NATIONAAL ACTIEPLAN INZAKE DE STRIJD TEGEN HET PARTNERGEWELD 2008-2009
Inleiding Na lange tijd in de taboesfeer en afgeschermd binnen de prive-sfeer, wordt partnergeweld vandaag erkend als verantwoordelijkheid van iedereen. Een groot aantal cijfers toont de ernst van dit soort geweld, in het bijzonder de lichamelijke en psychologische gevolgen voor de slachtoffers en hun kinderen. In mei 2001 werd het eerste Nationaal actieplan tegen geweld op vrouwen opgesteld in België. Alle acties in het kader van de strijd tegen het geweld op vrouwen werden voor de eerste keer gecoördineerd en in overleg opgesteld. Op basis van de informatie uit de evaluatie van dit eerste plan 2001-2003, werd een nieuw actieplan opgesteld voor de periode 2004-2007. In tegenstelling tot het eerste plan dat betrekking had op partnergeweld, maar ook op seksueel geweld, geweld op het werk en de strijd tegen de mensenhandel, is het plan 2004-2007 enkel gericht op partnergeweld. Dit actieplan is de vrucht van de samenwerking tussen de federale ministers van Gelijke Kansen, Volksgezondheid, Binnenlandse Zaken en Justitie en de Staatssecretaris voor het Gezin en werd goedgekeurd door de ministerraad van 7 april 2004. Op de interministeriële conferentie van 13 juli 2005 besliste men om dit plan 2004-2007 aan te passen om een gezamenlijk Nationaal Actieplan (NAP) voor de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten op te stellen en prioritaire acties te ondernemen voor de strijd tegen partnergeweld (IMC van 8 februari 2006). Het tweede NAP2004-2007 werd onderworpen aan een stand van zaken onder de coördinatie van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. Daarnaast wees de evaluatie van de toepassing van de omzendbrief COL 4/2006 1 op de behoeften op het terrein aan verbeteringen aan de bestaande (politionele en gerechtelijke) systemen ter bestrijding van partnergeweld en intrafamiliaal geweld. Men bedoelt, met evaluatie van de omzendbrief, de eerste gegevens betreffende de lopende evaluatie 2 . De gemeenschappelijke omzendbrief wordt momenteel geëvalueerd door het College van procureurs-generaal met de steun van de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid. Vóór september 2009 zal een verslag over de toepassing van de gemeenschappelijke omzendbrief worden opgesteld. Deze werkzaamheden vormen, samen met de verschillende nota’s van de interderpartementale groep, de basis van dit nieuwe plan. De verschillende maatregelen in het NAP 2004-2007 hebben veel vooruitgang mogelijk gemaakt. De Belgische staat wil zijn inspanningen voor de actieve bestrijding van dit type geweld echter voortzetten en een antwoord bieden op de concrete gevolgen waarmee de slachtoffers geconfronteerd worden. Het opstellen van nationale actieplannen met het oog op de uitbanning van het geweld tegen vrouwen beantwoordt aan internationale eisen voorgesteld op de wereldvrouwenconferentie in Peking in 1995 en VN-resoluties, maar ook aan verschillende aanbevelingen van de Raad van Europa. We vermelden het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen discriminatie ten opzichte van vrouwen (CEDAW), dat op 18 december 1979 door de Algemene vergadering van de Verenigde 1
Omzendbrief nr. COL 4/2006 van de Minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld. Tot stand brengen van een evaluatie-instrument in het kader van het steunpunt geweld en van de omzendbrief Col 4/2006, januari 2008, engender vzw. 2
Naties in zijn resolutie 34/180 werd aangenomen en ter ondertekening, bekrachtiging en instemming werd opengesteld. Door de bekrachtiging van het Verdrag in 1983 heeft België er zich toe verbonden om alle maatregelen te nemen met het oog op het wegwerken van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen in alle domeinen, met inbegrip van het geweld tegen vrouwen. De naleving van deze verplichting wordt gecontroleerd. België moet immers periodieke verslagen voorleggen aan het Speciaal Comité van de Verenigde Naties voor de Uitbanning van de Discriminaties ten opzichte van vrouwen (CEDAW-Comité). Sinds het van kracht worden van CEDAW werden meerdere internationale conferenties georganiseerd om meningen uit te wisselen over de vorderingen in de verschillende domeinen van het Verdrag. We onthouden hierbij in de eerste plaats de vierde Wereldvrouwenconferentie van Peking die leidde tot de aanneming van teksten. De Verklaring van Peking is de neerslag van het engagement van de onderschrijvende regeringen om te werken aan de doelstellingen inzake gelijkheid, ontwikkeling en vrede voor alle vrouwen in de wereld. Het Actieprogramma beschouwt het geweld tegen vrouwen als een van de 12 kritieke domeinen die bijzondere aandacht en acties vereisen van de internationale gemeenschap, de regeringen en het middenveld (Actieplatform van Peking). Bovendien herinnert het programma aan het belang om "op alle nodige niveaus actieplannen uit te werken en toe te passen met het oog op de uitbanning van het geweld tegen vrouwen" 3 , en aan de belangrijkheid om een beleid te bevorderen dat expliciet tot doelstelling heeft om "de problematiek inzake mannen en vrouwen te integreren in de beleidslijnen en programma's ter preventie van geweld" 4 . Daarnaast heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in december 1983 de Verklaring inzake de uitbanning van het geweld tegen vrouwen aangenomen, waarin de staten met name verzocht worden om "te onderzoeken of het mogelijk zou zijn nationale actieplannen op te stellen ter bevordering van de bescherming van de vrouw tegen alle vormen van geweld of in de bestaande plannen bepalingen in die zin op te nemen, in voorkomend geval rekening houdend met de samenwerking die de betrokken niet-gouvernementele organisaties kunnen aanreiken." 5 De werkzaamheden van de Raad van Europa hebben ook geleid tot een aantal basisteksten. Het geweld tegen vrouwen is een van de prioriteiten van de Raad van Europa sinds de ministers op de 3de ministeriële conferentie in 1993 alle vormen van geweld tegen vrouwen hebben veroordeeld als schendingen van de mensenrechten. In 1997 werd een actieplan ter bestrijding van het geweld tegen vrouwen opgesteld om een kader te scheppen voor de beleidsmaatregelen in de nationale administraties. Dit plan werd in 2002 gevolgd door een aanbeveling van het Comité van Ministers aan de lidstaten over de bescherming van vrouwen tegen geweld. De tenuitvoerlegging van dit juridisch instrument wordt regelmatig geëvalueerd om de vorderingen in de lidstaten van de Raad van Europa te meten. In mei 2005 maakten de oprichting van een Task Force en de lancering van een campagne ter bestrijding van het geweld tegen vrouwen, met inbegrip van huiselijk geweld, deel uit van de maatregelen die werden voorgesteld in het actieplan dat werd aangenomen op de derde top van staats- en regeringsleiders van de lidstaten van de Raad van Europa. De Task Force werd begin 2006 opgericht en is samengesteld uit acht internationale experts in het domein van de preventie en de bestrijding van geweld tegen vrouwen.
