UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN VAKGROEP COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
NEDERLANDSTALIGE ONLINE MUZIEKJOURNALISTIEK EEN ONDERZOEK NAAR ONAFHANKELIJKE ONLINE MUZIEKMAGAZINES
KRISTOF VANDE VELDE
MASTERPROEF TOT HET BEHALEN VAN DE GRAAD VAN MASTER IN DE JOURNALISTIEK
Promotor : Prof. dr. Hans Verstraeten Commissarissen: lic. Kevin Mc Mullan en dr. Steve Paulussen
2 Inhoud Voorwoord
4
Inleiding
5
1
Onlinejournalistiek 1.1 Het internet 1.1.1 Geschiedenis 1.1.1.1 Het World Wide Web 1.1.2 Het internet vandaag 1.2 Onlinejournalistiek 1.2.1 Geschiedenis 1.2.1.1 Teletekst 1.2.1.2 Videotex 1.2.1.3 Onlinejournalistiek op het World Wide Web 1.3 Onlinemagazines 1.3.1 Situering 1.3.1.1 Onlinekranten 1.3.1.2 Nieuwswebsites 1.3.1.3 Portaalsites 1.3.1.4 Weblogs 1.3.1.5 Onlinemagazines 1.3.2 Voordelen 1.3.2.1 Snelheid 1.3.2.2 Flexibiliteit 1.3.2.3 Interactiviteit 1.3.2.4 Multimedialiteit 1.3.2.5 Hypertextualiteit 1.3.2.6 Individualisering 1.3.3 Nadelen 1.3.3.1 Journalistieke geloofwaardigheid 1.3.3.2 Technologische mogelijkheden onbenut 1.3.3.3 Gebruiksgemak 1.3.3.3.1 Een nieuwe schrijfstijl? 1.3.3.4 Snelheid in plaats van accuratesse 1.3.3.5 De legale aspecten 1.3.3.5.1 Copyright 1.3.3.5.2 Privacy 1.3.3.6 De financiële aspecten 1.3.3.6.1 Registratiegeld 1.3.3.6.2 Bijdragen voor extra diensten 1.3.3.6.3 Adverteerders
6 6 6 7 7 8 8 9 9 10 11 11 11 11 12 12 13 14 14 14 14 16 17 18 19 19 20 20 21 21 22 22 23 23 24 24 25
2
Muziekjournalistiek 2.1 Geschiedenis 2.1.1 Verenigde Staten 2.1.2 Groot Brittannië 2.1.3 Vlaanderen 2.2 De muziekjournalist 2.3 Inhoudelijk 2.4 De media 2.4.1 Audiovisueel
26 26 27 29 31 32 33 35 35
3 Televisie 2.4.1.2 Radio 2.4.2 Gedrukt en online 2.4.2.1 Kranten 2.4.2.2 Magazines 2.4.2.2.1 Gedrukte muziekmagazines 2.4.2.2.2 Fanzines en underground pers 2.4.2.2.3 Onafhankelijke online muziekmagazines 2.5 Huidige tendensen 2.4.1.1
35 35 35 36 36 36 37 37 38
Besluit
43
Bibliografie
45
Bijlagen – Interview Joost Devriesere – Interview Matthieu Van Steenkiste – Interview Dieter Craeye – Albumrecensies Pearl Jam – Albumrecensies Whatever People Say I Am, That's What I'm not – Albumrecensies Over the Sun
52 64 78 91 95 101
4
Voorwoord Omdat ik dit werk tot een eind heb kunnen brengen dankzij de hulp van enkele vriendelijke mensen, wil ik hen hier bedanken. Mijn dank gaat uit naar prof. dr. Hans Verstraeten die me in goede banen heeft geleid en me van bruikbare ideeën heeft voorzien. Kevin Mc Mullan heeft me begeleid bij het muziekgedeelte van dit onderzoek en heeft me duidelijke richtlijnen voor mijn diepte-interviews bezorgd. Dr. Steve Paulussen en Brecht Ransschaert hebben me veel bijgebracht over onlinejournalistiek. Joost Devriesere, Matthieu Van Steenkiste en Dieter Craeye hebben me als medewerkers van onafhankelijke online muziekmagazines vriendelijk bijgestaan en hebben verschillende uren van hun tijd aan mijn vragen besteed. Verschillende mensen hebben me ideeën bijgebracht of hebben me concreet bronnenmateriaal bezorgd. Daarom wil ik Tom De Moor, Steven Vervaet, Robin Van Cleemput, Annemiek Seeuws, Maarten Van Looy, Jerina Vanderborght en Annelies Vande Velde bedanken. Annelies Vande Velde is zo vriendelijk geweest mijn persoonlijke corrector te zijn. Veel dank gaat naar haar. Tenslotte dank ik iedereen die mij in dit onderzoek, op welke manier dan ook, heeft gesteund.
5
Inleiding Hoewel er wereldwijd al onnoemelijk veel is geschreven door online muziekjournalisten, is er bijzonder weinig geschreven over online muziekjournalistiek. Nog veel minder onderzoek is verricht naar deze journalistieke vorm in de Nederlandstalige pers. Over onlinejournalistiek verschijnen elk jaar wetenschappelijke publicaties en over muziek zijn bibliotheken geschreven. Onderzoek naar muziekjournalistiek op academisch niveau was in het verleden bijna ondenkbaar, maar naar analogie met de aandacht die populaire cultuur steeds meer krijgt in academische middens, krijgen studies over populaire muziek en in het bijzonder hoe de media erover berichten een plaats in het lessenpakket. In 2003 begon de universiteit van Chicago als eerste in de Verenigde Staten met een opleiding 'Muziekkritiek'. De universiteit van Leiden biedt in haar Master Muziekwetenschap in het academiejaar 2006-2007 een vak muziekjournalistiek aan (Ludwig, 2002; Website Universiteit Leiden, 2006). In dit onderzoek wil ik tot een beeld komen van Nederlandstalige, onafhankelijke, online muziekmagazines van vandaag en wil ik hun relevantie kaderen in een historisch overzicht. Het is mijn bedoeling aan te tonen dat deze elektronische tijdschriften steeds meer aan belang winnen ten opzichte van traditionele media. De centrale gedachte die in dit onderzoek schuilt is dan ook: de eeuwige druk om de adverteerder en de lezer te vriend te houden en een gebrek aan tijd en ruimte zorgen ervoor dat kwalitatieve, uitgebreide journalistiek over populaire, hedendaagse muziek zich verschoven heeft van traditionele media naar onlinemedia en dat steeds meer lezers de weg naar deze nieuwe media vinden. Deze masterproef is opgedeeld in twee delen, elk noodzakelijk om onafhankelijke, elektronische muziekbladen te kunnen plaatsen. In beide onderdelen vertrek ik van een basisbegrip om stap voor stap dichter te komen tot de kern van dit onderzoek. In een eerste deel richt ik me op het elektronische gedeelte van deze magazines. Ik geef een beeld van het internet, hoe het tot stand is gekomen en wat het vandaag voorstelt. Hierop volgt een onderzoek naar journalistiek dat van dit internet gebruik maakt en naar de verschillende journalistieke verschijningsvormen op het internet. Hierin situeer ik onlinemagazines waarna ik alle voordelen en nadelen voor de gebruiker en de recipiënt overloop. Het tweede deel van deze masterproef richt zich op het muzikale aspect van deze magazines. Het is mijn bedoeling hedendaagse muziekjournalistiek in Vlaanderen historisch te plaatsen en te komen tot een overzicht van de belangrijkste vragen en problemen waarmee deze journalistiek vandaag worstelt. Ik probeer een beeld te scheppen van de muziekjournalist en in welke media deze opereert. Ik sluit af met een poging om belangrijke hedendaagse tendensen weer te geven en beargumenteer waarom muziekliefhebbers vandaag steeds meer de weg vinden naar onafhankelijke online muziekmagazines in het nadeel van de traditionele media. Omdat er zo goed als geen literatuur bestaat over elektronische muziekmagazines, leek het me opportuun om me te informeren bij enkele mensen die al jaren voor dergelijke tijdschriften werken. De uitgeschreven interviews zijn in bijlage bijgeleverd, net als een aantal cd-besprekingen die het mij mogelijk maken mijn argumenten te verstevigen.
6
1. Onlinejournalistiek Paper is no longer a big part of my day. - Bill Gates -
Verschillende benamingen zijn voorhanden voor journalistiek die gebruik maakt van het internet. Zo zijn internetjournalistiek en webjournalistiek vaak gebruikte termen. Ook e-journalistiek, netwerkjournalistiek en cyberjournalistiek hebben dezelfde betekenis. Ik volg de traditie in de communicatiewetenschappen en gebruik de benaming onlinejournalistiek (Paulussen, 2004, p. 257). Omdat onlinejournalistiek volgens een definitie van Steve Paulussen een vorm van journalistiek is “die voor de verspreiding van nieuws en informatie een beroep doet op een onlinemedium, veelal een nieuwssite op het internet” (2004, p. 257), is het aangewezen eerst een beknopt beeld te geven van het medium waarvan onlinejournalistiek gebruik maakt: het internet.
1.1 Het internet Het begrip 'internet' mag beslist niet verward worden met het 'World Wide Web' (www). Het internet is een wereldwijd netwerk van computers, dat elke gebruiker ervan toelaat informatie op te vragen op een andere locatie van dat netwerk, terwijl het World Wide Web het middel is waarmee deze handeling hoofdzakelijk wordt verricht. Het World Wide Web zorgt ervoor dat individuen met behulp van hun computermuis, iconen en andere visuele elementen, op een eenvoudige manier van het internet gebruik kunnen maken. Niemand bezit het internet, onderhoudt het of is er verantwoordelijk voor (Foust, 2005, p. 20, p. 259; Reddick & King, 2001, p. 17).
1.1.1 Geschiedenis Het netwerk dat sinds het begin van de jaren negentig een van de meest ingrijpende technologische vernieuwingen in de geschiedenis van de mens zou blijken, en de internationale term 'internet' meekreeg, zag zijn ontstaan reeds enkele decennia voordien. Het moment waarop mensen begonnen te denken over netwerken van communicatie op het einde van de jaren vijftig van de twintigste eeuw, kan beschouwd worden als het moment waarop het internet als idee ontstond. De ontwikkeling van het computernetwerk, of het fysiek verbinden van twee of meerdere computers, is de basis van alle vormen van computergestuurde communicatie. Het is niet verwonderlijk, gezien de politieke en economische wereldsituatie in die tijd, dat wetenschappelijke (en economische) belangen van de Amerikanen de aanvankelijke motor waren voor de ontwikkeling van dit netwerk: Uit vrees door de Russen voorbijgestoken te worden op vlak van wetenschap en technologie besloot het Defense Apartment van de Verenigde Staten tot de oprichting van het Advanced Research Project Agency (ARPA), dat onderzoek moest stimuleren. Een van de afdelingen van ARPA, het Information Processing Techniques Office (IPTO), zou zich in de jaren zestig onder meer bezighouden met het ontwikkelen van een interactief computernetwerk.. (Paulussen, 2004, p. 16)
Van groot belang was de veiligheid van het netwerk (tegen inbreuken door de Sovjet-Unie) en het feit dat niet één centrale computer het netwerk zou dragen. Het netwerk was zo ontwikkeld, dat het nog kon functioneren als verschillende delen zouden worden gesaboteerd. In 1969 slaagde ARPA erin vier computers van verschillende Amerikaanse universiteiten permanent met elkaar te verbinden, wat meteen het ontstaan van ARPANET betekende. “De grootste troef van het nieuwe netwerk was gelegen in de idee dat je informatie voortaan kon opbreken in kleine eenheden of pakketjes” (Roelstraete, 2004, p. 4). Wanneer die afzonderlijke eenheden op de bestemming
7 terechtkwamen, werden ze tot het oorspronkelijke geheel gereconstrueerd. Doordat communicatie steeds rechtstreeks tussen bron en bestemming plaatsvond, was de kans op verloren informatie miniem, zelfs al werd een deel van het netwerk gesaboteerd. Gedurende de jaren zeventig groeide het aantal aangesloten computers gestaag en een tiental jaar na de oprichting ervan, waren honderden computers via ARPANET met elkaar verbonden (Foust, 2005, p. 20; Paulussen, 2004, p. 16; Reddick & King, 2001, p. 13, p. 21-22; Van Raemdonck, 2002, p. 10; Roelstraete, 2004, p. 4; Wikipedia History of the Internet, 2006). In Groot-Brittannië ontwikkelde men op hetzelfde moment een gelijkaardig netwerk: X.25. Snel werd dit ook door bedrijven gebruikt. Als eersten boden ze voor het publiek toegankelijke inbelnetwerken aan, zoals Compuserve. In 1979 werd de eerste e-mail verstuurd, terwijl chatconversaties mogelijk werden in 1980 (Wikipedia X.25 2006). In 1983 dook de naam 'Internet' voor het eerst officieel op. ARPANET werd opgesplitst in MILNET, een netwerk voor militaire doeleinden, en ARPANET-INTERNET voor burgerlijk gebruik. Omdat er verschillende types netwerken bestonden, zoals X.25 er een was, werd gezocht deze met elkaar te verbinden. Na het samensmelten van ARPANET met NSFNet, een netwerk van de Amerikaanse National Science Foundation, gingen steeds meer netwerken zich hierbij aansluiten. X.25 bijvoorbeeld, sloot zich in 1984 aan (Paulussen, 2004, p. 16; Wikipedia History of the Internet, 2006). 1.1.1.1 Het World Wide Web “The intuitive point-and-shoot design of the Web was much easier to master than the earlier architectures of the Internet and led to extraordinary growth” (Callahan, 1999, 2). Het was Tim Berners-Lee die HTML1 (hypertext markup language) ontwikkelde. Hij had gezocht naar een eenvoudige manier waarop wetenschappers gegevens via het Internet konden delen. Op 6 augustus 1991 plaatste Berners-Lee een samenvatting van zijn project op het internet. Deze dag wordt beschouwd als de eerste waarop het internet toegankelijk was als een publieke dienst. Vanaf 30 april 1993 is het World Wide Web gratis te gebruiken door iedereen. Het grote voordeel van het World Wide Web is dat het informatie, van waar dan ook op het internet en onder welke vorm dan ook, met elkaar verbindt en dat de zoektocht ernaar gebruiksvriendelijk wordt. Geïnspireerd door het succes van de browser2 Netscape Navigator (1993) van de student Marc Andreesen, voegde Microsoft in 1995 met Internet Explorer een eigen browser toe bij het Windows 95-pakket (Paulussen 2004, p. 17; Foust 2005, p. 22; Reddick & King, 2001, p. 35; Reddick & King, 2001, p. 24; Wikipedia World Wide Web, 2006).
1.1.2 Het internet vandaag Omdat alles wat met het internet te maken heeft aan een dermate snelle verandering onderhevig is, is de meest recente bron nodig om een realistisch beeld van de omvang van dit netwerk te geven. Aangezien gedrukte literatuur deze wedstrijd reeds lang heeft verloren, is enkel het internet zelf up to date te noemen. De groei en omvang van het internet kan op drie verschillende manieren gemeten worden: het aantal verbonden computers, het aantal gebruikers en de te vinden hoeveelheid informatie. Een organisatie die het tot zijn taak heeft gemaakt de meeste recente gegevens te verschaffen wat het aantal gebruikers betreft, is www.internetworldstats.com. Van de ongeveer zes en een half miljard mensen op aarde zijn er op dit moment (april 2006) om en bij de een miljard die regelmatig gebruik maken van het internet. Dit maakt een percentage van 15,7 procent (zie tabel 1). 1
2
HTML zorgt ervoor dat tekst, afbeeldingen en andere elementen naast elkaar kunnen functioneren op een computerscherm en heeft als tweede belangrijk voordeel dat het gebruikers toelaat makkelijk van de ene computer naar de andere te gaan, enkel door een muisklik op het scherm (Foust 2005: 22). Een computerprogramma dat HTML-codes interpreteert en hiermee webpagina's reconstrueert op het computerscherm (Foust 2005: 257).
8 Het zijn voornamelijk de westerse landen die procentueel het hoogst scoren, wat het gebruik van internet betreft. Ruim 68 procent van de mensen in het Noord-Amerikaanse continent is internetgebruiker, wat in schril contrast staat met 2,5 procent in Afrika. Europa haalt het hoge aantal van Noord-Amerika niet (ca. 36 procent) en vertoont een beduidend verschil tussen EU-lidstaten en andere Europese landen, respectievelijk 49,8 procent en 17,4 procent (Reddick & King, 2001, p. 21; internetworldstats, 2006). Locatie Wereld Europa
Bevolking
Internetgebruik
Internet procentueel
Groei gebruik (2000-2005)
6499697060
1018057389
15,70% 182,00%
807289020
290121957
35,90% 176,10%
België
10481831 5100000 Tabel 1 – gegevens internetgebruik april 2006 (internetworldstats 2006)
48,70% 155,00%
Zoals blijkt uit tabel 1, is België een land waarin het internetgebruik relatief hoog ligt in vergelijking met het wereldgemiddelde en zelfs met het Europees gemiddelde. Dit internetgebruik is dan ook recht evenredig met de ontwikkelingsgraad van een land. Dit is niet verwonderlijk omdat (dure) computers een luxeproduct zijn en ook de internetverbinding niet gratis is. Zo zie je dat een traditioneel rijk land als Zweden een procentueel gebruik haalt van ca. 75 procent, terwijl het in bloei komende Polen net geen 28 procent haalt (internetworldstats, 2006). Wat verder opvalt is dat de recente groei van het gebruik omgekeerd evenredig is met de ontwikkelingsgraad van een land. Afrika haalt een groei van ruim 400 procent in de periode tussen 2000 en 2006. In dezelfde periode zien we bij Noord-Amerika slechts een verdubbeling en in een hoog ontwikkeld land als Zweden een groei met 68 procent (internetworldstats, 2006). De omvang van het internet kan ook gemeten worden aan de hand van het aantal websites. Netcraft houdt zich al meer dan tien jaar bezig met het meten van gegevens en samenstellen van statistieken met betrekking tot het internet. Op dit moment (april 2006) zijn er wereldwijd meer dan tachtig miljoen websites. Dit aantal is verdubbeld in de laatste drie jaar. 'Internet Systems Consortium' voert elke zes maanden een telling van het aantal domeinnamen uit. In juli 1997 werden er ruim 26 miljoen geteld. Twee jaar later waren het er al meer dan 56 miljoen. De meest recente telling van januari 2006 leert ons dat bijna 395 miljoen3 domeinnamen op het internet te vinden zijn4. Het grote probleem dat hierdoor wordt teweeg gebracht is dat de gemiddelde gebruiker steeds moeilijker kan kiezen uit het overaanbod en gericht zoeken naar kwalitatieve informatie belemmerd wordt (Reddick & King, 2001, p. 21; Netcraft, 2006; Internet Systems Consortium, 2006).
1.2 Onlinejournalistiek 1.2.1 Geschiedenis The roots of online journalism lie in 1970, when virtually no one outside Isaac Asimov and a few science fiction writers had even considered the possibility that regular people would someday have computers. (Carlson, 2003, 31)
3 4
394 991 609 is het exacte aantal (Internet Systems Consortium 2006). Het grote verschil tussen het aantal domeinnamen en het aantal websites heeft een eenvoudige verklaring: domeinnamen worden massaal opgekocht om er later een website van te maken of om ze door te verkopen wanneer ze meer geld waard zijn. Elke website heeft een domeinnaam nodig maar een domeinnaam op zich veronderstelt geen website. Een domeinnaam biedt garantie op een (mogelijk toekomstige) website.
9 Onlinejournalistiek veronderstelt het gebruik van computers of andere apparaten zoals gsm's en decoders voor digitale televisie die gebruik kunnen maken van het internet en het is pas sinds de komst van het World Wide Web begin de jaren negentig dat er sprake kan zijn van journalistiek via het internet voor het grote publiek. Dit neemt niet weg dat er voordien andere pogingen waren om nieuws zo snel mogelijk bij zoveel mogelijk mensen te brengen. De uitvinders van de vroegste digitale informatiesystemen zagen de toekomst van snelle informatie bij televisie en niet bij de computer. Onlinejournalistiek verschilt van andere vormen van journalistiek omdat de technologische component een determinerende factor is (Carlson, 2003, p. 31; Deuze, 2001, 22 oktober). 1.2.1.1 Teletekst Nog steeds veelvuldig in gebruik vandaag (maar beslist niet zo populair als het internet) is teletekst. In tegenstelling tot het internet is het niet-interactief en brengt het een tekst met eventuele, grafisch erg beperkte, afbeeldingen op een televisiescherm. Teletekst biedt allerhande recente informatie en is niet te zien op een televisietoestel zonder specifieke decoder. Iedere afzonderlijke tv-zender biedt zijn eigen teletekstdienst aan. Door middel van een getal met drie cijfers roept de gebruiker een specifieke pagina op. Op een aantal vaste pagina's tonen menu's de inhoud van andere pagina's. In de Verenigde Staten is teletekst nooit doorgebroken, maar in de rest van de wereld en dan vooral in Europa was en is het geen succesloze formule (Boczkowski, 2004, p. 29-31; Carlson, 2003, p. 32; Wikipedia Teletext, 2006). Teletekst is dan ook in Europa ontstaan. Na de uitvinding in 1970 nam de Britse openbare omroep BBC een jaar later een patent. De aandacht van het publiek en de pers was aanzienlijk en een eerste werkmodel werd voorgesteld in 1973. BBC noemde het systeem 'Ceefax' (naar 'see facts') en niet veel later pakte de Britse private omroep uit met 'Oracle', een concurrent. Andere landen volgden snel: “The descendants of both still are operating in Great Britain today, and many other countries around the world bought the British technology or developed their own teletext systems” (Carlson 2003, p. 34). De grote nadelen waar teletekst vandaag nog steeds mee kampt zijn de beperktheid in ruimte en grafische ondersteuning en het feit dat het soms even kan duren voor een gevraagde pagina verschijnt (Carlson, 2003, p. 32-34; Boczkowski, 2004, p. 29). 1.2.1.2 Videotex Een stap dichter naar het huidige World Wide Web, maar ongeveer gelijktijdig ontwikkeld als teletekst is videotex. Het grote verschil met teletekst is de interactiviteit van dit systeem. Videotex is een interactief, computergestuurd systeem dat tekst en afbeeldingen voorziet op een televisietoestel, een videomonitor of een pc. De bestanden verspreiden zich via de telefoonkabel, een computernetwerk of een draadloos netwerk. Videotex5 kan daarom beschouwd worden als de voorloper van alle huidige interactieve onlinesystemen (Boczkowski, 2004, p. 20-21; Carlson, 2003, p. 35-38). Het eerste videotexsysteem was het Britse Prestel. Het werd voorgesteld in 1974 en vijf jaar later op de markt gebracht. Het geloof in videotex was groot en de Britse kranten maakten van Prestel gebruik om online nieuws te brengen. De Financial Times en de Post waren bij de eersten in 1978. Het veranderende socio-economische klimaat, de digitalisering van de krantenproductie en de algemeen verspreide ideologie van het technologisch determinisme waren belangrijke redenen voor kranten om voor videotex te kiezen. Videotex werd beschouwd als een symbool en een middel van een groeiende informatiemaatschappij. Vooral Frankrijk geloofde sterk in het project, zoals Paulussen aangeeft: 5
Het World Wide Web en alle huidige interactieve, onlinesystemen zijn een vorm van videotex, wanneer de brede definitie van dit begrip in acht wordt genomen (Wikipedia Videotex, 2006).
10 [Frankrijk] zou in Europa dan ook een voortrekkersrol spelen bij de uitbouw van de 'informatiesamenleving'. De Franse overheid pompte miljarden in dit project: ze verspreidde zes miljoen Minitels (videotex-terminals) gratis onder de bevolking en investeerde, in het kader van het 'Grand Plan Cable', aanzienlijk in de digitalisering van het telefoonnetwerk. (2004, p. 19)
Toch liep het verkeerd en bleef het verhoopte succes uit. Vaak bleken de kosten duurder dan verwacht. Een kapitale fout was het verbinden van de telefoonkabel met die van televisie. Hierdoor kon de telefoonkabel niet gebruikt worden voor andere bezigheden, wanneer het televisietoestel aan stond. Het succes verminderde eveneens wanneer videotex niet 'nieuw' meer was en het interactieve element werd meer gebruikt tussen gebruikers onderling dan tussen journalistieke projecten en individuen. Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig nam de journalistieke bedrijvigheid op videotex gevoelig af (Boczkowski, 2004, p. 21-22, p. 28; Carlson, 2003, p. 35-38, p. 41-42; Paulussen, 2004, p. 19-20). 1.2.1.3 Onlinejournalistiek op het World Wide Web Wired Magazine was volgens Van Raemdonck (2002, p. 12) een van de eerste belangrijke kranten op het internet. Vanaf 1993 had deze een website. Dit is hetzelfde jaar wanneer radio voor het eerst online te beluisteren was, een andere vorm van onlinejournalistiek, die ik in dit onderzoek niet behandel. Volgens David Carlson was de eerste krant die op regelmatige basis publiceerde op het web de Palo Alto Weekly en dit vanaf 19 januari 1994. De volledige inhoud van de krant werd tweemaal per week op het net geplaatst en was gratis te bekijken. Diezelfde maand nog boden negentien andere kranten online hun diensten aan (2003, p. 50). De aantrekkelijkheid van het World Wide Web voor deze bladen was ditmaal groter dan bij vroegere onlinesystemen: Some newspapers and magazine publishers quickly recognized that the Web offered an interface closer to the newspaper model than any form of videotex had before. For the first time, it was possible to put headlines, photos, captions, and text together on a single page in a way that closely represented the classic look of a newspaper. (Carlson, 2003, p. 50)
Vooral het idee dat een krant op het internet ook nog leek op een papieren krant, was doorslaggevend voor bladen om online te gaan. Het was voor hen belangrijk dat mensen die bijvoorbeeld The New York Times lezen ook op het internet het gevoel hebben dat ze dit specifieke dagblad onder ogen krijgen en niet zomaar een samenraapsel van woorden en afbeeldingen. De grootste reden waarom kranten en tijdschriften aanvankelijk aarzelden om de stap naar het internet te maken was het ontbreken van mogelijkheden om er inkomsten uit te halen. Er was nog geen manier ontwikkeld om gebruikers te laten betalen en het aantal internetgebruikers was nog zo laag dat adverteerders geen interesse vertoonden. Aangezien de hoeveelheid gebruikers exponentieel toenam, zochten steeds meer kranten en magazines hun heil op het web. Tegen mei 1995 hadden een 150 dagbladen de weg naar het internet gevonden. In november van hetzelfde jaar waren het er al 330. Christopher Callahan merkt op dat meer dan 3600 nieuwsbladen een website hadden begin 1998. Samen met het enthousiasme van de kranten was er een zekere angst voor de toekomst: “many newspaper people imagined the Internet and related technological changes to be tied to dramatic transformations in their own industry”(Boczkowski, 2004, p. 37). Volgens velen zou de digitale toekomst van kranten een nefaste invloed hebben op zaken als werkgelegenheid in en de kwaliteit van de krantensector. De ultieme angst van de nieuwswereld is altijd geweest dat onlinekranten gedrukte kranten overbodig zullen maken. Toch konden dagbladen het zich niet veroorloven niet digitaal te gaan. Het geringe succes van onlinejournalistiek bij algemene dagbladen vandaag geeft aan dat gedrukte bladen nog lang niet nutteloos zijn. Gelieerde websites worden eerder gebruikt als aanvulling op het gedrukte blad (Carlson, 2003, p. 50-51; Kawamoto, 2003, p. 12; Callahan, 1999, p. 51; Boczkowski, 2004, p. 36- 38; Evers, 2002, p. 17).
11
1.3 Onlinemagazines 1.3.1 Situering Steve Paulussen maakt een belangrijk onderscheid tussen twee types media op het internet. Ten eerste is er 'gelieerde onlinemedia'. Dit zijn websites verbonden aan andere media, zoals tijdschriften, kranten, radio en televisie, die zonder het internet ook zouden bestaan. Ten tweede is er 'alleenstaande onlinemedia'. Hierbij gaat het om “gewone nieuwswebsites zonder banden met de traditionele mediasector, maar ook om zogenaamde portaalsites, e-zines, community-sites of weblogs” (2004, p. 51). In dit hoofdstuk ga ik kort in op de verschillende types en situeer ik onlinemagazines in het spectrum van onlinemedia. 1.3.1.1 Onlinekranten Het meest bekende type van de gelieerde onlinemedia zijn onlinekranten. In de laatste tien jaar zijn deze “uitgegroeid tot de belangrijkste nieuwsmedia op het internet” (Paulussen, 2005, p. 25). Onlinekranten zijn de digitale tegenhangers van gedrukte dag- of weekbladen en vertonen al dan niet de volledige inhoud van de gedrukte versie op hun website. Wanneer er geen of bijna geen inhoudelijk verschil is tussen de gedrukte en de onlinekrant, dan wordt de term 'shovelware' gebruikt voor de online-inhoud: “it is [...] simply 'shoveled' onto the Web site with little or no modification” (Foust, 2005, p. 16). Een andere praktijk is wat Pablo J. Boczkowski 'recombining' (opnieuw samenstellen) noemt: het overnemen van een tekst uit de gedrukte editie en deze tekst online uitbreiden aan de hand van uitweidingen of verwijzingen naar gelijkaardige teksten op andere locaties. 'Recreating' tenslotte (opnieuw creëren) wijst volgens Boczkowski op een tekst die speciaal voor de onlinekrant is gemaakt en bijgevolg niet aanvankelijk in een gedrukt blad is verschenen. Deze drie verschillende strategieën komen min of meer overeen met de geschiedenis van onlinekranten. Toen kranten digitaal gingen, werd niets anders gedaan dan (gedeelten van) de gedrukte inhoud overnemen. Steeds meer evolueren onlinekranten naar websites die ten volle gebruik maken van de mogelijkheden van het internet. Zo is de interactie tussen lezer en journalist veel eenvoudiger via een digitale krant dan op de traditionele manier. Er bestaan onlinekranten die niet verbonden zijn met een klassieke krant, maar volgens James C. Foust zijn die eerder zeldzaam. Voorbeelden van Belgische gelieerde onlinekranten zijn standaard.be en demorgen.be (Foust, 2005, p. 13, p.16; Paulussen, 2004, p. 52; Roelstraete, 2004, p. 6-7; Boczkowski, 2004, p.57, p.60; Deuze, 2001, 22 oktober; Van Raemdonck, 2002, p. 14). Een experiment dat nooit succes heeft gekend is de gepersonaliseerde krant. 'The Daily Me' was een Amerikaans project waarbij gebruikers dagelijks enkel die katernen kregen die ze vooraf aangekruist hadden. Omdat krantenlezers het gevoel willen behouden dat ze ook over zaken kunnen lezen die hen op het eerste zicht niet boeien, was dit project gedoemd te mislukken. Volgens van Jole zullen persoonlijke nieuwsdiensten nooit van de grond komen: “Men heeft het gevoel iets te missen en mensen die nieuws zoeken willen nu juist niets missen”(Evers, 2002, p. 18) (de Bens, 2001, p. 177). 1.3.1.2 Nieuwswebsites Nieuwswebsites hebben dezelfde functie als onlinekranten. Ze zijn echter niet verbonden aan een krant maar aan een ander medium zoals een televisiezender of een radiozender. Ze verschillen van websites van overheidsinstellingen, organisaties, bedrijven en dergelijke meer want “net als de traditionele gedrukte en audiovisuele media doen nieuwswebsites voor hun 'concent' beroep op journalisten” (Paulussen, 2004, p. 52). Niet-gelieerde nieuwssites, ook wel 'online-only media' of 'net native media' zijn vaak bescheiden projecten die tot stand komen door een samenwerking van
12 enkele journalisten. Vrtnieuws.net is een gelieerde nieuwswebsite, terwijl sport.be niet verbonden is. Een van de meest ambitieuze en geroemde nieuwswebsites is de internationale site van de BBC. In 2002 waren zestig mensen in dienst van deze website en werden dagelijks ongeveer driehonderd berichten gemaakt (Paulussen, 2004, p. 52; Deuze, 2001, 22 oktober; Van Raemdonck, 2002, p. 12). 1.3.1.3 Portaalsites Portals of portaalsites zijn websites die zoveel mogelijk informatie aanbieden aan de hand van links. “De centrale idee bij een portaalsite is dat het als een soort toegangspoort tot het internet moet fungeren, waarnaar de internetgebruiker voor elke surfsessie kan terugkeren” (Paulussen, 2004, p. 53). Soms zijn portaalsites verbonden met grotere organisaties zoals zoekrobots als Google en Yahoo. Here online journalists offer (deep-) links to existing news sites elsewhere on the World Wide Web, which links are sometimes categorized and even annotated by editorial teams. Such sites generally do not offer much editorial content of their own, but do at times offer areas for chat or exchanging news, tips and links by the general public - for instance maintaining some kind of bulletin board system (BBS). (Deuze, 2001, 22 oktober)
Naargelang de strategie hebben we het over horizontale en verticale portaalsites. Horizontale portaalsites bieden links en informatie aan over de meest uiteenlopende onderwerpen, terwijl verticale zich specifiek op één thema richten. Deze laatste worden dan ook themasites genoemd. Google News is een bekende, internationale, horizontale portaalsite en heeft ook een Belgische versie6. Een verticale portaalsite voor journalisten is bijvoorbeeld journalinks.be. Community-sites zijn dan weer gelijkaardige websites die zich richten op een specifieke doelgroep zoals jongeren of bejaarden (Paulussen, 2004, p. 53; Deuze, 2001, 22 oktober). 1.3.1.4 Weblogs Weblogs of blogs zijn een recent fenomeen en kunnen omschreven worden als elektronische dagboeken in stand gehouden door individuen. Sommige hebben het persoonlijke leven van een persoon als onderwerp, terwijl andere berichten rond een specifiek thema. Weblogs kunnen fungeren als portaalsites, wanneer de 'blogger' links plaatst naar andere informatie. De eigenaar van de weblog plaatst links naargelang zijn eigen interesse en waarvan hij denkt dat deze bezoekers zullen boeien. Bezoekers van de blog kunnen reageren op een bijdrage van de blogger, waarna een dialoog kan ontstaan. Door het succes van weblogs incorporeren onlinekranten of andere journalistieke websites blogs in hun aanbod: “A number of journalists have begun their own blogs, either as part of the media organisations they work for or as independent sites” (Foust, 2005, p. 66). Op dit moment (april 2006) heeft standaard.be elf weblogs waarop lezers dagelijks nieuwe informatie plaatsen. Op hun blog 'En nu even elders' bijvoorbeeld, vertellen een aantal Vlaamse vrouwen vanuit het buitenland over hun leven. Een recente vorm van weblogs zijn 'moblogs'. Dit zijn mobiele weblogs door bloggers die door middel van een gsm informatie en afbeeldingen op het internet plaatsen zonder geografische limitering. Vooral over blogs is het debat gaande of we hier nog te maken hebben met enige vorm van journalistiek. Mark Deuze (2001, 22 oktober) heeft het hier over “individual journalism” (Foust, 2005, p. 66-67; Kawamoto, 2003, p. 15 – 16; Paulussen, 2004, p. 53; standaard.be, 2006).
6
Respectievelijk http://news.google.com/ en http://news.google.be/
13 1.3.1.5 Onlinemagazines Het verschil tussen een nieuwsblad of krant en een tijdschrift of magazine is dat het eerste als doel heeft algemeen nieuws te brengen, terwijl het tweede de lezer wil informeren rond bepaalde onderwerpen in een specifieke branche. Een uitzondering vormen nieuwsmagazines als Time en Knack. Veelal verschijnen gedrukte kranten dagelijks en brengen tijdschriften wekelijks, tweewekelijks of maandelijks een nieuwe editie op de markt. Ook hierop bestaan uitzonderingen, want vele streekgerichte kranten verschijnen wekelijks. Vaak is het materiaal waarop een magazine gedrukt is van hogere kwaliteit dan krantenpapier, maar tijdschriften op krantenpapier bestaan eveneens. Het verschil tussen een onlinekrant en een onlinemagazine is kleiner omdat er van papier geen sprake is en omdat onlinemagazines dagelijks kunnen aangepast worden. In sommige gevallen is het dan ook nutteloos om te discussiëren of het om een onlinekrant of om een magazine gaat. Onlinemagazines zijn ook bekend onder de naam ezines of e-zines (elektronisch magazine). Een belangrijk onderscheid dient gemaakt tussen twee types. Onlinemagazines kunnen al dan niet periodiek informatie rond een specifiek onderwerp op een website plaatsen. Een andere strategie bestaat erin op geregelde tijdstippen informatie bij de lezer te bezorgen. Een instantie stuurt dan een elektronische nieuwsbrief naar gebruikers die zich hiervoor hebben ingeschreven. Deze nieuwsbrief wordt meestal op vaste tijdstippen (wekelijks, maandelijks,...) doorgestuurd, zodat deze oorspronkelijke eigenschap van gedrukte tijdschriften bewaard blijft. Een combinatie van de twee types is ook mogelijk en komt steeds vaker voor. Nieuwe informatie komt dan zowel op de vaste webstek als in de inbox van geïnteresseerden. De website van Het Nieuwsblad biedt op dit moment vijf verschillende gratis e-zines aan. Dagelijks is bijvoorbeeld hun Sport e-zine, wekelijks hun financieel e-zine. Het elektronisch magazine in de vorm van een nieuwsbrief zal in dit onderzoek niet behandeld worden (Paulussen, 2004, p. 53; nieuwsblad.be, 2006). Vele elektronische magazines zijn volledig gratis toegankelijk. Sommige vragen registratiegeld voor een gedeelte of voor bijvoorbeeld multimedia-inhoud. Net zoals onlinekranten zijn elektronische magazines gelieerd of alleenstaand. Belangrijk is dat een gelieerd onlinemagazine niet mag verward worden met een website van een gedrukt tijdschrift. Een gedrukt magazine kan zijn website gebruiken voor promotionele doeleinden, waarop veelal een beeld wordt gecreëerd waaruit het magazine is samengesteld. Op de website van Humo staan gedeeltes van de artikels te lezen, waarna de website verwijst naar het tijdschrift voor het volledige artikel. Ook wordt de website van een tijdschrift vaak ter aanvulling gebruikt. Zo gebruikt Humo zijn website onder meer voor wedstrijden en kan men er commentaar achterlaten. Een gelieerd e-zine is echter een volwaardig tijdschrift waarbij de begrippen 'shovelware', 'recombining' en 'recreating' van toepassing zijn. Alleenstaande onlinetijdschriften zijn ontstaan op het internet en hebben dus geen gedrukte tegenhanger (Humo Website, 2006). Het eerste onlinemagazine, althans volgens het tijdschrift zelf, dateert van 1984 en heet CULT OF THE DEAD COW. Regelmatig werden afzonderlijke artikels op de website geplaatst. Meer dan twintig jaar later bestaat dit computermagazine nog steeds7. Het is moeilijk te bewijzen of dit magazine daadwerkelijk het eerste digitale tijdschrift was. Phrack was vanaf 1985 alleszins een van de eerste digitale magazines dat dezelfde structuur heeft als een hedendaags tijdschrift. Rond het jaar 2000 was nog niet elk gedrukt magazine van het heil van het internet overtuigd. Het grote probleem bleef, net zoals bij onlinekranten, de mogelijkheid tot inkomsten (Wikipedia Ezine 2006; Wikipedia Cult of the Dead Cow 2006).
