nieuws
flash
nr 10 4 december 2011
Invoering van BTW op ambtsprestaties van de gerechtsdeurwaarders ?
Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders vzw Nekkerspoelstraat 55 2800 Mechelen Telefoon 03-886 51 77 kantoor Discart 03-218 28 00 kantoor Brackeva 015-21 95 75 kantoor Van Lierde Fax 015-21 02 12
kantoor Van Lierde
E-mail
[email protected] Website www.cvg.be Bank 068-2321248-65 Raad van Bestuur Guido Discart Voorzitter Marc Brackeva Ondervoorzitter Jan Eyskens Penningmeester Johan Van Lierde Secretaris Marc Beerten Paul Bruloot Peter Coene Frank De Smet Gilbert De Wilde Francis Snoeck Peter Van Noten Productie Vanwittenbergh&Partners Verantwoordelijke uitgever Guido Discart Veemarkt 25, 2800 Mechelen
Beste CVG-leden, In het kader van de regeringsonderhandelingen gonsde het de laatste dagen van de geruchten dat er een BTW-heffing zou ingevoerd worden op de ambtsprestaties van de gerechtsdeurwaarders. Dit zou trouwens stroken met een harmonisering en gelijkschakeling van de Europese regelgeving ter zake. In Nederland bv. zijn de gerechtsdeurwaarders reeds geruime tijd BTW-plichtig. Ook de advocaten en de notarissen zouden in dit kader BTW-plichtig worden. De geneesheren zouden vooralsnog buiten het BTW-stelsel vallen. Er werd zelfs geopperd dat de BTW-invoering zou gebeuren vanaf 1 januari 2012. Vanuit de advocatuur werden er naar het politieke veld acties ondernomen om te ontkomen aan de invoering van het voorgestelde BTW-stelsel. De geruchten gingen dat de advocaten zouden “ontsnappen” aan deze BTW-invoering, en enkel de gerechtsdeurwaarders en de notarissen de klos zouden zijn. Naderhand werden deze geruchten tegengesproken. Kortom, onduidelijkheid en verwarring alom. En alleszins onzinnig om dergelijke ingrijpende maatregel als het invoeren van een BTW-tarief zomaar tussen de soep en de patatten op te leggen en door te voeren. Blijkbaar gingen er van alle kanten alarmsignalen knipperen, en werd er overleg georganiseerd tussen de politieke actoren en afvaardigingen van de advocatuur en het notariaat. In laatste instantie werd er dinsdag 29 november jl. op een werkvergadering tussen het politieke veld en de drie betrokken actoren (advocaten, gerechtsdeurwaarders, notarissen) nog overleg gepleegd over een BTW-invoering. We zijn tot op heden zonder enige concrete feed-back of bericht inzake de gevoerde vergadering. De Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders (CVG) is zich terdege bewust van een aantal zeer onvoorspelbare gevolgen die het invoeren van het BTW-stelsel zullen meebrengen, onder meer:
nieuwsflash
nr 10 4 december 2011 vzw
•• de administratieve en boekhoudkundige werkoverlast voor onze medewerkers •• de maandelijkse/3-maandelijkse financiele verplichtingen + aansprakelijkheid •• de financiële implicaties inzake het verplicht afdragen van de BTW op nog niet ontvangen kosten-en ereloonstaten •• het indirect gevolg van verhoogde uitvoeringsdruk en minder vermogen tot afbetaalverkeer, hetgeen in feite een asociale afwenteling van kosten teweeg breng •• De financiële repercussies op de financiële cash flow van alle kantoren. Woensdag 30 november jl.. zijn een aantal leden van de CVG en sympathisanten, daarom direct begonnen met een analyse van het gebeuren : 1) Het is duidelijk dat het zogenaamd onmiddellijk invoeren van een BTW-stelsel per 1 januari 2012 onzinnig is, vermits het wetgevend kader nog punctueel dient op punt gesteld te worden. 2) Het is duidelijk dat er vooraf een grondige en becijferde analyse dient opgesteld te worden van de impact van het invoeren van een BTW-stelsel ad hoc, zowel op financieel-economisch vlak als op fiscaal-technisch vlak. 3) De CVG vraagt met de nieuwe minister van Justitie een tegensprekelijk overleg omtrent deze impact-analyse. In deze zin heeft de CVG een eerste inventaris opgemaakt van de mogelijke repercussies van het invoeren van een BTW-stelsel. (zie de CVG-nota in bijlage). Op onze eerstvolgende Algemene Vergadering van de CVG in januari 2012 zullen we alleszins een geactualiseerde status questionis verder toelichten en becommentariëren. De CVG zal deze belangrijke materie van een BTW-invoering, die een grote impact heeft op de werking van het korps, van nabij opvolgen en voornamelijk met een coherente visie pogen mee begeleiden. Namens de Raad van Bestuur van de CVG.