3
Maatregel 124 van het Actieplatform van Peking Idem Artikel 4 van de Verklaring over de uitbanning van geweld tegen vrouwen op 20 december 1993 aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. 4 5
2
De campagne van de Raad van Europa ter bestrijding van het geweld tegen vrouwen, met inbegrip van partnergeweld, gebaseerd op het door de Task Force ontwikkelde programma, werd in november 2006 gelanceerd. In het kader van de Campagne van de Raad van Europa en nationale campagnes werd België verzocht in een centraal steunpunt te voorzien, verzekerd door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en twee hoge ambtenaren, een rol voor de vertegenwoordigers van de Franse en de Vlaamse Gemeenschap. De aanneming van het derde nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld is dus te plaatsen in het kader van de Belgische engagementen op internationaal en Europees niveau. Het plan zal geactualiseerd worden in overleg met het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, de vertegenwoordigers van de federale , gemeenschaps- en gewestelijke partneradministraties en –ministers en de expertengroep. De bedoeling is om over een interactief plan te beschikken dat kan worden aangepast aan de omstandigheden en evoluties aangaande deze problematiek. Definitie van partnergeweld (uit het NAP 2004-2007) Geweld in intieme relaties is een geheel van gedragingen, handelingen en houdingen van één van de partners of ex-partners die erop gericht zijn de andere te controleren en te domineren. Het omvat fysieke, psychische, seksuele en economische agressie, bedreigingen of geweldplegingen die zich herhalen of kunnen herhalen en die de integriteit van de ander en zelfs zijn socioprofessionele integratie aantasten. Dit geweld treft niet alleen het slachtoffer, maar ook de andere familieleden, waaronder de kinderen. Het is een vorm van intrafamiliaal geweld. Meestal zijn de daders van dit geweld mannen en de slachtoffers vrouwen. Geweld in intieme relaties in de privé-sfeer is een uiting van de ongelijke machtsverhoudingen die in onze samenleving nog steeds bestaan tussen vrouwen en mannen. Deze definitie kan niet los gezien worden van de definitie van intrafamiliaal geweld die door het College van Procureurs-Generaal werd aangenomen en die partnergeweld omschrijft als “ieder vorm van fysiek, seksueel, psychisch of economisch geweld tussen echtgenoten, samenwonenden of personen die hebben samengewoond en tussen wie een affectieve band bestaat of bestaan heeft”. Toelichting De definitie van geweld in intieme relaties heeft betrekking op koppels, al dan niet gehuwd, heteroseksueel of homoseksueel, ongeacht of ze samenwonen of niet. De duur van de relatie heeft weinig belang, aangezien het geweld zich kan voordoen vanaf het begin van de relatie of na een relatie van korte duur, en aangezien het kan aanhouden, of zelfs beginnen, na een scheiding. Partnergeweld kan verschillende vormen aannemen : fysiek, seksueel, psychologisch en/of economisch geweld. Fysiek geweld wordt vaak vooraf gegaan door of gaat vaak gepaard met andere, meer geniepige vormen van geweld, zoals psychologisch of economisch geweld. Het kan rechtstreekse of onrechtstreekse gevolgen hebben voor de andere familieleden, en in het bijzonder voor de kinderen, ongeacht of deze er “enkel” getuigen van zijn of gebruikt worden als middel om de andere te treffen. Over het algemeen verergert het geweld met de tijd en wordt het steeds gevaarlijker voor de slachtoffers. Het verloopt in cycli waarbij fases waarin spanningen oplopen en losbarsten, worden afgewisseld met fases van verzoening of fases waarin alles “koek en ei” is. De dominantiestrategie die van toepassing is bij partnergeweld, onderscheidt partnergeweld van de gewone “huiselijke ruzie ”. In een gewoon conflict is agressiviteit een van de middelen om meningsverschillen te uiten. Hoewel deze ruzie zich in geweld kan vertalen, onderscheidt ze zich van
3
het door het Plan bedoelde partnergeweld, zowel wat de oorsprong als wat de gevolgen ervan betreft: de huiselijke ruzie is niet gestoeld op een hiërarchische voorstelling van de geslachten, niemand van de partners wil dat de andere zich volledig aan zijn wil onderwerpt en de angst voor de dader is niet aanwezig. Er is op dit moment een sociaal discours dat wil doen geloven dat mannen en vrouwen voortaan gelijk zijn, zowel op openbaar als op privé-vlak. Objectieve cijfers en indicatoren tonen echter aan dat de ongelijkheid blijft bestaan inzake werk, rijkdom, bevordering op het werk, toegang tot besluitvorming, zowel op professioneel en politiek vlak als in het verenigingsleven. In deze context wordt het partnergeweld erkend op internationaal en Europees vlak als gendergeweld, waarvan de globale aanpak moet worden opgenomen in het beleid van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. De sociale en educatieve boodschappen bepalen de manier waarop jongens en meisjes zich gedragen. Deze boodschappen beïnvloeden hun gedrag en de mate van sociale steun die de zogenaamde vrouwelijke of mannelijke houding krijgt. Zo blijft men de mannen nog te vaak als actief en de vrouwen als passief beschouwen, de mannen als dominerend en de vrouwen als diegenen die gedomineerd worden. Van bij de geboorte leren meisjes en jongens welk standpunt ze moeten innemen over de verwachtingen rond hun geslacht en hun macht. Gedurende hun hele leven worden dezelfde waarden onderhouden door de samenhang van de sociale boodschappen. Vanuit een dergelijk standpunt bestaat er een tendens om het partnergeweld te minimaliseren of te banaliseren. Het partnergeweld bestaat in alle sociale lagen van de bevolking en in alle culturen. Het ziekte- en sterftecijfer en de misdaadcijfers tonen aan dat dit soort geweld vooral gericht is tegen vrouwen. Als een persoon zich ergens veilig zou moeten voelen, dan is het wel in de eigen privé-omgeving. Aangezien het elke dag een bedreiging vormt voor de fundamentele rechten van duizenden personen, is het de plicht van de overheid om gepaste maatregelen te nemen op het vlak van preventie en de bescherming van de slachtoffers en de begeleiding van de daders en om de verscheidene actoren van de openbare sector en de burgermaatschappij ertoe aan te sporen, elk op zijn niveau, actie te ondernemen om dit soort geweld uit te roeien. Beperkingen Partnergeweld is ongetwijfeld de meest voorkomende vorm van geweld waarvan vrouwen het slachtoffer zijn, maar er is ook aandacht nodig voor andere vormen van geweld. Na de interministeriële conferentie rond maatschappelijke integratie van 21 november 2006 werd een werkgroep opgericht om voorstellen uit te werken in het kader van de strijd tegen genitale verminking op juridisch vlak en op het vlak van gezondheid, vorming en preventie. De werkgroep werd onder het beschermheerschap geplaatst van de vorige staatssecretaris van Gezin, Gisèle Mandaila. Zo werd een ontwerp van nationaal actieplan ter bestrijding van genitale verminking opgesteld en ingediend. Het Plan maakt de balans op inzake de wetgeving en reglementering in België. Er wordt ingegaan op de kwalificatie en de vervolging van de overtreding, het voorstel van resolutie inzake genitale verminking dat op 18 februari 2004 in de Senaat werd ingediend en op 3 april 2004 6 unaniem werd gestemd, en ten slotte op de staten-generaal van de gezinnen.