7
Zie http://www.cultdeadcow.com/cms/main.php3
14
1.3.2 Voordelen 1.3.2.1 Snelheid Een van de meest in het oog springende eigenschappen van het internet op zich is zijn snelheid. Hoewel deze mee bepaald wordt door de snelheid van de computer van de gebruiker, het type verbinding en in sommige gevallen het moment van de dag, blijft het internet het meest snelle medium van het moment: “The Internet allows information to be 'published' almost instantaneously” (Foust, 2005, p. 11). Met één muisklik wordt een hoeveelheid informatie onmiddellijk zichtbaar over de hele wereld. Hierdoor wordt berichtgeving een pak sneller dan op radio of televisie, die voor de komst van het World Wide Web de snelste mediavormen waren. Dit past in de verwachtingen van de hedendaagse nieuwsconsument, die volgens Claire Roelstraete (2004, p. 21) onmiddellijk van alles op de hoogte wil zijn, liefst terwijl het nieuwsfeit zich nog ontwikkelt. Onlinemagazines en kranten hebben het grote voordeel dat ze een artikel veel sneller kunnen publiceren dan hun gedrukte tegenhangers. Tussen journalistieke websites onderling is er dan ook een strijd voor de snelste berichtgeving. Een recent wapen in deze wedstrijd is berichtgeving via sms. Dit is vooral van belang voor algemene nieuwsredacties en enkel de meest belangrijke berichten worden naar geïnteresseerden verstuurd. De Standaard biedt op dit moment zes verschillende formules aan. Zo is er onder meer een sms-dienst voor sportnieuws en een andere geeft elke middag een overzicht van de belangrijkste nieuwsitems. Door het opsturen van een vaste formule wordt deze dienst geactiveerd. Elk bericht kost de lezer 25 eurocent. Aan de wedloop om de snelste berichtgeving zijn ook negatieve zaken verbonden. Meer hierover in hoofdstuk 1.3.3.4 (De Standaard Online, 2006). 1.3.2.2 Flexibiliteit Een gedrukte tekst heeft het nadeel dat eenmaal het papier uit de persen is gerold, de tekst een afgewerkt product is. Hoewel redacteurs van kranten en tijdschriften er alles aan doen om incorrectheden weg te filteren, gebeurt het dat taalkundige of inhoudelijke onjuistheden blijven staan. Omdat een tekst op een website geen afgewerkt product is en het mogelijk is op erg korte tijd de hele tekst aan te passen, zijn fouten in een digitale tekst van tijdelijke aard. Een grammaticale onjuistheid kan na een opmerking van een redactielid of van een lezer verbeterd worden. Via
[email protected] kunnen gebruikers fouten melden op de website van De Standaard, terwijl De Morgen werkt met een vast feedback-formulier. (De Standaard Online, 2006; De Morgen Website, 2006). Ook het updaten van een onlinetekst behoort tot de mogelijkheden die gedrukte teksten niet hebben. Vooral bij nieuwswebsites en onlinekranten is het belangrijk dat de meest recente ontwikkelingen van een belangrijk gebeuren bericht worden. Wanneer iets tegelijkertijd aan de gang is, dan hebben gedrukte bladen pas de dag nadien een update van de feiten, terwijl onlineberichtgeving voortdurend kan aangevuld worden. Bovendien ligt de deadline van een blad de avond voor het verschijnen, terwijl digitale teksten, die geen deadline hebben, of anders verwoord een permanente deadline hebben, probleemloos gebeurtenissen die 's nachts aan de gang zijn kunnen verslaan en op de website kunnen toevoegen (Evers, 2002, p. 22). 1.3.2.3 Interactiviteit Onlinemedia bieden veel meer dan traditionele media de mogelijkheid om de bezoeker of lezer te betrekken in de journalistieke praktijk. In dit hoofdstuk heb ik het niet zozeer over het individueel samenstellen van nieuws voor zichzelf of voor een ander (zie daarvoor 1.3.2.6) maar over het interactief omgaan van het medium met de individuele gebruiker. Door middel van onder meer chat rooms en discussieforums, probeert de redactie de lezer in contact te brengen met andere lezers en
15 met zichzelf. Reacties van lezers op journalistieke bijdragen worden steevast gestimuleerd. Interactiviteit maakt de journalistiek een stuk toegankelijker voor de gebruiker (Evers, 2002, p. 33, 37). In is most advanced, interactivity allows users to actually contribute to the story, adding their points of view to the existing information. Thus, an interactive online journalism story can be an amalgam of contributions from journalists, experts and individual readers. (Foust, 2005, p. 192)
Deze bijdragen van lezers uiten zich in verschillende vormen. De meest eenvoudige manier om de mening van een gebruiker te achterhalen is door middel van een poll. Dit is een vraag, die uitgaat van de website zelf, waarbij verschillende mogelijkheden staan, waarvan de gebruiker er één kan aanduiden. Bij sommige onlinemedia is registratie nodig om te kunnen stemmen, terwijl andere deelname aan elke bezoeker toelaten. Na de stemming ziet de gebruiker hoe de rest van de bezoekers hebben gestemd. Dit gebeurt aan de hand van percentages, een grafiek, een cijfermatige weergave van het aantal stemmen of een combinatie ervan. Sommige bladen hebben elke dag een andere poll, zoals De Standaard. Andere, bijvoorbeeld Digg* houden een poll voor een lange periode operatief. Op dit moment worden bij deze poll drie nieuwe albums voorgesteld, waarbij de bezoeker moet aanduiden naar welk hij het meest heeft uitgekeken (De Standaard Online, 2006; Digg*, 2006). Interactie tussen de beheerders van de website en de gebruikers en tussen de gebruikers onderling kan plaatsvinden op een discussieforum of message board. Een forum is een aparte website waar gebruikers over afgelijnde onderwerpen kunnen discussiëren. Deze discussie gebeurt niet voor alle gebruikers gelijktijdig. Een nieuwe bijdrage wordt onder of boven de vorige geplaatst en blijft daar staan, zodat iedere bezoeker kan reageren wanneer hij wil. Elk discussieforum bevat een aantal categorieën die de structuur van het forum vormen. Zo zijn enkele categorieën van het forum van het muziekmagazine goddeau 'Muziek', 'Concerten en Evenementen', 'Reacties op Artikels' en 'Nonsens'. Binnen deze onderverdelingen worden de meeste forums nog eens opgesplitst in verschillende topics. Dit zijn de specifieke onderwerpen waarover gediscussieerd wordt. In de categorie 'muziek' kan een topic bijvoorbeeld gaan over één artiest, één album of één lied. Deze topics kunnen op de meeste discussieforums door de gebruikers zelf worden aangemaakt. Op nagenoeg alle officiële forums is (gratis) registratie vereist, zodat de beheerders van het onlinemedium er een idee op nahouden wie hun forum bezoekt. Elke geregistreerde bezoeker kiest een unieke gebruikersnaam. De medewerkers van het onlinemedium zijn zelf ook actief op het forum, waardoor discussie tussen bezoekers en het medium mogelijk is (Foust, 2005, p. 202; Kawamoto, 2003, p. 12-13; Evers, 2002, p. 22; goddeau, 2006). Een veel minder afgelijnde en meer vluchtige vorm van discussie is chatten. Dit is via geschreven woord gelijktijdig met elkaar praten en vereist een chatbox. Een chatbox is een afgesloten ruimte waar gebruikers kunnen binnentreden na het kiezen van een nickname. Om het systeem niet te overbelasten, heeft elke chatbox een maximale capaciteit. Er is een algemeen venster waar iedereen met iedereen praat. Ook bestaat de mogelijkheid om met een andere gebruiker apart te converseren. Zoals James C. Foust (2005, p. 202) stelt, biedt chatten de mogelijkheid met de journalist van een artikel in discussie te treden. Hierbij wordt een periode afgesproken waarop de journalist antwoordt op vragen van bezoekers. De weergave van dit gesprek kan op de website gepubliceerd worden ter informatie van anderen. Ook e-mail is een vorm van interactiviteit. Elke medewerker van een onlinemagazine is bereikbaar voor persoonlijke berichten. Het volstaat vaak om in de contactpagina op de naam van de medewerker te klikken om een venster te openen waarmee een bericht naar de journalist kan gestuurd worden. Bij elk artikel op de website van het muziekmagazine Digg* is er de mogelijkheid om met de schrijver ervan in discussie te treden. Deze is door iedereen te lezen en kan, zoals de berichten op een forum, door iedereen voortgezet worden (digg*, 2006). Het interactief omgaan met bezoekers is een geschikte manier om deze aan het magazine te binden. David Carlson noemt het gebrek aan interactiviteit en aan communicatie in twee richtingen het
16 grootste gemis van traditionele massamedia (2003, p. 54). Het succes van De Standaard Online ligt deels aan het feit dat zij hier handig mee omspringen. Zo zijn er elke week nieuwe wedstrijden en quizzen en wordt de mening van de lezer voortdurend gevraagd. Het invullen van een poll op de website vraagt registratie en dit wordt pas gemeld nadat de gebruiker een van de mogelijkheden heeft aangeduid (Standaard Online, 2006). One important lesson: Interactive equals sticky. "The Web is not a place where you go and read things, it's a place where you go and do things," says Jupiter analyst Robert Hertzberg. Successful magazine sites have discovered that incorporating chat, quizzes, and reviews into the content mix can have the effect of creating loyal users while lessening the demand for a constant stream of original content. (Weisser, 2000, p. 30-31)
Toch houdt interactiviteit ook gevaren in. Het brengt enkele mogelijke ethische en legale problemen met zich mee. In hoeverre is een website aansprakelijk over uitingen van gebruikers op hun forum? Hoe wordt omgegaan met anonieme bijdragen en hate speech? Hoe kan een onlinemagazine toezien op de correctheid van de bijdragen van bezoekers? Welke invloed ondervindt de reputatie van een magazine wanneer het forum wordt overstelpt door obsceniteiten? Door het aanstellen van moderatoren kan een openbaar forum zich gedeeltelijk beschermen. De meeste forums hebben een aantal gebruiksvoorwaarden, waarvan elk nieuw lid moet aanduiden ermee akkoord te gaan. Bovendien hebben vele fora een leeftijdsgrens voor nieuwe bezoekers. Op het forum van het muziekmagazine goddeau bijvoorbeeld, mag een gebruiker jonger dan dertien zich niet inschrijven en moet die akkoord gaan met de huisregels. Een moderator is aangesteld door het forum om toe te zien op het naleven van de regels door de gebruikers. Wanneer een regel overtreden wordt, kan deze een specifiek bericht verwijderen en wanneer een gebruiker systematisch te ver gaat, dan kan toegang tot het forum ontzegd worden. Ondanks deze beschermende maatregelen is het vaak moeilijk het forum sereen te houden (Foust, 2005, p. 203; Evers, 2002, p. 33-34; Kawamoto, 2003, p. 13; goddeau, 2006). 1.3.2.4 Multimedialiteit “De combinatie en integratie van tekst, beeld en geluid tot één geheel, dat meer is dan de som der delen, wordt multimedialiteit genoemd” (Roelstraete, 2004, p. 18). Alle verschillende mediavormen waar traditionele media gebruik van maken komen bij onlinejournalistiek samen en worden er complementair gebruikt. Meer nog, waar de vormelijke kenmerken een invloed uitoefenen op de inhoud bij traditionele media8, is dit bij onlinemedia andersom: meestal bepaalt de inhoud de vorm omdat de onlinejournalist uit de mogelijkheden die vorm moet kiezen die het best de inhoud van het bericht weergeeft (Roelstraete, 2004, p. 18). Foust (2005, p. 194) onderscheidt zes basistypes van media-elementen: tekst, grafische media, geluid, bewegend beeld, rich content en links. Deze laatste worden in het hoofdstuk van de hypertextualiteit behandeld en tekst spreekt voor zich, dus ga ik nu dieper in op de vier overige. Afbeeldingen of grafische media-elementen kunnen niet alleen handige hulpmiddelen zijn om de aantrekkelijkheid van een webpagina te verhogen, ze zijn ook belangrijk in het overbrengen van de journalistieke inhoud. Met programma's als Photoshop zijn de mogelijkheden om afbeeldingen te creëren en bewerken onbeperkt. Foto's bieden de mogelijkheid een verhaalelement weer te geven waar woorden te kort schieten. Verder zijn ze handig om de lezer een completer inhoudelijk beeld aan te bieden. Aardrijkskundige kaarten plaatsen het geheel in een groter geografisch perspectief, waardoor de lezer een verhaal eenvoudiger kan ordenen. Ook zijn er technische illustraties die kunnen verduidelijken hoe complexe structuren en systemen werken. Tenslotte tonen allerhande types grafieken en diagrammen, zoals staafdiagrammen en cirkeldiagrammen, de verhouding tussen specifieke getallen of concepten (Foust, 2005, 194-196). 8
Gedrukte media werkt door het ontbreken van geluid en bewegend beeld eerder beschrijvend, terwijl televisuele journalistiek bewegende beelden probeert te duiden.
17 Een geluidsopname die online wordt geplaatst wordt een 'clip' of 'audioclip' genoemd. Het is in sommige gevallen handig om een deel van een interview of zelfs een geheel interview te laten beluisteren op een website. Vooral websites die samenwerken met een radiostation maken hier gebruik van. Voor muziekmagazines zijn audioclips ideaal om te kunnen laten horen waarover ze schrijven. Een geluidsopname moet naar een digitale vorm worden omgezet om hoorbaar te zijn op een website. Bij dit digitaliseren, moet de kwaliteit van het geluid gekozen worden. Hoe hoger de kwaliteit, hoe zwaarder het bestand en hoe meer bandbreedte9 vereist is. Net zoals bij videobestanden zijn er twee gangbare wijzen om geluid aan te bieden: ofwel hoort de gebruiker het bestand afspelen terwijl het gedownload wordt. Dit noemen we streaming. Ofwel downloadt de gebruiker het bestand naar zijn harde schijf en kan hij het los van de website met een eigen programma beluisteren. In dit laatste geval wordt het audiobestand vaak aangeboden in MP3formaat en bezit de gebruiker het volledige bestand. In het eerste geval luistert de gebruiker op de website maar wordt de audioclip niet op de harde schijf van de bezoeker geplaatst (Foust, 2005, p. 196-198). De functie van videobeelden voor een website is te vergelijken met die van geluidsbestanden. Ook hier spreken we van 'videoclips' om afzonderlijke videobestanden aan te duiden. Het logische voordeel ten opzichte van audioclips is dat de gebruiker niet alleen een interview of gebeurtenis kan horen, maar ook kan zien. Op deze manier kan een nog realistischer beeld weergegeven worden. Het nadeel ligt in de grootte van videobestanden. Ze zijn nog zwaarder dan audioclips en nemen meer bandbreedte in. Ook video's kunnen enkel in digitale vorm op een website functioneren. De wijze waarop ze worden bekeken is ook volledig naar analogie met audioclips (Foust, 2005, p. 199-200). 'Rich content' staat voor toepassingen die de beperkingen van HTML met betrekking tot lay out en design goedmaken. Twee types worden voortdurend gebruikt en zijn het vermelden waard: Java en Flash. Sun Microsystems lanceerde de programmeertaal Java in 1995. Op dit moment wordt Java ondersteund door alle browsers, zodat de gebruiker geen extra programma nodig heeft om de toepassingen ervan te kunnen bekijken. “Many Web sites use Java to create small animations or interactive features, such as quizzes or polls. These types of features […] help engage users in the content” (Foust, 2005, p. 202). 'Flash' is gelijkaardig aan Java en een product van Macromedia. Zowel om een toepassing te creëren als om er een te bekijken is een specifiek programma nodig. De meeste browsers bieden dit echter in hun standaardpakket aan. Door zijn aantrekkelijkheid is Flash erg populair en biedt het vele voordelen: “A high level of interactivity can be programmed into Flash applications, which can also integrate video, audio, graphic and text elements” (Foust, 2005, p. 202). 1.3.2.5 Hypertextualiteit Hypertextualiteit is de mogelijkheid om teksten in lagen aan te bieden of te layeren en om ze met elkaar te verbinden of te linken. Het woord 'hypertekst' is afgeleid van de 'hyperlinks' waarvan deze tekst gebruik maakt. Oorspronkelijk betekende het een non-lineaire tekst waarbij het bijgevolg niet nodig was deze van begin tot einde te lezen. Deze betekenis stamt reeds van 1962. Nog steeds een van de basiskenmerken van hypertextaliteit vandaag is de non-lineaire hiërarchische structuur. Een gelaagd verhaal heeft vaak financiële voordelen voor de uitgever, zoals beschreven in 1.3.3.6. Het komt ook voor dat onlinemagazines een tekst in één geheel aanbieden en geen gebruik maken van lagen en links. Deze vorm heeft de benaming 'print plus' omdat het gebruiksgemak voor de lezer hoog is wanneer deze bijvoorbeeld het artikel wil afdrukken of opslaan (Kawamoto, 200, p. 4; Foust, 2005, p.152; Evers, 2002, 21; Roelstraete, 2004, p. 19-20). “Hypertekst maakt archivering en dossiervorming mogelijk. Er zijn feitelijk geen grenzen meer aan de hoeveelheid informatie die digitaal kan worden opgeslagen” (Evers, 2002, p. 22). Een grote hoeveelheid informatie uit het verleden kan via hyperlinks met elkaar en met een actueel thema verbonden worden. Soms is registratie vereist om de links naar het archief van het blad te kunnen 9
De hoeveelheid digitale data die via een specifieke verbinding kan overgebracht worden (Foust 2005: 257).
18 gebruiken. Een veelvoorkomend nadeel is dat enkel die gedeelten van het onlineblad beschikbaar zijn die er na de digitalisering van het archief zijn gekomen. Het is duur en tijdrovend om ouder archiefmateriaal naar digitale vorm om te zetten. Ook maakt de hypertekst het het voor de gebruiker mogelijk om via de links terug te gaan naar de bron van de journalist zelf, waardoor een waardeoordeel over een specifieke tekst makkelijker wordt (Roelstraete, 2004, 19-21). Links zijn er in verschillende soorten. 'Interne links' verwijzen naar informatie op een ander gedeelte van de website zelf. Deze zijn handig om een artikel te verbinden met iets wat vroeger geschreven is en inhoudelijk relevant is. 'Externe links' verbinden de gebruiker met een andere website. Het gevaar van dit type hyperlink is dat de bezoeker zo naar concurrerende websites kan gebracht worden en de oorspronkelijke website verlaat. Links kunnen een viertal functies vervullen. Ten eerste kunnen ze verwijzen naar de achtergrond of verdieping voor een gedeelte van het verhaal. Ten tweede kunnen links de lezer brengen naar de eigenlijke bron van een tekstgedeelte. Ten derde zijn er links die verwijzen naar een alternatieve visie op de feiten. Ten vierde kunnen links lezers aansporen om zelf verder op zoek te gaan naar gerelateerde onderwerpen. Normaal gezien mag je altijd een link plaatsen naar elke andere website, zolang je niet beweert je die zelf hebt gemaakt. Wat de vorm of de techniek betreft, zijn er twee gangbare procedures om links te presenteren: 'main story links' zijn woorden in de tekst zelf die, meestal aangetoond door een andere kleur, op zich een link vormen. Het voordeel is dat de link in de tekst zelf wordt geïntegreerd. Daar staat tegenover dat de tweede manier om links aan te bieden overzichtelijker is: 'sidebar links' staan gegroepeerd in nabijheid van het artikel. De muziekwebsite digg* maakt gebruik van het eerste type, terwijl KindaMuzik meer sidebar links gebruikt(Foust, 2005, p. 174-180; Roelstraete, 2004, p. 20; digg*, 2006; KindaMuzik, 2006). 1.3.2.6 Individualisering10 Een van de basiskenmerken van deze postmoderne samenleving is de individualisering van nagenoeg alles. Omdat het onmogelijk geworden is om het geheel te overzien, stelt ieder zijn eigen levenspakket samen. De journalistiek vormt daarin geen uitzondering en het is vooral op het internet dat individualisering zich het verst heeft ontwikkeld. Onlinejournalistiek biedt de gebruiker de mogelijkheid om gerichter dan in andere media te zoeken naar informatie. Internetjournalistiek wordt daarom vaak vergeleken met een interactieve supermarkt met zelfbediening. De gebruiker stelt zijn eigen selectie samen (Roelstraete, 2004, p. 17). Traditionele, audiovisuele mediavormen als radio en televisie maken zelf een informatieselectie en bieden een pakket berichten aan de luisteraar of kijker aan. De enige vorm van selectie die de gebruiker maakt is het al dan niet aandacht besteden aan een specifiek bericht. Gedrukte media gaan een stap verder in het toekennen van selectiemogelijkheid aan de gebruiker. Ook hier wordt een begrensde hoeveelheid informatie aangeboden, maar de lezer bepaalt bewust welke teksten wel en welke niet de moeite waard zijn om tot zich te nemen. De selectieprocedure bij een gebruiker op het internet is vergelijkbaar. De hoeveelheid informatie niet: “On the Internet, more than with any previous medium, people have the power to choose the information they want and become actively engaged in that information”(Foust, 2005, p. 10). De gebruiker stelt zelf zijn informatiepakket samen uit het immense aanbod van onlinejournalistieke projecten en kan dus veel meer dan bij traditionele media gericht kennis vergaren. Pogingen van traditionele media om hierop in te spelen, zoals de gepersonaliseerde krant, waren niet succesvol (zie 1.3.1.1). Journalistieke individualisering uit zich nog het meest in het fenomeen van de weblog. Hier bepalen gebruikers zelf wat voor anderen nieuws is en vervullen ze dus zelf de functie van gatekeeper. Ook 10
Verschillende auteurs zoals Paulussen (2005, p.28-29) en Roelstraete (2004, p. 17) plaatsen het zelf samenstellen van het informatiepakket bij het kenmerk 'interactiviteit' omdat er een machtsverschuiving plaatsvindt van de producent naar de consument. Ik heb gekozen om deze ontwikkeling met enkele andere te verbinden die de individualisering van de gebruiker aantonen en hoe bladen daarop inwerken. De andere strategie is minstens even verdedigbaar.
19 dit is een vorm van interactiviteit, zoals besproken in 1.3.2.3. Het verschil met andere vormen van onlinemedia is het toekennen van nieuwswaarde voor zichzelf in het ene geval en voor anderen in het geval van blogs. Een gangbare term in de literatuur is die van 'citizen journalism'. De burger wordt zelf nieuwsproducent (Paulussen, 2005, p.2). De vraag is relevant of we in dit geval nog van journalistiek kunnen spreken. Meer hierover onder 1.3.1 en 1.3.3.1. Door een onlinemagazine te richten op een nichepubliek is het mogelijk een vast aantal bezoekers te behouden en specifieke adverteerders aan te trekken. Sarah Chubb, uitgever van een website over recepten, “believes the success of its Epicurious site is due to the way it serves a passionate niche audience” (Weisser, 2000, p. 30-31). Toch zal enkel dit vandaag niet volstaan omdat er een overaanbod is aan websites over de meeste (populaire) thema's. De fragmentatie van elektronische magazines wordt door Van Raemdonck als een nadeel beschouwd omdat algemene adverteerders hierdoor afgeschrikt worden (2002, p. 16). Voor meer hierover, zie hoofdstuk 1.3.3.6. Het internet op zich is vooral populair bij jongeren. Michiel Van Raemdonck stelt dat traditionele media het moeilijker hebben om 16- en 17-jarigen te bereiken dan het internet. Adverteerders die mensen van deze leeftijdscategorie als doelpubliek hebben zijn dan ook gebaat om over te schakelen naar digitale reclame (2002, p. 13).
1.3.3 Nadelen 1.3.3.1 Journalistieke geloofwaardigheid Met de opkomst van het internet is iedereen plots journalist geworden. 'Echte' journalisten lijken overbodig: “de nieuwe technologie verschaft aan de burgers zelf de mogelijkheid om zonder tussenkomst van journalisten informatiebronnen aan te boren” (Evers, 2002, p. 17). Dit heeft een dubbel en paradoxaal gevolg: enerzijds hebben we geen journalisten meer nodig om aan informatie te geraken. Anderzijds zullen journalisten de taak hebben om een weg te banen tot waardevolle informatie (Evers, 2002, p. 17-18). Een ruim aanbod aan informatie is in elke samenleving een belangrijk journalistiek gegeven. Pluriformiteit en diversiteit zijn basisbegrippen in een evenwichtige informatiemaatschappij. Wanneer het aanbod van informatie echter te groot wordt, dan wordt het moeilijker voor het individu om de waardevolle berichtgeving van de nutteloze te onderscheiden. Een huidig probleem waar het internet vandaag mee kampt, is dat er voor elke journalistiek nuttige website een heel aantal zijn die minder vertrouwen verdienen. Het overaanbod aan al dan niet degelijke en journalistiek verantwoorde websites ondermijnt het vertrouwen van de gebruiker in het internet als medium: “Op het internet is het inderdaad niet altijd evident om een duidelijk onderscheid te maken tussen relevante en irrelevante, [...] tussen betrouwbare en onbetrouwbare of zelfs tussen juiste en foute informatie” (Paulussen, 2005, p. 19). Omdat iedereen zijn eigen medium kan lanceren, rijst de vraag of onlinejournalistiek nog wel dezelfde waarde heeft als traditionele journalistieke vormen. Huub Evers (2002, p. 22) heeft het over een mogelijke 'deprofessionalisering' van het journalistieke beroep. Sommigen vrezen dat de opkomst van onlinejournalistiek een teloorgang van de klassieke journalistieke waarden zou kunnen betekenen. Ook is het verschil tussen journalistieke en niet-journalistieke media op het internet moeilijker te maken dan bij traditionele media. Vooral over de meest geïndividualiseerde vorm van journalistiek, de weblog, is een debat aan de gang of de term 'journalistiek' hier wel op zijn plaats is. “Some would argue that those who engage in digital journalism should be professionals, trained as journalists and working for a 'legitimate' news organization.” (Kawamoto 2003: 16). Iedereen kan beweren een journalist te zijn, wat de nodige problemen met zich meebrengt. Zo werden bij een internationale conferentie in Duitsland in februari 2002 vele internetjournalisten de toegang geweigerd omdat de organisatoren niet wisten waar de lijn te trekken. Hetzelfde geldt voor de Olympische Spelen van 2000 in Australië. Opvallend is dat in Italië in 2001 een wet is gestemd om dit tegen te gaan. Iedereen die journalistieke teksten op het internet plaatste zonder het nationale journalistenexamen afgelegd te hebben, riskeerde een boete en kon tot twee jaar opgesloten worden.
20 Vele onlineprojecten verdwenen eensklaps (Paulussen, 2005, p. 37; Evers, 2002, p. 22-23; Kawamoto, 2003, p. 16-17). 1.3.3.2 Technologische mogelijkheden onbenut Hoewel de voordelen die onlinemedia bieden, zoals beschreven in 1.3.2, duidelijk zijn, is het niet altijd evident voor websites om ervan te profiteren. Zoals Paulussen stelt (2005, p. 28) is de snelheid van het internet het enige voordeel dat door onlinemedia ten volle benut wordt. Het belangrijkste probleem is het gebrek aan financiële middelen en bekwaamheid. Ook is de tijdsdruk te hoog en is de rendabiliteit van onlinemedia te laag. Het is daarom niet verwonderlijk dat het vooral websites van grote en rijke organisaties zijn die de technologische mogelijkheden van het internet ten volle kunnen benutten. Hierdoor trekken ze meer bezoekers aan, wat resulteert in een bevestiging van aanzien en de mogelijkheid om via duurdere tarieven hogere advertentiegelden te vragen. Websites van bescheiden ondernemingen kunnen enkel uit deze vicieuze cirkel ontsnappen door dermate creatief om te gaan met middelen die ze hebben, dat ze alsnog aantrekkelijk blijven om een groot aantal bezoekers aan te trekken. Uiteraard is het opbouwen van een vertrouwen met de gebruiker door het garanderen van een journalistieke correctheid eveneens belangrijk (Paulussen, 2005, p.31). Het interactief omgaan met de gebruiker wordt volgens Claire Roelstraete (2004, p. 18) vaak onvoldoende verricht. Daar is een dubbele verklaring voor. Ten eerste hebben sommige websites angst voor de irrelevante inbreng van gebruikers. Dit is de hoofdreden waarom KindaMuzik geen forum aanbiedt. Met de nodige begeleiding van moderatoren is dit probleem echter grotendeels op te lossen. Ten tweede ontbreekt het vele websites de middelen en de tijd om reacties van lezers te beantwoorden (Craeye, persoonlijke mededeling, 2006, 12 mei). Met multimediale toepassingen zoals bewegende beelden en geluidclips worden vaak omzichtig omgesprongen omdat ze een hoge bandbreedte vereisen. Dit maakt niet alleen de website trager maar zoals Roelstraete aangeeft zijn breedbandtoepassingen zoals ADSL en Telenet helemaal nog niet wereldwijd verspreid. Bovendien zijn de kennis en vaardigheden, volgens Roelstraete, van onlinejournalisten vaak “te beperkt om optimaal gebruik van multimedia te verzekeren” (2004, p. 19). Het maken of kopen van audiovisueel materiaal is daarenboven niet goedkoop. Veel uitgevers zien deze toepassingen ook meer als aanvulling op hun teksten en niet als onderdeel van de berichtgeving zelf (Roelstraete, 2004, p. 19). 1.3.3.3 Gebruiksgemak Gedrukte bladen zullen steeds voordelen hebben op hun elektronische tegenhangers. Ze zijn handig verplaatsbaar en overal te lezen. Daarbij worden ze al eeuwen als een sociale gezel beschouwd. De lezer kan ermee uitpakken en ze fungeren bijgevolg als een statussymbool. Verder is het lezen van magazines en dagbladen vaak een onderdeel van de ontspanning van de gebruiker. Bovendien kom je “door het lezen van een krant [...] ook meer dingen te weten dan wanneer je op je computerscherm enkel zou lezen wat je echt interesseert” (Van Raemdonck, 2002, p. 16). Er zijn verschillende pogingen ondernomen om de draagbaarheid van elektronische media te verhogen. Zo zijn er een aantal types draagbare lezers op de markt voor digitale boeken of bladen. Alle echter met weinig succes. Van Raemdonck (2002, p. 18-19) somt drie criteria op die noodzakelijk zijn om digitale leesapparaten ingeburgerd te krijgen: ten eerste moet het gebruiksgemak groot genoeg zijn. Om een gedrukt blad te lezen, is geen handleiding nodig, dus het apparaat is best zo eenvoudig mogelijk. Ten tweede moet het makkelijk verplaatsbaar en hanteerbaar zijn. Het gewicht en de grootte blijven best beperkt. Ten derde mag de prijs van het apparaat niet te hoog zijn. Een van de nieuwste modellen van draagbare lezers is het Portable Reader System PRS-500 van Sony. Volgens een advertentie is de leeskwaliteit van het scherm
21 vergelijkbaar met die van papier: “It boasts an amazing screen with technology that rivals text on paper” (Sony Style, 2006). Elementen op het scherm kunnen tot 200 procent vergroot worden, wat erg handig is voor slechtzienden. Het apparaat weegt bijzonder weinig en is kleiner dan de gemiddelde roman. Het geheugen (128 megabyte) biedt plaats aan een 160 boeken en met een volle batterij, kan de lezer ongeveer 7500 pagina's bekijken. Een prijs staat niet op de advertentie vermeld. Die vond ik elders en bedraagt 349,99 dollar. Het blijft dus erg duur (Sony Style, 2006; mobileread.com, 2006). Volgens Jakob Nielsen lezen mensen geen tekst op het internet, maar scannen ze naar woorden. Omdat een computerscherm een lagere resolutie heeft dan een blad papier, is het lezen ervan meer vermoeiend voor de ogen en is dezelfde tekst sneller gelezen op een blad dan op een scherm. Het lezen van een uitgeprinte tekst gaat tot 25 procent sneller. Toch is dit voor de lezer geen doorslaggevende factor om een tekst op een scherm niet te lezen. Wanneer die van een goed niveau is, neemt de lezer het ongemak erbij (Foust, 2005, p. 144-145). 1.3.3.3.1 Een nieuwe schrijfstijl? Om de mediumgebonden problemen enigszins te overwinnen en dan vooral het feit dat de aandacht van de lezer moeilijker op een scherm vast te houden is dan op een blad, is het volgens sommigen aangewezen een andere schrijfstijl toe te passen. Teksten op een webpagina brengen meer informatie op een kleinere oppervlakte dan teksten in een gedrukt blad. Omdat het moeite kost om de aandacht vast te houden en het wegklikken van een pagina zo is gebeurd, is het belangrijk de berichtgeving scherp en bondig te houden. Verder kan je het lezen vereenvoudigen door gebruik te maken van korte zinnen en korte paragrafen met genoeg ruimte ertussen. Passieve constructies zijn lastiger voor de lezer, dus een samenstelling onderwerp-werkwoord-voorwerp is ideaal. Ook is het belangrijk korte, beschrijvende tussenkoppen te gebruiken en moeilijke constructies of woordspelingen (in de tussentitel) te vermijden. Erg handig en vaak voorkomend is een kort overzicht van de tussentitels bovenaan de pagina met links naar de verschillende onderdelen (Foust, 2005, p. 144-150; Roelstraete, 2004, p. 12). De nonlineariteit van teksten, zoals beschreven in 1.3.2.5, zorgt ervoor dat elk stuk tekst op zichzelf moet kunnen staan maar ook iets nieuws moet kunnen brengen dat toch nog in het geheel past. De gebruiker hoeft andere delen van dezelfde grotere tekst niet te lezen om een specifieke tekst te begrijpen (Roelstraete, 2004, p. 12). 1.3.3.4 Snelheid in plaats van accuratesse Net omdat de mogelijkheden van het internet met betrekking tot snelheid zo opvallend zijn, zoals beschreven onder 1.3.2.1, wordt de snelheid van dit medium als een wapen gebruikt in de concurrentiestrijd van de onlinejournalistiek. Omdat de gebruiker zo snel mogelijk wil geïnformeerd zijn, is snelheid een belangrijke manier om lezers te winnen. Wanneer de berichtgeving van een gelijkaardig niveau is, maar website x is systematisch sneller dan website y, dan is het logisch dat de meerderheid van de gebruikers voortdurend zal terugvallen op de snelste website. Enkele strategieën worden toegepast om de snelheid van berichtgeving te bevorderen. Hoe korter het bericht, hoe sneller het kan geschreven worden. Daarom wordt in de onlineverslaggeving veelal geopteerd voor beknopte berichten waarbij de kern van de boodschap reeds in de eerste zin zit vervat. Elke volgende zin voegt informatie toe maar het belang ervan neemt af, naarmate de lengte van de tekst toeneemt (Ransschaert, persoonlijke medeling, 2006, 17 februari). Door het veelvuldig gebruik van audioclips, videoclips en beeldmateriaal kan tijd bespaard worden op beschreven tekst wanneer deze audiovisuele hulpmiddelen betekenis toevoegen en niet louter als illustratie dienen. Vooral websites van omroepen maken gebruik van deze tactiek. De audio- of
22 video-opnames die in de eerste plaats voor journaals zijn gemaakt, worden door een website als vrtnieuws.net online aangeboden en vervangen een deel van de geschreven tekst. Kranten of tijdschriften hebben er geen baat bij om dergelijke opnames te maken en moeten zich dan ook behelpen met beeldmateriaal (Ransschaert, persoonlijke medeling, 2006, 17 februari). Het grootste nadeel van de tijdsdruk van onlineredacties is dat berichten soms zonder aanpassingen of slechts in beperkte mate gewijzigd van de bron overgenomen worden. In de meeste gevallen betreft het de berichten van een persagentschap als Belga. Nieuwsbladen die op deze dienst zijn geabonneerd, zoals alle Belgische kranten, kiezen soms voor de meest tijdbesparende optie door het oorspronkelijke bericht zonder bijkomende onderzoeken rechtstreeks over te nemen. Berichten van nieuwsagentschappen zijn meestal erg summier en vormen de aanzet tot een uitgebreider artikel in de media. Deze evolutie is niet alleen negatief voor de kwaliteit van de onlineberichtgeving maar komt ook de diversiteit in het medialandschap niet ten goede. De lezer heeft er geen idee meer van of een artikel een afgerond geheel is of enkel ruw feitenmateriaal (Evers, 2002, 27-29; Paulussen, persoonlijke medeling, 2006, 18 april). Jo Bardoel heeft het in dit opzicht over 'gemakzuchtige journalistiek': “een verdere versnelling van de berichtgeving met nog grotere mogelijkheden voor overhaaste, ongecontroleerde en hyperventilerende berichtgeving.” (Evers, 2002, p. 23). Een voorbeeld van 7 mei 2006 op de websites van De Morgen en De Standaard: Allata herhaalt dat hem niets te verwijten valt en zegt dat het volgens hem de advocaat is van Ye die "dit alles heeft geschreven om verwarring te stichten. Als Ye bang is om naar de gevangenis te gaan, wil dat zeggen dat er hem zaken te verwijten vallen." Op de vraag of hij Ye aanraadt China te verlaten antwoordt Allata: "Het is een man van 40! Welke raad kan ik hem geven? (De Morgen 2006 [www]) Allata herhaalt in de zondagseditie van de Franstalige krant La Dernière Heure dat hem niets te verwijten valt. De makelaar zegt dat het volgens hem de advocaat is van Ye die ,,dit alles heeft geschreven (...) om verwarring te stichten. Als Ye bang is om naar de gevangenis te gaan, wil dat zeggen dat er hem zaken te verwijten vallen''. Op de vraag of hij Ye aanraadt China te verlaten antwoordt Allata: ,,Het is een man van 40! Welke raad kan ik hem geven? (De Standaard 2006 [www])
Als voorbeeld heb ik een willekeurig bericht genomen op de website van De Morgen dus niet het artikel van dat moment dat het meest gelijkenissen zou vertonen met een gelijkaardig bericht op een concurrerende website. De Standaard laat hier een aantal elementen staan, die De Morgen niet belangrijk genoeg acht. Toch valt het op dat het grootste deel van dit fragment exact hetzelfde is in de twee onlinekranten: “misschien is dit wel het grootste probleem van de internetjournalistiek: het aankweken van het besef waar de 'knip-en-plak-journalistiek' overgaat in ordinair plagiaat” (Evers, 2002, p. 29). 1.3.3.5 De legale aspecten 1.3.3.5.1 Copyright Wanneer iets copyright is, dan kan er geen kopie van genomen worden, zonder toestemming van de eigenaar. Zo goed als alles wat een individu op het internet plaatst is beschermd door copyright: van inhoud op een webpagina tot de webpagina zelf en van e-mails tot bijdragen op discussieforums. Het bekende copyrightsymbool (©) mag bij een tekst staan, maar dit hoeft niet om beschermd te zijn. Een grote stap in het aanpakken van de problematiek omtrent copyright op het internet in Europa was de 'richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij' van 2001. Omdat geen enkel ander medium als het internet het zo eenvoudig maakt om zijn inhoud te kopiëren, is het beschermen van teksten en vooral het controleren op misbruiken daartegen geen eenvoudige opdracht (Mewton, 2001, p. 159; Paulussen, 2004, p. 66-67; Roelstraete, 2004, p. 29; Foust, 2005, p. 220-221):
23
Nearly anything that appears on a Web page – text, a photograph, an animated graphic, a sound or video clip, even the HTML coding of the page itself – can generally be copied with a few mouse clicks. Once copied, the material can then be pasted onto a new page, saved to the copyright infringer's hard drive, e-mailed to others or manipulated in any number of ways. Unlike other digital media such as DVD discs, which are protected against copying by electronic safeguards, there is no way to protect most Internet content. Thus, being able to go after copyright infringers through the legal system is particularly important to Internet content creators. (Foust, 2005, p. 222)
Het plaatsen van een link naar een illegaal bestand is al genoeg om strafbaar te zijn. De meeste problemen omtrent copyright doen zich voor bij audiobestanden, in het bijzonder bij muzieknummers. Misschien wel de bekendste rechtszaak in dit verband is die tegen Napster door de rockgroep Metallica en de Recording Industry Association of America (RIAA). Napster plaatste geen illegale muziek op hun website maar maakte het voor gebruikers makkelijk om illegale muziek met elkaar te wisselen. De website moest van de rechtbank ophouden met bestaan maar tientallen klonen zoals Gnutella en Kazaa zetten deze illegale uitwisseling verder. In de eerste week van januari 2002 werden via Kazaa 1 miljoen en via Morpheus 1,5 miljoen illegale bestanden gedownload (Garofalo, 2004, p. 100; Foust, 2005, p. 223, 230). 1.3.3.5.2 Privacy In België is sinds 1992 een wet ter bescherming van het individu ten aanzien van het gebruik van zijn persoonlijke gegevens van kracht. “Met deze wet is een zekere transparantie ingevoerd wat inhoudt dat de personen van wie gegevens worden verwerkt, daarvan op de hoogte moeten gebracht worden” (Roelstraete, 2004, p. 26). Elke organisatie die persoonlijke gegevens vraagt, moet meedelen tot welk doel deze zullen verwerkt worden. Een probleem voor de gebruiker schuilt in de cookies, gegevens opgeslagen in de browser van de gebruiker die kunnen gelezen worden door een specifieke website. Deze informatie kan door een website doorgegeven worden aan derden omdat zij daar mogelijk publicitaire voordelen uit halen. Hierdoor kunnen adverteerders achterhalen welke lezer wat leest, zonder dat de lezer op de hoogte is (Foust, 2005, p. 258; Roelstraete, 2004, p. 26-27). 1.3.3.6 De financiële aspecten Omdat het onderhouden van een digitaal magazine niet gratis is, zijn inkomsten nodig. Hoewel er geen papier gekocht, gedrukt en gedistribueerd moet worden, is het financieel gezond houden van een onlinetijdschrift niet eenvoudig. Omdat sommige adverteerders hun publiciteit enkel op papier willen omdat ze niet in digitale reclame geloven, kan dit zelfs een paradoxaal negatief gevolg hebben voor onlinemedia. De minimale kosten aan een onlinetijdschrift zijn de huur van ruimte op een server11 en de registratie van een domeinnaam. In sommige gevallen zijn vergoedingen nodig voor journalisten of fotografen, moet betaald worden voor technologie, diensten of marketing. Er zijn verschillende manieren om inkomsten te halen uit digitale tijdschriften. Aan alle zijn echter problemen verbonden, zoals James C. Foust het stelt: “Perhaps the most important issue facing online journalism is determining how it will pay for itself. At present, no clear business model for online journalism has emerged” (2005, p. 238). Een bijkomend probleem is dat uitgevers bijzonder weinig tijd hebben om te bewijzen dat hun economisch plan wel werkt of zou werken, omdat onmiddellijk resultaat in de digitale wereld belangrijker is dan elders. Sommigen geloven dat het gemiddelde onlinemagazine nooit op zichzelf genoeg winst kan maken (Foust, 2005, p. 238; Weisser, 2000, p. 30-31; Kawamoto, 2003, p. 23; Van Raemdonck, 2002, p. 15). 11
Een computer die gebruikt wordt om HTML-documenten en andere gegevens op te slaan en beschikbaar te maken voor anderen. (Foust 2005: 262)
24 Naast het probleem dat het niet eenvoudig is om aan inkomsten te komen, is er ook een ethisch probleem: de vervagende scheiding tussen redactionele en commerciële informatie. Concreet wil dit zeggen dat een journalistiek stuk over een product naast een reclameboodschap over hetzelfde product staat. “Een advertentie kan ook gepubliceerd worden als een advertorial, een commerciële tekst in een redactioneel jasje” (Evers, 2002, p. 30). Nog een andere mogelijkheid is dat een link naar een adverteerder wordt opgenomen in een journalistieke tekst. De muziekdatabase Allmusic Guide, een wereldwijde autoriteit op het gebied van (digitale) muziekjournalistiek, plaatst links naar Barnes & Noble om de besproken albums online te kopen. Ook traditionele mediavormen blijven niet van dit vraagstuk gespaard. Toch is daar veelal in het redactiestatuut journalistieke onafhankelijkheid gewaarborgd. Dit kunnen we niet zeggen van internetjournalistiek. Bovendien maakt het gebrek aan adverteerders de druk groter (Evers, 2002, p. 30-31). Toen het World Wide Web in volle opgang was en het aantal gebruikers en websites exponentieel toenam, zag het er op financieel gebied positiever uit, omdat er een sterk geloof was dat het internet iedereen rijk kon maken. Steven Paulussen (2004, p. 21) heeft het over een “groot technooptimisme”. Rond de millenniumwisseling barstte de 'internet bubble' en maakte de euforie plaats voor realiteit. De vele roekeloze en overhaaste investeringen in onlinemogelijkheden braken zuur op. In de Verenigde Staten gingen bijna duizend internetbedrijven failliet tussen begin 2000 en begin 2003. Sindsdien zijn investeerders een stuk voorzichtiger. Toch lijkt het dat er vandaag van een voorzichtige stabiliteit kan gesproken worden in de internetsector. Evenwel blijft het zoeken naar een realistische marktstrategie (Foust, 2005, p. 238; Paulussen, 2004, p. 21-22). 1.3.3.6.1 Registratiegeld Het aanrekenen van registratiegeld houdt in dat de gehele inhoud van de website pas te bekijken is na het betalen van een bepaald bedrag. Wanneer een terugkerend, of in sommige gevallen eenmalig, bedrag betaald wordt, dan kan de gebruiker door middel van een unieke naam en een paswoord de inhoud van het magazine raadplegen. Het betalen van registratiegeld is te vergelijken met het betalen voor een gedrukt tijdschrift in een winkel. Wanneer het gaat om een gelieerd onlinemagazine, dan hebben diegenen die abonnementsgeld hebben betaald voor het gedrukte blad ook toegang tot de onlineversie. Aanvankelijk was het geloof bij velen groot dat deze inkomstenstrategie dominant zou worden in onlinejournalistiek. Toch wordt het vandaag bijzonder weinig gebruikt. De reden is dat de hoeveelheid (gratis) informatie op het internet dermate groot is, dat niemand voor online informatie wil betalen: “With so much information available for free, it is difficult to get readers to pay for a subscription, unless what is on offer is especially vital or timely12 or unique” (Holmes, 2000, p. 147). Tijdens de boom van het internet in de tweede helft van de jaren negentig zijn gebruikers gewoon geraakt aan het kosteloze aspect ervan, waardoor het nu erg moeilijk is hen te laten betalen (Foust, 2005, p. 241; Holmes, 2000, p. 146-147; Kawamoto, 2003, p. 23). 1.3.3.6.2 Bijdragen voor extra diensten In dit geval zijn verschillende niveaus aanwezig in de website. Sommige gedeeltes zijn toegankelijk voor iedereen, andere enkel tegen betaling. Zo is het mogelijk dat audiovisueel materiaal of multimedia-inhoud betaling vereist. Sommige websites vragen een bedrag om hun archief te kunnen raadplegen. Het probleem van deze strategie is dat het erg moeilijk is enkel hieruit inkomsten te halen. De bijzondere gedeeltes, waarvoor moet betaald worden, zijn meestal maar voor een gering deel van de bezoekers de inspanning waard (Kawamoto, 2003, p. 23; Foust, 2005, p. 241-242).
