Commissie van deskundigen (gerechtsdeurwaarders)
Jaarverslag 2008
Jaarverslag Commissie van deskundigen gerechtsdeurwaarders 2008
Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding 2. Samenstelling van de Commissie 3. Verslag werkzaamheden 3.1 Actualisering procedures en voorschriften indienen ondernemingsplan 3.2 Werkwijze uitbrengen adviezen 3.3 Kengetallen ondernemingsplannen 3.4 Evaluatie ondernemingsplannen afgehandeld in 2005 4. Knelpunten en toekomstige ontwikkelingen
1 3 4 4 4 5 6 8
1.
Inleiding De Commissie van deskundigen presenteert hierbij het jaarverslag over 2008. In het vervolg van dit verslag wordt de Commissie – ter onderscheiding van een soortgelijke commissie, welke is ingesteld krachtens de Wet op het Notarisambt – ook aangeduid als Commissie van deskundigen gerechtsdeurwaarders (hierna: Commissie of Cvdg). Op grond van de Gerechtsdeurwaarderswet (GDW-wet) (artikel 6 lid 2) en het Besluit ondernemingsplan gerechtsdeurwaarder (hierna: Besluit) gelden met betrekking tot de taak en werkzaamheden van de Commissie samengevat de volgende bijzondere punten: - De Commissie verstrekt een schriftelijk advies aan de kandidaatgerechtsdeurwaarder die, in het kader van zijn benoeming tot gerechtsdeurwaarder, bij de Commissie een ondernemingsplan heeft ingediend. In dit advies wordt vermeld of het plan al dan niet voldoet aan de eisen van artikel 6 eerste lid van de GDW-wet. (voldoende financiële middelen en ten minste kostendekkendheid na 3 jaar). De kandidaat-gerechtsdeurwaarder is alleen benoembaar indien hij mede een (positief) advies van de Cvdg heeft ontvangen op zijn plan. Met andere woorden: het ondernemingsplan wordt door de indiener rechtstreeks ingediend bij het secretariaat van de Cvdg en het advies wordt door de Commissie vervolgens rechtstreeks verstrekt aan de indiener van het plan. Daarna wordt het ondernemingsplan en het bijbehorende (positieve) advies, in het kader van het vervolg van de procedure, door de indiener van het plan verzonden aan het Ministerie van Justitie. Hiertoe wordt verwezen naar artikel 7 van de GDW-wet. Het door de Commissie uitgebrachte advies is in deze procedure geen besluit dat onderdeel uitmaakt van de besluitvorming over het benoemingsverzoek, waarop de bepalingen over besluiten in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn. - De Commissie adviseert op grond van artikel 10 van de Wet eveneens, indien een gerechtsdeurwaarder zijn plaats van vestiging wenst te wijzigen. - Daarnaast heeft de wetgever in artikel 4 lid 1 van het Besluit bepaald, dat de Commissie moet toetsen of de indiener van het plan binnen drie maanden voldoet aan de eisen als genoemd in artikel 5 lid 1 b en c van de GDW-wet. Deze eisen hebben betrekking op de gevolgde beroepsopleiding en de stage/praktijkervaring. De toelichting op het Besluit vermeldt dat het niet voldoen aan deze eisen - in het belang van een doelmatige werkwijze van de Commissie - op voorhand leidt tot een negatief advies ex artikel 9 onderdeel b van het Besluit. Door deze toetsing wordt voorkomen dat de Commissie over evident kansloze plannen moet adviseren op grond van artikel 7 lid 1 WNA. - Ter vervulling van haar taak kan de Cvdg op grond van artikel 6 lid 2 van de GDW-wet inlichtingen inwinnen bij de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (hierna: KBvG) en bij het Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT). Bij de KBvG heeft het inwinnen van informatie tot op heden incidenteel plaatsgevonden. Er wordt wel veelvuldig informatie ingewonnen bij het BFT, dat mede belast is met het voeren van het secretariaat voor de Commissie. Uit hoofde van het financiële toezicht op de gerechtsdeurwaarders beschikt het BFT over de nodige informatie met betrekking tot de gevestigde gerechtsdeurwaarderskantoren.
