“Nahum, de trooster” Studie over Nahum 1:1-11
Dr. Jan Weststrate Februari 2004
Stichting de Gihonbron Middelburg
1
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voorwoord
2 3
Inleiding
4
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Historische context De boodschap van Nahum voor vandaag Opbouw Nahum 1:1 Nahum 1:2 Nahum 1:3 Nahum 1:4 Nahum 1:5 Nahum 1:6 Nahum 1:7 Nahum 1:8 Nahum 1:9 Nahum 1:10 Nahum 1:11 Appendix - Analyse van de Hebreeuwse woorden Literatuuropgave
5 7 9 9 11 17 21 24 28 33 37 42 44 46 49 55
2
Voorwoord Nahum valt direct met de deur in huis. "Een ijverig God en een Wreker is de Heere". Hij stelt de Heere voor als een man die vol jaloezie (ijver) zit omdat zijn vrouw andere mannen naloopt. De Heere verwijt impliciet Zijn volk ontrouw in het geestelijke huwelijk en dat ze andere goden beminden, zoals de god van Assyrië; zie Ezechiël 16: 28, 29. Dat kan niet ongestraft blijven. Hun minnaars worden hun verdrukkers Vervolgens wreekt de Heere de zonde van de Assyriërs. Deze was ten eerste verleiding tot afgodendienst en ten tweede de onderdrukking van Gods volk. Nahum zegt: "Een wreker is de HEERE en zeer grimmig." In het Hebreeuws staat: een Heer van grimmigheid. Dat wil zeggen: dat de Heere rechtmatig toornig is. Daarna spreekt de profeet Nahum van de totale ondergang van het Assyrisch rijk. Met Israël in Juda zal het anders gaan. Als ze overstroomd worden van het Assyrisch leger, staat de Heere op. Hij zal hen die op de Heere vertrouwen verlossen en hen sterken in die benauwde tijd. Deze kern toont mijn vriend, Jan Weststrate duidelijk aan in deze korte en diepgaande studie over Nahum 1: 1 - 11. Hij trekt daarin een parallel naar onze tijd. Zo schuldig Israël en Juda waren, zo schuldig is ook Nederlands kerk aan verbondsbreuk. Grote streken en gebieden waar vroeger de kerk van Christus leefde en samenkwam, is tot een zondige wildernis geworden. De kleine resten waar de schriftuurlijk - bevindelijke leer van het Evangelie trouw gepreekt en beleden wordt, is klein. Bovendien zijn deze verdeeld over een aantal kerkgenootschappen. Voor de weinige onder hen die op de trouwe Verbondsgod vertrouwen geldt in hun vele kruis- en drukwegen de oude belofte: De Heere is goed. Hij is tot sterkte in de dag van benauwdheid. En Hij kent degenen die op Hem vertrouwen. De grootste troost voor Israël was dat hun God trouw bleef, Zijn beloften vervulde in de ondergang van Zijn vijanden en de terugkeer van Israël uit de verstrooiing naar hun land. Deze troost hebben wij ook, als wij gefundeerd mogen worden op onveranderlijke verbondsbeloften, op onbedrieglijke verbondstrouw en op de eeuwige verbondsliefde. Dan zal de Heere op Zijn tijd er voor zorgen dat de verbondsbeloften vervuld worden, van geslacht tot geslacht. Ook in de kerk van Christus in Nederland, hoezeer nu het tegendeel plaats heeft. De Heere leeft en werkt ook nu nog! Die na ramp en leed; Grote dingen voor ons deed. Op dit vertrouwen beveel ik deze studie van harte aan. Dat het tevens een bewijs mag zijn voor het meeleven van hen die lijden in de beproefde Hervormde Kerk. Willem Westerbeke
Middelburg, 17 februari 2004.
3
1. Inleiding Voor u ligt een studie over Nahum1:1-11. In deze verzen wordt Gods majesteit zeer indringend beschreven. De majesteit die in Zijn komst ligt is tot ondergang van Zijn vijanden en tot verlossing van Zijn kinderen. Hij wreekt Zich met Zijn almachtige kracht op Zijn tegenstanders en op de vijanden van Zijn volk. Temidden van deze onheilsprofetie beschrijft Nahum dat de HEERE de enige Schuilplaats is voor Zijn kinderen. Dat is de andere boodschap van de Nahum’s profetie. Nahum blikte verder dan de actuele situatie in zijn tijd. Zijn profetie heeft ook een eschatologische dimensie. Assyrie en Ninevé zijn het beeld van alle vijanden van de HEERE en Zijn volk, in alle tijden en in alle plaatsen. Ten diepste beschrijft Nahum de permanente strijd tussen het koninkrijk van Christus en het koninkrijk van Satan. De macht van Satan openbaart zich Anno Domini 2004 in hevige mate. De ICT ontwikkelingen zijn zeer sterke pijlen op zijn boog. Internet, Mobiele telefoons, CD’s en DVD’s zijn gewillige middelen in zijn handen. De hoeksteen van de samenleving, het gezin, probeert hij te ontwrichten door echtscheidingen en alternatieve samenlevingsvormen als normaal voor te schotelen. Met volle instemming laat Satan de kerkmens opgaan in dode vormen godsdienst. Bevlogen evangeliedrijvers zijn zo blind voor Satan dat ze hem niet eens kennen! Verschillende oudvaders zagen in Ninevé en Assyrie het beeld van de Islam. Is de wereldwijde opkomst van de Islam niet een ander verderfelijk wapen in handen van Satan om de Kerk te verdrukken? Denk aan de verschrikkelijke christenvervolgingen in de Islamitische wereld. Ook de afschuwelijke haat tegen Israël is een satanische uiting. Achter al deze ontwikkelingen zit dezelfde macht als waar de Assyriers mee bevangen waren toen ze Gods overblijfsel in Juda verdrukten en probeerden uit te roeien. Het zijn allemaal vervullingen van de al in Gen 3:15 voorzegde strijd tussen Gods kinderen en Satan:”En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad”. Een strijd die beslecht is op Golgotha. Daar heeft de Vorst des levens overwonnen door Zelf te sterven. Maar Hij is ook opgestaan en opgevaren en zit aan de rechterhand van Zijn Vader om Zijn kinderen “met Zijn macht tegen alle vijanden te beschutten en te bewaren” (Heidelbergse Cathechismus Vraag 51). Ook tegen de verwoestende assyrische machten. Is de Satan dan de schuld van dit alles? Nee. Toen Jeremia treurde over de verwoeste stad en tempel beleed hij: “o wee nu onzer, dat wij zo gezondigd hebben!” Hij werd zelf de schuldige. Niet de omliggende volken, niet de Babyloniers, niet de Priesters, maar hij was zelf de schuld. Echter, hij wist ook tot Wie hij zich moest wenden in deze nood:”Gij, o HEERE, zit in eeuwigheid, Uw troon is van geslacht tot geslacht. Waarom zoudt Gij ons steeds vergeten? Waarom zoudt Gij ons zo langen tijd verlaten? HEERE, bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als van ouds. Want zoudt Gij ons ganselijk verwerpen? Zoudt Gij zozeer tegen ons verbolgen zijn?” Maar Gods toorn zal niet voor altijd zijn:”Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwiglijk den toorn behouden.” (Psalm 103:9).
4
Dát is de boodschap van Nahum tot de verdrukte Sionieten. De troost van zijn Profetie is:”De HEERE regeert!” Ook al lijkt het dat de Assyrier zijn gang kan gaan, eens zal de maat vol zijn. Dan zal de HEERE Zijn grimmigheid uitstorten over Ninevé en het Assyrische rijk. Wij hebben het bewijs dat Ninevé binnen 50 jaar na deze profetie verwoest was door de Meden en Babyloniers. Niets, ook het machtige Assyrie niet, kan voor Gods toorn bestaan. “Alzo moeten omkomen al uw vijanden, O HEERE!” (Richt 5:31). Maar er is nog meer troost in Nahum’s Profetie. Een persoonlijke troost voor allen die met de lamme in de zaal van Bethesda moeten bekennen:”Ik heb geen mens”. Voor deze mensen beschrijft Nahum het Medicijn:”De HEERE is goed, Hij is ter sterkte in den dag der benauwdheid, en Hij kent hen, die op Hem betrouwen.” (Nah. 1:7) Dankwoord Er zijn weinig verklaringen geschreven over de Profetie van Nahum. Om die reden ben ik Ds F. Mallan, Maaike Mallan en Bert Koopman erg erkentelijk voor het ter beschikking stellen van verklaringen en preken over delen van de Profetie van Nahum. Ook mijn leermeester Wim Westerbeke wil ik hartelijk dank zeggen voor het schrijven van het voorwoord en het corrigeren van de inhoud van dit werkje.
1 Historische context Om het bijbelboek Nahum goed te begrijpen moeten we het lezen tegen de achtergrond van zijn tijd. Hizkia De Assyriërs hebben in 722 voor Chr. Samaria veroverd en de bewoners in ballingschap genomen. Juda bleef onder koning Hizkía een vazalstaat van Assyrië. De aanval op Jeruzalem door Sanherib in 701 werd afgeslagen omdat de HEERE Jeruzalem beschermde en daarom ingreep: ”...maar in deze stad zal hij niet komen, zegt de HEERE. Want Ik zal deze stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil, en om Davids, Mijns knechts wil. Toen voer de engel des HEEREN uit, en sloeg in het leger van Assyrië honderd vijf en tachtig duizend. En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten, ziet, die allen waren dode lichamen. “ (Jes. 37:34-36) Het koninkrijk Juda was echter economisch en politiek zeer verzwakt. Een groot deel van het land was wel verwoest door het Assyrische leger. Veel vluchtelingen uit de verwoeste steden moesten opgevangen worden in het overgebleven deel van het land, terwijl de schatkist leeg was door de zware schatting die Hizkía moest afdragen. Sanherib schrijft in een buiten-bijbelse bron het volgende: ”Ik verwoeste het uitgebreide district Juda. Zijn koning, de weerstrevende en hoogmoedige Hizkía onderworp zich aan mijn voeten en hij torste mijn juk” (Spronk & Ridderbos, blz. 45). Manasse en Esarhaddon Hizkía werd in 698 voor Chr. opgevolgd door zijn 12 jarige zoon Manasse. Er is weinig bekend over de geschiedenis van Juda tijdens de halve eeuw waarin Manasse regeerde. Hij was gedurende het grootste deel van zijn regeringsperiode een trouw vazal van Assyrië.
