CvU van AO 6 april 2010
Nieuwsbrief 5 Commissie van Uitvoering van Accreditatie Overleg
Nieuw onderwerp: breng enige kleur in uw nascholingsportfolio
Deze nieuwsbrief verschijnt vier keer per jaar. De redactie wordt gevormd door de leden van de Commissie van Uitvoering (CvU) van het Accreditatie Overleg (AO). Inhoud van deze nieuwsbrief: 1. Aankondiging Accreditatie Overleg 2. Implementatie harmonisatierichtlijnen voor puntentoekenning in april 2010 3. Implementatie CanMeds-competenties in congresagenda en persoonlijk nascholingsdossier 4. Vragen of nadere informatie
1.
Aankondiging Accreditatie Overleg
De eerstkomende bijeenkomst van het Accreditatie Overleg zal plaatsvinden op 21 juni van 19.00 tot 21.00 uur in de Domus Medica te Utrecht. Aan alle wetenschappelijke verenigingen en beroepsverenigingen van erkende specialismen wordt gevraagd om namens de vereniging minimaal 1 en maximaal 2 personen naar het accreditatie Overleg af te vaardigen.
1
CvU van AO 6 april 2010
2.
Implementatie harmonisatierichtlijn voor puntentoekenning
2.1
Inleiding
In november 2009 heeft het Accreditatie Overleg van wetenschappelijke verenigingen, met inachtneming van enkele kleine wijzigingen, de onderstaande harmonisatierichtlijnen voor de puntentoekenning aan deskundigheidsbevordering vastgesteld. Als libertair paternalistische maatregel a, b zullen deze harmonisatierichtlijnen in april 2010 als ‘default setting’ in GAIA worden geprogrammeerd. Uiteraard is het geen bezwaar als de wetenschappelijke verenigingen al voor deze datum volgens de harmonisatierichtlijn gaan werken. Libertair aan deze maatregel is dat het iedere vereniging vrij staat om (bijvoorkeur alleen op onderdelen) van de harmonisatierichtlijn af te wijken. De vereniging moet dan wel de kleine drempel nemen om hiertoe een verzoek bij secretaris van het Accreditatie Overleg in te dienen. De kosten van de benodigde aanpassingen in GAIA zijn onderdeel van de collectieve GAIAbegroting, maar zijn t.o.v. de collectieve GAIA-begroting verwaarloosbaar. Zoveel mogelijk wordt voor de financiering van deze kosten eerst de subsidie van VWS voor ict-verbeteringen in GAIA aangesproken. Paternalistisch (sturend van bovenaf) aan de implementatie van de harmonisatierichtlijn is dat de verenigingen door de ‘default setting’ (standaardsetting) drang in de richting van een gemeenschappelijk accreditatiebeleid ondervinden. In overleg met de Commissie van Uitvoering van het Accreditatie Overleg en op verzoek van een aantal verenigingen, is de volgende procedure voor de implementatie in GAIA vastgesteld: – Begin maart wordt de definitieve harmonisatierichtlijn aan alle verenigingen toegestuurd. Begin maart is dus 10 maart geworden. – Alle verenigingen krijgen 6 weken de tijd om een e-mailbericht of brief (een e-mail heeft de voorkeur; de ontvangst wordt bevestigd) aan de secretaris van het Accreditatie Overleg te sturen, waarin zij aangeven op welke punten hun vereniging wil afwijken van de voorgestelde harmonisatierichtlijn. De Commissie van Uitvoering van het Accreditatie Overleg stelt voor dat een vereniging alleen om voor de vereniging zwaarwegende redenen op onderdelen van de harmonisatierichtlijn afwijkt. De vereniging hoeft in de genoemde e-mail (of brief) niet te verantwoorden/ beargumenteren waarom zij op bepaalde onderdelen van de harmonisatierichtlijn wil afwijken. Het oordeel van de vereniging dat een reden zwaarwegend is, is in deze leidend. –
a
Sunstein C and Thaler R. Libertarian paternalism is not an oxymoron. The University of Chicago Law Review. Vol.70, No.4, Fall 2003, (p.1159-1202). b Camerer C, Issacharoff S, Loewenstein G, O’Donoghue T, and Rabin M. Regulations for conservatives: behavioral economics and the case for ‘asymmetric paternalism’. University of Pennsylvania Law Review, Vol.151, 2003, (p.1211-1254).
