200 Jaar burgerlijke stand Mode en kleding in archieven Historische sporen behouden Tijdelijke sluiting studiezalen
nummer 16 • december 2011
In dit nummer onder meer:
n h a
NHA nieuws
noord-hollands archief
n h a 20
Inhoudsopgave pagina Haarlem 766 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 200 Jaar burgerlijke stand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 ’s Werelds eerste keizersnede . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Verliefd, verloofd, getrouwd... gescheiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Een huwelijk uit 1811: de familie Paardekoper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Activiteiten in het Noord-Hollands Archief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 De freule van het verdronken kerkhof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Historische sporen behouden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Nieuwe archieven en collecties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Colofon NHA nieuws is het kwartaalblad van het Noord-Hollands Archief. De auteurs van de artikelen in dit nummer zijn allen medewerker van het Noord-Hollands Archief, tenzij anders is vermeld.
Postbus 3006 2001 DA Haarlem www.noord-hollandsarchief.nl
[email protected]
Redactie: Hans van Felius, Annabella Meddens - van Borselen en Ed Sewalt Eindredactie: Maarten Brock Vormgeving: Mediabureau Haarlem Druk: Drukkerij Damen Grafia Oplage: 750 ISSN: 1871-6326
Locatie Jansstraat Jansstraat 40 2011 RX Haarlem T: (023) 517 27 00 F: (023) 517 27 20
Prijs losse nummers € 1,00 Vrienden van het Noord-Hollands Archief ontvangen NHA nieuws gratis.
n h a
Noord-Hollands Archief
Voorzijde omslag:
Locatie Kleine Houtweg Kleine Houtweg 18 2012 CH Haarlem T: (023) 517 27 00 F: (023) 517 27 20
Station Bloemendaal in aanbouw, 1900.
Haarlem 766 Op woensdag 23 november 2011 was het exact 766 jaar geleden dat Haarlem stadsrechten kreeg. Burgemeester Bernt Schneiders onthulde daarom op deze 'verjaardag' van de stad het stadsrecht, dat speciaal voor deze gelegenheid
was tentoongesteld in de Janskerk, het publiekscentrum van het Noord-Hollands Archief. Onder het toeziend oog van veel fotografen en een verslaggever van RTV NoordHolland sneed hij daarnaast de verjaardags-
taart aan. Zolang de voorraad strekte was er voor de bezoekers gratis koffie met gebak (mede dankzij sponsoring door Michel Patisserie Chocolaterie). Meer dan 250 mensen kwamen op het stadsrecht (en op de taart) af.
Foto: Jos Fielmich.
n h a 1
door Marcel Leechburch Auwers
200 Jaar burgerlijke stand Tweehonderd jaar geleden werd de burgerlijke stand ingevoerd. Voor die tijd werden de gebeurtenissen als geboorte, trouwen en overlijden in summiere vorm alleen bij de kerken vastgelegd, in doop-, trouw- en begraafregisters. Met de inlijving van het koninkrijk Holland bij Frankrijk in 1810 werd de Franse wetgeving van kracht. De burgerlijke stand als staatsinstelling bij wet was in Frankrijk op 20 september 1792 ingevoerd. Bij ons was dat op 1 maart 1811. De regio Maastricht was Holland daarin voorgegaan. Daar werd de burgerlijke stand al op 12 juli 1796 ingevoerd. Bij de verdrijving van de Fransen in 1813 bleef de burgerlijke stand als instelling bestaan.
Registers De burgerlijke stand kent vier registers: registers met geboorten, met huwelijken en echtscheidingen, met overlijden en als laatste met huwelijksaangiften en -afkondigingen. De registers worden door de gemeenten bijgehouden. Aan het eind van het kalenderjaar worden de registers afgesloten. De registratie van geboorten, huwelijken en echtscheidingen en overlijden maakt men in tweevoud. Het tweede exemplaar van deze registers wordt na de jaarlijkse afsluiting overgebracht naar de arrondissementsrechtbank, tezamen met de registers met huwelijksaangiften en –toestemmingen en de bijlagen bij de diverse registers.
n h a 2
De gemeentelijke registers van de burgerlijke stand worden uiteindelijk overgebracht naar het gemeente- of streekarchief. De registers van de arrondissementsrechtbanken worden op termijn overgedragen aan de rijksarchieven in de provincies. Het Noord-Hollands Archief is gemeentearchief voor Aalsmeer, Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Uithoorn, Velsen en Zandvoort. Tevens is het Noord-Hollands Archief rijksarchief voor de provincie Noord-Holland. Dit houdt in dat de gehele Noord-Hollandse burgerlijke stand uiteindelijk overgedragen wordt aan het Noord-Hollands Archief. De akten kunnen doorzocht worden in de studiezaal aan de Jansstraat 40 te Haarlem, maar ook via de websites www.genlias.nl en www.haarlem.digitalestamboom.nl.
Genealogisch onderzoek In het geboorteregister treffen we niet alleen de geboorten aan, maar ook erkenningen en akten van naamswijziging. Het overlijdensregister bevat niet alleen overlijdensakten
maar ook akten van lijkvinding en de aangiften van levenloos geboren kinderen. In de akten staan verschillende personen vermeld: de verschijnende partijen (ofwel de direct betrokkenen), de ambtenaar van de burgerlijke stand en getuigen. Getuigen verklaren op zich niets, maar zijn aanwezig bij het afleggen van de verklaringen door de verschijnende partijen en het voorlezen van de akte. In de akten staan dus veel persoonsnamen genoemd. Dat verklaart waarom deze akten zo gewild zijn bij het doen van genealogisch onderzoek.
Vaste geslachtsnaam De invoering van de burgerlijke stand in 1811 had als gevolg dat iedereen een vaste geslachtsnaam moest hebben. Nu hadden velen al een dergelijke vaste naam. Het gebruik van vaste namen was in de 17de en de 18de eeuw steeds meer in zwang gekomen. Maar nog niet iedereen had een vaste geslachtsnaam. Velen hadden veranderlijke bijnamen, ontleend aan de woonplaats, of toenamen, afgeleid van beroepen of veldnamen. Anderen hadden namen die van vaders-
namen afgeleid waren. Met de wet van 18 augustus 1811 moest iedereen binnen een jaar een vaste naam hebben. Dat lukte overigens niet. De termijn van een jaar is verschillende malen verlengd tot aan 1825 toe. De vaste geslachtsnamen werden genoteerd in naamsaannemingsregisters. Er zijn maar weinig van dit soort registers bewaard gebleven. Het is overigens een fabeltje dat men met de plicht tot het voeren van vaste geslachtsnamen lachwekkende namen bedacht als Naaktgeboren en Poepjes. Deze familienamen bestonden immers al langer.
Voor de totstandkoming van dit artikel heb ik gebruik gemaakt van de volgende bronnen: • R.F. Vulsma, Burgerlijke stand, bevolkingsregister en genealogie, Naarden: Boekencentrum, [1968]. • R.F. Vulsma, Geboekt van wieg tot graf. Burgerlijke stand, bevolkingsregister en dtb, 'sGravenhage: Centraal bureau voor Genealogie, 1983.
