april 2014
nr. 4
voor ouders en verzorgers
n Veilig voor baby’s n Zelluf doen! n Stoeien… ja graag n Voedingstip: het begint met proeven n Nieuws uit de kinderopvang n Column: hoe gun je kinderen vrijheid zonder druk?
Entree Op je handen zitten Mag uw kind zelf uit een beker drinken als hij pas één jaar is? Alleen de straat over steken als hij vijf is? Met een vriendje naar de film als hij elf is? Het zijn de moeilijke vragen van opvoeders. Wanneer laat je ze los? Ouders en pedagogisch medewerkers hebben met elkaar gemeen dat ze dit soort opvoedvragen helemaal niet zo gemakkelijk vinden. En dan is het prettig als opvoeders onder elkaar ideeën uit kunnen wisselen. De samenWijs is onze dorpspomp, koffieautomaat of zandbakrand. Hier delen we onze zorgen en ontdekkingen met elkaar. samenWijs gaat daarom vaker verschijnen. Dat geeft ons nog meer gelegenheid om actuele zaken te delen. Dat doen we wel korter dan u gewend bent. Want de tijd van werkende ouders is beperkt. In deze samenWijs gaat het bijvoorbeeld over zelfstandigheid. Loslaten is het moeilijkste wat er is. Als ouder moet je op je handen gaan zitten, terwijl je handen jeuken om te helpen. U leest hoe wij de zelfstandigheid van peuters stimuleren en daarmee hun zelfvertrouwen. Dat is ook in de algemene media de afgelopen weken een onderwerp geweest. Kleine kinderen leren op school niet om tijdens het spelen grenzen
te verleggen en risico’s te nemen. Zo concludeerden Belgische onderzoeker eind maart. Maar kinderen moeten kunnen leren om risico’s te herkennen, in te schatten en ernaar te handelen, zeggen ze. Dat leidt tot meer zelfvertrouwen en minder ongelukken. Het is ook in de kinderopvang een steeds terugkerend item. Want het lijkt wel of kinderen steeds voorzichtiger opgevoed worden. Ook de GGD-inspectie wordt steeds kritischer. Pedagogisch medewerkers worden daardoor voorzichtiger. Terwijl het nooit is gebleken dat in een speelruimte met meer risico’s ook meer ongelukken gebeuren. Het is een mooi item om eens verder over na te denken en te praten: aan de tafel op het kinderdagverblijf, in oudercommissies, teamvergaderingen of op ouderavonden.
Anja Hol voorzitter Raad van Bestuur Kinderopvang Humanitas
Colofon: 2
samenWijs Voor ouders van Kinderopvang Humanitas, over de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Ontmoetingsplaats voor ideeën, theorie en praktijk. nr. 4 april 2014 Foto voorpagina: BSO Tjoef Foto pag 6 Ratree van der Putte
Redactie Leonie Heutz, Ans Deneer. Astrid van de Weijenberg Redactieadres Kinderopvang Humanitas t.a.v. Leonie Heutz Postbus 591, 6400 AN Heerlen Tel: 045-5615322
[email protected] Lay-out en vormgeving: MarkDesign, Hoofddorp Foto’s: Kindercentra Kinderopvang Humanitas
Stabiele boxen en vingerstrips aan de deuren zie je zitten. Als ouder heb je aardig in beeld hoe het is gesteld met de fysieke veiligheid op het kinderdagverblijf. Emotionele veiligheid is lastiger te herkennen. Maar wel even belangrijk.