1 december 2011
CVG – visienota INVOERING VAN BTW OP AMBTSPRESTATIES VAN GERECHTSDEURWAARDERS Eén van de maatregelen die de regeringsonderhandelaars m.b.t. de begroting voor 2012 hebben afgesproken, is de invoering van een BTW-heffing op de prestaties van gerechtsdeurwaarders. Dit brengt echter een aantal problemen met zich mee die onmogelijk tegen de vooropgestelde datum van inwerkingtreding, met name 1 januari 2012, kunnen opgelost worden. Deze problemen hebben voornamelijk te maken m.b.t. de prefinanciering die de gerechtsdeurwaarders zullen moeten doen en het gebrek aan uitzonderingsregimes voor overheden en de fiscale en sociale sector. Tevens veroorzaakt dit een rist praktische problemen en roept dit vele vragen op waarmee de gerechtsdeurwaarders én hun opdrachtgevers en tegenpartijen zullen geconfronteerd worden, waardoor bij gebrek aan duidelijke regelgeving, praktische afspraken en softwareprogrammatie de inwerkingtreding per 01/01/2012 onmogelijk wordt, zoniet chaotisch dreigt te verlopen. In de onderstaande nota worden deze problemen en de voorgestelde oplossing(en) stapsgewijs toegelicht.
1.Geen voorfinanciering door gerechtsdeurwaarders: Problematiek: een gerechtsdeurwaarder betaalt belastingen op zijn ontvangen erelonen; onder een BTW-stelsel zou er ook BTW moeten betaald worden op de niet ontvangen erelonen conform de huidige stand van de BTWwetgeving.
_________________________________________________________________________ Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders vzw Nekkerspoelstraat 55 – 2800 Mechelen KBO nr. 0474.431.156 bank: 068-2321248-65
[email protected] www.cvg.be
Maar: -een gerechtsdeurwaarder heeft weinig of geen vat op de termijn waarbinnen zijn erelonen en kosten betaald worden. In tegenstelling tot gewone handelaars, waarbij de facturen redelijkerwijs binnen een aanvaardbare termijn van 15, 30 of 60 dagen worden vereffend, is het in de praktijk bij de gerechtsdeurwaarders de regel dat gemaakte kosten pas vele maanden later worden gerecupereerd. Deze kosten maken immers deel uit van een gerechtelijke invordering, waarbij de schuldenaar vaak tot het laatste moment wacht om een betaling te doen en waarbij een eerste deelbetaling vaak niet volstaat om de gemaakte kosten te voldoen. Op deze manier dienen gerechtsdeurwaarders de BTW op hun kostennota's gedurende een periode van vele maanden voor te financieren, naast tal van andere kosten die ze nu ook voorfinancieren (registratierechten, rolstellingsrechten, slotenmakers, verhuispersoneel e.d.). Dit dreigt een financiële strop te worden. -ook in het geval van betekening van strafzaken (opdrachtgever: het Openbaar Ministerie) vormt zich tevens een probleem van voorfinanciering welke door de gerechtsdeurwaarder te dragen is. Een betekening die bv in januari wordt uitgevoerd, wordt ten vroegste in het najaar vergoed, meestal pas een jaar later en vaak nog langer. De BTW op deze kosten wordt in geval van maandaangiften (bijna) een jaar voorgefinancierd, naast de hoge portkosten die de gerechtsdeurwaarders nu ook al moeten voorfinancieren in dergelijke zaken. Zo bedraagt de voorfinanciering bijna de helft van het aan te rekenen ereloon. -dezelfde opmerking geldt ook voor opdrachten die de gerechtsdeurwaarder uitvoert op verzoek van de belastingontvangers van de Federale Staat: i.g.v. maand- of kwartaalaangiften moet de BTW alleszins vrij vlug na verrichten van de prestatie uitgestort worden, terwijl de kosten pas ten vroegste 4 maand later vergoed worden. Zelfs indien de gerechtsdeurwaarder inmiddels de gelden van de schuldenaar ontving, moet hij ingevolge het geldend protocol