5
Tijdens zijn regering was de Assyrische macht op haar hoogtepunt. In deze periode heeft Nahum geprofeteerd. In die tijd was Esarhaddon koning van Assyrië. In een opsomming van de twaalf koningen uit de kuststreek van de Middellandse Zee die aan Esarhaddon onderworpen waren wordt ook Manasse genoemd (Parrot, blz. 46). In 676 voor Chr. gaf Esarhaddon aan 22 vazalvorsten opdracht bouwstoffen te leveren voor de bouw van een paleis in Ninevé. Onder hen wordt Manasse ook genoemd Esarhaddon voelde zich gesteund door de goden van Assyrië. De god van Assur zegt in een orakel bij de troonsbestijging van Esarhaddon: ”Vanuit de hemelpoort daal ik af. Ik zal hen neerwerpen, door vuur laten verteren, gij zult temidden van hen standhouden. Van u heb ik hen weggenomen, heb hen naar het gebergte verdreven; gloeiende stenen heb ik op hen laten regenen. Uw vijanden heb ik als een slachtoffer geofferd, heb met hun bloed de rivier gevuld. Moge men het zien en mij prijzen, dat ik Assur ben, de heer der goden”. Ook de godin Ishtar belooft aan de koning haar bijstand: “Esarhaddon, koning der landen, vrees niet! Welke wind was er, die tegen u opstak en waarvan ik de vleugelen niet gebroken heb? Uw vijanden rollen als rijpe appels voor uw voeten rond. De grote heerseres ben ik! Ik ben Ishtar van Arbela, die uw vijanden voor uw voeten neerwerp! Welke zijn toch mijn woorden, die ik tot u placht te spreken en waarop gij u niet Kon. verlaten? Ik ben Ishtar van Arbela! Uw vijanden vil ik; ik lever hen aan u uit. Ik ben Ishtar van Arbela! Voor u, achter u ga ik. Vrees niet! Ligt gij in kramp terneer, dan ben ik in smart. Ik verhef mij – blijf gij zitten!” (Spronk & Ridderbos, blz. 44). Tijdens een veldtocht naar Egypte in oktober/november 669 stierf Esarhaddon in Haran. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Assurbanipal. Manasse(en Amon) en Assurbanipal In 663 voor Chr. verwoestte Assurbanipal de Egyptische stad Thebe. In Nahum 3:8 wordt hier expliciet naar verwezen als de val van No. Waarschijnlijk is de Profetie van Nahum kort na de val van Thebe in 663 voor Chr. uitgesproken. Toen was het Assyrische rijk op het hoogtepunt van haar macht. Toen leek de vervulling van de profetie een onmogelijkheid. Echter, de historie heeft bewezen dat de HEERE regeert en dat Hij doet wat Hij zegt. In 652 voor Chr. kwam de onderkoning van Babylonië, Samas-soem-oekin, in opstand tegen Assurbanipal. Pas na een lang beleg heroverden de Assyriërs in 648 Babylon. Waarschijnlijk heeft Manasse gebruik gemaakt van de opstand in Babylon om geen schatting meer te betalen aan Assurbanipal. Na de verovering van Babylon hebben de Assyriërs koning Manasse als gevangene naar Babylon gebracht (2 Kron 33:11). Daar moest hij verschijnen voor koning Assurbanipal, die na de herovering van Babylon enige tijd in die stad verbleef. Tijdens zijn gevangenschap kreeg Manasse berouw over zijn zonden en goddeloze daden.
6
Assurbanipal heeft Manasse weer in ere hersteld op de troon van Juda. Manasse heeft na zijn terugkeer in Jeruzalem een begin gemaakt met het verwijderen van beelden en altaren voor de afgoden van het terrein van de tempel (2 Kron 33:15). In 642 voor Chr werd Manasse opgevolgd door zijn zoon Amon. In 640 werd Amon vermoord en opgevolgd door zijn 8-jarige zoon Josia. Josia en Assurbanipal, Assur-etil-ilam en Sin-sjar-isj-kun De godvrezende koning Josia regeerde tot 609 over Juda. Assurbanipal stierf in 635 v Chr. Zijn dood leidde de laatste fase van de Assyrische geschiedenis in. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Assur-etil-ilam. Reeds 4 jaar later, in 631, werd hij opgevolgd door een andere zoon van Assurbanipal te weten Sin-sjar-isj-kun. Deze regeerde over het Assyrische rijk totdat het op 21 maart 612 v Chr na een drie maanden durende belegering door de Babyloniers en de Meden viel. Dit was de letterlijke vervulling van Nahum’s profetie. In de Baylonische kronieken wordt de plotselinge val van Ninevé ook beschreven. Op een van de tabletten treft men het verslag van de Babylonische koning Nabopolassar waarin hij beschrijft dat hij een coalitie vormde met de Meders en Scyten en dat deze coalitie Ninevé ten val bracht na een beleg van slechts 3 maanden. Indien men de bijbeltekst letterlijk neemt, wordt deze coalitie beschreven in Nahum 2:3. De Babyloniers en Meders hadden namelijk roodgekleurde schilden en tunieken en de Scyten hadden fakkels op hun wagens! (Randall Price, 252 e.v.)
2 De boodschap van Nahum voor vandaag In de profetie van Nahum wordt met geen enkel woord gesproken over de zonde van het volk van Juda. Had Nahum geen oog voor de zonden van zijn volk? Was hij een van de profeten die tot het volk van Juda sprak van vrede, vrede en geen gevaar? Was hij een van de valse profeten waartegen Jeremia zoveel te strijden had (Jer. 23 en 28)? Op grond van de Bijbelse Chronologie (Westerbeke, blz 52) heeft Nahum geleeft tijdens de regering van koning Manasse. Manasse was een vazal van de koning van Assyrië. Voor zijn bekering onderdrukte hij Gods gunstgenoten in Juda. Nahum richt zich tot dit overblijfsel. Deze Oud Testamentische gelovigen zullen ongetwijfeld de vraag gesteld hebben of hun God dan zou toestaan wat zij ondergingen; of God dan niet zou waken over Zijn eer, Zijn dienst en Zijn volk. Deze van vertwijfeling verslagen gelovigen gaat Nahum troosten. Hij zal hen bemoedigen door de verzekering dat hun God machtiger is dan de Assyriërs en dat Hij goed is voor allen die op Hem hopen. Nahum was een knecht des Heeren die met de moeden een woord te rechter tijd weet te spreken. Nahum’s profetie werd binnen 50 jaar letterlijk vervuld. Er zijn weinig andere voorbeelden in de wereldgeschiedenis waarbij Gods woord zo snel in vervulling ging. Reeds dit feit zou genoeg moeten zijn om ons te vervullen met eerbied en ontzag voor Gods woord. 50 jaar op de hele wereldgeschiedenis is heel kort. Voor de inwoners van Juda die onderdrukt werden door het hoogmoedige Assyrië was het echter een hele lange periode.
