NIEUWSBRIEF
De Stichting Marjan Rens is opgericht na het onverwachte overlijden van Marjan Rens op 3 oktober 1999. Marjan was een betrokken, bevlogen vrouw geïnteresseerd in mensen en andere culturen. Ze raakte tijdens haar studie culturele antropologie gefascineerd door het boerenbestaan op grote hoogte. Als programma-adviseur bij de nederlandse ontwikkelingsorganisatie SNV werkte ze anderhalf jaar in de Nepalese bergen aan het versterken van lokale organisaties. De ‘empowerment’ van vrouwen(groepen) stond hierbij voor Marjan centraal. De stichting wil de idealen en het werk van Marjan voortzetten. In deze nieuwsbrief informeren we onze donateurs en andere belangstellenden over de projecten die we steunen en delen we herinneringen aan Marjan. Op 3 oktober is het vijf jaar geleden dat Marjan overleed. Marjan was pas 39 jaar oud. Energiek, midden in het leven. Vol plannen en wensen. Vijf jaar lang moeten we het al zonder haar doen. Daarom deze keer een nieuwsbrief met onze eigen
I N H O U D S O P GAVE
pagina
Inleiding Marjan is alweer 5 jaar dood... Vijf jaar zonder Marjan: een reflectie vanuit Jemen Boekpresentatie “Mitad del Mundo: Mujeres, Identitad y Symbolisme en Ecuador” op 14 juni 2004
verhalen. “Je bent niet dood. Dood ben je pas als je bent vergeten”.
1 4
Claudia Rens, Bernadette Carpay, Marina de Regt en Kees Vissers Bestuur stichting Marjan Rens
4
6
INLEIDING Door Kees Vissers
Zondagochtend 3 oktober 1999. Gisteren zijn we aangekomen bij het Phoksundomeer. We zijn nu ongeveer halverwege onze afscheidstocht door de bergen van Dolpa. Na anderhalf jaar in Dunai -de hoofdstad van het district Dolpa in Noordwest Nepal- te hebben gewerkt als programma-adviseur, krijgt Marjan een nieuwe functie op het hoofdkantoor van SNV in Kathmandu. Een week geleden vertrokken we uit Dunai. ‘s Ochtends nog onze laatste spullen ingepakt die per helicopter de bergen uit worden gevlogen. Gelukkig kan de helicopter deze keer in Dunai zelf landen en hebben we geen stoet van 15 dragers nodig om onze spullen weg te brengen, zoals bij onze aankomst wel het geval was. Iedereen was meteen op de hoogte dat we waren aangekomen. Marjan en ik willen voor we uit het district vertrekken graag nog een keer een grote trektocht maken langs de mensen en plekken die we hier zijn gaan waarderen.
1
N I E U W S B R I E F S T I C H T I N G M A R J A N R E N S nummer 6, oktober 2004
Maar voordat we Dunai kunnen verlaten, moeten we natuurlijk eerst afscheid nemen van onze kennissen in het dorp. De lokale SNV-collega’s, de partnerorganisaties waar Marjan mee heeft samengewerkt, de voorzitter van de districtsraad, onze buren. Omhangen met bloemslingers en tika’s op ons voorhoofd gaan we op >
NIEUWSBRIEF
pad. “Het is geen echt afscheid”, zeggen we. Over een paar maanden zijn we terug als Marjan hier de voortgang van projecten komt bekijken. Maar het mag niet zo zijn. Zondagochtend 3 oktober. Het heeft geregend die nacht. Dat betekent waarschijnlijk flink wat sneeuw op de volgende bergpas van 5.000 meter die we moeten oversteken. “Laten we in het volgende dorp een gids vragen om met ons mee te gaan”, stelt Marjan voor. Maar voor we op pad kunnen gaan wordt ze onwel en overlijdt vrijwel direct. De wereld staat stil.