met de belastingen alle ontvangen sommen uitstorten om pas maanden later vergoed te worden. Zo gebeurt dan onder het BTW-regime twee maal een voorfinanciering aan de Staat. Remedie: een oplossing kan er in bestaan om het Nederlandse systeem, zoals het in voege is sinds 2005, over te nemen: Nadat tal van kantoren met zeer grote financiële problemen geconfronteerd werden n.a.v. de voorfinanciering van de BTW, is in 2005 het systeem gewijzigd. De Nederlandse gerechtsdeurwaarders moeten de BTW nu pas afdragen van zodra er beschikbare gelden zijn nà betaling van hun ereloon. In feite is dit een analoge oplossing aan het actuele Belgische systeem van de inning van registratierechten op vonnissen. Tot 1986 dienden de registratierechten op een vonnis voorgeschoten te worden door de schuldeiser, advocaat of gerechtsdeurwaarder n.a.v. het lichten van de grosse. Onnodig te zeggen dat dit een financiële strop was voor degene die diende te prefinancieren. Sinds 1986 is dit systeem gelukkig gewijzigd en dient de gerechtsdeurwaarder (op zijn verantwoordelijkheid) de registratierechten in te houden en door te storten zodra er beschikbare gelden zijn na inhouding van
_________________________________________________________________________ Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders vzw Nekkerspoelstraat 55 – 2800 Mechelen KBO nr. 0474.431.156 bank: 068-2321248-65
[email protected] www.cvg.be
de gemaakte gerechts- en uitvoeringskosten. Een identiek systeem invoeren voor de BTW is logisch en coherent. Alleszins noodzaakt dit een wetswijziging.
2.Uitzonderingen voor de overheid als opdrachtgever, fiscale en sociale zaken: Problematiek: in het registratiewetboek staan tal van vrijstellingen die de overheid (Federale Staat; Gemeenschappen, Gewesten, Provincies e.d.) zelf als opdrachtgever geniet (zie bv art. 162, 4° Reg.W.); ook de schuldenaar geniet die vrijstellingen in dergelijke zaken; daarvan is niets terug te vinden in het BTW wetboek. Dit impliceert dat de staat zelf aanzienlijke BTW bedragen zal moeten betalen op prestaties van gerechtsdeurwaarders die nadien misschien nooit kunnen gerecupereerd worden van de schuldenaar (bv in geval van onvermogen, betwisting, enz…). Ook de gemeenschappen, gewesten, provincies, gemeenten en semi-overheidsinstellingen (bv. RSZ) ondergaan hetzelfde systeem en zullen dus BTW moeten betalen. Het gebrek aan dergelijke vrijstellingen impliceert: a. dat de Staat in heel veel gevallen enkel een vestzak/broekzak operatie doorvoert en daar dus ook geen financieel voordeel uithaalt: de BTW die de gerechtsdeurwaarder aan de Staat afdraagt moet de Staat (weliswaar lang) nadien terugbetalen. b. dat de Gemeenschappen, Gewesten, Provincies en Gemeenten financierders worden van de Federale Staat nu zij BTW moeten betalen op de prestaties van gerechtsdeurwaarders die deze moet doorstorten aan de Federale overheid. Dit staat dan haaks op de gemaakte politieke akkoorden m.b.t. de financiering van Gemeenschappen en Gewesten. c. dat de toegang tot het gerecht en de uitvoerings-/invorderingskosten ook in sociale zaken fors duurder worden. Dit gaat in tegen de tendens om dergelijke kosten te beperken en deze procedures te vereenvoudigen. De zegelrechten zijn enkele jaren geleden afgeschaft om de akten minder zwaar te belasten, wat de burger ten goede kwam. In sociale zaken bestaan geen registratie- of rolstellingsrechten en zijn de griffierechten goedkoper dan in burgerlijke en handelszaken omwille van de specificiteit van deze zaken. Het betreft immers de sociale basisrechten en behoeften van elke burger en specifiek de zwaksten in de samenleving. Het is sociaal moeilijk te verantwoorden het bereikte evenwicht te verstoren door de betrokken burgers nu BTW op deze prestaties te doen betalen. Remedie: de vrijstellingen die nu bestaan inzake registratierechten dienen onverkort overgenomen te worden m.b.t. de BTW. Ook kan hier inspiratie gezocht worden in Nederland. Op alle akten m.b.t. een schuldenaar die zelf niet BTW-plichtig is wordt geen BTW aangerekend. Evenmin kent Nederland registratierechten. Invorderingen lastens deze categorie burgers worden dus geenszins duurder.