7
Hoe vaak zullen ze niet bevreest geweest zijn dat de anti-goddelijke wereldmacht van de Assyriërs, de Belialsman, met zijn vazal Manasse de laatste restanten van Israël’s godsdienst zou wegvagen. Zou die grote wereldmacht dan echt het laatste woord hebben? Waar is hun God? Is hun God niet te lankmoedig? Is Hij niet te geduldig? Nahum’s profetie geeft antwoord op deze vragen: ”De wereldmacht Assyrië heeft slechts één bestemming: ten onder gaan!” Waarom? Omdat God een jaloers God is die geen zonde ongestraft kan laten. Ninevé is het beeld van de anti-goddelijke macht die zich zowel binnen als buiten de zichtbare kerk openbaart. Niet alleen de on-kerkelijke mens is in de macht van Satan maar ook vele kerkleden staan onder invloed van zijn regering. Bij veel kerkleden is niet Gods woord het richtsnoer van hun leven maar hun “eigen-ik” is het ijkpunt. De “wereld” staat niet tegenover de kerk maar zit in de kerk! Zit in ons eigen hart. Het volk in wie Gods Geest Zijn werk begon ervaart dat als een dagelijkse smart. Zij klagen met Paulus, dat ze wel een vermaak in de wet Gods hebben naar de inwendige mens, maar dat zij een andere wet in zich vinden, die strijdt tegen de wet des gemoeds en die hen gevangen houdt onder de wet der zonde (Rom 7:22). De strijd tussen wereld en Geest wordt in het hart van Gods volk uitgevochten. Menigmaal zijn ze bevreesd dat de wereld het winnen zal en alle geestelijk leven bij hen zal doden. Zij zuchten, evenals de Godvrezende Judeeërs in Nahum’s tijd: zal de zonde, de vreselijke anti-goddelijke macht, dan altijd de overhand houden? Ook voor dit volk geldt Nahum’s profetie: ” De HEERE is goed, Hij is ter sterkte in den dag der benauwdheid, en Hij kent hen, die op Hem betrouwen.” (Nahum 1:7). Ook zij zullen ervaren dat de God Die verderven kan juist een God is die herscheppen kan. Dat de God die schelden kan juist een God is die troosten kan. Dat een God die verwerpen kan juist een God is die aannemen kan. Dat is de boodschap van Nahum’s profetie voor alle verdrukte Sionieten van alle tijden en plaatsen. Nahum beschrijft dat de vernedering en vernietiging van Assyrië de heerlijkheid zal brengen over geheel Israël. In een profetisch vergezicht zag Nahum reeds de boodschapper aankomen met de blijde boodschap dat Ninevé gevallen was. Reeds wordt Juda opgeroepen een vrolijk feest te maken om hun beloften, gemaakt in bang gevaar, in te lossen. Nooit zullen de legers van het anti-goddelijke Assyrië meer door hun land trekken, want de Heere heeft ze weggevaagd. De wijnstok van Juda en Israël zal weer bloeien. Het twee- en tienstammen rijk zal weer in luister hersteld worden. Juda en Israël zullen weer verenigd zijn als een volk. Ninevé’s ondergang viel niet samen met het nationale en geestelijke herstel van Israël en Juda. Dat deel is een nog onvervulde profetie waar Gods Kerk rijkhalzend naar uit dient te zien. Het nationaal herstel heeft een aanvang genomen in 1948. Het geestelijk herstel zal ten volle doorbreken als de volheid der heidenen zal zijn ingegaan. Dan zal geheel Israël zalig worden. Dan zal Gods Kerk verlevendigd worden. Dan zal het zijn één Herder en één kudde. Dan zal Gods Naam geprezen worden van de opgang der zon tot aan haar ondergang. “Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.” (Rom 11:36)
8
3 Opbouw De Profetie van Nahum bestaat uit drie delen: 1. Nahum 1:1-11. In dit deel wordt Israëls Verbondsgod beschreven als Wreker en Rechter van Zijn vijanden en als Trooster van Zijn kinderen. Het legt de theologische basis voor het hele bijbelboek. Men kan dit stuk zien als de Proloog. 2. Nahum 1:12 – 2:14. In dit deel wordt Gods gericht over Ninevé aangekondigd 3. Nahum 3:1-19. Dit deel bevat de reactie op de aankondiging van de val van Ninevé. Dit is de Epiloog van het Bijbelboek. Deze studie beperkt zich tot het eerste deel. De volgende zaken worden beschreven in Nahum 1: 1-11: 1. Israëls Verbondsgod is de almachtige Schepper van hemel en aarde; 2. Israëls Verbondsgod bestrijdt de boze krachten die zich tegen Hem en tegen Zijn volk verzetten 3. Israëls Verbondsgod beschermt degenen die hun toevlucht bij Hem zoeken
4 Nahum 1:1 De last van Ninevé. Het boek des gezichts van Nahum, den Elkosiet. ysqlah Mwxn Nwzx rpo hwnyn avm Uit de eerste tekst van Nahum blijkt dat de Heere in zijn grote barmhartigheid ook de heidenen waarschuwt voor Zijn aanstaande gerichten over hen. Hij is geen God van willekeur maar zegt wat Hij doen zal en doet wat hij zegt. Op Jona’s profetie bekeerden de Ninevieten zich in eerste instantie. Omdat ze weer teruggekeerd zijn tot hun vorige leven zal de Heere nu met Zijn verwoestende oordelen komen. De Heere heeft deze verpletterende oordelen aan Nahum in een gezicht kenbaar gemaakt. Het is Nahum’s last om deze oordelen aan te kondigen. Het zal blijken dat de boodschap van het Bijbelboek bevat is in de naam “Nahum de Elkosiet”: ”De HEERE is een Trooster voor Zijn volk en tevens een wraakoefend God voor Zijn vijanden.” De last van Ninevé, hwnyn avm Het woord avm betekent “last”, “belasting”, “vracht” of “dat wat opgetild wordt”. Het kan ook betekenen “uiting”, “uitspraak” of “profetisch spreken”. avm bevat ook het begrip “verantwoordelijkheid” of “plicht”. De Levieten hadden de plicht (avm) om de Ark des Verbonds en andere heilige dingen te dragen (zie Num. 4:15, 19, 24, 27, 31, 32, 47, 49 en 2 Kron. 35:3). Het figuurlijk gebruik van avm heeft een heel brede toepassing. Een paar voorbeelden. Het volk van Israël was een avm voor Mozes (Num. 1:11). Het was zelfs een te zware avm om alleen te dragen (Num. 11:17; Deut. 1:12). Husaï zou een avm van David worden als hij 9
niet terug zou gaan naar Absalom (2 Sam. 15:33). Job was een avm voor zichzelf (Job 7:20). Davids ongerechtigheden waren een te zware avm voor hem (Psalm 38:5). In Hos 8:10 wordt de onderdrukking door een machtige koning ook een avm genoemd. (Oordeels) profetieën worden vaak een avm genoemd. Het wordt dan meestal, als in onze tekst, parallel gebruikt met het werkwoord hzx dat verwijst naar een “profetisch gezicht”. In deze zin is de avm van een Profeet “zijn roeping om onder woorden te brengen wat de Heere hem in een gezicht heeft laten zien”. Men zou kunnen zeggen dat avm een “verklaring is van het voornemen van de Heere”. Men leest van avm tegen de Filistijnen (Jes. 14:28), tegen Babel (Jes. 13:1), tegen Moab (Jes. 15:1), tegen Damaskus (Jes. 17:1), tegen Egypte (Jes. 19:1) etc. De avm van Nahum is het onderwerp van het Bijbelboek Nahum. Het beschrijft Gods voornemen met de stad Ninevé, hwnyn. hwnyn, Ninevé, is als hoofdstad het machtscentrum van het Assyrische rijk. De stad is verbonden met machtige en trotse heersers zoals Nimrod (“deze begon geweldig te zijn op aarde, Gen 10:8-12) en Sanherib (2 Kon. 19:36, Jes. 37:37). De Profeet Zefánja beschrijft Ninevé als een arrogante en hoogmoedige stad: ”Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer.” (Zef. 2:15). Sanherib maakte de stad in de 8e eeuw voor Chr. tot de hoofdstad van het Rijk. De stad ligt ten oosten van de rivier de Tigris, een paar kilometer stroomafwaarts van de heuvels die het begin van de Koerdische bergen vormen. Later is op deze plaats de stad Mosul gebouwd. De herinnering aan de stad Ninevé wordt indirect levend gehouden door de naam van een dorp in een van de heuvels: “Nebi Yunus” (Profeet Jona). In dat dorp is een islamitisch heiligdom dat men in verband brengt met het graf van Jona. De ruïneheuvel die het oude Assyrische paleis bleek te bevatten was bekend onder de Turkse naam Kuyunjik. Pas in 1840 besefte men dat men te maken had met het oude Ninevé. De opgravingen bewijzen dat Ninevé inderdaad de “grote stad” is (Jona 1:2, 3:2,3). De dubbele muur mat 12 meter en de oppervlakte van de stad bedroeg 750 hectare. Naast de imposante muren troffen de archeologen prachtige gebouwen, reliëfs en beeldhouwwerken aan. Bovendien is de bibliotheek van Assurbanipal met duizenden kleitabletten gevonden. Het boek des gezichts Nwzx rpo De “last van Ninevé” (hwnyn avm) beschreef Nahum in een rpo . Dit woord is een algemene aanduiding voor een geschreven document. Er zijn vele soorten rpo. Men leest van het Boek van de Wet (Deut. 28:61), het Gedenkboek (Mal 3:16), de Scheidbrief (Deut. 24:21) etc. In onze tekst is het een Nwzx rpo.
10
Het naamwoord Nwzx betekent “visioen” of “profetisch gezicht”. Het is een gebeurtenis door welke de Heere spreekt tot een profeet. Het komt van de stam hzx die “zien”, “waarnemen” of “aanschouwen” betekend. Nwzx wordt vaak in verband gebracht met ybn (profeet). In Klaagliederen 2:9 wordt geklaagd dat de profeten geen Nwzx meer hebben. Volgens Ezechiël zal Israël het Nwzx van de profeet zoeken als het te laat is (Ez. 7:26). Jesaja, Amos en Micha hebben evenals Nahum het woord Nwzx in de aanhef van hun Profetie. De zogenaamde Bileam tekst bevat een buiten-bijbelse parallel met Nwzx rpo Deze tekst, die ontdekt is in Deir’alla (Spronk, 54), is rond 800 voor Christus geschreven op een muur in een kanaänitisch dialect en luidt: ”Waarschuwing van het geschrift van Bileam de zoon van Beor. Hij is een man van het visioen van de goden”. De oorspronkelijke vorm van Nahum’s Nwzx rpo is onbekend. Was het een brief zoals Van der Woude denkt? Of was het een pamflet dat in het geheim verspreid werd tijdens de Assyrische overheersing in Juda zoals Edelkoort denkt? In ieder geval was het een doorwrocht literair kunstwerk en geen vlugschrift. Nahum, den Elkosiet , ysqlah Mwxn De naam Mwxn is afgeleid van het werkwoord Mxn dat “troosten” betekend. De naam van onze profeet betekent dan ook “trooster”. Zoals zal blijken zit de boodschap van zijn profetie al in zijn naam verborgen. In het vervolg zal blijken dat Nahum met recht een trooster voor Gods gunstgenoten is. Nahum komt uit het plaatsje sqla . Waar die plaats gelegen heeft is niet bekend. Sommigen denken aan het dropje Elcesi in Galiléa. Anderen aan Kapérnaüm omdat Capernaum geschreven kan worden als Mwxn rpk (=het dorp van Nahum). Een heel andere visie is dat sqla de plaats Al Kush aan de oever van de Tigris, dichtbij Mosul is. Er is een 16e eeuwse traditie die zegt dat het graf van Nahum in deze plaats te vinden is (Spronk, 56). Volgens de Targum verwijst het niet naar een plaats maar naar een familie. Zij parafraseert dit deel van onze tekst als volgt: ”Uit het huis van Koshi”. Zelf denk ik dat het een aanduiding is voor Nahum’s woonplaats zoals dat ook het geval is bij Elia de Thisbiet, Jeremia de Anatotiet en Micha de Morastiet. In de naam sqla zit een verwijzing naar de “andere” boodschap van Nahum. Men kan sqla ook lezen als la (God) hsq (hard zijn, streng zijn). Dezelfde wortel wordt bijvoorbeeld gebruikt om de verharding van farao’s hart aan te geven. Zo klinkt in de naam “Nahum de Elkosiet” reeds de dubbele boodschap van de Profetie van Nahum door: ”De HEERE is een Trooster voor Zijn volk en tevens een wraakoefend God voor Zijn vijanden.”