2
CvU van AO 6 april 2010
Na 22 april zal een medewerker van Xaurum (leverancier van GAIA) telefonisch contact opnemen met uw vereniging om door te spreken, hoe de aanpassingen van de harmonisatierichtlijn die uw vereniging voorstelt, in GAIA worden doorgevoerd. Daarna zal Xaurum deze aanpassingen zo spoedig mogelijk doorvoeren in GAIA. Als u tussendoor of na afloop van deze procedure vragen of opmerkingen heeft of overleg wil, kunt u altijd telefonisch of per e-mail contact met de secretaris van het Accreditatie Overleg. 2.2
Harmonisatierichtlijn voor puntentoekenning (versie 10 maart 2010)
2.2.1 Deelname aan binnenlandse nascholingsbijeenkomsten Binnenlandse nascholingsbijeenkomsten – 1 klokuur is 1 accreditatiepunt (internationale norm EACCME); – maximaal 6 punten per dag (internationale norm EACCME; overweging dat gemiddelde deelnemer niet meer dan 6 uur per dag effectief leert); – maximaal 24 punten per aaneengesloten meerdaagse bijeenkomst (internationale norm EACCME; overweging dat gemiddelde deelnemer niet meer dan 4 dagen per week intensief c.q. 6 uur per dag leert; overweging dat een gevarieerd nascholingsportfolio de voorkeur verdient); – een accreditatie is een jaar geldig en heeft als ingangsdatum de dag van de eerste bijeenkomst; – de aanbieder van de nascholing is verantwoordelijk voor het invoeren van de accreditatiepunten van de deelnemers in GAIA. Refereerbijeenkomst – 1 klokuur is 1 accreditatiepunt; – maximaal 3 punten per bijeenkomst; – de aanbieder van de nascholing is verantwoordelijk voor het invoeren van de accreditatiepunten van de deelnemers in GAIA. Ledenvergadering wetenschappelijke vereniging – uitsluitend het wetenschappelijk deel kan worden geaccrediteerd (scholing moet bijdragen aan bekwaamheid als praktiserend specialist); – 1 klokuur is 1 accreditatiepunt; – maximaal 6 punten per dag; – de wetenschappelijke vereniging is verantwoordelijk voor het invoeren van de accreditatiepunten van de deelnemers in GAIA (wetenschappelijke vereniging is aanbieder).
3
CvU van AO 6 april 2010
2.2.2 Buitenlandse nascholingsbijeenkomsten – – – –
– – –
–
1 klokuur is 1 accreditatiepunt; maximaal 6 punten per dag; maximaal 24 punten per aaneengesloten meerdaagse bijeenkomst; opties voor het toekennen van accreditatie aan buitenlandse bijeenkomsten: optie 1: de accreditatiecommissie stelt jaarlijks een lijst vast met landen, waarvan zij de accreditatiepunten, toegekend aan buitenlandse nascholingsbijeenkomsten door buitenlandse zusterorganisaties, accepteert; optie 2: de accreditatiecommissie stelt jaarlijks een lijst vast met buitenlandse organisaties, waarvan zij de accreditatiepunten, toegekend aan buitenlandse nascholingsbijeenkomsten, accepteert; optie 3: de accreditatiecommissie stelt jaarlijks een lijst vast met buitenlandse geaccrediteerde bijeenkomsten; optie 4: de accreditatiecommissie accrediteert de buitenlandse bijeenkomst vooraf of achteraf op basis van een inhoudelijke beoordeling; de vier genoemde opties kunnen naast elkaar bestaan; vooraf accrediteren van buitenlandse bijeenkomsten (opties 1, 2 , 3 en 4) verdient de voorkeur boven achteraf accrediteren (optie 4); in geval van de opties 1 t/m 3 is de arts verantwoordelijk voor het verkrijgen van een bewijs van deelname (certificaat) op basis waarvan aan de hand van de lijst(en) van de wetenschappelijke vereniging kan worden vastgesteld dat de arts heeft deelgenomen aan een geaccrediteerde bijeenkomst. Uit dit bewijs van deelname dient tevens te blijken op hoeveel accreditatiepunten de arts recht heeft; in geval van optie 4 is de arts verantwoordelijk voor het indienen van een onderbouwde accreditatieaanvraag bij de wetenschappelijke vereniging.