STICHTING MARJAN RENS Bij de begrafenis van Marjan vroegen we om een donatie voor de ondersteuning van een school in Nepal. De 15.000 gulden die we ontvingen werd verdubbeld door de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO). Het geld hebben we besteed aan de nieuwbouw van de Taprizaschool in de gemeente Phoksundo (Nepal), de plaats waar Marjan is overleden. Deze school is opgezet door de lokale bevolking uit onvrede met de slechte kwaliteit van de overheidsschool in het gebied. De Taprizaschool maakte tijdelijk gebruik van een leegstaand kantoor van het nationaal park maar was dringend op zoek naar een eigen en grotere ruimte, en daar hebben de donaties die we na Marjan’s dood ontvingen aan bijgedragen.
Zondag 3 oktober 2004. Vijf jaar later. Mijn leven is ondertussen drastisch gewijzigd. Wat ik niet voor mogelijk hield is toch gebeurd: ik heb een nieuwe relatie en een kind. Maar Marjan is niet vergeten en blijft dagelijks in mijn leven. Soms is het zoeken om twee levens bij elkaar te houden, maar dankzij de steun van velen lukt dat redelijk. De stichting is een goede manier om verdriet om te zetten in activiteiten die bij Marjan passen. Marjan balanceerde tussen wetenschap en ontwikkelingswerk. Binnen de stichting proberen we die twee kanten van Marjan bij elkaar te brengen. Marjan balanceerde ook tussen genieten en haar gedrevenheid in haar werk. Ze had een aanstekelijke, klaterende lach. Ze kon ontzettend genieten van een glas wijn en de nabijheid van vriendinnen. Een uur lang aan de telefoon zitten was niets bijzonder. Ze deed aan acrobatiek, genoot van kindertheater en wandelde graag door de bergen. Ze was kwetsbaar en sterk tegelijkertijd. Marjan was mijn grote liefde. Samen met haar wilde ik minimaal 80 worden. Maar helaas moet ik het zonder haar doen. En dat blijft een groot gemis. Om de herinnering aan Marjan levend te houden en haar werk voort te zetten hebben we op 14 november 2000 de Stichting Marjan Rens opgericht. Het eerste jaar onderzochten we de samenwerkingsmogelijkheden met al bestaande organisaties, organiseerden we ons werk en startten we met de werving van donateurs. De stichting heeft ondertussen ruim 100 donateurs die incidenteel of regelmatig een bedrag overmaken. Tesamen met de rente op het vermogen van de stichting levert dat jaarlijks zo’n € 7.000,- op. Incidenteel krijgen we ook bijzondere giften, zoals van de Firma Hereijgers Transport, eigendom van een oom en tante van Marjan, die (eerst) het geld dat
2
N I E U W S B R I E F S T I C H T I N G M A R J A N R E N S nummer 6, oktober 2004
NIEUWSBRIEF
schap van haar moeder. Jolanda Zuurbier en Joris van de Kerkhof, vrienden van Claudia, schonken bij hun trouwerij op 24 juli jl. de kerkcollecte aan de stichting. Bijzondere giften waar we heel dankbaar voor zijn. Dat de stichting bekend raakt bij organisaties en studenten blijkt uit het toenemende aantal aanvragen. Lang niet alle aanvragen voldoen echter aan onze criteria en moeten we helaas afwijzen. Zo willen we niet alle soorten onderzoek steunen, maar richten we ons op antropologisch onderzoek onder (boeren)gemeenschappen die op grote hoogte wonen. En bij aanvragen voor onwikkelingsprojecten willen we zicht hebben dat het geld ook daadwerkelijk terecht komt waar het voor is aangevraagd. anders besteed wordt aan relatiegeschenken rond nieuwjaar aan de stichting schenkt en (later) bij de opening van een nieuw bedrijfspand haar contacten vroeg een bedrag te geven aan de stichting. Ook het adviesbureau Bosman & Vos vroeg in het voorjaar van 2004 bij het 10-jarig bestaan van het bureau hun relaties -in plaats van een cadeau- een gift te doen aan de stichting. Hetzelfde deed mevrouw Nijkamp, een vriendin van Jan en Ria Rens uit Loon op Zand, bij haar 65ste verjaardag. Eveneens in 2004 schonk Elsa Amsing de stichting een bedrag uit de nalaten-
A ANVRAGEN JANUARI T/M SEP TEMBER 2004:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
1. 2. 3. 4. 5.