5 Nahum 1:2
11
Een ijverig God en een wreker is de HEERE, een wreker is de HEERE, en zeer grimmig; een wreker is de HEERE aan Zijn wederpartijders, en Hij behoudt den toorn Zijn vijanden. wybyal awh rjwnw wyrul hwhy Mqn hmx lebw hwhy Mqn hwhy Mqnw awnq la In deze tekst worden wraak, toorn en jaloezie als eigenschappen van de Heere gegeven. Als menselijke eigenschappen zijn het meestal impulsieve uitingen van emotie. Omdat de Heere onveranderlijk is kent Hij geen impulsieve daden. Het zal blijken dat wraak, toorn en jaloezie als Goddelijke eigenschappen iets heel anders zijn dan menselijke emoties. In deze eigenschappen ligt grote troost voor Gods gunstgenoten en grote schrik voor Zijn vijanden. Als de Heere Zijn oordelen uitvoert, is dat tot Zijn blijdschap omdat het tot verheerlijking van Zijn Naam is. “En het zal geschieden, gelijk als de HEERE Zich over ulieden verblijdde, u goed doende en u vermenigvuldigende, alzo zal Zich de HEERE over u verblijden, u verdoende en u verdelgende” (Deut. 28:63). Gods oordelen worden ook wel Zijn welbehagen genoemd: ”Hij zal Zijn welbehagen tegen Babel doen, en Zijn arm zal tegen de Chaldeeën zijn.” (Jes. 48:14). Als God Zijn oordelen over de Antichrist uitstort zullen Zijn gunstgenoten verheugt zijn: ”Bedrijft vreugde over haar, gij hemel, en gij heilige apostelen, en gij profeten, want God heeft uw oordeel aan haar geoordeeld.” (Openb 18:20) Een ijverig God , awnq la awnq la, een ijverig God, is een belangrijke aanduiding voor de HEERE. Bijna altijd richt de IJver van de HEERE zich tegen de zonden van Zijn volk. “Gij zult den HEERE niet kunnen dienen, want Hij is een heilig God; Hij is een ijverig God; Hij zal uw overtredingen en uw zonden niet vergeven.” (Joz. 24:19). In onze tekst is Gods ijver niet gericht tegen Zijn volk maar tegen de vijanden van Zijn volk en dus tegen Zijn vijanden. Het bijvoeglijk naamwoord awnq (jaloers) komt van het werkwoord anq dat “jaloers zijn” of “ijverig zijn” betekend. Het wordt alleen gebruikt in combinatie met de Godsnaam la. (Zie Joz. 24:19; Ex 20:5; Deut. 5:9; Ex 34:14; Deut. 4:24; 5:19). De wortel anq komt 85 keer voor in het Oude Testament. Het heeft een breed spectrum aan betekenissen. Het heeft zowel een positieve (ijverig zijn ten gunste van een ander) als negatieve (verontwaardigd zijn) betekenis. Altijd beschrijft het een “intense vurige mentale gesteldheid met een drang tot actie” (Van Gemeren III, 940). De oorzaak voor de actie is dat iemands rechten of eer geschonden worden. De “ijver” (anq ) van de Heere is een van de basisbegrippen uit de Schrift. Het duidt niet alleen een genegenheid van de Heere aan maar het is ook onderdeel van Zijn Wezen. Het is Zijn Naam: ”Want gij zult u niet buigen voor een anderen god; want des HEEREN Naam is IJveraar! een ijverig God is Hij!” (Ex 34:14). Omdat de Heere Israël uitverkoren heeft vraagt Hij van hen dat ze Hem dienen als een enig HEERE. Als ze dat niet doen zal blijken dat de HEERE een jaloers God is: “Zij hebben Mij
12
tot ijver verwekt door hetgeen geen God is; zij hebben Mij tot toorn verwekt door hun ijdelheden; Ik dan zal hen tot ijver verwekken door diegenen, die geen volk zijn;” (Deut. 32:21). Gods ijver is de grondslag voor het eerste en tweede gebod. ”Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.”(Ex 20:5,6). Hieruit blijkt dat Gods ijver tweeledig is. Wraaknemend voor Verbondschenders. Barmhartig voor Verbondonderhouders. "Och Heere wie kan bestaan in Uw gericht?" De ijver van God heeft betrekking op Zijn heiligheid. Zijn ijver en Zijn heiligheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Omdat hij heilig is, is Hij ijverig. Dat blijkt uit Jozua 24:19: ” Toen zeide Jozua tot het volk: Gij zult den HEERE niet kunnen dienen, want Hij is een heilig God; Hij is een ijverig God; Hij zal uw overtredingen en uw zonden niet vergeven.” Gods ijver is gericht tegen Zijn vijanden en tegen de vijanden van Zijn volk. “Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zo Ik niet in het vuur Mijns ijvers gesproken heb tegen het overblijfsel der heidenen, en tegen het ganse Edom; die Mijn land zichzelven ten erve gegeven hebben met blijdschap des gansen harten, met begerige plundering, opdat de landerij daarvan ten rove zou zijn!” (Ezech. 36:5). Zie ook Jes. 42:13 en Ezech. 38:19. Door Gods ijver zal er altijd een klein overblijfsel zijn: ”Want van Jeruzalem zal het overblijfsel uitgaan, en het ontkomene van den berg Sion; de ijver van den HEERE der heirscharen zal dit doen.”(2 Kon. 19:31). Door Gods ijver is de Heere Jezus in de volheid des tijds gekomen: ”Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen.” (Jes. 9:6). Gods ijver is de vurige liefde die Hij voor Zijn eer en het welzijn van Zijn Kerk en Zijn volk heeft: ”Want de ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden dergenen, die U smaden, zijn op mij gevallen.” (Ps. 69:10). Alleen door de ijver van Christus kan Gods volk bestaan voor een ijverig God. een wreker is de HEERE, hwhy Mqn Het werkwoord Mqn betekend “wreken”, “wraak nemen”, of “vergelden”. Mqn wordt meestal gebruikt in een juridische context. Het is verbonden met het handhaven van “gerechtigheid” en “recht”. (Van Gemeren III, 154).
13
Mqn wordt vaak gebruikt om de Goddelijke wraak te beschrijven. Meestal in de context van oorlog of wetteloosheid. De Goddelijke wraak in het Oude Testament is: ”de vergelding van de HEERE, Die als soeverein Koning – trouw aan Zijn Verbond – opkomt voor de eer van Zijn glorierijke Naam” (Van Gemeren III, 154). Mqn is in onze tekst een Participium. Daarmee wordt aangegeven dat de Goddelijke wraak niet zomaar een spontane reactie van woede is, als bij de mens, maar dat het een permanente bezigheid is. Het is eigenschap van Zijn Wezen. Gods wraak is het gevolg van Zijn heiligheid (Jer. 50:28-29) en Zijn ijver (Jes. 59:18). Het is gekoppeld aan Zijn toorn (Micha 5:14) en is ondergeschikt aan Zijn rechtvaardigheid (Jes. 63:1,4). De wraak tegenover Zijn volk is erop gericht het Verbond weer te herstellen (Jes. 1:24-26). “daarna (d.w.z. nadat ze getuchtigd zijn) zult gij een stad der gerechtigheid, een getrouwe stad, genoemd worden.” In onze tekst richt Gods wraak zich tegen de Assyrische wereldmacht en zijn haast onbeperkte macht. Parallellen treft men aan in Gods wraak tegen Babel (Jes. 47:3; Jer. 5051) en tegen Egypte (Jer. 46:10). Gods wraakoefenende gerechtigheid tegen Zijn vijanden is verbonden aan de verlossing van Zijn volk: ”Zegt den onbedachtzamen van harte: Weest sterk, en vreest niet; ziet, ulieder God zal ter wrake komen met de vergelding Gods. Hij zal komen en ulieden verlossen.”(Jes. 35:4). Zie ook Jes. 34:8, 59:18, 61:2, 63:4, 51:36. Gods wraak geeft het keerpunt aan van verwoesting naar herstelling, van onrecht naar vrede. Daarom is het voor Gods kinderen een voorwerp van vreugde (Ps. 58:11), ja zelfs van wereldwijde vreugde (Deut. 32:43). Alle hindernissen voor volkomen vreugde en vrede zullen door Gods wraak weggenomen worden: ” Om wraak te doen over de heidenen, en bestraffingen over de volken; Om hun koningen te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien; Om het beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah!” (Ps. 149:7-9). In de Psalmen is het gebed om wraak een gebed om verlossing, om overwinning over wetteloosheid en om de openbaring van de HEERE Die Zijn woord houdt (Ps. 85:15, 79:10, 94:1;149:7). Zonder Gods wraak is er geen gerechtigheid (Ps. 58:12) en is er geen toekomst (Deut. 32:34; Ps. 149:7-9) De wortel Mqn komt ook voor in buiten-bijbelse bronnen. In de 2 Mori brieven (in de context van misdaad wetten). In de 2 aramese documenten genaamd Sefire III (in de context van verbondswetten). In een juridisch document uit Elephantine (in de context van afzonderingswetten).