12
Een voorbeeld van 'tijdig nieuws' waarvoor gebruikers wel willen betalen is economisch nieuws.
25 1.3.3.6.3 Adverteerders Net zoals gedrukte tijdschriften ruimte kunnen verkopen aan bedrijven of organisaties die daarin een boodschap aan de lezer overbrengen, is het mogelijk een gelijkaardige ruimte te verkopen op een website. Een gesponsorde ruimte op een website wordt een 'banner' genoemd. Meestal volstaat een muisklik op de banner om naar de website van de sponsor doorverwezen te worden. De kosten om met een banner een periode te publiceren hangen af de locatie van deze ruimte13, de grootte van de banner en het aantal keer dat de website bezocht wordt. Elke website heeft een zicht op het aantal verschillende keren op een pagina van de site is geklikt. Hierbij wordt het onderscheid gemaakt tussen het aantal unieke bezoekers of het aantal afzonderlijke mensen dat de website bezoekt, en het totale aantal keer op een pagina is geklikt. Het eerste zijn de bezoekers, het tweede de bezoeken, mogelijk een aantal keer door dezelfde mensen. Ook bestaat er software die de eigenaar van de website vertelt hoe lang bezoekers het magazine bezochten. Het gebrek aan klikcijfers bij de opkomst van het World Wide Web was dan ook de belangrijkste reden waarom adverteerders weigerachtig stonden tegenover publiciteit in een onlinemagazine of -krant. Kawamoto noemt banners nog steeds “notoriously unsuccessful” (2003, p. 23). De sterke fragmentatie van digitale magazines werkt bovendien in de hand dat algemene adverteerders moeilijkheden hebben een geschikt onlinetijdschrift te vinden. Digitale tijdschriften proberen het aantal klikcijfers op te drijven door de cruciale informatie pas na een aantal klikken beschikbaar te maken. Daarom kom je op een website als sport.be pas na een viertal klikken op een live-verslaggeving terecht, hoewel de website de gebruiker laat geloven dat die er onmiddellijk zal zijn. Het is dan ook strafbaar om te linken naar het diepste niveau van een website om zo het doorklikken te vermijden (Foust, 2005, p. 238-241; Roelstraete, 2004, p. 25; Van Raemdonck, 2002, p. 16). Een andere vorm van onlinereclame zijn 'pop ups'. Een pop up is een andere pagina die tegelijkertijd met de website opent. De gebruiker moet in dit geval de ongewenste pagina bezoeken, al is het maar om die te sluiten. Veelal verschijnt de pop up voor de gevraagde inhoud. Omdat deze vorm van reclame als vervelend wordt aanzien, bestaat software die pop ups blokkeert. In sommige browsers, zoals Firefox, is deze software zelfs standaard ingebouwd. Ook vermijden gebruikers sommige websites net omdat deze vervelende vorm van reclame aanwezig is: “Pop-up ads are annoying and have the potential to backfire as people intentionally avoid sites that irritate them with tricky advertising ploys” (Kawamoto, 2003, p. 23). Verschillende onlinemagazines verplichten de gebruiker of moedigen hem aan om zich gratis te registeren. Hierdoor krijgen ze een beeld van de gemiddelde bezoeker en deze resultaten zijn erg handig voor (potentiële) adverteerders. Cookies zorgen ervoor dat de gebruiker niet elke keer opnieuw de nodige gegevens moet invullen. Op het muziekmagazine KindaMuzik bijvoorbeeld, is registratie vereist om deel te kunnen nemen aan wedstrijden (Foust, 2005, p. 240; KindaMuzik, 2006).
13
Wanneer de advertentie een centrale plaats krijgt, bijvoorbeeld boven de titel van de website, dan is die logischerwijze duurder dan een banner onderaan. Sommige geavanceerde reclame verschijnt boven de tekst, tot die weggeklikt wordt of vanzelf verdwijnt of is beweeglijk en blijft voortdurend op het scherm van de lezer. Een bijzondere plaats voor advertenties is midden in de tekst. Zoals Huub Evers aangeeft (2002, p. 30), loert hier het gevaar dat de gebruiker het verschil tussen een commerciële en redactionele boodschap niet meer maakt.
26
2. Muziekjournalistiek Writing about music is like dancing about architecture. - Elvis Costello Most rock journalism is people who can't write, interviewing people who can't talk, for people who can't read. - Frank Zappa -
Muziek is van alle tijden. Muziek is er ook in alle stijlen en genres. Het is daarom belangrijk dat ik hier de grenzen van mijn onderzoeksterrein duidelijk maak. Omdat ik wil komen tot een overzicht van journalistiek over hedendaagse muziek, heeft het geen zin klassieke vormen van muziekjournalistiek, zoals die in de negentiende eeuw werden beoefend, te behandelen. Het is me hier niet te doen om journalistiek over klassieke muziek of over genres als jazz en grindcore die weinig of niet tot de mainstreamcultuur behoren. Wel wil ik een beeld van de huidige westerse muziekjournalistiek weergeven en hoe die zich naar Angelsaksisch model heeft ontwikkeld. Hierbij gaat mijn aandacht naar de bekendste vorm van muziekjournalistiek, namelijk die over de alternatieve en mainstream pop en rock die hun oorsprong kenden in de Verenigde Staten van de jaren vijftig. Het begrip 'muziekjournalistiek', zoals ik het gebruik is bijgevolg erg nauw verwant met 'rockjournalistiek' en 'popjournalistiek'. Ook is 'muziekjournalist' inwisselbaar met 'muziekcriticus' en 'muziekrecensent' (Keunen, 2002, p.17).
2.1 Geschiedenis Het is moeilijk te achterhalen wie ooit als eerste over muziek heeft geschreven. Het is onmogelijk de persoon aan te duiden die als eerste over muziek heeft nagedacht. Vast staat dat zolang de mens muziek maakt, en dat is al van in de prehistorie, die muziek ook reacties heeft ontlokt, die door de criticus al dan niet met anderen zijn gedeeld. Volgens Strabo, een Grieks historicus en filosoof die stierf in het jaar 24 na Christus, vermeerderde Terpander, de grootste musicus van zijn tijd, in de zevende eeuw voor Christus het aantal snaren van de lier van vier naar zeven. Andere bekende geschriften uit de Klassieke Oudheid waarin fragmenten staan over muziek zijn Naturalis Historiae van Plinius en Romeinse teksten over 'musica', één van de zeven artes liberales. Muziek had toen nog veel meer te maken met wiskunde dan met ontspanning of artistieke beleving. Jean-Jacques Rousseau schreef over muziek in de Encyclopédie van Diderot en d'Alembert (1751-1772). In de negentiende eeuw was verslaggeving over muziek te lezen in muziektijdschriften als de Allgemeine Musikalische Zeitung door Breitkopf en Hartel (1782-1882). De jaren rond 1840 waren een scharniermoment in de klassieke muziekkritiek omdat vanaf dan de critici niet enkel meer muzikanten waren. Maakt dit van Plinius een van de eerste grote muziekjournalisten? Neen. Er is een groot verschil tussen het technisch analyseren van muziek of instrumenten en het beschrijven en evalueren van een muzikale prestatie als een vorm van entertainment (Van Gelder, Nieuwenhuis & Peters, 2005, p. 183-184; Wikipedia History of Music, 2006; Wikipedia Music Journalism, 2006; Wikipedia Terpander, 2006; Wikipedia Strabo 2006; Wikipedia Encyclopédie, 2006). We kunnen pas van zuivere moderne muziekjournalistiek spreken vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw. Het is pas vanaf dan dat het schrijven over jazz en populaire muziek meer werd dan het analyseren van de muziek zelf (Jones, 2002, p. 2). Dat is niet zo verwonderlijk want daar heeft de opkomst van de rock-'n-roll mee te maken. Of misschien hebben de media er net voor gezorgd dat de muziek van Elvis Presley en Little Richard zo populair werd en deel ging uitmaken van de mainstreamcultuur: In de jaren vijftig werd voor het eerst duidelijk dat de cultuurindustrie een omvangrijke economische tak is, waarin platenfirma's, filmstudio's, radio- en tv-stations gemeenschappelijke
27 belangen hebben en samen smaken en behoeften kunnen dirigeren. Radio- en tv-shows bleken immers het ideale promotiemiddel voor de nieuwe muziek te zijn, terwijl het gebruik van popmuziek in films tienersterren kon creëren. (Keunen, 2002, p. 28)
Rockjournalistiek was een typisch product van de jaren zestig. Dit was volgens Pierre Bourdieu de periode van de 'nieuwe intellectuelen' die, meestal autodidactisch, zich specialiseerden in het 'legitieme' culturele kapitaal. Politieke revolte, popcultuur en neo-avant-gardistische experimenten waren onderwerpen van open dialoog (Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 43). Dat Groot-Brittannië en de Verenigde Staten de bakermat zijn van de moderne muziekjournalistiek hoeft niet te verbazen. Sinds de Tweede Wereldoorlog is de Angelsaksische cultuur, vooral die van de Verenigde Staten, dominant in het westen. De Amerikaanse culturele waarden werden in WestEuropa overgenomen en deze wereldmacht werd een voorbeeldnatie voor het westen. Samen met hun cultuur- en vrijetijdsbeleving kwam uiteraard ook hun muziek overgewaaid. Alle moderne westerse muziekgenres zijn door deze Angelsaksische cultuurstroom beïnvloed. Ook hun denken en schrijven over muziek werd bepalend voor onze muziekjournalistiek. Bovendien zijn Angelsaksische muziektijdschriften steeds te koop geweest in de meeste Vlaamse krantenwinkels.
2.1.1 Verenigde Staten Zoals eerder gezegd, kwam de huidige muziekjournalistiek op gang in de Verenigde Staten van de jaren vijftig. Pas vanaf de jaren zestig kan van een volgroeide journalistiek gesproken worden. In de jaren vijftig was popjournalistiek niet veel meer dan herschreven reclameboodschappen van platenmaatschappijen. Deze nieuwe vorm van journalistiek was een product van de waarden en houding van de Amerikaanse babyboomgeneratie kort na de Tweede Wereldoorlog: “This criticism essentially recovered the aesthetic and cultural values of postwar youth and asserted the validity of their experience” (Jones, 2002, p.2). Muziekkritiek was in de jaren vijftig en zestig enkel te lezen in underground pers en fanzines. De Amerikaanse muziekjournalistiek is geïnspireerd door jazzjournalistiek van die tijd en publicaties over avant-garde kunst. De grootste invloed komt waarschijnlijk van de eigentijdse filmrecensies en de aandacht voor het buitengewone in het dagelijkse leven in het New Journalism14. Het publiek voor ernstige rockjournalistiek was er in de beginjaren groter dan in Groot-Brittannië op datzelfde moment (Shuker, 2003, p. 84; Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 50; McLeod, 2001, 20 april, p. 48). De stijl van misschien wel het bekendste muziekblad ter wereld, Rolling Stone, heeft zijn invloed nagelaten op elke huidige vorm van journalistiek over populaire muziek in het westen. Een belangrijke reden is dat Rolling Stone verschillende 'regionale edities' heeft in landen als Australië, Japan en Duitsland en in andere landen de Engelstalig editie verkoopt. Het blad werd in 196715 opgericht door Jann Wenner en muziekjournalist Ralph Gleason. “The magazine distanced itself from the underground newspapers of the time, embracing more traditional journalistic standards and avoiding the radical politics of the underground press” (Wikipedia Rolling Stone, 2006). Binnen de drie jaar haalde het tijdschrift al een verkoop van 250000 exemplaren. In latere jaren haalden vele edities de kaap van een miljoen verkochte exemplaren. Tot de jaren tachtig was het blad toonaangevend. Daarna wisselden moeilijke periodes zich af met betere en veranderde het blad dikwijls van koers door middel van klemtonen op onder meer films en celebrity's. (Jones & Featherly, 2002, p. 20; Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 50; 14
15
Een journalistieke stijl die in een zekere zin fictioneel aandoet. Hierbij worden verschillende elementen uit proza overgenomen zoals het hanteren van een verteller in de derde persoon, het beschrijven van scènes, volledig dialogen en een erg gedetailleerde weergave. Tom Wolfe en Hunter S. Thompson waren grondleggers van deze schrijfstijl (Shuker, 2003, p. 84-85; Wikipedia New Journalism, 2006). Een jaar eerder, in 1965, was Crawdaddy! het eerste echte rockmagazine in de Verenigde Staten, maar het haalde nooit het succes van Rolling Stone (Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 51).
28 Théberge, 1991, p. 267; McLeod, 2001, 20 april, p. 49; Shuker, 2003, p. 92-93; Wikipedia Rolling Stone, 2006). Gedurende de eerste jaren van de rockjournalistiek werd geëxperimenteerd met verschillende stijlen en interpretatieve strategieën. Tegen het eind van de jaren zestig echter was een zekere esthetische standaard ontstaan: “the basic demand was that the music should 'kick butt,' but the highest praise was often reserved for works and artists that could be considered 'important' as well” (Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 51). Vanaf de late jaren vijftig tot en met de jaren zeventig onderscheiden Kevin Featherly en Steve Jones (2002, p. 20-21) vier muziekjournalisten als grondleggers voor de huidige popjournalistiek. De vier zijn Nat Hentoff, Ralph J. Gleason, Robert Christgau en Lester Bangs. Opvallend is dat drie thema's steeds terugkwamen zowel in hun teksten als in teksten van tijdgenoten: ras, authenticiteit16 en massacultuur. Naast zijn esthetische waarde heeft populaire muziek een betekenis die daar los van staat. Critici zijn dan ook altijd geïnteresseerd geweest in de constructie, structuur en overlevering van die betekenis. Hun onderzoek naar populaire muziek verbonden met een stedelijke scene17 heeft geleid tot teksten over racisme, stedelijk verval en moreel verval. Aanvankelijk zagen journalisten deze thema's in de teksten van muzikanten van specifieke scenes maar geleidelijk werd de muziek op zich ook als een symbool ervan beschouwd. Het subversieve karakter van de muziek van artiesten als Elvis Presley en Jerry Lee Lewis was eigenlijk ambigu: er was een vervaging van raciale en seksuele grenzen en ze refereerden zelfs naar pacten met de duivel maar aan de andere kant waren hun ambities het 'hoge leven' te leiden, een roze Cadillac incluis (Jones & Featherly, 2002, p. 20-22; Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 50). Ralph J. Gleason (1917 – 1975) was een van de eersten die raciale thema's in de muziekjournalistiek introduceerde. Hij begon als jazzcriticus, werd overtuigd van de revolutionaire kracht van rock-'nroll en schreef veel over Afro-Amerikaanse jazz en blues en het verband met de strijd tegen racisme (Jones & Featherly, 2002, p. 22-23). Ook Nat Hentoff (1925) zag de sociale relevantie van populaire muziek in en schreef over het verband tussen jazz en de raciale problematiek van die tijd. Zo beweerde hij in 1969 dat raciale barrières door muziek konden overwonnen worden. Net zoals Gleason was hij dus naast een schrijver over het effect van muziek een sociaal analist. Hij onderzocht de Amerikaanse folkbeweging van de jaren zestig als een basis voor protest omtrent de raciale problemen. “For instance, he wrote that urban white boys with admittedly good intentions are going to fail in their attempt to reproduce the rural black blues sound to which they have no cultural connection” (Jones & Featherly, 2002, p. 24). Hentoff zag in dat rockmuziek een belangrijke dialoog tot stand brengt tussen jongeren: door middel van deze muziekvorm, ontstaat een gemeenschap tussen de fans, die beseffen dat ze hun zorgen en angsten delen (Jones & Featherly, 2002, p. 23-24). Lester Bangs (1949 – 1982) geloofde eveneens in de kracht van populaire muziek om een brug tussen rassen te vormen. Sinds de jaren zeventig was Bangs, als redacteur bij het magazine Creem, een belangrijke invloed op de latere underground muziekpers. Hij was meer overtuigd van het revolutionair effect op het individu dan op een gemeenschap. Zijn schrijfstijl was in hoge mate beïnvloed door het Gonzo Journalism18 (Jones & Featherly, 2002, p. 25-27; Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 52). De vierde grote grondlegger van de Amerikaanse muziekjournalistiek was Robert Christgau (1942), een vertegenwoordiger van het New Journalism. Hij noemde zichzelf 'the dean of rock critics'. Hij was een van de velen van die tijd die rockmuziek op een academisch niveau benaderde. Zijn belangrijkste uitgangspunt was dat rockmuziek niets meer of minder dan kunst is. Deze muziek had 16 17
18
Het thema van de authenticiteit wordt besproken in hoofdstuk 2.3. Voorbeelden zijn de San Fransisco scene en de Mersey Beat gesitueerd rond Liverpool (Jones & Featherly, 2002, p. 22). Een uitbreiding van New Journalism. Journalistieke correctheid is ondergeschikt aan het vastleggen van sfeer in een prozaïsche stijl. De centrale gedachtegang is dat journalistiek hierdoor nauwer bij de werkelijkheid kan staan, zonder rekening te houden met het traditionele, strikte principe van waarneming (Wikipedia Gonzo Journalism, 2006).
29 volgens Christgau een machtige sociale kracht in zich, die nog versterkt werd door zijn aanwezigheid in de massamedia. “He may have been the first deliberately to form a theory about the job of the pop music critic in society, and his vision certainly has helped define the mainstream approach to popular-music criticism as it now exists” (Jones & Featherly, 2002, p. 27). Robert Christgau was een van de eerste critici die het indrukwekkende Utopia inzag dat samen met de opkomst van The Beatles tot stand kwam. In 1969 ontwierp hij een theorie die beschreef hoe muziek precies op een publiek inspeelt en hoe het kan gebruikt worden als een cultureel wapen (Jones & Featherly, 2002, p. 27; Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 51). In de jaren zestig en zeventig had de geschreven journalistiek over populaire muziek een nationaal publiek in de Verenigde Staten die andere media niet konden aantrekken tot de komst van MTV. De muziekjournalistiek van die tijd heeft in zeker mate een nationaal bewustzijn gecreëerd en de symbolen en esthetische normen van een cultureel erfgoed aangegeven. Rolling Stone veranderde in 1973 van koers en werd een blad over alle vormen van populaire cultuur, politiek en kunst. Tijdens de jaren tachtig was het blad het spoor van de muziek gedeeltelijk kwijt. Later werd de nadruk op muziek weer groter. Vandaag is het magazine erg beïnvloed door tabloidisering en is de journalistieke kwaliteit soms zoek (Jones & Featherly, 2002, p. 36; Shukert, 2003, p. 92-93; Wood, 2006, 30 april).
2.1.2 Groot-Brittannië Het oudste wekelijks verschijnend muziekmagazine ter wereld werd opgericht in 1926 en kreeg de naam Melody Maker (MM). Het was oorspronkelijk een blad voor muzikanten en schreef vooral over jazz. De opkomst van de rock-'n-roll in de Verenigde Staten ontsnapte niet aan hun aandacht maar werd helemaal niet serieus genomen. Elvis Presley werd door het blad beschouwd als een aanslag op integriteit en goede smaak. Tot het midden van de jaren zestig van de twintigste eeuw waren journalistieke teksten over populaire muziek niet veel meer dan verzamelingen van nieuws en roddels. De muziekjournalistiek was onder controle van de muziekindustrie. Bij de opkomst van de Britse rockmuziek in de jaren zestig, niet in het minst The Beatles, kreeg het fenomeen steeds meer aandacht en was er nood aan een degelijke onderbouwde rockjournalistiek. Amerikaanse recensenten speelden hierop in door meer voor het Britse publiek te schrijven. De periode van 1964 tot 1969 wordt dan ook beschouwd als de beginfase van rockjournalistiek in het Verenigd Koninkrijk. Een tweede koersverandering zou komen bij de opkomst van punk in 1976 en een derde, gekenmerkt door een diversificatie van de markt, in het midden van de jaren tachtig (Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 41, p. 45; Wikipedia Melody Maker, 2006). 1964 was dus het jaar waarin rockjournalistiek voor het eerst serieus genomen werd. Er ontwikkelde zich een journalistiek die anders was dan het eigentijdse discours van fans. Centrale journalisten in dit proces waren twee medewerkers van MM van een nieuwe generatie: Chris Welch en Ray Coleman. Ook het concurrerende muziektijdschrift NME (New Music Express), opgericht in 1952, was belangrijk in dit opzicht en richtte zich meer dan MM op populaire muziek. Toch was Melody Maker belangrijker voor de ontwikkeling van een autonome rockjournalistiek omdat, zoals Chris Welch het zei, ze rockmuziek even serieus namen als jazz: “the main shift in the discourse was the emergence of a new set of criteria for rock criticism. For Welch, standards of skill and creative musicianship were as important in rock as in jazz” (Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 46). De meest belangrijke ontwikkeling in de periode 1964-1969 was het ontstaan van een discours waarin de populariteit en verkoopscijfers van muziek geen beslissende factoren meer waren om de muziek kritisch te beoordelen. Er ontstond, net als in jazzkritiek al het geval was, een tegenstelling met commerciële muziek en authenticiteit werd een sleutelbegrip (Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 45-48).
30 Vier elementen hebben de ontwikkeling van de journalistiek over populaire muziek beïnvloed. Ten eerste was er het stijgende belang van populaire cultuur in de maatschappij. De opkomst van de Amerikaanse film- en muziekindustrie bracht verschillende tijdschriften met zich mee, ook over populaire muziek. Amerikaanse muziekbladen als Record World, Variety en Cash Box waren lichtende voorbeelden. Ten tweede was er de jazzjournalistiek, die al een hele tijd hoog aangeschreven stond, zowel in het Verenigd Koninkrijk als in de Verenigde Staten. Concepten als traditie en authenticiteit werden uit de jazzwereld overgenomen. Een derde belangrijke invloed was het concept 'folkauthenticiteit'. Terwijl competentie en kwaliteit hoog in het vaandel werden gedragen in de jazzjournalistiek, bracht het discours over folk noties als 'gevoel' en 'beleving' met zich mee. Tenslotte waren de nieuwe ideeën over het 'Brits gevoel' een vierde invloed op de ontwikkeling van rockjournalistiek. De jeugd van de jaren zestig voelde zich rebels ten opzichte van voorgaande generaties (Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 47). In de vroege jaren zeventig ging MM door het leven als het blad van de 'denkende fan'. Het commerciële succes was, zoals steeds, groter bij NME dat vanaf 1974 zijn hoogdagen beleefde. Het kreeg de reputatie van een 'blad van schrijvers'. De esthetische idealen van de jaren zestig waren tien jaar later nog levend (Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 52-53). Een duidelijke koerswijziging in de rockjournalistiek kwam er met de opkomst van de punk in 1976. “Punk rock represents a crossroads where a modernist aesthetic, intent on making it new, ends up in a postmodern celebration of rock's basic barbarism” (Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 53). Omdat punk aanvankelijk niet aanvaard werd op radio's en festivals, had het de muziekmagazines nodig om te groeien. Daartegenover stond dat deze nieuwe stijl een verademing was voor de muziekjournalistiek. Het begrip 'authenticiteit' verloor veel van zijn waarde. Deze periode is een voorbeeld van hoe de Britse pers een genre veel aandachtiger en uitgebreider kon behandelen dan de Amerikaanse bladen (McLeod, 2001, 20 april, p. 48; Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 53-55). 'New Pop' nam in het begin van de jaren tachtig het roer van punk over19. Authenticiteit werd een ouderwets begrip zonder betekenis en nieuwe schrijfstijlen waren onder meer die van de stream of consciousness en de collage. In interviews was de journalist even belangrijk als de muzikant. De tijdschriften zelf schakelden over op glossy, kwalitatief papier, wat ook vandaag veelal de standaard is. Ook kwamen steeds meer nieuwe muziekmagazines zoals The Face en Smash Hits op de markt, die elk in hun eigen stijl lezers wilden aantrekken. Vaak was het meer te doen om celebrity's dan om muziek (Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 55-56). Vanaf 1985 zijn trends zichtbaar die tot vandaag doorgaan. Zo was er de segmentatie van lezers, zowel wat leeftijd en muzikale voorkeuren betrof. Ook ontstond een polarisatie tussen klantgerichte, muziekjournalistiek gericht naar kopers van muziek en elitaire muziekkritiek, gericht naar hoger opgeleide kenners van alternatieve, underground en avant-garde muziek. Het magazine Q ontstond in 1986 als tegenreactie op de glossy tijdschriften en zocht toenadering tot vroegere muziekstijlen. De journalist werd opnieuw onzichtbaar. De traditionele magazines verloren lezers aan maandelijkse zogenaamde 'style bibles' zoals The Face en Blitz, waarbij beeld belangrijker werd dan het geschreven woord. Samen met Mojo en de kranten, werd Q dominant in de muziekjournalistiek. De kranten zorgden voor het muzikale nieuws, terwijl de twee magazines langere interviews en recensies publiceerden. Een alternatief voor Q en een openlijke tegenstander van mainstream muziekjournalistiek en –magazines werd Wire. Dit zocht vanaf de jaren negentig aansluiting bij een publiek dat houdt van experimentele en niet-westerse genres. Sindsdien heeft de markt zich gestabiliseerd. MM zag zich gedwongen te fusioneren met NME in 2000. De opkomst van stijlen als 'dance' en 'hip-hop' in de jaren negentig werd door de grote magazines zo goed als genegeerd en overgelaten aan kleinere, gespecialiseerde bladen (McLeod, 2001, 20 april, p. 48; Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 56-60; Shuker, 2003, p. 91-92). 19
Dit wil niet zeggen dat punk verdween. Het had gewoon wat van zijn nieuwheid en sensationeel karakter verloren.
31
2.1.3 Vlaanderen In Vlaanderen zijn twee namen belangrijk, wanneer je de geschiedenis van rockjournalistiek in kaart brengt: de openbare radiozender Studio Brussel en het weekblad Humo: “Vroeger was het eenvoudig: wie in rockmuziek geïnteresseerd was, kocht elke week gewoon het weekblad Humo. Samen met Studio Brussel kleurde het blad de muzieksmaak van vele generaties” (Debacker, 2006, 26 januari, p. 46). Grote namen die het journalistieke landschap gekleurd hebben zijn Marc Didden en Marc Mijlemans, beiden bij Humo.: “Didden, een meesterlijk interviewer, heeft de rockjournalistiek in Vlaanderen bijna in zijn eentje respectabel gemaakt. Pas daarna, vanaf de jaren tachtig was dat, werd rock gemeengoed en begonnen alle bladen er aandacht aan te besteden” (“Afscheid in bescheidenheid”, 1999, 24 juli, p. 33). Samen met Guy Mortier heeft Didden in 1978 de basis gelegd voor 'Humo's Rock Rally', een rockconcours dat vele groepen zou maken. Marc Didden is bekend om zijn toegankelijke stukken en cijferde zich als interviewer weg om de aandacht volledig op de geïnterviewde te vestigen (Vantyghem, 2002, 18 mei, p. 14; “Afscheid in bescheidenheid”, 1999, 24 juli, p. 33). Dit wil niets zeggen dat niet over muziek geschreven werd, voor Humo eind de jaren zestig met zijn poppagina's begon. In 1955 richtte Albert Van Hoogten het blad Songparade op. Zijn hoofdredacteur Jan Torfs verliet hem een jaar later om op zijn beurt het meer succesvolle Juke Box in het leven te roepen. Samen met het jeugdblad Joepie, opgericht in 1973, schreef Juke Box veel over de Vlaams schlager. Andere bladen die in de jaren zeventig op de markt kwamen, waren Popshop, Hitposter, Record Express en More. Het waren verzamelingen van sensationeel nieuws, grote afbeeldingen en oppervlakkige interviews. Ernstige en toonaangevende rockjournalistiek, kwam er dus in het tv- en radioblad Humo. Ook Knack haalt in zijn editie Focus Knack, ook vandaag nog, een degelijk niveau (Luyten, 1985, p. 68-71). Humo bestaat intussen zeventig jaar. De eerste vijfendertig ervan was het een doordeweeks amusementsblad en het is vooral sinds de komst van Guy Mortier (hoofdredacteur van 1969 tot en met 2003) dat het de aandacht van progressief, jong Vlaanderen probeerde te trekken. Daarvoor had hij enige vorm van bekendheid verworven met zijn radioprogramma rond rock-'n-roll op Radio 1. De koerswijziging was zeker niet naar de zin van de eigenaars (Les Éditions Mondiales en Groep Brussel Lambert) maar het stijgende lezersaantal stemde hen mild. Het incorporeren van rockjournalistiek, was volgens Mortier een ideaal middel om jongeren te bereiken. “ het 'grote werk' kwam toen al van de interviews van Piryns, De Coninck en Van Meir. Zij bepaalden de toon veel meer dan de rock. En veel van wat wij brachten, dat las je toen nergens.” (Mortier. Geciteerd in: M.R., 2006, 25 februari, p. 40). De journalistieke aanpak nam het blad over van magazines als Rolling Stone. Sinds het optreden van The Beatles in Amsterdam, haalde rock plots het televisiejournaal. De kranten lieten het fenomeen links liggen, maar Humo had de weg gevonden (De Bens, 2001, p. 426; De Graeve & Mertens, 2003, 22 maart, p. 32; M.R., 2006, 25 februari, p. 40; “Ik haat trends”, 2000, 30 juni, p.46). Een gratis, Vlaams tijdschrift (met ook een Franstalige editie) dat zich richt op liefhebbers van alternatieve muziek is RifRaf. Het blad bestaat sinds september 1989 en werkt met vrijwilligers. Het probeert voor iedereen toegankelijk te zijn, heeft de gewoonte erg veel te recenseren, waardoor cdbesprekingen tot een minimum gebracht zijn, een tactiek die een blad als het Britse Uncut ook toepast. Aanvankelijk verscheen het magazine met een oplage van 6000. Vandaag zijn het er 20000 voor de Vlaamse en 15000 voor de Franstalige editie. Een onderzoek naar populariteit bij jongeren uit 1997 wees uit dat na Humo, dit magazine op een tweede plaats kwam. Derde was het Nederlandse muziekblad Oor. In 1998 werd een benefietconcert georganiseerd om het noodlijdend blad uit de problemen te helpen. Met succes want vandaag verschijnt nog elke maand een nieuw nummer (Mesdagh, 1998, 13 mei; Piedfort, 1997, 29 november, p. 10; RifRaf Website, 2006). Gonzo Circus is een underground, Vlaams muziektijdschrift, dat de mainstream muziek naast zich laat liggen en opgericht werd in 1991. Ze noemen zichzelf een “onafhankelijk, toonaangevend tijdschrift dat zich richt op vernieuwende muziek en cultuur” (Gonzo (Circus) Website, 2006). Het
32 magazine richt zich op de meerwaardezoeker, verschijnt tweemaandelijks en vraagt negen euro per exemplaar (Piedfort, 1997, 29 november, p. 10). Vandaag zien we dat het internet een steeds grotere plaats opeist op de markt van de muziekjournalistiek. Matthieu Van Steenkiste verwoordde het in De Standaard als volgt: Sinds de komst van het internet is Humo op dat vlak veel minder belangrijk geworden. On line muziekmagazines zoals Pitchforkmedia zetten nu de toon wat alternatieve muziek betreft en bovendien graven ze ook dieper in de materie. (Debacker, 2006, 26 januari, p. 46)
Humo, met 1,2 miljoen lezers in februari 2006 nog steeds veel gelezen in Vlaanderen, is zijn monopoliepositie in de rockjournalistiek kwijt. Volgens muziekjournalist Marc Didden is de sfeer van weleer, toen hij urenlang met muzikanten kon praten, verdwenen en heeft die plaats geruimd voor een rij journalisten die gecontroleerd door het promoteam, elk 15 minuten krijgen (Vantyghem, 2002, 18 mei, p. 14; “Afscheid in bescheidenheid”, 1999, 24 juli, p. 33).
2.2 De muziekjournalist Muziekjournalisten zijn in bijna alle gevallen niet specifiek tot muziekjournalist opgeleid. Het gebrek aan een specifieke opleiding is daar de belangrijkste oorzaak van. Zelfs vandaag zijn er, zoals reeds aangehaald, strikt genomen bijna geen praktische en theoretische opleidingen tot muziekjournalist of muziekcriticus. Degene die het beroep uitoefenen hebben, zoals een heel aantal journalisten, geen journalistieke opleiding achter de rug maar combineren een creativiteit in taalgevoel met een doorgedreven passie voor en kennis over muziek. Meestal is muziekjournalistiek niet het hoofdberoep van de recensenten, zoals ook in Vlaanderen het geval is. Matthieu Van Steenkiste schat dat er in Vlaanderen slechts een vijftien tot twintig professionele rockjournalisten zijn, die dit als hoofdberoep uitoefenen. De anderen zijn allen freelancers die na hun werkuren platen of optredens bespreken: “Rockjournalistiek in Vlaanderen is en blijft grotendeels een hobby van amateurs of bijklussers” (Van Steenkiste, persoonlijke mededeling, 2006, 11 mei). Ook internationaal zijn het enkel de grote namen, en dat zijn er erg weinig, die voltijds met muziekjournalistiek bezig zijn (Fenster, 2002, p. 85). In het Nederlandse elektronisch magazine musicfrom.nl deelt Martin Kuiper, een muziekcriticus van het muziekblad Aloha zijn collega's op in drie categorieën: de 'liefhebber' is erg met muziek begaan, al dan niet zelf muzikaal actief en probeert genuanceerd en objectief te blijven. Minder is dat het geval bij journalisten die er niet in zijn geslaagd erkenning te krijgen als muzikant en die hun frustraties afschrijven in hun journalistieke bezigheden. Dit vormt de tweede categorie. Een derde categorie zijn journalisten die zich aangetrokken voelen tot de glitter en glamour van de muziekwereld en streven naar snel persoonlijk succes. “Deze journalist doet geen inhoudelijk werk, maar is slechts zijdelings verbonden aan muziekproducties. [...] Deze journalist is verantwoordelijk voor het oppervlakkige imago van de muziekjournalistiek.” (Kuiper, 2001). Zoals de auteur zelf ook beseft, is het gevaarlijk om te veralgemenen en zijn er journalisten die in meerdere van de categorieën thuishoren. Vast staat dat het romantische ideaal dat velen hebben van de rockjournalist in werkelijkheid moet bijgesteld worden. Jory Farr, een full time Amerikaans muziekjournalist omschreef in een artikel van de Washington Journalism Review van 1990 zijn taak als volgt: Most of my weeks go by in a blur. When I'm not listening to the dozens of records and tapes that I get in my mail each week – everything from zouk and zydeco to samba and jazz – I'm setting up interviews, knocking out local entertainment stories, doing background research for larger pieces, arranging photo shoots or dealing with promoters.... I'm frequently exposed to music that's uncharted territory for me. And some weeks ... I wonder if I haven't made a vocational mistake. Chronic fatigue and glamour just don't mix well. [...] Most of my colleagues agree [...] that their jobs are still the stuff of myth. Few readers – or even reporters – understand the rigors of the pop music critic's beat
33 or its key role in American culture. (Farr. Geciteerd in: Jones, 2006, p. 5)
De gemiddelde Amerikaanse muziekjournalist was en is een goed opgeleide, blanke, mannelijke dertiger met een tien jaar ervaring in het vak. Kembrew McLeod noemt de huidige Amerikaanse muziekindustrie zelfs een van de meest ongelijk verdeelde beroepssegmenten, met betrekking tot het aantal vrouwen. Muziekrecensenten worden meestal niet rijk van hun journalistieke opdracht. Velen kiezen dan ook voor het vak vanwege het gratis promotionele materiaal zoals cd's en dvd's, backstage toegang tot concerten en dergelijke (Fenster, 2002, p. 84-85; McLeod, 2001, 20 april, p. 47, p. 56; Jones, 2006, p. 5).
2.3 Inhoudelijk Muziekjournalistiek is er in de eerste plaats om een oordeel te vellen over op een drager, zoals een cd, lp of dvd, opgenomen muziek. Daarnaast beoordelen muziekcritici de live prestaties van muzikanten tijdens optredens en proberen ze een beeld te scheppen van het optreden dat zo goed mogelijk voor lezers die er niet waren wil weergeven hoe het overkwam. Hierdoor legitimeren en canoniseren ze bepaalde muzikale projecten en oefenen ze een controle uit op de muziekindustrie. Muziekjournalisten schrijven over de nieuwste ontwikkelingen en trends in de muziekwereld en scheppen een beeld van het leven van de artiesten, al dan niet aan de hand van interviews. Ook het schrijven van sociologische, muziekgerelateerde artikels behoort tot de mogelijke opdrachten van popjournalisten, iets wat in de mainstream media steeds minder te vinden is. What sets popular-music criticism apart from most all other forms of opinion writing is its tendency from its earliest postwar days to venture beyond the particular work being criticized. Popular-music criticism served as a springboard for social discourse on many levels. (Jones & Featherly, 2002, p. 3536)
“Music criticism is at the center, ultimately, of popular music's role in a consumer society” (Fenster, 2002, p. 85). Muziekjournalistiek biedt samen met de muziekindustrie een terminologie aan die de lezers zich in de loop der jaren hebben eigen gemaakt en nu deel uitmaakt van het algemeen taalgebruik (Fenster, 2002, p. 85-88; McLeod, 2001, 20 april, p. 47). De positie van de criticus binnen het cultureel spectrum is reeds lang aan sociologisch onderzoek onderhevig. Paul M. Hirsch was er in de jaren zeventig van overtuigd dat recensenten functioneren als 'autonome gatekeepers' die 'opinion leaders' zijn voor hun lezers. Elke recensie oefent volgens Hirsch een zekere invloed uit op de opinievorming van de lezer. Dit is de klassieke betekenis van de rol van de muziekjournalist, die gangbaar was sinds het opkomst van deze journalistiek. Een tiental jaar later waren sociologen van mening dat de rol van de criticus niet mag overschat worden omdat het enige wat hem van de lezer verschilt zijn expertise en autoriteit is. Ze representeren een muzikaal apparaat én ze vertegenwoordigen de stem van de lezer. De geloofwaardigheid van het medium achter de recensent heeft een belangrijke invloed op de publieke perceptie van muziekjournalisten (Fenster, 2002, p. 83-84; McLeod, 2001, 20 april, p. 47; Luyten, 1985, p. 38). Het is niet eenvoudig om te achterhalen welk effect muziekkritiek precies heeft op de verkoop van albums en concerttickets. Volgens Roy Shuker is het algemeen aangenomen dat muziekcritici minder invloed uitoefenen op de verkoop van een product dan literaire of toneelcritici. Een belangrijke reden is dat het luisteren naar muziek een grotere impact heeft op het koopgedrag dan het lezen erover (Jones, 2002, p. 4). Daarom heeft een radio-omroep een veel grotere invloed op het al dan niet succesvol worden van een artiest. Toch zijn lezers van muziekbladen in de meeste gevallen ook kopers van muziek. Een onderzoek van 1995 naar het lees- en koopgedrag in GrootBrittannië wees uit dat 57 procent van de lezers van muziekmagazines maandelijks een cd koopt en
34 30 procent om de twee of drie maanden (Shuker, 2003, p. 86). Vast staat dat de muziekindustrie en de muziekjournalistiek elkaar nodig hebben, hoewel er een zekere afstand is tussen de twee en ze niet direct met elkaar verwant zijn. Dat beseft ook Dieter Craeye van KindaMuzik, het grootste Nederlandstalige online muziekmagazine. Hij benadrukt dat KindaMuzik de platenmaatschappijen nodig heeft omdat zij het magazine van promo-albums en interviewmogelijkheden voorzien (Craeye, persoonlijke mededeling, 2006, 12 mei). Vooral gedrukte magazines zijn bovendien afhankelijk van platenmaatschappijen omdat deze de vaste leveranciers van advertenties zijn. In het gratis muziekmagazine RifRaf van april 2006 zijn 34 van de 36 advertenties muziekgerelateerd. Ongeveer 85 procent van de meer dan 150 advertenties in het Britse blad Uncut van mei 2006 hebben met muziek te maken. Dit gaat van het voorstellen van een nieuw album, tot het aankondigen van een festival en het aanprijzen van een dvd-box. Anderzijds kan de muziekindustrie moeilijk zonder de muziekjournalistiek omdat deze nieuwe albums en artiesten onder de aandacht moeten brengen. Bovendien maken ze, indien mogelijk, in hun advertenties gebruik van de positieve recensies in muziektijdschriften. Hierbij duiden ze aan de hand van een quotering of een korte zin aan hoe de magazines op het album reageerden. De advertentie voor het nieuwe album van Broken Social Scene in het magazine Uncut (2006, mei, p. 87) bevat verwijzingen naar maar liefst acht tijdschriften. Bij de advertentie staan zinnen als “a triumph”, “album of the month” en “it's fantastic” (Jones, 2002, p. 6; Uncut, 2006, mei; RifRaf, 2006, april). Omdat het de taak van muziekrecensenten is om te oordelen of bepaalde muziek goed of slecht is, is een van de manieren om dit te onderzoeken het controleren van de artistieke integriteit van de muzikanten. Omdat het niet eenvoudig is om hier een standaard in te vinden, wordt dit vaak gelijkgesteld aan de authenticiteit van de muziek. Volgens David Sanjek staat authenticiteit centraal in de ideologie van rockmuziek. Hij definieert het als “the degree to which a musician is able to articulate the thoughts and desires of an audience and not pander to the 'mainstream' by diluting their sound or their message” (Sanjek. Geciteerd in: Jones & Featherly, 2002, p. 32). Authenticiteit wordt door verschillende critici, waaronder Nat Hentoff gezien als een terugkeer naar de 'roots' van de muziek. Zoals reeds aangehaald, is authenticiteit niet altijd een norm geweest (Jones & Featherly, 2002, p. 31-32). De geschiedenis van de muziekjournalistiek biedt een goed overzicht van de muzikale trends op zich. Meer nog, de muziekmagazines hebben steeds bijgedragen in het tot stand komen van die trends. Mick Jagger, zanger van de Rolling Stones, is ervan overtuigd dat het rebelse karakter van zijn muziek een dimensie is die muziekjournalisten eraan hebben gegeven. MM had het in 1964 over “the group parents hate” en “the guys you don't want your sister to hang out with” (Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 46; Théberge, 1991, p. 266). Onlosmakelijk verbonden met journalistiek over populaire muziek is de jeugdcultuur: “The links between popular music and youth that are forged in the places inhabitated by musicians and young people are milled in the discursive spaces of popular-music criticism” (Jones, 2002, p.9). In de loop van de geschiedenis van de populaire muziek is elke nieuwe stroming nauw verbonden met de sociaal-economische omstandigheden van het moment. De Briste punk van de tweede helft van de jaren zeventig, met The Sex Pistols voorop, was de soundtrack van een nieuwe subcultuur. Deze muziek was verbonden met het protest van een verveelde jeugd, slachtoffers van een sociaaleconomische crisis die geen positief toekomstbeeld hadden. Tien jaar eerder waren The Beatles het symbool voor opstandige tieners (Keunen, 2002, p.35, p.106). Er is nog weinig variatie of vernieuwing in de hedendaagse muziekjournalistiek. Aan de hand van onderzoek van Mark Evans (1998) en Mark Fenster (1989) besluit Steve Jones (2002, p. 6) dat de muziekjournalistiek als het ware geïndustrialiseerd is geworden en dezelfde conventies van de muziekindustrie heeft overgenomen. Elke albumbespreking bevat steeds terugkerende elementen: analyse van de muziek en de teksten, achtergrondinformatie over de artiest of band en
35 vergelijkingen met vroegere albums of andere muzikanten: “there are structural limits to the practice of popular-music criticism, and there may not be an endlessly renewable stock of symbolic capital for critics to use” (Jones & Featherly, 2002, p. 20).