3
Ontwikkelingsprojecten: Kook- en hotelmanagementtraining voor vrouwen (Nepal) organisatie “about a girls festival” (Nederland) bouw van moeder/kindcentra door Ninos del futuro (Peru) opleiding voor vroedvrouwen (Nepal) bouw sociaal centrum Cochabamba (Bolivia) reiskosten nederlandse vrijwilligster project vrouwengeneeskunde Nepal reis- en verblijfskosten nederlandse vrijwilligster Sri Lanka Kassave-project (Suriname) reis en verblijfskosten conferentie women paecemakersprogram literatuuronderzoek tbv pro-abortuscampagne in Argentinie Onderzoek afstudeeronderzoek “biodiversiteit in Nepaleze moestuinen” afstudeeronderzoek “overlevingsstrategien ontheemden in Peru” afstudeeronderzoek “bestaansstrategieen en culturele identiteit onder Peruaanse migrantengemeenschap in Chili” afstudeeronderzoek “toegang tot en het gebruik van irrigatiewater in Java” afstudeeronderzoek “klederdracht en identiteit in de Andes”
N I E U W S B R I E F S T I C H T I N G M A R J A N R E N S nummer 6, oktober 2004
€ 1.500,afgewezen € 1.500,€ 1.500,afgewezen afgewezen afgewezen afgewezen afgewezen afgewezen
afgewezen afgewezen afgewezen afgewezen € 750,-
NIEUWSBRIEF
MARJAN IS AL WEER 5 JAAR DOOD... Door Bernadette Carpay
Marjan ken ik sinds 1984, toen ze de wereldwinkel in Amsterdam binnenstapte waar ik als vrijwilligster werkte. Ze was net verhuist van Tilburg naar Amsterdam waar ze culturele antropologie zou gaan studeren en was de stad nog aan het verkennen. Dat ze binnen kwam was niet zo toevallig, want in Tilburg was Marjan ook actief in de wereldwinkel. Wel toevallig was dat ik net na 3 jaar gestopt was met de studie culturele antropologie! We raakten aan de praat en bleven dat 15 jaar lang.
Marjan is alweer 5 jaar dood. Pas sinds kort denk ik niet meer elke dag aan haar. Maar wel nog vaak. Zeker als ik voor de stichting werk. De stichting, waarvan ik denk dat zij daar heel blij mee zou zijn. Maar misschien zou ze ook mopperen, omdat ik er niet met dezelfde intensiteit mee bezig ben als waarmee zij haar idealen probeerde vorm te geven.
VIJF JAAR ZONDER MARJAN:
Ik herinner me vaak de woorden die ik tijdens haar begrafenis heb gesproken: Ik zal je gedenken. Gedenken in de prachtige betekenis die ik ergens las (ik citeer): gedenken is uiteindelijk: je verbinden met wat iemand wilde in het leven, met haar grootste geluk, met haar diepste verlangens, en met haar diepste verdriet. Niet je dat verlangen en verdriet toeëigenen, maar je erdoor laten toeëigenen, je erdoor laten bepalen. Ik gedenk iemand als het me lukt me te binnen te brengen hoe zij wanhopig en gelukkig was, en hoe zij verlangde naar leven, naar geluk en vrijheid, en als ik me erfgenaam kan maken van dat verlangen. Dit is toch een hele klus, hoe graag ik het ook wil. In relatie tot de stichting betekent het dat ik echt wil bedenken of we recht doen aan de idealen van Marjan, of we datgene steunen waar zij enthousiast over zou zijn, en of we kunnen bereiken wat zij wilde bereiken. Dat laatste zal nooit helemaal lukken. Marjan wilde promoveren, goed zijn (de beste?) in haar vakgebied, erkend worden in haar kennis en een wezenlijke bijdrage leveren om de levens van bepaalde groepen vrouwen te verbeteren. Van dat verlangen ben ik maar ten dele erfgename. Ik vind vaak dat ik tekort schiet hierin. Dat gevoel maakt grappig genoeg wel weer dat ik me weer meer verbonden voel met Marjan, want ik geloof dat zij dat ook vaak had, al was het bij haar minder terecht! Maar ondanks de twijfels geloof ik toch dat we met de stichting er al met al redelijk tot goed in slagen om Marjans gedachtengoed gestalte te geven.