14
hwhy Mqn komt drie keer voor in onze tekst. Daardoor benadrukt Nahum op de strekst mogelijke manier dat de Heere een wreker is. 1 Paulus roept de gelovige Romeinen op zelf geen wraak te nemen maar dat over te laten aan de HEERE: ”Wreekt uzelven niet, beminden, maar geeft den toorn plaats; want er is geschreven: Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden, zegt de Heere.” (Rom. 12:19) Dezelfde boodschap geeft Nahum. Het is als of hij, tot 3 keer toe, zeggen wil, laat het wraak nemen aan de HEERE over. Hij zal u wreken van uw vijanden want Hij is een rechtvaardig en heilig God. Dat is de troost van het Bijbelboek Nahum. en zeer grimmig, hmx lebw Het naamwoord hmx wordt vertaald door “hitte”, “woede” of “vergif”. Als het betrekking heeft op de mens beschrijft het een intense emotie die resulteert in gericht handelen (Van Gemeren II, 171). Gods grimmigheid, hmx, wordt beschreven als een vuur dat niemand kan blussen (Jer. 4:4). In Jer. 23:19 wordt Gods grimmigheid, hmx, beschreven als onweer: ”Ziet, een onweder des HEEREN, een grimmigheid is uitgegaan, ja, een pijnlijk onweder, het zal blijven op der goddelozen hoofd.” Ezechiël 5 geeft een levendige beschrijving van Gods grimmigheid, hmx. Vanwege Israëls gruwelen zal Hij iets gaan doen wat noch niet eerder gebeurt is en wat ook nooit meer zal gebeuren (vers 9). Mensen zullen elkaar opeten (vers 10), een derde deel zal door de pestilentie sterven of door honger omkomen, een derde deel zal door het zwaard sterven en een derde deel zal verstrooid worden (vers 12). Alleen als deze vreselijke gebeurtenissen geschied zijn zal Gods grimmigheid hmx gestild worden (vers 13). Zie ook Leviticus 26:14-39 en Deut. 28:15-68. De combinatie hmx leb betekend letterlijk een “bezitter van toorn”; rechtmatig toornig. Als in Spreuken 29:22 kan dit vertaald worden door “toornig”. een wreker is de HEERE aan Zijn wederpartijders, en Hij behoudt den toorn Zijn vijanden.
wybyal awh rjwnw wyrul hwhy Mqn
Het naamwoord ru komt van het werkwoord rru dat “vijandig zijn” betekend. Zowel het naamwoord als het werkwoord worden gebruikt voor Israëls vijanden (Num. 10:9; 25:1718) waar God hen van verloste (Ps. 44:7). Noodzakelijk in dit verband is Israëls gehoorzaamheid (1 Kon. 8: 37-40; 2 Kron. 6:28-31; Neh. 9:26-27). God heeft zelf ook vijanden op wie Hij Zijn rechtvaardige toorn zal doen nederdalen. De vijanden van een gehoorzaam Israël zijn Zijn vijanden (Ps. 78:42) maar een ongehoorzaam Israël is ook Zijn vijand (Jes. 1:24, Ez. 39:23). De Heere zal met al Zijn vijanden afrekenen in de laatste dag (Jes. 11:10-16; Zef. 1:14-18). 1
Het getal 3 duidt een uitbreiding of versterking van een begrip of handeling aan. Het getal 2 geeft de verdubbeling weer, het getal 3 de overtreffende trap. De reeks groot, groter, groots zou men kunnen aangeven met de cijfers 1,2 en 3. Zie voor een uitvoerige behandeling van getallen in de Bijbel het boekje van Dr L.A. Snijders (Hoofdstuk 4 beschrijft het getal drie).
15
Het werkwoord rjn wordt vertaald door “behouden”. Het woord komt 9 keer voor in het Oude Testament. De 4 keer dat het in Hooglied gebruikt wordt beschrijft het “het hoeden van de wijngaard” (Hooglied 1:6 (2 keer), 8:11,12). De andere 5 keer wordt het, als in onze tekst, in verband gebracht met “toorn” en “wraak”. In Lev. 19:18 wordt opgeroepen de toorn niet te behouden maar de naaste lief te hebben als zichzelf (Zie ook Matth. 19:19, Markus 12:31). In de andere voorkomende gevallen is de Heere het onderwerp. Hij behoudt Zijn toorn aan Zijn vijanden voor altijd. Echter de toorn tegen Zijn volk zal niet eeuwiglijk duren (Ps. 103:9; Jer. 3:12) bya is een qal participium van het werkwoord bya dat “een vijand zijn” betekend. De Participium betekend letterlijk “hij die een vijand is”. Het werkwoord bya beschrijft hatelijke en vijandige activiteiten. Als de Heere zich verbergt voor Zijn kinderen, ervaren zij het alsof ze een vijand zijn voor de Heere: ”Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand?” (Job 13:24). Jesaja beschrijft de Heere als een oorlogsheld Die over Zijn vijanden zal triomferen: ”De HEERE zal uittrekken als een held; Hij zal den ijver opwekken als een krijgsman; Hij zal juichen, ja, Hij zal een groot getier maken; Hij zal Zijn vijanden overweldigen.” (Jes. 42:13). Zie ook Jes. 59:18 en 66:6,14. Israëls vijanden zijn ook Gods vijanden (1 Sam. 30:26, 2 Sam. 12:14). De HEERE strijdt voor Israël, Hij leidt hen en geeft hen de overwinning. (Num. 20:21,35; Deut. 6:19, 20:4; 23:14; 25:19; 33:27; Joz. 10:19). Als Israël trouw blijft aan de HEERE belooft Hij hen te helpen: ”Maar zo gij Zijner stem naarstiglijk gehoorzaamt, en doet al wat Ik spreken zal, zo zal Ik uwer vijanden vijand, en uwer wederpartijders wederpartij zijn.” (Ex 23:22). Echter, als Israël niet gehoorzaam is, dan zal God hen in de hand van hun vijanden geven (Deut. 28:7). Deze bedreiging is herhaaldelijk vervuld in de tijd van de Richters, tijdens de Babylonische ballingschap en tijdens de Diaspora. ”Maar zij zijn wederspannig geworden, en zij hebben Zijn Heiligen Geest smarten aangedaan; daarom is Hij hun in een vijand verkeerd, Hij Zelf heeft tegen hen gestreden.” (Jes. 63:10). Echter de Heere zal niet eeuwiglijk toornen tegen Zijn kinderen (Psalm 103:9; Jer. 3:12). De Oud Testamentische profeten keken uit naar de verlossing van Gods volk uit de hand van hun vijanden (Jer. 31:16, Ez. 39:17). De Nieuw Testamentische Kerk kijkt uit naar de Verlossing van Jakob’s nakomelingen. Iedereen die niet verzoend is met God in Christus is een vijand, bya, van God (Rom. 5:10, Col 1:21). Het bedenken des vleses is vijandschap tegen God: ”Overspelers en overspeleressen, weet gij niet, dat de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is? Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld.”(Jak. 4:4). Alleen in Jezus Christus zullen we van onze vijandschap verlost kunnen worden: ”Heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, namelijk de wet der geboden in inzettingen bestaande; opdat Hij die twee in Zichzelven tot een nieuwen mens zou scheppen, vrede makende”. (Ef. 2:14)
16
6 Nahum 1:3 De HEERE is lankmoedig, doch van grote kracht, en Hij houdt den schuldige geenszins onschuldig. Des HEEREN weg is in wervelwind, en in storm, en de wolken zijn het stof Zijner voeten. wylgr qba Nnew wkrd hrevbw hpwob hwhy hqny al hqnw xk-lwdgw Mypa Kra hwhy In dit vers gaat Nahum verder met de beschrijving van de majesteit van Israëls Verbondsgod. Het is alsof hij zijn toehoorders wilt herinneren aan de geloofsbelijdenis van Mozes in Ex 34: ”Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid. (Ex. 34:6,7). Het eerste deel van de tekst “De HEERE is lankmoedig, doch van grote kracht” beschrijft een tegenstelling. Het bevat in engere zin een bedreiging voor de Ninevieten die denken straffeloos te kunnen zondigen. Maar het is ook een waarschuwing tegen de spotters in het laatste der dagen, ónze dagen, waarvan Petrus zegt: ”Dit eerst wetende, dat in het laatste der dagen spotters komen zullen, die naar hun eigen begeerlijkheden zullen wandelen, En zeggen: Waar is de belofte Zijner toekomst? want van dien dag, dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzo gelijk van het begin der schepping.” (2 Petrus 3:3,4). De Heere is in staat om voor langere tijd Zijn toorn in te houden. Echter als Zijn toorn ontbrandt dan zal blijken dat Hij van grote kracht is. Dat hebben eens de Egyptenaren ervaren. Dat zal ook het lot zijn van Assyrië. In die wetenschap ligt troost voor Gods kinderen die verdrukt worden door de Assyriërs. Hun God is sterker dan het geweld en zal hun vijanden doen omkomen, op Zijn tijd. Calvijn geeft als commentaar op deze tekst: ”Dat de Heere traag tot toorn is, is een concessie aan de goddelozen. Maar vergeet niet dat God ook van grote kracht is”. De HEERE is lankmoedig; Mypa Kra hwhy Het naamwoord Kra komt van het gelijkluidende werkwoord. Zowel het naamwoord als het werkwoord hebben betrekking op metingen. Hetzij van afstand (Gen 6:15 (de lengte van de ark), Ex. 27:1 (lengte van het altaar); 1 Kon. 6:2 (lengte van de tempel)). Hetzij van tijd (Gen. 26:8 (de duur van het verblijf van Izak bij de Filistijnen); Num. 9:19 (de tijd dat de wolkkolom boven de tabernakel hing). In Psalm 91 wordt Kra gebruikt om de verlenging van iemands leven aan te geven (Psalm 91:16). Mypa is het meervoud van Pa dat “neus”, “gezicht”, “boosheid” of “neusgaten” betekent. Pa is afgeleid van het werkwoord Pna dat “boosheid” betekent. Het is de meest voorkomende stam voor “boosheid” in het Oude Testament. Het heeft zowel de Heere als de mens als onderwerp. De (menselijke) boosheid die door Pna beschreven wordt gaat 17