_________________________________________________________________________ Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders vzw Nekkerspoelstraat 55 – 2800 Mechelen KBO nr. 0474.431.156 bank: 068-2321248-65
[email protected] www.cvg.be
3.Praktische problemen, gebrek aan implementatie, heffingsmaatstaf, rulings:
opleiding,
Problematiek: -er is nog geen duidelijkheid op welke erelonen/kosten BTW moet gerekend worden. Er zijn geen definitieve teksten ter beschikking. De tarifering bij gerechtsdeurwaarders is vrij complex. Sommige tarieven bevatten een deel uitschotten en een deel rechten. In het detail van hun aktenkosten zitten ook kosten vervat waarop reeds BTW is gerekend (vb vertalingen, slotenmakers). Het geheel moet overzichtelijk en werkbaar blijven. Volstaat het enkel BTW aan te rekenen op de vaste rechten (= zuiver ereloon)? -implementatie van de BTW-wetgeving in de workflow van de kantoren is bijgevolg geen eenvoudige zaak en neemt tijd in beslag. Gelet op de naderende eindejaarsperiode hebben de softwarehuizen quasi geen tijd meer om de nodige aanpassingen aan te brengen. Alle programma’s dienen gewijzigd te worden, zowel wat betreft de éénmalige opdrachten als wat de doorlopende invorderings/uitvoeringsopdrachten betreft evenals de parketakten. -de meeste gerechtsdeurwaarders hebben momenteel nog geen BTW-nummer. Kan dit voor iedereen nog rondkomen voor 01 januari 2012? -geen enkel gerechtsdeurwaarderskantoor heeft ervaring met de BTWwetgeving en niet elke gerechtsdeurwaarder is een jonge en flexibele kracht die zich de nieuwe regelgeving in no time eigen kan maken. De medewerkers van de diverse kantoren dienen ook de mogelijkheid te hebben om opleidingen te volgen, aangezien ook deze nog nooit met deze materie kennis maakten. Het specifieke aan het beroep is dat quasi elke medewerker op een kantoor binnen zijn takenpakket te maken heef met verwerking van kosten en aanrekenen van erelonen, vergoedingen, onkosten e.d. Dit impliceert dat het niet volstaat dat de interne boekhouder de materie onder de knie moet krijgen, maar ook alle medewerkers. -de gerechtsdeurwaarder heeft een bijzondere administratie, waarbij zijn rechten en kosten betaald worden via de advocaat/opdrachtgever OF door de schuldenaar OF door de verzoeker OF door een eventuele rechtsbijstandsverzekering. Het is op het moment dat deze kosten worden gemaakt nooit duidelijk wie uiteindelijk de kosten zal betalen. Om redenen eigen aan het beroep is het evenmin duidelijk wanneer deze zullen betaald worden. Bijgevolg kan de gerechtsdeurwaarder, wanneer kosten veroorzaakt worden, hiervoor niet onmiddellijk een kostennota of factuur t.n.v. de eindgebruiker opmaken. Zolang de advocaten niet btw-plichtig zijn, kunnen ze de kostenstaten dewelke de gerechtsdeurwaarders hen toezenden niet doorrekenen aan hun opdrachtgevers - btw-plichtigen, want die zullen die btw willen recupereren, wat dus onmogelijk is. De gerechtsdeurwaarder zal dan alle kostenstaten voor btw-plichtigen op naam van die betrokken cliënt moeten opmaken, wat ellenlange lijsten aangiften impliceert.