Jaarverslag Cvdg 2008
Pagina 1
-
-
-
-
Voor het onderzoeken van ondernemingsplannen is in de GDW-wet en het Besluit een wettelijk kader gecreëerd, waarin objectieve criteria zijn opgenomen die vervolgens nader worden uitgewerkt door de Commissie (zie hiertoe ondermeer artikel 3 van het Besluit met de bijbehorende toelichting en de bij dit jaarverslag bijgevoegde “Procedure en voorschriften indienen ondernemingsplan”). Dit met als doel de toetsing van de bedrijfseconomische haalbaarheid van een ondernemingsplan. Subjectieve elementen, zoals kennis en ondernemerskwaliteiten van de indiener van het plan, worden door de Cvdg niet betrokken in de adviesprocedure. De Commissie beschikt ten behoeve van haar taakvervulling intern over een uitgebreide handleiding, waarin begrepen een toetsingskader. Indien naar de mening van de Cvdg de door de indiener van een ondernemingsplan verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor een beoordeling van het ondernemingsplan en/of voor de voorbereiding van het advies, dan stelt de Commissie de indiener in de gelegenheid om het ondernemingsplan binnen een door de Cvdg gestelde termijn aan te vullen (artikel 6 lid 1 van het Besluit). De Cvdg kan een positief of een negatief advies uitbrengen (zie ook artikel 4 lid 3, 9 en 10 van het Besluit). De Commissie adviseert binnen drie maanden na de datum van ontvangst van het ondernemingsplan (zie ook artikel 8 lid 1 en artikel 7 van het Besluit). Aan het indienen en behandelen van een ondernemingsplan zijn kosten verbonden. De kosten van advisering door de Cvdg op grond van de Regeling kosten ondernemingsplan gerechtsdeurwaarder bedragen € 2.600.
De Commissie heeft in het jaarverslag 2007 de verwachting uitgesproken dat in 2008 25 tot 30 ondernemingsplannen zullen worden ingediend. Het aantal in 2008 ingediende ondernemingsplannen bedroeg 28 en het aantal door de Commissie afgedane ondernemingsplannen 24 (waarvan 1 plan ingetrokken). Voor nadere informatie wordt verwezen naar hoofdstuk 3, waarin ondermeer een overzicht is opgenomen m.b.t. de aantallen ondernemingsplannen. Voor het jaar 2009 verwacht de Cvdg dat 25 tot 30 ondernemingsplannen zullen worden ingediend en zullen worden behandeld.
Jaarverslag Cvdg 2008
Pagina 2
2.
Samenstelling van de Commissie Volgens artikel 5 van het Besluit ondernemingsplan Gerechtsdeurwaarders bestaat de Cvdg uit een voorzitter en twee leden evenals twee plaatsvervangende leden. De voorzitter en het (plaatsvervangende) lid bezitten bedrijfseconomische deskundigheid. Het andere (plaatsvervangende) lid is gerechtsdeurwaarder. De voorzitter en de leden worden voor een termijn van ten hoogste vier jaar benoemd en kunnen éénmaal herbenoemd worden. Gedurende het verslagjaar zijn wijzigingen opgetreden in de samenstelling van de Commissie. De samenstelling van de Commissie was in het jaar 2008 als volgt: Dhr. Prof. dr. B.A. Bakker voorzitter tot 1 december 2008 Dhr. D. de Boer MBA voorzitter vanaf 1 december 2008, plaatsvervangend lid van 1 mei 2008 tot 1 december 2008 Mevr. drs. M.J. Daniëlson RA lid Dhr. R.C.A.M. Brandt lid gerechtsdeurwaarder Dhr. P.M.F. Otten plaatsvervangend lid gerechtsdeurwaarder Voor het plaatsvervangende lid bestaat per 31 december 2008 nog een vacature, deze vacature wordt in de loop van 2009 ingevuld. Het secretariaat van de Commissie wordt uitgeoefend door twee functionarissen van het BFT. Deze secretariaatsfunctie omvat het ondersteunen van de Commissie bij de beoordeling van het ondernemingsplan en het voorbereiden van het advies ten behoeve van de Commissie aan de indiener. De secretariaatsfunctie omvat tevens het onder verantwoordelijkheid van de Cvdg verder ontwikkelen van het geheel aan interne procedures voor de behandeling van ingediende ondernemingsplannen en van de toetsingskaders waarbinnen dit dient te geschieden. Het BFT heeft haar werkzaamheden zodanig georganiseerd, dat de toezichthoudende taken op de gerechtsdeurwaarders niet strijdig zijn met de werkzaamheden gericht op het onderzoeken van ingediende ondernemingsplannen en de voorbereiding van het advies ten behoeve van de Cvdg. De bij de secretariaatsvoering belaste functionarissen van het BFT zijn niet zelfstandig belast met het onderzoeken van ondernemingsplannen. Daarnaast is de toezichthoudende taak van het BFT zo georganiseerd dat meerdere personen betrokken zijn bij de oordeelsvorming omtrent de, ten behoeve van de Commissie, voorbereide adviezen. Hierbij worden de ondernemingsplannen behandeld door een andere functionaris van het BFT dan de functionaris die in eerste aanleg belast is met de toezichthoudende taak op het gerechtsdeurwaarderskantoor, waar het ondernemingsplan betrekking op heeft. Ten behoeve van haar taakuitoefening maakt de Cvdg, naast de personele capaciteit van het BFT, tevens gebruik van de bij dit Bureau aanwezige vergaderruimte, kantoorinrichting en overige middelen. De hiermee gemoeide kosten zijn begrepen in het tarief voor de advisering over het ondernemingsplan door de Commissie ad € 2.600. Tevens is in dit tarief begrepen de toe te rekenen kosten in verband met de vergoeding van de leden van de Commissie.