, Veiligheid voor baby s Sociale en emotionele veiligheid hebben baby’s hard nodig. Pas als ze zich veilig voelen, kunnen ze zich goed ontwikkelen. Dat geldt voor thuis en net zo goed voor de tijd die ze in het kinderdagverblijf doorbrengen. Een baby die zich niet veilig voelt, is onrustig, slaapt en eet moeilijker en huilt veel. Of je ziet hem, als hij wat ouder is, zitten bij het hekje van de verschoonruimte, totdat de pedagogisch medewerker terugkomt in de groep. Al die tijd komt hij niet aan spel toe. Dit is een scenario dat we willen vermijden. Maar hoe bieden wij dan die veiligheid aan de allerkleinsten? Goed wennen is het halve werk De basis ligt al in de wenperiode. Bij Kinderopvang Humanitas dringen we erop aan hiervoor de tijd te nemen. Dat heeft alles te maken met het opbouwen van een gevoel van veiligheid. Dus niet de baby brengen, een uurtje blijven en dan weggaan. Integendeel. Ouder en kind wennen samen. Je komt met het kind op de groep en blijft daar ook. Als ouder verzorg je zelf de baby, de pedagogisch medewerker staat erbij en kijkt toe. Zo leert de baby de ruimte kennen met een veilig persoon erbij, en de pedagogisch medewerker ziet hoe jij je baby verzorgt, voedt en troost. Pas later draaien de rollen om: de pedagogisch medewerker verzorgt de baby, jij (de ouder) staat erbij. Daarmee zend je als ouder het signaal uit dat het goed is, dat je vertrouwen hebt in de pedagogisch medewerker. Ook naderhand, als de opvang al loopt, is dit belangrijk. Het helpt baby’s om relaxter te zijn. Ze vallen gemakkelijker in slaap en spelen zelf. Dat heeft natuurlijk ook effect op de sfeer in de groep: er is rust. Dit is een situatie waar onze pedagogisch medewerkers naartoe werken.
Een op een Kinderen voelen zich veilig als ze weten waar ze aan toe zijn. Wij beseffen dit en het is een van de redenen waarom een baby op een dag zoveel mogelijk door een vaste persoon verzorgd wordt. Bij die verzorging draait alles om de baby en is de medewerker er helemaal voor hem of haar. Die een-op-een aandacht is er ook bij het eten en drinken, want de medewerkers voeden de kinderen zo lang mogelijk op schoot. Pas als ze echt in het eetbankje kunnen zitten, gaan ze zelfstandig eten. Met de pedagogisch medewerker ernaast. Hoe beter en rustiger de eenop-een bezigheden verlopen, hoe meer een baby eraan toe is om daarna zelf te gaan spelen. Dan doen zich ontwikkelingskansen voor en is hij ontspannen genoeg om die te grijpen. Benoemen Het benoemen van alles wat je doet – van optillen tot eten geven tot speelgoed klaarleggen – speelt een grote rol in onze omgang met de baby’s in de groep. Het is goed voor de taalontwikkeling natuurlijk. Maar benoemen dient ook nog een ander doel en dat is bij de allerjongste baby’s nog belangrijker. We kondigen er een actie mee aan. Niet een baby zomaar oppakken dus. Maar eerst even oogcontact maken, zijn naam noemen en vertellen wat je van plan bent. En in de gaten houden of de baby jou begrijpt. Wat we willen voorkómen is dat een baby zich overvallen voelt, dingen niet ziet aankomen en letterlijk schrikt of gespannen raakt. Verlopen deze momenten op een dag soepel, dan draagt dat veel bij aan het gevoel van veiligheid van de baby en daar zijn we op uit.
3
Zelluf doen! Het is nuttig voor de ontwikkeling van een kind dat de volwassenen regelmatig op hun handen gaan zitten. Dus niet even snel optillen of helpen, maar toegeven aan het ‘zélluf doen’. Op het kinderdagverblijf is dit een belangrijk aandachtspunt, want een van onze opvoedingsdoelen is het stimuleren van zelfstandigheid. Zelf de trap naar boven op laten klimmen, is soms de enige manier waarop je je peuter richting bed krijgt. Als je peuter zelf z’n schoenen aantrekt, gaat vast ooit links en rechts verwisseld worden. Iedereen weet dat dit erbij hoort. Dat kost tijd. Tijd die je soms eigenlijk niet hebt, maar het is wel dé manier waarop kinderen zich ontwikkelen tot zelfstandige mensen.