gepaard met een rood gezicht en emotie. Als mens heeft men de situatie dan meestal niet meer onder controle en wordt men irrationeel. Bijvoorbeeld Num. 22:27: ”en de toorn van Bileam ontstak, en hij sloeg de ezelin met een stok.”. Uiteraard is de boosheid van de HEERE gecontroleerd. De Heere kent geen emoties. Hij is een onveranderlijk God. De combinatie Mypa Kra heeft bijna altijd een positieve betekenis. Het betekent letterlijk: ”langzaam tot toorn”. Deze uitdrukking wordt als eigenschap van de Heere gebruikt in verschillende teksten van aanbidding en bewondering. Toen Mozes de Heere zag op de berg riep hij: ” HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid.” (Ex 34:6). Zie ook Num. 14:18 en Neh. 9:17. Salomo schrijft in Spreuken dat iemand die niet snel boos (d.w.z. Mypa Kra) is “groot van verstand is” (Spr. 14:29) en de “twist zal stillen”(Spr. 15:28). Door Zijn lankmoedigheid wil de HEERE zondaren tot bekering leiden zoals blijkt uit Romeinen: ” Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid, en verdraagzaamheid, en lankmoedigheid, niet wetende, dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt?” De Heere betoonde Zich lankmoedig in de eerste wereld “Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte, in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water.” (1 Petrus 3:20). Paulus noemt de hele Oud Testamentische periode wordt de tijd van Gods verdraagzaamheid of lankmoedigheid: ”Welken God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die tevoren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods”. (Rom. 3:25). Laten we de oproep van Petrus toch ter harte nemen: ”De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen. Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden.” (2 Petrus 3:9,10) doch van grote kracht xk-lwdgw Deze uitspraak verwijst enerzijds naar de oorzaak van Gods geduld. Hij heeft zoveel kracht dat Hij Zijn oneindige toorn kan inhouden. De Heere reageert niet als een mens op z’n emoties. Anderzijds geeft het aan hoe groot en krachtig de uitoefening van Zijn wraak is. Het bijvoeglijk naamwoord lwdg betekent “groot”. Het is afgeleid van het werkwoord ldg dat “opgroeien”, “groot worden”, “welvarend worden” of “groot maken” betekent. Als bijvoeglijk naamwoord komt het 524 keer voor in het Oude Testament en is daarmee het meest voorkomende bijvoeglijke naamwoord, uitgezonderd sommige getallen en aanwijzende voornaamwoorden.
18
lwdg beschrijft vaak de omvang of het gewicht van het woord of begrip waar het betrekking op heeft. Bijvoorbeeld “de grote (lwdg) stad Ninevé” (Jona 1:2) en “het grote (lwdg) leger” (2 Kon. 7:6). Na zijn verhoging was Mordechaï een “groot (lwdg) man” (Esther 9:4). Ezra loofde “de Heere, de grote (lwdg) God” (Neh. 8:16). Het woord xk heeft, afhankelijk van de context, verschillende betekenissen. Echter, de primaire betekenis is “kracht” of “sterkte”. Het heeft zowel de Heere als de mens als onderwerp. De Heere is groot en van veel krachten (Ps. 147:5). De Heere verhoogt door Zijn kracht (Job 36:22). Door Zijn kracht heeft Hij de aarde, de mens en het vee gemaakt (Jer. 10:12, 27:5). Door Zijn kracht stilt Hij de zee (Job 26:12) en heeft Hij de bergen vastgezet (Psalm 65:7). De Heere heeft niet alleen kracht om te scheppen maar ook om te verlossen (Jer. 50:12). Door zijn kracht verloste Hij Zijn volk uit Egypte (Num. 14:13). In Gods hand zijn kracht en macht zodat niemand zich tegen Hem kan stellen (2 Kron. 20:6). In Zijn grote kracht vertreedt Hij in Zijn toorn de volkeren als een die de wijnpers treedt. (Jes. 63:1). Het is de Heere die de kracht van de mens bepaalt. “...en in Uw hand is kracht (xk) en macht; ook staat het in Uw hand alles groot te maken en sterk te maken.” (1 Kron. 9:12). ”Hij geeft den moeden kracht (xk), en Hij vermenigvuldigt de sterkte dien, die geen krachten heeft.” (Jes. 40:29). Omdat de Heere de kracht geeft waarschuwt Hij ernstig om niet te roemen in eigen kracht: ”En gij in uw hart zegt: Mijn kracht (xk), en de sterkte mijner hand heeft mij dit vermogen verkregen. Maar gij zult gedenken den HEERE, uw God, dat Hij het is, die u kracht (xk) geeft om vermogen te verkrijgen”(Deut. 8:17,18) en Hij houdt den schuldige geenszins onschuldig ;
hqny al hqnw
Wie kan dan gespaard worden? Is er dan geen vergeving mogelijk? Charnouk (blz. 503) geeft als toelichting op dit deel van de tekst: ”Hij zal de hardnekkige zondaren niet sparen. Hij heeft geduld met de schuldigen en er is genade voor schuldenaren. Maar hij kan niet over de zonde heenstappen omdat Hij een rechtvaardig God is”. Het eerste hqn is een Pie’el Infinitivus absolutus en de tweede is een Pi’el Imperfectum. Deze grammaticale constructie is bedoeld om uit het vervoegde werkwoord het werkwoord zelf naar voren te brengen. Bij een ontkenning staat al, als in ons vers, tussen de werkwoorden in. Het schuldig zijn wordt dus met klem benadrukt in deze tekst. Als Nif’al betekend hqn “vrij zijn”, “verantwoordelijk zijn” of “onschuldig zijn”. Als Pi’el, onze tekst, betekend het “ongestraft blijven” of “vrijgesproken zijn”. De wortel hqn omsluit het begrip “vrijheid”. Aan de ene kant “vrijgesteld zijn van juridische rechten en plichten” aan de andere kant “vrijgesteld van schuld en straf door Gods barmhartigheid”. De Pi’el vervoeging heeft altijd de Heere als onderwerp (met uitzondering van 1 Kon. 2:9). Allen bij de Heere is vergeving te krijgen. De Heere spreekt vrij van straf in het bloed van Zijn Zoon. Hij is een vergevend God maar laat de schuldigen niet onschuldig. “Die de 19
weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig (hqn) houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid.” (Ex 34:7). Zie ook Num. 14:18 en Exodus 20:7. Met de schuldige heidenen – iedereen die niet in het verbond zijn - zal de Heere volkomen afrekenen. Zijn volk – iedereen die in het verbond zijn – zal Hij slechts met mate kastijden: ”Want Ik ben met u, spreekt de HEERE, om u te verlossen; want Ik zal een voleinding maken met al de heidenen, waarhenen Ik u verstrooid heb; maar met u zal Ik geen voleinding maken; maar Ik zal u kastijden met mate, en u niet gans onschuldig (hqn) houden.” (Jer. 30:11). Nahum’s toehoorders werden onderdrukt door de Assyriërs. In dit vers troost de Heere hen. Hun verdrukking zal maar kort zijn. De Assyriërs zullen volkomen vernietigd worden. Voor hen is geen vergeving meer mogelijk. De maat is vol gezondigd. Des HEEREN weg is in wervelwind, en in storm, wkrd hrevbw hpwob hwhy Soms is Gods weg boven-natuurlijk. Soms maakt de Heere gebruik van de natuur. Door naar de natuur verwijzen wordt Gods voorzienigheid benadrukt. Gods weg is in iedere beweging van de natuur. Hij regeert alle dingen. Ook alle bewegingen van de wervelwinden, de stormen en de wolken. Zoals zal blijken verwijst “wervelwind” ook naar oorlogsvoering. De Heere was de Aanvoerder van de Assyriërs tegen Israël, maar zal ook de Aanvoerder van de Meden tegen de Assyriërs zijn. Charnouk (blz. 503) zegt: ”God is President in all the commotions of the world” Het naamwoord hpwo duidt een “verwoestende storm” of “wervelwind” aan. Het komt slechts 14 keer voor in het Oude Testament. Het woord omvat de semantische componenten “snelheid” en “verwoesting” (Van Gemeren III, 237). In Jes. 5:28, 66:15 en Jer. 4:13 worden de wielen van vijandelijke rijtuigen vergeleken met een “wervelwind”. Job beschrijft in hoofdstuk 9 Gods wijsheid zoals Die zich manifesteert in de natuur. Hierbij hoort ook de “wervelwind” die uit de binnenkameren voortkomt (Job 9:37). Het vernietigende effect van wervelwinden wordt gebruikt om Gods oordelen te beschrijven. “Gij zult van den HEERE der heirscharen bezocht worden met donder, en met aardbeving, en groot geluid, met wervelwind (hpwo), en onweder, en de vlam eens verterenden vuurs.” (Jes. 29:6). De wervelwind van Gods toorn zal echter ook de afgodendienaars uit Israël treffen. Door zich te buigen voor de afgoden hebben ze wind gezaaid en zullen ze wervelwind oogsten (Hos. 8:7). hrev komt van het werkwoord rev dat “weggevoerd worden in een storm” betekend. hrev betekent “harde wind” of “storm”. Alle naamwoorden die van rev afgeleid zijn worden in meteorologische zin gebruikt. Meestal wordt het gebruikt in combinatie met andere natuurverschijnselen. Met hagelstenen en plasregens (Ez. 13:11), met onweer (Amos 1:4), met aardbeving en vuur (Jes. 29:6), met vuur, hagel, sneeuw en damp (Ps. 148:8). 20
rev wordt gebruikt als teken van Gods komst (Job 38:1, 40:6; Ez. 1:4). De Heere veroorzaakt de storm maar Hij kan de storm ook stillen: ”Hij doet den storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen.” (Psalm 107:29). Daar ligt troost in. Het naamwoord Krd komt meer dan 700 keer voor. Het betekend “weg”, “reis”, “manier”, “gewoonte” of “manier van leven”. Meestal wordt het figuurlijk gebruikt. In onze tekst is het een aanduiding voor de manier waarop de Heere met Zijn gerichten Israëls vijanden zal bezoeken. Het zal snel en verwoestend zijn. Dat heeft de geschiedenis bewezen.