2.2.3 Individuele deskundigheidsbevorderende activiteiten E-learning – 1 klokuur is 1 accreditatiepunt; – een programma moet bestaan uit modules van minimaal 45 minuten en maximaal 75 minuten (optimalisatie leereffect); – een programma bestaat uit minimaal 1 en maximaal 4 modules (voor een langere activiteit moet een nieuwe accreditatieaanvraag worden ingediend) (behapbaarheid van omvang voor deelnemer en accreditatiecommissie); – de accreditatiecommissie moet een programma op elk moment kosteloos kunnen visiteren (voor deelname aan het programma gelden voor leden van de accreditatiecommissie dezelfde financiële voorwaarden als voor niet-leden); – een accreditatie is twee jaar geldig en heeft als ingangsdatum de dag van toekenning van de accreditatie (beoordeling is intensiever en kent daardoor hogere ‘kosten’ dan de beoordeling van andere scholingsactiviteiten);
4
CvU van AO 6 april 2010
–
de aanbieder van de e-learning is verantwoordelijk voor het invoeren van de accreditatiepunten van de deelnemers in GAIA.
Auteurschap – de publicatie betreft een compleet artikel, d.w.z. dat in het artikel tenminste is opgebouwd uit de volgende onderdelen: inleiding, methode, resultaten, conclusies/ beschouwing; – het artikel is automatisch geaccrediteerd als het is gepubliceerd in een tijdschrift dat voorkomt op de tijdschriftenlijst van de US National Library of Medicine (PubMed); – aan de auteur(s) worden forfaitair punten toegekend: eerste auteur: 10 punten, tweede auteur: 5 punten, derde en verdere auteurs: 2 punten; – de arts is verantwoordelijk voor het toevoegen aan GAIA van een elektronische scan van de tijdschriftpagina's met het betreffende artikel, waaruit blijkt wanneer en in welk tijdschrift het artikel (mede) door de arts is gepubliceerd. Tevens dient uit de gescande tijdschriftpagina’s te blijken op hoeveel accreditatiepunten de arts recht heeft. Voordracht – de voordracht is automatisch geaccrediteerd als deze wordt gehouden tijdens een bijeenkomst die is geaccrediteerd door de wetenschappelijke vereniging van een specialisme met een registratie bij de HVRC, MSRC of SGRC; – Onder een voordracht wordt verstaan een presentatie tijdens een symposium of congres waar een substantiële inhoudelijke voorbereiding aan ten grondslag ligt (veelal een PowerPointpresentatie). Eigenlijk wordt de inhoudelijke voorbereiding beloond. Een posterpresentatie valt hier wel onder, maar een paneldiscussie niet. Een voordracht tijdens een workshop afhankelijk van de inhoud. – voordrachten worden uitsluitend geaccrediteerd als deze worden gehouden tijdens een bijeenkomst die is geaccrediteerd door de wetenschappelijke vereniging van een specialisme met een registratie bij de HVRC, MSRC of SGRC; – per voordracht ontvangt de arts forfaitair 3 punten; – als dezelfde arts tijdens een bijeenkomst meerdere voordrachten geeft, kunnen hiervoor in totaal toch niet meer dan 3 accreditatiepunten worden behaald (ook niet als de bijeenkomst zich over meerdere dagen uitstrekt); – voor eenzelfde (of inhoudelijk vergelijkbare) voordracht kunnen slechts eenmaal punten worden verkregen; – als een arts zowel deelnemer aan als spreker op een bijeenkomst is, tellen zowel de accreditatiepunten als deelnemer, als de accreditatiepunten als spreker; – de arts is verantwoordelijk voor het toevoegen aan GAIA van een elektronische scan van het programma van de nascholing, waaruit blijkt waar (lokatie) en wanneer (datum) de voordracht gehouden is; – de arts dient aan te tonen dat de voordracht heeft plaatsgevonden tijdens een geaccrediteerde bijeenkomst. Voor een Nederlandse bijeenkomst is het in dit verband voldoende om het GAIA id-nummer (identificatienummer) van de scholing in GAIA te vermelden;
5
CvU van AO 6 april 2010
Eigen promotie – een promotie betreft de CanMeds-competentie ‘kennis en wetenschap’, zodat geen discussie ontstaat over de vakinhoudelijk relevantie; – 40 uur na afronding van de promotie ongeacht het onderwerp (dus bijvoorbeeld ook musicologie) – De 40 uur worden toegekend op de datum van de promotie. Deelname aan richtlijncommissie – Deelname aan een commissie die een richtlijn ontwikkeld wordt beloond met accreditatiepunten. Als richtlijn geldt forfaitair 10 punten. 2.2.4 Herregistratie op basis van daadwerkelijk gevolgde activiteiten –
Iedere arts voert ten behoeve van zijn herregistratie uitsluitend accreditatiepunten op van activiteiten die hij daadwerkelijk heeft bijgewoond of uitgevoerd (alleen daadwerkelijk bijgewoonde of uitgevoerde activiteiten dragen bij aan de bekwaamheid als praktiserend arts).