De familie Van Wijck-van den Berg uit Amsterdam, 1891.
n h a 3
door Esther van Velden
’s Werelds eerste keizersnede Onlangs was in het Noord-Hollands Archief de tentoonstelling 'Van bakerpraat tot babyshower. Gebruiken rond zwangerschap en geboorte' te bezichtigen. Eén van de topstukken van deze tentoonstelling was een 17de-eeuwse historieprent, die een wel heel bijzondere bevalling beschrijft. Het is het eind van de zomer van 1647. Boer Jacob Egh is stierenhoeder in Zaandam, 'tot nut der beesten en voordeel van eijgen keuken'. In het weiland achter zijn huis staat zijn rode stier ('die wel schoon, doch wat nors was') vastgebonden aan een touw. Twee jongens spelen in de buurt van het beest met een papieren vlieger, totdat het helemaal misgaat. Het beest schrikt van de vlieger, rukt zich los en rent richting de koeien. Jacob ziet het gebeuren en holt met een stok in zijn hand achter het beest aan. Maar dan is het al te laat. De stier draait zich om en rent op zijn hoeder af. Deze weet het beest te ontwijken, pakt een bootshaak en zet zich schrap. De stier neemt opnieuw een aanloop en stevent op Jacob af. Deze staat klaar met zijn haak, steekt deze in de kop van het dier en slaat ermee op zijn neus. De stier begint te bloeden, rent nogmaals op Jacob af en 'stiet de persoon met zijn hoornen ter neder'. De stier blijft met zijn hoorns op Jacob inrammen, waardoor hij niet meer in staat is om op te staan. Dat is het moment waarop Trijn Jans, 'op 't uyterste swanger' het weiland in komt om haar man te helpen. Maar Jacob vraagt haar: 'lieve Wijf wat wilje hier doen?' Hij zegt haar naar huis te gaan, maar Trijn, 'in vuerige liefde tot hem ontstoken', wil haar man hoe dan ook van de stier bevrijden. De stier denkt daar echter anders over. Hij neemt ook haar op zijn hoorns en werpt haar door de lucht. 'De Man heeft vertelt dat sijn Vrouw soo hoog als een Solder was op-gelicht'. Door de kracht waarmee Trijn door de lucht wordt
n h a 4
geworpen, scheurt haar buik open en valt 'de vrucht met al sijn toebehoor uyt'er lichaam'. De vrouw en het kind komen een huislengte van elkaar in het weiland terecht. In medische kringen wordt dit later wel 's werelds eerst bekende keizersnede genoemd.
Historieprent De historieprent beschrijft het gevoel van de moeder op rijm: Buurinnen zijt te vreên, verwacht geen Kinder-maal, Mijn Vroed-wijf heeft geen dank en Ik te grooten quaal, Mijn Kind is uytgescheurt; kom help mijn darmen garen, Mijn buyk is opgeruckt, in form' als halve maan, Van d'eene heup tot d’aêr. Ô God wilt gade slaan Mijn Kind'ren opdat 's in geloof en Deugd' bejaren! Buurtgenoten die het ongeval hebben zien gebeuren, rennen op de gewonde boer en zijn echtgenote af en nemen hen mee naar huis. Heelmeester Jan Pigge wordt gewaarschuwd en ook zijn verklaringen zijn opgenomen bij de historieprent: 'Op den 29. Augusti, 1647, ben ick geroepen bij twee patienten, Man, en Wijf, en ik hebbe aan de Man bevonden een gat boven sijn lincker oogh, sijn aengesicht gekneust, en sijn heele borst opgeweken, welck neder settende, gevoelde ick dat sijn rugge-been, schouder-bladen, en hals, niet alleen aan stukken waren; maar 't geheele bovenste lijf geplettert.'
Stiers Wreedheid, anoniem schilderij, collectie Zaans Museum.
Verder vond heelmeester Pigge een dwars opengescheurd gat bij zijn lies en ontdekte dat het hele onderlichaam van de man gevoelloos was. Als hij Jacob wil gaan verbinden, wordt hij geroepen door de vrouw 'die seer kermde over de pijne haers buyks. Ick seijde dat dit der Vroet Vrouwen werk was, doch de Vrouwe begeerde 't selver op mijn dat ick haer besoeken soude, en bevond dat haar buyk van de rechter tot de linker heup halve-maens wijse was opgescheurt,
en het gedarmte aen haer zijde op het bedde uyt-hangende; de lijfmoeder was opgescheurt, en het lijf onder geslooten, soo dat ick bevont dat het Kindt niet natuurlijk was gebooren. Ik heb het gedarmte gebet, weder in 't lichaam geleyt, en de op gescheurde huyt daar overdekt en verbonden.' De vrouw leefde nog 41 uur na het ongeval, vijf uur langer dan haar man.
n h a 5
De historieprent.
n h a 6
Bullekerk Tot ieders grote verbazing blijft het kind in leven. Zijn bovenlip, hand, gemacht (?) en voetje zijn 'wat geswollen met blauwe plekies'. Zoals in die tijd gebruikelijk is, wordt het jongetje de volgende zondag (op 1 september 1647) door de schout ten doop gehouden in de Nieuwe Kerk in West-Zaandam en vernoemd naar zijn vader. In deze kerk, tegenwoordig de Westzijderkerk of Bullekerk (naar de stier/bul) genoemd, hangt nog altijd een schilderij van het ongeval. Het schilderij is enige tijd met witkalk overgeschilderd geweest, omdat de kerkdiensten door vele toeristen werden verstoord. Niettemin is het schilderij door enkele restauraties behouden gebleven. Rechts naast de ingang van de Bullekerk ligt ook de grafzerk van de familie Egh. De contouren van de stier zijn nog vaag op de steen te herkennen. Volgens de 17de-eeuwse historieprent luidde het grafschrift als volgt: Hier rust een Man en Vrouw Malka'er ter dood getrouw, Deur Stier gebracht om 't leven: 't Heeft dommen hoor'n gelukt, Dat 't Kind, uyt lijf gerukt, Noch is gesont gebleven.
Hoe word ik donateur van de Stichting Vrienden van het Noord-Hollands Archief?
Op maandag 12 december organiseerde de Stichting Vrienden van het Noord-Hollands Archief samen met het Noord-Hollands Archief een symposium in de Janskerk onder de titel 'Archiefbeelden/Bildarchive in Haarlem & Osnabrück'. Een van de sprekers was Wim Cerutti, die inging op de geschiedenis en ontwikkeling van enkele bijzondere
De stier wordt op 2 september, een dag na de doop, op last van de magistraten omgebracht. Ook de kleine Jacob is geen lang leven beschoren. Hij overlijdt negen maanden later. Het Noord-Hollands Archief heeft een grote collectie historieprenten van de Provinciale Atlas Noord-Holland in beheer. Deze collectie omvat een breed scala aan afbeeldingen, van gedrukte gravures over opzienbarende gebeurtenissen, vaak voorzien van moralistische waarschuwingen en verzen, tot afbeeldingen van zeden en gewoonten of klederdrachten. De collectie historieprenten is gedigitaliseerd en op www.beeldbank.noord-hollandsarchief.nl te bekijken.
beeldarchieven. Foto: Jos Fielmich.
U kunt donateur van de Stichting Vrienden van het NoordHollands Archief worden door een bedrag van (minimaal) 15,00 euro over te maken op Postbankrekening 4549239 ten name van de. Stichting Vrienden van het Noord-Hollands Archief en onder vermelding van ‘nieuwe donateur’ en uw adresgegevens. Vrienden krijgen gratis ‘NHA nieuws’ toegestuurd, ontvangen korting op diverse publicaties en op de cursussen die het NoordHollands Archief organiseert en worden uitgenodigd voor bijzondere donateursbijeenkomsten.
n h a 7
door Annabella Meddens-van Borselen
Verliefd, verloofd, getrouwd... gescheiden De oudste Haarlemse echtscheiding dateert van 1813. De Haarlemse Anna Spoelstra was de eerste die na de invoering van de burgerlijke stand in Haarlem naar de rechtbank van eerste aanleg stapte om een echtscheiding aan te vragen. Waren daarvoor dan nooit eerder echtgenoten uit elkaar gegaan? Ja, natuurlijk wel. Er kwamen al lang voor 1813 scheidingen van tafel en bed voor, maar daarbij bleef het huwelijk officieel in stand. Ook kwam het regelmatig voor dat een van de echtelieden zijn of haar gezin in de steek liet, om nooit meer terug te keren. Anna Spoelstra was echter de eerste in Haarlem die begin 1813 officieel een einde wilde maken aan haar huwelijk met Arie van Eeden. Hoe kon je een huwelijk laten ontbinden? Om een officieel einde te maken aan een huwelijk ging een van de partners naar de rechtbank toe om echtscheiding aan te vragen. Na de uitspraak van het vonnis waarbij het huwelijk ontbonden werd verklaard moest men binnen zes maanden naar de ambtenaar van de burgerlijke stand om daar het vonnis in te laten schrijven. Pas na deze inschrijving werd (en wordt) de echtscheiding een feit.