Jaarverslag Cvdg 2008
Pagina 3
3.
Verslag werkzaamheden
3.1
Actualisering
procedures en voorschriften indienen ondernemingsplan
Als kader voor het onderzoeken van een ingediend ondernemingsplan en het uitbrengen van een advies door de Commissie geldt artikel 6 lid 1 sub a en b van de GDW-wet, alsmede het Besluit ondernemingsplan gerechtsdeurwaarder. Bij het onderzoeken van ondernemingsplannen en het uitbrengen van een advies hierover aan de indiener, laat de Cvdg zich leiden door het uitgangspunt van de GDW-wet: namelijk meer marktwerking tussen de gerechtsdeurwaarders(kantoren). De Commissie acht het hierbij niet haar taak bij de oordeelsvorming over een ingediend ondernemingsplan, de belangen van de reeds gevestigde gerechtsdeurwaarders te doen prevaleren. Uitgaande van het hiervoor vermelde kader heeft de Commissie in het verleden het document “Procedure en voorschriften indienen ondernemingsplan” opgesteld. Dit document, is op 19 maart 2007 laatstelijk vastgesteld. Dit document is te downloaden vanaf de website van de KBvG (www.kbvg.nl) en de website van het BFT (www.bureauft.nl). De Cvdg beoogt met dit document de kwaliteit van de in te dienen ondernemingsplannen, waaronder begrepen de in deze plannen opgenomen informatie, te verbeteren, met als doel een zo doelmatig mogelijke werkwijze te bereiken en de kwaliteit van de advisering op grond van artikel 6 lid 1 van de GDWwet te optimaliseren. In dit verband wordt opgemerkt dat de Commissie een ingediend ondernemingsplan pas in behandeling kan nemen indien: - de verstrekte gegevens en bescheiden in het plan voldoende zijn; - de kosten voor de advisering over het ondernemingsplan zijn voldaan. Om de ingediende plannen op een uniforme wijze effectief en efficiënt te kunnen onderzoeken en hierover advies aan de indiener te kunnen uitbrengen beschikt de Commissie over een handboek ondernemingsplan gerechtsdeurwaarders, zijnde een beschrijving van de werkwijze en werkzaamheden van de Commissie en van haar secretariaat (zie artikel 5 lid 5 van het Besluit). 3.2
Werkwijze uitbrengen adviezen De in het verleden gestarte werkwijze, met betrekking tot het uitbrengen van adviezen, is gedurende dit verslagjaar ongewijzigd voortgezet. Dit betekent dat bij uitbreiding van het aantal vestigingsplaatsen het positieve advies van een uitgebreide toelichting wordt voorzien. In geval de uitkomst van het onderzoek – ongeacht de categorie van het plan – leidt tot het uitbrengen van een negatief advies, zal de Commissie eveneens een uitgebreid advies aan de indiener van het ondernemingsplan verstrekken. Dit geldt ook bij adviezen in bijzondere situaties. Voor positieve adviezen in opvolgingssituaties wordt volstaan met een beknopt advies. Desgewenst kan het MvJ achteraf aan de Cvdg verzoeken alsnog een nadere motivering op het afgegeven beknopte advies te verstrekken. Tevens maakt de Commissie in het advies zonodig ondermeer melding van feiten, die naar het oordeel van de Commissie strijdig kunnen zijn met de bestaande regelgeving en/of van belang kunnen zijn voor het verdere benoemingstraject tot gerechtsdeurwaarder.