6
Sindsdien, werd een nieuw besluitsvoorstel met het oog op de bestrijding van vrouwelijke genitale verminkingen op 29 januari 2008 bij de Senaat neergelegd. Bovendien heeft het Adviesomité voor de gelijke kansen tussen de vrouwen en de mannen op basis van dit voorstel een advies uitgewerkt dat werd besproken en op 18 juli 2008 werd aangenomen.
4
Het vestigt er ook de aandacht op dat een coherente aanpak door alle machtsniveaus een reeks acties vereist om genitale verminking beter te kunnen bestrijden. Daartoe worden meerdere voorstellen aangehaald die betrekking hebben op de momenteel van kracht zijnde wettelijke bepalingen, de kennis en de opleiding van de betrokken actoren, de curatieve én preventieve gezondheidszorg en de acties van België op internationaal vlak. De voorstellen in dit ontwerp zullen opnieuw bestudeerd worden. Bovendien is het, wegens de grote deskundigheid van de organisaties in dit domein, essentieel om erover te waken dat zij hier ten volle bij betrokken zullen worden. Het verslag van de Senaat over eergerelateerd geweld in België 7 wijst er met name op dat: “De problematiek dient gesitueerd binnen de problematiek van huiselijk geweld, maar vormt een specifieke vorm van intrafamiliaal geweld, en moet bijgevolg geëxpliciteerd worden, en uitdrukkelijk worden geïmplementeerd in het Nationaal Veiligheidsplan dat in februari 2008 werd gelanceerd, alsook in het Nationaal Actieplan ter bestrijding van het Geweld tegen vrouwen”. Daarnaast buigt er zich al, op initiatief van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, een werkgroep over eergerelateerd geweld. Er werden ook meerdere onderzoeken gevoerd en colloquia gehouden rond het thema gedwongen huwelijken. Het plan omvat ook de oprichting van een werkgroep met het oog op de verruiming van het plan naar andere vormen van geslachtsspecifiek geweld (gedwongen huwelijken, “eergerelateerd geweld”, genitale verminking bij vrouwen). De doelstelling van de werkgroep zal bestaan uit het analyseren van de meeste geschikte methode om deze nieuwe actieterreinen in een nieuwe nationaal actieplan tegen partnergeweld te integreren. De resultaten van deze werkgroep zullen gevalideerd worden tijdens een nieuwe interministeriële conferentie voor 31 december 2009. De geweldsproblematiek ten opzichte van ouderen zal, bestudeerd worden in het kader van de aangekondigde werkzaamheden door de Staatssecretaris van Familie Melchior Wathelet en de Minister van Justitie Jo Vandeurzen waarbij de Gemeenschappen en Gewesten zullen zijn betrokken. Coördinatie van het nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld Institutionele context België is een federale Staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten. De federale staat, de gemeenschappen en de gewesten bevinden zich allen op hetzelfde machtsniveau en voeren hun bevoegdheden op autonome wijze uit. De gemeenschappen zijn bevoegd voor de materies die samenhangen met de taal en de cultuur van de inwoners. In het bijzonder zijn ze bevoegd op het vlak van onderwijs, persoonsgebonden aangelegenheden (jeugdbescherming, sociale hulpverlening, gezinshulp,…) De gewesten zijn bevoegd in alle domeinen die te maken hebben met het geografische gebied in brede zin : bijvoorbeeld economisch beleid, arbeid, transport en huisvesting werken. De restbevoegdheden (= de bevoegdheden die niet expliciet aan de gemeenschappen of de gewesten werden toegewezen) vallen onder de bevoegdheid van de federale Staat die hoofdzakelijk bevoegd is voor buitenlandse zaken, landsverdediging, justitie, financiën, sociale zekerheid, belangrijke delen van volksgezondheid en binnenlandse zaken. De strijd tegen partnergeweld valt onder de bevoegdheden van deze verschillende machtsniveaus. Bijvoorbeeld, voor wat betreft de opvolging van de daders van partnergeweld is de federale Staat
7
Stuk, Senaat, nr 4/379/1
5
bevoegd voor de juridische maatregelen, terwijl de gedetineerdenhulp en de vrijwillige hulp onder de bevoegdheid van de deelstaten valt. De federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap (die ook de bevoegdheden van het Vlaams Gewest uitoefent en ook de daaraan toegewezen middelen geniet), de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dragen op die manier bij tot de bestrijding van partnergeweld. Ten slotte identificeren de provinciale coördinatoren de behoeften met de bestaande lokale partners die in contact komen met geweldslachtoffers, hun families en hun geweldplegers. Daarbij worden coördinatie en samenwerking gestimuleerd en sensibilisatie- en preventieve acties aangemoedigd. Huidige werkmethode De strijd tegen partnergeweld is een transversale materie die een geïntegreerde aanpak vereist. De samenwerking van alle partners door middel van de coördinatie door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en manen lijkt dus essentieel voor de tenuitvoerlegging van het NAP. Binnen de cel van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen die verantwoordelijk is voor de strijd tegen het geweld werd een steunpunt opgericht voor de begeleiding en de evaluatie van de uitvoering van het NAP. Dit steunpunt stimuleert bovendien de participatie van alle betrokken partijen, met een bijzondere aandacht voor de goede uitvoering en de impact van het plan. Deze doelstelling wordt verwezenlijkt via een interdepartementale groep gecoördineerd door het Instituut. Deze groep heeft als opdracht om te waken over de uitwisseling van informatie tussen de verschillende actoren die betrokken zijn bij de concrete realisatie van het NAP. Hij bestaat uit vertegenwoordigers van de federale, gemeenschaps- en gewestelijke administraties en ministers die betrokken zijn bij de bestrijding van partnergeweld 8 . Een expertengroep verenigt ook de specialisten van het terrein, vertegenwoordigers van het middenveld en universitaire experts. Dit netwerk analyseert