3. Implementatie CanMeds-competenties in congresagenda en persoonlijk nascholingsdossier CanMeds-competenties De KNMG heeft met het Ministerie van VWS afgesproken dat inzichtelijk wordt gemaakt op welke competenties nascholing wordt aangeboden en gevolgd. Aan VWS wordt informatie verstrekt over specialismen; niet over individuele artsen. Deze afspraak is geaccordeerd door het Accreditatie Overleg van wetenschappelijke verenigingen en beroepsverenigingen. Voor de nascholing van artsen gelden dezelfde competenties als voor de opleiding van artsen: 1. Medisch handelen 2. Communicatie 3. Samenwerking 4. Organisatie en financiering 5. Maatschappelijk handelen en preventie 6. Kennis en wetenschap 7. Professionaliteit en kwaliteit
6
CvU van AO 6 april 2010
Aanbieders kennen competenties toe Aan alle aanbieders van nascholing wordt gevraagd om per nascholing minimaal 1 en maximaal 3 competenties aan te vinken, waarop wordt nageschoold. Als meer dan 1 competentie wordt aangevinkt wordt gevraagd om globaal de verhouding in percentages weer te geven van de mate waarin de aangevinkte competenties in de nascholing aan bod komen. Het totaal moet uitkomen op 100%. Congresagenda en persoonlijk nascholingsdossier In de congresagenda van GAIA wordt vanaf 19 februari 2010 automatisch zichtbaar gemaakt welke competenties volgens de aanbieder in de nascholing aan bod komen. De accreditatiecommissies beschikken over de mogelijkheid om dit te corrigeren. In april 2010 worden de competenties ook zichtbaar in het persoonlijk nascholingsdossier van de arts. Geen exacte wetenschap Het toekennen van percentages aan Canmeds-competenties is geen exacte wetenschap. Als een congres 10 workshops telt, waarvan er 8 medisch inhoudelijk zijn en 2 gericht op communicatie, labelt de aanbieder de scholing als 80% medisch inhoudelijk en 20% communicatie. Dit wordt als volgt vertaald naar het persoonlijk nascholingsdossier van de arts: – Als de arts 2 medisch inhoudelijke workshops van een uur heeft gevolgd, zal in zijn persoonlijk nascholingsdossier het volgende worden vastgelegd: 80% x 2 uur = 1,6 uur medisch inhoudelijk; 20% x 2 uur = 0,4 uur communicatie. Het is namelijk ondoenlijk om dit per individu precies te registreren. Reminder voor de arts en statistiek voor het specialisme De CanMeds-competenties in het persoonlijk nascholingsdossier van de arts geven ‘slechts’ een indicatie op welke competenties de arts nascholing heeft gevolgd. Ze dienen als reminder voor de arts om niet uitsluitend medisch inhoudelijke nascholing te volgen, of om niet uitsluitend managementcursussen te volgen. Op geaggregeerd niveau (alle artsen van het specialisme tezamen) is het wel zinvol om statistieken te maken.