Jaarverslag Cvdg 2008
Pagina 4
3.3
Kengetallen ondernemingsplannen 2008 Gedurende het verslagjaar is de Cvdg zeven maal bijeengeweest ten einde de adviezen over de ingediende ondernemingsplannen uit te kunnen brengen. Een overzicht van de door de Commissie verstrekte adviezen over de jaren 2008, 2007, 2006, 2005 en 2004 geeft het volgende beeld: Plannen: beginvoorraad Ontvangen adviesaanvragen Af: niet in behandeling genomen Af: ingetrokken Positief advies Negatief advies Plannen: eindvoorraad
2008 7 28 35
2007 4 25 29
2006 6 33 39
2005 8 37 45
2004 7 26 33
1 22 1 24
1 20 1 22
1 1 33 35
1 36 2 39
2 23 25
11
7
4
6
8
Uit het hiervoor gegeven overzicht blijkt dat: - het aantal in het jaar 2008 ingediende ondernemingsplannen (ook wel ontvangen adviesaanvragen genoemd) binnen het vooraf verwachte niveau ligt (tussen 25 en 30 plannen). Ten opzichte van 2007 is sprake van een stijging van het aantal aanvragen; - in het jaar 2008 één plan door een indiener is ingetrokken; - van de resterende 23 in 2008 afgedane plannen is in 22 gevallen een positief advies uitgebracht.; - in 2008 is één negatief advies uitgebracht. Bij de beoordeling van de verhouding van het aantal negatieve adviezen t.o.v. het totaal aantal uitgebrachte adviezen dient rekening gehouden te worden met de werkwijze van de Commissie, waarbij de indieners van ondernemingsplannen in een groot aantal gevallen door middel van een vragenbrief van de Commissie één of meerdere malen verzocht worden tot het doen van aanvullingen op hun ondernemingsplan (zie artikel 6 van het Besluit). Deze aanvullingen betreffen soms aanpassingen ter verbetering van de bedrijfseconomische aanvaardbaarheid en ter verbetering van onduidelijkheid t.a.v. eigendomsverhoudingen en winstverdelingen. De Commissie onderstreept hiermee haar preventieve functie om te voorkomen dat moeilijk realiseerbare plannen worden ingediend. De Commissie brengt een negatief advies uit indien niet aan de formele benoemingsvereisten van artikel 5 lid onder b en c van de GDW-wet wordt voldaan, dan wel indien niet voldaan wordt aan artikel 6 lid 1 van deze wet (onvoldoende financiële middelen en/of onvoldoende kostendekkendheid). - Bij 11 van de afgehandelde 24 plannen werd éénmaal om een aanvulling op grond van artikel 6 lid 1 van het Besluit verzocht. In 4 gevallen was sprake van een tweede aanvulling. Pas nadat deze gevraagde aanvullingen waren verstrekt was de Commissie in staat om tot een advies te komen.
Jaarverslag Cvdg 2008
Pagina 5
Van de in 2008 afgedane ondernemingsplannen kan de volgende specificatie worden gegeven (met vergelijkende cijfers 2004 t/m 2007): Cat Omschrijving A Opvolging in een reeds gevestigd solitair kantoor B Vestiging van een solitair kantoor C Opvolging in een reeds gevestigd kantoor in associatief verband D Vestiging in associatief verband met een reeds gevestigd kantoor E Vestiging van een kantoor in associatief verband F Wijziging van plaats van vestiging Totaal
2008 1
2007 2
2006 2
2005 1
2004 0
3 8
0 5
3 8
5 11
1 7
9
12
16
19
15
0
0
2
0
0
3 24
3 22
4 35
3 39
2 25