de gevoerde acties en brengt advies uit over de vooruitgang van het plan. Het vormt ook een forum waar alle betrokken actoren hun bekommernissen naar voren kunnen brengen, informatie en goede praktijken kunnen uitwisselen en de overheden kunnen interpelleren. De bevoegdheden aangaande de bestrijding van partnergeweld zijn niet enkel verdeeld tussen verschillende federale ministeriële departementen, maar binnen de Gemeenschappen en Gewesten. Deze verschillende machtsniveaus komen samen op interministeriële conferenties waar de belangrijkste beslissingen met betrekking tot deze thematiek zullen moeten genomen worden. Taken van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen in het kader van het nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld Begeleiding Het organiseren van de vergaderingen van de interdepartementale groep en de expertengroep die de tenuitvoerlegging van het NAP moeten ondersteunen. De interdepartementale groep wordt ten minste om de drie maanden samengeroepen of op initiatief van het Instituut. De vergaderingen van de expertengroep vinden ten minste om de zes maanden plaats of op initiatief van het Instituut. De voorbereiding van de dossiers die moeten worden voorgelegd aan de interdepartementale groep en de expertengroep, specifieke werkgroepen en aan de interministeriële conferentie. De vordering van het NAP analyseren.
8
De Diesnt voor het strafrechtelijk beleijd, Het College van Procureurs-generaal, de federale en lokale politie, de FOD Binnenlandse Zaken, de FOD Volksgezondheid, het departement van Welzijn , Volksgezondheid en Gezin van de Vlaamse Gemeenschap, de Directie voor Gelijke kansen van de Frans Gemeenschap, de Directie-generaal van de Sociale Zaken en Volksgezondheid van het Waals Gewest, het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Een vertegenwoordiger van de Duitstalig Gemeenschap en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.
6
Maatregelen voorstellen in geval van vertraging en/of nieuwe mogelijkheden. Coördinatie Instaan voor de doorstroming van informatie tussen het federaal niveau, de gemeenschappen, de gewesten en het plaatselijk niveau. Een rol als motor door te zorgen voor de agenda, de timing en het interne beheer van het NAP. Evaluatie Het verzamelen van de verschillende adviezen en standpunten van de betrokken partners en de wetenschappelijke wereld met betrekking tot de verschillende acties in het NAP. Een evaluatie- en opvolgingsrapport opstellen. Ontwikkeling van acties Op eigen initiatief of in samenwerking met andere partners acties voeren in het kader van het NAP Noodzakelijke krachtlijnen voor het nieuwe plan Een doeltreffende bestrijding van partnergeweld vereist een globale benadering en aanpak. Het is noodzakelijk om maatregelen te nemen voor de hulp aan en de bescherming van slachtoffers. Daarnaast moet hulp voor geweldplegers voorzien worden, en moet er over gewaakt worden dat de repressieve maatregelen die tegen hen worden genomen doeltreffend zijn. Er moet aan sensibilisatie worden gedaan door eraan te herinneren om nooit geweld te plegen of goed te keuren. Hiertoe blijken de structuren voor overleg en uitwisseling tussen professionals die met deze problematiek geconfronteerd worden onmisbaar om een dicht netwerk te creëren om dit probleem over het gehele grondgebied aan te pakken. Wanneer men bijvoorbeeld inspanningen doet voor de sensibilisering van de slachtoffers van partnergeweld, moet men er ook voor zorgen dat er onder meer voldoende opvangplaatsen en middelen voor deze slachtoffers zijn. In dezelfde zin moet men, wanneer men sensibiliseringsacties voert rond de hulp aan en de begeleiding van daders, zorgen dat er voldoende mogelijkheden zijn om deze daders een therapie te laten volgen. Dit plan zal een versterking van het NAP 2004-2007 mogelijk moeten maken en zal in het bijzonder waken over :
Een grotere efficiëntie en coherentie van de acties door een goede coördinatie van de betrokken instanties en structuren. (Ontwikkeling van samenwerkingsprotocollen tussen interveniënten; arrondissementele platformen, CAW’s, Centra voor gezinsplanning, organisatie van plaatsen voor de uitwisseling van ervaring, provinciale coördinatoren/trices.); Het duurzaam maken van de bestaande acties en de uitbreiding van de proefprojecten over het ganse territorium, zowel voor de aanpak van daders als voor de opvang en de ondersteuning van slachtoffers van partnergeweld; de financiële ondersteuning van de rol van de verenigingen die actief zijn in de sensibilisatie rond deze thematiek maar ook van diegenen die werkzaam zijn in het kader van de begeleiding van slachtoffers; De ontwikkeling van instrumenten voor professionals door het ter beschikking stellen van referentietools (modelpv, gestandardiseerd medisch attest, een protocol van typetussenkomst uitgebreid naar alle professionals), het versterken van de uitwisseling over de praktijken, het voorzien in (basis- en voortgezette) opleidingen gedurende de volledige loopbaan en eveneens een module van intersectoriële opleiding; Het sensibiliseren en informeren van de bevolking met betrekking tot partnergeweld geweld, met het oog op de preventie ervan, een betere detectie en het informeren over de bestaande hulpmogelijkheden en de dreiging van sancties.
Daarnaast,zal het tot doel hebben:
7
-
-
een blijvende financiering van de initiatieven; instrumenten voor de opvolging van het plan : statistieken, studies (bijvoorbeeld, het onderzoek gelanceerd door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen met betrekking tot de ervaringen van vrouwen en mannen met gendergerelateerd fysiek, seksueel en psychisch geweld), evaluatie van de acties; een passend wettelijk kader voor de omkadering van de uit te voeren acties : wetgeving met betrekking tot alternatieve straffen, wetgeving aangaande de toewijzing van de gezinswoning, enz.