E E N R E FL EC T I E VAN U I T J E M E N
Door Marina de Regt
Ik zit achter mijn laptop in de Arabische zitkamer van mijn huisje in Sana’a, de hoofdstad van Jemen, en kijk uit op de kale berg Noezjoem. Ik ben hier als post-doc en doe onderzoek naar de positie van migrantenvrouwen die als huishoudster voor Jemenitische families werken. Terwijl iedereen op de hoogte is van het grootschalige gebruik van buitenlandse vrouwen als huishoudster in de rijke landen van het Midden-Oosten, zoals Saoedi-Arabie en de Golfstaten, weten maar weinig mensen dat in een arm land als Jemen vaak ook
4
N I E U W S B R I E F S T I C H T I N G M A R J A N R E N S nummer 6, oktober 2004
buitenlandse vrouwen het vuile werk doen. Het gaat dan vooral om Somalische en Ethiopische vrouwen, voor wie Jemen nog altijd rijker is dan hun eigen land en waar in ieder geval meer werk is, maar ook om vrouwen uit Aziatische landen zoals de Filipijnen en Indonesie. Dat ik voor de zoveelste keer weer terug ben in het door mij zo geliefde Jemen en weer de kans heb om onderzoek te doen, begrijp ik zelf vaak niet. Maar dat Marjan, die dezelfde ambities had als ik, de kans om die ambities te verwezenlijken niet kreeg begrijp ik nog minder.
NIEUWSBRIEF
Vijf jaar geleden, toen Marjan overleed, was ik anderhalf jaar terug in Nederland na een verblijf van zes jaar in Jemen, waar ik na mijn studie antropologie als ontwikkelingswerkster voor SNV en voor DGIS had gewerkt. Ik wilde een proefschrift schrijven op basis van mijn ervaringen in Jemen en was daar volop mee bezig toen ik het nieuws van Marjan’s overlijden kreeg. Marjan was een goeie vriendin en geestverwante waarmee ik mijn liefde voor (feministische) antropologie en ontwikkelingswerk met vrouwen deelde. Maar onze vriendschap moest al jaren grote geografische afstanden overbruggen. Eind 1991 vertrok ik naar Jemen en kwam maar eens per jaar naar Nederland, en toen ik me begin 1998 weer in Nederland vestigde was Marjan net voor langere tijd naar Nepal vertrokken. Ik had jaren ontwikkelingswerk achter de rug en Marjan werd nu voor het eerst uitgezonden, toevallig ook voor SNV, de organisatie waarvoor ik in 1991 naar Jemen ging. Eindelijk kreeg ze de kans haar wens om ontwikkelingswerk aan de basis te doen te verwezenlijken. We hielden per email contact en wisselden ervaringen en ideeen uit, zoals we voorheen per brief hadden gedaan en tijdens de weinige keren dat we elkaar in levende lijve zagen. Onze wegen liepen uiteen en toch gelijk op, allebei zoekend naar een combinatie van (feministisch) antropologisch onderzoek en ontwikkelingswerk, Marjan in het hooggebergte en ik in de Arabische wereld, Marjan onder boerinnen en ik onder vrouwen in de stad. Maar op 3 oktober 1999 kwam er een einde aan Marjan’s weg en sindsdien moet ik haar ervaringen, ideeën en adviezen missen. Ze was altijd ongelooflijk geinteres-