Echtscheidingsgronden Tijdens de Franse bezetting (1810-1813) werd naast de registers van de burgerlijke
n h a 8
stand onder andere de Code Napoleon, de Franse civiele wetgeving, ingevoerd. Echtparen konden scheiden met wederzijdse instemming van de partners en bij onverenigbaarheid van karakter. Het Franse wetboek bleef in Nederland tot 1838 van kracht. Toen werd een Nederlands Burgerlijk Wetboek ingevoerd, waarbij het niet meer mogelijk was om met wederzijdse instemming uit elkaar te gaan. Er kwamen vijf echtscheidingsgronden. Men kon tot scheiding overgaan na kwaadwillige verlating, dat wil zeggen dat een van beide partners de ander in de steek liet, en bij aantoonbaar overspel. Daarnaast kon een huwelijk ontbonden worden op grond van zware mishandeling of langdurige gevangenschap (een veroordeling tot vier jaar of meer celstraf) van een van de partners. Ook als een echtpaar vijf jaren van tafel en bed gescheiden leefde, kon een echtscheiding uitgesproken worden. Anna Spoelstra werd in Amsterdam geboren op 16 november 1776. Haar vader Cornelis Spoelstra en moeder Maria Cochard waren doopsgezind. Arie van Eeden was op 5 mei
De scheidingsakte van Anna Spoelstra en Arie van Eeden uit 1813.
leving met zijn echtgenote onmogelijk was geworden en echtscheiding onvermijdelijk was. Hij beloofde hun huis aan de Koudenhorn te verlaten. De rechtbank bepaalde dat de opvoeding van de zeven kinderen aan de vrouw werd opgedragen. Bovendien mocht zij alle meubilaire goederen behouden om in het onderhoud van de kinderen te kunnen voorzien en mocht zij blijven wonen in het huis aan de Koudenhorn.
Gezicht op Haarlem, tekening door Wybrand Hendriks, 1778.
1771 te Haarlem geboren. Zijn ouders Pieter van Eeden en Geertruij van Aalst waren Nederlands gereformeerd. Het stel trouwde te Haarlem voor schout en schepenen op 3 december 1797 en ging in Haarlem wonen. Anna was 21 jaar en Arij was 26 jaar oud toen zij trouwden. Het echtpaar kreeg zeven kinderen, die allen gedoopt werden in de Nederlands gereformeerde gemeente: Pieter (september 1798), Cornelia Maria (januari 1800), Alida Maria (juli 1801), Cornelis Hendrik (oktober 1803), Arie (november 1805), Geertrui (november 1807) en de jongste Henrietta (april 1811).
Gedrag Uit het vonnis van de rechtbank van 19 januari 1813 blijkt waarom Anna na vijftien jaar een einde wilde maken aan haar huwelijk, terwijl zij zeven minderjarige kinderen had. Anna had genoeg van het gedrag van haar man Arie. Hij ging zich vaak te buiten aan sterke drank en verkwistte veel geld waardoor het gezin in armoede werd gedompeld. Ook bezocht hij 'verdachte huizen'. Bovendien verweet hij zijn vrouw ontuchtig gedrag waarmee hij haar eer aantaste. Zelf verklaarde Arie dat de samen-
Vermoedelijk zijn Arie en Anna allebei niet in Haarlem blijven wonen. Waar zij na de scheiding naar toe zijn gegaan, is nog onduidelijk. Tot nu toe heb ik alleen van de twee oudste kinderen iets terug gevonden in de archieven. Dochter Cornelia Maria overleed te Amerongen in 1869, als echtgenote van Anne Diederik van Buren Schele. Zoon Pieter van Eeden overleed in 1873 in het Brabantse Sambeek. Uit de geboorteplaatsen van zijn kinderen bleek dat hij enige tijd in Brits Guyana had gewoond. Waar Anna Spoelstra en Arie van Eeden en de andere kinderen zijn overleden is (nog) niet bekend. Mocht iemand iets over hen vinden, dan ontvang ik graag bericht:
[email protected].
n h a 9
door Annabella Meddens-van Borselen
Een huwelijk uit 1811: de familie Paardekoper Op de themadag 'Verliefd, verloofd, getrouwd... huwelijken in Noord-Holland 1811-2011' van zondag 16 oktober 2011 werd in het Noord-Hollands Archief een huwelijk nagespeeld dat precies tweehonderd jaar eerder te Haarlem werd gesloten. Het was het huwelijk tussen Petrus (Pieter) Paardekoper en Isabella Theresia van Hees. Met behulp van het huwelijksregister van Haarlem uit 1811 en de website Digitale Stamboom Kennemerland is het mogelijk om gegevens van het bruidspaar te achterhalen. De achternaam van de bruidegom en zijn nazaten werd zowel met één o - Paardekoper als met twee o's - Paardekooper - geschreven. Pieter Paardekoper was 26 jaar toen hij op 16 oktober 1811 trouwde met zijn twee jaar jongere buurmeisje Isabella van Hees. Zij woonden beiden aan de Zomervaart te Haarlem. Pieter was de zoon van Jeroen Paardekoper (1751-1831) en wijlen Jansje van Tol. Isabella was de dochter van Johannes van Hees en wijlen Maria van der Plas. De vaders van bruid en bruidegom waren allebei huisman (landbouwer). Uit de huwelijksakte blijkt dat de bruidegom en de beide vaders niet konden schrijven en de huwelijksakte dan ook niet konden ondertekenen.
Negen kinderen Het jonge bruidspaar ging eerst te Spaarnwoude wonen, waar hun eerste kind geboren werd. Hun zoontje vernoemden zij naar zijn grootvader van vaderskant: Jeroen. Na vijf weken overleed de baby. In 1813 werd hun tweede zoontje geboren, dat zij ook Jeroen noemden. Deze zoon zou niet ouder worden dan 4½ jaar. Hij overleed te Haarlem in 1818. Uiteindelijk kreeg het echtpaar negen kinderen: Jeroen (1812-1812), Jeroen (1813-1818), Jan (1816-1818), Willem (18171830), Jeroen (1820-1851), Jan (1821-1826), Maria (ook wel Anna
n h a 10
genoemd, 1823-1833), Petronella (1825-1826), Johannes Antonis (1828-1828). Van deze kinderen werd er slechts één volwassen. In 1817 verhuisde het paar naar Haarlem waar het aan de Lange Heerenvest (stadsvest) een huis met tuin en koestal kocht en waar Pieter een boerenbedrijf uitoefende. Daar overleed Isabella, slechts 42 jaar oud, in oktober 1829. Pieter Paardekoper overleed nog geen half jaar later in maart 1830. Hij was toen 45 jaar oud. Bij zijn overlijden waren nog twee minderjarige kinderen in leven. Sinds 1811 moest de voogdij voor weeskinderen naar Frans voorbeeld geregeld worden voor de vrederechter. De 78-jarige grootvader Jeroen Paardekoper nam dit op zich en ging naar de vrederechter van Haarlem. In de akte voor de vrederechter staat het dochtertje overigens vermeld met de naam Anna in plaats van Maria. Zelf werd grootvader Paardekoper voogd over de kinderen. In april 1830 kreeg hij op zijn verzoek toestemming van de familieraad, bijeengeroepen door de vrederechter om het onroerend goed van zijn zoon te verkopen. Een familieraad bestaat uit zes familieleden, drie van moederskant en drie van vaderskant. Lang heeft hij de voogdij over zijn kleinkinderen niet kunnen uitoefenen. Hij overleed een jaar later te Haarlem.
Meerderjarig Het enige kind uit het huwelijk tussen Pieter en Isabella dat meerderjarig werd was hun zoon Jeroen (1820-1851). Hij trouwde op 27-
De Zomervaart, tekening door Wybrand Hendriks, circa 1800.
jarige leeftijd te Velsen op 5 mei 1847 met Anna Immers. Zij kregen voor zover bekend twee kinderen: Theresia Isabella Paardekooper (1847-1912) en Petrus Johannes Paardekooper (1848-1896). Deze laatste telg trouwde te Velsen met Antonet Hoevenaars en kreeg acht kinderen, waarvan er drie volwassen werden en te Velsen trouwden. Uit het onderzoek naar de familie Paardekoper blijkt nog eens dat er in de 19de eeuw veel kinderen op jonge leeftijd overleden. Ook het bruidspaar uit 1811 werd niet oud. Toch wonen er in Haarlem
en Velsen waarschijnlijk 200 jaar later nog enige nazaten van dit echtpaar.