4
Vrije tijd voor baby’s Het stimuleren van zelfstandigheid begint al bij de omgang met baby’s. We laten baby’s al heel vroeg merken dat we ons iets aantrekken van wat zij aangeven en willen. Dat is een teken van respect. En van vertrouwen in hun kunnen. Tijdens de verzorging en bij het voeden krijgen ze een-op-een aandacht van de pedagogisch medewerker. Daarna is er ‘vrije tijd’ voor de baby. We vertrouwen erop dat ze zichzelf kunnen vermaken of dat ze in staat zijn om zelf in slaap te vallen. Dat vertrouwen op wat kinderen zelf kunnen, laten we ook in de peutergroepen zien. Elke
volgende stap die kinderen kúnnen zetten, mógen ze zetten. Dat is het idee. We weten dat ze veel leren van imiteren; ze leren van elkaar en van de volwassenen en dat uitgangspunt is goed te ‘gebruiken’. We vragen peuters te helpen bij het opruimen, bij drinken inschenken, als andere kinderen iets niet lukt. Als we activiteiten gaan doen, kiezen ze zelf waaraan ze meedoen. Voorspellen en imiteren In de groep gebeuren de dingen volgens een vast ritme. Kinderen hebben op die manier snel door wat er als volgende staat te gebeuren en welke bezigheden of acties daarbij horen. Ze gaan bijvoorbeeld zelf al aan tafel zitten als ze zien dat het opruimen bijna klaar is. Ze pakken zelf spullen voor een activiteit of halen hun jas als ze horen dat ze naar buiten kunnen. Peuters worden ook zoveel mogelijk ingeschakeld als hulp, bijvoorbeeld bij spullen meenemen naar buiten, de tafel dekken, een deur open maken, een ander kind iets wijzen. Het lijken heel simpele dingen, maar hiermee laat je het kind weten: ik neem jou serieus en ik geef jou de kans om te doen wat je kunt. Peuters kunnen steeds meer zelf en kunnen ook steeds beter vertellen wat ze willen. Dit zorgt herhaaldelijk voor bijzondere, maar wel uitdagende momenten omdat ze ook heel duidelijk ‘nee’ gaan zeggen. Ze ontdekken dat ze zelf iemand zijn, mét een zekere invloed. En dat gebeurt op het kinderdagverblijf net zo goed als thuis. Het levert vaak boeiende gespreksstof bij het brengen en halen!
Tips en trucs
• Een peuter in de nee-fase? Laat kiezen uit twee mogelijkheden (kaas of vlees, de
blauwe broek of de bruine?). Hij merkt dat er iets te bepalen valt, terwijl jij evengoed
nog steeds degene bent die de grenzen aangeeft. • Met aanleren om zelf op te ruimen kun je op deze leeftijd prima beginnen. Maak het concreet voor je peuter door aanwijzingen te geven. En peuters die al
kennismaakten met Wiskids zijn vatbaar voor verzoekjes om te ‘verzamelen’ en ‘sorteren’… • Uit een beker drinken? Schenk die maximaal voor de helft vol. Dat drinkt gemakkelijker
en geeft meer kans op succes en minder op geknoei. • Vraagt een kind om hulp? Wacht… kijk… geef dan net genoeg hulp om hem op weg te helpen. • Is je kind zelf met iets bezig en raakt je voorraadje geduld een beetje leeg? Focus dan
niet op wat hij doet, maar let eens op zijn gezicht!
5
Het begint met proeven
6
Veel kinderen zijn wat argwanend of zelfs gewoonweg afwijzend als je ze iets te eten aanbiedt wat ze nog niet kennen. Heel vaak is de eerste reactie dan dat het echt, heus niet lekker is… Dat wil niet zeggen dat ze op hun twintigste ook nog alleen maar appelmoes, smeerkaas en danoontjes zullen lusten. Het heeft veel te maken met het ontwikkelingsstadium waarin ze verkeren. Jonge kinderen hebben veel meer smaakpapillen op hun tong dan volwassenen. Elke smaak en dus ook elke nieuwe smaak komt daarom heftiger binnen. Hoe ouder je wordt, hoe minder intensief je proeft en hoe meer smaken je aankunt. Een achtjarige die elk flintertje ui uit je ovenschotel peutert, maakt dus misschien op z’n dertigste de heerlijkste quiches. Mét ui én paprika. Maar natuurlijk kunnen ze ook als kind aan nieuwe smaken wennen. Een weigering hoeft je niet te ontmoedigen. Vraag om te proeven, respecteer het als je kind het niet wil en dring het verder niet op. Probeer het een aantal dagen later opnieuw en hou er rekening mee dat je dit misschien nog een aantal keren zult moeten doen. Aan een nieuwe smaak moeten kinderen gewoon wennen. Dat betekent misschien een keer of
tien, vijftien aanbieden en proeven. Daarmee vergroot je de kans dat ze het nieuwe accepteren en zelfs lekker gaan vinden. Baby’s moeten bij de overstap op vast voedsel niet alleen aan nieuwe smaken wennen maar ook aan een andere structuur. En aan een andere manier van eten. Van een lepel eten vraagt een andere mondmotoriek dan zuigen en dit moeten ze even doorkrijgen. Baby’s die in die overgangstijd zitten en eten uitspugen, doen dit lang niet altijd omdat ze het niet lusten. Misschien weten ze even met brokjes en klontertjes geen raad. Of krijgen ze het eten niet ver genoeg op hun tong gemanoeuvreerd. Ook water is iets nieuws voor baby’s die alleen borstof flesvoeding gewend waren. Die voeding is zoet en baby’s hebben een aangeboren voorkeur voor zoet. Water is neutraal van smaak en je baby zal daaraan dus moeten wennen. Hoe jonger je hiermee begint, hoe gemakkelijker het over het algemeen zal gaan. En dat scheelt heel veel als je kind ouder wordt. Gewend zijn aan water als dorstlesser is een belangrijk goed en maakt dat ze minder uit zijn op zoetig drinken. En dat is voor hun gezondheid pure, grote winst.