Deze verschillende punten zullen het voorwerp zijn van specifieke uitvoeringsvoorwaarden onder elke specifieke doelstelling.
Algemene doelstelling 1 : Adequate aanpak van de daders Dit domein zou een specifiek aspect van het NAP kunnen zijn, waarvoor een zichtbaarder en meer ondersteund beleid tegenover daders nodig is en de invoering van een globale interventiestructuur over het volledige grondgebied. Momenteel worden de voorzieningen met betrekking tot de aanpak van partnergeweld min of meer ontwikkeld en gecoördineerd in functie van de gerechtelijke arrondissementen. Een adequate respons op deze problematiek vereist echter een harmonisatie van de interventies op het geheel van het territorium (zowel van de politiediensten als de juridische wereld) en voldoende mogelijkheden voor de opvolging van daders.
Specifieke doelstellingen : a) op het niveau van de politionele interventie Statistieken en verzameling van politiegegevens De toepassing van de omzendbrief Col 4/2006 wijst op de moeilijkheden op het terrein. Het ontbreken van geharmoniseerde statistische gegevens maakt het onmogelijk om een algemeen beeld te krijgen van dit fenomeen en het op een coherente en opgevolgde wijze aan te pakken. De professionals op het terrein hebben geen precieze gegevens (als er al zijn, zijn ze zeer plaats- en tijdsgebonden). Wegens het gebrek aan dit precies referentiekader overheersen vaak subjectieve inschattingen van de stijging of de daling van dit type geweld. Het is dus ook niet mogelijk om de impact van de jegens daders gevoerde acties duidelijk te evalueren. De toepassing van de omzendbrief 4/2006 wees ook op het gebrek aan gestandaardiseerde en gebruiksvriendelijke opvolgingstools voor professionals, wat hun taak bemoeilijkt of minder doeltreffend maakt. Bijzondere actiepunten : Systematische verzameling van statistieken over partnergeweld en het gevolg dat eraan werd gegeven door de politie Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Binnenlandse Zaken, Justitie Basis- en voortgezette opleiding van politieagenten Daarnaast vereist de complexiteit van het partnergeweld een goed begrip om er een correcte inschatting van te kunnen maken. Regelmatige opleidingen en sensibilisaties van het betrokken personeel hebben vruchten afgeworpen. Momenteel zijn deze opleidingen eenmalig en hangen ze in grote mate af van het dynamisme van enkelingen (referentieagenten in het bijzonder). Ze zijn niet van structurele aard en niet opgenomen in de basisopleiding van de politie. Maar de problematiek van partnergweld vereist een permanente aanpassing van de interveniënten en de structuren.
8
Bijzondere actiepunten: Basis- en voortgezette opleiding van politieagenten met inbegrip van een vorming over de problematiek van het partnergeweld en over het systeem voorzien door Col 4/2006 Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Binnenlandse Zaken 1.3 Harmonisatie van de politionele interventie over het gehele grondgebied ;
Bijzondere actiepunten: Terbeschikkingstelling van gestandaardiseerde instrumenten voor de politieagenten van alle politiezones, zoals verhoorprocedures en standaardpv’s, Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Binnenlandse Zaken b) Op het niveau van de gerechtelijke interventie 1.4 Statistieken en verzameling van gerechtelijke gegevens Niet alle parketten verzamelen statistische gegevens. Het ontbreekt vaak aan materiële en menselijke middelen. Daarnaast is het moeilijk om een interne coördinatie binnen te parketten tot stand te brengen, wat het werk niet gemakkelijker maakt. Bijzondere actiepunten: Systematische verzameling van statistieken over de verschillende vormen van partnergeweld en het gevolg dat eraan wordt gegeven door de parketten, de onderzoeksrechters en de zittende magistratuur Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Justitie 1.5. Basis- en voortgezette opleiding van de rechterlijke wereld Net als bij de politie is een opleiding over de cyclus van geweld tussen partners onmisbaar voor een goed begrip van de problematiek. Het bereik van de opleidings- en sensibilisatieprogramma’s is nog niet groot genoeg, en dit zowel bij magistraten als bij de verschillende functies van de magistratuur. De enquête die gevoerd werd met het oog op de evaluatie van Col 4/2006 wees op de noodzaak van het sensibiliseren van alle magistraten en strafrechters om een overbelasting van de referentiemagistraten te vermijden. Anderzijds zijn de opleidingen en sensibilisatie momenteel hoofdzakelijk gericht op het parket; de onderzoeksrechters zijn er niet bij betrokken. Daardoor vormen ze de zwakke schakel in de aanpak van partnergeweld. Als zij niet gesensibiliseerd zijn, zijn ze zich niet altijd bewust van de belangrijkheid van de snelle circulatie van de informatie naar het slachtoffer in dit geval van geweld. Bijzondere actiepunten: Een vorming rond de problematiek van intrafamiliaal geweld en het dispositief voorzien door Col 4/2006 in de basisopleiding voor de volledige magistratuur; Opleidingsvooruitzichten in het kader van het Vormingsinstituut van de rechterlijke Orde. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Justitie, Gemeenschappen (onderwijs) 1.6 Harmonisatie van de gerechtelijke tussenkomst (parketmagistraten en zittende magistratuur, personeel van justitiehuizen) over het gehele grondgebied ; De evaluatie van de omzendbrief Col 4/2006 wijst ook op de toepassingsproblemen het “gerechtelijke” luik van het dispositief.
Wat betreft de Justitiehuizen, hun plaats in het dispositief van Col 4/2006 is niet duidelijk omschreven en ze niet voldoende geïntegreerd in het hele proces.