Bronnen: Noord-Hollands Archief Haarlem: registers van de burgerlijke stand van Haarlem en Velsen; het archief van het vredegerecht Haarlem van het jaar 1830 (inv.nr. 106 akten 15 en 18); bevolkingsregister van Haarlem en Velsen.
n h a 11
Activiteiten in het Noord-Hollands Archief Informatie duurzaam digitaal toegankelijk
n h a 12
Historisch Café ’Moord en doodslag’
Op maandag 10 oktober werd in het Noord-Hollands Archief een bijeenkomst gehouden onder de titel 'Informatie duurzaam digitaal toegankelijk'. Deze bijeenkomst was bestemd voor degenen die verantwoordelijk zijn voor de informatievoorziening van de bij het Noord-Hollands Archief aangesloten gemeenten en organisaties. Martin Berendse, algemeen rijksarchivaris en directeur van het Nationaal Archief (zie de foto), gaf een presentatie over het belang van het e-depot van het Nationaal Archief. Boudien Glashouwer, hoofd Financieel-Economische Zaken & Belastingen bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, ging in op het beheer, de bewaring en de beveiliging van digitale procesgebonden informatie bij archiefvormende organisaties. Een uitgebreid verslag van deze bijeenkomst is te vinden op www.noord-hollandsarchief.nl.
In samenwerking met de Historische Vereniging Haerlem, de Stichting Historisch Schoten, het Historisch Museum Haarlem en de Stichting Vrienden van het Noord-Hollands Archief organiseert het Noord-Hollands Archief om de twee maanden een Historisch Café: een avond rond een wisselend thema bestemd voor iedereen met belangstelling voor de geschiedenis van Haarlem. Op 24 oktober was het onderwerp 'Moord en doodslag'. Ruim 120 belangstellenden hoorden Haarlems Dagblad-journalist Cees van Hoore vertellen over een aantal oude moorden, waarna psycholoog Bert Baltus tijdens zijn lezing inging op 'de psychologie van de moord'. Vast onderdeel van het Historisch Café is een optreden van het muzikale trio Lolita Hooglugt, Michaëla Bijlsma en Teke Bijlsma (zie de foto). Op 24 oktober brachten zij een aantal bekende en minder bekende 'moordballades' ten gehore, waaronder 'De dubbele moord te Haarlem' uit 1892.
Foto: Paul Maessen.
Foto: Esther van Velden.
Aanbieding archiefinventaris gemeente Heemskerk Op woensdag 14 september was een delegatie van de gemeente Heemskerk op bezoek bij het Noord-Hollands Archief in Haarlem om een deel van het gemeentelijk archief over te brengen. Met de ondertekening van het proces-verbaal door wethouder Odd Wagner (rechts op de foto) en directeur van het Noord-Hollands Archief Lieuwe Zoodsma werd de 88,5 meter archief over de periode 1929 tot en met 1985 officieel overgebracht. Uit handen van archiefmedewerkster Tanja Holt van de gemeente Heemskerk ontvingen beide heren een exemplaar van de inventaris. In het archief is onder meer de weerslag te vinden van de Tweede Wereldoorlog en de Duitse bezetting. Zo is er een dossier uit 1943 met als omschrijving 'Lijst van verklaringen van overlijden onder buitengewone omstandigheden van inwoners en in concentratiekampen'. Tussen 1945 en eind jaren zeventig groeide het inwonertal van Heemskerk van ruim 5.000 naar bijna 32.000. Deze groei is onder meer terug te vinden in het dossier over basisschool de Zilvermeeuw, die vlak na de bouw in 1954 al te klein bleek. Een actueel onderwerp bleek al in 1940 te spelen: de samenvoeging van de gemeenten Velsen, Beverwijk en Heemskerk. De inventaris is te vinden in het archievenoverzicht op www.noord-hollandsarchief.nl.
Foto: Jos Fielmich.
Kunstlijnweekend in de Janskerk Kunstliefhebbers konden in het weekend van 5 en 6 november hun hart ophalen in Haarlem. In het kader van de Kunstlijn hadden veel kunstenaars hun atelier opengesteld en waren er overal in de stad exposities. Zo ook in de Janskerk, het publiekscentrum van het Noord-Hollands Archief. Onder de titel 'De nieuwe fot0grafische werkelijkheid' waren hier werken te zien van Rob van Bruggen, Kyung Dropsie, Marjan Jaspers, KEEES, Cor van Wees en Stefan Witte. De expositie trok 871 bezoekers. Voor het Noord-Hollands Archief was deze editie van de Kunstlijn bijzonder omdat kunstenaar Cor van Wees voor zijn project 'Onbepaalde tijd' foto's manipuleerde uit de collectie van het Noord-Hollands Archief.
Foto: Cor van Wees.
n h a 13
door Robert van Vuuren
De freule van het verdronken kerkhof HET was op een avond in 1884. De trein uit Amsterdam kwam knarsend en piepend tot stilstand op het stationnetje. Een jonge vrouw wierp gehaast de deur van een der wagons open en stapte op het lage perron toen zij de conducteur hoorde roepen "Hallef-weg, Hallef-weg!" Enige minuten later had de locomotief sissend en blazend de wagens weer verder gesleept en rommelend verdween de trein over de glimmende rails naar Haarlem. Er waren maar enkele passagiers. De jonge vrouw, meisje nog bijna, had haar kaartje afgegeven en liep aarzelend in de richting van het dorp. Bij de overweg had de vrouw die de spoorbomen bediende juist haar hoge hoed en haar schoudermantel weer opgehangen en wilde beginnen met het klaarmaken van het avondeten toen er op de deur werd geklopt. Het was de jonge vrouw. Ze zag er slecht uit. Haar blauwe ogen waren donker omrand, haar gezicht was bleek, nerveus. – Kom ik zo, over de spoorlijn, bij de Zwetbrug? – Nee, mevrouw, dan gaat u verkeerd. U moet hier terug en dan rechts af, in de richting Haarlem. Het is niet zo ver naar de brug. U vindt het vanzelf. Zonder verder een woord te spreken draaide de bezoekster zich om en verdween in de schemering. De overwegwachtster keek haar nog even hoofdschuddend na en sloot de deur van haar huisje. Zij vroeg zich een ogenblik af wat zo'n jonge vrouw, zo netjes gekleed, zo beschaafd, op dit uur moest zoeken bij de eenzame Zwetbrug waar het water van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder in verbinding staat met de Amsterdamse Vaart. Zij had niet veel tijd om er over na te denken, draaide de petroleumlamp hoger, haalde het brood uit de kast en begon boterhammen te snijden voor haar man die straks hongerig thuis zou komen. Anderhalf uur later zag een voerman bij de Zwetbrug een zwarte vlek in het water. Er dreef iets. Hij mende zijn paard en wagen stapvoets langs de kant en sprong van de bok. Bij het schijnsel van zijn lantaarn zag hij het nu duidelijker. Het was een mensenlichaam. Met een lange stok wist hij het naar de oever te trekken en keek in de levenloze ogen van de jonge vrouw. Zij was door verdrinking om het leven gekomen. De dokter kon niets meer doen, stelde alleen vast dat het meisje in verwachting was geweest. Drie dagen nadien vervoerde een hobbelende gemeentewagen, getrokken door een sjokkend paard, de kist over de Amsterdamse Vaart naar het Liewegje. Dit komt uit op de dijk langs de Ringvaart. Hier, aan de "Haarlemse kant" van het water vond zij een laatste rustplaats. Met haar ongeboren kind tussen moordenaars, drenkelingen, choleralijders... Zo begint Hubert van Hunen in maart 1962 een artikel in Spreekuur thuis, waarin hij op zoek gaat naar wat er toen nog te vinden was van de algemene begraafplaats aan het Liewegje in de gemeente Haarlemmerliede
n h a 14
en Spaarnwoude. In Halfweg noemde men het het 'Drenkelingenkerkhof'; de volksmond van Haarlem sprak van 'verdronken kerkhof'. Het werd zo genoemd omdat er in de 72 jaar dat het in gebruik geweest is met
name mensen begraven werden die een onnatuurlijke dood waren gestorven, vooral drenkelingen.