_________________________________________________________________________ Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders vzw Nekkerspoelstraat 55 – 2800 Mechelen KBO nr. 0474.431.156 bank: 068-2321248-65
[email protected] www.cvg.be
Indien de BTW-wetgeving voor de advocaten slechts van toepassing zou worden op 1 januari 2013 of later, dient dit voor de gerechtsdeurwaarders eveneens zo te gebeuren. -afrekeningen in éénzelfde dossier opgemaakt door de advocaat en de gerechtsdeurwaarder gaan aldus danig van elkaar verschillen, waardoor de onduidelijkheid voor de burger groter wordt. -indien men stelt dat de schuldenaar de eindgebruiker is, moet dan in geval die een BTW-plichtige is en hij de door hem betaalde BTW wil recupereren, van elke tussenkomst van de gerechtsdeurwaarder een factuur/kostenstaat opgemaakt worden, gericht aan deze schuldenaar, ook indien het om minuscuul kleine kosten gaat zoals bv. kwijtingsrechten van enkele euro’s? Dit maakt administraties onredelijk zwaar. -in de praktijk zullen dagelijks nieuwe problemen opduiken die nu nog niet concreet kunnen gedetecteerd worden, te meer omdat de gerechtsdeurwaarders en hun medewerkers de materie nog niet kennen. Een concreet praktisch probleem is bijvoorbeeld de volgende situatie: Zowel de schuldeiser als de schuldenaar zijn BTW-plichtig. De schuldenaar wordt gedagvaard. De kosten van deze dagvaarding worden door de schuldeiser betaald aan de gerechtsdeurwaarder. De schuldeiser kan de BTW recupereren. Na het vonnis worden deze kosten opgenomen in de "begrote kosten". Bij betaling van de schuld zal de debiteur eveneens deze BTW dienen te betalen. Kan hij deze dan ook nog eens recupereren? Moet er dan opnieuw een factuur/kostennota op zijn naam uitgeschreven worden? De BTW kan toch geen twee maal gerecupereerd worden? In geval de BTW inderdaad geen tweede maal kan gerecupereerd worden en de schuldenaar het volledige bedrag inclusief BTW betaalt of indien het gaat om een niet BTW-plichtige schuldenaar, krijgt de schuldeiser deze BTW doorgestort, zonder dat hij deze nog moet afrekenen aan de Staat. Is dit dan geen verrijking zonder oorzaak in hoofde van de schuldeiser? Hoe dient dit geregeld te worden? Wettelijk is thans niets voorzien. Remedie: De inwerkingtreding dient uitgesteld te worden zodat de regelgeving eerst met de administratie kan uitgeklaard worden en de nodige rulings kunnen afgesproken worden en vooral de nodige wetswijzigingen eerst kunnen doorgevoerd worden op een transparante manier Namens de Raad van Bestuur van de CVG, Marc Brackeva, ondervoorzitter
_________________________________________________________________________ Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders vzw Nekkerspoelstraat 55 – 2800 Mechelen KBO nr. 0474.431.156 bank: 068-2321248-65
[email protected] www.cvg.be
Bijlagen: 1. Brief van het Ministerie van Financiën Nederland gericht aan de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders te Nederland van 28 september 2004 m.b.t. omzetbelastingaspecten. 2. Brief van het Ministerie van Financiën Nederland gericht aan de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders te Nederland van 18 mei 2005 als aanvulling op de brief van 28 september 2004.