9
Bijzonder actiepunten: Opstellen en opvolgen van de arrondissementsplannen; Verduidelijking van de rol en de beschikbaarheid van de Justitiehuizen en diensten voor slachtofferhulp; De creatie van een gespecialiseerde groep van advocaten binnen het Bureau voor juridische bijstand zou het mogelijk maken om de dossiers van de slachtoffers doeltreffend op te volgen. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Justitie, Gewesten en Gemeenschappen (Welzijn en Volksgezondheid, Cocof, Sociale Zaken) c) op het niveau van de psycho-medisch-sociale interventie 1.7 Versterking van de structuren voor de behandeling van geweldplegers op vrijwillige , onderhandelde of gedwongen basis ; De evaluatie-enquêtes van de omzendbrief Col 4/206 wijzen op een overduidelijk gebrek aan beschikbare middelen voor het “behandelen” en begeleiden van geweldplegers; weinig of geen dringende verwijderingsoplossingen (behalve opvang bij familie, gevangenissen of opvangtehuizen voor daklozen in sommige steden); onaangepaste doorverwijzing naar centra voor geestelijke gezondheidszorg bij gebrek aan specifieke pathologie; weinig plaats voor psychosociale behandeling of onaangepaste interventiecriteria. De huidige methode voor de financiering van daderhulp zorgt eveneens voor praktische problemen: -
daders die vrijwillig een therapie willen krijgen en die niet gerechtelijk verplicht worden kunnen vaak niet behandeld worden. In het kader van de alternatieve straffen moet de behandeling van de dader binnen de drie maanden gebeuren, een praktisch moeilijk na te komen termijn wegens het gebrek aan plaatsen voor daderhulp. Men zou trouwens geen eenmalige initiatieven en projecten moeten aanmoedigen, maar wel een doorlopende financiering moeten ontwikkelen die het mogelijk maakt om structurele oplossingen voor de huidige moeilijkheden aan te dragen. Solide verbintenissen zullen dus moeten worden aangaan voor concrete financieringen op middellange termijn, Bijzondere actiepunten: Evaluatie van de omzendbrief inzake de aanpak van partnergeweld (Vlaamse Gemeenschap); Evaluatie van de Hulpdiensten voor justitiabelen (Waals Gewest en Brussels Hoofdstedelijk Gewest ); Cijfers over de bestaande vrijwillige, onderhandelde én gedwongen daderbehandeling (type behandeling voor opvang, huisvesting/verwijdering, psychosociale behandeling) en de niet-ingevulde behoeften; Ontwikkeling van onmiddellijke psychosociale behandeling van daders en dringende opvang. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Justitie, Gewesten en Gemeenschappen (Welzijn en Volksgezondheid, Cocof, Sociale Zaken)
Algemene doelstelling 2 : Bescherming van slachtoffers en kinderen die getuige zijn Om een betere opvang en bescherming mogelijk te maken, moet men naast sociale, psychologische en financiële hulp ook opvang, begeleiding en advies garanderen die gebaseerd zijn op het respect voor de menselijke waardigheid, samen met een vertrouwelijke behandeling. Er moet nagegaan worden of er voldoende plaatsen zijn voor de opvang van slachtoffers en of er voldoende aandacht is voor de kinderen die getuige zijn van het partnergeweld (de kinderen worden over het hoofd gezien in de door de omzendbrief COL 4/2006 gedefinieerde structuur).
Specifieke doelstellingen 2.1 Harmoniseren van de opdrachten van de instellingen belast met slachtofferhulp.
10
Er heerst een zekere onduidelijkheid bij de opdrachten van de instellingen belast met slachtofferhulp, wat leidt tot een moeilijk onderling overleg: de vele tussenpersonen bemoeilijken de doorstroming van de informatie. Sommigen hebben het over de noodzaak om de waaier aan slachtofferhulp te diversifiëren, uit te breiden, terwijl anderen benadrukken dat het grote aantal hulpverleningsdiensten verwarring kan doen ontstaan of tot vertraging in de dossierbehandeling kan leiden. De verschillende diensten slachtofferhulp moeten in ieder geval nogmaals precies gewezen worden op hun bevoegdheden en hun interventieterrein. Het is niet zeker of de slachtoffers er steeds hun weg in vinden. Bovendien is het gevarieerde aanbod van hulp- en opvangstructuren voor slachtoffers niet noodzakelijk gecoördineerd. Daarin schuilt een reëel risico op verlies aan doeltreffendheid omdat er – zowel bij de slachtoffers als bij hun gesprekspartners – een zekere verwarring heerst qua kennis van de specifieke bevoegdheden van elk van deze diensten die uit dit grote aantal kan voortvloeien. Het gevolg is ook dat er een veelvoud aan bemiddelaars is, wat de actiesnelheid kan hinderen. De organisatie zelf van de slachtofferhulp is evenmin gebaseerd op een doorlopende dienstverlening. Een van de aspecten waarmee de dienst slachtofferopvang belast is, is het slachtoffer inlichten over de maatregelen die het parket of de onderzoeksrechter tegenover de dader hebben genomen. Buiten de diensturen (d.w.z. in het weekend en na 17 uur) neemt de politie dat evenwel op zich, want crisissen doen zich niet noodzakelijkerwijs voor tijdens de kantooruren… Hierdoor kan de doorlopende opvang mogelijkerwijs worden onderbroken. Bijzondere actiepunten: Coördinatie en opheldering van de specifieke bevoegdheden van elke dienst die in de hulp aan slachtoffers voorziet; afsluiten van samenwerkingsprotocollen; verzameling van statistieken. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Gewesten en Gemeenschappen (Welzijn en Volksgezondheid, Cocof, Sociale Zaken) 2.2 Informatie, sensibilisatie en opleiding van professionals en toekomstige professionals die betrokken zijn bij de aanpak van daders en schachtoffers (psycho-medischsociale sector). De sensibilisatie betreft vanzelfsprekend alle actoren, maar sommigen van hen worden meer specifiek geconfronteerd met de moeilijkheid van het evalueren van de situatie, het risico op escalatie en het opnieuw overgaan tot gewelddaden. De adequate aanpak van partnergeweld door de verschillende professionals die ermee geconfronteerd worden impliceert informatie, sensibilisatie en specifieke opleiding. Informeren over de structuren op het terrein (dringende opvang en huisvesting voor daders en slachtoffers) om contacten tussen betrokken instanties mogelijk te maken, sensibilisatie en vorming over de specificiteit van partnergeweld (artsen, spoeddiensten van ziekenhuizen, centra voor gezinsplanning) om te helpen bij het opsporen van partnergeweld en een aangepaste doorverwijzing naar de bestaande structuren mogelijk te maken. De medische wereld blijft over het algemeen onvoldoende geïnformeerd over dit type van geweld en er is sensibilisatie nodig. De kracht en het gewicht van een dossier kan immers afhangen van de kwaliteit van de medische attesten. De veranderende actualiteit van het partnergeweld vereist een herhaalde opleiding van de professionals. De herhaling van de vormingen maakt de integratie van de materie mogelijk, een kritische houding en de nodige afstand tegenover de problematiek. De vorming van professionals (sociaal assistenten, psychologen, artsen,…) moet dus gebeuren in het stadium van de basisopleiding maar ook in de permanente opleiding gedurende de hele loopbaan. De sensibilisatieacties zijn gericht op een grotere luisterbereidheid en een betere opsporing van partnergeweld, wat niet gemakkelijk aan anderen wordt toevertrouwd
11
Bijzondere actiepunten: Informeren van de betrokken instanties over de bestaande types van opvang op het gehele grondgebied en de praktische aspecten (brochures, adressenlijsten); Sensibilisatie van de verschillende beroepscategorieën van de medische sector (huisartsen, gynaecologen, verplegers, apothekers, spoeddiensten) en de sociale diensten (maatschappelijk assistenten van OCMW’s, gezinsplanning); gestandaardiseerd medisch attest. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Volksgezondheid Gewesten en Gemeenschappen (Welzijn en Volksgezondheid, Cocof, Sociale Zaken, Onderwijs) 2.3 Opvang en bescherming van slachtoffers : luisteren en informeren, maar ook voorlopige huisvesting ; Er is nog steeds te vaak een gebrek aan opvang, informatie en bescherming van slachtoffers: -
de breuk in de aandacht voor de slachtoffers als de onderzoeksrechter geen informatie geeft over de beslissing ten aanzien van de dader. de termijn tussen de gerechtelijke beslissing en het informeren van het slachtoffer. Gezien de grote gevaarlijkheid van dit moment voor het slachtoffer, kan deze termijn te lang zijn. de grote moeilijkheid van de tussenkomst bij migranten-vrouwen, om redenen die verband houden met de taal, hun statuut, de soms wantrouwige verstandhouding van deze bevolkingsgroepen met de politie. het gebrek aan noodopvang in sommige gevallen en/of adequate voorzieningen voor de bescherming van slachtoffers thuis. onvoldoende veiligheid in de opvangcentra voor slachtoffers. Zonder geheim adres, is het veiligheidsniveau in bepaalde opvangcentra voor slachtoffers onvoldoende.