Schande De jonge dame die in 1884 noodlottig aan haar einde kwam, was Elisabeth Naudin ten Cate. Zij werd geboren op 18 februari 1854 in Amsterdam als dochter van Albert Willem ten Cate (vanaf 1870 mocht hij zich Naudin ten Cate gaan noemen) en Elisabeth Klein. Haar broer Willem zou later nog kort minister van marine zijn in het eerste kabinet-Ruijs de Beerenbrouck (1918). Op 19 februari 1884, dus een dag na haar dertigste verjaardag, vond zij
een tragisch einde in Haarlemmerliede. Ze werd op 21 februari 1884 begraven op de algemene begraafplaats aan het Liewegje. Bepaald geen begraafplaats voor mensen van haar stand. Misschien was de schande van het ongehuwd zwanger zijn toch te groot voor de familie? Oud gemeente-opzichter H. de Graaf herinnert zich in het artikel van Van Hunen: 'Dat van die freule was wel het meest opzienbarende geval. Ze kwam ten slotte uit een der beste families van het land. Ze zeggen dat haar ouders later wel erg spijt ervan gehad hebben
maar ja, ze moest bevallen en ze was niet getrouwd en tjonge, dat was me wat in die tijd. Nou zouden ze er niet meer zo'n drukte van maken, denk ik'.
Algemene begraafplaats De algemene begraafplaats aan het Liewegje werd op 1 januari 1875 in gebruik genomen. Op 24 oktober 1872 besloot de gemeenteraad van Haarlemmerliede en Spaarnwoude een stuk grond te kopen in de Zuiderpolder, om
Plattegrond van de Algemene Begraafplaats aan het Liewegje, gemaakt rond 1875 en bijgehouden tot ongeveer 1904. In de vakken die de graven voorstellen staan de nummers vermeld van de overledenen in het begraafregister (Archief gemeentebestuur Haarlemmerliede en Spaarnwoude 1857-1933, inv.nr. 216).
n h a 15
werd de opening uitgesteld tot 1 januari 1875. Op 2 januari 1875 werd de eerste dode begraven: Johannes van Wetteren, overleden op 28 december 1874, 16 jaar oud.
Boer Gerrit Rutte bij de plek waar de begraafplaats heeft gelegen, ten tijde van de opname in gebruik als grasland (foto uit 'Spreekuur thuis', maart 1962).
daarop een algemene begraafplaats te stichten. Elke gemeente diende zo'n begraafplaats te hebben. In de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude werden de doden voornamelijk begraven op de begraafplaatsen bij de kerken; een gedeelte van de begraafplaats bij de hervormde kerk in Spaarndam was in gebruik als algemene begraafplaats. De gemeente huurde dit voor 50 gulden per jaar. Dit vond men echter een ongewenste situatie, aangezien de gemeente slechts huurder was en geen zeggenschap had over de begraafplaats. Zij
n h a 16
stelde daarom aan de hervormde gemeente voor een stukje kerkhof te kopen, maar de hervormde gemeente stuurde (ook na herhaald aandringen) daarop geen enkele reactie. Er werd toen besloten een stukje grond in de Zuiderpolder te kopen en dit in te richten als begraafplaats. In 1873 werd een houten lijkenhuisje gebouwd, waarna nog een extra stukje grond gekocht moest worden omdat er anders te weinig ruimte was om het kerkhof in klasses te verdelen. Omdat het huurcontract met de hervormde gemeente tot 31 december 1874 liep,
In de jaren daarna werd het kerkhof niet veel gebruikt: er werden slechts enkele doden per jaar begraven, en sommige jaren werd er helemaal niet begraven. Het werd een kerkhof waar alleen de mensen die niet in gewijde grond begraven mochten worden terecht kwamen, zoals zelfmoordenaars, of mensen die 'vanwege de gemeente' begraven werden, bijvoorbeeld omdat er geen geld was voor een begrafenis. In het grafregister noteerde men naderhand vaak de doodsoorzaak: veel gevallen van verdrinking, ophanging, in 1894 enkele cholera-lijders. Het was een geheimzinnig stukje land, waar ook spookverhalen de ronde over deden. Een oude boer vertelde aan Van Hunen dat zijn vader toen hij eens op de late avond met zijn kar over de Vijfhuizerdijk reed aan de overkant van het water geroep hoorde 'alsof iemand in nood verkeerde'. Het kwam uit de richting van het drenkelingenkerkhof. Met een bootje van een van de bewoners van de dijk waren zij naar de overkant geroeid en hadden met hun flakkerende kaarslantaarns alles grondig afgezocht. Er was niets en niemand. Het kerkhof en de omgeving waren stil en verlaten. In de loop der jaren werd het kerkhof steeds minder onderhouden. Het graf van
Elisabeth Naudin ten Cate, een van de weinige eigen graven op het kerkhof, werd echter wel onderhouden. In 1900 en 1925 stelden de broers van Elisabeth de gemeente schriftelijk op de hoogte prijs te stellen op behoud van het graf. Boer Gerrit Rutte: 'Alleen het graf van de freule, dat werd vroeger wel goed verzorgd. Er was een met glas afgedekte houten rand omheen. Een keer per jaar werd alles netjes opgeknapt want dan kwam de familie van de freule uit Duitsland of uit de Achterhoek. Veldwachter Kroon was er altijd bij. Ze stonden hier en zeiden niets. En dan gingen ze weer weg. Met de veldwachter. Ik weet het niet allemaal precies want ik was toen ook nog maar erg jong moet je denken. Maar later kwam er ook niemand meer voor de freule. Naast haar lagen een paar zwervers en daar, kijk, schuin achter de plek waar het huisje gestaan heeft, dat moet een moordenaar geweest zijn.'
De laatste begrafenis De laatste begrafenis op het verdronken kerkhof vond plaats op 6 mei 1938, toen Christiaan Marinus van Duren en Theodorus Franciscus Blok (beiden overreden door een tram, volgens het grafregister) werden begraven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd al het houtgewas van de begraafplaats geroofd en stond er een vrachtauto in het lijkenhuisje verstopt. Na de oorlog kwamen burgemeester en wethouders tot de conclusie dat herstel te veel
De plaats waar de begraafplaats heeft gelegen anno 2011. In het landschap is niks meer terug te vinden van de begraafplaats, die lag waar nu de waterpartij is. Foto: Robert van Vuuren.
zou gaan kosten. Zij deden een verzoek de begraafplaats gesloten te verklaren, hetgeen bij Koninklijk Besluit van 3 maart 1947 toegestaan werd. De begraafplaats in Zwanenburg zou als algemene begraafplaats voor Haarlemmerliede en Spaarnwoude gaan dienen. Het kerkhof werd maailand voor boer Gerrit Rutte. Volgens de wet mocht er tenminste dertig jaar na sluiting geen andere bestemming worden gegeven aan het kerkhof. Tegenwoordig is er niks meer terug te vinden van het verdronken kerkhof. Op de plaats waar het
kerkhof gelegen heeft, is nu een waterpartij aan de rand van de nieuwbouwwijk Zuiderpolder. Een roemloos, maar gezien de naam misschien wel passend einde voor het verdronken kerkhof. Een volledige lijst van begravenen op het verdronken kerkhof aan het Liewegje is te vinden op de website van het NoordHollands Archief (>extra's >bijzondere stukken).
n h a 17
door Jan van der Male
Historische sporen behouden Het behoud van industrieel erfgoed is een actueel thema. Wat moet worden behouden en wat niet? En belangrijker nog, hoe kunnen we deze objecten behouden? Gelukkig kunnen we ons vaak nog wel een beeld vormen van de activiteiten die rondom industrieel erfgoed plaatsvonden. Daarvoor kunnen we gebruik maken van bewaard gebleven archiefmateriaal en documentatie. Een belangrijk onderdeel van erfgoed is de spoorweg en alles wat daarmee te maken heeft. In onze omgeving zien we dagelijks restanten van het rijke industriële verleden van Nederland. Een overwoekerde spoorlijn, een verlaten fabriekspand, de fundering van een oude brug of een verwaarloosde watertoren. Vroeger was het hier vaak een druk bedrijf, tegenwoordig niet meer… De spoorwegen hebben zowel in Engeland de bakermat van de industriële revolutie - als in Nederland een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de industrialisatie. Het zuiden van de regio Kennemerland heeft daarin een speciale plaats: hier werd in 1839 de eerste spoorlijn aangelegd. Daarnaast zijn in dit gebied maar liefst vijf spoorlijnen van sterk uiteenlopende aard geweest, werd in 1927 op kosten van de overheid de eerste spoorlijn van Nederland geëlektrificeerd en werd in 1957 de eerste spoortunnel van
n h a 18
Nederland (bij Velsen) geopend. Kortom, redenen te over voor het Noord-Hollands Archief om archief- en documentatiemateriaal over dit spoorwegerfgoed te behouden en beschikbaar te stellen voor onderzoek.
Aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Haarlem Nadat een einde was gekomen aan het Franse bewind en in 1815 het Koninkrijk der Nederlanden een feit werd, probeerde koning Willem I de Nederlandse economie een nieuwe impuls te geven. Het duurde echter tot het midden van de 19de eeuw voor de industriële revolutie in Nederland echt in gang werd gezet. In navolging van buurlanden als Engeland, België en Duitsland, werden ook in Nederland plannen geopperd om spoorlijnen aan te leggen. Vanwege de geringe hellingen in het Nederlandse landschap zou ons land bij uitstek geschikt zijn voor de aanleg van een spoorlijn. Kapitein-ingenieur W.C. Brade maakte zich sterk voor de aanleg van een spoorverbinding tussen Amsterdam, Haarlem, Leiden, Den Haag, Delft en Rotterdam, hoofdzakelijk bedoeld voor reizi-
gersvervoer. Op 1 december 1835 diende Brade een verzoek in bij Koning Willem I voor een proefspoorlijn tussen Amsterdam en Haarlem. Bij Koninklijk Besluit van 1 juni 1836 no. 76 werd deze concessie verleend en bij Staatsblad d.d. 4 september 1837 werd de oprichting van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM, ook wel HSM genoemd) goedgekeurd. Het eerste station van Haarlem lag buiten de stadsmuren aan de oostkant van de Oostersingelgracht, ongeveer op de plaats waar nu de toegangpoort tot de spoorwerkplaats van Nedtrain zich bevindt. Op 20 september 1839 werd de spoorlijn tussen Amsterdam en Haarlem feestelijk geopend.
Uitbreiding van de het spoorwegnet Het bleef niet bij de lijn AmsterdamHaarlem. Op 22 juni 1840 kreeg de HSM toestemming de lijn te verlengen tot Leiden en in 1847 werd Rotterdam bereikt. De spoorlijn, die tegenwoordig de bijnaam 'De Oude Lijn' draagt, was voltooid. In ZuidKennemerland verrezen gelijktijdig of in
Het stationsplein te Haarlem met links het voormalige stationsgebouw en uiterst rechts de fabriek van Beijnes, 1903.
later jaren stations en haltes te Heemstede en tussen Vogelenzang en Bennebroek. In Haarlem werd in 1842 een nieuw station binnen de bolwerken in gebruik genomen. Ter verduidelijking: het verschil tussen een halte en een station bestaat daarin dat bij eerstgenoemde geen wissels in de spoorlijn aanwezig zijn. In 1867 werd de Noord-Hollandse Lijn geopend, waardoor een verbinding werd
gerealiseerd tussen station Haarlem en Uitgeest. Daarvandaan kon men per trein verder richting Den Helder. Voor overbrugging van het Noordzeekanaal, dat in 1876 was geopend, werd tussen Velsen en IJmuiden een spoorbrug over het kanaal aangelegd. Tussen station Velsen en de Velserspoorbrug werd in 1883 een enkelsporige aftakking van de spoorlijn Haarlem-Uitgeest richting IJmuiden geopend. De lijn liep oorspronke-
lijk tot aan de sluizen in het Noordzeekanaal, waar aansluiting zou kunnen worden gegeven op de passagiersboten van en naar Engeland. Maar omdat deze vrijwel allemaal doorvoeren naar Amsterdam, werd het spoor in 1899 verlegd naar de vissershaven, waar toen het eindstation werd gebouwd. Een volgende spoorlijn werd aangelegd vanuit Haarlem naar Zandvoort, nadat deze kustplaats in trek raakte bij badliefhebbers.
n h a 19
De trein Haarlem-Zandvoort passeert de brug over de Zanderijvaart te Overveen op 5 mei 2010. Foto: Jan van der Male.
Het spoor door het duingebied werd aangelegd als lokaalspoorlijn, geëxploiteerd door de Haarlem-Zandvoort-SpoorwegMaatschappij (HZSM) en geopend in 1881. In 1898 werd tussen Overveen en Zandvoort een zijspoor aangelegd naar het Waterleidingbedrijf Haarlem. Een dergelijk zijspoor naar een industrieterrein wordt ook wel een 'raccordement' genoemd. In 1902 was de lokaalspoorlijn door de HSM omgebouwd tot hoofdlijn, in eerste instantie enkelsporig. In 1925 werd de Haarlem-ZandvoortSpoorweg-Maatschappij opgeheven en werd
n h a 20
de HSM officieel eigenaar van de spoorlijn. Aan het einde van de 19de eeuw werden diverse haltes en stations gebouwd, zoals aan de Zandvoortschelaan in Heemstede, aan de Manpadslaan in Heemstede en aan de Zijlweg en Leidsestraat in Haarlem. In Bennebroek verrees een nieuw station, ontworpen door Dirk Margadant, die ook onder meer het station van Bloemendaal heeft ontworpen. Margadant was als architect in dienst van de HSM. Hij ontwierp rond 1904 een nieuw station voor Haarlem, waarbij de gehele spoorbaan op een verhoogd tracé door
de stad werd aangelegd. Aan de zuidwestzijde van de stad verrees een groot goederenemplacement. In 1906 werd het nieuwe station van Haarlem in gebruik genomen. Ook in het zuidoostelijk deel van ZuidKennemerland werd een spoorlijn aangelegd, zodra het Haarlemermeer dat hier lag, was drooggemalen. Het betrof een lokaalspoorlijn van Haarlem naar Hoofddorp, deel uitmakend van diverse lokaalspoorwegen door de Haarlemmermeer, zoals richting Uithoorn, Amsterdam en Leiden. Eind 19de
eeuw werd de Hollandsche Elektrische Spoorweg Maatschappij (HESM) opgericht om de Haarlemmermeerlijnen te realiseren, maar omdat de HSM het belang van deze spoorlijnen inzag, wist zij voor een gering bedrag de HESM-aandelen in 1901 over te nemen. In 1906 werd gestart met de aanleg van de Haarlemmermeerspoorlijnen en in 1912 werden de trajecten HaarlemHoofddorp-Aalsmeer en Hoofddorp-Leiden in gebruik genomen. In tegenstelling tot de eerdere plannen, werd de lijn volledig met stoomtreinen gereden. Al in het jaar van ingebruikname werd de exploitatie overgenomen door de HSM, hoewel de HESM formeel wel eigenaar bleef. De elf kilometer lange Haarlemmermeerlijn heeft nooit winst opgeleverd, mede door concurrentie van bus en vrachtwagen. Tijdens de crisisjaren werd dan ook in 1936 het personenvervoer op de lijn Haarlem-Hoofddorp stopgezet.