2.4 De media 2.4.1 Audiovisueel 2.4.1.1 Televisie Vanaf de jaren tachtig werd televisie, en dan vooral MTV als eerste muziekzender, een erg belangrijke 'opinion leader' in de muziekpers (Shuker, 2003, p. 83). Vandaag zijn muziekzenders vooral op jongeren gericht. Met MTV, TMF en JIM heeft de Vlaamse kijker drie van deze zenders op de kabel. Muziekjournalistiek zijn ze minder belangrijk dan een radiozender als Studio Brussel maar met festivalverslagen, korte interviews en popnieuws leveren ze toch hun bijdrage. 2.4.1.2 Radio “Elke donderdagmiddag, wanneer de playlists van de radio's binnenkomen, is het voor de platenmaatschappijen bibberen. Krijgen hun singles een A-rotatie, een B-rotatie, ...”(Van Steenkiste, persoonlijke mededeling, 2006, 11 mei). Radio heeft een erg belangrijke impact op het maken of mislukken van artiesten. Nieuwe nummers bereiken het publiek veel sneller via radio dan het geschreven woord hen kan overtuigen. Presentatoren nemen soms de rol van muziekjournalist aan wanneer ze een overzicht geven van het muziekaal nieuws of muzikanten interviewen. Een zender als Studio Brussel, die het imago van een kwalitatieve, alternatieve jongerenzender heeft, besteedt ook regelmatig aandacht aan optredens en festivals, al dan niet door het live uitzenden van gedeeltes ervan. Diezelfde zender programmeert van maandag tot donderdag het muziekmagazine Antenna: Antenna is hét muziekmagazine van Studio Brussel. Alles wat beweegt in de (alternatieve) pop- en rockwereld ontsnapt niet aan het vizier van Antenna. De nieuwste releases en ontwikkelingen worden op de voet gevolgd. Antenna pakt dan ook dagelijks uit met muzieknieuws, interviews, sessies en/of live opnames. (Website Studio Brussel, 2006)
In een programma als Brussel Vlaams, eveneens op Studio Brussel wordt aandacht gevestigd op Belgische muziek van vandaag en uit het verleden en is plaats voor langere studio-interviews met Belgische artiesten (Website Studio Brussel, 2006).
2.4.2 Gedrukt en online Omdat gedrukte en onlinemedia een stuk geschikter zijn om zich te richten op een nichepubliek – er zijn gewoon veel meer verschillende bladen dan zenders, is ook het muziekjournalistieke aanbod er aanzienlijk ruimer. Bovendien is het maken van een blad gemiddeld goedkoper dan het fabriceren van een televisie- of radioprogramma en gebeurt het lezen ervan beduidend individueler dan er naar televisie gekeken of naar radio geluisterd wordt (Shuker, 2003, p. 85).
36 2.4.2.1 Kranten Bijna alle kranten besteden op een bepaalde manier aandacht aan muziek. Ze gaan hierin zo breed als ze zelf willen. Sommige Vlaamse kranten, zoals Het Nieuwsblad, beperken dit door een aantal summiere cd-besprekingen per week, af en toe een kort interview en een regelmatig overzicht van nieuws uit de muziekwereld. De kwaliteitskranten De Morgen en De Standaard brengen nagenoeg dagelijks muziekjournalistieke stukken, waarbij de reeds opgenoemde types uitgebreider voorkomen, samen met concertverslagen en algemeen beschouwende artikels (Shuker, 2003, p. 84). 2.4.2.2 Magazines Net zoals kranten dagelijks aandacht besteden aan muziek, hebben vele magazines een terugkerende muzieksectie. Dit gaat van 'teen glossies' zoals Joepie in Vlaanderen en Smash Hits in het Verenigd Koninkrijk, tot lifestylemagazines en tv-bladen. Muziekbijdragen beperken zich meestal tot korte besprekingen van actuele releases (Shuker, 2003, 90). 'Style bibles' zoals The Face, Elle en Blitz kwamen op in de jaren tachtig en verdrongen met grote afbeeldingen het geschreven woord naar de kant. Muziekjournalistiek was en is er dan ook van een matig niveau. De aanpak van deze magazines heeft een invloed uitgeoefend op muziekbladen als Q en Mojo (Shuker, 2003, p. 89, p. 93). 2.4.2.2.1 Gedrukte muziekmagazines Muziekmagazines zijn zo gevarieerd als de muzikale ontwikkelingen zelf. In de Verenigde Staten en Canada alleen al zijn honderden tijdschriften (als fanzines worden meegerekend) die muziek als centraal thema hebben. Hierbij gaat het niet alleen om muziekjournalistieke bladen, maar ook om technische over bijvoorbeeld een specifiek instrument of geluidsinstallaties. Een makkelijk onderscheid is te maken tussen consumentgerichte, industriegerichte (Music Business International, Billboard, …) of muzikantgerichte (Guitar, Making Music,…) magazines. Deze laatste twee types vallen buiten dit onderzoek (Théberge, 1991, 247; Shuker, 2003, p. 86-87). In de jaren zestig, zeventig en tachtig kwamen verschillende tijdschriften op de markt die inspeelden op de opkomst van nieuwe technologieën met betrekking tot muziek. Voorbeelden zijn Music Technology, Electronic Musician en Music, Computers & Software (Théberge, 1991, p. 245). In de jaren tachtig ging het geleidelijk bergaf met muziekbladen. “Popjournalistiek werd een vast onderdeel van dag- en weekbladen, die muziek vaak maar als een verkoopsargument gebruikten” (Vantyghem, 2002, 18 mei, p. 14). De grote bladen van weleer, Rolling Stone in de Verenigde Staten en NME in Groot-Brittannië spraken niet meer aan. Ook in Vlaanderen werd Rolling Stone als veel te ouderwets beschouwd. In 1990 had Engeland nog zes alternatieve rockbladen. Daar bleven er een tien jaar later maar twee van over. De opgang van gratis magazines op het internet, was een nieuwe doorn in het oog van de gedrukte media: “het lijkt wel of muziekweekbladen het meest seksloze medium geworden zijn, terwijl ze vroeger de hipste toegang waren tot de popwereld” (Vantyghem, 2002, 18 mei, p. 14). De nieuwe spelers op de (Britse) markt zijn in grote mate Q, Mojo en Uncut. De sfeer die ervan uitgaat is helemaal anders dan de rockbladen van de jaren zestig en zeventig. Van onderbouwde recensies is bijna geen sprake meer. De bladen zien er trendy uit, proberen te scoren met de meest originele lijstjes en zijn gericht op een jong lezerspubliek, waardoor ze oudere fans verliezen. Het Nederlandse Oor houdt stand met een 32000 lezers in 2002. (Vantyghem, 2002, 18 mei, p. 14). Deze magazines hebben allen een website als uithangbord of als aanvulling op het gedrukte blad. Het gaat hier dus over gelieerde websites, zoals beschreven in hoofdstuk 1.3. Gelieerde websites
37 hebben min of meer dezelfde voor- en nadelen als afzonderlijke websites (cfr. infra voor de voordelen van dit laatste type). Zo is het uitbuiten van de mogelijkheden rond interactiviteit voor beide types aangeraden, ook voor muziekmagazines: At Rollingstone.com, general manager Chris Hanger also believes online magazines need to provide readers with an interactive experience. "The more we can get a user to leave a piece of themselves on the site, the more likely they are to return and be a regular reader," he says. The site, which has been operated in its present format by music network Emusic.com since 1999, receives between 1.5 and 2 million unique users monthly. (Weisser, 2000, p. 30-31)
2.4.2.2.2 Fanzines en de undergroud pers Aanvankelijk was muziekjournalistiek en -kritiek in de Verenigde Staten enkel te lezen in fanzines en underground pers. Het is vaak zo dat ontwikkelingen in ondergrondse en alternatieve pers een voorbode zijn voor wat zich later in de mainstream pers zal afspelen. Steve Jones (2002, p.3) gaat zelfs zo ver te beweren dat de underground pers van de jaren vijftig en zestig in de Verenigde Staten zijn bestaan gedeeltelijk te danken heeft aan de vele pagina's gewijd aan bijdragen over populaire muziek. De ondergrondse fanzines hebben eigenlijk de standaard bepaald van hoe rockmuziek zou moeten klinken. Schrijvers in deze niet-commerciële media werden in de loop van de geschiedenis dikwijls overhaald om voor een groot, mainstream magazine te gaan schrijven (Jones & Featherly, 2002, p.36; Gudmundsson & Lindberg & Michelsen & Weisethaunet, 2002, p. 53). Underground periodicals have been particularly tied to popular-music criticism, because such periodicals served (and continue to serve, by way of fanzines both online and print) as a kind of 'farm league' for many journalists. Such periodicals remain the catalyst of many who subsequently choose reporting and editing in the mainstream or underground press as a career. (Jones, 2002, p.2)
Voorbeelden van ondergrondse publicaties die de komst van magazines als Rolling Stone voorbereidden, zijn Village Voice, LA Free Press en Berkeley Barb (McLeod, 2001, 20 april, p. 49). Een Vlaams ondergronds blad, dat ook vandaag nog verschijnt en in het Engels publiceert is Semtex. Het magazine bestaat vanaf 1998, wordt in stand gehouden door enkele personen en is intussen acht keer verschenen (Semtex Website, 2006). Fanzines zijn thematisch verbonden met één artiest of band en zijn gemaakt door fans voor fans. Het zijn privaat uitgegeven tijdschriften, die meestal enkel via post verkrijgbaar zijn en hier en daar in alternatieve muziekwinkels opduiken. Veelal worden ze samengesteld door één persoon of door een groep vrienden. In de jaren zeventig waren erg veel fanzines gewijd aan de punkbeweging, terwijl de jaren tachtig de opgang van heavy metal kende, met een bijhorende resem bladen (Shuker, 2003, p. 87, p. 89). Door de komst van het internet zijn vele gedrukte fanzines vervangen door elektronische nieuwsbrieven. Niet alleen hebben de meeste (bekendere) artiesten hun eigen nieuwsbrief, maar ook zijn talloze websites van fans in principe fanzines op zich. 2.4.2.2.3 Onafhankelijke online muziekmagazines Steve Paulussen (2005, p.35) bevestigt dat de drempel om op het internet te publiceren dermate laag is geworden, dat de weg is geopend voor nichepublicaties die in de traditionele media waarschijnlijk niet zouden overleven. Eén specifieke niche daarin, en naar mijn mening een erg belangrijke voor muziekjournalistiek in de toekomst, is die van de onafhankelijk muziektijdschriften. Deze kunnen profiteren van alle voordelen zoals beschreven in 1.3.2. Fenster wijst er bijvoorbeeld op, dat deze magazines discussies tussen fans en recensenten veel makkelijker maken (2002, p. 89).
38 Het grote internationale voorbeeld voor onafhankelijke online muziekmagazines is het Amerikaanse Pitchfork Media. Volgens Joost Devriesere, hoofdredacteur van Digg*, beïnvloedt een slechte recensie op Pitchfork de verkoop drastisch in negatieve zin (persoonlijke mededeling, 2006, 10 mei). Het blad werd opgericht in 1995 en haalt vandaag meer dan 150000 bezoekers per dag: U.S.-based daily Internet publication devoted to music criticism and commentary, music news, and artist interviews. Its primary focus lies with independent music, particularly indie rock bands, electronic music artists, singer-songwriters, and hip-hop artists, although it also occasionally covers mainstream pop music when the editors and writers consider it innovative or relevant to the publication's readership. Pitchfork is reputed to have significant influence in the independent music world. (Wikipedia Pitchfork, 2006)
Pitchfork kan het zich permitteren zelf ook een tweedaags rockfestival te organiseren waar verschillende internationaal bekende bands als The Futureheads en Yo La Tengo optreden (Pitchfork Website, 2006). KindaMuzik, opgericht in 1999, wordt door Dieter Craeye in de Benelux even machtig genoemd als Pitchfork Media in de Verenigde Staten. KindaMuzik is het grootste onafhankelijk elektronisch muziekblad in Vlaanderen en Nederland, zowel wat het aantal medewerkers als het aantal bezoekers betreft. Het heeft dagelijks een 5000 unieke bezoekers en maandelijks worden twee miljoen pagina's aangeklikt. Om en bij de 80 vrijwilligers, van eindredacteurs tot fotografen, van recensenten tot een webmaster, houden KindaMuzik draaiend (Craeye, persoonlijke mededeling, 2006, 12 mei). In 2001 werd goddeau mede door huidig hoofdredacteur Matthieu Van Steenkiste opgericht. Dit magazine brengt een breed gala aan cultuurverslaggeving, maar is toch nadrukkelijk op muziek gericht. Het magazine wordt gedragen door een kleine vijftig medewerkers en heeft een 1500 unieke bezoekers per dag (Van Steenkiste, persoonlijke mededeling, 2006, 11 mei). Joost Devriesere richtte samen met zijn webmaster in 2002 Digg* op. Het letterwoord betekent zoveel als 'dit is gewoon goed' en het magazine splitst zijn aandacht op in muziek en film. Omdat de concurrentie tussen filmmagazines op de Nederlandstalige markt minder groot is dan tussen muziekmagazines, zijn drie op de vier bezoekers op deze website geïnteresseerd in het filmgedeelte. Dit verleidt hoofdredacteur Devriesere niet om van film een prioriteit te maken want hij vindt een kwalitatief muziekgedeelte minstens even belangrijk. Dagelijks vinden 3000 tot 3500 mensen de weg naar Digg*, waarvan een 750 tot 900 voor muziek (Devriesere, persoonlijke mededeling, 2006, 10 mei). Naast deze drie elektronische muziekmagazines zijn er in Vlaanderen en Nederland nog een heel aantal andere. Het heeft geen zin om ze allen voor te stellen omdat drie tijdschriften een perfect beeld van het spectrum kunnen geven. Gelijkaardige bladen zijn Storing-Zine, Cutting Edge, Kwadratuur, Damusic, Dreun, Rocktribune en Motel Magnolia.
2.5 Huidige tendensen Een recent fenomeen, gestimuleerd door de opkomst van het internet, is het aanbieden van de muziek zelf bij het magazine. Mits technische en financiële mogelijkheden bieden websites volledige songs of videoclips al dan niet gratis aan hun lezers aan. Gedrukte magazines hebben twee mogelijkheden om met deze trend mee te gaan: of ze verwijzen naar hun website om de besproken muziek te beluisteren of ze bieden een cd bij hun magazine aan. Bij het Britse muziekblad Uncut zit elke maand een gratis cd met een 15-tal nummers van verschillende artiesten, alle besproken in het nummer. In het blad zelf staan verwijzingen naar het samengestelde album, terwijl een
39 paginanummer na elk lied op de achterhoes van de cd naar een specifiek artikel in het magazine verwijst (Uncut, 2006, mei). Naast legaal aangeboden muziek is het internet de plaats bij uitstek waar gebruikers illegaal muziek uitwisselen in mp3 of wma-formaat via programma's als Kazaa en Soulseek. Toen Napster nog bestond, voorzag het in de mogelijkheid om muziek te uploaden en te downloaden, maar bood het daarnaast ook een discussieforum aan waar gebruikers over hun illegaal uitgewisselde muziek konden discussiëren. “Aspects of interaction themselves thus become integrated as the practices of popular-music fandom converge in an through new media and technology” (Jones, 2002, p.12). Rockrecencente Gina Arnold is ervan overtuigd dat lezers die op zoek gaan naar serieuze rockjournalistiek muziekbladen als Rolling Stone en Spin achter zich hebben gelaten en vandaag hun toevlucht zoeken naar het internet, fanzines en gespecialiseerde radiozenders (Jones, 2002, p. 11). De interactiviteit tussen muziekcritici en fans is vandaag groter dan ooit tevoren omdat naast de onafhankelijke online muziekmagazines, ook alle gedrukte tijdschriften een internetversie hebben. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de noden van de fans. Steve Jones (2002, p.10-11) stelt dan ook dat de scheidingslijn tussen fan en muziekjournalist nog nooit zo dun geweest is als vandaag. Hij vindt het nog te vroeg om de gevolgen te voorspellen die de opkomst van online journalistiek zal hebben op de ontwikkeling van muziekjournalistiek: But is not too early to note that new media will not likely drive music critics to extinction. They might create greater demand for music criticism, or they might be a proving ground for aspiring music critics. Look at the Usenet newsgroups, mailing lists, chat rooms, and web sites where the boundaries between fans and critics are blurred as never before. (Jones, 2002, p. 11)
Het ziet er naar uit dat het zwaartepunt van kwalitatieve muziekjournalistiek zich op dit moment aan het verschuiven is van gedrukte media naar onlinemedia. De grote muziekmagazines, zowel in de Verenigde Staten als in Groot-Brittannië, hebben aan geloofwaardigheid moeten inboeten. Over het Britse Q, toch wel het populairste muziekblad in het Verenigd Koninkrijk zegt Peter Vantyghem in De Standaard: “Het blad is vederlicht, stelt nauwelijks eisen aan zijn sterren, degradeert recensies tot futloze impressies, en zoekt de aandacht met lijstjes van bijvoorbeeld de honderd beste rockfoto's” (2002, 18 mei, p. 14). Het laatste nummer van Uncut probeert de lezer te overtuigen met “The Passion of Morrissey. His most emotional interview ever” (Uncut, 2006, mei). Morrissey zelf staat als een heilige afgebeeld en is aan het huilen. In het interview draait het bijna volledig om de figuur Mosrissey zelf en niet om zijn muziek. Zo blijft de interviewer doorvragen of er een nieuwe liefde is in het leven van Morrissey, wat de zanger steeds ontkent (Uncut, 2006, mei, p. 56-64). Ook in Vlaanderen is Humo niet meer dezelfde standaard op het gebied van rockjournalistiek als pakwek twintig jaar geleden. Matthieu Van Steenkiste, hoofdredacteur van goddeau volgt de Vlaamse en internationale muziekpers al lang op de voet en stelt een waardeverlies in de traditionele Vlaamse (en internationale) pers vast: Humo is nu zijn hoge standaard van de jaren '80 en zeker jaren '90 aan het verkwanselen. Vroeger had je daarin een taalvirtuositeit en erg straffe stukken. Toen durfden ze ook nog gemeen iets afbreken. Nu niet meer en dat is jammer. Toch blijft Humo belangrijk omdat het zo'n massamedium is. Evenwel is het niet meer de norm voor ons. (Van Steenkiste, persoonlijke mededeling, 2006, 11 mei)
Het probleem van RifRaf is dan weer dat zij, waarschijnlijk om plaats en tijd te besparen, hun cdrecensies al te summier houden. De bespreking van de ep Away From the Numbers van de Belgische groep Flowers For the Few bestaat uit vijf zinnen. De recensent geeft dan ook op geen enkel moment de indruk dat hij het album beluisterd heeft (Vermeersch, 2006, april, p. 36). Vlaamse kranten besteden vandaag minder aandacht aan muziek dan pakweg tien jaar geleden. Devriesere (persoonlijke mededeling, 2006, 10 mei) ziet tijdsdruk en commerciële belangen als
40 oorzaken van het afnemen in kwaliteit van muziekrecensies in de Vlaamse traditionele media. Net als Van Steenkiste en Craeye stelt hij vast dat besprekingen van albums en optredens steeds oppervlakkiger worden. Van Steenkiste overloopt de Vlaamse kwaliteitsbladen: “De Morgen is sinds de recente restyling wel erg beperkt geworden. De Standaard was vroeger ook beter en De Tijd bespreekt muziek tegenwoordig eerder vanuit een economische invalshoek” (persoonlijke mededeling, 2006, 11 mei). Craeye (persoonlijke mededeling, 2006, 12 mei) bevestigt dat bijdragen in printmedia steeds meer gericht zijn naar een zo breed mogelijk publiek en daardoor hun journalistieke kwaliteit verliezen. In tegenstelling tot onafhankelijke websites zijn gedrukte media economische producten met de doelstelling winst te maken. Hierdoor worden ze afhankelijk van verschillende factoren. Ze moeten voldoende lezers bereiken en moeten de adverteerders, waarvan de muziekindustrie het grootste deel uitmaakt, te vriend houden. Dit brengt een zekere druk met zich mee, met negatieve gevolgen voor de journalistieke kwaliteit en integriteit. Door stukken toegankelijk te houden, zijn zoveel mogelijk lezers tevreden en door mild te zijn in besprekingen, krijgen ze de platenmaatschappijen niet tegen zich: The periodicals and other media outlets the critic works for depend upon advertising, a relatively large portion of which comes from record labels and from other media companies themselves often financially related to, or maintaining ongoing relationships with, record labels. This seems at worst a conflict of interest or the appearance thereof [...] and at best a dagger that labels can hold over publications in retaliation for negative reviews. (Fenster, 2002, p. 84)
Luyten (1985, p. 55) bevestigt dat heel wat popjournalisten handig gebruik maken van etentjes, recepties en reportagereizen op kosten van platenfirma's. Een bijkomend probleem is de beperktheid in zowel tijd als ruimte. Deadlines maken het voor de journalist aantrekkelijk zijn bijdragen kort te houden en door recente formaatsinkrimpingen bij De Standaard en De Morgen is de ruimte voor artikels aanzienlijk verminderd. Ook wordt het aanlokkelijk om artikels uit buitenlandse kranten te vertalen. Op 31 maart 2006 bijvoorbeeld, vertaalt De Morgen een stuk van The Independent over Morrissey (“Morrisey: de grote klep slaat weer toe”, 2006, 31 maart, p. 18). Onafhankelijke online muziekmagazines vinden steeds meer de weg naar de lezer in Vlaanderen. De website goddeau bijvoorbeeld, ziet zijn bezoekersaantal duidelijk toenemen. In januari 2005 kwamen dagelijks een 400 unieke bezoekers naar het elektronische tijdschrift. Een jaar later was dit aantal opgelopen tot 1000 en op dit moment (mei 2006) komen een 1500 muziekliefhebbers dagelijks naar goddeau (Debacker, 2006, 26 januari, p. 46; Van Steenkiste, persoonlijke mededeling, 2006, 11 mei). Ook worden de meer bekende en grotere van deze tijdschriften steeds meer au serieux genomen, zowel door lezers als door de muziekindustrie. Dieter Craeye van KindaMuzik (persoonlijke mededeling, 2006, 12 mei) geeft mee dat het blad vroeger stiefmoederlijk werd behandeld door de grote platenmaatschappijen, maar dat ze vandaag wel serieus genomen worden. Hetzelfde geldt voor grote muziekfestivals (Debacker, 2006, 26 januari, p. 46; Van Steenkiste, persoonlijke mededeling, 2006, 11 mei). Omdat deze magazines gratis toegankelijk zijn, zijn ze verplicht te werken met vrijwilligers. “Het voordeel om met vrijwilligers te werken is hun grotere passie voor muziek en hun engagement” (Craeye, persoonlijke mededeling, 2006, 12 mei). Dit wil niet zeggen dat deze magazines zomaar iedereen aannemen. Hoofdprioriteit blijft een goede kennis van zaken en een vlotte omgang met de Nederlandse taal (Van Steenkiste, persoonlijke mededeling, 2006, 11 mei; Devriesere, persoonlijke mededeling, 2006, 10 mei). Onafhankelijke online magazines ondervinden zeer weinig druk van buitenaf. Als ze al adverteerders hebben, dan zijn het geen platenmaatschappijen. Hierdoor hoeven ze zich niet in te houden om een plaat negatief te beoordelen, als ze dat ook vinden. Ook maakt het weinig uit hoeveel keer ze gelezen worden, want ze beseffen dat ze een vast publiek hebben. Het klopt dat
41 hogere klikcijfers recht geven op hogere tarieven voor adverteerders en dat de muziekindustrie het aantal bezoekers van deze websites controleert. Maar omdat het deze magazines niet te doen is om winst te maken en het advertentiegeld volledig naar de uitbouw van de website en naar onkosten gaat, weegt dit niet op tegen de druk die printmedia voortdurend ervaren. Het niveau van bijdragen kan gevrijwaard blijven omdat algemene toegankelijkheid geen basisvereiste is. Bovendien zorgt het ontbreken van deadlines voor minder tijdsdruk en laat de onbeperktheid in ruimte toe dat bijdragen diepgravend en uitgebreid zijn (Van Steenkiste, persoonlijke mededeling, 2006, 11 mei; Devriesere, persoonlijke mededeling, 2006, 10 mei; Craeye, persoonlijke mededeling, 2006, 12 mei). Al deze factoren hebben tot gevolg dat “de echte muziekliefhebber is verhuisd van printmedia naar websites” (Van Steenkiste, persoonlijke mededeling, 2006). Om mijn argumenten harder te maken, heb ik van een heel aantal media cd-recensies opgezocht. Het gaat om de meest recente plaat van een wereldberoemde groep (Pearl Jam – Pearl Jam), een wereldwijde hype van 2006 (Arctic Monkeys – Whatever People Say I Am, That's What I'm Not) en een internationaal minder bekende, alternatieve, vrouwelijke artieste (Shannon Wright – Over the Sun). De media die ik heb onderzocht zijn Humo en De Morgen voor de gedrukte en KindaMuzik, goddeau, Digg* en hun internationaal voorbeeld Pitchfork Media als onlinemagazines.
Humo
De Morgen Kindamuzik
Goddeau
digg*
Pitchfork Media
Pearl Jam 13/05/06
03/05/06
02/05/06
10/05/06
05/05/06
03/05/06
Woorden
310
326
420
737
730
493
Beoordeling22
8,75
7
5,5
02/05/0620 21
8 matig
positief
Arctic Monkeys 23/01/06 Woorden Beoordeling
24/01/06
20/01/06
22/01/06
18/01/06
01/02/06
25/01/06
589
452
513
605
725
946
5
7,4
overwegend positief positief
positief
overwegend positief
Shannon Wright 06/04/04 (VS) – 13/04/04
-
(Europa)
Woorden
-
-
Beoordeling
-
-
14/05/04
05/05/04
08/05/04
02/04/04
290
709
476
472
matig positief
positief
positief 6,5
Tabel 2 – Vergelijking cd-recensies in verschillende media
Uit de gegevens van tabel 2 zijn een aantal conclusies te trekken die mijn bevindingen bevestigen. Zo zijn de recensies in de Vlaamse gedrukte media duidelijk korter dan die bij hun online 20 21 22
De officiële datum van de release. Hiermeer wordt het aantal woorden van de volledige recensie bedoeld. De beoordeling wordt herleid naar een cijfer op tien indien mogelijk en wanneer er geen expliciete beoordeling staat met een kernwoord samengevat.
42 tegenhangers. De gemiddelde lengtes zijn respectievelijk 419,25 woorden en 587,33 woorden. Pitchfork Media haalt een gemiddelde van 673. Hierbij valt op dat KindaMuzik zijn bijdragen duidelijk korter houdt dan de andere online media. Zij houden immers rekening met standaard richtlijnen om teksten online beknopter te houden (cfr 1.3.3.3) en hanteren een richtlijn van maximum 500 woorden per review. Bij goddeau en Digg* zijn ze ervan overtuigd dat een lezer de moeite zal doen om een uitgebreide tekst te lezen, als die geïnteresseerd is. De beoordelingen zijn bij de gedrukte media eenduidiger (positief) dan bij de onlinemedia. Het valt op dat de elektronische magazines nu eens een album waarderen en andere keren een album matig vinden. Er is hierbij zowel een verschil tussen beoordelingen van één album door de verschillende onlinemagazines onderling, als tussen de verschillende beoordelingen van de drie albums bij één enkel elektronisch magazine. In de verschijndatum van deze recensies is geen lijn te trekken, behalve dat ze allemaal dicht in elkaars buurt en vrij kort na de release liggen. Verschillende besprekingen van het album van Arctic Monkeys stonden online voor de cd in de winkelrekken lag omdat die via het internet dermate bekend was dat vele lezers er toch al iets aan hadden. Humo heeft het nadeel op De Morgen dat het niet dagelijks maar wekelijks verschijnt en hoewel in alle gevallen de eerste recensie op een website stond, is het niet opportuun hier conclusies uit te trekken omdat sommige besprekingen ook later verschenen als in de gedrukte media. Het meest in het oog springend is dat de gedrukte bladen het alternatieve album, Over the Sun, niet hebben besproken. Wegens gebrek aan tijd en ruimte zijn zij enkel in staat om die platen te behandelen die zoveel mogelijk mensen interesseren (Petrusich, 2004, 2 april; Buwalda, 2004, 14 mei; Devriesere, 2004, 8 mei; Vandesompele, 2004, 5 mei; NQ, 2006, 13 mei; Raposa, 2006, 3 mei; Van Leeuwen, 2006, 2 mei; Nuyts, 2006, 10 mei; Vervaet, 2006, 5 mei; Steenhaut, 2006, 3 mei; CP, 2006, 24 januari; Devriesere, 2006, 1 februari; Plagenhoef, 2006, 25 januari; Cook, 2006, 18 januari; Van Leeuwen, 2006, 22 januari; De Meester, 2006, 20 januari).
43
Besluit De mens blijft graag op de hoogte over wat reilt en zeilt in de wereld. Verworven kennis over de nieuwste ontwikkelingen in welk domein dan ook, stelt de mens in staat met anderen te kunnen meepraten en zich beter te voelen in een sociale omgeving. Zo ook over muziek. We worden niet alleen dagelijks geconfronteerd met muziek via de meest verschillende kanalen, het is ook iets dat aantrekt en inspireert en waar we bewust op zoek naar gaan. Om de zoektocht naar waardevolle muziek te vereenvoudigen, kunnen we gebruik maken van waardeoordelen en raadgevingen die gespecialiseerde mensen mee willen delen. Om onze kennis over muzikale projecten te verruimen, lezen we interviews met artiesten, beschouwingen over de relevantie van een groep of genre en houden we ons op de hoogte van de meest recente wetenswaardigheden. Hier past muziekjournalistiek in het geheel. Muziekjournalisten bereiken ons via alle mogelijke media, maar de opkomst van het internet heeft voor deze nichemarkt heel wat voordelen te bieden, zowel voor de nieuwsproducent als de -consument, en ligt daarom aan de basis van mijn oorspronkelijke stelling: de eeuwige druk om de adverteerder en de lezer te vriend te houden en een gebrek aan tijd en ruimte zorgen ervoor dat kwalitatieve, uitgebreide journalistiek over populaire, hedendaagse muziek zich verschoven heeft van traditionele media naar onlinemedia en dat steeds meer lezers de weg naar deze nieuwe media vinden. Online muziekmagazines combineren alle journalistieke voordelen die het internet te bieden heeft. Door de snelheid van dit medium kunnen ze de geïnteresseerde lezer een stuk sneller bereiken dan traditionele media. Bijdragen zijn door de gebruikers aan te passen nadat ze gepubliceerd zijn, waardoor teksten veel flexibeler worden. De interactiviteit tussen de muziekjournalist en de fan en tussen fans onderling bereikt onbekende hoogten door toepassingen als discussieforums. De website kan auditief en visueel materiaal aan de gebruiker aanbieden en met andere multimediatoepassingen de aantrekkelijk van het medium vergroten. Door middel van links is een artikel steeds verbonden met relevante, vroeger verschenen bijdragen waardoor de gebruiker zijn kennis drastisch kan vermeerderen via de databank van de website. Tenslotte stelt het internet de gebruiker in staat om veel gerichter informatie te vergaren en hierdoor kostbare tijd te besparen. Hoewel onlinemagazines ook enkele nadelen met zich meebrengen, zijn die voor muziektijdschriften tot op zekere hoogte op te lossen. De journalistieke geloofwaardigheid van een website kan toenemen als het aantrekken van kwalitatieve schrijvers een prioriteit blijft en langdurig kwalitatief werk wordt geleverd. Door creatief met inhoud en vormgeving om te gaan, kunnen meer lezers worden aangetrokken, waardoor hogere advertentietarieven voor bescheiden ondernemingen het mogelijk maken alle voordelen van het internet ten volle te benutten. Omdat onafhankelijke online muziekmagazines niet de bedoeling hebben winst te maken, gaan inkomsten volledig naar de werking van de website waardoor een steeds betere service kan aangeboden worden. Gedrukte media, met muziekmagazines ooit de basis van de muziekjournalistiek, heeft het grote nadeel dat het project moet opbrengen waardoor ze afhankelijk worden van adverteerders en lezers. Omdat de muziekindustrie vandaag nog steeds de belangrijkste adverteerders zijn van gedrukte muziektijdschriften, zijn deze magazines soms genoodzaakt om de adverteerder gunstig te blijven en durven ze veelal hun producten niet al te negatief beoordelen. Omdat verkoop van het magazine de tweede belangrijke bron van inkomsten is, zijn deze tijdschriften gebaat met bijdragen die voor zoveel mogelijk mensen begrijpelijk en interessant zijn. Dit komt diepgravende, kwalitatieve journalistiek niet ten goede. Daarbovenop zorgen de beperkingen in ruimte en tijd ervoor dat teksten kort blijven of weinig onderzoek vergen. Onafhankelijke online muziekmagazines zijn gratis toegankelijk en zijn daarom gedwongen te werken met vrijwilligers. Dat incompetente mensen hieraan zullen meewerken, wordt onvermijdelijk maar het zullen die websites zijn die een hoge kwaliteit koppelen aan een aantrekkelijke service die het meest bezoekers zullen aantrekken. Deze zullen langere en dieper uitgewerkte bijdragen kunnen lezen op elektronische magazines omdat beperkingen in ruimte niet gelden op het internet en de race tegen de tijd geen prioriteit is in deze
44 nichemarkt. Alle voordelen die het internet biedt en alle nadelen waar gedrukte media mee te kampen hebben, hebben als gevolg dat de meerwaardezoeker zijn heil sneller zal vinden op een onafhankelijk elektronisch muziekmagazine dan in audiovisuele of gedrukte media. Dit wil niet zeggen dat muziekjournalistiek in traditionele media zal verdwijnen. Ik wil enkel aantonen dat die gebieden waarin traditionele media tekort schieten, in dit geval uitgebreide, kwalitatieve muziekjournalistiek, perfect aangevuld worden door de mogelijkheden die het internet heeft gecreëerd en zal creëren. Het internet heeft veel gratis gemaakt, zowel voor de gebruiker als voor de producent maar zolang er een ideaal achter schuilt, zal deze laatste er niet om malen. Het internet is de toekomst en zolang de mogelijkheden minstens evenwaardig blijven als die van vandaag, kunnen we dat enkel toejuichen.
45
Bibliografie A. Primaire bronnen Algemeen Van Gelder, J., Nieuwenhuis, M. & Peters, T. (2005). Plinius. De Wereld. Naturalis Historia. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep. Tijdschriften en krantenartikels De Meester, K. (2006, 20 januari). De gapende generatiekloof is terug. De Morgen, 22-23. Uncut (2006, mei). London: IPC Media. Vermeersch, B. (2006, april). Flowers For The Few. RifRaf, 36. Websites Allmusic Guide (2006). Geraadpleegd op 19 april 2006 op het World Wide Web: www.allmusic.com Buwalda, Y (2004, 14 mei). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.kindamuzik.net/artikel.php?id=6026 Cook, S. (2006, 18 januari). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.goddeau.com/content/view/1970 CP. (2006, 24 januari). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.humo.be/cps/rde/xchg/humo/hs.xsl/Muziek_CDs.html?review_id=2691 Cutting Edge (2006). Geraadpleegd op 11 maart 2006 op het World Wide Web: www.cuttingedge.be Damusic (2006). Geraadpleegd op 11 maart 2006 op het World Wide Web: www.damusic.be De Morgen Feedback-formulier (2006). Geraadpleegd op 19 april 2006 op het World Wide Web: http://www.demorgen.be/feedback/ De Morgen Website (2006, 7 mei). Geraadpleegd op 7 mei 2006 op het World Wide Web:. http://www.demorgen.be/telex/?news=B317781 De Standaard Online (2006). www.standaard.be De Standaard Online (2006, 7 mei). Geraadpleegd op 7 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=DMF07052006_006 De Standaard Online Weblogs (2006). Geraadpleegd op 4 mei 2006 op het World Wide Web: http://standaard.typepad.com/dso/
46 De Standaard sms-dienst (2006). Geraadpleegd op 4 mei 2006 op het World Wide Web:http://www.standaard.be/Info.aspx?topic=Info.sms Devriesere, J. (2004, 8 mei). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.digg.be/articles.php?id=701 Devriesere, J. (2006, 1 februari). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.digg.be/articles.php?id=1202 Digg*. www.digg.be Digg* Poll (2006). http://www.digg.be/sondages.php?id=24 Dreun (2006). Geraadpleegd op 11 maart 2006 op het World Wide Web: www.dreun.be Goddeau Forum (2006). Geraadpleegd op 11 mei 2006 op het World Wide Web: http://forum.goddeau.com/ Het Nieuwsblad E-zines (2006). Geraadpleegd op 13 maart 2006 op het World Wide Web: http://www.nieuwsblad.be/GT/Index.aspx?genericId=56&articleId=DMA05042005_007#a1 Humo Website (2006). Geraadpleegd op 13 april 2006 op het World Wide Web: http://www.humo.be KindaMuzik (2006). http://www.kindamuzik.net Kwadratuur (2006). Geraadpleegd op 11 maart 2006 op het World Wide Web: http://www.kwadratuur.be Motel Magnolia (2006). Geraadpleegd op 11 maart 2006 op het World Wide Web: www.motelmagnolia.nl NQ (2006, 13 mei). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.humo.be/cps/rde/xchg/humo/hs.xsl/Muziek_CDs.html?review_id=2986 Nuyts, P. (2006, 10 mei). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.goddeau.com/content/view/2323 Petrusich, A. (2004, 2 april). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://pitchforkmedia.com/record-reviews/w/wright_shannon/over-the-sun.shtml Plagenhoef, S. (2006, 25 januari). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.pitchforkmedia.com/record-reviews/a/arctic-monkeys/whatever-people-say-i-am-thatswhat-im-not.shtml Raposa, D. (2006, 3 mei). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.pitchforkmedia.com/record-reviews/p/pearl-jam/pearl-jam.shtml Rocktribune (2006). Geraadpleegd op 11 maart 2006 op het World Wide Web: www.rocktribune.be Steenhaut, D. (2006, 3 mei). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.demorgen.be/muziek/recensies/index.html?id_article=MzE4Ng
47 Storing-Zine (2006). Geraadpleegd op 11 maart 2006 op het World Wide Web: www.storingzine.net Vandesompele, A. (2004, 5 mei). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.goddeau.com/content/view/462/ Van Leeuwen, R. (2006, 22 januari). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.kindamuzik.net/artikel.php?id=11740 Van Leeuwen, R. (2006, 2 mei). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.kindamuzik.net/recensie/pearl-jam/pearl-jam Vervaet, S. (2006, 5 mei). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.digg.be/articles.php?id=1281 Vrtnieuws.net. www.vrtnieuws.net
B. Secundaire bronnen Algemeen Boczkowksi, P. J. (2004). Digitizing the News. Innovation in Online Newpapers. Cambridge: the MIT Press. Callahan, C. (1999). A Journalist's Guide to the Internet. The Net as a Reporting Tool. Needham Heights: Allyn & Bacon. Carlson, D. (2003) The History of Online Journalism. In K. Kawamoto: Digital Journalism: Emerging Media and the Changing Horizons of Journalism (pp. 31-35). Lanham: Rowman and Littlefield. De Bens, E. (2001). De Pers in België. Het Verhaal van de Belgische Dagbladpers Gisteren, vandaag en morgen. Tielt: Lannoo. Evers, H. (2002). Internetjournalistiek. Nieuwe Ethische Vragen? Amsterdam: Aksant. Fenster, M. (2002). Consumer’s Guide. The Political Economy of the Music Press and the Democracy of Critical Discourse. In S. Jones (Ed.), Pop Music and the Press (pp.81-92). Philadelphia: Temple University Press. Foust, J. C. (2005). Online Journalism. Principles and Practices of News for the Web. Scottsdale: Holcomb Hathaway, Publishers. Garogalo, R. (2004). I Want my MP3: who Owns Internet Music? In S. Frith (Ed.), Popular Music Critical Concepts in Media and Cultural Studies. Volume II. The Rock Era (pp. 87-103). London: Routledge. Gudmundsson, G. & Lindberg, U. & Michelsen, M. & Weisethaunet, H. (2002). Brit Crit. Turning Points in British Rock Criticism, 1960-1990. In S. Jones (Ed.), Pop Music and the Press (pp.41-64). Philadelphia: Temple University Press. Holmes, T. (2000). Electronic Publishing and Electronic Journalism. In J. McKay: The Magazines
48 Handbook (pp.146-148). London: Routledge. Jones, S. (Ed.) (2002). Pop Music and the Press. Philadelphia: Temple University Press. Jones, S. & Featherly, K. (2002). Re-Viewing Rock Writing. In S. Jones (Ed.), Pop Music and the Press (pp.19-40). Philadelphia: Temple University Press. Kawamoto, K. (2003). Digital Journalism: Emerging Media and the Changing Horizons of Journalism. In K. Kawamoto (Ed.), Digital Journalism: Emerging Media and the Changing Horizons of Journalism (pp. 1-30). Lanham: Rowman and Littlefield. Keunen, G. (2002). Pop! Een Halve Eeuw Beweging. Tielt: Lannoo. Mewton, C. (2001). Music & the Internet Revolution. London: Sanctuary Publishing. Reddick, R. & King, E. (2001). The Online Journ@list. Using the Internet and Other Electronic Resources. Orlando: Harcourt College Publishers. Shuker, R. (2003). Understanding Popular Music (2nd ed.). London: Routledge. Théberge, P. (1991). Musician’s Magazines in the 1980s: the Creation of a Community and a Consumer Market. In S. Frith (Ed.) Popular Music. Critical Concepts in Media and Cultural Studies. Volume I. Music and Society (pp. 245-269). London: Routledge. Tijdschriften en krantenartikels Afscheid in bescheidenheid. (1999, 24 juli). Het Nieuwsblad, 33. Debacker, K. (2006, 26 januari). On line muziekmagazine Goddeau bestaat vier jaar. De Standaard, 46. De Graeve, F. & Mertens, M. (2003, 22 maart). “Vechten kan heerlijk zijn”. De Standaard, 32. Ik haat trends. (2000, 30 juni). De Standaard, 46. M.R. (2006, 25 februari). “Een vijand hebben is altijd plezierig”. De Standaard, 40. McLeod, K. (2001, 20 april). ‘*1/2’: a critique of rock criticism in North America. Popular Music, 47-60. Mesdagh, B. (1998, 13 mei). Red je RifRaf. De Morgen. Morrissey: de grote klep slaat weer toe. (2006, 31 maart). De Morgen, 18. Piedfort, D. (1997, 29 november). Er is nog leven na Joepie – Alternatief ‘musiczine’ Rif Raf klimt vanuit Antwerpen op naar de top. Gazet van Antwerpen, 10. Vantyghem, P. (2002, 18 mei). Klassieke rockbladen doen het niet meer. De Standaard, 14. Weisser, C. (2000, 15 mei). E-Zine Lessons. Internet World, 30-31.