en de wolken zijn het stof Zijner voeten.
wylgr qba Nnew Het naamwoord Nne betekent “wolk” of “wolkenmassa”. Weerkundig gezien beschrijft Nne niet een enkele wolk maar een wolkenmassa die zelden regen brengt (Van Gemeren III, 465). Het wordt vaak gebruikt voor stofwolken die veroorzaakt worden door een sirocco of oostenwind. Nne is een beeld voor “kortstondigheid” of “ontoegankelijkheid”. Het woord wordt vaak gebruikt in verband met de Goddelijke tegenwoordigheid (58 van de 78 keer!). De Heere was in een wolk (Nne) op de Sinaï (Ex 24:16), in de tent der samenkomst (Ex 40:34-35), in de tempel (1 Kon. 8:11; Ez 10:4) en op de eschatologische berg Sion (Jes. 4:5). De Nne kan zowel de Gids voor Gods kinderen zijn (zie bijv Ex. 13:21, Num. 14:14, Deut. 31:15) als een beeld voor Gods gerichten (Joel 2:2). qba komt slechts 6 keer voor. Het verwijst naar fijn stof dat ontstaat door paardengetrappel (Ez. 26:10). In onze tekst zijn de wolken in figuurlijke zin het stof van Gods voeten en daarmee een indrukwekkende beschrijving van Gods majesteit. Wat een stofje is voor een schepsel is een wolk voor de Schepper. lgr betekent voet. Meestal wordt het gebruikt voor menselijke voeten. In onze tekst wordt het gebruikt om Gods voeten aan te duiden. Voeten zijn de bewegingsmiddelen. Zonder voeten kan men niet bewegen zoals blijkt uit de geschiedenis van Mefiboseth. Hij moest gedragen worden. Het gebruik van lgr wijst erop dat de Heere in Eigen kracht zal komen om de Assyriërs te vernietigen. Hij heeft geen mens nodig om Hem daarmee te helpen. Hij is de Oorlogsheld Die overwinnen zal.
7 Nahum 1:4 Hij scheldt de zee, en maakt ze droog, en Hij verdroogt alle rivieren; Basan en Karmel kwelen, ook kweelt de bloem van Libanon. llma Nwnbl xrpw lmrkw Nsb llma byrxh twrhnh-lkw whsbyw Myb rewg Dit vers toont Gods kracht en soevereiniteit over de gehele schepping, Zijn schepping. Als zelfs de wind en de zee Hem gehoorzamen, wat dan niet? De Kanttekening (nummer 14) bij ons vers geeft de volgende verklaring: ”De zin van dit vers is: die zulke grote dingen doen kan in de wateren en op de aarde, die kan ook wel, als het Hem belieft, het rijk der 21
Assyriërs veranderen.” De zee en de rivieren zijn een beeld van het Assyrische rijk en zijn inwoners. Hij scheldt de zee, en maakt ze droog, en Hij verdroogt alle rivieren;
byrxh twrhnh-lkw whsbyw Myb rewg
rewg is een vervoeging van de stam reg dat “berispen” of “bestraffen” betekent. Als de Heere bestraft of berispt dan openbaart Hij Zijn toorn. Dat gaat meestal gepaard met de ondergang van Zijn vijanden en de vijanden van Zijn volk. De Heere scheldt de heidenen (Psalm 9:6) en de vervloekte hovaardigen “die van Zijn geboden afwijken” (Psalm 119:21). Maar Hij scheldt ook de insecten die de gewassen op het veld opeten (Maleáchi 3:11). In Zacharia scheldt de Heere de Satan (Zacharia 3:2). In onze tekst scheldt de HEERE de wateren. Dat beeld wordt in meer teksten gebruikt. In Psalm 104:7 “Van Uw schelden (rewg ) vloden zij, zij haastten zich weg voor de stem Uws donders” en in Psalm 106:9: ”En Hij schold (rewg) de Schelfzee, zodat zij verdroogde, en Hij deed hen wandelen door de afgronden, als door een woestijn.” “God’s schelden” geeft aan dat de Heere met Zijn schepsel doet wat Hem behaagt. Dat bleek ook bij de Rode Zee. Toen baande de Heere door de woeste baren en brede stromen Zijn volk een weg. Dat bleek ook toen de Heere Jezus met Zijn discipelen op het Meer van Galiléa in een storm terechtkwamen. Op Zijn machtswoord werden toen de winden en de zee stil2: ”En Zijn discipelen, bij Hem komende, hebben Hem opgewekt, zeggende: Heere, behoed ons, wij vergaan! En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? Toen stond Hij op, en bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte. En de mensen verwonderden zich, zeggende: Hoedanig een is Deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn!” (Matth. 8:25-27) In Jesaja 50:2 gebruikt de HEERE het schelden van de zee als teken van Zijn grote almacht en kracht. “Waarom kwam Ik, en er was niemand, waarom riep Ik, en niemand antwoordde? Is Mijn hand dus gans kort geworden , dat zij niet verlossen kan, of is er in Mij geen kracht om uit te redden? Ziet, door Mijn schelding (rewg) maak Ik de zee droog, Ik stel de rivieren tot een woestijn, dat haar vis stinkt, omdat er geen water is, en sterft van dorst.” In Jes. 17:12-14 worden Assyrië en zijn vazallen ook vergeleken met bruisende zeeën. Deze zeeën zullen echter door de HEERE gescholden worden zodat ze zullen vluchten en vergaan. Uit Jesaja 17:14 blijkt dat dit zeer snel zal gebeuren: “Ten tijde des avonds, ziet, zo is er verschrikking, eer het morgen is, is hij er niet meer. Dit is het deel dergenen, die ons beroven, en het lot dergenen, die ons plunderen.” Op het schelden van de Heere drogen de zeeën en de rivieren op. 2 Tertullianus gebruikt onze tekst als argument tegen Marcions stelling dat de God van het Oude Testament niet dezelfde is als de Vader van de Heere Jezus. Uit onze tekst blijkt namelijk dat de macht van de Heere Jezus over zee en wind reeds in het OT genoemd wordt.
22
Het opdrogen van de zee wordt aangeduid met een vervoeging van het werkwoord sby en het opdrogen van de rivieren met het werkwoord brx. De combinatie van deze werkwoorden komt ook voor in Jer. 51:36, Jes. 42:15 en 44:27. Ook in die teksten is het opdrogen van de zeeën en rivieren een beeld van de ondergang van de vijanden van Gods kinderen. brx en sby beschrijven beide Gods macht en verlossende kracht (Zie Jes. 50:2; 51:10 en Jer. 51:36). Het “doen opdrogen” van de rivieren is een Godswerk. Toen Sanherib bralde dat hij met zijn “voetzolen alle rivieren der belegerde plaatsen verdroogd“ (Jes. 37:25) had was dat volgens Jesaja een “honen tegen de Heere” (Jes. 37:24). Alleen aan Hem komt deze macht toe. Rachab de hoer erkende dat toen ze hoorde dat de HEERE de Rode Zee had doen opdrogen: “Als wij het hoorden, zo versmolt ons hart, en er bestaat geen moed meer in iemand, vanwege ulieder tegenwoordigheid; want de HEERE, ulieder God, is een God bovenin den hemel, en beneden op de aarde.”(Joz. 2:10).