Marina
5
N I E U W S B R I E F S T I C H T I N G M A R J A N R E N S nummer 6, oktober 2004
seerd in alles waar ik mee bezig was en leefde erg mee, ook al kende ze de Arabische wereld niet en hield ze zich met andere thema’s bezig. In de afgelopen vijf jaar ben ik gepromoveerd en na mijn promotie ben ik post-doc geworden aan de Universiteit van Amsterdam, en ik weet zeker dat Marjan het allebei fantastisch zou hebben gevonden. Een wetenschappelijke carriere was toch uiteindelijk wel haar droom; ze had zo graag hoogleraar feministische antropologie willen worden, en liep al rond met plannen voor een promotie-onderzoek in Nepal. Zelf ben ik er niet van overtuigd dat ik een wetenschappelijk carriere ambieer, ik vind het werk vaak erg eenzaam en te weinig praktisch en ben nog steeds op zoek naar een combinatie van (feministisch) antropologisch onderzoek en ontwikkelingswerk. Mijn huidige onderzoek biedt gelukkig wel enige mogelijkheden om dat verlangen naar ontwikkelingswerk en activisme te bevredigen. De meerderheid van de migrantenvrouwen die betaald huishoudelijk werk doen in Jemen heeft geen arbeidscontract en vaak ook geen verblijfsvergunning en ontbeert daarom elke rechtspositie. Geen enkele organisatie in Jemen houdt zich met de problematiek rond deze “migrant domestic workers” bezig, en dat maakt natuurlijk dat mijn activistische ambities worden aangewakkerd. Wat zou het heerlijk zijn om met Marjan van gedachten te wisselen over de mogelijkheden om iets aan de positie van deze vrouwen in Jemen te doen! Ik weet zeker dat ze vol zou zitten met ideeen en me zou stimuleren een organisatie op te zetten of iets van dien aard. Maar nu moet ik het zonder haar doen en rest alleen de herinnering aan haar inspirerende persoonlijkheid en onuitputtelijke energie. Als bestuurslid van de stichting en ook in mijn werk probeer ik Marjan’s idealen voort te zetten, maar missen doe ik haar wel. Over een paar maanden word ik veertig, een leeftijd die Marjan niet heeft mogen bereiken. Ik realiseer me daardoor nog meer hoe dankbaar ik ben dat ik de mogelijkheid heb gekregen om mijn ambities te verwezenlijken, ondanks de twijfels die ik soms over mijn werk heb. En tenslotte ben ik me ook zeer bewust dat werk maar een beperkt deel van het leven is, en vergeet ik niet van de rest van het leven te genieten…
NIEUWSBRIEF
BOEKPRESENTATIE “MITAD DEL MUNDO: MUJERES, IDENTITAD Y SYMBOLISME EN ECUADOR” 14 JUNI 2004 Door Claudia Rens
“..... We hebben hierbij het genoegen u uit te nodigen voor de boekpresentatie van het boek “Mitad del Mundo: Mujeres, Identidad y Symbolismo en Ecuador”, geschreven door de Amsterdamse antropologe Marjan Rens. Dit boek is de Spaanstalige vertaling van haar gepubliceerde afstudeerscriptie “De helft van de wereld: vrouwen, identiteit en symboliek in Ecuador” (uitgegeven door Het Spinhuis in 1993)”.