Naast de mogelijkheden die opvanghuizen bieden en de noodzaak om ze in stand te houden, moet men voor de toegang zorgen tot aangepaste betaalbare woningen van goede kwaliteit voor alle slachtoffers van partnergeweld die met hun kinderen hun woning moeten ontvluchten.
Sommige bij deze problematiek betrokken actoren hebben zich verzameld in een focusgroep. De voorstellen die zij al hebben geformuleerd zullen verder onderzocht worden om het bereik van deze wet te verbeteren. De kwestie van het (snel) informeren van de slachtoffers over de gerechtelijke beslissing ten aanzien van de dader van kapitaal belang. De rol van de justitiehuizen en het parket bij het doorgeven van deze informatie moet verduidelijkt worden. We onderstrepen ook het ontbreken van permanenties van de diensten voor slachtofferhulp na 16u en tijdens het weekend. Het is dus noodzakelijk zijn om buiten de openingsuren de lijn om te leiden naar het gratis nummer. Bijzondere actiepunten: Aanpassing van het wettelijk kader: Onderzoek criteria voor de toekenning van een sociale woning; wijziging van de wet op de toewijzing van de gezinswoning. Toegankelijke informatie voor slachtoffers van geweld over hun rechten, de perspectieven voor hen en hun kinderen (gratis telefoonnummer); Opvang van slachtoffers door de CAW’s (evaluatie van de implementatie van de omzendbrief van de Vlaamse minister van Welzijn en Volksgezondheid i.v.m. de oprichting van onthaalpunten voor situaties van partnergeweld); Bescherming van slachtoffers door het verlenen van onderdak, ook spoedopvang; ontwikkeling van voorzieningen zoals tele-alarm; Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Justitie, Sociale Integratie, Gemeenschappen en Gewesten (Welzijn en gezondheid, Wonen, Cocof, Sociale Zaken, Inburgering, integratie) 2.4
Psychologische, juridische en financiële begeleiding van slachtoffers ;
12
De tussenkomst door de politie en het gerecht volstaat niet om partnergeweld tegen te gaan. Dit vereist een multidimensionale begeleiding van het slachtoffer. Het is belangrijk dat het slachtoffer wordt begeleid en vergezeld om hem toe te laten om in zijn wederopbouw te slagen. De psychologische dimensie is immers bepalend, maar het is niet de enige. Het slachtoffer, vaak economisch afhankelijk van de agressor, kan niet aan de situatie ontsnappen zonder een financiële steun. De banden tussen het slachtoffer en de agressor maken de situaties juridisch complex. In de crisisperiodes die daden van partnergeweld zijn, is opvolging en juridisch advies van cruciaal belang. De bestaande ondersteuningsvoorzieningen, zoals de financiële tussenkomst door het OCMW, zijn niet altijd aangepast aan de specifieke situatie van slachtoffers van geweld. Daarnaast blijkt dat de “bewustmaking” van het slachtoffer een onmisbaar proces is om uit de geweldcyclus te geraken. Bijzondere actiepunten: Ontwikkeling van de voorzieningen voor begeleiding op langere termijn van vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld door middel van programma’s voor de psychologische ondersteuning en de responsabilisering van vrouwen; ondersteuning van de huisvesting in semi-beveiligde woningen; Ontwikkeling van mechanismen voor de financiële hulp aan geweldslachtoffers door de herziening van de toekenningscriteria voor financiële hulp door de OCMW’s. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Binnenlandse Zaken, Justitie, Sociale Integratie, Gemeenschappen en Gewesten (Welzijn en gezondheid, Wonen, Cocof, Sociale Zaken, Inburgering, integratie) 2.5 Opvang en begeleiding van kinderen die getuige en/of slachtoffer zijn van geweld Meerdere studies wijzen erop dat getuige zijn van geweld ernstige negatieve gevolgen kan hebben op de ontwikkeling van een kind. Deze onderzoeken spreken over verschillende problemen bij deze kinderen. Daarbij kan, onder andere, het vaker voorkomen van stoornissen als depressie en angst vermeld worden, gevoelens van verdriet en ongerustheid, een grotere afhankelijkheid tegenover volwassenen, een zwakker zelfbeeld, leerproblemen en meer gezondheidsproblemen. Er is echter wel enige voorzichtigheid geboden bij deze analyses, want alle kinderen reageren niet op dezelfde manier en ze kunnen anders aangegrepen worden door het geweld waaraan ze blootgesteld worden. De evaluatie-enquête van de omzendbrief Col 4/2006 wees op het ontbreken van bijzondere aandacht voor de kinderen die getuige en/of slachtoffer zijn van intrafamiliaal geweld. De opvolging van de kinderen blijft onvoldoende door het gebrek aan middelen als ze in opvangcentra verblijven. Kinderen die dergelijke situaties hebben meegemaakt, moeten posttraumatische opvang krijgen en begeleid en gevolgd worden in de instantie waar zij verblijven. De kwaliteit van de opvang die zij onmiddellijk na de feiten krijgen speelt een cruciale rol in hun verdere ontwikkeling. Bijzondere actiepunten: Coördinatie van de tussenkomsten van de verschillende instanties uit de jeugdsector; Waken over het herstel van de relatie tussen de mishandelde ouder en de kinderen die er getuige/slachtoffer van waren door een specifieke begeleiding; Ontwikkeling van alternatieven voor de plaatsing van kinderen in een opvangstructuur zonder hun ouders. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Justitie, Gemeenschappen en Gewesten (Welzijn en gezondheid, Cocof, Sociale Zaken, Jeugdhulp)
Algemene doelstelling 3 : Coördinatie tussen de verschillende betrokken instanties
3.1 Structurering van de interventies tussen de politie en het gerecht (lokaal, regionaal, nationaal) ;
13
Bijzondere actiepunten: Ontwikkeling van georganiseerde structuren van interventies tussen de verschillende types van interveniënten ; nood aan overlegde uitwisselingen maar ook aan structuren die het hen zouden mogelijk maken om ieders missies te verduidelijken en die de circulatie van informatie zouden vergemakkelijken; toepassing van een systeem van uniform registratie van de dossiers. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Binnenlandse Zaken, Justitie 3.2 Structurering van de interventies tussen de politie, het gerecht en de andere (psychomedisch-sociale) instanties.