49 Niet gepubliceerde bronnen Luyten, H. (1985). Popjournalistiek in de Vlaamse Dagbladpers. Niet-gepubliceerde scriptie, Gent, Vakgroep Rechten. Paulussen, S. (2004).
[email protected]: een Studie naar de Mogelijkheden en Gevolgen van het Internet voor de Journalistieke Nieuwsgaring en Nieuwsproductie. Niet-gepubliceerd doctoraat, Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen. Paulussen, S. (2005). Internet en Journalistiek. Niet-gepubliceerde cursus, Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen. Paulussen, S. (2006, 18 april). Les onlinejournalistiek. Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen. Ransschaert, B. (2006, 17 februari). Les onlinejournalistiek. Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen. Roelstraete, C. (2004). Internetjournalistiek: Meer Civiel of Meer Commercieel? Nietgepubliceerde scriptie, Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen. Websites Allmusic Shannon Wright (2004). Geraadpleegd op 18 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.allmusic.com/cg/amg.dll?p=amg&sql=10:jzb1z85a4yv6 Deuze, M. (2001, 22 oktober).Online Journalism: Modelling the First Generation of New Media on the World Wide Webi. Geraadpleegd op 18 april 2006 op het World Wide Web: http://firstmonday.org/issues/issue6_10/deuze/index.html Internetworldstats (2006). Geraadpleegd op 18 april 2006 op het World Wide Web: http://www.internetworldstats.com/stats.htm Internetworldstats Europese Unie (2006). Geraadpleegd op 18 april 2006 op het World Wide Web: http://www.internetworldstats.com/stats9.htm#eu Internet Systems Consortium (2006). Geraadpleegd op 18 april 2006 op het World Wide Web: http://www.isc.org Gonzo (Circus) Website (2006). Geraadpleegd op 18 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.gonzocircus.com/gcsite/index.html Kuiper, M. (2001, 24 september). De 'liefhebber', de 'gefrustreerde' en de 'groupie'. Geraadpleegd op 14 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.musicfrom.nl/magazine/columns/2397/deliefhebber-de-gefrustreerde-en-de-groupie.html Ludwig, R. (2002, 18 juni). Studie Muziekjournalistiek in Chicago. Geraadpleegd op 14 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.ncrv.nl/ncrv/radio?nav=guhoFsHjHAQTDEoBvBQ Master Muziekwetenschap Universiteit Leiden (2006). Geraadpleegd op 14 mei 2006 op het World Wide Web: http://www2.let.uu.nl/Solis/studiepunt/mastergidsen/2006-2007/Muziekwetenschap.pdf
50 Mobyleread (2006). Geraadpleegd op 15 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.mobileread.com/forums/showthread.php?t=5697 Netcraft (2006). Geraadpleegd op 18 april 2006 op het World Wide Web: http://news.netcraft.com/ Pitchfork Music Festival (2006). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.pitchforkmedia.com/news/06-05/19.shtml Rate Your Music Arctic Monkeys (2006). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://rateyourmusic.com/release/album/arctic_monkeys/whatever_people_say_i_am__thats_what_i m_not/ Rate Your Music Pearl Jam (2006). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://rateyourmusic.com/release/album/pearl_jam/pearl_jam/ RifRaf Website (2006). Geraadpleegd op 18 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.rifraf.be/nl-the-mag.htm Semtex (2006). Geraadpleegd op 11 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.semtexinc.com/front/index.php Studio Brussel, Antenna (2006). Geraadpleegd op 18 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.stubru.be/stubru_master/programmas/antenna/home/index.html Studio Brussel, Brussel Vlaams (2006). Geraadpleegd op 18 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.stubru.be/stubru_master/programmas/brussel_vlaams/home/index.html Sony Portable Reader System PRS-500 (2006). Geraadpleegd op 2 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.sonystyle.com/is-bin/INTERSHOP.enfinity/eCS/Store/en/-/ USD/SY_DisplayProductInformation-Start?ProductSKU=PRS500 Vicious Circle. Shannon Wright (2004). Geraadpleegd op 19 mei 2006 op het World Wide Web: http://www.viciouscircle.fr/uk_shannonwright.html Wikipedia Cult of the Dead Cow (2006). Geraadpleegd op 14 april 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/Cult_of_the_Dead_Cow Wikipedia Encylopédie (2006). Geraadpleegd op 16 mei 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/Encyclopédie Wikipedia Ezine (2006). Geraadpleegd op 14 april 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/E-zine Wikipedia Gonzo Journalism (2006). Geraadpleegd op 17 mei 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/Gonzo_journalism Wikipedia History of the Internet (2006). Geraadpleegd op 16 april 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/History_of_the_Internet Wikipedia History of Music (2006). Geraadpleegd op 16 mei 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/History_of_music Wikipedia Melody Maker (2006). Geraadpleegd op 17 mei 2006 op het World Wide Web:
51 http://en.wikipedia.org/wiki/Melody_Maker Wikipedia Music Journalism (2006). Geraadpleegd op 16 mei 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/Music_journalism Wikipedia New Journalism (2006). Geraadpleegd op 17 mei 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/New_Journalism Wikipedia Pitchfork Media (2006). Geraadpleegd op 12 mei 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/Pitchfork_Media Wikipedia Rolling Stone (2006). Geraadpleegd op 12 mei 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/Rolling_stone Wikipedia Strabo (2006). Geraadpleegd op 17 mei 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/Strabo Wikipedia Teletext (2006). Geraadpleegd op 18 april 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/Teletext Wikipedia Terpander (2006). Geraadpleegd op 16 mei 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/Terpander Wikipedia Videotex (2006). Geraadpleegd op 18 april 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/Videotex Wikipedia World Wide Web (2006). Geraadpleegd op 12 april 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/World_wide_web Wikipedia X.25 (2006). Geraadpleegd op 14 april 2006 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/X.25 Wood, G. (2006, 30 april). The Voice of America. Geraadpleegd op 12 mei 2006 op het World Wide Web: http://arts.guardian.co.uk/features/story/0,,1764352,00.html
52
Bijlagen Interview Digg* Joost Devriesere Kortijk 2h05 Wat is uw precieze functie en hoe langt werkt u reeds voor dit magazine? Ik ben hoofdredacteur en bij gebrek aan mankracht ook eindredacteur. Ik ben dit reeds vier jaar. Ik heb Digg* samen met de webmaster zelf opgericht. Wat is uw loopbaan in de (muziek)journalistiek? Ik ben in 1992 begonnen als corrector bij Roularta en als freelance medewerker van Steps. Ik heb dan anderhalf jaar gewerkt voor de website Advalvas en wel specifiek als hoofdredacteur van hun webpagina Up to Movie. Na het verdwijnen van deze pagina ben ik bij wijze van bezigheidstherapie op amauteurbasis met Digg* begonnen. Voor de webmaster was het nuttig om zijn kunnen uit te testen. Op dit moment werk ik als copywriter voor het reclamebureau Focus Advertising.
Medium Kunt u een omschrijving geven van het magazine waarvoor u werkt? Digg* staat voor 'dit is gewoon goed'. Ons magazine staat dus voor alles wat goed is op gebied van film en muziek. In principe ook voor alles wat slecht is. Wat is uw doelpubliek? Ik heb gemerkt dat mensen interesse beginnen te vertonen in onze website vanaf ongeveer 16 jaar. Dat is de leeftijd waarop mensen zich beginnen te interesseren in kwaliteitsvolle, alternatieve muziek. Een ouderdomsgrens is er niet echt. Onze website wordt ook door vijftigers bezocht. Dit is dus ons doelpubliek. Hoe belangrijk is cultuurverslaggeving voor uw medium? Cultuurverslaggeving is alles. Waarover schrijft uw magazine binnen die cultuurverslaggeving (film, literatuur, beeldende kunst, dans, toneel,...)? Over film en muziek. We hebben een periode over stripalbums geschreven maar dit is nooit echt van de grond geraakt bij gebrek aan degelijke medewerkers. Op een bepaald moment hebben we besloten om twee terreinen goed te doen, in plaats van er verschillende half te doen. Dit is een fout die een magazine als Cutting Edge maakt. Wat we proberen is al moeilijk genoeg. Hoe belangrijk is muziek binnen die cultuurverslaggeving? Heel belangrijk.
53 Hoeveel aandacht besteden jullie aan muziek (dagelijks, wekelijks,...)? Is dit meer/minder dan vroeger? Het aantal releases die we bespreken zijn aanzienlijk verminderd tegenover vroeger. Daar staat tegenover dat er meer tijd is gekomen voor recensies. Die vind ik ook leuker om te schrijven. Welk soort artikels besprekingen,...)?
(interviews,
concertaankondigingen,
concertrecensies,
cd-
De grootste aandacht gaat naar cd-besprekingen. Daarnaast zijn er nog concertverslagen en sinds kort interviews. Interviews zijn er wel in beperkte mate. Waarin onderscheidt uw magazine zich op vlag van cultuur -en muziekverslaggeving van andere online cultuur/muziekmagazines in Vlaanderen en Nederland? Waarschijnlijk in de lengte van de artikels. We mikken op een publiek dat alles wil weten over iets. Ik ben een grote fan van Goddeau. Het probleem van Kindamuzik is dat ze alles willen bespreken en niet genoeg bekwame mensen hebben om die gigantische hoeveelheid werk te doen. Dit resulteert in een niveauverschil in de recensies. Waarin onderscheidt uw magazine zich op vlag van cultuur -en muziekverslaggeving van andere niet-online cultuur/muziekmagazines in Vlaanderen en Nederland? We hebben veel meer plaats en we hebben geen deadlines. Ik heb de indruk dat printmedia die vroeger wel veel aandacht aan muziek schonken, hun muziekverslaggeving steeds beperkter maken. Hoe groot is jullie cultuurredactie? + freelancers? Die bestaat uit ongeveer 20 mensen. Allen zijn freelancers in de letterlijke betekenis van het woord. (Omdat ze niet betaald worden, kvv) Hoeveel mensen zijn er daarbinnen met muziek bezig? Een zevental. Welk profiel hebben die journalisten? Opleiding? Zijn ze muzikaal onderlegd? We hebben één student journalistiek. De anderen zijn dagelijks met taal bezig of staan in het onderwijs. Een drietal speelt instrumenten, maar ik vind mensen die kunnen luisteren naar muziek ook muzikaal onderlegd. Zijn er specialisaties qua genre? Ja. Ik bijvoorbeeld, schrijf het meest over het hardere werk. Voor de rest heeft ieder zijn stokpaardjes, maar ik heb de indruk dat iedereen wel over bijna alles genres kan meepraten. Heeft u de indruk dat uw redactie alles wat in de muziekwereld evolueert kan opvolgen, ook al gebeurt die evolutie in een hels tempo? Neen. Wat interessant is, proberen we wel te volgen. Soms zie je een hype van erg ver aankomen en op andere momenten blijkt een gehypte groep een luchtbel. Zolang je niet alles kan verslaan, kan je niet alles opvolgen.
54
Selectie Wie beslist waarover geschreven wordt (chef cultuur alleen of in samenspraak)? Iedereen beslist daarover. Ik heb wel het laatste woord. We komen samen op een geheime sectie van het forum waar een lijst geplaatst wordt met de nieuwe releases en optredens. Daar wordt alles verdeeld. Hoe gebeurt de selectie van zowel de concerten als de cd's die besproken worden? Ik leg geen zaken op. Ik kan dat niet van mijn medewerkers verwachten omdat ze niet betaald worden. Het is dus een puur persoonlijke keuze van de medewerkers. Af en toe geef ik hen wel een hint, maar meer niet. Met welke factoren houdt u allemaal rekening? Speelt persoonlijke smaak soms (onbewust) mee? Meestal, zoniet altijd. We bespreken meestal enkel wat we zelf goed vinden. Het is een beetje makkelijk om zaken af te breken die ons niet bevallen. Wordt de selectie enkel muzikaal gemaakt of speelt bekendheid/imago van de artiest een grote rol om geselecteerd te worden? Bekendheid speelt geen rol. Houdt u rekening met de hitlijsten? Zo ja, met welke? Neen. Beïnvloedt radio- en tv-programmering de selectie? Zo ja, welke zenders? Neen. Leest u wat andere magazines/kranten schrijven? Welke? Heeft dat een invloed? Merkt u dat u zaken goed vindt omdat die in grote bladen als Rolling Stone, Mojo en NME ook positief beoordeeld worden? Ik lees ze alleen om mijn eigen bespreking eraan te toetsen. Als je die op voorhand bekijkt, dan neem je soms onbewust iets mee en dat is me in het verleden al verweten. Daarom doe ik het niet meer. Krijgen Belgische (Nederlandse in het geval van kindamuzik) een voorkeursbehandeling of net niet? Wat interviews betreft, doen we enkel Belgische bands door het gebrek aan mankracht en inkomsten. Is de zaalcapaciteit voor concertbesprekingen een hoofdargument? Heeft u de indruk dat u sneller een concert zal verslaan als het in een grote zaal plaats vindt? Het is niet echt een argument, hoewel ikzelf liever in kleine clubs sta.
55
Verslaggeving Hoe heeft u de muziekverslaggeving in Vlaanderen en Nederland zien evolueren? Hoe zit dat binnen uw blad? (denkt lang na.) In de printmedia stel ik een vermindering van de kwaliteit vast. De besprekingen worden er steeds oppervlakkiger. Een voorbeeld is de volstrekt nutteloze bespreking van het nieuwe album van Tool in De Morgen van deze week. Het was niets meer dan wat biografische gegevens, aangevuld met enkele opmerkingen. Ik had niet de indruk dat de journalist echt naar de plaat had geluisterd en dat is erg jammer want het is een goede journalist. Waarom gebeurt dit dan toch? Waarschijnlijk door tijdsdruk en commerciële belangen. Door de komst van het internet is er wel opnieuw diepgang gekomen in de muziekjournalistiek. Ik hoop dat de professionele journalisten zich hierdoor aangesproken voelen om zich te herpakken, maar dit is vandaag nog niet aan de orde. Welke genres komen in uw magazine aan bod (vaste percentages, bv 20% jazz)? Ongeveer de helft is alternatieve rockmuziek. 20% is de hardere rockgenres als metal en hard rock. 30% vormt het overige van pop tot electronica. Komt klassieke muziek ook aan bod? Hoe vaak? Neen. Is er een interne richtlijn wat betreft het aandeel over binnenlandse groepen? Op Vlaams of Belgisch niveau? Wordt dat streng gecontroleerd en geïmplementeerd of is dat meer iets van aanvoelen? We proberen toch zo veel mogelijk Belgische groepen aan bod te laten komen. Zeker niet enkel Vlaamse want de Waalse en Brusselse scene is enorm ondergewaardeerd. Dit is eerder iets van aanvoelen. Schrijft u meer over mannelijke artiesten dan vrouwelijke? Er zijn gewoon meer mannelijke artiesten. We hebben wel één redacteur die enkel over vrouwen wil schrijven. Wat maakt een cd/optreden goed? Dat is puur subjectief. Voor mij is het de ideale mix tussen techniek en gevoel. Ik weet, het is een cliché-antwoord. Wat maakt een cd/optreden slecht? Wanneer beide of één ervan ontbreken. Er zijn wel enkele uitzonderingen. Kunt u dat volledig loskoppelen van uw eigen smaak? Moeilijk. Eigenlijk heb ik al lange tijd geen eigen smaak meer. Ik sta open voor bijna alle genres. Hoeveel tijd gaat over het schrijven van een recensie? Ik schrijf recensies terwijl ik naar het album luister. Dat varieert van 60 tot 90 minuten.
56 Krijgen albums de tijd om te groeien? (Omdat sommige albums pas na enkele luisterbeurten te appreciëren vallen) Ja. Dit was vroeger wel anders, toen we nog veel meer hooi op de vork namen. Nu moet het goed zijn, dus moet je die albums wat tijd gunnen. Worden bij cd-recensies vooral cd's opgenomen die goed bevonden worden of wordt er ook wel eens negatief geschreven? Negatieve recensies schrijven we echt weinig. Soms heb ik eens zin om een cd af te breken. Maar aangezien we onze albums zelf bekostigen en we niet afhankelijk zijn van distributeurs, zou het voor ons dwaas zijn om slechte cd's te kopen. Wat denkt u van de opmerking dat enkel Humo nog platen durft afbreken? Dat is heel juist. Ze zijn de enige die het zich nog kunnen permitteren omdat ze zo'n grote naam hebben. Toch heb ik de indruk dat zelfs Humo meer en meer enkel de goede platen begint te recenseren, terwijl ze vroeger veel artiesten onderuit gehaald hebben en dan nog vooral Belgische. Knack kan het eigenlijk ook en doet het ook af en toe. Bent u in uw interviews vooral geïnteresseerd in de muziek die de artiest maakt of in het verhaal achter de artiest? Beide. Het verhaal erachter is vaak boeiender dan de muziek zelf. Hoe reageren jullie op een nieuw geluid uit de sector? Direct opspringen of eerst nog wat afwachten? Bent u niet bang de boot te missen als u wacht of eerst negatief reageert? We zijn niet bezig met scoops. Het is zeker leuk als je ergens als eerste bij bent, maar daar wordt bij ons niet bewust naar gewerkt omdat we er de mankracht en ambitie niet voor hebben. Vroeger hadden we ook een sectie met muzieknieuws maar die hebben we afgeschaft omdat recensies voor ons primeren. Voelt u een concurrentie met andere online magazines, waardoor u steeds opnieuw als eerste iets moet ontdekken? Ik voel totaal geen concurrentie. Enkel affectie voor bepaalde collega's. Voelt u een concurrentie met andere niet-online magazines, waardoor u steeds opnieuw als eerste iets moet ontdekken? Evenmin. Ik heb soms wel angst om een release te zien in Focus Knack die ikzelf over het hoofd heb gezien. Gebeurt het dat u het eens niet eens bent met wat een van uw eigen recensenten schrijft? Past u het artikel dan aan? Dat gebeurt, maar erg weinig. Ik heb niet de tijd om alles te beluisteren wat zij beluisteren. Uiteraard pas ik hun stukken niet aan. Staat u soms onder druk om over populaire artiesten te schrijven omdat dat nu eenmaal meer verkoopt, terwijl u vindt dat ze slechte muziek maken?
57 Ik wil af en toe over populaire artiesten schrijven omdat ik een tegengeluid wil laten horen. Ik heb het bijvoorbeeld niet voor Arctic Monkeys en Hooverphonic. Wanneer ik een release als slecht heb beoordeeld, dan zie je mijn spam aanzienlijk toenemen. Ik krijg elke dag een 500 e-mails, waarvan er maar 30 belangrijk zijn.
Relatie muziekindustrie Hoe ziet u uw relatie met de platenmaatschappijen? Bent u afhankelijk van hen of ziet u deze relatie eerder omgekeerd? Geen van beide. Er kan, denk ik, geen enkele website in Vlaanderen of Nederland zeggen dat die invloed uitoefent op platenmaatschappijen. Bovendien geldt de regel: beter een slechte bespreking dan geen bespreking. Sturen de platenmaatschappijen alles wat bij hen uitkomt op naar jullie redactie? Neen. Dat is wel jammer. Anderzijds hebben we niet genoeg mensen om dat te coveren. De kleinere platenmaatschappijen sturen wel materiaal op omdat die nog niet onafhankelijk zijn en bereid zijn op de internetkar te springen. Maken ze al een selectie op voorhand of sturen ze alles op? Ze maken een selectie. Ze zijn op de hoogte van wat wij bespreken. De platenmaatschappij van Laura Lynn is ook klein maar die zal niets opsturen. Enkel de majors of ook de kleinere labels? Enkel de kleinere. Gaat u soms zelf actief op zoek naar cd's? Meestal is dat het geval. Ik heb niet de reflex om een plaat aan te vragen bij een platenfirma, want vaak duurt het dan te lang vooraleer ik het krijg. Schrijft u wel eens over artiesten die geen platencontract hebben en hun cd in eigen beheer uitbrengen? Niet zo heel veel. Het probleem is dat niemand van ons de reflex heeft om mensen in het begin van hun carrière de grond in te boren. Vaak moeten groepen die uitgeven in eigen beheer nog groeien. Goddeau heeft een demosectie en dat vind ik wel fantastisch. In de toekomst zal de demo trouwens niet meer op de normale manier tot de aandacht komen. Iets wat erg in trek is, is MySpace. Dit is een online databank, waar elke grote undergroundgroep een persoonlijke pagina heeft en drie nummers kan laten horen. Het internet is eigenlijk het ideale medium om demo's snel kenbaar te maken. Gebeurt er een zekere lobbying vanwege de platenmaatschappijen? Hoe? Natuurlijk wel. In de vorm van releasedata en concertagenda's via mail. Voor de majors zijn we lucht. Platenmaatschappijen laten soms journalisten overvliegen naar een of andere grootstad en steken ze op hotel zodat er een interview met een artiest kan worden afgenomen. Hoe
58 afhankelijk bent u dan nog om echt neer te pennen wat u van de plaat vond? Bestaat er dan geen risico dat u, indien u iets negatiefs schrijft, de volgende keer gepasseerd wordt voor een journalist van een concurrerend blad? De kans dat ik in zo'n situatie beland, is erg klein. Vroeger, wanneer ik voor Advalvas werkte, heb ik nog buitenlandse reportages en interviews gemaakt. Er was toen een redactionele richtlijn om daar zo weinig mogelijk negatiefs over te zeggen. Als u een negatieve recensie schrijft, kunt u veel verliezen (fans van de groep die afhaken als lezer, de artiest die geen interview meer toestaat, de platenmaatschappij die minder toegeeflijk zal zijn als u nog iets vraagt). Zorgt dit niet voor enorm veel druk? Resulteert dit ook niet in het feit dat er weinig slechte kritieken geschreven worden? We schrijven weinig negatieve recensies. En als we een schrijven en ik krijg negatieve reacties van fans, dan kan me dat niets schelen. Op onze filmafdeling schrijven we wel veel negatieve recensies en daar krijg ik zoveel negatieve reacties van dat ik af en toe van e-mailadres verander. Krijgt u wel eens kwade reacties van artiesten/platenmaatschappijen? Veel minder van maatschappijen dan van artiesten. In het begin hebben we heel wat Belgische groepen slecht beoordeeld en dan kregen we daar van hen een hele hoop kritiek van. Ik lag daar niet wakker van. We kwamen langs beide kanten gewoon uit voor onze mening. Omgekeerd gebeurt het ook dat artiesten ons bedanken voor positieve recensies. Vaak moeten journalisten artiesten in groep interviewen en krijgt u weinig tijd. Heeft u het gevoel dat u nog naar behoren uw job kan uitvoeren? Ja. Ikzelf verlaat zelden mijn bureaustoel. Wanneer ik interview, gebruik ik nogal vaak de methode van underground magazines: alles via e-mail. In de muzieksector is sprake van een grote jobmobiliteit (journalisten die uit de muziekwereld komen of er daarna in terecht komen). Dit creëert misschien een 'ons kent ons'-wereldje. Hoe onafhankelijk is de Vlaamse / Nederlandse muziekjournalistiek? Je moet maar kijken hoe groot België en Nederland zijn en dan weet je al genoeg. Dit is veel meer een probleem bij printmedia. Vaak zijn de recensenten VIP-gasten bij grote optredens. Dan stel ik me wel vragen bij de objectiviteit.
Publiek Wie zijn de lezers van de muziekverslaggeving in jullie blad? Heeft u daar een zicht op? Doet u aan onderzoek? Zo ja, welk onderzoek? (focusgroepen, telefonische enquêtes, enquêtes via internet...)? We doen onderzoek hierover via de website. We weten ongeveer hoe oud onze lezers zijn, vanwaar ze komen en wat hun interesses zijn. Dit is niet echt waterdicht, maar we hebben een goed beeld. Hoe komen we dit allemaal te weten? Wanneer ze aan wedstrijden deelnemen, dan moeten ze een aantal vragen invullen. Dat hebben we nu wel laten vallen. Voor de rest door polls en reacties van lezers op artikels. Die zeggen eigenlijk veel over de mondigheid en onbeschoftheid van tieners. Daarnaast zien we welke van onze recensies er meest gelezen worden. De filmbespreking van Buitenspel is bijvoorbeeld als 40000 keer gelezen. Beïnvloeden die onderzoeken uw verslaggeving?
59 Neen. Tenzij het positieve zijn. Welke visie heeft uw blad mbt haar lezers? Hebben jullie de ambitie jullie lezers wat op te voeden ivm muzieksmaak en muziekkennis? Ik vind het belangrijk dat we hen wat kunnen bijleren. Daarom zijn onze besprekingen ook zo lang. Er is meer ruimte voor achtergrond, zonder de leraar te willen spelen. Willen jullie de lezers nieuwe genres/artiesten laten ontdekken of schrijven jullie vooral over artiesten waarvan jullie weten dat de lezers ze appreciëren en goed vinden? Maw, proberen jullie soms innovatief te zijn? We proberen soms innovatief te zijn. Meestal zijn we echter te laat. Ik ben erg blij dat we de Belgische band Amen Ra in het zonnetje hebben kunnen zetten. Maakt u zelf deel uit van de doelgroep waarvoor uw blad schrijft? Indien niet, is het niet moeilijk om te weten wat die doelgroep wil? Jazeker. Krijgt u wel eens feedback van de lezers? Hoe? Wanneer ik feedback krijg via mail, dan is die vooral positief. Op de website zelf wordt dagelijks negatieve commentaar gepost. Mensen kunnen niet zomaar iets publiceren. Alles wordt eerst gecontroleerd voor het on line komt. Wanneer het te onbeschoft is, laten we de commentaar voor wat het is.
Invloed Hoe ziet u uw rol als muziekjournalist? Als informant, opinieleider, spreekbuis voor de industrie,...? De laatste twee zeker niet. Eerder als informant dan. Welke invloed heeft de muziekjournalistiek volgens u op de muziekindustrie? De printmedia hebben nog steeds veel invloed. Toch is er hoe langer hoe meer een verschuiving. Er zijn eigenlijk te veel onlinemagazines in Vlaanderen. We zouden beter alle goede koppen samensteken, zoals Kindamuzik doet in Nederland. Welke invloed heeft uw eigen blad op het al dan niet succesvol worden van artiesten? Voor kleinere artiesten kan het erg belangrijk zijn. Soms zijn we er als eerste bij en dan maken ze daar trots melding van op hun website. Heeft u zelf al die invloed ondervonden? Door reacties van hen. Bent u zich bewust van die invloed als u schrijft? Ik ben me bewust van een verantwoordelijkheid. Vooral naar Belgische artiesten. We willen ze niet
60 nodeloos onderuit halen. Dit is op te lossen door zaken die je niet graag hoort, gewoon niet te bespreken. Hoe hoog schat u uw macht in om een artiest te maken of te kraken? Die is relatief klein. Er is een zekere macht, maar daar wordt door onlinemagazines bij ons geen misbruik van gemaakt. We zijn allen vrij beleefd. Is uw rol van 'opinion leader' nog vergroot nu er zoveel meer muziek wordt uitgebracht en er zoveel meer optredens zijn? Is het ook niet vergroot doordat het slechter gaat met de muziekindustrie? Ik zie me niet echt als een opinion leader. Er is veel meer muziek dan wij kunnen bespreken. Bovendien doet de muziekindustrie het niet zo slecht als beweerd wordt. Kleinere labels houden stand en grotere labels hebben de helft van hun artiesten ontslagen en enkel de grote overgehouden. Vergelijk eens uw 'macht' met die van radio en tv. Geeft u niet een soort legitimiteit mee? (Het louter rapporteren van radio en tv tegenover het opiniëren van geschreven pers). Heeft dat dan geen grotere impact? We zitten in de rol van de underdog, wat onze macht er misschien wel groter op maakt. In de USA heb je met Pitchfork een webmagazine dat klein is begonnen maar nu erg veel macht heeft. Alles is er goed onderbouwd en ze spreken steeds met kennis van zaken. Ik hoor van velen dat dit dé recensiesite is. Wanneer zij een plaat afbreken dan is dat een kleine ramp voor de verkoop. Ergens doen ze ook wel tegendraads omdat ze het kunnen. Maar in België kan elk webzine er enkel van dromen een grotere invloed te hebben dan de audiovisuele media. Houden platenmaatschappijen, volgens u, het bestaande medialandschap in het achterhoofd bij het tekenen van artiesten? Dat denk ik niet. Het heeft veel met geluk te maken. Of recensies doorslaggevend zijn, weet ik niet.
Mediumspecifiek Hoe lang bestaat uw website al? Vier jaar. Is uw website onafhankelijk? Is de website verbonden met andere media of websites? Die is volledig onafhankelijk. Wat is het grote voordeel van uw magazine ten opzichte van gedrukte magazines? Het ontbreken van een deadline, het ontbreken van commerciële druk, de totale onafhankelijkheid van de muziekindustrie, totale controle op onze eigen producten en het internet is een enorm naslagwerk. Wat is het grote nadeel van uw magazine ten opzichte van gedrukte magazines? De financiële slagkracht. Voor hen is het makkelijker interessante en leuke dingen te doen. Is er een verschil tussen het schrijven van een artikel voor een online magazine en het
61 schrijven van een artikel voor een gedrukt magazine? Houden jullie er rekening mee dat het vermoeiender voor de ogen is om een online artikel te lezen dan een gedrukt artikel? Inhoudelijk is er een verschil omdat wij geen tekenbeperking hebben. Dat heeft zijn weerslag op de inhoud. Vormelijk en stilistisch is het verschil misschien dat wij meer kunnen of mogen. Wij houden nu zeker geen rekening met of het al dan niet lastiger is om op een scherm te lezen. Tot op zekere hoogte zal dat wel zo zijn, maar wanneer een tekst interessant is, zal je die toch lezen. Wanneer ik als journalist begon, hield ik er wel nog rekening mee. Iedereen brengt nu hoe langer hoe meer tijd door achter pc's. Moet een journalist bij jullie verstand hebben van computers en informatica? Heeft hij dus journalistieke én technische vaardigheden? Neen. Ik zorg in de eindredactie voor alles wat met HTML te maken heeft. Hoe staat u tegenover de stelling dat iedereen nu journalist kan zijn door de komst van het internet? Ik vind dat dit niet klopt. Het is wel zo dat iedereen makkelijk ongestraft uit zijn nek kan lullen. Iets zinnigs zeggen, is nog iets anders. Er zijn beslist fantastische blogs. Ook vind ik dat er bij sommige webmagazines mensen werken die het niet volledig in zich hebben. Die het inzicht ontbreken. Hoe staat u tegenover de stelling dat digitale journalistiek enkel door professionele journalisten mag gemaakt worden? De vraag is wanneer je professioneel bent. Ik beschouw een journalist als een verslaggever. Er wordt zeker vanuit de traditionele pers neergekeken op wat wij doen. Maar ik vind niet dat het is omdat je als journalist bent afgestudeerd dat je daarom boeiend kan schrijven. Ik ben er trouwens vrij zeker van dat binnen vijf jaar de printmedia jacht zullen maken op de betere van de webjournalisten. De echt goede worden er wel uitgepikt. Hoe staat u tegenover de stelling dat een journalist anoniem wordt wanneer hij of zij voor een website werkt? Hier ben ik het mee eens. Vooral wanneer je, zoals ik, niet veel buiten komt. Bovendien schreef ik, wanneer ik een periode werkloos was, onder een pseudoniem om problemen met de RVA te vermijden. Maken jullie gebruik van de interactiviteit van het internet en hoe (chat rooms, forums, polls,...)? We hebben regelmatig een nieuwe poll. En we hebben een forum dat sinds kort opnieuw goed begint te draaien. Maken jullie gebruik van de multimedialiteit van het internet en hoe (geluidclips, videoclips,...)? Neen, hoewel we het erg graag zouden doen. Om geluidclips te kunnen plaatsen, moet je je in België blauw betalen aan SABAM. In Nederland is er een beter systeem, want anders zou de VPRO hun Luisterpaal niet kunnen betalen. Videoclips zouden we kunnen aanbieden en daar hebben we ook de toestemming voor. Het probleem hiervan is dat ze dodelijk zijn voor onze bandbreedte. Zien jullie de ongelimiteerde ruimte (van zowel een artikel als de website) als een zegen of een
62 last? Ik zie het als een zegen. Heeft u soms de indruk dat er te veel informatie op uw site staat? Hebben jullie maatregelen die ervoor zorgen dat de hoeveelheid aan informatie beperkt blijft? Er kan nooit genoeg informatie op staan. Proberen jullie voordeel te halen uit de snelheid van het medium (door bv concertverslagen eerder op het net te plaatsen dan dat ze kunnen verschijnen in een gedrukte bespreking)? We respecteren de releasedata van cd's wel. Het heeft weinig zin om recensies te plaatsen wanneer mensen de muziek nog niet kunnen kopen. Wat concerten betreft, kan ik mijn mensen niet verplichten om er de avond zelf nog een tekst over te schrijven. Alleen al omdat ze niet betaald worden. Hoe snel wordt de informatie geüpdatet? Meestal dagelijks. Van zodra er iets nieuws is dat ons aanspreekt. Goddeau daarentegen heeft twee vaste publicatiedagen. Heeft u soms het gevoel dat snelheid van berichtgeving belangrijker wordt dan correctheid? Op onze website niet. In de schrijvende pers wel, zoals bij het artikel over Tool. Heeft u het gevoel dat u alle (realistische) technische mogelijkheden van het internet ten volle benut? Indien niet, welke niet en waarom? We bieden geen video of audio aan omdat het niet mogelijk is, zoals ik gezegd heb. Tenzij we het illegaal zouden doen. Passen jullie soms iets in een artikel aan na een reactie van een lezer? Ja, maar enkel bij inhoudelijke of taalkundige fouten. Zeker niet wat ons oordeel of zo betreft. Na onze bespreking van de nieuwe plaat van HIM waren er wel 80 reacties. Maken jullie gebruik van gelaagde artikels (waarbij de gebruiker telkens moet doorklikken als hij verdere informatie wil) of van artikels die onmiddellijk geheel te lezen zijn? Onze recensies zijn onmiddellijk één geheel. Wanneer je op de homepage komt, dan zie je wel gedeeltes ervan en kan je doorklikken. Voor de rest gebruiken we zo veel mogelijk interne links omdat die de sterkte van de site aantonen. Dit is geen richtlijn bij ons. Mijn medewerkers weten dit blijkbaar uit zichzelf. Het is wel niet zo dat we er iets zullen bijhalen alleen maar om een link extra te hebben. Hoe komen jullie aan inkomsten (advertentieruimte; inschrijvingsgeld; betalen voor speciale diensten; schenkingen; subsidies,...)? We hebben nu een aantal banners maar die brengen niets op. Deze zijn een test van een bannerprovider, waarmee we een contract hebben van zes maanden. Wanneer het voor hen gunstig is, zouden we dat kunnen verlengen en dan krijgen we er wel iets voor. Maar ik ben niet van plan om ermee verder te gaan, want het stoort me. We hebben ook 'Google ads'. Die brengen wel wat
63 geld binnen. Hiermee onderhouden we de website. De bedoeling is om binnen afzienbare tijd ook offline promotie te maken voor onze site en onze medewerkers een symbolische vergoeding te geven. We onderzoeken ook de mogelijkheden van gratis promotie. We zijn in onderhandeling met een gedrukt blad om gedeeltes van onze recensies te laten publiceren in ruil voor publiciteit. (met Week Up editie Gent, kvv). Ook bieden we andere websites aan om onze recensies te publiceren. Vooral bij bloggers wordt hier veel gebruik van gemaakt. Hoe groot is het belang van klikcijfers voor jullie website? Voorlopig is het enkel voor onszelf belangrijk. We hebben een 3000 tot 3500 unieke bezoekers per dag. 75 procent daarvan is voor film. Dit heeft geen invloed op de structuur van onze site. Proberen jullie actief meer gebruikers naar jullie website te lokken en hoe? Enkel online. Op imdb (internet movie database) kan je externe links ingeven. Dat heeft al vele mensen naar onze website gehaald. Dan zijn er nog korte versies van onze stukken op andere sites, waarna je kan doorklikken naar ons. Je moet dus wat creatief zijn en de juiste mensen aanspreken. We hebben ook een ingenieus systeem om telkens helemaal bovenaan te staan bij de Nederlandstalige versie van Google wanneer mensen op zoek zijn naar recensies. Hebben jullie soms problemen met copyright? Ja, en dan vooral omdat mensen stelen van ons. Af en toe hebben we zelf wel problemen met fotografen. We hebben eens een rekening van 6000 euro gekregen van een fotograaf. Daar hebben we eens goed om gelachen. We hadden zijn afbeelding gewoon van een zoekrobot gehaald. Een paar maand geleden was er een Nederlander die een website had waar hij doodleuk besprekingen van andere mensen plaatste zonder verwijzingen naar namen of afkomst. Hij veranderde een klein gedeelte van de inleiding, zodat het anders leek. We hebben dan een advocaat onder de arm genomen en hij heeft snel moeten inbinden. Al onze artikels, samen met die van 15 andere websites zijn nu van zijn website (www.muziekwereld.com) gehaald. Verder merk ik dat sommige websites die hoger staan aangeschreven dan wij soms materiaal van ons overnemen.
Slot Hoe ziet u de muziekjournalistiek verder evolueren? Alleszins meer in de richting van het internet. Kleinere labels werken steeds meer via het internet, onder andere via MySpace. De journalistiek moet volgen. Niet dat kranten zullen verdwijnen. Zijn er nog zaken die u zou willen toevoegen? Het blijft voor mij zeker een hobby en het leuke ervan is dat je die met iedereen kan delen. Mijn grootste wens is dan ook om dit project te kunnen blijven voortzetten.
64
Interview goddeau Matthieu Van Steenkiste Leuven 2h40 Wat is uw precieze functie en hoe langt werkt u reeds voor dit magazine? Ik ben hoofdredacteur en medeoprichter in mei 2001. Vanaf 1 oktober 2001 ging goddeau online. Wat is uw loopbaan in de (muziek)journalistiek? Vanaf 1996 schreef ik muziek in het krantje van de studentenvereniging. Van 1999 tot 2002 heb ik interviews afgenomen voor het studentenblad Veto. Nu ben ik regionale freelance journalist in Leuven en werk ik voor Stage Magazine.
Medium Kunt u een omschrijving geven van het magazine waarvoor u werkt? Het is in de eerste plaats een muziekmagazine. Hierbij willen we onze blik open houden op andere culturen en richten naar verschillende disciplines. In deze andere domeinen, kunnen we niet volledig zijn. Wat is uw doelpubliek? De echte muziekliefhebber, die zich graag veel met muziek bezig houdt. Ook mensen die op zoek gaan naar nieuwe muziek. Om een sociologische term te gebruiken: de early adaptors en de early majority. We mikken niet op een bepaalde leeftijd, want eigenlijk mikken we sowieso nergens op. We schrijven in de eerste plaats voor onszelf en we hopen dat anderen zich in kunnen interesseren. Hoe belangrijk is cultuurverslaggeving voor uw medium? Dat is het enige wat we doen. Waarover schrijft uw magazine binnen die cultuurverslaggeving (film, literatuur, beeldende kunst, dans, toneel,...)? Al deze domeinen komen aan bod, samen met strips en tentoonstellingen. Hoe belangrijk is muziek binnen die cultuurverslaggeving? Muziek is onze hoofdbezigheid. Hoeveel aandacht besteden jullie aan muziek (dagelijks, wekelijks,...)? Is dit meer/minder dan vroeger? Het is meer dan vroeger omdat we gegroeid zijn. Het bleek niet haalbaar om alle items even goed te doen, dus hebben de nadruk op muziek gelegd. Nu komen er drie keer per week vier à vijf besprekingen op de website. En maandelijks een aantal andere muziekartikels en een aantal interviews.