Verandering in de 20ste eeuw Het opheffen van de Haarlemmermeerlijn luidde het begin in van het inkrimpen van het spoorwegvervoer in Zuid-Kennemerland. Want ook al werd in 1957 als eerste spoortunnel in Nederland de Velsertunnel in gebruik genomen en verrezen nieuwe stations te Santpoort-Noord en Driehuis, toch moest eind jaren tachtig van de vorige eeuw het personenvervoer op de IJmondlijn worden stopgezet. Het was niet langer rendabel om
reizigerstreinen van en naar IJmuiden te laten rijden. Een deel van de spoorlijn werd opgebroken en het resterende deel werd uitsluitend voor visvervoer gebruikt. In 1994 werd al het vervoer stopgezet. Een opleving van het reizigersvervoer vanaf 1996 was van korte duur: in 1999 werd de lijn definitief buiten gebruik gesteld. Het aansluitwissel op de Noord-Hollandse Lijn bij SantpoortNoord werd opgebroken en ondanks diverse studies naar mogelijke exploitatie werd in de zomer van 2010 bekend dat de spoorlijn werd verkocht aan de gemeente Velsen. Die zou de lijn opbreken en over een deel van het tracé een nieuwe vrije busbaan aan laten leggen. De laatste decennia werden veel stations in Zuid-Kennemerland gesloten voor het goederen- en reizigersverkeer, zoals Vogelenzang-Bennebroek, Santpoort-Zuid, Santpoort-Noord, Driehuis-Westerveld en de stations en haltes in Velsen en IJmuiden. Een aantal daarvan kreeg een nieuwe functie in de vorm van winkel, kantoor of tandartsenpraktijk, maar ook zijn diverse stations gesloopt.
Onderzoek in overheidsarchieven Het is duidelijk dat er op het gebied van de spoorwegen rondom Haarlem in de loop van ruim 170 jaar veel is gebeurd. Gelukkig is daarvan nog een en ander te vinden in de archieven. Voor het doen van onderzoek naar de spoorweggeschiedenis, zijn diverse bronnen te gebruiken.
Als eerste valt te denken aan de archieven van spoorwegmaatschappijen. Deze zijn allemaal ondergebracht bij Het Utrechts Archief. Ten tweede is met betrekking tot de politieke besluitvorming rondom de aanleg van spoorlijnen veel in de archieven van de diverse ministeries aanwezig. Deze archieven zijn raadpleegbaar bij het Nationaal Archief in Den Haag. Daarnaast bevindt zich in de archieven van het Provinciaal Bestuur (over de perioden 1814-1850, 1850-1943 en vanaf 1943 tot 1989 Provinciaal Bestuur afdeling 'Wegen, Verkeer en Waterstaat en bijbehorende commissies') informatie over spoorwegaanleg en -onderhoud. Ook diverse gemeenten waren betrokken bij de aanleg van de spoorlijnen door ZuidKennemerland. Binnen de archieven van deze gemeenten kunnen in de raadsverslagen, minuten van in- en uitgaande stukken en in de bouwvergunningen gegevens over spoorwegerfgoed te vinden zijn. De archieven van de gemeentebesturen van onder meer Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmermeer, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemstede, Velsen en Zandvoort bevinden zich bij het Noord-Hollands Archief.
Particuliere archieven Als vijfde moeten de particuliere archieven worden genoemd. Hierbij valt te denken aan archiefmateriaal van bedrijven en instellingen die zelf een aansluiting hebben gehad op het spoorwegnet. Dit zijn de Koninklijke
n h a 21
Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens J.J. Beijnes N.V. te Haarlem, de Dienst Gemeentereiniging, Haven- en Marktwezen te Haarlem, de Dienst Publieke Werken te Bloemendaal, het Gemeentelijk Energiebedrijf (GEB) te Haarlem, het Gemeentelijk Waterbedrijf te Haarlem, het Provinciaal Ziekenhuis Meer en Berg te Sanpoort en het Staatsvissershavenbedrijf in IJmuiden. Ook in de archieven van de voormalige Afvalverwerking Zuid-Kennemerland (AZK), Spaarnelanden N.V. te Haarlem, Nedtrain te Haarlem, Begraafplaats & Crematorium Westerveld en de Conservenfabriek N.V. Blad & Van de Vijver te Hoofddorp zal informatie zijn te vinden over spoorwegaansluitingen, maar deze archieven zijn niet bij het NoordHollands Archief of een andere archiefinstelling aanwezig maar bij de bedrijven en instellingen zelf. Dat geldt overigens niet voor het archief van het laatstgenoemde bedrijf: vermoedelijk is dit niet bewaard gebleven. Uit al de bewaard gebleven archieven kan dan een indruk worden verkregen van de soorten goederen die werden vervoerd, in welke periode enzovoort.
Archieven van musea, stichtingen en verenigingen Naast bovenstaande archieven zijn er nog diverse bronnen, zoals het archief van het Nederlands Architectuur Instituut, de grote verzameling archief- en documentatiemateriaal van de Nederlandse Vereniging van Belangstellenden in het Spoor- en
n h a 22
Voormalig tramstation Hoofddorp, verbouwd tot woonhuizen, voorjaar 2011. Foto: Jan van der Male.
Tramwegwezen en archiefmateriaal van diverse stichtingen en verenigingen die tot doel hebben om industrieel (spoorweg)erfgoed te behouden zoals het Spoorwegmuseum en de Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed (BOEI).
Tot slot Ondanks dat er veel op het gebied van de spoorwegen in Zuid-Kennemerland in de loop van de jaren is gewijzigd of verdwenen, is er met behulp van archieven gelukkig nog veel te reconstrueren. Natuurlijk is er ook al
het nodige over dit onderwerp geschreven, zodat het verstandig is om allereerst via de webcatalogus van het Noord-Hollands Archief te bekijken welke publicaties op het gebied van spoorwegerfgoed in ZuidKennemerland bij het Noord-Hollands Archief aanwezig zijn. Op korte termijn zal door het NoordHollands Archief een onderzoeksgids worden uitgebracht met daarin overzichtelijk weergegeven welke archieven en documenten een goede bron vormen voor onderzoek naar het spoorwegverleden van Zuid-Kennemerland.
door Helen van der Eem
Nieuwe archieven en collecties Bij het Noord-Hollands Archief zijn de afgelopen maanden diverse nieuwe archieven binnengekomen. In deze rubriek aandacht voor enkele van die archieven, die inmiddels te raadplegen zijn in de studiezaal. Recreatieschap Het Twiske, 1966-1998 (2000), omvang 6,85 m Het recreatiegebied Het Twiske, gelegen tussen Amsterdam, Zaandam en Purmerend, heeft een oppervlakte van 650 hectare en bestaat voor een derde deel uit water. Omstreeks 1962 werd de gedachte ontwikkeld om aan de Twiskepolder een recreatieve bestemming te geven. In de Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening (1967) is veel aandacht besteed aan de leefbaarheid van vooral dichtbevolkte gebieden. De Twiskepolder wordt in die nota aangewezen als groenelement vanwege de gunstige ligging ten opzichte van Amsterdam, de Zaanstreek en Purmerend. De Stichting Recreatiegebied Het Twiske is in 1971 opgericht met als doelstelling het voorbereiden van een vorm van samenwerking op basis van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen tussen alle daarvoor in aanmerking komende belanghebbenden ter zake van de recreatieve ontwikkeling van Het Twiske. Voorzitter van het stichtingsbestuur was een gedeputeerde van de provincie Noord-Holland. Verder bestond het bestuur uit vertegenwoordigers van het Ontwikkelingsschap Zaanstreek (later de gemeente Zaanstad) en van de gemeenten Amsterdam, Purmerend, Oostzaan, Landsmeer en Ilpendam. De gemeenschappelijke regeling Recreatiegebied Het Twiske is in werking getreden op 1 januari 1984. Het Recreatieschap Het Twiske is de rechtsopvolger van Stichting Recreatiegebied Het Twiske, die op 15 februari 1984 formeel is ontbonden. De
doelstelling van het recreatieschap is drieledig: a. het bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling van de openluchtrecreatie; b. het tot stand brengen en bewaren van een evenwichtig natuurlijk milieu; c. het tot stand brengen en onderhouden van een landschap, dat is afgestemd op het onder a en b geformuleerde. Gebruiksinfo: de inventaris is te raadplegen op www.noord-hollandsarchief.nl en in de studiezaal. Locatie voor raadplegen archief: Kleine Houtweg.