Bijzondere actiepunten: het invoeren van structuren van overleg. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Binnenlandse Zaken, Justitie, Volksgezondheid, Gewesten en Gemeenschappen (Welzijn en Volksgezondheid, Cocof, Sociale Zaken)
Algemene doelstelling 4 : het informeren en sensibiliseren van de bevolking in het algemeen Het aanleren van niet-gewelddadig gedrag vereist voortdurend opvoedingswerk en de sensibilisatie aangaande de onaanvaardbaarheid van dit soort geweld en de noodzaak om het aan de kaak te stellen (openbare orde en volksgezondheid). Ondanks de recente campagnes blijft de dynamiek van partnergeweld nog steeds een redelijk miskend onderwerp en wordt dit geweld nog steeds gebanaliseerd. Het gaat er dus om de stilte te errond te doorbreken. Het is immers noodzakelijk om alle aandacht en alle beschikbare middelen voor sensibilisatieacties in overeenstemming te brengen, de informatie over partnergeweld en zijn gevolgen voor de slachtoffers te verzamelen en te verspreiden bij het grote publiek bij meer specifieke doelgroepen.
Specifieke doelstellingen 4.1 Vormen rond een meer egalitaire samenleving Het aanleren van wederzijds respect is van kapitaal belang maar de strijd tegen partnergeweld gaat noodzakelijkerwijs via de opvoeding met het oog op een meer egalitaire samenleving. Seksistische stereotypen bevestigen geweld of lokken het uit. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan vrouwen van buitenlandse origine, waarbij de traditie het begrip van de bestaande methodes moeilijker kan maken (risico’s op isolement van de gemeenschappen van migrantenvrouwen; moeilijke toegang tot de instellingen van de burgermaatschappij; taalbarrières; socio-culturele verschillen; onbekendheid met de hulpstructuren). Bijzondere actiepunten: Specifieke informatieacties tegen de stereotypen en de ongelijkheden tussen vrouwen en mannen. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Gelijkheid Kansen (federaal), Gemeenschappen en Gewesten (Gelijkheid Kansen, Welzijn en gezondheid, Inburgering, Integratie, Onderwijs, Jeugdhulp, Cocof) 4.2 Jongeren vormen omtrent partnergeweldkwesties ; Het is noodzakelijk om de acties in dit domein voort te zetten en zich op de jongeren te richten. De strijd tegen seksistische stereotypes moet beginnen vanaf de crèche en doorheen de
14
volledige leerplicht opdat de kinderen er zich bewust van worden en ze kunnen opsporen en decoderen in woordkeuze, thema’s en beelden. Jongeren komen als eerste in contact met gewelddadige beelden en gedragingen die ze niet noodzakelijk als maatschappelijk en persoonlijk onaanvaardbaar beschouwen. Bijzondere actiepunten: Campagnes, films, clips; Vorming voor jongeren rond het aankaarten van verschillende vormen van geweld, het weerstaan aan geweld; Methodologische instrumenten ter beschikking stellen van leerkrachten. Acties in de scholen. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Gemeenschappen en Gewesten (Gelijkheid Kansen, Cultuur, Medium, Welzijn en Gezondheid, Inburgering, Integratie, Onderwijs, Jeudg, Cocof, Kinderopvang) 4.3 Informatie over de bestaande structuren in de strijd tegen partnergeweld ; Door hen via specifieke acties de bestaande voorzieningen te leren kennen kunnen vrouwen aangezet worden om te reageren op gewelddaden en ze niet meer te ondergaan. Men zou eveneens nog meer aandacht moeten wijden aan vrouwen die illegaal in het land verblijven en die vaak niet weten dat zij net als de nationale bevolking of de immigranten die legaal in het land verblijven de mogelijkheid hebben om een beroep te doen op de hulpdiensten. De vrouwenorganisaties die actief zijn in de strijd tegen partnergeweld ondersteunen. Bijzondere actiepunten: Affichecampagnes, brochures, clips; Informatiemodules in op vrouwen gerichte opleidingscentra; Sensibilisatiecampagnes voor leerkrachten, de lancering van de nationale website van partnergeweld (een luik voor professionelen en een luik voor het publiek) in samenwerking met het Instituut voor de gelijkheid voor vrouwen en mannen, de Franstalige en Nederlandstalige Gemeenschap. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Gelijkheid Kansen (federaal), Gemeenschappen en Gewesten (Gelijkheid Kansen, Welzijn en Gezondheid, Onderwijs, Cocof) 4.4 Doorverwijzing van slachtoffers, daders, en/of getuigen Het is van fundamenteel belang om te kunnen instaan voor een doeltreffende eerstelijnshulp voor mensen die op een of andere manier geconfronteerd worden met partnergeweld. Hun doorverwijzing moet versterkt worden door volledige en gepaste informatie te verstrekken. Bijzondere actiepunten: Invoering van een gratis telefoonnummer voor een 24/24 opvang en doorverwijzing van slachtoffers in het Waalse Gewest. Verantwoordelijke Ministers (bevoegdheden) : Justitie, Binnenlandse Gemeenschappen et Gewesten (Welzijn en Gezondheid, Cofo, Sociale Zaken)
Zaken,
15