_________________________________________________________________________ Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders vzw Nekkerspoelstraat 55 – 2800 Mechelen KBO nr. 0474.431.156 bank: 068-2321248-65
[email protected] www.cvg.be
ministerie van Financiën Directoraat-Generaal
Ol?
Belastingdienst
Koninklijke Beroepsorganisatie
van
Gerechtsdeurwaarders t.a. v. de heer Y. Reinders
Postbus 12
3740 AA BAARN
Datum
Uw brief (Kenmerk)
2 8 SEP 200'.
Ons kenmerk
Inlichtingen
DGB 2004- 4050M
mr. JA Kamminga T 070 342 7801 F
070 342 7989
E
[email protected]
Onderwerp
BTW
Geachte heer Reinders, Aansluitend op het overleg dat de Koninklijke Beroepsorganisatie van
Gerechtsdeurwaarders met de Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling over enkele omzetbelastingaspecten
werkzaamheden van gerechtsdeurwaarders
van de
heeft gevoerd, deel ik
u
mee dat de
aanschrijving gepubliceerd in infobulletin 87/533 en de mededeling van 6
december 1993, nr VB93/3513 beide worden ingetrokken. Aan de intrekking is
een overgangsregeling tot 1 januari 2005 gesteld.
Een afschrift van het desbetreffende besluit treft
Voorts stuur ik
u
u
hierbij aan.
als bijlage bij deze brief een beschrijving van de
omzetbelastinggevolgen van de werkzaamheden van gerechtsdeurwaarders.
Een afschrift van deze brief heb ik aan alle belastingkantoren gezonden. De Nederlandse Orde van Advocaten en de Nederlandse Verenigingen van Incasso-
ondernemingen heb ik eveneens ingelicht.
De staatssecretaris
van Financiên,
namens deze,
mr
H. Neppérus, lid managementteam Belastingdienst.
Bijlage 1
Naar aanleiding van vragen uit de praktijk over het moment van de verschuldigdheid van omzetbelasting terzake van incassodiensten
en in vervolg op het overleg dat ik daarover met de
Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders
1.
heb gevoerd, deel ik het volgende mee.
Terzake van incassodiensten en ambtshandelingen zal zich de verschuldigdheid van
omzetbelasting over het algemeen pas voordoen nadat die diensten zijn afgerond. Ambtshandelingen betreffen dagvaardingen,
oproepingen of aanzeggingen,
betekening van titels, beslagen, gerechtelijke
in bewaargeving en executoriale verkopen, welke werkzaamheden exclusief zijn toegewezen aan
gerechtsdeurwaarders,
die als openbaar ambtenaar worden verricht. De incassodiensten houden in
dat gerechtsdeurwaarders
geldvorderingen ten behoeve van hun opdrachtgevers innen, die tot en met
het tijdstip van uitkering beheerd worden. 2. Het tijdstip van verschuldigdheid van omzetbelasting ligt voor de afronding van de incassodienst (of
ambtshandeling) wanneer een vooruitbetaling voor die dienst ontvangen wordt. In die situaties is
namelijk de in het vooruit ontvangen bedrag begrepen omzetbelasting reeds op dat eerdere tijdstip verschuldigd. Van vooruitbetalingen is onder andere sprake indien verschotten of provisie voor de incassodiensten
worden ingehouden op de bedragen, die de incassodienstverrichter
voor afronding
van de incasso-opdracht aan zijn cliënt uitkeert (de zogenoemde tussentijdse afdrachten). Voorts is van een vooruitbetaling sprake indien de dienstverrichter gelden van de derdenrekening gebruikt om
daarmee bepaalde dossierkosten te betalen, tenzij deze kosten voor de omzetbelasting als doorlopende post zijn aan te merken waarover de dienstverrichter geen omzetbelasting verschuldigd is (bijv. griffierecht en leges bevolkingsregister). In de hiervoor beschreven gevallen worden deze
kosten (of provisie) voor de omzetbelasting geacht te zijn verrekend voor de met omzetbelasting
belaste incassodienst of ambtshandelingen. 3. Normaal gesproken moeten ambtshandelingen voor
diensten worden behandeld.