Een paar stoeiregels “Storm op komst”, dat roepen ouders én pedagogisch medewerkers wel eens als de kinderen druk zijn. Maar kinderen vinden het heerlijk om te duwen, trekken en stoeien. Het is ook goed voor hun ontwikkeling. Ze worden weerbaar en het vergroot hun zelfvertrouwen.
Stoeien ja graag “Wat zijn ze druk!” Ook dat verzuchten we allemaal wel eens. Duwen, trekken en stoeien gebeurt inderdaad vaak op niet zo’n handige plekken of momenten. Maar stoeien is nuttig. Het is een uitlaadklep. En het is het soort spel waarbij kinderen veel motorische vaardigheden oefenen. Ze raken gewend aan het vastpakken van een ander, aan zelf beetgepakt te worden en zichzelf weer te bevrijden. Het helpt bij het weerbaar worden en het vergroot hun zelfvertrouwen. Van jongs af aan Baby’s kunnen al genieten van stoeispelletjes. Kiekeboe spelen is in feite de allereerste vorm van stoeien. Elkaar met de ogen volgen en verrassend uit een andere hoek opduiken. Achter elkaar aankruipen en laten ook rennen, lijkt nog meer op echt stoeien. Tikspelletjes zijn de eerste spelletjes met een kort moment van lijfelijk contact. Want contact is de meest kenmerkende eigenschap van stoeien. Jonge kinderen maken meestal uit zichzelf geen afspraken over hoe en waar ze gaan stoeien. Het ontstaat spontaan en ze gaan binnen een mum van tijd helemaal op in het spel. Stoeiplekken In een aantal van onze kinderdagverblijven en BSO’s zijn stoeiplekken gemaakt waar kinderen zich relatief veilig kunnen uitleven. Daarvoor is in
• Pijn is niet fijn • Stop is stop • Niet in het gezicht is verplicht
Tips stoeispelletjes • • • • •
Bal of kussen van elkaar proberen af te pakken. Elkaar uit een denkbeeldig vlak duwen of trekken. Een kind zit op een deken en twee anderen trekken hem zo door de ruimte of over het grasveld. Een kind ligt op de buik en de ander probeert hem op de rug te krijgen. Of omgekeerd. Gaan tikspelletjes wat hardhandig eraan toe? Laat de tikker met
een ballon aftikken.
een groepsruimte niet altijd plek. Zeker in een BSO met veel jongens is een aparte stoeiplek een goede manier om het geluidsniveau in de groepsruimte zelf prettig te houden, zonder de kinderen telkens te moeten afremmen. Dat voortdurend afremmen is niet verstandig, zo weten we inmiddels. Jongens gebruiken stoeien ook om zich te meten aan anderen. Het is voor hen een manier om zich een positie in de groep te verwerven. Meestal is er helemaal geen sprake van agressie maar puur van spelen en een krachtmeting. Stoeien hoort er daarom bij, zeker in de BSO. En ja… ook voor meiden! Ook spelletjes Ook thuis zijn in principe stoeiplekken te maken. Een matras op de grond is al een goed begin. Als je de manier waarop ze stoeien wat wil ombuigen, zijn stoeispelletjes een goede optie. Kinderen kunnen die ook zelf al goed bedenken. Soms is het verstandig om een paar regels af te spreken. Dat is niet altijd nodig, maar zeker als het om wat oudere kinderen gaat die elkaar nog niet zo goed kennen, helpt het om het stoeien leuk te houden. Onze pedagogisch medewerkers stoeien zelf niet altijd mee en houden ook niet altijd uitgebreid toezicht. Als de stoeiplek veilig is, vinden wij dat je het prima aan de kinderen zelf kunt overlaten. We letten er wel op of het er gelijkwaardig aan toe gaat en of stoeien niet een uiting is van pesten.