Wat zou mijn zus trots zijn geweest als ze bovenstaande aankondiging had gehoord of gelezen. Een wens van haar, gerealiseerd op initiatief van Theo Roncken, een middelbare schoolvriend van Marjan. Het Spaanse boekje is overhandigd aan Anna Aalten, feministisch antropologe en Marjan’s scriptie begeleidster van 1988 tot 1992. Aansluitend gaf Annelou Ypeij, antropologe en verbonden aan het CEDLA-instituut, een lezing over haar huidige gender onderzoek in LatijnsAmerika. Mijn zus was een vreselijk serieuze studente. Haar studie culturele antropologie aan de Universiteit van Amsterdam is dan ook een hele bewuste keuze geweest. Toen het moment van leeronderzoek doen naderbij kwam, heeft ze lang nagedacht over wat voor onderzoek ze wilde doen. Ze wilde graag naar Latijns-Amerika en haar eerste keus was Peru. In de zomer van 1987 ging ze er voor het eerst heen om zich te oriënteren. In een brief die ik van haar kreeg terwijl ze in de binnenlanden van Peru aan het rondreizen was schrijft ze me: “Ik was eigenlijk van plan naar het eiland Taquili in
6
N I E U W S B R I E F S T I C H T I N G M A R J A N R E N S nummer 6, oktober 2004
het Titicaca-meer te gaan en daar een dag te blijven. Het Titicaca-meer ligt op zo’n 3800 meter”. Ze schrijft dat het Titicaca-meer het hoogste meer van de wereld is. “Maar Kas, iemand die hier sinds een half jaar werkt, bood mij aan mee te gaan naar een ‘comunidad’ waar hij een varkensproject begeleidt. En aangezien ik nieuwsgierig ben naar het leven op het platteland en niet alleen maar toeristische dingen wil doen heb ik ja gezegd. Ik moet toch ook eens gaan bedenken of ik onderzoek wil doen in de stad of op het platteland”. Terwijl mijn zus bezig was met het bedenken en schrijven van haar onderzoeksvoorstel studeerde ik als 19-jarig meisje aan een hbo-instelling. Ik was net het huis uit en woonde voor het eerst op kamers. Ik hoorde haar verhalen allemaal maar aan in die tijd. Ik kon me niet goed een voorstelling maken van wat dat was: leeronderzoek doen. Het klonk altijd wel spannend en ingewikkeld. Een jaar later in de zomer van 1989 ging ze dan echt. Door de politieke situatie werd het uiteindelijk geen Peru, maar Ecuador. Samen met mijn ouders en broer brachten we haar weg naar het vliegveld. Niet naar Schiphol, maar ze had een of ander goedkoop ticket vanaf vliegveld Luxemburg gekocht. Ik wil jullie graag enige passages voorlezen uit brieven uit die tijd. Passage uit brief van 25 juni 1989, Lima (Peru) “Vanochtend sloegen de zenuwen weer even toe. Brrrr. Terwijl ik afgelopen twee dagen voor het eerst deze twee weken echt even optimistisch was en zin had om aan het werk te gaan in Quito. Zin om eraan te beginnen. Dit kwam met name omdat ik in Arequipa met Frieda en Herman over mijn onderzoek heb gesproken. Frieda heeft me echt hele nuttige adviezen gegeven voor de onderhandelingen met organisaties in Quito. Ik blijf er tegenop zien natuurlijk en op het moment zelf zullen de zenuwen wel door mijn keel gieren en betwijfel ik of ik nog een woord Spaans kan uitbrengen. Maar haar opmerkingen zijn een hele steun in de rug. Ik ga met wat meer vertrouwen naar Quito”. Passage uit brief van 28 augustus 1989 “Zoals je kunt zien boven aan de brief zit ik nog steeds in Quito en daar ben ik niet gelukkig over. Ik probeer de moed erin te houden, maar het valt niet mee. Ik heb een
NIEUWSBRIEF