de heffing van omzetbelasting als zelfstandige
Dit ligt slechts anders indien door gerechtsdeurwaarders
ambtshandelingen worden verricht die deel uitmaken van een door hen zelf te verrichten incassodienst.
In dat geval zijn de ambtshandelingen
niet langer als afzonderlijke prestaties aan te
merken, maar maken ze deel uit van de incassodienst. Er bestaat evenwel geen bezwaar tegen dat
ook in die gevallen ambtshandelingen voor de heffing van omzetbelasting als zelfstandige diensten behandeld worden.
4. Gerechtsdeurwaarders en andere incassodienstverleners omzetbelasting terzake van incassodiensten
hebben in praktisch alle gevallen de
pas na afronding van de incasso-opdracht voldaan. De
leden van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders zijn er mee akkoord gegaan
dat voor nieuwe dossiers aan deze onjuiste handelwijze een einde komt met ingang van 1 januari 2005. 5. Voor incassodossiers die in
2004 (of daarvoor) zijn gestart en die nog niet zijn afgerond op 31
december 2004, wordt deze termijn verlengd tot 1 januari 2006. Indien van deze mogelijkheid geen
gebruik wordt gemaakt en ook voor deze lopende dossiers vanaf 1 januari 2005 over de vooruit ontvangen bedragen omzetbelasting wordt voldaan, zal de omzetbelasting die verschuldigd is over
vooruitbetalingen die voor 1 januari 2005 hebben plaatsgevonden,
uiterlijk bij afronding van het
incassodossier moeten worden voldaan. De gestelde overgangstermijn stelt een redelijke termijn aan
incassobureau's, advocaten of gerechtsdeurwaarders om de noodzakelijke aanpassingen door te
voeren. 6. Op het verleden wordt niet teruggekomen.
Omzetbelasting; heffing ten aanzien van verschotten en doorlopende posten bij uitbestede werkzaamheden door advocaten, gerechtsdeurwaarders en incassobureaus
Omzetbelasting; heffing ten aanzien van verschotten en doorlopende posten bij uitbestede werkzaamheden door
advocaten, gerechtsdeurwaarders en incassobureaus
Belastingdienst/Centrum Verbruiksbelastingen
voor Proces- en Productontwikkeling, Domein
Besluit van 23 september 2004, nr. DGB2004/4800M De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten. Hierbij deel ik u mee dat de aanschrijving van 22 juli 1987, nr. VB 87/779, met betrekking tot de heffing van omzetbelasting over aan andere gerechtsdeurwaarders uitbestede werkzaamheden (infobulletin 1987/533) en de mededeling van 6 december 1993, nr. VB93/3513, (infobulletin 1994/8) met ingang van 1 januari 2005 vervallen.