7
Hogere eisen, meer vrijheid
column 8
‘Als we onze kinderen echt willen helpen moeten wij ouders onze verwachtingen bijstellen over hoe hard kinderen moeten werken. En we moeten scholen stichten die meer eisen stellen aan onze kinderen.’ Dat schrijft columnist Thomas Friedman in de Volkskrant/ New York Times. Te veel ouders en kinderen nemen onderwijs niet serieus, vindt hij. Kinderen slagen bovendien te gemakkelijk: ‘als ze maar kunnen aantonen dat ze ademen.’ Er zijn ook anderen geluiden. ‘Als we van onze kinderen houden en willen dat het goed met ze gaat, dan moeten we ze méér tijd gunnen om te spelen, in plaats van minder.’ Dat schrijft evolutiepsycholoog Peter Gray in 360 Magazine. ‘Ga toch spelen’ is de kop boven zijn artikel. Beleidsmakers duwen ons juist de andere kant op, beweert hij. Meer scholing, meer testen, meer begeleiding door volwassenen en minder gelegenheid om in alle vrijheid te spelen. Gray: ‘En zonder de vrijheid om te spelen en te ontdekken zullen ze nooit de sociale vaardigheden aanleren die hen bekwamen in het volwassen zijn.’ Twee tegengestelde meningen, maar allebei zijn ze waar. Hoe gun je kinderen vrijheid zonder druk? En hoe zorg je dat ze die vrijheid benutten om creatief te zijn, om initiatieven te nemen, om fysieke en sociale vaardigheden te ontwikkelen? Kortom, om leergierig te zijn? Meer dan 85 procent van de Amerikaanse kinderen scoorde in 2008 lager op een creativiteitstest dan kinderen in 1984. Het onderwijs neemt kinderen hun spel af, is Grays conclusie. Leraren zouden eens een kijkje moeten nemen in de kinderopvang. Want is dat niet de pedagogische opdracht van de kinderopvang? De ontwikkeling van kinderen bevorderen door middel van spel. Uit veel onderzoek is gebleken dat mensen het creatiefst zijn wanneer ze volkomen opgaan in het spel, wanneer ze het gevoel hebben dat ze iets doen enkel en alleen omdat het leuk is. Natuurlijk gaat dat nog niet overal en altijd goed in de kinderopvang. Natuurlijk is de ene pedagogisch medewerker beter dan de andere in het stimuleren van kinderen zonder te pushen, motiveren zonder over te nemen. Kunnen de ideeën van Friedman (hogere eisen) en die van Gray (meer vrijheid) samengaan? In het onderwijs zal dat wel moeten. Totale vrijheid leidt tot lamlendigheid. Dat blijkt uit de mislukking van onderwijsconcepten die ervan uitgaan dat ieder kind vanzelf tot leren komt. Eisen stellen moet dus. Dat begint al in de kinderopvang en de buitenschoolse opvang. Opruimen van je eigen rommel, afspraken nakomen, rekening houden met elkaar, verantwoordelijkheid voor je omgeving. Dat wil zeggen dat we kleine kinderen niet als prinsjes en prinsesjes behandelen. Maar wel als wat ze zijn: kinderen. Astrid van de Weijenberg
, Elk nadeel heeft z n voordeel Gebeld worden op je werk omdat je kind ziek is: in de periode waarin je kind op het kinderdagverblijf zit, maak je het als ouder gegarandeerd mee. Het komt vaak onverwacht en nog vaker slecht uit. Dat je kind én jijzelf er na verloop van tijd voordeel van gaan hebben, kan dan een troost zijn. Kinderen bouwen immuniteit op. Er is dus geen ontkomen aan: ze móeten er doorheen, ze moeten diverse virussen verslaan en worden daar sterker van. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen die op jonge leeftijd een kinderdagverblijf bezoeken, op de basisschool minder vaak last hebben van infecties dan leeftijdsgenootjes die niet naar de opvang gingen. Of die dat pas ná de leeftijd van 2,5 jaar deden.