7
CvU van AO 6 april 2010
Breng enige kleur in uw nascholingsportfolio Aan de 7 CanMeds-competenties zijn in de volgorde van de regenboog kleuren toegekend: 1. Medisch handelen 2. Communicatie 3. Samenwerking 4. Organisatie en financiering 5. Maatschappelijk handelen en preventie 6. Kennis en wetenschap 7. Professionaliteit en kwaliteit
Helaas telt de regenboog maar zes kleuren en telt het CanMeds-model 7 competenties. Voor het medisch handelen was daarom oorspronkelijk de ‘kleur’ wit bedacht, omdat wit licht alle kleuren in zich heeft (denk aan wit licht dat wordt gebroken door een prisma). Vandaar de oproep ‘breng enige kleur in uw nascholingsportfolio’: een nascholingsportfolio dient uit meer dan uitsluitend medisch inhoudelijke nascholing te bestaan. Aan de andere kant dient wel voldoende tijd aan de competentie ‘medisch handelen’ te worden besteed. Het is immers onwenselijk dat iemand zich laat herregistreren als arts, terwijl hij zich 5 jaar lang niet medisch inhoudelijk heeft nageschoold. Omdat de ‘kleur’ wit niet goed zichtbaar wordt in de staafdiagrammen in GAIA is voor de competentie ‘medisch handelen’ uiteindelijk de kleur ‘lichtgrijs’ gekozen. In zijn reactie aan de Tweede Kamer op het RVZ-advies “Geven en nemen in de spreekkamers” dringt Minsiter Klink er in navolging van de RVZ op aan dat artsen nascholing volgen op het gebied van communicatie en zorgplannen: Punt 2 uit de brief van Minister Klink aan de Tweede Kamer c Minister Klink: “De RVZ hecht groot belang aan nascholing op het gebied van communicatievaardigheden en het gebruik van zorgplannen. Om vrijblijvendheid te voorkomen adviseert de RVZ ook een koppeling van deze nieuwe eisen voor nascholing met herregistratie. Het aanleren van goede communicatievaardigheden behoort een belangrijk onderdeel van de opleiding van beroepsbeoefenaren in de zorg te zijn. In het merendeel van de beroeps- en opleidingsprofielen is dit ook al het geval. Het nieuwe Raamplan artsenopleiding 2009 van de NFU (Federatie van de Universitaire medische centra) beschrijft bijvoorbeeld 7 competentiedomeinen waaraan een arts moet voldoen, waaronder het competentiedomein communicator. Ook het gebruik van zorgplannen is van groot belang: om deze reden is het gebruik van zorgplannen in de langdurende zorg verplicht gesteld. Nascholing op het gebruik van zorgplannen in de praktijk is dan ook noodzakelijk. c
Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 765, nr. 5.
8
CvU van AO 6 april 2010
Dit RVZ-advies zal ik meegeven aan de desbetreffende beroepsorganisaties die verantwoordelijk zijn voor de invulling van de nascholing. Daarnaast zal ik de Regieraad die zich bezighoudt met het stimuleren van richtlijnen, attenderen op deze aanbeveling. Wat betreft de koppeling van nascholing en herregistratie kan ik u melden dat vanaf 1 januari 2009 is gestart met herregistratie ingevolge de Wet BIG (de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg). Vanaf die datum moeten verpleegkundigen, verloskundigen en fysiotherapeuten zich elke vijf jaar herregistreren. Voor de overige beroepen (apothekers, artsen, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten en de tandartsen) volgt herregistratie op een later tijdstip. Er zijn twee afzonderlijke criteria voor herregistratie gesteld: werkervaring of scholing. Met deze aanpak is een eerste stap gezet waarbij voorwaarden worden gesteld voor herregistratie. De tijd is nu nog niet rijp om nascholing op het terrein van communicatie en gebruik van zorgplannen, verplicht te stellen bij herregistratie. Naar verwachting zal deze koppeling in de toekomst wel zijn beslag krijgen als vervolg op de huidige aanpak waarbij de herregistratie aan de werkervaring wordt gekoppeld.”
Inmiddels heeft de KNMG middels een brief van het Ministerie van VWS het verzoek ontvangen om het volgen van nascholing op het gebied van communicatie en zorgplannen zoveel mogelijk te bevorderen. Als u geïnteresseerd bent in het RVZ-rapport, de brief van de Minister en/of de brief van VWS kunt u deze via de e-mail opvragen bij de secretaris van het Accreditatie Overleg.
4. Vragen of nadere informatie
Voor vragen of nader informatie naar aanleiding van deze nieuwsbrief kunt contact opnemen met de voorzitter of secretaris van de Commissie van Uitvoering van het Accreditatie Overleg: – Piet Verhagen (NVvP) (voorzitter):
[email protected] (0341 462300) – Michiel Wesseling (KNMG) (secretaris)
[email protected] (030 2823346)
9