Uit het hierboven gegeven overzicht blijkt dat het grootste aantal afgegeven positieve adviezen betrekking heeft op vestigingen in bestaande gerechtsdeurwaarderskantoren (categorie C en D). In 2008 zijn 2 positieve adviezen en 1 negatief advies verstrekt voor de vestiging van een solitair kantoor (categorie B). Van alle verstrekte positieve adviezen in 2008 hebben 9 adviezen betrekking op een aanvraag voor benoeming tot gerechtsdeurwaarder in dienstbetrekking (2007: 5 aanvragen). Deze plannen betreffen in 5 gevallen categorie C. Dit betekent dat er binnen de maatschap een opvolging plaatsvindt van een gerechtsdeurwaarder die zijn werkzaamheden in dienstbetrekking uitvoert. Één plan is door een aanvrager ingetrokken, dit betrof een plan categorie F. Het streven naar meer concurrentie wordt in toenemende mate gerealiseerd door een toename van het aantal grotere kantoren, die ambtelijke en niet-ambtelijke werkzaamheden verrichten in een bepaalde regio. Hierbij creëert een aantal kantoren tevens een nieuwe vestiging waar dus in toenemende mate een gerechtsdeurwaarder in dienstbetrekking wordt belast met de dagelijkse leiding. Het aantal gerechtsdeurwaarders bedraagt ultimo 2008 375. Het aantal opvolgingen met een positief advies over 2008 (categorie A en C) bedraagt 9. Het aantal gerechtsdeurwaarders met een positief advies dat een andere plaats van vestiging heeft aangevraagd bedraagt 2. Gelet op het aantal uitgebrachte positieve adviezen ad. 22 bedraagt de potentiële uitbreiding van het aantal gerechtsdeurwaarders (categorieën B en D) derhalve 11. 3.4
Evaluatie ondernemingsplannen afgehandeld in 2005 Het BFT heeft op 26 september 2008 een rapportage aan de Commissie verstrekt omtrent de 39 in het jaar 2005 door de Commissie afgehandelde plannen. Van de afgehandelde plannen hebben 36 een positief advies gekregen. Één plan is ingetrokken en bij twee plannen is een negatief advies verstrekt. Van de 36 verstrekte positieve adviezen hadden er 3 betrekking op een nieuwe solitaire vestiging. De resultaatontwikkeling geeft bij 2 van deze kantoren aan dat deze conform de prognose plaatsvinden waarbij nog wel sprake is van een risicovolle situatie. Het direct bij de start kunnen beschikken over een aantal opdrachtgevers en/of het verkrijgen van werkaanbod vanuit de bestaande gerechtsdeurwaarderskantoren, lijkt voor deze categorie van zeer groot belang te zijn om het ondernemingsplan als solitaire starter succesvol te kunnen realiseren. Één plan had betrekking op een opvolging in een solitair kantoor. De resultaten van dit kantoor vallen sterk terug na een fusie met een ander kantoor. Bij de beoordeling van de plannen in categorie D is in 5 gevallen sprake van bijzonderheden. Bij twee plannen waren de risico’s juist ingeschat maar blijven de
Jaarverslag Cvdg 2008
Pagina 6
resultaten een kritische factor. Bij 1 plan is sprake van dissociatie als gevolg van ruzie. Als gevolg van de daling van het eigen vermogen is bij 1 plan het financieringsrisico toegenomen. Tenslotte is bij 1 plan als gevolg van de toegenomen concurrentie sprake van resultaten die onder druk staan. In de categorie F is bij 1 plan sprake van het defungeren door de gerechtsdeurwaarder om zich elders als incassobureau te vestigen om zich daarmee aan het toezicht door het BFT te onttrekken. De realisatie van de ondernemingsplannen in categorie C geeft in het algemeen geen reden tot het in bedrijfseconomische zin maken van bijzondere opmerkingen. Het is de bedoeling in 2009 een evaluatie door het BFT te laten vervaardigen van de over het jaar 2006 afgehandelde plannen.
Jaarverslag Cvdg 2008
Pagina 7
4.