Nieuws
uit de kinderopvang
Goed in observeren Baby’s van negen maanden oud kunnen sociaal gedrag van volwassenen beter observeren en inschatten dan wij misschien denken. Zij zien bijvoorbeeld of volwassenen elkaar mogen of niet. Dit concluderen onderzoekers van de University of Chicago. 64 baby’s bekeken twee filmpjes van mensen die met elkaar communiceren. Het tweede filmpje, waarin de volwassenen zich anders ten opzichte van elkaar gedroegen, kreeg duidelijk meer aandacht van de baby’s. Onderzoekers concluderen daaruit dat jonge kinderen al in staat zijn om de sociale relaties van andere mensen in de gaten te houden.
Handige apps Het Voedingscentrum bracht de app Gezond Groeien uit. Hier vind je tips en informatie over gezonde voeding voor je kind, afgestemd op zijn of haar leeftijd. www.voedingscentrum.nl/nl/mijn-kind-en-ik/ appgezondgroeien.aspx.
In onze buitenschoolse opvang waren de kinderen vorig jaar druk bezig met het verkeer. Dit thema was niet verkeerd gekozen, want meer en meer kinderen blijken hun verkeersexamen niet te halen. Zorgen dat ze genoeg ervaring in het verkeer opdoen, is de meest effectieve oplossing. Tips voor hoe je je kind daarbij kunt coachen, zijn te vinden op een nieuwe app van Veilig Verkeer Nederland. De app is ook voor je kind bedoeld. Hij kan er het theorie-examen mee oefenen. De app is te vinden onder de naam verkeersexamen. www.examen.vvn.nl
, , Nieuw beleid Eten en drinken Tussendoortjes en maaltijden zijn voor de kinderen op onze locaties bakens in de dag. Ze geven hen houvast, werken letterlijk een beetje als een klok. Samen iets eten en drinken betekent ook gezellig kletsen, samen lachen, even tot rust komen. En ja, het gaat ook om letterlijk even bijtanken. We hebben onder de loep genomen wat we de kinderen in kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en BSO’s te eten en drinken geven. Houden we genoeg rekening met wat kinderen in een bepaalde leeftijd nodig hebben? Kiezen we over de hele linie voor verantwoorde producten? Past ons aanbod nog bij recente inzichten over goede voeding? En wat kunnen we nog meer doen om ons steentje bij te dragen aan de gezondheid van de kinderen? Wat we willen handhaven én wat we willen veranderen, ligt vast in ons nieuwe beleid Eten en drinken. In het bijbehorende Voedingsplan staan de producten die passen bij wat we willen: gezond, verantwoord en met zo weinig mogelijk toevoegingen. Op de iets langere termijn willen we toe naar een biologisch aanbod. Alle locaties gaan aan de slag met het Voedingsplan. Het komt op de agenda van de teamvergaderingen en van de Oudercommissies. Ook op de website en op de locatie zal onze gezonde voeding nog regelmatig voorbijkomen.
9
Lammetje Wat heb je nodig: > Stevig papier (voor het lijfje) > Gekleurd papier, geel (voor hoofdje en poten) > Vel wit en groen papier > Watten, lapjes, wol of crêpepapier > Zwarte stift > Schaar > Lijm > Voorbeeld op gewenste grootte natekenen Werkwijze: • Knip uit het stevige papier een grote cirkel (bijvoorbeeld met de grootte van een bierviltje), deze is voor het lijfje. • Plak de watten of de wol op het lijfje of maak van het crêpepapier propjes en plak deze op het lijfje. • Teken op gewenste grootte de kop van het lammetje en knip deze uit. • Om de ogen te maken knip je kleine rondjes uit het vel wit papier en plak je deze op het gezicht van het lammetje. • Teken met een zwarte stift bolletjes in de ogen en maak een neusje en mond. (zie afbeelding) • Knip uit het vel geel papier 2 brede stroken, deze zijn voor de pootjes. Plak deze vervolgens achter het lijfje zodat ze nog iets uitsteken. • Plak daarna het koppetje op het lijfje. • Plak het gehele lammetje op een vel groen papier om het een vrolijk aanzien te geven.