65 Welk soort artikels besprekingen,...)?
(interviews,
concertaankondigingen,
concertrecensies,
cd-
De basis wordt gevormd door cd-besprekingen. Daarnaast zijn er interviews en concertbesprekingen. Ook zijn er grotere, beschouwende artikels over muziek. Verder bespreken we ook klassieke albums. Die kaderen we dan in een historische en culturele context en we onderzoeken hun impact. Tenslotte bespreken we muziekdvd's. Waarin onderscheidt uw magazine zich op vlag van cultuur -en muziekverslaggeving van andere online cultuur/muziekmagazines in Vlaanderen en Nederland? We zijn meer duidelijk gefocust op de genres die we behandelen. Ook is onze schrijfkwaliteit hoger omdat we de enige zijn die voortdurend aan kwaliteitscontrole doen. We hebben daarvoor 10 mensen in onze eindredactie. De ondergrens van de kwaliteit ligt nergens zo hoog als bij ons. Waarin onderscheidt uw magazine zich op vlak van cultuur -en muziekverslaggeving van andere niet-online cultuur/muziekmagazines in Vlaanderen en Nederland? Vooral in de volledigheid. Printmedia bieden letterlijk en figuurlijk steeds minder ruimte aan muziekverslaggeving. Ook in snelheid verschillen we, hoewel we die niet optimaal benutten omdat alles eens langs de eindredactie moet. Vooral bij grote concerten spelen we onze snelheid uit. Zo stond het verslag van het optreden van U2 al dezelfde nacht tussen 2h en 3h online. Dit was het eerste degelijke journalistieke verslag. Hoe groot is jullie cultuurredactie? + freelancers? De redactie zelf bestaat uit 7 mensen. Met schrijvende medewerkers bij, komen we aan 30. Daarnaast zijn er 10 die zich bezighouden met eindredactie, hebben we 7 fotografen en 1 webmaster. Iedereen werkt op vrijwillige basis. Hoeveel mensen zijn er daarbinnen met muziek bezig? 26 schrijven over muziek. Welk profiel hebben die journalisten? Opleiding? Zijn ze muzikaal onderlegd? Onze medewerkers gaan van een fotograaf van 17 tot iemand van 41. Onze jongste schrijver is 19. De enige vereiste is dat ze goed kunnen schrijven. Het merendeel van de schrijvers is begin de twintig en studeert nog. De redactieleden zijn dan meestal eind de twintig. Zijn er specialisaties qua genre? Toch wel. Iedere recensent heeft zo zijn eigen verhaal. Ik schrijf bijvoorbeeld veel over (indie-)pop, terwijl iemand anders de meer 'commerciële' (vanuit ons oogpunt) muziek voor zijn rekening neemt en twee mensen de metal onder zich verdelen. Toch kijken we wel allen ook boven het muurtje van onze genres uit. We zijn allemaal mensen met een brede smaak. Heeft u de indruk dat uw redactie alles wat in de muziekwereld evolueert kan opvolgen, ook al gebeurt die evolutie in een hels tempo? Alles kunnen we niet volgen. Daarom hebben we gekozen voor bepaalde genres. Als we voor een bepaald genre een gat laten vallen, dan plaats ik wel eens vacatures. Tot voor kort hadden we een gebrek aan kenners van elektronica en daar hebben we nu twee medewerkers voor. Ik wil nog wel
66 een goede hip hop-recensent. Toen het genre van de 'freak folk' doorbrak, konden we dat niet echt volgen door het gebrek aan gespecialiseerde mensen. Dat soort dingen zou niet meer mogen gebeuren ondertussen.
Selectie Wie beslist waarover geschreven wordt (chef cultuur alleen of in samenspraak)? In praktijk beslis ik erover. In theorie de gehele redactie, die mij controleert.. Hoe gebeurt de selectie van zowel de concerten als de cd's die besproken worden? Hier heeft vooral buikgevoel mee te maken. We hebben ook wel een bepaalde lijn opgebouwd. Soms duiken wel problemen op. Waar we een nu mee worstelen is dat we een periode erg veel livebesprekingen hebben geschreven. Nu vragen we ons af of we die ook niet moeten beperken tot enkele genres om die vollediger te kunnen doen. Soms spreken we onze richtlijnen ook tegen. Dat doen we dan om de lezers wat te jennen met iets ongewoons. We willen boven alles geen oogkleppen dragen. Met welke factoren houdt u allemaal rekening? Speelt persoonlijke smaak soms (onbewust) mee? Uiteraard. Een medewerker heeft bijna zitten smeken om de nieuwe plaat van BlØf te mogen bespreken omdat hij er fan van is. Ik heb erover getwijfeld, maar het dan toch toegelaten. Hoewel de Nederlandtalige groep Bolster misschien iets te commercieel is voor onze lezers, heb ik ze besproken omdat ik ze nog fijn vond. Veronderstel dat hun volgend album minder goed wordt, dan laten we die gewoon voor wat het is. Dat is een vorm van intellectuele eerlijkheid: het is te gemakkelijk zo’n popplaat af te breken vanuit een goddeauperspectief. Maar als het leuk is, signaleren we het graag. Wordt de selectie enkel muzikaal gemaakt of speelt bekendheid/imago van de artiest een grote rol om geselecteerd te worden? We hebben een bepaalde hoek in de muziekwereld afgebakend. In principe bespreken we daarvan alles wat verschijnt. De nieuwe plaat van de Red Hot Chili Peppers moeten we bespreken, zelfs al is die slecht. Nine Inch Nails moet. Coldplay moet. Madonna is dan weer op het randje. Haar laatste album hebben we niet behandeld, omdat geen medewerker geïnteresseerd was. Als er één was geweest, had het van mij gemogen. Maar de nieuwe Kylie Minogue of Kate Ryan bespreken we niet, hoewel die erg populair zijn. Houdt u rekening met de hitlijsten? Zo ja, met welke? Neen. Ik weet zelfs nauwelijks wat erin staat. Als ik van alle kanten een nieuwe naam hoor, denk ik wel dat we die toch eens moeten onderzoeken. Wat ik wel doe is af en toe voor de etalage van de muziekwinkel Bilbo alle nieuwe releases afgaan en controleren of we ze besproken hebben of zullen bespreken. Uit die etalage moeten we meestal min of meer alles hebben, want dat in de praktijk ons doelpubliek. Beïnvloedt radio- en tv-programmering de selectie? Zo ja, welke zenders? Nauwelijks. Ik luister zelf bijna geen radio meer.
67 Leest u wat andere magazines/kranten schrijven? Welke? Heeft dat een invloed? Merkt u dat u zaken goed vindt omdat die in grote bladen als Rolling Stone, Mojo en NME ook positief beoordeeld worden? Ik lees Humo, De Morgen en de Engelstalige magazines Q, Mojo en Uncut. Q lees ik om te zien wat er zal uitkomen. Recensies van de grote bladen hebben geen invloed op ons oordeel. Ons eigen oordeel hangt af van de recensent die het toevallig schrijft. Ik durf wel al eens lachend zeggen tegen een medewerker die een plaat negatief heeft beoordeeld of hij wel zeker van zijn stuk is, wanneer de plaat elders positief is onthaald, maar ik vertrouw er op dat mijn medewerkers hun huiswerk goed maken. Dat kan alleen maar omdat ik er let goed op let dat ik de juiste plaat aan de juiste persoon geef. Daar mag je geen fouten tegen maken want dat schaadt je geloofwaardigheid. In het verleden hebben we daar minstens één keer een fout tegen gemaakt. Dat mag niet meer. Krijgen Belgische (Nederlandse in het geval van kindamuzik) een voorkeursbehandeling of net niet? Totaal niet. Ze moeten met even strenge standaarden behandeld worden als andere artiesten. Al te veel worden ze door anderen te goed behandeld. We proberen wel zoveel mogelijk Belgische releases te recenseren. Af en toe durven we ons ook volop achter een groep zetten, wanneer we erin geloven. Dat deden we bijvoorbeeld bij Giants of the Air en Groep Jezus. We hebben hen proberen zichtbaarheid te geven en getracht zelf de hype wat aan te wakkeren. Enkel zo kunnen we ons magazine een eigen gezicht geven, door niet enkel te doen wat anderen ook doen. Is de zaalcapaciteit voor concertbesprekingen een hoofdargument? Heeft u de indruk dat u sneller een concert zal verslaan als het in een grote zaal plaats vindt? Totaal niet. Het enige argument is dat het binnen ons genreveld moet passen. In recensies gaan we erg breed. Bij interviews doen we enkel de alternatieve indie en licht commerciële muziek. Over liveverslaggevingen zijn we nog niet uit of we breed blijven of niet.
Verslaggeving Hoe heeft u de muziekverslaggeving in Vlaanderen en Nederland zien evolueren? Hoe zit dat binnen uw blad? Ik volg dit nu gedurende tien jaar. Wat me opvalt is dat alles veel toegankelijker wordt. Humo is nu zijn hoge standaard van de jaren '80 en zeker jaren '90 aan het verkwanselen. Vroeger had je daarin een taalvirtuositeit en erg straffe stukken. Toen durfden ze ook nog gemeen iets afbreken. Nu niet meer en dat is jammer. Toch blijft Humo belangrijk omdat het zo'n massamedium is. Evenwel is het niet meer de norm voor ons. De echte muziekliefhebber is verhuisd van printmedia naar websites. In de gedrukte pers heeft de marketing alles overgenomen. Zij dicteren waarover en hoe lang. De Morgen is sinds de recente restyling wel erg beperkt geworden. De Standaard was vroeger ook beter en De Tijd bespreekt muziek tegenwoordig eerder vanuit een economische invalshoek. Dit is allemaal vaak tot grote frustratie van de journalisten van die media zelf. Parallel met de kwaliteitsvermindering in de gedrukte media kwamen muziekwebsites op. Die gaan nog steeds uit van de vraag wat de lezer eigenlijk wil, omdat ze gemaakt worden door het soort mensen dat zelf dit leesvoer zoekt. Aanvankelijk had onze website geen profiel. Die hebben we gevonden vanuit ons eigen groeitraject. Vanaf 2003 hebben we ons het alternatieve, lichte indieprofiel aangemeten en dat zullen we ook behouden. Eigenlijk zijn we meegegroeid met het radioprogramma Duyster (Studio Brussel, kvv). Journalistiek zijn we in die zin geëvolueerd dat we meer items behandelen. Maar we kiezen nog steeds voor het lange, diepte-interview en we gebruiken onze ruimte optimaal.
68 Welke genres komen in uw magazine aan bod (vaste percentages, bv 20% jazz)? Ik kan daar geen percentages op plakken. Het hangt ook af van het aanbod. Het gaat van het betere Afrekeningnummer tot de breedgereleasde experimentele muziek. Je kan er de term 'indie' op plakken, maar dan met een open geest. We willen gewoon de massa overtuigen om naar de nietcommerciële indiemuziek te luisteren. Komt klassieke muziek ook aan bod? Hoe vaak? Neen. Het is een heel andere wereld. Ze hanteren een heel ander begrippenarsenaal. Net als jazz trouwens. Is er een interne richtlijn wat betreft het aandeel over binnenlandse groepen? Op Vlaams of Belgisch niveau? Wordt dat streng gecontroleerd en geïmplementeerd of is dat meer iets van aanvoelen? Neen, er is zeker geen richtlijn. We willen gewoon zoveel mogelijk relevante Belgische releases doen. Schrijft u meer over mannelijke artiesten dan vrouwelijke? Ja, maar enkel omdat er meer mannelijke zijn of meer interesse bij medewerkers is om mannelijke artiesten te bespreken. Het is onzin om vrouwelijke artiesten positief te discrimineren. Als het goed is, is het goed. Meer geldt niet als keuzemechanisme. Wat maakt een cd/optreden goed? Dat is erg persoonlijk. Voor mij dus: er moet passie en overgave zijn. Eerlijkheid is belangrijk en niet het aannemen van een pose. Ik heb het niet voor middelmatigheid en voorzichtigheid. Het moet alles zijn of niets. Wat maakt een cd/optreden slecht? Routine. De nieuwe plaat van Belle & Sebastian staat vol intelligente popsongs en is gemaakt door vakmensen. Toch voel ik niet dat er een noodzaak was om ze te maken. Ze heeft dan naar mijn aanvoelen ook niets te vertellen. Het was gewoon voor hen tijd om een eens een nieuwe plaat te maken, maar het moest niet. Zo’n gevoel verknalt het voor mij helemaal. Kunt u dat volledig loskoppelen van uw eigen smaak? Niet volledig. De laatste Belle & Sebastian vind ik dus rotslecht, terwijl het objectief gezien een goed gemaakte plaat is. Maar dat is voor mij dus vaak niet voldoende. Bij goddeau willen we zoveel mogelijk over bands schrijven waarbij we wel bezieling voelen. We willen ook bezield schrijven. Wat ik haat zijn rockjournalisten die beweren objectief te zijn en dan extreem zakelijk en onpersoonlijk gaan schrijven. Dat is onzin in rockjournalistiek: objectiviteit bestaat niet. Het enige dat je kan doen is passie overbrengen en hopen dat je mensen enthousiasmeert. Of net vertelt waarom jij er niets aan vindt. Waar ik van hou is een journalist die staat te dansen bij een optreden, zijn blocnote neemt, enkele zinnen noteert en dan weer aan het dansen slaat. Liever dat dan de zuurpruim die achteraan in zijn al dan niet denkbeeldig baardje staat te schrijven en met een zuinige uitdrukking staat te noteren.Je kan niet doen alsof smaak er niet toe doet. Alles is smaak. De enige manier waarop je een recensent kunt vertrouwen is door hem een tijdje te volgen, in de smiezen te krijgen wat voor smaak hij heeft en die tegenover jouw smaak zetten: zo ervaar je wat je aan een bepaalde recensent kunt hebben. Je leert dat als die of die iets goed vindt, jij dat ook wel zult doen,
69 of omgekeerd. Hoeveel tijd gaat over het schrijven van een recensie? Krijgen albums de tijd om te groeien? (Omdat sommige albums pas na enkele luisterbeurten te appreciëren vallen) Bij mij duurt dat behoorlijk lang. Ik beluister een album vier tot vijf keer op de avond waarop ik het stuk schrijf en dan heb ik het gedurende een aantal weken al een behoorlijk aantal keer beluisterd. Wanneer ik een bespreking aanvat, kèn ik de plaat meestal al. Elke plaat krijgt een eerlijke kans en genoeg tijd om te groeien. Bij ons geen situaties waarbij op één avond veel te snel in tien regels per album vijf platen worden besproken. Worden bij cd-recensies vooral cd's opgenomen die goed bevonden worden of wordt er ook wel eens negatief geschreven? Er zijn twee categorieën: er is één categorie van 'grote releases binnen ons veld' die we gewoonweg moeten bespreken. Daar kunnen we soms dus albums afkraken. Dan is er de tweede categorie van de meer onbekende albums. Hier bespreken we prioritair die platen die we goed vinden omdat we die willen signaliseren. Als er tijd over is, valt het ook voor dat we hier platen afbreken. Wat denkt u van de opmerking dat enkel Humo nog platen durft afbreken? Onzin. Dat was misschien zo tot een jaar of zeven geleden zo, maar nu klopt het niet meer. Ze zijn even mainstream braaf geworden als de rest. Bent u in uw interviews vooral geïnteresseerd in de muziek die de artiest maakt of in het verhaal achter de artiest? Beide. Ik merk dat ik meer dan in andere media te zien is, soms geneigd ben te vragen naar technische aspecten zoals de productie van een album. Maar aan de andere kant heeft een opdrachtgever me wel eens gezegd dat ik de amateur-psycholoog uithing. Dat is dan maar zo: ik wil weten wat dingen met een mens doen. Wanneer ik Amanda Palmer van Dresden Dolls interview en die schrijft over zelfverminking, dan wil ik het verhaal daarachter te weten komen. De mens erachter bepaalt ook de muziek. Soms merk je hoe de mensen van wie je de muziek het meeste aanvoelt, ook soms net als jou tegen de wereld aankijken. Dat zijn momenten dat het allemaal even steek houdt. Je moet als interviewer wel opletten dat het primair nog over de muziek gaat en geen personality/celebrity interview wordt. Hoe reageren jullie op een nieuw geluid uit de sector? Direct opspringen of eerst nog wat afwachten? Bent u niet bang de boot te missen als u wacht of eerst negatief reageert? Binnen ons spectrum moeten we er als de eerste bij zijn. Zo was ik bijvoorbeeld de eerste journalist die het Briste 65 Days of Static heeft opgemerkt. Ondertussen zijn die langzamerhand veel groter aan het worden. Het is fijn om te zien dat iets waar je je uit enthousiasme zo achter hebt gezet, nu door lezers en andere pers ook wordt opgepikt. Voor de rest is ons forum erg belangrijk, daar pikken we wel wat nieuwe namen op. Voelt u een concurrentie met andere online magazines, waardoor u steeds opnieuw als eerste iets moet ontdekken? Toch wel, als is het maar omdat we qua bezoekersaantal erg dicht tegen elkaar liggen. Bovendien proberen de grote platenfirma's de websites soms tegen elkaar uit te spelen. Enkel voor hen al moeten we groot worden. Toch is de concurrentie zeer vriendschappelijk. Ik ken mensen bij elke site en kan met hen best overweg. Onlangs bij An Pierlé op Les Nuits stond ik plots samen met de
70 man van damusic en de fotograaf van kindamuzik. Dat was eerder gezellig en tof dan competitief, al ben ik stout genoeg om wel eens speldeprikjes te geven. Het zal mijn slecht karakter zijn. Er wordt wel eens gezegd dat we misschien alle goede schrijvers van alle Vlaamse websites bij elkaar moeten steken om één grote website te vormen, maar dan moeten vele ego's sneuvelen en dat is niet zo evident. We zijn er allemaal van overtuigd dat onze aanpak de beste is. Ik verwacht dat de hele markt van de e-zines zich binnen een aantal jaar zal gereorganiseerd hebben: sommigen zullen verdwenen zijn, anderen definitief gevestigde waarden geworden, en daaronder zal je altijd nieuwe sites hebben van een paar ambitieuze pubers die ook met een eigen initiatief beginnen. Waarna zij misschien doorgroeien naar een vaste waarde, of van hun ding zelf iets blijvends kunnen maken… het internet is een speelplaats voor iedereen. Voelt u een concurrentie met andere niet-online magazines, waardoor u steeds opnieuw als eerste iets moet ontdekken? Ja, maar eerder op persoonlijk niveau. Wij spelen als recensenten in de B-klasse. Natuurlijk dromen we er van om bij de groten te kunnen schrijven. En soms vinden we dan wel eens vanuit onze ambitie dat we beter dan deze of gene gevestigde journalist of fotograaf zijn. Dat hoort eerder bij gezonde persoonlijke ambitie dan dat het iets met concurrentie van website tot print-media te maken heeft. Gebeurt het dat u het eens niet eens bent met wat een van uw eigen recensenten schrijft? Past u het artikel dan aan? Dat gebeurt. Ik kan niet alles goed vinden, laat staan als het om Coldplay of Tool gaat. Gelukkig heb ik mensen die die platen dan wel objectief kunnen beoordelen en uiteraard pas ik het artikel niet aan. Dat zou nogal belachelijk zijn. Staat u soms onder druk om over populaire artiesten te schrijven omdat dat nu eenmaal meer verkoopt, terwijl u vindt dat ze slechte muziek maken? Neen, niet echt. Het is twijfelen soms of we een bepaalde band moeten interviewen: van 'het kan maar het moet niet', en als het ons dan gevraagd wordt doen we dat soms als een soort vriendendienst. Het is geven en nemen in deze sector.
Relatie muziekindustrie Hoe ziet u uw relatie met de platenmaatschappijen? Bent u afhankelijk van hen of ziet u deze relatie eerder omgekeerd? In grote mate zijn wij afhankelijk van hen. De kleine maatschappijen zijn dan weer eerder afhankelijk van ons voor hun kleinere releases. Majors zullen er niet om malen of wij hun cd's behandelen of niet. Het is belangrijk een goede relatie met de platenfirma's te onderhouden. Ze redeneren vaak ook in de zin van 'any publicity is good publicity' en dus kan een negatieve recensie hen ook niet veel schelen soms: er was in elk geval aandacht voor de plaat. Sturen de platenmaatschappijen alles wat bij hen uitkomt op naar jullie redactie? Maken ze al een selectie op voorhand of sturen ze alles op? Ja. Ze maken zelf een selectie. EMI weet dat ze Kate Ryan en Clouseau niet naar ons moeten sturen. Enkel Universal wil onder geen beding met websites samenwerken, de anderen werken in meerdere of mindere mate met ons samen.
71 Enkel de majors of ook de kleinere labels? Een combinatie, maar in hoeveelheid van besproken platen zijn de kleinere wel het belangrijkst voor goddeau. Gaat u soms zelf actief op zoek naar cd's? Ja, vooral wanneer een lezer me iets signaleert. Dan mailen we wel eens naar de band om te vragen wie hun platen distribueert in België, waar we dus recensie-exemplaren moeten aanvragen. Soms hebben ze geen distributie, dan is het afwegen of het al dan niet relevant is de plaat te bespreken. Schrijft u wel eens over artiesten die geen platencontract hebben en hun cd in eigen beheer uitbrengen? Als we weten dat het hier te koop is, kan dat. Onder voorwaarde dat het echt goed is, wat niet bijzonder veel gebeurt. Gebeurt er een zekere lobbying vanwege de platenmaatschappijen? Hoe? Zoals ik heb gezegd is het zowel voor ons als voor hen belangrijk dat we een goede relatie onderhouden. In zekere zin dus wel. Platenmaatschappijen laten soms journalisten overvliegen naar een of andere grootstad en steken ze op hotel zodat er een interview met een artiest kan worden afgenomen. Hoe afhankelijk bent u dan nog om echt neer te pennen wat u van de plaat vond? Bestaat er dan geen risico dat u, indien u iets negatiefs schrijft, de volgende keer gepasseerd wordt voor een journalist van een concurrerend blad? Dat risico is er zeer zeker maar daar moet je als journalist abstractie van maken. Het mag absoluut niet meetellen. Als we iets slecht vinden, dan doen we gewoon geen interview. Dus op dat gebied speelt dat niet mee. Als platenfirma's je negeren omwille van een slechte review, dan zouden ze klein bezig zijn. Gelukkig gebeurt dat niet. Als u een negatieve recensie schrijft, kunt u veel verliezen (fans van de groep die afhaken als lezer, de artiest die geen interview meer toestaat, de platenmaatschappij die minder toegeeflijk zal zijn als u nog iets vraagt). Zorgt dit niet voor enorm veel druk? Resulteert dit ook niet in het feit dat er weinig slechte kritieken geschreven worden? Dat kan ik niet goed inschatten, voor de andere media, maar ik kan me niet ontdoen van de indruk dat er soms kritiekloos wordt geschreven. Binnen goddeau trekken we ons van die druk niets aan: in de relatie tussen journalist en artiest is het belangrijk dat ieder zich bewust is van zijn rol, en dat die van ons recenseren is. Dat kan meezitten of tegenvallen, daar moet je als artiest mee kunnen leven. Krijgt u wel eens kwade reacties van artiesten/platenmaatschappijen? Zeker van fans. Constant zelf. Van platenfirma's krijgen we weinig reacties. Vaak moeten journalisten artiesten in groep interviewen en krijgt u weinig tijd. Heeft u het gevoel dat u nog naar behoren uw job kan uitvoeren? Ja en neen. De standaard voor ons, zeg maar het sub-Humo-niveau, want iedereen krijgt even veel tijd op dat niveau, is het standaard 30 minuten per interview. Dat is werkbaar. Humo mag vaak langer, geloof ik, maar ook niet altijd. Wanneer we bij grotere groepen 15 tot 20 minuten krijgen,
72 dan wordt het al moeilijker, al heb ik me er op leren afstellen.. Ik heb ooit eens A Silver Mt. Zion 2 uur kunnen interviewen en dat was fantastisch. In de muzieksector is sprake van een grote jobmobiliteit (journalisten die uit de muziekwereld komen of er daarna in terecht komen). Dit creëert misschien een 'ons kent ons'-wereldje. Hoe onafhankelijk is de Vlaamse / Nederlandse muziekjournalistiek? Wij zijn wat outsiders en maken geen deel uit van het wereldje. Ik durf me niet echt over anderen uitspreken. Ik vang wel eens op dat grote journalisten af en toe met mensen van de platenmaatschappij gaan eten. Dat kan. goddeau is hierin erg onafhankelijk. Wij staan buiten zo’n wereldje heb ik het gevoel, en dat voelt erg comfortabel aan: wij kunnen werken zonder veel beïnvloeding van buitenaf.
Publiek Wie zijn de lezers van de muziekverslaggeving in jullie blad? Heeft u daar een zicht op? Doet u aan onderzoek? Zo ja, welk onderzoek? (focusgroepen, telefonische enquêtes, enquêtes via internet...)? We doen er geen onderzoek naar. We voelen het wel aan. Ons forum is zeer hip. Dat zijn de echte liefhebbers. Onze bezoekers zijn gemiddeld genomen minder hip. Dat gaat van pubers tot 40-jarige muziekliefhebbers die al tientallen jaren gepassioneerd met muziek bezig zijn. Beïnvloeden die onderzoeken uw verslaggeving? We schrijven in de eerste plaats voor onszelf. Neen dus. Welke visie heeft uw blad mbt haar lezers? Hebben jullie de ambitie jullie lezers wat op te voeden ivm muzieksmaak en muziekkennis? Toch wel, maar zonder moraliserend over te komen. We willen mensen informeren, bekeren en waarschuwen voor slechte platen. Willen jullie de lezers nieuwe genres/artiesten laten ontdekken of schrijven jullie vooral over artiesten waarvan jullie weten dat de lezers ze appreciëren en goed vinden? Maw, proberen jullie soms innovatief te zijn? We zijn voortdurend innovatief op dat gebied: onze lezers zijn het soort mensen dat constant nieuwe dingen wil ontdekken en wij zijn één van de manieren waarop ze dat doen. . Maakt u zelf deel uit van de doelgroep waarvoor uw blad schrijft? Indien niet, is het niet moeilijk om te weten wat die doelgroep wil? Ja. Ik probeer het blad te maken dat ikzelf mis. Krijgt u wel eens feedback van de lezers? Hoe? Constant via het forum. Af en toe via mail.
Invloed Hoe ziet u uw rol als muziekjournalist? Als informant, opinieleider, spreekbuis voor de
73 industrie,...? Een combinatie van informant en opinieleider. Het wisselt tussen een informerings- en een missioneringsdrang. Welke invloed heeft de muziekjournalistiek volgens u op de muziekindustrie? Geen, of toch marginaal weinig. De artiesten waar journalisten over schrijven zijn niet de verkoopskleppers. Over Alana Dante en Clouseau bestaat geen journalistiek. In bepaalde gevallen hebben de grote media toch invloed, maar het hangt wat af van plaat tot plaat. Humo schreef eens een zeer lovende recensie over een plaat van Fennesz. Veel lezers zijn die gaan kopen en hebben daarna hatemail gestuurd naar de redactie omdat ze niets aan zijn elektronische ruis vonden. De Morgen heeft ook nog wel impact, denk ik. Onze taak is het verschil maken bij artiesten die elders aan de aandacht ontsnappen. Binnen de wereld van de muziekliefhebbers hebben we een zekere, kleine invloed op de lezers. Welke invloed heeft uw eigen blad op het al dan niet succesvol worden van artiesten? Is reeds beantwoord. Heeft u zelf al die invloed ondervonden? Ja, maar dan vooral via mensen uit mijn directe omgeving. Ik heb zelf weinig contact met het lezerspubliek en weet dit dus niet zo goed. Maar soms ben ik gek op een band, en loop ik daar zo over te juichen dat ik toch drie-vier man in mijn omgeving er ook enthousiast over krijg en ze de plaat kopen. Maar dat staat eigenlijk los van mijn besprekingen, dat is gewoon in mijn persoonlijke kennissenkring. Bent u zich bewust van die invloed als u schrijft? Neen. Toen ik Venus in Flames heb afgebroken, vroeg ik wel af of ik op dat moment geen karaktermoord aan het plegen was door wat ik schreef. Ik wil immers niet gemeen zijn of een groep op een onheuse manier de grond in boren. Maar mijn testpubliek vond het kunnen wat ik schreef over Venus in Flames dus publiceerde ik het. Hoe hoog schat u uw macht in om een artiest te maken of te kraken? Nul. Misschien dat ik er voor zorg dat twee exemplaren meer verkocht worden van kleinere groepen. Ik kan daar perfect mee leven. Dat is ook ons doel niet. Is uw rol van 'opinion leader' nog vergroot nu er zoveel meer muziek wordt uitgebracht en er zoveel meer optredens zijn? Is het ook niet vergroot doordat het slechter gaat met de muziekindustrie? We zijn te klein om een echte opinieleider te zijn. We zijn eerder een opiniegever, één van de zovele. Ik weet niet of onze rol vergroot is. Waarschijnlijk voor bepaalde mensen wel. Omdat we zoveel schrijven, ontdekken we ook vele dingen. Daarom zal onze rol niet groter worden. Vergelijk eens uw 'macht' met die van radio en tv. Geeft u niet een soort legitimiteit mee? (Het louter rapporteren van radio en tv tegenover het opiniëren van geschreven pers). Heeft dat dan geen grotere impact? In vergelijking met radio en televisie is onze macht onbestaand. Radio maakt groepen. Wij kunnen
74 enkel bepaalde groepen een credibiliteit geven. Dan zie je mailtjes van een platenfirma als “BlØf besproken op credibele site goddeau”. Dat zegt meer over hoe platenfirma’s denken dan over ons denk ik, al is het interessant dat vast stellen. Houden platenmaatschappijen, volgens u, het bestaande medialandschap in het achterhoofd bij het tekenen van artiesten? Neen. Radio en tv dicteren de wet en de geschreven pers volgt die. Elke donderdagmiddag, wanneer de playlists van de radio’s binnenkomen, is het voor de platenmaatschappijen bibberen. Krijgen hun singles een A-rotatie, een B-rotatie, ... Wat geschreven wordt is honderd keer minder belangrijk. Laat staan wat iets als goddeau dan nog schrijft: daar liggen enkel wat lezers van ons van wakker.
Mediumspecifiek Hoe lang bestaat uw website al? Vijf jaar. Het idee is er van 19 of 20 mei 2001. Op 1 oktober 2001 gingen we online. Is uw website onafhankelijk? Is de website verbonden met andere media of websites? De website is compleet onafhankelijk. Wat is het grote voordeel van uw magazine ten opzichte van gedrukte magazines? We hebben geen plaatsbeperking, meer flexibiliteit, de mogelijkheid om multimediaal te gaan, minder keuzes en selecties en minder kosten. Wat is het grote nadeel van uw magazine ten opzichte van gedrukte magazines? Ze blijven een groter bereik hebben. Het internet is vooral een nichemarkt. Een website zal nooit een Humo worden. Het is erg moeilijk om op het internet een grote naam te worden omdat iedereen het kan doen. Het internet is er nog niet rijp voor. Een ander nadeel is dat je ons blad niet op de trein kan lezen. Gedrukte magazines kunnen ook wat lay out betreft leukere dingen doen. Is er een verschil tussen het schrijven van een artikel voor een online magazine en het schrijven van een artikel voor een gedrukt magazine? Houden jullie er rekening mee dat het vermoeiender voor de ogen is om een online artikel te lezen dan een gedrukt artikel? Wij hebben heel bewust gekozen om geen rekening te houden met de regels die je bedoelt. We schrijven toevallig voor een website en willen goede, lange artikels maken. Als bezoekers het willen lezen, doen ze het toch. Wij vormen een tegenbeweging op wat bijvoorbeeld bij De Morgen gaande is. Daar wordt het steeds korter. Moet een journalist bij jullie verstand hebben van computers en informatica? Heeft hij dus journalistieke én technische vaardigheden? Die moet enkel met HTML-codes kunnen werken. Dat is op 5 minuten uitgelegd. Hoe staat u tegenover de stelling dat iedereen nu journalist kan zijn door de komst van het internet? Dat is zo. Dat wil nog niet zeggen dat ze goed zijn.
75 Hoe staat u tegenover de stelling dat digitale journalistiek enkel door professionele journalisten mag gemaakt worden? Dit is onzin. Als bij al zijn er in Vlaanderen wild gegokt 15 tot 20 professionele rockjournalisten die er volledig van kunnen leven. Zelfs bij Humo zijn de recensenten bijna allen freelancers die na hun uren de platen bespreken. Wat zouden we dan beginnen over professionaliteit op digitaal vlak? Rockjournalistiek in Vlaanderen is en blijft grotendeels een hobby van amateurs of bijklussers. Hoe staat u tegenover de stelling dat een journalist anoniem wordt wanneer hij of zij voor een website werkt? Ook dit is onzin. Ik krijg toch zelf reacties op mijn teksten? Mensen weten wel van wie ze teksten lezen. Achter elke tekst gaat een persoon schuil. Als jij een onpersoonlijke tekst schrijft, word je anoniem. Als je tekst dat niet is, ben jij dat ook niet. Dat heeft niets met internet te maken, ook in de RifRaf is het ene stukje al meer of minder anoniem dan het andere. Maken jullie gebruik van de interactiviteit van het internet en hoe (chat rooms, forums, polls,...)? Vooral via ons forum. Je moet dat los zien van het magazine. Toch is het een barometer. Daar krijgen we ook de snelste kritiek. Het is een erg fijne community en er is geen kliekvorming. Het is erg leuk om er 15-jarigen in een serieuze discussie te zien gaan met 35-jarigen over muziek. Ook krijgen lezers die ons een mail sturen er steeds een terug, tenzij het scheldmails zijn. Verder hebben we een maandelijkse nieuwsbrief. Maken jullie gebruik van de multimedialiteit van het internet en hoe (geluidclips, videoclips,...)? We streamen regelmatig een videoclip. Ongeveer om de twee weken tonen we tegenwoordig een nieuwe. Blijkbaar is dat geen probleem voor onze bandbreedte. Audiostreaming doen we erg weinig, wegens gebrek aan technisch onderlegde mensen die het vrijwillig willen doen. Ik zou maar al te graag goddeau een eigen Luisterpaal geven. Zien jullie de ongelimiteerde ruimte (van zowel een artikel als de website) als een zegen of een last? Het is een zegen. Zelf leggen we toch wel de limiet op van 4000 tekens voor een recensie en 12000 voor een interview, om het toch een beetje overzichtelijk te houden. Heeft u soms de indruk dat er te veel informatie op uw site staat? Hebben jullie maatregelen die ervoor zorgen dat de hoeveelheid aan informatie beperkt blijft? Er kan niet genoeg informatie zijn. Het probleem is: hoe kan je dat overzichtelijk presenteren? Op deze vraag hebben we nog geen goede oplossing gevonden. Proberen jullie voordeel te halen uit de snelheid van het medium (door bv concertverslagen eerder op het net te plaatsen dan dat ze kunnen verschijnen in een gedrukte bespreking)? Doordat alles een eindredactie passeert, komt een recensie 24 uur na het concert online. Wanneer ik weet dat een verslag ook in de kranten komt, dan durf ik het wel eens dezelfde nacht nog op de website te plaaten.
76 Hoe snel wordt de informatie geüpdatet? Elke maandag, woensdag en vrijdag komen nieuwe recensies. Elke 15e van de maand komen nieuwe interviews en een nieuwsbrief. Heeft u soms het gevoel dat snelheid van berichtgeving belangrijker wordt dan correctheid? Algemeen in de wereld wel. Bij ons niet: wij zijn niet met nieuws bezig en er wordt de tijd uitgetrokken voor een plaat te bespreken die nodig is. We gaan daar niet gaan rushen: een goeie tekst is onze reden van bestaan, en daar willen we dan ook de tijd voor nemen als het nodig is. Heeft u het gevoel dat u alle (realistische) technische mogelijkheden van het internet ten volle benut? Indien niet, welke niet en waarom? Neen, wegens een gebrek aan technische kennis. goddeau is in de eerste plaats een journalistieke website. We denken als printmedia. De tekst staat centraal. De rest zijn hebbedingetjes. Passen jullie soms iets in een artikel aan na een reactie van een lezer? Als het om een feitelijke fout gaat, ja. Maken jullie gebruik van gelaagde artikels (waarbij de gebruiker telkens moet doorklikken als hij verdere informatie wil) of van artikels die onmiddellijk geheel te lezen zijn? Wij geven 4000 tekens op een pagina. Wanneer we een langer artikel hebben, worden het twee pagina's. Voor de rest slaan we alles op in onze database. De website legt bij het schrijven van een artikel zelf een link naar andere artikels in onze databank. Zo ontstaan clusters per artiest. Hoe komen jullie aan inkomsten (advertentieruimte; inschrijvingsgeld; betalen voor speciale diensten; schenkingen; subsidies,...)? Tot voor kort hadden we geen inkomsten. De kosten deelden we dan door de medewerkers. Nu publiceert een grote provider op hun portaalsite recensies van ons. Die inkomsten gaan naar de website en naar de postkosten om onze platen bij onze mensen te krijgen. Hoe groot is het belang van klikcijfers voor jullie website? Dit is dubbel. Voor mezelf maakt het weinig uit. Ik weet dat we ons publiek hebben. Hoe groot exact is dan minder belangrijk. Voor platenfirma's is het wel belangrijk. Ze vragen daar immers vaak naar. Om daar niet plots voor verrassingen komen te staan omdat we 'te klein' zouden zijn, hebben we de ambitie de grootste te worden. Nu hebben we een 1500 unieke bezoekers per dag en we zijn immer groeiend. Proberen jullie actief meer gebruikers naar jullie website te lokken en hoe? Niet echt. We proberen wel links te versieren van op andere relevante websites. Dat werkt. Verder doen we vooral aan mond aan mondreclame. We vinden niet echt een goede manier om reclame te maken. Hebben jullie soms problemen met copyright? Dat hebben we één keer gehad. Voor het boekje voor Werchter van Humo van 2002 hebben ze delen uit mijn interview met Thé Lau op één zin na integraal overgenomen. Ze hebben die fout snel
77 toegegeven: hun journalist dacht dat het rechtenvrij was, omdat het op het internet stond. Sindsdien plaatsen we 'copyright teksten: goddeau' onder elke tekst op de website. Het schijnt trouwens zo te zijn dat vanaf het moment dat je regelmatig publiceert, je dan al beschermd bent.
Slot Hoe ziet u de muziekjournalistiek verder evolueren? Ik voorspel nog een grotere tweedeling. Het harde kernpubliek zal zich meer en meer op websites richten. De internetmarkt zal zich stabiliseren. Hierbij zal het onderscheid tussen goede en slechte websites groter worden. Professionele muziekjournalistiek zal in printmedia steeds minder ruimte krijgen. Daar worden de bijdragen korter en oppervlakkiger. Zijn er nog zaken die u zou willen toevoegen? Neen.
78
Interview KindaMuzik Dieter Craeye (28) Gent 2h35 Wat is uw precieze functie en hoe langt werkt u reeds voor dit magazine? Ik ben nu vier jaar verbonden aan KindaMuzik. Ik ben er begonnen als schrijver, was er na twee jaar live coördinator en ben sinds vorig jaar ook p.r. en coördinator over alles wat met België heeft te maken. Wat is uw loopbaan in de (muziek)journalistiek? Vanaf 1998 ben ik voor regionale weekbladen beginnen werken. Via via kwam ik bij KindaMuzik terecht. Nu werk ik als bediende in een hotel.
Medium Kunt u een omschrijving geven van het magazine waarvoor u werkt? We zijn een onafhankelijk onlinemedium. KindaMuzik is ontstaan in 1999 als Engelstalig tijdschrift. In 2002 hebben we beslist in het Nederlands te schrijven omdat we niet een van de velen wilden zijn en omdat we het relevanter vonden een van de meest toonaangevende muziektijdschriften in de Benelux te worden. Wat is uw doelpubliek? Iedereen die min of meer een hart heeft voor muziek. Aanvankelijk waren we vooral bij de incrowd bekend: mensen die verbonden waren met de muziekwereld. Nu zijn we erg aan het doorgroeien. Hoe belangrijk is cultuurverslaggeving voor uw medium? We doen enkel muziek. Dat lijkt ons voldoende. Hoeveel aandacht besteden jullie aan muziek (dagelijks, wekelijks,...)? Is dit meer/minder dan vroeger? Er zijn dagelijks updates. De productie is dan ook verschroeiend hoog. Ik denk dat we nu meer schrijven dan vroeger want de toestroom valt nauwelijks in te dijken. Sinds kort proberen we daar dan ook paal en perk aan te stellen. We beseffen dat we niet alles even goed kunnen bespreken. Welk soort artikels besprekingen,...)?
(interviews,
concertaankondigingen,
concertrecensies,
cd-
We doen vooral cd-reviews, maar ook concertverslagen, interviews, achtergrondartikelen,... Dat zal het zowat zijn. Waarin onderscheidt uw magazine zich op vlag van cultuur -en muziekverslaggeving van andere online cultuur/muziekmagazines in Vlaanderen en Nederland? Een jaar geleden zou ik nog zeggen: in de hoeveelheid van de productie. Ik merk dat er andere
79 magazines zijn die er naar streven even veel te bespreken als wij doen. Hoe langer, hoe meer zie ik het onderscheid in de kwaliteit en professionaliteit van KindaMuzik. We hebben genoeg middelen. Ook zijn we wat selectieprocedure betreft breder en degelijker. Als we schrijvers aanwenden, is niet alleen schrijftalent belangrijk maar speelt engagement en flexibiliteit evenzeer mee. Daarnaast hebben we een vrij omvangrijke eindredactie. Waarin onderscheidt uw magazine zich op vlag van cultuur -en muziekverslaggeving van andere niet-online cultuur/muziekmagazines in Vlaanderen en Nederland? Kurt Overbergh (Artistiek Directeur van de Ancienne Belgique, kvv) zei dat KindaMuzik perfect is om de hiaten te vullen die de traditionele media laten liggen. Dat klopt wel, denk ik. Zeker als je evolutie in de traditionele media ziet. Hun aandacht naar cultuur gaat er gestaag op achteruit. Ik heb de indruk dat De Morgen bij hun formaatswijziging ook in muziekverslaggeving is teruggeschroefd. In België waren we sowieso niet echt gefortuneerd op dat vlak. Een ander verschil met traditionele media is dat wij geen beperkingen hebben, wat content betreft. Hoe groot is jullie cultuurredactie? + freelancers? We hebben een tachtig medewerkers. Dat is dan een hoofdredacteur, eindredacteurs, coördinators, verslaggevers, fotografen, ... Ik denk dat tussen de 60 en 70 procent Nederlanders zijn, de rest Belgen. Hoeveel mensen zijn er daarbinnen met muziek bezig? Allen, naast de webmaster. Welk profiel hebben die journalisten? Opleiding? Zijn ze muzikaal onderlegd? Dat ze muzikaal onderlegd zijn is een vereiste. Er zitten veel studenten tussen. Een aantal is journalistiek opgeleid, andere hebben ervaring opgedaan in de mediawereld. Het zijn vooral mensen met een grote passie voor muziek. Zijn er specialisaties qua genre? Van onze recensenten wordt een brede kijk verwacht. We hebben alles onderverdeeld in vijf categorieën: de eerste is 'rock'. Die bevat rock, indie, singer-songwriter. De tweede is 'beats'. Naast alle vormen van dance zitten daarin ook onder andere nu jazz, nu soul en hip hop. 'Mars' is de derde categorie. Daarin zit experimentele muziek, avant-garde,... . De vierde categorie is 'loud'. Dat spreekt voor zich. Dan heb je nog 'twang' waar genres als alt-country, roots, folk en dergelijke deel van uitmaken. De meeste van onze recensenten schrijven voor één categorie, maar dat kan ook overlappen. Heeft u de indruk dat uw redactie alles wat in de muziekwereld evolueert kan opvolgen, ook al gebeurt die evolutie in een hels tempo? Ik denk het wel, net omdat we zoveel medewerkers hebben. Dus ook in de jazz? Goede vraag. Niet de traditionele jazz neen. Elk jaar hebben we een discussie of we het Blues Note Festival zullen verslaan. Deze keer hebben we dat niet gedaan. Traditionele blues komt bij ons ook niet aan bod.