Knelpunten en toekomstige ontwikkelingen Bij een aantal ondernemingsplannen is sprake van aanzienlijke bedragen voor goodwill bij toetreding tot een maatschap of bij overdracht van de praktijk. De bepaling van de goodwill geschiedt in deze gevallen normaliter op basis van gerealiseerde en genormaliseerde resultaten vanuit het verleden en/of op basis van geprognosticeerde resultaten voor de komende jaren. Voor de door de Commissie uit te voeren bedrijfseconomische toets op met name de kostendekkendheid na maximaal drie jaar van het ondernemingsplan, is een zeer hoog goodwillbedrag een (te) hoog risico voor de realisatie van het plan. In dergelijke situaties wenst de Cvdg dan ook dat in de goodwillovereenkomst een zgn. verrekenbeding wordt opgenomen dat er toe leidt dat de kostendekkendheid van de gerechtsdeurwaarderspraktijk na 3 jaar voldoende is gewaarborgd. Hierbij is het voor de Cvdg niet relevant of de goodwill in één bedrag wordt voldaan of dat sprake is van een zogenaamde ingroeiregeling of van een combinatie van beiden. Mede gelet op de diversiteit in berekeningswijzen van de goodwill, wenst de Commissie uiteraard voor de beoordeling van het ondernemingsplan de beschikking te hebben over de goodwillberekening en de hierbij gehanteerde uitgangspunten. Ten aanzien van de goodwill en het al dan niet opnemen van een verrekenbeding heeft de Commissie in eerdere besprekingen met KBvG en MvJ haar zienswijze uiteengezet. Het komt voor dat een aanvrager reeds enige jaren geleden is toegetreden tot de maatschap waarbij grote bedragen voor goodwill zijn betaald. De Commissie is hier de mening toegedaan dat in dergelijke gevallen de toets van kostendekkendheid eveneens geldt. In sommige ondernemingsplannen is sprake van het starten van een kantoor buiten de (hoofd)vestiging. De indiener van het ondernemingsplan deelt veelal mede dat hij bijvoorbeeld beschikt over een “gegarandeerd” (minimum) aantal ambtelijke handelingen of andere werkzaamheden afkomstig van het hoofdkantoor of van andere gerechtsdeurwaarderskantoren en/of van opdrachtgevers. In dergelijke situaties zal de Cvdg, ten einde de levensvatbaarheid van de nevenvestiging te kunnen toetsen, de indiener door middel van een aanvulling op zijn plan om een onderbouwing verzoeken. Indien sprake is van een nieuwe solitaire vestiging zal de Commissie verlangen dat de basis voor de omzet (voor een belangrijk deel) schriftelijk wordt onderbouwd. De trend is dat deze kantoren veelal worden ondersteund vanuit andere kantoren. In ondernemingsplannen zijn in het maatschapscontract soms beperkingen opgenomen voor het uitvoeren van ambtelijke werkzaamheden binnen een bepaalde termijn, dan wel binnen een bepaald gebied. De Commissie wijst er in dit kader op dat de voormelde geografische en/of functionele beperking van zowel de ambtelijke als de niet ambtelijke werkzaamheden niet is toegestaan.
De toenemende concurrentie tussen de incassobureau’s en gerechtsdeurwaarderskantoren blijft niet beperkt tot niet-ambtelijke werkzaamheden. Grotere en middelgrote incasso-organisaties, die vaak aanzienlijke aantallen opdrachten aanbieden bij gerechtsdeurwaarderskantoren, sluiten met deze gerechtsdeurwaarderskantoren overeenkomsten af, waarbij vrijwel altijd het gehele incassotraject, inclusief de daarmee gepaard gaande ambtelijke werkzaamheden, betrokken wordt. De prijs die uiteindelijk door deze incasso-organisaties betaald wordt voor de ambtelijke werkzaamheden, ligt vaak (fors) onder de zogenaamde Jaarverslag Cvdg 2008 Pagina 8
schuldenaarstarieven die zijn verankerd in het Besluit Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders (Btag). Deze zogenaamde “package-deals” hebben derhalve tot gevolg dat gerechtsdeurwaarderskantoren van de genoemde incassoorganisaties niet uitsluitend op het gebied van niet-ambtelijke werkzaamheden, doch ook op het gebied van ambtelijke werkzaamheden, concurrentie ondervinden. De Commissie beoordeelt geen wijziging van gerechtsdeurwaarder in dienstbetrekking naar gerechtsdeurwaarder-ondernemer. Of hier in de praktijk gebruik van wordt gemaakt zal getoetst worden door het BFT bij het instellen van het periodieke onderzoek. De indiener van een plan dient aan de Commissie juiste en volledige informatie te verstrekken. Het BFT controleert deze aspecten bij de door haar ingestelde onderzoeken. Op grond hiervan kan zonodig door het BFT worden besloten een klacht bij de Kamer voor gerechtsdeurwaarders in te dienen. In mei 2008 heeft een afvaardiging van de de Cvdg gesproken met de Commissie evaluatie Gerechtsdeurwaarderswet. Op 18 december 2008 is door de KBvG een nieuwe richtlijn onafhankelijkheid gerechtsdeurwaarders aangenomen. Deze nieuwe richtlijn is op onderdelen aangescherpt en verduidelijkt ten opzichte van de vorige versie. Bij de beoordeling van de bedrijfseconomische aanvaardbaarheid van het plan is het uitgangspunt dat wordt voldaan aan de voormelde richtlijn.
Jaarverslag Cvdg 2008
Pagina 9