Vrede- en politiegerecht van het kanton Loosdrecht, (1810) 1811-1824, omvang 1,00 m Kanton Loosdrecht omvatte: Oud- en NieuwLoosdrecht, Hilversum en 's-Graveland. In 1824 werd het vrede- en politiegerecht kanton Hilversum opgericht ter vervanging van Loosdrecht. Gebruiksinfo: de inventaris is te raadplegen in de studiezaal. Locatie voor raadplegen archief: Kleine Houtweg.
Iljo Advies- en Vastgoedburo te Haarlem, (1949) 1991-2010, omvang 1,25 m Frans A. Herben (1953-2010) begon in 1987 zijn zelfstandig Iljo Advies- en Vastgoedburo dat optrad als projectorganisatie in publiek-, privaat- en fiscaal recht alsmede maatschappelijke aspecten. Het
bedrijf was betrokken bij het opstellen, controleren en begeleiden van overeenkomsten en tevens bij het bemiddelen bij en het begeleiden van aan- en verkoop van vastgoed. Herben had de beschikking over een ongelooflijk netwerk. Hij lobbyde bij vastgoedprojecten, maar ook bij maatschappelijke projecten. Zo speelde hij achter de schermen een grote rol bij de renovatie van de Thorbeckebuurt, tegenwoordig Sportheldenbuurt. Tot twee keer toe redde hij Dreefzicht van een armoedig bestaan als kantoorpand. Een soortgelijke rol speelde Herben in tal van situaties, zowel voor slachtoffers van de palenpest, als voor projectontwikkelaars die verdwaalden in de Haarlemse bureaucratie. Herben werkte vaak pro Deo voor mensen die het slecht hadden. Frans Herben was adviseur van de Werkgroep verenigde eigenaren Binnenduinrand/Verenigde eigenaren Westelijk Tuinbouwgebied en Stichting de Hoeksteen, reden waarom delen van deze archieven in het archief van Iljo Advies- en Vastgoedburo zijn terechtgekomen. Gebruiksinfo: de plaatsingslijst is te raadplegen op www.noord-hollandsarchief.nl en in de studiezaal. Locatie voor raadplegen archief: Kleine Houtweg.
Collectie van C.M. Lips te Haarlem, ca. 1900-2007, omvang 0,70 m C.M. Lips (1926-2010) heeft van circa 1950-2007 albums houdende krantenknipsels (artikelen en/of foto's), prentbriefkaarten en foto's betref-
n h a 23
fende Haarlem over de periode circa 1900-2007 samengesteld. Gebruiksinfo: de plaatsingslijst is te raadplegen op www.noord-hollandsarchief.nl en in de studiezaal. Locatie voor raadplegen collectie: Kleine Houtweg.
Adriaan van der Willigen te Haarlem, 1800-1840 (1939), omvang 1,00 m Adriaan van der Willigen, geboren op 6 of 12 mei 1766 te Rotterdam (gedoopt op 15 mei 1766 in de Nederduits-Gereformeerde Kerk te Rotterdam) en overleden op 17 januari 1841 te Haarlem, was soldaat, politicus, theatercriticus en kunstminnaar. Van der Willigen liet vijf dagboeken na waarin hij openhartig vertelt over zijn bewogen leven. Hij maakte vele reizen in binnen- en buitenland (België, Duitsland, Frankrijk, Italië en Zwitserland) en schreef over de meest uiteenlopende onderwerpen, van spookgeschiedenissen en bijgeloof tot kannibalisme. Zich afzettend tegen het ouderlijk milieu in Rotterdam sloot hij zich aan bij het Staatse leger. Na plundering van Den Bosch in 1787 omarmde hij de ideeën van de Verlichting. In 1789 werd hem toestemming verleend om het leger eervol te verlaten. In de periode 1794-1801 bekleedde hij enkele politieke functies in Tilburg. Vervolgens keerde hij zich af van de politiek en ging zich richten op cultuur. Vooral in theater en schilderkunst was hij geïnteresseerd. Na een aantal jaren in Parijs te hebben gewoond, vestigde hij zich in 1805 in Haarlem waaraan hij fijne herinneringen bewaarde. Hij had er zijn jeugd doorgebracht bij zijn oma of bij zijn oom (en tevens toeziend voogd) A.J. van Eijbergen en diens vrouw. Van der Willigen werd een trouw aanhanger van het Nederlandse koningshuis en was als gewoon lid en bestuurslid actief in tal van Haarlemse verenigingen. Daarnaast vervulde hij ook talrijke functies van tijdelijke aard. Vanaf 1817 schreef hij voor de Rederijkerskamer
n h a 24
Trou Moet Blijcken telkens aan het begin van het nieuwe jaar de jaarverzen of jaarzangen. Voor het Genootschap Oefening in Wetenschappen hield hij vele lezingen. Zie ook de publicatie C.J. van der Heijden en J.G.M. Sanders, 'De levensloop van Adriaan van der Willigen (1766-1841): een autobiografie uit een tijdperk van een overgang', Hilversum 2010, in de bibliotheek van het Noord-Hollands Archief. Gebruiksinfo: de inventaris is te raadplegen op www.noord-hollandsarchief.nl en in de studiezaal. Locatie voor raadplegen archief: Kleine Houtweg.
Stichting Ouderen ’82, 1982-2007 (2011), omvang 4,75 m De Stichting Ouderen ‘82 te Haarlem werd opgericht te Heemstede op 28 oktober 1982 door Hans Bronkhorst en Carolien Kooistra. Direct na de oprichting kreeg de stichting een postadres te Haarlem. De stichting werd opgericht om te kijken naar andere en aanvullende mogelijkheden in de huisvesting van en zorg voor ouderen, althans anders dan het toen alleen bestaande bejaardenhuis met te kleine kamers en beperkte leefruimten. Daarnaast maakte de stichting zich sterk voor veranderingen van het verpleeghuis. Volgens de statuten had de stichting als doel: de oprichting en instandhouding van een leefgemeenschap van ouderen die in verschillende omstandigheden in de gemeenschap wonen en leven en als de bewoner dat wil en kan, werkzaam is binnen de gemeenschap in een mate die bij de mogelijkheid van de bewoner past. In het leven van ouderen zag de stichting drie belangrijke peilers, te weten: wonen, zorg en ontmoeten. In Haarlem bedacht en realiseerde de stichting de woongemeenschap van ouderen De Rietkraag en in Almere de leefgemeenschap van ouderen De Toonladder. In Amsterdam stelde de stichting zich beschikbaar om mee te werken in de ontwikkeling en de realisering van woningen met bij-
zondere ontmoetingsruimten voor ouderen uit verschillende culturen, De Hudsonhof nabij het Mercatorplein. Daartoe werd Stichting Hofje van de 21e eeuw opgericht. De Stichting Ouderen '82 werd opgeheven op 28 oktober 2007, precies 25 jaar na de oprichtingsdatum, omdat het doel was bereikt. Gebruiksinfo: de inventaris is te raadplegen in de studiezaal. Locatie voor raadplegen archief: Kleine Houtweg.
Woningkaarten (huizenkaarten) van Spaarndam, 1925-1950, omvang 0,25 m Er is een index op de woningkaarten gemaakt door de Historische Werkgroep Spaarndam. De woningkaarten zijn in beginsel aangelegd voor de annexatie van Spaarndam in 1927 door de gemeente Haarlem. Het is gebleken dat de woningkaarten van Spaarndam gedeeltelijk dubbel zijn met de woningkaarten van de gemeente Haarlem, 1901-1950. De informatie op de Spaarndamse woningkaarten is overigens niet helemaal gelijk aan de Haarlemse kaarten. Gebruiksinfo: de plaatsingslijst is te raadplegen op www.noord-hollandsarchief.nl en in de studiezaal. Locatie voor raadplegen archief: Jansstraat.
Gemeentebestuur van Haarlem, (1883) 1957-1990 (2000), omvang 449,60 m Gebruiksinfo: de inventaris is te raadplegen op www.noord-hollandsarchief.nl en in de studiezaal. Locatie voor raadplegen archief: Kleine Houtweg.
Gemeentebestuur van Heemskerk, (1909) 1929-1985 (1996), omvang 77,25 m Gebruiksinfo: de inventaris is te raadplegen op www.noord-hollandsarchief.nl. Locatie voor raadplegen archief: Kleine Houtweg.
n h a