80
Selectie Wie beslist waarover geschreven wordt (chef cultuur alleen of in samenspraak)? De hoofdredacteur heeft steeds het laatste woord. Per sectie is er ook nog een sectieredacteur. Die beslist wat we wel en niet doen. Bovendien kunnen schrijvers ideeën aanbrengen. Hoe gebeurt de selectie van zowel de concerten als de cd's die besproken worden? De selectieredacteur stelt iedere drie weken een promolijst op met de cd's die moeten besproken worden. Deze wordt naar alle schrijvers gestuurd, waarna zij hun selectie maken. Rekening houdend met de persoonlijke voorkeuren, wijst de selectieredacteur dan de albums toe. Voor concerten hanteren we dezelfde procedure. Hier zijn het de livecoördinatoren die maandelijks een lijst doorsturen. Met welke factoren houdt u allemaal rekening? Speelt persoonlijke smaak soms (onbewust) mee? Aanvankelijk deden we nagenoeg alles in de genres die we bespraken. Nu we wat professioneler geworden zijn en er bij onbekende of obscure groepen een nieuwe plaat wordt uitgebracht die het niet waard is, dan bespreken we ze niet. Ook wat platen in eigen beheer uitgebracht betreft, zijn we erg selectief. Wordt de selectie enkel muzikaal gemaakt of speelt bekendheid/imago van de artiest een grote rol om geselecteerd te worden? Ik zou 'neen' willen antwoorden, maar het is niet zo. Neem nu Pete Doherty. Dat is een van die artiesten die zo'n grote nieuwswaarde heeft, dat hij zelfs in Joepie staat. We hebben hem besproken, hoewel ik zijn nieuwe groep Babyshambles maar niets vind. Sinds kort heeft Kindzamuzik een top tien van de meest gelezen items. Jammer genoeg staat Babyshambles al twee weken op één. Houdt u rekening met de hitlijsten? Zo ja, met welke? Neen. Beïnvloedt radio- en tv-programmering de selectie? Zo ja, welke zenders? Neen. Het voordeel van onlinemedia is dat wij meestal eerder zijn dan hen. Vaak ontdekt een zender als Studio Brussel nieuwe muziek via ons. Er zijn uiteraard altijd wel groepen die door de mazen van het net glippen, maar die zijn eerder uitzondering dan regel. Radio en televisie hebben wel veel meer macht om groepen te maken of te kraken. Zeker Studio Brussel. Leest u wat andere magazines/kranten schrijven? Welke? Heeft dat een invloed? Merkt u dat u zaken goed vindt omdat die in grote bladen als Rolling Stone, Mojo en NME ook positief beoordeeld worden? Ikzelf lees De Morgen, De Standaard, Humo, Knack en af en toe een buitenlands blad. Of die invloed uitoefenen op ons? Dat is nogal persoonsgebonden, denk ik. Ik ken een aantal medewerkers die dwepen met een blad als Gonzo Circus. Het gebeurt wel eens dat bij ons verwezen wordt naar een blad als Rolling Stone of NME. In Nederland meer dan in België, heb ik de indruk. De Nederlandse muziekjournalistiek is vandaag een pak schatplichtiger aan de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, terwijl de journalistiek in Vlaanderen een stuk eigenzinniger is. Ik kan niet
81 ontkennen dat Humo een vitaal belang heeft gespeeld in België. Ons hoge niveau in muziekjournalistiek is aan de geschiedenis van dat blad te danken. Ook wat artiesten betreft, ligt de norm in België hoger. Wanneer je de affiche van Pinkpop bekijkt, dan zie je een te oppervlakkige programmering. Daar zijn ze echt jaloers op onze topfestivals. Krijgen Belgische of Nederlandse artiesten een voorkeursbehandeling of net niet? Ik kan niet spreken over mijn collega's, maar ik denk dat er ergens toch sprake is van positieve discriminatie. Dat is niet zozeer uit een plichtsgevoel, maar eerder uit een al dan niet onbewuste mildheid. Ook omdat zij de reviews zullen lezen. Wanneer ik van hen een negatieve reactie krijg, dan zie ik dat als bevestiging dat ik net goed bezig ben. Is de zaalcapaciteit voor concertbesprekingen een hoofdargument? Heeft u de indruk dat u sneller een concert zal verslaan als het in een grote zaal plaats vindt? Om het optreden te bespreken zeker niet. Het beïnvloedt wel hoe je het verslag benadert. Er is een groot verschil tussen een grote zaal als het Sportpaleis dan een kleinere club als de AB. Kleine zalen hebben altijd het voordeel van de intimiteit.
Verslaggeving Hoe heeft u de muziekverslaggeving in Vlaanderen en Nederland zien evolueren? Hoe zit dat binnen uw blad? Bepaalde media hebben groepen ontdekt die daarvoor ontoegankelijk bleken. Dat zie je bijvoorbeeld wanneer Humo een interview met de mensen van Sunn O))) afneemt. De drempel wordt dus lager. Anderzijds heb ik de laatste week vruchteloos gezocht naar een concertverslag van Belle & Sebastian of Calexico in De Morgen. Er was wel een van Santana. De bijdragen in de printmedia worden dus steeds meer herkenbaar en gericht tot een breed publiek. Op termijn kan dit wel eens voor een imagoprobleem bij deze media zorgen. Binnen KindaMuzik zijn we puur inhoudelijk niet veranderd. Wel maken we meer artikels of reportages in de rand van het gebeuren. Zo bijvoorbeeld over de muziek in Finland of Canada. Het is leuk om te zien dat dit ook gevolgd wordt. Het Klarafestival bijvoorbeeld, heeft Finland als thema in september. Komt klassieke muziek ook aan bod als genre? Hoe vaak? Neen. Wel als je minimalisme onder klassieke muziek beschouwt. Dan heb ik het over een Steve Reich of een Philip Glass. Deze stroming heeft een niet te ontkennen invloed uitgeoefend. Is er een interne richtlijn wat betreft het aandeel over binnenlandse groepen? Op Vlaams of Belgisch niveau? Wordt dat streng gecontroleerd en geïmplementeerd of is dat meer iets van aanvoelen? Er is geen richtlijn. Maar omdat het ons publiek is, proberen we er toch zo veel mogelijk te behandelen. Dat werkt drempelverlagend. We volgen alles wat beweegt in de Belgische en Nederlandse muziek erg goed op. Dit is eerder intuïtief en wordt niet geïmplementeerd. Schrijft u meer over mannelijke artiesten dan vrouwelijke? Ja, maar het is een algemene tendens dat rock een mannenbastion is. Dit is de laatste tijd toch ietwat aan het veranderen.
82 Wat maakt een cd/optreden goed? Voor een concert heb ik vijf peilers: stem, geluid, attitude, interactie en setlist. Wat een album goed maakt, vind ik wat moeilijker. Hier komt een soort buikgevoel kijken. Het is steeds moeilijker om iets baanbrekends aan te treffen. Groepen als Radiohead of Sigur Rós kom je niet veel tegen. Wat maakt een cd/optreden slecht? Dat is ook subjectief. Het is slecht, als je er totaal geen affiniteit mee hebt. Er zijn echt zovele factoren die iets kunnen slecht maken. Een amateuristisch geluid, een gebrek aan kwaliteit,... Kunt u dat volledig loskoppelen van uw eigen smaak? Ik probeer toch zo objectief mogelijk te blijven omdat je het journalistiek gezien niet kan maken het niet te doen. Toch kan ik mijn eigen smaak niet volledig wegcijferen. Hoeveel tijd gaat over het schrijven van een recensie? Krijgen albums de tijd om te groeien? (Omdat sommige albums pas na enkele luisterbeurten te appreciëren vallen) Ik ben hier erg perfectionistisch in. Dat gaat van 60 minuten tot 5 uur. In het laatste geval is het een proces van trial and error en meestal komen daar de beste stukken van. Bij albums is de termijn bij ons drie weken. Soms weet je genoeg na twee luisterbeurten. In andere gevallen heb je er tien nodig. Een cd-recensie is eigenlijk een momentopname. Het mag niet overschat worden. Een cd is niet goed omdat dat zo in Humo staat. Dat is slechts de mening van één persoon. Worden bij cd-recensies vooral cd's opgenomen die goed bevonden worden of wordt er ook wel eens negatief geschreven? KindaMuzik doet nooit neerbuigend ten opzichte van populaire muziek. Ook al strookt de cd niet met de mening van de auteur, we spelen nooit op de man. We proberen altijd op een genuanceerde manier de lezer te overtuigen of een cd goed of slecht is. Ik erger me mateloos aan recensies van 5 of 10 regels. Ook dat is een negatieve evolutie in de printmedia. Gelukkig laat Humo hier wel nog genoeg ruimte voor. Wat denkt u van de opmerking dat enkel Humo nog platen durft afbreken? Het is bekend dat ze altijd een uitgesproken mening hebben gehad. Dit is het stramien dat ze al jaren volgen. Toch zijn ze nu minder scherp dan vroeger. Ik heb de indruk dat hun bijdragen vaak meer met de profilering van Humo zelf te doen hebben, dan met de artiest. Ook bespreken ze de laatste tijd nog nauwelijks Belgische platen, terwijl het vroeger België boven was bij hen. Zoals ik heb gezegd, zijn ze ook wat obscuurder geworden, wat contrasteert met de rest van het blad. Knack durft ook platen afbreken, maar minder dan Humo. Deze zijn toch altijd cynischer geweest. Bent u in uw interviews vooral geïnteresseerd in de muziek die de artiest maakt of in het verhaal achter de artiest? Om je te onderscheiden met andere interviewers ben je meer met het verhaal achter de artiest. Er is dan gewoon veel meer variatie mogelijk. Bovendien kan je er een artiest meer mee uit zijn kot lokken. De mogelijkheden om over de muziek zelf te schrijven zijn niet onuitputtelijk. Als ze tien keer dezelfde vraag hebben gehoord, is het voor hen ook niet leuk meer. Ook is het zo dat je soms niets over bepaalde onderwerpen mag vragen van het management. De hele entourage rond de artiest slaagt erin om de artiesten soms groter te maken dan ze zijn. Neem nu Isobel Campbell. Die is grootgebracht door haar entourage.
83 Hoe reageren jullie op een nieuw geluid uit de sector? Direct opspringen of eerst nog wat afwachten? Bent u niet bang de boot te missen als u wacht of eerst negatief reageert? We zijn er vaak zelfs te vroeg bij. Dat is een voordeel van internetmedia. Groepen als Arctic Monkeys en Clap Your Hands Say Yeah! zijn een hype geworden door het internet. The Arcade Fire was in 2004 reeds een hype bij KindaMuzik. In de traditionele media lees je hier dan in het slechtste geval een aantal maanden later over. Voelt u een concurrentie met andere online magazines, waardoor u steeds opnieuw als eerste iets moet ontdekken? Er is geen concurrentie van ons naar hen toe. Wel van hen naar ons. Toch zijn we op onze hoede. Het zou pretentieus zijn om te zeggen dat we het niet volgen. En als we kunnen samenwerken op bepaalde vlakken, waarom niet? In Nederland werken we samen met 3 voor 12, wat vroeger een concurrent was. Voelt u een concurrentie met andere niet-online magazines, waardoor u steeds opnieuw als eerste iets moet ontdekken? Neen. We zijn de perfecte aanvulling. Die evolutie zie je ook bij grote festivals. Een paar jaar geleden waren zij nog terughoudend tegenover onlinemedia. Nu kunnen ze niet meer zonder ons. Ik merk dat traditionele media hun website gebruiken om het wat uitgebreider over cultuur en muziek te hebben. Gebeurt het dat u het eens niet eens bent met wat een van uw eigen recensenten schrijft? Past u het artikel dan aan? Uiteraard. En uiteraard veranderen we niets aan de mening van een ander. Wat wel gebeurt is iets licht aanpassen als het wat te grof wordt. Staat u soms onder druk om over populaire artiesten te schrijven omdat dat nu eenmaal meer verkoopt, terwijl u vindt dat ze slechte muziek maken? We krijgen elke dag de mogelijkheid. Eerst bespreken we of het wel de moeite waard is. In praktijk bepreken we zo veel mogelijk.
Relatie muziekindustrie Hoe ziet u uw relatie met de platenmaatschappijen? Bent u afhankelijk van hen of ziet u deze relatie eerder omgekeerd? Zij zijn eerder afhankelijk van ons want wij zullen niet zwichten onder druk van hen. We zijn een onafhankelijk medium. Het is wel zo dat we elkaar nodig hebben. Dagelijks krijgen we erg veel promo's en interviewmogelijkheden. Sturen de platenmaatschappijen alles wat bij hen uitkomt op naar jullie redactie? Ja. Maken ze al een selectie op voorhand of sturen ze alles op? Ze weten wel waarvoor we staan.
84 Enkel de majors of ook de kleinere labels? De majors hebben lang moeilijk gedaan. Ze hebben ons een paar jaar stiefmoederlijk behandeld. Nu niet meer. En de kleinere labels zijn ook zeer belangrijk. Gaat u soms zelf actief op zoek naar cd's? Ja, maar eerder naar artiesten. In dit opzicht is het recente MySpace een gedroomd medium. Dit werk enorm praktisch en drempelverlagend. Schrijft u wel eens over artiesten die geen platencontract hebben en hun cd in eigen beheer uitbrengen? Ja, wanneer het kwalitatief is. Sinds kort hebben we een demorubriek. Gebeurt er een zekere lobbying vanwege de platenmaatschappijen? Hoe? We zijn onafhankelijk, rechtuit en eerlijk. Ze kunnen ons niet beïnvloeden. Ik moet wel toegeven dat een interview met Radiohead of Red Hot Chili Peppers voor ons blad te hoog is gegrepen. Platenmaatschappijen laten soms journalisten overvliegen naar een of andere grootstad en steken ze op hotel zodat er een interview met een artiest kan worden afgenomen. Hoe afhankelijk bent u dan nog om echt neer te pennen wat u van de plaat vond? Bestaat er dan geen risico dat u, indien u iets negatiefs schrijft, de volgende keer gepasseerd wordt voor een journalist van een concurrerend blad? Als journalist heb je steeds recht op vrije meningsuiting en is het belangrijk dat je steeds eerlijk bent, los van het feit of anderen er tevreden mee zijn. Als u een negatieve recensie schrijft, kunt u veel verliezen (fans van de groep die afhaken als lezer, de artiest die geen interview meer toestaat, de platenmaatschappij die minder toegeeflijk zal zijn als u nog iets vraagt). Zorgt dit niet voor enorm veel druk? Resulteert dit ook niet in het feit dat er weinig slechte kritieken geschreven worden? Dit geldt niet voor ons. We voelen geen druk. Als er fans afhaken, dan komen er wel andere bij. We gaan erg breed en onze lezers zijn ruimdenkend. Ik merk dat Humo hier wel een goede tactiek voor bedacht heeft. Wanneer ze in een recensie negatief zijn, dan blijven ze in interviews zo objectief mogelijk om toch maar in de gunst van de platenfirma te kunnen blijven. De muziek dringen ze dan naar de achtergrond. Maar hun Serge Simonaert staat nog steeds op eenzame hoogte in Vlaanderen. Ongelooflijk wat een lef die man heeft. Verder heb ik het wel voor Dirk Steenhaut van De Morgen en vind ik dat Dave Peeters bij Studio Brussel baanbrekend werk verricht. Krijgt u wel eens kwade reacties van artiesten/platenmaatschappijen? Zeker van artiesten, zowel nationaal als internationaal. Soms zijn hun reacties echt grof, op andere momenten opbouwend. Het is hun goed recht. Sommige artiesten vragen soms of ze onze recensies mogen vertalen om als promotie op hun website te plaatsen. Van platenmaatschappijen krijgen we nooit negatieve reacties. Enkel positieve. Vaak moeten journalisten artiesten in groep interviewen en krijgt u weinig tijd. Heeft u het gevoel dat u nog naar behoren uw job kan uitvoeren?
85 Soms niet. We streven ernaar geen interviews af te nemen voor of na een optreden. Ervoor is er te veel stress, erna te veel adrenaline. In de meeste gevallen krijgen we genoeg tijd. Bij persdagen varieert dat tussen 15 en 30 minuten. Op nationaal niveau, mogen we soms bij de artiesten thuis en dan ontstaat er al eens een interview van twee uur. In de muzieksector is sprake van een grote jobmobiliteit (journalisten die uit de muziekwereld komen of er daarna in terecht komen). Dit creëert misschien een 'ons kent ons'-wereldje. Hoe onafhankelijk is de Vlaamse / Nederlandse muziekjournalistiek? In België wordt muziek nog steeds vrij kritisch benaderd. In Nederland is er meer een 'ons kent ons'-mentaliteit, hoewel het land groter is.
Publiek Wie zijn de lezers van de muziekverslaggeving in jullie blad? Heeft u daar een zicht op? Doet u aan onderzoek? Zo ja, welk onderzoek? (focusgroepen, telefonische enquêtes, enquêtes via internet...)? We houden een zesmaandelijks onderzoek door middel van een enquête via onze nieuwsbrief. Dit is erg specifiek en uitgebreid. We houden hier rekening mee. Dat moet ook want een blad staat of valt bij de gratie van de lezers. Beïnvloeden die onderzoeken uw verslaggeving? Inhoudelijk niets. Wat de vorm of lay out van onze website betreft, wel. Welke visie heeft uw blad mbt haar lezers? Hebben jullie de ambitie jullie lezers wat op te voeden ivm muzieksmaak en muziekkennis? We zijn er vooral om hen te informeren en te enthousiasmeren voor evoluties. Daar slagen we goed in, denk ik. Willen jullie de lezers nieuwe genres/artiesten laten ontdekken of schrijven jullie vooral over artiesten waarvan jullie weten dat de lezers ze appreciëren en goed vinden? Maw, proberen jullie soms innovatief te zijn? Een combinatie van de twee. Regelmatig schrijven we over nieuwe bands. Maakt u zelf deel uit van de doelgroep waarvoor uw blad schrijft? Indien niet, is het niet moeilijk om te weten wat die doelgroep wil? Ja. Ik moet wel toegeven dat ik zelf een aanhanger ben van de traditionele media. Ik vind het lezen van een krant nog iets makkelijker. Krijgt u wel eens feedback van de lezers? Hoe? Niet zo veel, maar het gebeurt. Dat is dan via mail of via lezersonderzoek. Iedere medewerker heeft een pagina, zodat het makkelijk is om die te bereiken. Een gastenboek of forum hebben we niet.
Invloed
86 Hoe ziet u uw rol als muziekjournalist? Als informant, opinieleider, spreekbuis voor de industrie,...? In de eerste plaats zijn we een informant. Dat geeft ook de grootste voldoening. Mensen warm maken blijft de hoofdzaak en dan vooral voor genres die ver van hen afstaan. Zijn we een opinieleider? We proberen meer en meer aan achtergrondjournalistiek te doen. Zo onderzoeken we waarom concerttickets in België goedkoper zijn dan in Nederland. Welke invloed heeft de muziekjournalistiek volgens u op de muziekindustrie? Het is van essentieel belang. Het is ook een logische verderzetting. Artiesten worden gehoord via de media. Welke invloed heeft uw eigen blad op het al dan niet succesvol worden van artiesten? De grootste voldoening blijft nog steeds het ontdekken van een nieuwe band. Op deze manier kan je een bepaald forum creëren. Als een groep al is gelanceerd, kan je daar nog weinig aan veranderen. Groepen die wij een duwtje in de rug hebben gegeven zijn Band of Horses en Lalalover. Heeft u zelf al die invloed ondervonden? We zijn eerder een kleine garnaal in het grote geheel. Bent u zich bewust van die invloed als u schrijft? Je schrijft vanuit een buikgevoel. Dan ben je niet bewust met invloed bezig. Af en toe vraag je je achteraf wel eens af of je niet te positief of negatief bent geweest. Hoe hoog schat u uw macht in om een artiest te maken of te kraken? In alle bescheidenheid, toch niet gering. In de Benelux zijn we even machtig als Pitchfork in de Verenigde Staten. We zijn hier toch wel toonaangevend. Is uw rol van 'opinion leader' nog vergroot nu er zoveel meer muziek wordt uitgebracht en er zoveel meer optredens zijn? Is het ook niet vergroot doordat het slechter gaat met de muziekindustrie? Ik denk het wel. In dit downloadtijdperk, kunnen wij sneller richtlijnen geven dan traditionele media. Vergelijk eens uw 'macht' met die van radio en tv. Geeft u niet een soort legitimiteit mee? (Het louter rapporteren van radio en tv tegenover het opiniëren van geschreven pers). Heeft dat dan geen grotere impact? Radio en tv hebben een veel grotere impact. Ze zijn een nauwelijks te overschatten leidraad en bereiken een veel groter publiek. Als je iets op het web wil raadplegen, dan duurt dat langer omdat je nog een pc moet aanzetten en zo. Dit zal zo wel blijven, denk ik. De onlinemedia zijn een pak anoniemer. Houden platenmaatschappijen, volgens u, het bestaande medialandschap in het achterhoofd bij het tekenen van artiesten? Dat gaat met golven. Obscure groepen geraken nu makkelijker aan contracten omdat ze door de
87 internetmedia genoeg aandacht krijgen. Zo gaat een groep als Architectures in Helsinki bij een major als V2. Ik vind dat positief, zolang de groep zijn identiteit kan bewaren.
Mediumspecifiek Hoe lang bestaat uw website al? Van 1999. Is uw website onafhankelijk? Is de website verbonden met andere media of websites? We zijn verbonden met 3 voor 12. Zij leveren onze nieuwssectie en hebben medebeslissingsrecht in onze toplijst, de Kindaseven. Voor de rest hebben we wel contacten met Studio Brussel en zo. We werken ook samen met clubs en festivals. Vooral het Domino-Festival en Les Nuits Botaniques. Wat is het grote voordeel van uw magazine ten opzichte van gedrukte magazines? Het belangrijkste verschil is onze snelheid. Zeker bij optredens kunnen we dit uitspelen, door zelfs drie uur na het optreden al een recensie online te hebben. Verder zijn we onafhankelijk en hebben we geen inhoudelijke limiteringen. Wat is het grote nadeel van uw magazine ten opzichte van gedrukte magazines? Het is aan het veranderen, maar zij hebben nog een grotere impact bij de gewone lezer. De drempel naar onlinemedia verlaagt en is er niet meer voor mensen die met muziek betrokken zijn. Is er een verschil tussen het schrijven van een artikel voor een online magazine en het schrijven van een artikel voor een gedrukt magazine? Houden jullie er rekening mee dat het vermoeiender voor de ogen is om een online artikel te lezen dan een gedrukt artikel? Online moet je beknopter zijn en to the point schrijven. We houden zeker rekening met de richtlijnen voor teksten op het internet. Een cd-bespreking en een verslag van een optreden mag maximaal 500 woorden zijn. Een interview gaat van 800 tot 1500 woorden. Een interview van 5 pagina's, dat kunnen we niet doen. De aandacht van de lezer op het internet gaat veel vlugger weg. Het is een veel vluchtiger medium dan de andere. Mensen willen erg snel informatie. Moet een journalist bij jullie verstand hebben van computers en informatica? Heeft hij dus journalistieke én technische vaardigheden? Dat mag, maar dat hoeft niet. Zelf heb ik er weinig verstand van. Hoe staat u tegenover de stelling dat iedereen nu journalist kan zijn door de komst van het internet? Dat is een feit. De drempel om het te worden ligt veel lager. Toch is het zo dat kwaliteit en engagement altijd bovendrijft. Bij ons staat kwaliteit boven alles. Vaak groeien mensen van bij ons door naar traditionele media of andere magazines. Het geeft ons voldoening om te zien dat we een goede springplank zijn. Hoe staat u tegenover de stelling dat digitale journalistiek enkel door professionele journalisten mag gemaakt worden? In België zijn vraag en aanbod niet evenredig. Er zijn erg veel mensen met journalistieke ambities.
88 Het voordeel om met vrijwilligers te werken is hun grotere passie voor muziek en hun engagement. Ze doen het niet voor het geld. Hoe staat u tegenover de stelling dat een journalist anoniem wordt wanneer hij of zij voor een website werkt? Dat is een feit, maar dat is niet erg. Het mag niet de ambitie van een muziekjournalist zijn om een publiek figuur te worden. Het schrijven van een goed stuk kan perfect anoniem. Maken jullie gebruik van de interactiviteit van het internet en hoe (chat rooms, forums, polls,...)? Niet echt. Enkel door lezers die reageren. We bieden ook rsz-feed aan. Waarom we geen forum hebben? Veel forums monden uit in oeverloos gezwets of in scheldtirades. Ook wordt muziek er te veel geanalyseerd. Het biedt ons geen meerwaarde. Mensen kunnen gerust mailen. Maken jullie gebruik van de multimedialiteit van het internet en hoe (geluidclips, videoclips,...)? We bieden zowel geluid als video aan via links naar plaatsen waar bezoekers de nummers gratis kunnen horen of de videoclips kunnen zien. Zien jullie de ongelimiteerde ruimte (van zowel een artikel als de website) als een zegen of een last? Het is een zegen omdat onze productie aan een hoger tempo kan gebeuren dan bij traditionele media. Toch moeten we er voor zorgen dat onze website niet grenzeloos wordt. De lezer moet het allemaal nog kunnen volgen. Heeft u soms de indruk dat er te veel informatie op uw site staat? Hebben jullie maatregelen die ervoor zorgen dat de hoeveelheid aan informatie beperkt blijft? Er is een tijd geweest dat er te veel informatie op stond. Toen hebben we ingebonden. Het moet nog volgbaar blijven. We hebben een wekelijkse nieuwsbrief waarin alles kort vermeld wordt en waar de wekelijkse wedstrijden staan in aangekondigd. Proberen jullie voordeel te halen uit de snelheid van het medium (door bv concertverslagen eerder op het net te plaatsen dan dat ze kunnen verschijnen in een gedrukte bespreking)? Ja en niet zelden. Digitale fotografie maakt alles ook veel sneller. Bij het Domino-Festival bijvoorbeeld, stonden recensies de ochtend erop online en op de website van de AB. Hoe snel wordt de informatie geüpdatet? Sinds kort hebben we hierin een richtlijn. Twee maal per week zijn er twee coverstory's of interviews. Om de twee dagen zijn er twee liverecensies. Cd-besprekingen kunnen oplopen tot dertig per week in piekperiodes. Heeft u soms het gevoel dat snelheid van berichtgeving belangrijker wordt dan correctheid? Ja, maar niet bij ons. De eerste vereiste bij ons is correcte informatie. Onze eindredacteurs hebben allemaal een uitgebreide kennis op het gebied van muziek en zijn een belangrijke controle. Zo komen er geen fouten op de website. Als die er komen, worden die afgestraft door de lezers.
89 Heeft u het gevoel dat u alle (realistische) technische mogelijkheden van het internet ten volle benut? Indien niet, welke niet en waarom? Daar streven we toch naar. Uiteraard kunnen we veel verder gaan, maar de laatste maanden is de site drastisch veranderd. Wat we bijvoorbeeld niet doen is concerten live streamen. Dat kunnen we ons niet permitteren. Passen jullie soms iets in een artikel aan na een reactie van een lezer? Normaal gezien worden grammaticale fouten en dergelijke er door de eindredactie uitgehaald. Wanneer er toch foute informatie op de website komt en een lezer signaleert dat, zullen we dat zeker aanpassen. Inhoudelijk wordt niets veranderd. Maken jullie gebruik van gelaagde artikels (waarbij de gebruiker telkens moet doorklikken als hij verdere informatie wil) of van artikels die onmiddellijk geheel te lezen zijn? Onze homepage staat vol teasers en links die verwijzen naar artikels. Wat we bijvoorbeeld ook doen bij een coverstory is een korte inleiding tonen, waarna de lezer moet doorklikken om het volledige artikel te kunnen lezen. Hoe komen jullie aan inkomsten (advertentieruimte; inschrijvingsgeld; betalen voor speciale diensten; schenkingen; subsidies,...)? We hebben een vijftal sponsors. Daar zit het nationaal popinstituut van Nederland bij, ook een softwarebedrijf. Maar we zijn een vzw, dus het is niet onze bedoeling winst te maken. De inkomsten gaan dus volledig naar de interne uitbouw van de website. Als onze samenwerking met de AB wordt voortgezet, dan zullen wij daar in de toekomst wel iets voor willen terugkrijgen. Hoe groot is het belang van klikcijfers voor jullie website? Dat is toonaangevend maar niet doorslaggevend. We hebben een 15000 unieke bezoekers en 2 miljoen pageviews per maand. Maar bij Google staan we nog steeds te ver achteraan. Onze visibiliteit moet groter worden. Proberen jullie actief meer gebruikers naar jullie website te lokken en hoe? We maken offline reclame door het organiseren van offline avonden. Zo zijn er al drie geweest, waaronder in Rotterdam en Antwerpen. We maken ook reclame via onze samenwerkingen met festivals, via tourverslagen en links op andere websites van zowel clubs als bands. Hebben jullie soms problemen met copyright? Alles behoort bij ons toe aan de schrijver van het stuk. Wanneer een stuk twee weken online staat, mag het gebruikt worden mits bronvermelding. We hebben eigenlijk vooral problemen gehad met foto's die door anderen van ons gestolen werden. We proberen dan altijd vriendelijk te bemiddelen en vragen of ze de afbeelding verwijderen, wat in alle gevallen gebeurt.
Slot Hoe ziet u de muziekjournalistiek verder evolueren?
90 Het belang van onlinemedia zal beslist toenemen. Zij kunnen bepaalde hiaten invullen buiten de mogelijkheden van traditionele media. Ook zullen traditionele media zich beter proberen profileren op het internet. Ik hoop alleszins dat ze de kleine groepen niet zullen negeren en dat de kwaliteit gewaarborgd blijft. Zijn er nog zaken die u zou willen toevoegen? Niet echt. Alles is gezegd.
91
Pearl Jam – Pearl Jam Humo (13/05/06) In wat voor een dráák van een hoes hebben ze de nieuwe Pearl Jam nu gestoken! Wij kennen artwork van godbetert Klaus Schulze dat van meer smaak getuigt dan dit stilleven met halve avocado. Geen wonder dat we aanvankelijk niet zo gecharmeerd waren van 'Pearl Jam', maar nadat we ervoor gezorgd hadden dat dat rotding ons niet meer kon afleiden (die milieubox kwam dan toch nog van pas), konden we ons eindelijk focussen op het wezenlijke: de muziek. En zie: die viel best mee. Toegegeven, een instantklassieker van het kaliber 'Jeremy' of 'Black' vonden we niet direct terug - die tijden lijken helaas voorbij - maar na de zwaar teleurstellende voorganger 'Riot Act' mag een mens toch niet klagen over dit 'rechttoe rechtaan plaatje met een paar rocksongs en een paar ballads', zoals gitarist Stone Gossard het verwoordde. Vallen zonder meer onder de rocksongs: het trio van potente AC/DC-riffs voorziene motherfuckers waarmee Vedder en de zijnen verwoestend aftrappen ('Life Wasted', 'Comatose' en, in mindere mate, eerste single 'World Wide Suicide'), het sterke 'Unemployable' en het nog sterkere 'Army Reserve', maar jammer genoeg ook 'Severed Hand', een stinker die ons er nog eens aan herinnerde waarom Kurt Cobain Pearl Jam indertijd zo haatte: hersenloze spierballenrock met een hopeloos foute gitaarsolo. Nee, dán 'Parachutes', een ballad met Beatles-allure, of het single-waardige 'Marker In The Sand', waarin Vedder, notoir anti-Bush er, zich van zijn meest geëngageerde zijde toont. En de sleper 'Come Back' zou een waardige afsluiter zijn geweest, ware het niet dat die taak is toegewezen aan het nogal stuurloze 'Inside Job', een song die overigens nog maar eens duidelijk maakt dat men tweede gitaristen best géén songteksten laat schrijven: versregels als 'Let me run into the rain/To shine a human light today' werken óns vooral op de lachspieren, beste Mike McCready. Niettemin: een bescheiden aanrader, dit plaatje. (nq)
De Morgen (03/05/06)
Pearl Jam: Een ijzeren vuist tegen je gebit
door
Dirk
Steenhaut
Vier jaar na Riot Act haalt Pearl Jam nog scherper uit. Begin maar vast sterretjes te tellen. **** Tijdens de grungeperiode werden de kwaliteiten van Pearl Jam vaak afgewogen aan die van Nirvana, wat steevast in het nadeel van de eerstgenoemden uitviel. Ironisch genoeg zijn Eddie Vedder en de zijnen vandaag de enigen uit Seattle die nog relevante muziek maken. Geen sell-outs, zoals vaak werd geroepen; gewoon integere muzikanten die zich door niemand de wet laten voorschrijven en in 2004 zelfs nog hun nek uitstaken tijdens de Vote for Changetournee. Op zijn titelloze achtste cd geeft Pearl Jam aan hoe onbehaaglijk het aanvoelt vandaag een Amerikaan te zijn. De nasleep van de WTC-aanslagen, de oorlogsretoriek van Bush, de oorlogsellende in Irak: allemaal zijn het onderwerpen die zich een weg naar de nieuwe songs hebben geboord. De groep vertaalt haar walging en opstandigheid in rauwe, agressieve nummers met emotioneel geladen teksten over het misbruik van religie ('Marker in the Sand'), sociale uitsluiting ('Unemployable') of het bedrieglijke karakter van de Amerikaanse droom ('Gone'). Op Pearl Jam horen we een vijftal aan het werk dat hard op tafel slaat. Het furieuze 'Life Wasted', het schuimbekkende 'World Wide Suicide' (Dylans 'Masters of War' voor postpunkgeneraties
92 verklaard) en het beukende 'Comatose' vormen samen een openingssalvo dat aanvoelt als een ijzeren vuist tegen je gebit.
Schokbestendig De nieuwe Pearl Jam klinkt messcherp, vitaal en etaleert de energie van de jeugdige Who, of het nu gaat om de nerveuze garagerock van 'Severed Hand' of de monsterriffs van een springerige surfsong als 'Big Wave'. Het gitaarwerk van Mike McCready, Stone Gossard en Eddie Vedder is voortreffelijk en de ritmesectie klinkt schokbestendiger dan ooit. Toch staan er ook enkele rustpunten op de cd, zoals het elegante 'Parachutes', de slepende soulballad 'Come Back' en het even epische als introspectieve 'Inside Job', zowaar op tekst van McCready. "If nothing is everything, I'll have it all", zingt Vedder ergens. Het tekent hem ten voeten uit. (Sony-BMG) (Eigen berichtgeving)
KindaMuzik (02/05/06) Pearl Jam | Pearl Jam Niet het beste Pearl Jam-album sinds Ten. CD, Epic/Sony tekst: Rob van Leeuwen Elke keer dat Pearl Jam met een nieuw album komt, lees je wel ergens dat dit hun beste werk is sinds Ten. Een positief oordeel, maar toch klinkt er teleurstelling door in deze bewering. Het is blijkbaar weer geen album dat kan tippen aan dat fantastische debuut uit 1991. Het is moeilijk om toe te geven, maar waar: de grungeveteranen leveren elke keer weer enkele goede rocksongs af, maar van een constant hoog niveau zijn de studioalbums na Ten niet. Pijnlijk voor de band, maar ook voor de luisteraar die elke keer verwachtingsvol begint met luisteren en achteraf toch weer weemoedig terugdenkt aan dat legendarische Pinkpop-optreden, waarbij zanger Eddie Vedder vanaf tien meter hoogte het publiek in dook. Toch begin het elke keer weer te kriebelen als een nieuw Pearl Jam-album wordt aangekondigd. Misschien, misschien. Zal het dan dit keer echt gaan gebeuren? Ondergetekende gooit meteen roet in het eten, want nee: ook nu lukt het Pearl Jam niet om oude tijden te doen herleven. Of dat erg is, is weer een andere vraag. Op dit titelloze achtste album gaat de band terug naar de rauwe standaardrock uit hun begintijd, zonder gekke aanhangsels, vreemde uitstapjes of rare muzikale uitspattingen. Goed voorbeeld is de eerste single ‘World Wide Suicide’, die urgenter klinkt dan alle Pearl Jam-singles van de afgelopen tien jaar bij elkaar. Dat kan gezegd worden van de gehele eerste helft van Pearl Jam, totdat liedje nummer zes roet in het eten gooit: ‘Parachutes’ is een gezapig slaapliedje waarin Vedder vooral wordt begeleid door een akoestische gitaar. Ook bij ‘Gone’ vallen de oogleden langzaam dicht, maar verder klinkt Pearl Jam op dit album verrassend fris en vitaal. Maar goed, dat las je in de voorgaande jaren ook al eens in recensies over de vorige albums, dus hoeveel waarde moet je hechten aan zo’n oordeel? Feit blijft dat wie nog hoopt op een echt briljant Pearl Jam-album kan wachten tot de wederopstanding van Kurt Cobain. Kalende dertigers met jeugdsentiment kunnen maar beter een 90’s party bezoeken en daar dronken meebrullen met ‘Alive’. Wie ditmaal toch door blijft luisteren hoort niet het beste Pearl Jam-album sinds Ten en ook niet de wederopstanding van een aantal oude vrienden, maar een scherpe rockband op leeftijd. Wie weet wat de toekomst nog brengt? Na Pearl Jam is er in ieder geval weer een beetje hoop.
Goddeau (10/05/06) Bij elke plaat die Pearl Jam de afgelopen tien jaar uitbracht, groeide de onverschilligheid en desinteresse. De laatste platen van Vedder en co. getuigden van een steriel, kil en zelfs muf vakmanschap zonder dat onberispelijke meer. En kijk: vier jaar na het suffe Riot Act brengt
93 de band een album uit dat niemand nog had verwacht. De titelloze achtste van Pearl Jam bevat alles wat hun vorige platen ontbeerden: passie, afwisseling, opwinding, diepte. Hij klinkt alsof de band de beste momenten van hun laatste vier albums heeft gerecycleerd in nieuw materiaal. Toch wordt er al te gemakkelijk en onterecht laatdunkend gedaan over No Code uit 1996 en Yield uit '98, terwijl die platen genoeg nummers bevatten die Pearl Jam toen nog boeiend hielden. Terwijl “Given To Fly” nog een single was die stond als een huis, waren “Off He Goes”, “In Hiding” en “Hail Hail” windstoten die het uitdovende Jamvuur nog net deden opflakkeren. Net op het moment dat er alleen nog maar wat as leek na te smeulen, verbergt het lullige hoesje van dit album enkele songs die de klankband vormen bij een al even indrukwekkende verrijzenis. Het klinkt als een opgenomen bokshandschoen, een ferme vuistslag tegen de schouders die steeds meer mensen alleen maar ophaalden bij het verschijnen van een nieuwe Pearl Jam-cd. Overal wordt geroepen dat het Pearl Jams beste is sinds Vitalogy uit 1994. Die vreugdekreten zijn terecht, zonder mee te stappen in het gemelk dat PJ sindsdien geen drie knappe noten achter mekaar meer heeft bijeengeschreven en -gemusiceerd. Al klinkt Pearl Jam voor het eerst sinds lang niet meer als een band die, om het “juk” van “supergroep” van zich af te gooien, alleen nog maar platen maakt waar alleen hijzelf plezier aan beleeft. Het feest begint al met het openingskwartet van Pearl Jam, dat grote gelijkenissen vertoont met de eerste minuten van Vitalogy. Opener “Life Wasted” blaast meteen het stof weg van de vorige platen en klauwt eindelijk nog eens zoals “Last Exit” dat al zo heerlijk kon. Dat “Comatose” heel dicht tegen “Spin The Black Circle” aanschurkt, hoort iedereen, terwijl de felle single “World Wide Suicide” aan “Do The Evolution” van op Yield doet denken. Ook over “Severed Hand” geen kwaad woord: er zit veel meer pit en bezieling in dan in de meeste nummers op Binaural of Riot Act, maar dertien van zulke nummers was weer teveel van het gewoon goede geweest. En net op het moment dat je je die bedenking maakt, komt “Marker In The Sand” als een verkwikkende, frisse bries aanwaaien. Met een juweel van een refrein en de knappe tempowisselingen, moet het een van de beste nummers zijn die Vedder en McCready de afgelopen vijftien jaar geschreven hebben. Het zijn vooral de laatste nummers die de plaat groots doen onderscheiden van zijn allesbehalve illustere voorgangers. “Gone” en “Come Back” tonen aan dat er nog bloed stroomt en een hart klopt in Pearl Jam. In “Gone” hangt Vedder een ook tekstueel mooi verhaaltje op over zijn ongeloof in de American Dream, over hoe hij eindelijk de moed bijeen raapt om alleen nog maar de achterlichten van z'n wagen over z'n thuisland te laten schijnen. “Come Back” is eindelijk nog eens een intens meeslepend, puur, bloedmooi weemoedig nummer, een liefdesliedje met een sierlijke rouwband zoals we ze niet teveel, maar toch iets meer hadden willen horen na het onovertroffen, ja onovertrefbare “Black”. Het eerste nummer waarvoor Mike McCready de lyrics schreef, “Inside Job”, sluit de plaat ook nog eens elegant af, waarna het gevoel overheerst dat hij voorbij is gevlogen – en was dàt even lang geleden! Dat deze zwaluw een prachtige lente in Pearl Jams carrière inluidt, is een veel te voorbarige conclusie. Maar na het meer dan puike akoestische live-document in Benaroya Hall van drie jaar geleden, mag deze al even puike verzameling sterke songs geen toeval meer zijn. Bovendien lijkt er een heel nieuwe vibe rond Pearl Jam te ontstaan. Voor het eerst sinds de catastrofe in Roskilde in 2000, ondernemen ze nog eens een Europese tournee, die de band ook -- eindelijk! -- naar het uiteraard direct uitverkochte Sportpaleis leidt. Van de vijftienduizend aanwezigen zal bijlange niet iedereen de plaat in huis halen, maar hij heeft op z'n minst de verdienste dat nostalgie niet de voornaamste reden is dat Pearl Jam volle Europese zalen lokt en dat ze de clichématige dooddoener “Vroeger waren ze beter” veel minder bitter zal laten klinken uit menig mond.