Toelichting
Op basis van de aanschrijving, gepubliceerd in infobulletin 1987/533 en de mededeling van 6 december 1993, nr. VB93/3513, infobulletin 1994/8, kunnen advocaten, incassobureaus en gerechtsdeurwaarders verschotten, die bestaan uit aan andere gerechtsdeurwaarders uitbestede werkzaamheden, voor de heffing van omzetbelasting behandelen alsof deze een onderdeel vormen van de belaste dienstverlening en de omzetbelasting op de verschotten derhalve zelf in aftrek brengen. Aan deze goedkeuring moet een einde worden gemaakt, omdat deze niet past binnen het Europese BTW-stelsel, waar Nederland op grond van het EG-verdrag aan gebonden is. Bij arrest van 8 november 2001 in de zaak C-338/98 heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op grond van een uitleg van artikel 17 van de Zesde BTW-richtlijn bepaald dat alleen de BTW aftrekbaar is die in rekening wordt gebracht ter zake van leveringen en diensten die worden verricht aan de ondernemer die aanspraak op aftrek doet gelden. Er moet een rechtstreekse band zijn tussen de ieverancier c.q. dienstverrichter en de ondernemer die de belasting wil aftrekken. De andere voorwaarde is neergelegd in artikel 18, eerste lid, onderdeel a, van de Zesde BTW-richtlijn, en houdt in dat de aftrekkende ondernemer in het bezit moet zijn van een originele factuur, die aan de wettelijke eisen voldoet. De aanschrijving voldoet niet aan de voorwaarden van de richtlijn. Een en ander betekent dat de regeling niet in stand kan blijven en dient te worden ingetrokken. Dit intrekkingsbesluit strekt hiertoe, waarbij ik aan de intrekking een overgangsregeling tot 1 januari 2005 stel om advocaten, incassobureaus en gerechtsdeurwaarders in de gelegenheid te stellen hun praktijk dienovereenkomstig aan te passen.
De beleidswijziging houdt in dat de normale regels van de Wet op de omzetbelasting 1968 van toepassing zullen worden op de verschotten, die bestaan uit aan andere gerechtsdeurwaarders uitbestede werkzaamheden. Gedane verschotten zijn betalingen die een advocaat, incassobureau of gerechtsdeurwaarder in directe relatie tot de uitoefening van zijn incassodienst aan een derde doet. Verschotten die gemaakt worden
2
Omzetbelasting; heffing ten aanzien van verschotten en doorlopende posten bij uitbestede werkzaamheden door advocaten, gerechtsdeurwaarders en incassobureaus
waarover geen omzetbelasting wordt betaald zijn griftierecht en leges bevolkingsregister. Kosten waarover wel omzetbelasting wordt betaald zijn bijvoorbeeld leges van de Kamer van Koophandel, kosten van advocaten en procureurs, slotenmakers en vertaalkosten. Vanaf 1 januari 2005 zal dus aan de hand van de feitelijke situatie beoordeeld moeten worden of een verschot aan te merken is als doorlopende post, of niet. Er is sprake van een doorlopende post indien de advocaat, het incassobureau of de gerechtsdeurwaarder kosten in naam, en voor rekening en risico van zijn opdrachtgever maakt. De betaling door de advocaat, incassobureau of gerechtsdeurwaarder aan een derde moet berusten op een rechtstreekse rechtsverhouding tussen de derde en de opdrachtgever van de advocaat, incassobureau of gerechtsdeurwaarder. In dit soort gevallen zal de derde (indien dat een omzetbelastingplichtige is) factuur ondernemer aan de opdrachtgever van de advocaat, het een incassobureau of de gerechtsdeurwaarder moeten uitreiken (als dat een ondernemer of een rechtspersoon, anders dan een ondernemer, is). Indien de verschotten niet als doorlopende post zijn aan te merken, zal de advocaat, het incassobureau of de gerechtsdeurwaarder deze kosten op eigen naam, en voor zijn eigen rekening maken. Naar ik heb begrepen is hiervan in de huidige gerechtsdeurwaarderspraktijk doorgaans sprake, zodat de intrekking geen grote wijzigingen in de bestaande praktijk teweeg zal brengen. In deze situaties is de omzetbelasting die terzake van de uitbestede werkzaamheden in rekening is gebracht volgens de regels van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 aftrekbaar voor de advocaat, het incassobureau ot de gerechtsdeurwaarder mits deze beschikt over een originele factuur, die aan de wettelijke eisen voldoet.