Bron: Vrij Nederland 5 november 2011
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
16/18
12.
Gemeenten nog niet klaar voor jeugdzorg
Het beroep op de jeugdzorg is de afgelopen tien jaar sterk gestegen. Nu gemeenten hiervoor verantwoordelijk worden en ze dat ook nog met minder geld moeten doen staan ze voor een zware taak. Het vraagt deskundigheid en samenwerking. De meeste gemeenten hebben nog weinig zicht op wat ze te wachten staat. Zo stellen de auteurs van het rapport ‘Jeugdzorg in groeifase. Ontwikkelingen in gebruik en kosten van de jeugdzorg’ dat onlangs bij het SCP verscheen Het beroep op de jeugdzorg is door de jaren heen sterk gestegen, tussen 2000 en 2009 met zo’n 8 procent per jaar. En dat terwijl er nauwelijks meer jongeren zijn. In 2009 ging het om zo’n 377.000 jeugdigen die 3,75 miljard euro van de overheid vergden. De stijging geldt zowel voor de geestelijke gezondheidszorg (ggz), de provinciale jeugdzorg (pjz) als de voorzieningen voor jeugdigen met een licht verstandelijke handicap (lvg). Voor de groei, vooral sterk in de periode 2003-2006, zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Om te beginnen lijkt de maatschappij steeds strengere eisen aan jeugdigen te stellen; als zij daar niet aan kunnen voldoen wordt er sneller professionele hulp ingeroepen. Veel van de daaraan ten grondslag liggende problemen werden vroeger, voor zover ze werden herkend en begrepen, niet of in het informele circuit opgelost. Tegenwoordig is de diagnostiek verbeterd, waardoor eventuele problematiek bij jeugdigen eerder wordt herkend en behandeld kan worden. Angst om gevallen te missen Daarnaast lijkt er sinds een fataal incident in 2004 met het meisje Savanna angst te bestaan om ernstige gevallen te missen, waardoor het aantal afgegeven indicaties mede is gestegen. In de jaren na 2004 ontstond ook een zogenoemd Savanna-effect: een sterke toename van het gebruik van begeleiding door een gezinsvoogd. Kort gezegd: er is minder tolerantie voor jeugdproblemen en er is meer behandeling mogelijk. Op populatieniveau hangt het beroep doet op jeugdzorg samen met ‘gezinskenmerken’, Als ouders afhankelijk zijn van een uitkering, gescheiden zijn of in aanraking zijn geweest met de politie is de kans op een jeugdzorgprobleem duidelijk groter. Tot 12 jaar gaat het vaker om jongens, maar vanaf hun dertiende zijn jongens en meisjes in gelijke mate de dupe. Of een kind in een bepaalde buurt leeft heeft nauwelijks extra invloed op het gebruik van jeugdzorg. Jeugdzorg naar gemeenten Mede om de groei enigszins te kunnen beteugelen wordt de jeugdzorg vanaf 2012 overgeheveld naar de gemeenten. In 2016 moet dit proces zijn voltooid. De rechtvaardiging is dat gemeenten meer zicht hebben op gezinnen en problemen eerder kunnen signaleren, waardoor verergering vaker is te voorkomen en eerdere en goedkopere hulp uitkomst biedt. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (cjg) wordt binnen de gemeente het belangrijkste uitvoeringsorgaan en zal als front office moeten gaan dienen voor alle jeugdzorg in de gemeente. Medewerkers van het cjg moeten in staat zijn problemen die verband houden met opgroeien en opvoeden te onderkennen en een psychiatrische aandoening of licht verstandelijke handicap te signaleren. Op grond hiervan moeten zij kunnen beoordelen of inschakeling van gespecialiseerde zorg (jeugdzorg, ggz of lvg-zorg) nodig is. Om voor die zware taak berekend te zijn moet het cjg beschikken over voldoende deskundigheid en deskundigen van verschillende disciplines moeten goed samenwerken. Gemeenten moet ervoor zorgen dat die expertise er ook daadwerkelijk aanwezig is en dat de verschillende disciplines, pedagogisch, sociaal en medisch, goed tot hun recht komen. Dat wordt geen gemakkelijke opgave, temeer daar de overheveling van taken naar het lokale niveau gaat gepaard met een rijkskorting van 10 procent. Er komen dus tientallen miljoenen minder beschikbaar voor jeugdzorg. Duidelijk is dat het veel effectiever en efficiënter moet Het kan niet anders of gemeenten zullen zwaar moeten inzetten op het beteugelen van de vraag naar en kosten van jeugdzorg. Er zal eerder goedkopere hulp dichtbij moeten worden ingezet. De meeste gemeenten hebben nog weinig zicht op wat op ze afkomt. Ze moeten gaan nadenken over signalering, indicatiestelling, behandeling en zorginkoop. Duidelijk is wel dat het effectiever en efficiënter moet. Er zijn ook grote financiële risico’s aan verbonden. Met de overdracht is circa 14 procent van de huidige netto gemeentelijke uitgaven gemoeid. Gemeenten moeten ook gaan samenwerken omdat de schaal van voorzieningen voor vooral residentiële jeugdzorg veel te klein is
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
17/18
om zelfstandig te regelen, terwijl ze wel erg duur zijn. In zulke gevallen dreigen zij een speelbal te worden van de zorgaanbieders en zijn zij mogelijk zelf kind van de rekening. Bron
[email protected] Evert Pommer, Hetty van Kempen en Klarita Sadiraj zijn auteurs van ‘Jeugdzorg in groeifase. Ontwikkelingen in gebruik en kosten van de jeugdzorg’ dat onlangs bij het SCP verscheen.
Aanbod Stade Advies Stade Advies voert in diverse gemeenten opdrachten uit in het kader van doorontwikkeling CJG en Transitie jeugdzorg.. Stade Advies adviseert gemeenten hoe het effectiever en efficiënter kan. Voor diverse gemeenten brengen we de kosten voor sociaal kwetsbare gezinnen in kaart en adviseren we hoe de samenwerking beter kan worden vorm gegeven, zodat gezinnen er ook meer profijt van hebben. Voor meer informatie: Albert Veuger (06) 10939299
[email protected]
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
18/18