94
Digg* (05/05/06) De release van een Pearl Jam-plaat gaat steeds weer gepaard met een recidivistisch spel van extremen. Sommigen zullen blijven verkondigen dat elke nieuwe worp van de grunge-iconen een nieuw hoogtepunt in hun oeuvre is en anderen volharden in de boosheid door te beweren dat de band beter zou stoppen met platen maken omdat ‘Ten’ toch nooit meer zal overtroffen worden. In beide gevallen gaat het uiteraard om dikke zever en de fans met enige zin voor nuance weten dat in de carrière van Pearl Jam verschillende hoogtepunten op te sommen zijn zonder die paar onvermijdelijke dalen te ontkennen. De keiharde waarheid is dat Vedder en co nog nooit een echt slechte plaat hebben afgeleverd en daardoor hangt een aura van kwaliteit rond de groep, die zelfs met een ferm uit de kluiten gewassen speld niet te doorprikken valt. Hoewel platen als ‘Binaural’ en Riot Act bij vele Pearl Jam-adepten in minder goede aarde vielen, haalden ook deze albums een meer dan behoorlijk niveau. Met hun achtste langspeler keert Pearl Jam echter terug naar hun beginperiode: een beslissing die fans van ‘Ten’ en ‘Vitalogy’ enkel zullen toejuichen. ‘Pearl Jam’ grossiert dan ook in snedige rocksongs die bewijzen dat deze band op leeftijd nog steeds venijnig uit de hoek kan komen. De urgentie en viriliteit barst veel meer uit de luidsprekers dan bij de vorige platen, maar ‘Pearl Jam’ daarom hun beste album noemen sinds ‘Ten’ is dan ook weer dik overdreven. Daarvoor steken een paar songs te weinig boven de middelmaat uit. ‘It’s a shame to awake in a world of pain / What does it mean when a war has taken over’: Vedder laat in ‘World Wide Suicide’ geen twijfel bestaan over zijn kapotgeslagen geloof in de wereld en de manier waarop hij zijn politieke aanklacht uitschreeuwt, is overtuigend te noemen. Toch heeft het nummer iets te veel weg van een al te conventionele, voorspelbare protestsong om een blijvende indruk te maken. Geef ons dan maar opener ‘Life Wasted’: we horen dezelfde passie en het gierende gitaarwerk is ook hier top notch, maar de iets subtielere tekst en de mooi uitgebalanceerde afwisseling tussen harde en rustige passages verlenen dit nummer een langere houdbaarheidsdatum. Ook de herwerkte, naakte versie van het nummer, ‘Wasted Reprise’, weet door een berustende orgel te boeien. Op de eerste helft van de plaat horen we Pearl Jam op hun vitaalst. ‘Comatose’ is vlijmscherp als een glimmend scalpel en ook in ‘Severed Hand’ vechten Gossard en McCready bitsige gitaarduels uit, tot de song een versnelling lager schakelt met een prachtige zangpartij van Vedder als resultaat. ‘Marker in the Sand’ neemt eveneens een verschroeiende start om dan gas terug te nemen en alle ruimte te laten aan de vocals die op de hele plaat prominent vooraan in de mix zitten. ‘Parachutes’ fungeert echter als de muzikale doos van Pandora want met deze song gaat het niveau even de dieperik in. Dit is een ballad op automatische piloot die naarmate de tijd vordert, als een gammele Boeing 747 in zee stort. De zwarte doos hoeft wat ons betreft niet teruggevonden te worden. ‘Unemployable’, de kroniek van een aangekondigd ontslag, houdt de schijn op met mooie backing vocals en een tekst die je dwingt te luisteren, maar songs als ‘Nothing As It Seems’, ‘Can’t Keep’ en ‘You Are’ vonden wij toch nog een pak straffer. Net als ‘Word Wide Suicide’ rockt ‘Big Wave’ een lekker eind weg, maar na een paar luisterbeurten slaat de verveling ook hier onverbiddelijk toe. ‘Army Reserve’ gaat dan weer de goede kant uit, maar het nummer doet net iets te veel aan REM denken om goed te zijn. Gelukkig weet het tweede echte rustpunt op de plaat, ‘Gone’, wel te boeien met een mooie afwisseling tussen akoestische en elektrische gitaren. Met deze plaat heeft Pearl Jam de snedigheid en de scherpte van weleer teruggevonden en hun passage in het Sportpaleis wordt ongetwijfeld een spannend rockconcert om duimen en vingers bij af te likken. Viriliteit alleen is echter niet voldoende om een wereldplaat te maken, en hoewel ‘Pearl Jam’ heel wat sterke songs bevat, kan ze toch niet over de hele lijn overtuigen. Dit album zal nog wel regelmatig zijn weg vinden naar onze cd-speler, maar als we een plaat willen horen die
95 credibility verzoent met coherentie en een perfecte spanningsboog, leggen we toch liever nog eens The Woods van Sleater-Kinney op.
Pitchfork Media (03/05/06) No, really-- this album is the return to form that Pearl Jam fans have been waiting for since Ten. Or Vs.. Or Vitalogy. Or whichever album was the last on which Pearl Jam were a fully accredited rock band. This eponymous effort-- the group's eighth studio full-length, and first for J Records-- is the most consistent effort the group's released since its second album. No pump organ-flecked spokenword jags about insects, no meandering Eastern-tinged meditations on life, no songs about Jeff Ament's dog. Just 13 tracks of thoughtful, middle-aged, post-grunge rock'n'roll for the thoughtful, middle-aged, post-grunge fellow in all of us. But it gets pretty boring pretty damn quick. Think what you will of the group, but there's no denying their growth. Despite having the wide eyes of Alternative Nation turned toward them-- selling 17 million copies of their first two records-Pearl Jam decided to take the road less traveled, and that seemed to make all the difference in maintaining the band's creative viability. Of course, this choice is where they broke with the lion's share of their fan base-- millions who bought into Pearl Jam's original MO weren't willing to put up with creative wanderlust. On Pearl Jam, that's what you get from start to finish (barring one accordion cameo in the minute long reprise of "Life Wasted"). While there's no shirt-rending Jesus Christ poses to be had here, this is as close to the righteous bombast of their heyday as they're likely to ever get again, for better or worse. One thing that has returned, unfortunately: An emphasis on Eddie Vedder's voice, an acquired taste's acquired taste. That his mushmouthed mewling and moaning became the template for a slew of copycat chest-thumpers is the stuff that keeps vocal coaches up at night. The "weird" Pearl Jam albums found Vedder's singing improving ever so slightly, to the point that he was actually singing without any odd affectations-- the uh-huhs, the oooh-yeahs, the arghs. On this album, though, he's back to the multi-line mulching, growling for all he's worth through its more aggressive tracks. He often sounds best on the low-tempo songs, where the mood better complements his voice's strength-- Eddie's a crooner, not a wailer. But here, he even wails through the slower songs, killing "Parachutes" with his over-emoting and vamping unsuccessfully over the bluesy saunter of "Come Back". Granted, Pearl Jam haven't lost the perspective they've gained through age-- good luck trying to get their young selves to pen a Springsteenian working-class portrait like "Unemployable". Instead of trying to rage against the machine, they're appealing to its intellectual nature. Unfortunately, this nuance is steamrolled by the group's need for fan-friendly riffage. After years of trying to live up to one of their early statements-- "there ain't gonna be any middle anymore"-- it's disappointing to find them steering the ship back toward the center.
Arctic Monkeys - Whatever People Say I Am, That's What I'm Not Humo (24/01/06) Paniekkkk! Hoe anders moeten wij verklaren dat de platenmaatschappij van de Arctic Monkeys de release van hun debuut-cd ijlings vooruitschoof wegens voortijdig gelekt op het internet, maar nu laat weten dat ze dat doet 'omdat een release niet altijd uitgesteld maar ook eens vervroegd mag worden'? Hahaha. Terwijl het de duivel verzoeken was natuurlijk.
96 Zoals de meeste hypegroepjes van het moment (goeie en andere) was Arctic Monkeys dankzij het net al bij een forse schare fans bekend toen er via de 'gewone' kanalen nog nauwelijks een noot van het viertal te beluisteren viel - alleen de vooruitgestuurde cd-single 'I Bet You Look Good on the Dancefloor', die in oktober vorig jaar meteen doorschoot naar de hoogste regionen van Humo's & StuBru's 'Arriba!'-lijst. Volgens de nieuwste marketingregels werden voor- en nadien op diverse blogs en community-sites oordeelkundig demo's, livetracks, downloads en andere teasers achtergelaten, en de rest is geschiedenis: de groep stoomde door naar de roem, zelfs zonder 'echte' cd op het visitekaartje. Zo zong begin november, in de piepkleine Rotonde in de Brusselse Botanique, een uitgelaten publiek van overwegend Britse Euro-kids uit de rand bijna elke song van de hyperkinetische Alex Turner woordelijk mee, terwijl die liedjes officieel niet eens bekend hoorden te zijn. Het was een memorabel concert, op hetzelfde minipodium waar een paar maanden eerder ook de Kaiser Chiefs zoveel indruk hadden gemaakt. Alleen professionele kniezers stapten die koude novemberavond niet opgefokt de hoofdstedelijke nacht in. Dat men onderweg de aandrang voelde hier en daar een verlichtingspyloon uit te wrikken: u wilt niet wéten wat men vroeger op de muziek van The Beatles of The Stones zoal uitvrat. Dat soort brallerige feelgood-zaterdagnachtmuziek maakt Arctic Monkeys dus, ergens tussen die van Kaiser Chiefs en Franz Ferdinand in, maar: pittiger, meer door ADHD gedreven en met teksten - schetsen van het dagelijks leven - die er op de wijze van Ray Davies & The Kinks ook waarlijk toe doen. Very (Northern) British indeed. Grijnzende popmuziek die voortborduurt op wat Kinks, Beatles, Stones en Small Faces in de jaren zestig op gang brachten, Clash, Sex Pistols, Jam en Buzzcocks later voortzetten, Smiths, Blur en Stone Roses op hun manier invulden en Kaiser Chiefs, Franz Ferdinand of Libertines vandaag de dag updaten. Als u na al die namedropping nóg niet weet wat wij bedoelen, loop dan maar in een wijde boog om 'Whatever People Say I Am, That's What I'm Not' heen, want dan is knisperende Britpop niks voor u. Op dit debuut staan de van het internet bekende songs - hier evenwel volgens de regels van de kunst afgemixt en geproducet - en maar een paar nummers die de hippe blogger níét zal kennen. Bijna alle dertien goed. Want gewiekst als-ie is, blijkt Turner toch vooral zijn beste nummers als lokkertjes vooraf te hebben vrijgegeven: de eerste single, 'Fake Tales of San Francisco', 'Riot Van', 'Perhaps Vampires Is a Bit Strong But...', 'When the Sun Goes Down', 'From the Ritz to the Rubble' en 'A Certain Romance'. Ons exemplaar, dat nog veelzeggend 'To be confirmed' als werktitel meedraagt, is intussen behoorlijk beduimeld en dringend aan vervanging toe, maar of we ons de songs ook op het einde van het jaar nog scherp zullen herinneren? Met de overspannen NME-quote - 'Our Generation's Most Important Band' - zijn we het alvast (nog) niet eens. Dé omschrijving van de Arctic Monkeys komt tot nader order van de argeloze Humo-man die 'de Monkeys als The Van Jets vindt klinken'. Laat Humo's Rock Rally 2006 in alle hevigheid voortgaan: we hebben er zowaar goesting in.
De Morgen (20/01/06) De gapende generatiekloof is terug Cd van de week l Arctic Monkeys Whatever People Say I Am, That's What I'm Not Koen De Meester Het eerste wat we Arctic Monkeyszanger Alex Turner (19) hoorden zeggen was "don't believe the
97 hype". De jonge zanger uit Sheffield weet waarover hij het heeft, want zijn band is op dit ogenblik het onderwerp van een van de grootste mediastormen uit de Britse popmuziek ooit. De groep slaagde er zelfs in om met haar debuutsingle van niets op één in de Britse hitlijsten te komen en was al nationaal bekend op het ogenblik dat ze nog een platencontract moest tekenen. Een en ander bleek het gecombineerde resultaat van een uitgekiende politiek van gratis mp3's en heel veel spontane mond-tot-mondreclame. Opmerkelijk is dat de hype rond de band er maar kwam nadat de groep al horden fans had aangetrokken. Arctic Monkeys heeft de media dus op snelheid gepakt. Er is echter veel meer aan de hand, want wie die debuutsingle 'I Bet You Look Good on the Dancefloor' hoort, wordt niet alleen aangetrokken door de aanstekelijke muziek, maar ook door de oneliners van Turner, die soms de kwaliteit van Morrissey benaderen. Het groepsgeluid is een amalgaam van invloeden die zo fris zijn als een ochtendlijke douche. Turner zingt in een even zwaar accent als Mike Skinner van The Streets, zijn stem klinkt soms als die van Strokeszanger Julian Casablancas, de gitaren studeerden aan de funky Franz Ferdinandschool en de ritmes flirten net als bij The Clash en The Libertines met hiphop en ska. Qua hippe accreditaties kan dat tellen. Ze zijn echter niet het product van een oudere band die alles zorgvuldig heeft bestudeerd, maar de uitkomst van drie jaar enthousiast leren spelen door een viertal pubers. De groep klinkt daardoor vooral als zichzelf en lijkt niet te zwelgen in nostalgie naar het verleden. Arctic Monkeys laat de generatiekloof eindelijk weer enorm wijd gapen, terwijl recente bandjes vooral bijval oogstten omdat ze zo identiek klonken als groepen van twintig, dertig jaar terug. Ook leuk is dat de sound helemaal niet radiovriendelijk is, maar een zekere weerbarstigheid bezit. En wie klaagt over de relatieve eenvoud van de huidige generatie bands krijgt hier lik op stuk, want de muziek van deze arctische aapjes zit complex in elkaar. De brede variatie aan songs doet de plaat ver boven de hype uitstijgen. 'Riot Van' bijvoorbeeld is een nummer dat zo uit de pen van een grote singer-songwriter had kunnen vloeien, terwijl 'Mardy Bum' perfecte Franz Ferdinandpop is. Songs als 'Perhaps Vampires Is a Bit Strong But' en 'When the Sun Goes Down' zijn ook tekstueel meer dan opmerkelijk. Turner is grappig, jongleert graag met veel woorden en toch duren de dertien liedjes samen net veertig minuten. Arctic Monkeys heeft de toekomst nog voor zich, maar schrijft nu al een opwindend stukje geschiedenis.
KindaMuzik (22/01/06) Debuutalbum van vier snotjochies blaast alles en iedereen omver. Ja, echt. Met stip op één in de top tien van meest zinloze dingen die je kunt doen: een recensie over de debuutplaat van de Arctic Monkeys lezen. Na de alles verpletterende hype, het onwaarschijnlijke succesverhaal (met dank aan internet), de enorme opwinding in de muziekpers, nummer één hits (in Engeland) en uitverkochte concerten (overal!), is er waarschijnlijk niemand meer te vinden die deze jonkies niet schattig dan wel superfantastisch vindt. En zal elke recensie dus op zijn minst lovend zijn. Maar goed, nu je toch aan het lezen bent: Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not klinkt zo simpel, lijkt zo oppervlakkig en luistert zo gemakkelijk weg, dat je niet verwacht dat de nummers tegelijkertijd zo verschrikkelijk verslavend zijn. Toch is dat het geval. Sterker nog: dit is een album dat eens in de zoveel jaar gemaakt moet worden. Noem het totale onzin, schreeuw over de redding van de rock-'n-roll of doe het af als een verzinsel van de muziekpers die weer binding met de doelgroep probeert te vinden. Toch is het zo. Het debuutalbum van de Arctic Monkeys spoort je aan tijdens het afwassen de pollepels te gebruiken als drumstokjes, rockposes voor de spiegel te maken en de kam als microfoon te gebruiken. De jeugd zal door dit album naar muziekwinkels rennen en één voor één met een nieuwe gitaar naar huis gaan, om daar hun helden na te doen. Middelbare scholieren gaan liedjes schrijven in tussenuren en zullen klasgenoten aansporen nieuwe muziek te kopen. Zoals zanger Alex Turner zingt in ‘Fake Tales of San Francisco’: “And all the weekend rockstars in the toilet/ practicing their lines.” Als de Arctic Monkeys het kunnen, dan zij ook. En zo is het. Tenminste, zo lijkt het. De dertien hier gepresenteerde nummers lijken luchtige en naïeve niemanddalletjes, maar zijn in werkelijkheid scherpe voltreffers die ingenieus in elkaar zitten. Het
98 zijn nummers waar je op kan dansen, die meezingbaar zijn, die bedoeld zijn om op te headbangen (nou ja, bijna), die je het gevoel geven dat je naar iets speciaals luistert en je maar één keus geven: nog een keer luisteren, nog een keer en nog een keer en ondertussen als een wildeman door je slaapkamer stuiteren. Sommigen zullen de Arctic Monkeys afdoen als overbodig, als been there, done that, als niets nieuws onder de zon. Ze zullen niet begrijpen waarom de jeugd wegloopt met het viertal. Ze willen niet geloven dat Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not aan opwinding een nieuwe dimensie geeft. Het is ook onwerkelijk, zeker als je bedenkt dat dit album door vier jongens met een gemiddelde leeftijd van negentien jaar is gemaakt. Vier snotapen die met hun debuutalbum alles en iedereen omverblazen? De één noemt het lachwekkend, sommigen vinden het flauwekul en de ander kan het niet bevatten. Toch is het zo.
Goddeau (18/01/06) De afgelopen maanden leek Jezus een waardige tegenstander te krijgen in de vorm van Arctic Monkeys-frontman én semi-hip-gecoiffeerde puberidool Alex Turner. Heelder hordes Britse jongelui zagen het licht en besloten hun leven integraal aan Turners band te wijden. Gewapend met een Etienne Vermeersch-attitude en duivelshoorntjes nemen we ook een lurk van de opium voor het volk. Waar sommigen nog rondworstelden met de definiëring van het begrip hype, stond het voor NME in de sterren geschreven: de hedendaagse pop krijgt een nieuw gezicht. Een alarmerend statement gezien het feit dat we de vorige messias, Razorlights Johnny Borell, niet al te veel water in wijn hebben zien veranderen. Gelukkig worden er wel broden à volonté vermenigvuldigd door de ijskoude snotaapjes. Hun plan het geloof wereldwijd te verspreiden was briljant in al zijn eenvoud. Vooraleer moedwillig in de klauwen van de Britse tabloids te belanden moesten er eerst een stel puntgave alternatieve poprocksongs gefabriceerd worden waar de wereld en masse plat voor zou gaan. En zo geschiedde: de kwistig uitgedeelde demotracks circuleerden met een snelheid analoog aan de VLD-tops' viriliteit over de digitale snelweg om pubers van Betlehem tot Zottegem te bekeren. Louter fysionomisch kwam dat nieuwe gelaat van de popmuziek ons wel erg bekend voor. Toegegeven, het was lang wachten op een band die de brug zou slaan tussen de prefab-garagerock en de Britse eighties postpunk-revival, maar dergelijke coöpererende recyclage is bezwaarlijk als nieuw te betitelen. Dat het geen equivalent is van het eindeloos uitkauwen van langvervlogen invloeden bewijzen de Arctic Monkeys. Ook al zijn ze vergeten een "The" voor hun naam te plakken, met een stel pakkende riffs weten ze menig dronken Schot in tweeën te splijten. Opener "The View From The Afternoon" rammelt zo naar aloude garagerock-traditie een heel eind weg. Voordat garagerock-puristen allerlande zich formeren tot een knoksquad om ons in elkaar te timmeren: het gaat hier wel om The Strokes-op-Clearasil-variant. Beschaafde energieke rockers met incidenteel een scherp kantje. Gepensioneerd ongeleid projectiel in de Britse charts "IBYLGOTD" wordt er zo ook in sneltreintempo doorgejast. Succes gegarandeerd voor nieuwe single "When The Sun Goes Down". Na de ingetogen aanloop volgt er een gewelddadige shot repetitieve gitaarpop waarvan de meezingfactor nauwelijks te kwantificeren valt. Ook op het einde van het veel funkier getinte "Fake Tales Of San Francisco" worden de Monkeys weer betrapt op hun handelsmerk: unisone samenzang in overdrive. Daarnaast zijn de nodige referenties naar een van de voorvechters van oprechte pop vermomd als postpunkfunk, Franz Ferdinand, niet van lucht. "Red Light Indicates Doors Are Secured" zou een doublure kunnen zijn voor hun "Van Tango". Ook "Dancing Shoes" lijkt die typische retro-eightiesgeneratie tic te hebben. Als de catchphrase You sexy little Schwein weerklinkt is een rondje
99 kontshaken zelfs voor de grootste atheïst, Etienne?, moeilijk te weerstaan. Tempowisselingen en niet-traceerbare refreinen zijn troef op het hele album. "Mardy Bum" trekt zich zo halverwege zachtjes op gang terwijl "From The Ritz To The Rubble" al na een halve minuut explodeert. Alleen "Riot Van" blijkt een sof van jewelste te zijn die tamelijk nutteloos staat te wezen als halven trage. U zal ons niet op straat spotten in habijt, drukdoende de leer te verkondigen. Een hallelujah voor dit fijne debuut kan er wel net af. Op een enkel nummer na houdt het hele album strak de pas van de up-tempo gitaarpop zonder zich te verliezen in al te veel rijmelarijen. Het is misschien niet altijd even cultureel verantwoord — bij momenten zelfs een beetje puberaal — maar als zaterdagavondopvulling staat deze plaat als een huis. Altijd aangenamer dan je zondag in de kerkbanken doorbrengen.
Digg* (01/02/06) Domino, 2005 Munich Ooit, heel lang geleden, kwam het er als beginnende band vooral op aan om enige notie van talent te vertonen om kans te maken op een platencontract. A&R managers gingen zélf nog de baan op om in slechtverlichte achterafzaaltjes de jonge honden uit de meute te pikken die de toekomst van hun label konden verzekeren. Iets wat we tegenwoordig bijna uitsluitend nog bij kleine, onafhankelijke labels zien, want de hedendaagse A&R is een karikatuur van zichzelf geworden. Zonder iedereen over dezelfde kam te scheren of meteen aan Bart Brusseleers te denken, stellen we ons bij zo’n artist & repertoire manager een jobhopper voor die niet meteen in muziek, maar in cijfertjes en het bezoek van een gewiekste headhunter geïnteresseerd is. Een kantoorjob zoals er zovele zijn. Je zal maar zo’n groep getalenteerde jongelingen zijn, wiens bio nooit gelezen wordt, laat staan dat die na veel bloed, zweet en tranen vervaardigde demo ooit aan een kritisch oor wordt onderworpen. Steeds meer worden jonge artiesten quasi gedwongen om zich in het ondernemerschap te storten, te zoeken naar creatieve ideeën en invalshoeken en vooral alternatieve manieren om toch maar bovenaan die stapel demo’s te belanden. Een boodschap die de Arctic Monkeys heel goed begrepen hebben, want zij creëerden vanuit het niets zélf hun hype, door hun kans te wagen op het – door de majors zo verketterde - wereldwijde web. Het resultaat was verbluffend en zinderde na tot in ons kleine landje: hun optreden in de Botanique was al uitverkocht lang voor de release van dit debuutalbum. Een fraai staaltje van autodidactische marketing en een precedent als geen ander, want menige (al dan niet hopeloze) jonge band zal in de meesterzet van deze piepjonge Arctische Apen een goed voorbeeld vinden. In de categorie ‘ondernemerschap zonder geldig getuigschrift’ mogen deze jonkies uit het troosteloze Sheffield dan wel hoge ogen gooien, wat we ons bij Digg* afvragen is in welke mate de kwaliteit van het muzikale aanbod van de band zich verhoudt tot de hype. Het zal niemand écht verbazen dat de hype een klinkende overwinning behaalt. Op ‘Whatever People Say I Am, That's What I'm Not’ (leuke titel, trouwens) staan weliswaar enkele sympathieke deuntjes die een verlengd verblijf in de alternatieve hitparade verantwoorden, maar zelfs na meerdere luisterbeurten blijft de indruk hangen dat er op dit met veel bombarie aangekondigde debuut nog te veel songs staan die de demostatus niet zijn ontgroeid. Erg verwonderlijk is dat trouwens niet: de Monkeys waren nog maar net bekomen van hun promotie tot underground/internethelden, of daar stond Domino al te zwaaien met een contract. En vanaf dan moest het hoorbaar heel snel gaan: vooral de tweede helft van plaat wordt ontsierd door halfbakken
100 songs, die met de beste bedoelingen van start gaan en ergens halverwege ontaarden in middelmaat (‘Perhaps Vampires Is a Bit Strong But...’), zo veel ideetjes opeenstapelen dat je er op de duur horendol van wordt (‘A Certain Romance’) of gewoon aansturen op een vervroegd bedbezoek (‘Mardy Bum’). Nummers die door een eender welke ervaren band bij het klein ongevaarlijk afval zouden zijn gezet, maar in het geval van de in repertoire beperkte Arctic Monkeys toch de plaat haalden. Het is echter niet allemaal kommer en kwel: ‘I Bet You Look Good On The Dancefloor’ blijft een heerlijk catchy wegbereider voor de plaat. ‘Dancing Shoes’, dat weliswaar nogal dicht bij The Rapture in bed heeft gelegen, swingt als de spreekwoordelijke tiet zonder remmende bustehouder en met ‘Still Take You Home’ brengt de band een aanstekelijke variant op de olijke waanzin van landgenoten The Eighties Matchbox B-Line Disaster, zij het met beduidend bottere weerhaakjes. Zijn de Arctic Monkeys dan de zoveelste flauwe scheet die opborrelt uit de verraderlijke moerassen van de muziekindustrie ? Of behoren ze werkelijk tot die die bands die de toekomst van de rock belichamen? De balans helt over naar het eerste: het materiaal op ‘Whatever People Say I Am, That's What I'm Not’ mag dan nog bulken van intrinsiek talent, de kans is klein dat de band de tijd wordt gegund om tot volle wasdom te komen, om nummers te schrijven die niét van het ene brugje naar het andere hollen. Meer dan de status flavour of the month zit er voor deze jongens waarschijnlijk niet in. Een carrière als topmarketeers waarschijnlijk wel. U weet ons te vinden mocht volgend jaar blijken dat we er glad naast zaten.
Pitchfork Media (25/01/06) On Monday, the Arctic Monkeys sold 118,501 copies of their debut album in the UK, more than the rest of the top 20 combined. It's a startingly high figure not just because they're set to be the Biggest New Band Since Oasis but because of the speed with which they've gatecrashed their nation's public consciousness, going from unknown indie band to No. 1 on the singles charts in roughly six months. Much of the credit for that quick rise is rightly given to the power of the internet: The then-unsigned band first caught the public ear when its demos circulated last year. The Sheffield quartet eventually signed with Domino and the label wisely hosted the buzzmaking tracks, a move that allowed anticipation for the group's studio recordings to spread rather than stall. Two No. 1 singles, a few breathless reviews, and a load of thinkpieces about how The Internet Will Change Music Forever later and in the UK the Arctic Monkeys are suddenly the biggest band of the decade. It would be nice to think that a democratized music industry would mean the kids are tossing up alternatives to what they're already getting, but the Arctic Monkeys are, at their heart, the same sort of meat'n'potatoes guitar rock that has dominated the UK since the emergence of the Strokes, if not Oasis. They're a band that neatly sums up what's already selling, and in a relatively condensed media market the group was always going to be a hit; what's changed is that they were pegged quickly, mainlined to their target market and the UK mainstream press and radio for six months, then called an organic success story. (America, don't get smug: Your biggest download success to date is "My Humps".) And context still matters: When Oasis or the Strokes rolled into town, they were breaths of fresh air, antidotes to a lack of swagger or hooks or artists who wanted and deserved to be rock stars; Arctic Monkeys are yet another in a string of buzzsaw guitar bands with Northern accents. What's meant to be different about them are sometimes keenly expressive lyrics and that irresistible backstory. The band's more starry-eyed backers compare their hardscrabble tales to those of predecessors such as the Specials, Smiths, Pulp, and the Streets. But wringing lyrics from the everyday or articulating the dissatisfaction of many is risky and difficult business and, unlike those listed above, the Monkeys aren't so much spinning deft tales of quotidian anxiety as just
101 complaining about their first steps into nightlife, run-ins with bouncers, cops, and schoolmates. So they're the UK's emo, painting diaristic portraits of small-town and suburban life for teens in a country where fundamentalism is allegiance to a soccer club rather than religion. Hey, fair play to them-- first steps into nightlife, run-ins with bouncers, cops, and schoolmates, these should be the worries in their lives, and of their peers they're among the best at addressing them. Almost everything that's appealing about Arctic Monkeys is down to singer Alex Turner, who possesses a gritty voice that gets increasingly appealing the more he allows it to stretch and wander. On sharp, observational, and detail-heavy Saturday Night and Sunday Morning tracks like the "Red Lights Indicate Doors Are Secure", "Mardy Bum", and "Riot Van" the band justifies taking their album name from the kitchen-sink drama. (Though it's still terrible-- alas, Don't Let the Bastards Get You Down was already taken). Outside of naming their record, when the band stumbles it's typically when they're fumbling around with women ("Dancing Shoes", "Still Take You Home") or complaining about the onset of fame (the dreadful "Perhaps Vampires Is a Bit Strong But..."). The singles are a mixed bag. The Five Minutes With... EP's "Fake Tales of San Francisco" is a witty call to arms, a plea for bands that say something about their lives, but "From the Ritz to the Rubble"'s whining almost makes you want to side with the bouncers. Of the Monkeys' starmaking tracks, neither sounds like a No. 1, let alone the first sounds from a burgeoning sensation: "I Bet You Look Good on the Dancefloor" grates every other time I listen to it; better is the offbeat "When the Sun Goes Down", the only track here that's three-dimensional structurally as well as lyrically. Should the band release album closer "A Certain Romance" as its next single, the hit/miss ratio will be greatly improved. A long sigh about living among chavs, "Romance" finds the Monkeys moving between bloody-knuckled and wistful as they paint a picture of boredom breeding violence, of being aware of the faults and faultlines in their environment but feeling too powerless or hemmed in by loyalty to raise a fuss. It's a neat summation of both the band's m.o. and a teenage life characterized by existential drift and geographic claustrophobia. And in the end then this is about teenage life-- and a pretty specific type of teenage life at that. NME editor Conor McNicholas told The Guardian last year that "there's a big sofa supermarket by Doncaster train station. I always look at it and think someone's got a Saturday job there, they're 17, they're stuck in Doncaster and they fucking hate it-- that's the person we're publishing for." I'd guess that to a disaffected, chavbaiting 17-year-old from Doncaster (or Rotherham, or Hull...) this is the perfect soundtrack to moving loveseats around a stock room. Fittingly then the NME awarded this album a 10/10. To the rest of us, however, the album is at times charming, oddly affecting, and certainly promising but understandably something less than life changing.
Shannon Wright – Over the Sun KindaMuzik (14/05/04) Servies-gooi-scènes. CD, Vicious Circle/Bang! Het door Steve Albini geproduceerde Over the Sun klinkt typisch Shellac. Het zal mij dan ook niet verbazen als hij ook verantwoordelijk is voor de gitaarpartijen op deze plaat. Immers, Shannon Wright is niet het type voor zulke rauwe muziek. Een indie-singer/songwriterplaat waar een piano de boventoon voerde, dat verwachtte ik, maar nee. De piano is in de verste verten niet te bekennen en heeft plaats gemaakt voor harde gitaarpartijen, een logge bas en lome drums. Dit in combinatie met jammerende, huilerige vocalen maakt het een prima plaat om bij uit te huilen tijdens servies-
102 gooi-scènes. Erg emotioneel, erg boos. Te denken valt aan PJ Harvey. Hoewel dit album een eindeloze klaagzang is, is het niet ondraaglijk. Op het eerste gezicht lijkt het zo'n cliché "ow ik ben een onbegrepen vrouw en voel me dik en haat mijn man en mijn vader"-plaat, maar dat gevoel ebt langzaamaan weer weg. Wat overblijft is medelijden. Shannon stelt zich niet aan, Shannon heeft echt verdriet, Shannon is echt boos. Tijd voor jou om een arm om haar heen te slaan en haar te troosten, om dan stiekem zelf nog een traantje weg te pinken. Hét juweeltje op de plaat is overigens 'Avalanche', een van de twee liedjes waar de piano (ja, die is er stiekem toch) de boventoon voert, en ook het enige moment dat Shannon ingetogen zingt. Enig nadeel is dat er waarschijnlijk veel muziek van de piano naar de gitaar is vertaald. Wat op een piano nog wel eens voor afwisseling zou kunnen zorgen, wordt een beetje verpest door Albini; door zijn leuke trucjes lijkt elk akkoordenschema zich keer op keer te herhalen. Muzikaal weinig afwisselend maar dankzij de zang een prima plaat.
goddeau (05/05/04) Om tot haar recentste worp te komen, trok Shannon Wright zich enkele weken terug in Chicago voor een muzikale blik in de spiegel na twee pijnlijke jaren. Het resultaat daarvan, geproducet door Steve Albini, is een trotse, zelfzekere portretschets met een ferme angel. Shannon Wright is ervoor berucht in de indie-sferen: haar krachtige stem en idem liveshows blazen je zo van je sokken. Met Over the sun legt ze de vinger in een jarenoude wonde. "This is the album I always wanted her to record", klinkt het uit de mond van Albini. La Wright heeft al zowat alle wegen van de alternatieve rock en pop afgezworven. De singersongwriter groeide op midden in het Jacksonville van de jaren 80 - begin jaren 90, toentertijd het Mekka van de punkscène. Met bassist Paul Howell en drummer Laurie Ann Wall vormde ze het indiepopcombo Crowsdell. Na hun debuut bij het label Big Cat werd de band een populaire live-act in Europa. In 1998 echter liep Crowsdell schipbreuk. Verbitterd trok Wright zich terug uit de muziekindustrie en koos ze voor het kluizenaarsleven in Noord-Californië. De afzondering resulteerde in een serie singles en vier fullcd's (uitbracht bij Quarterstick) die getuigden van een no-nonsense overlevingsinstinct. Flightsafety en Maps of Tacit legden met enkel een akoestische gitaar, piano en getormenteerde stem haar slecht genezen littekens bloot. Perishable Goods en Dyed in the wool waren dan weer een symbiose van barokke gitaarrock en pop, te linken aan haar kennismaking met Will Oldham (Bonnie 'Prince' Billy) en bandleden van Calexico en Low. Over the sun wordt op kousenvoetjes ingezet door verlegen flarden fluitklank. Geen dreiging, niets dat rommelend geweld aankondigt. Enkele seconden later echter komt een messcherpe Shannon aanzetten met "With closed eyes". Kort van stof spuwt ze waar het op aan komt: "you save me in the restless sun/you save me for the crash is gone/(…)/won't you save me!" Dat laatste klinkt allesbehalve als een verzoek, maar veeleer als een volmondige, agressieve eis. Shannon gaat tekeer als een razende furie; het is schipperen tussen haar woeste baren om niet verstrikt te raken tussen giftige tentakels. Even rusteloos passeren "Portray" en "See the sun" de revue, en pas in "You'll be the death" luwen de baren wat. Voor het eerst metamorfoseert de venijnige bitch hier tot een lief maar moegetergd wezentje dat je nog het liefst van al in de armen zou nemen om te sussen. De lyrics "I must confess, you'll be the death of me" lijken knooppunt van de hele cd, en "I'll be your friend" toont de kwetsbaarheid van een jonge vrouw op zoek naar gewoon maar wat liefde.
103 "Throw a blanket over the sun" klinkt dan weer als een illuster PJ Harvey-nummer, vooral waar de woorden "No love is here! No love is here! No love is here" bijna bezwerend uit de mond van een gefolterde Wright klinken. Verrassend is het Sigur Ros-like tunetje waarmee het nummer afsluit. Bovenal is dit een goeie aanloop naar het bloedmooie hoogtepunt van de cd: "Avalanche". Wright legt er hier heel even de strijdbijl bij neer, neemt plaats achter de piano laat haar vingertoppen over de toetsen draven. Geen schreeuwlelijke bassen of drumpartijen hier, integendeel zelfs; "Avalanche" is een volbloed ballade die bol staat van verlangen. Als bij een Tori Amos of An Pierlé-song vliegen de melodielijnen je om de oren, snijden ze je adem af van verbazing. Na "Avalanche" volgen "Plea" en "Birds"; waarin opnieuw energieke gitaarriffs en sterke baspartijen domineren. Het doek is echter al gevallen, het schrille contrast met breekpunt "Avalanche" is te groot. Het doet knarsetanden, snakken naar de rust die alweer opgeslorpt is door chaos, pijn, angst, teleurstelling en woede. De conclusie is duidelijk. "No love is here". Over the sun is een plaat die vraagt om uitdieping. Geen verzachtende omstandigheden op deze schijf; bij een eerste beluistering overvalt de agressie je als een sluipschutter. Pas na enkele luisterbeurten ontdek je barsten in die ogenschijnlijk ijzeren muur, een klein, breekbaar (gebroken) hartje achter die grote klep van mevrouw Wright; en blijkt dat er ook veel schoonheid in de plaat te ontdekken valt. En dan heeft Albini waarachtig nog gelijk: dit is een karakterplaat, een eerlijk en coherent portret van een nieuwe, strijdlustige Shannon Wright.
Digg* (08/05/04) U hebt het misschien al eens meegemaakt. Je zit ergens in een gezellige kroeg van een koffie of een frisse pint te slurpen en plots komt er een volslagen onbekende naast je zitten om ongevraagd zijn leven en de bijhorende problemen uit de doeken te doen. Dingen die je eigenlijk niet wilt weten, gewoon omdat je die vreemde snuiter van haar noch pluimen kent. Of je al dan niet blijft zitten om zijn kommer en kwel te aanhoren, hangt van verschillende dingen af. Ben je zelf voldoende in the mood voor een dergelijke dialoog? Is de persoon in kwestie een boeiend verteller of een vervelende ouwehoer? Biedt hetgeen hij vertelt stof tot nadenken of werkt hij je er gewoon maar mee op de zenuwen? Vragen die allemaal deel uitmaken van het beeld dat me door het hoofd flitste toen ik middels dit ‘Over The Sun’ voor de eerste keer – ja ‘t is schandalig - kennismaakte met Shannon Wright, een Amerikaanse singer/songwriter van de vrouwelijke kunne die, net als bovenstaande tooghanger, een monoloog opzet over wat er zoal misloopt in haar leven. Na enkele aandachtige luisterbeurten is het wel zeker: met madam Wright als gezelschap blijft ondergetekende desnoods tot het krieken van de dag op de barkruk kleven.Want hoe openhartig de vaak deprimerende lamentaties op dit album ook mogen zijn, ze wordt gebracht met overtuiging en waarschijnlijk ook met échte zielenpijn. Dat Wright er bovendien een andere modus operandi op nahoudt dan de meeste van haar collega’s en voor de productie lo-fi keizer Steve Albini aansprak, geeft haar songs nog meer diepgang: op ‘Over The Sun’ is het al even moeilijk om een akoestische gitaar te vinden als een kamerbreed arrangement of een traditionele strofe-refrein-strofestructuur. In de plaats krijg je in hoofdzaak veel ritmisch grillig en in vervorming spartelend gitaargepluk, een drumgeluid waarvan de cymbalen een prominente plaats in de mix innemen en vooral Wrights strot, een korzelige, hese en soms (bewust?) weinig toonvaste stem met de diepgang van de Rocky Mountains. Slechts hier en daar is er wat extra garnituur voorzien, maar steeds in de juiste dosis: een sobere cello is de subtiele finishing touch die een song als ‘You’ll Be The Death’ of me – ongetwijfeld de pakkendste die dit jaar al onze trommelvliezen streelde – nodig had, en tijdens ‘Throw A Blanket Over The Sun’ begeleidt een heftig resonerende piano Wrights door merg en been snijdende “No love is here”-kreet. Neen, veel reden tot een stralende glimlach is er tijdens en uren na het beluisteren van ‘Over The
104 Sun’ niet, in die zin zelfs dat het een hele opdracht is om de plaat in één ruk tot zich te nemen. Maar eens die vuurproef doorstaan, openbaart ‘Over The Sun’ bij elke nieuwe draaibeurt nieuwe geheimen, wat wel héél straf is voor een plaat die in de eerste plaats uitblinkt in haar soberheid.
Pitchfork (02/04/04) As contradictory as their respective subcultures might seem, punk rock and folk music share an awful lot of common ground. It might be unbearably weird to imagine lanky, bearded tea-drinkers communing with pogo-ready mohawkers, but both sonic traditions wholeheartedly embrace DIY, music-for-the-folks ideology. Both arm themselves with mailing lists, grassroots promotions, and homemade CDs. Both hock silk-screened, handcrafted wares from heavily stickered cardboard boxes. And both fight hard (usually with bumper stickers) for political, cultural, and social acceptance. Somehow, sadcore heroine Shannon Wright has managed, over the course of five solo records, to confidently plant one foot in each of these genres, skipping from muted, earnest troubadour to raucous, pissed-off squealer. Yet, rather than sounding like a neo-DiFranco, Wright ends up forging her own self-expressive format, churning out sparse, plucky bits of dissonant guitar rock. Over the Sun, Wright's fifth effort since splitting from indie-poppers Crowsdell, is a sprawling collage of distraught lyrics, buzzing guitar, mellotron echo, and Wright's incomparable wheeze. With a voice that seems lodged in perpetual despair, Wright whisper-yowls her way through nine tortured tracks, and each of her tiny exhalations seems borne of some kind of gruesome emotional or physical ailment, strained, fiery, and sometimes oddly quiet. Opener "With Closed Eyes" starts with fuzzy mellotron, before promptly descending into a spare guitar-and-drums assault. Wright chants her poetry heroically, spitting declarations in perfect time. While Wright's songwriting is well-honed, it's almost impossible to move past her wounded vocals and into the meat of her compositions; highlight "You'll Be the Death", despite its "wretch like me" admissions, comes closest to showcasing Wright's other skills, with a distant drumbeat and some gentle guitar picking backing up a haunting, spectral vocal melody. "Plea" serves to solidify Wright's moody introspection, as disjointed piano bits pop up uneasily between dim proclamations ("No say in this/ No say in this/ Why must we try?"). The only problem is that Over the Sun is a remarkably pained record, and its built-in malcontent taxes listeners, shamelessly demanding our empathy, attention, and stamina, tugging on our arms, filling up our living rooms, leaving a trail of desperate, coughing voicemails. It's not that Wright's dissatisfaction isn't compelling or convincing, but that her unhappiness is impossibly unrelenting: Blood spurts from every clenched gasp and vacant guitar strike, tears tumble out of lonesome drum beats and stray piano notes. What the record lacks is a logical sense of perspective: Wright's pain is a straight line, unwavering and stoic, with no peaks, recessions, or hops. Consequently, listening becomes an exercise in endurance, a long, extended attempt to justify Wright's untempered sonic frustration. While Wright's songwriting is admirable, the tonality of Over the Sun is entirely unbearable: Check 3,000 shades of black, with absolutely no sun in sight.
105
Toelating tot inzage in de scriptie/masterpoef
Ondergetekende, .
.
.
(*)
. . . . . . . . . . . . . . .
geeft hierbij toelating/geen toelating (**) aan derden, nietbehorend tot de examencommissie, om zijn/haar (**) proefschrift in te zien.
Datum en handtekening . .
.
. . . . . . . . .
. .
.
. . . . . . . . .
Deze toelating geeft aan derden tevens het recht om delen uit de scriptie te reproduceren of te citeren, uiteraard mits correcte bronvermelding.
----------------------------------------------------------------------------------(*) Deze ondertekende toelating wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren van de scriptie/masterproef die moet worden ingediend. Het blad moet ingebonden worden samen met de scriptie onmiddellijk na de kaft. (**) schrappen wat niet past