boek van een Noorse antropologe gevonden die in 1984 eveneens onderzoek in Ecuador heeft gedaan. Afgezien van het feit dat haar studie best wel interessant is en me een aantal aanwijzingen geeft over het wereldbeeld van indigenas in de sierra troost haar boek me ook nog op een andere manier. Ook zij heeft verschrikkelijk veel moeilijkheden gehad om toegang te krijgen tot een indiaanse comunidad. Ze schrijft dan ook heel relativerend over het “ideale veldwerk” zoals elke antropologiestudent dat voor ogen heeft. Hierdoor kan ik weer vanuit een ander perspectief tegen mijn eigen ervaringen aankijken en bedenken dat het niet aan mij ligt, dat de omstandigheden in Ecuador blijkbaar zo zijn en dat ik me maar beter zo snel mogelijk daar op in kan stellen en aan kan passen”. Passage uit brief van 15 oktober 1989 “Ik voer ook een tweestrijd met mezelf op dit moment, Claudia. Ik vraag me af of ik nu zo slap ben of dat ik niet zo strak vast moet houden aan mijn oorspronkelijke ideeën. In Nederland had ik me het veldwerk als volgt voorgesteld. Ik zou in de comunidad gaan “wonen”, een week of 2 boven blijven en dan in de “bewoonde wereld” even een paar dagen uitrusten en dan weer naar boven. Zoals
7
N I E U W S B R I E F S T I C H T I N G M A R J A N R E N S nummer 6, oktober 2004
de situatie nu is breng ik meer tijd in Cayambe door dan in de comunidad. En dat is niet mijn bedoeling. Enerzijds vind ik het nog moeilijk om langer dan 2 dagen achtereen boven te blijven omdat ik het idee heb dat ik de mensen toch tot last ben. Anderzijds merk ik ook mijn eigen beperkingen. Ik ben heel snel moe wanneer ik in de comunidad ben, vanwege de zware omstandigheden, maar ook van het voortdurend mensen om je heen hebben, en steeds bezig zijn met informatie verwerken, onthouden, nieuwe vragen bedenken. De mensen laten je niet meewerken, dus je hangt voortdurend rond en maakt praatjes. Dat is doodvermoeiend”. Passage uit brief van 24 december 1989 “even bijkomen” “Op vakantie aan de kust in een klein vissersplaatsje Crucita (kruisje) geheten. Bij vakantie hoort ansichtkaarten sturen. Daarom ben ik gisteren naar de dichtstbijzijnde ‘grote stad’ gegaan. Het hele stadje afgestruind en dat leverde slechts kerstkaarten in overvloed op. Kerstkaarten met besneeuwde huisjes, arrenslee en kerstman. Terug in Crucita plonsde ik weer in de golven van een lauwe oceaan rond. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds
NIEUWSBRIEF
laat heerst hier een aangename temperatuur. Het geruis en gedonder van de branding is mijn dagelijkse muziek. Denk dan nog even aan de kerstkaarten met besneeuwde daken en je begrijpt wat cultuur imperialisme is. Maar ik rust uit en denk voorlopig een week lang niet aan mijn onderzoek”. Mijn zus heeft in die moeilijke, zware maanden in Ecuador, maar ook tijdens haar geploeter en gezwoeg daarna om haar verhaal goed en zo wetenschappelijk verantwoord mogelijk op papier te krijgen, nooit kunnen dromen dat haar leeronderzoek zo goed zou worden. Haar begeleidster Anna heeft haar -met steun van vele anderen- door dat proces gesleept. Marjan’s leeronderzoek bleek zelfs zo goed dat het een publicatie
waard was. In 1993 kwam de Nederlandse versie uit bij het Spinhuis. Ik weet nog goed dat ze me zo trots een exemplaar van haar boekje gaf. Marjan heeft evenmin kunnen dromen dat haar boek ooit nog eens vertaald zou worden naar het Spaans. Na haar leeronderzoek heeft ze de mogelijkheden van een vertaling naar het Spaans wel eens onderzocht, maar dat bleek al snel veel te duur. Na haar overlijden opperde een goede jeugdvriend van Marjan, Theo Roncken het idee om het boekje te gaan vertalen. Samen met Nidia Bustillos heeft hij maanden, maanden lang aan de vertaling en het redigeren van het boek gewerkt. Dankzij hun werk, maar vooral dat van Theo is het boekje uiteindelijk in het Spaans uitgekomen.
NIEUWSBRIEF STICHTING MARJAN RENS Contactadres:
gironummer: e-mail: website:
8
Stichting Marjan Rens Pesthuislaan 25 1054 RH Amsterdam 020 616 2135 5223307
[email protected] http://www.stichtingmarjanrens.nl
N I E U W S B R I E F S T I C H T I N G M A R J A N R E N S nummer 6, oktober 2004
Mocht u deze nieuwsbrief niet meer willen ontvangen, of als u verhuist of een ander emailadres krijgt laat u ons dat dan even weten per e-mail of per post.