Basan en Karmel kwelen, ook kweelt de bloem van Libanon;
llma Nwnbl xrpw lmrkw Nsb llma Basan, Libanon en Karmel staan bekend om hun vruchtbaarheid en schoonheid. De vruchtbaarheid brengt de herders die er hun kudden op laten grazen welvaart. Echter, welvaart gaat vaak gepaart met hoogmoed en trots. Om die reden kan deze tekst gezien worden als een profetie tegen de hoogmoed van Assyrië. Ook in Jesaja 2 wordt hoogmoed in verband gebracht met de Libanon en de Basan. Uit dit deel van de tekst blijkt dat niets bestand is tegen Gods toorn. Het vette van Basan en het lieflijke van de Libanon zal versmachten als Gods toorn erover heen vaart. Basan Basan is het vruchtbaarste gedeelte van het hele land ten oosten van de Jordaan, een uitgestrekte, rijke, vulkanische vlakte. Om deze reden heet het ook Basan, dat wil zeggen uitgestrekt, open land; de Arabieren noemen het bethêne: een vlakte met rijke weiden, waarin geen stenen zijn. De bewoners van het gebied ten Westen van de Jordaan, dat niet bosrijk was, bewonderden vroeger de eiken van Basan niet minder dan de ceders van de Libanon (vgl. Jes. 2:13; Zach. 11:2). Deze eiken hadden grote waarde. Het hout werd voor allerlei doeleinden gebruikt (Ezech. 27:6). Basan was een van de mooiste en vruchtbaarste streken van het Beloofde Land, en wordt daarom door de profeten herhaaldelijk naast de Karmel, de Libanon en de Saron genoemd (Jes. 2:13; 33:9; Jer. 50:19). Karmel Karmel betekent “vruchtbaar land”. De berg droeg zijn naam met ere: er waren eikenbossen, veel andere bomen, grasrijke weiden, prachtige kruiden en bloemen. Voor dichters en profeten was de berg het beeld van bevalligheid en verhevenheid (Hoogl. 7:5; Jes. 35:2; vgl. 33:9; Jer. 50:19; Amos 1:2). Libanon
23
Het woord Libanon betekent “wit” of “witte berg”. Volgens sommigen is de naam afgeleid van de sneeuw die bijna het hele jaar de top van de bergen ten noorden van Israël bedekt, volgens anderen van het witachtig of heldergrijs uiterlijk van de bergen die uit grijze kalksteen bestaan. Op de top ontspringen alle rivieren van Syrië en Libanon; er zijn zoveel waterbronnen dat het Hooglied (4:15) spreekt over de "put der levende wateren, die uit de Libanon vloeien". De Libanon is niet alleen mooi maar ook heel vruchtbaar (Hos. 14:6-7). Er waren bossen met cypressen, pijnbomen, platanen en eiken (Jes. 40:16). De wijnstok groeit er prima. Op de vette weiden grazen schapen en geiten. In de bossen vond men leeuwen en luipaarden (Hoogl. 4:8); op het veld leefde wild (2 Kon. 14:9). Bijen bereidden goede honing (Ez. 20:6). In de steden waren weverijen en ververijen (Ez. 27:7) en hoopten de rijkdommen zich op (Zach. 9:3). Geen wonder dat de Bijbel de Libanon roemt als het beeld van alles wat heerlijk is (Zach. 11:1; Deut. 3:25). De bloesem van de Libanon is volgens de Rabbi’s een verwijzing naar de gouden vruchten die Salomo in de tempel plantte. Toen de heidenen de tempel binnengingen verdwenen de vruchten. Echter, volgens de legendes, zullen deze planten weer terugkomen en gouden vruchten dragen als de tempel hersteld is. Basan, Karmel en Libanon kwelen. Kwelen is de vertaling van llma. Dit is de Pu’lal vorm van lma. Als Qal betekent het “zwak worden”. Als Pu’lal is de betekenis “Krachteloos zijn”, of “kwijnen”. In totaal komt de Pu’lal vorm 15 keer voor. De inwoners (Klaagl. 2:8; Hos. 4:3), de moeders (1 Sam. 2:5; Jer. 15:9), de vissers (Jes. 19:8), het land (Jes. 24:4) en de steden (Jer. 14:2) kwijnen (llma). De olie (Joel 1:10) is flauw (llma) en de vegetatie (Jes. 16:8, 24:4,7; 33:9; Joel 1:12) en Basan, Karmel en Libanon kwelen (llma). In Psalm 6 wordt llma gebruikt om geestelijke uitputting van David te beschrijven. Een toestand waar de Heere hem alleen uit kan verlossen: ”Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt (llma); genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt.” (Psalm 6:2).
8 Nahum 1:5 De bergen beven voor Hem, en de heuvelen versmelten; en de aarde licht zich op voor Zijn aangezicht, en de wereld, en allen, die daarin wonen. hb ybsy-lkw lbtw wynpm Urah avtw wggmth twebghw wnmm wser Myrh Uit ons vers blijkt dat Gods komst aardbevingen zal veroorzaken en andere uitingen van zijn indrukwekkende en verschrikkelijke kracht. Uit vers 4 en 5 blijkt dat alles dat geschapen is aan Gods macht onderworpen is. Hij is hun Schepper maar ook hun bestuurder. Hij doet met hen alles wat de mens niet doen kan: De zee en de rivieren drogen op. Vruchtbare gebieden veranderen in droogten. Bergen beven, heuvelen smelten, de aarde schud op haar fundamenten. Bergen zijn de meest vaste fysieke elementen op onze planeet. Toch kan de HEERE ze bewegen. Toen de HEERE zich bij Sinaï openbaarde schudde de berg. Zijn verschijning
24
kan de hele aarde en haar inwoners in beroering brengen en omwenden. Dat blijkt uit onze tekst. Zou Hij dan het Assyrische Rijk niet kunnen vernietigen? Dit vers en het vorige moeten alle ongeloof in Zijn almacht wegnemen. Dit moet ons tot beschaming zijn. Wat is de HEERE lankmoedig! Waarom zegt Hij het hier? Omdat de vijanden Hem niet vrezen en Gods volk Hem niet gelooft. Indien ze een geloof hadden als een mosterdzaadje konden ze zelf de bergen verzetten: ” En Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want voorwaar zeg Ik u: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot dezen berg zeggen: Ga heen van hier derwaarts, en hij zal heengaan; en niets zal u onmogelijk zijn.” (Matth. 17:20)
De bergen beven voor Hem, wnmm wser Myrh
Myrh is een algemeen woord voor “bergen”. Bergen worden vaak bezongen als het werk van God’s scheppende kracht “Die de bergen (Myrh) vastzet door Zijn kracht, omgord zijnde met macht.” (Psalm 65:7). Zie ook Amos 4:13, Psalm 90:2 en Spr. 8:25. Bergen worden vaak gebruikt in de context van God’s komst en oordelen. In Zijn toorn zal Hij de bergen omkeren “Die de bergen (Myrh) verzet, dat zij het niet gewaar worden, Die ze omkeert in Zijn toorn” (Job 9:5), “Als Hij de bergen (Myrh) aanroert, zo roken zij.” (Psalm 104:32) en “Neig Uw hemelen, HEERE! en daal neder ; raak de bergen (Myrh) aan, dat zij roken.” (Psalm 144:5). Volgens Rashi zijn de “bergen” en “heuvelen” het beeld voor de koningen en prinsen van de heidenvolken. Deze zullen vrezen voor Gods macht en bevel. Kimchi verklaart de bergen en heuvelen letterlijk. Zelfs de pilaren van de aarde zullen voor God beven. (Rosenberg 240 en 440) Bij God’s verschijning ten oordeel zullen de bergen smelten “Want ziet, de HEERE gaat uit van Zijn plaats, en Hij zal nederdalen en treden op de hoogten der aarde. En de bergen (Myrh) zullen onder Hem versmelten , en de dalen gekloofd worden, gelijk was voor het vuur, gelijk wateren, die uitgestort worden in de laagte. Dit alles, om de overtreding van Jakob,” (Micha 1:4,5). Zie ook Richteren 5:5, Psalm 97:5 en Jesaja 64:1,3. De bergen zullen opspringen van vreugde bij het zien van Gods grote macht en kracht “De bergen sprongen als rammen, de heuvelen als lammeren.” (Psalm 114, 4, 6). Uit ons vers blijkt dat de bergen zullen schudden als de HEERE als rechter tot de Assyriërs komt. Het woord schudden is een vertaling van ser. Er zijn twee oorzaken voor “schudding” (ser). Of het beschrijft de verwoestende gevolgen van een oorlog, of het beschrijft een van de natuurverschijnselen die gepaart gaan met Gods komst. Als de Heere komt dan “schudden” alle schepselen: “Zodat van Mijn aangezicht beven zullen de vissen der zee, en het gevogelte des hemels, en het gedierte des velds, en al het kruipend gedierte, dat op het aardrijk kruipt, en alle mensen, die op den aardbodem zijn; en de bergen zullen
25
nedergeworpen worden, en de steile plaatsen zullen nedervallen, en alle muren zullen ter aarde nedervallen.” (Ez. 38:20). Zie ook Richt. 5:4; 2 Sam. 22:8; Ps. 68:8; Jes. 13:13 en Hag. 2:7) In Jeremia 4:24 beefden de bergen vanwege de hittigheid Zijns toorns want “Mijn volk is dwaas, Mij kennen zij niet; het zijn zotte kinderen , en zij zijn niet verstandig; wijs zijn zij om kwaad te doen, maar goed te doen weten zij niet.” (vers 22). In Psalm 46:4 wordt ser door “daveren” vertaald. “Laat haar wateren bruisen, laat ze beroerd worden; laat de bergen daveren, door derzelver verheffing! Sela." In vers schudden de bergen omdat de zee erg te keer gaat. Volgens Gill is dit een beeld voor alle rumoer en verwarring in de wereld. Daarentegen is de gedachte van Psalm 46 dat temidden van alle rumoer en bedreigingen Gods volk veilig zal zijn omdat God hun toevlucht en sterkte is. Dát is ook de boodschap van de profeet Nahum. Van geen wonder dat Psalm 46 de basis is voor het Luther lied. Haggaï beschrijft de verkondiging van het Evangelie aan de heidenen ook met een schudden. Door dit schudden zullen de heidenen gebracht worden tot het Enige fundament, de wens aller heidenen: ”Ja, Ik zal al de heidenen doen beven, en zij zullen komen tot den Wens aller heidenen, en Ik zal, dit huis met heerlijkheid vervullen, zegt de HEERE der heirscharen.” (Hag. 2:7). In de Hebreen brief verklaart Paulus dit vers uit Haggaï. Hij wijst er op dat alles wat vergankelijk is geschud zal worden en zal verdwijnen. Alleen het onvergankelijk Koninkrijk is bestand tegen het schudden van Gods Toorn. Dat koninkrijk is de erfenis die weggelegd is voor Gods kinderen. (Hebr. 12:28) Het voorzetsel wnmm drukt uit dat de HEERE de veroorzakende kracht is van de beving.
en de heuvelen versmelten; wggmth twebghw
Het woord hebg wordt vertaald door “heuvelen”. Het komt van de stam ebg dat “hoogte” of “bol” betekend. Heuvels en bergen worden vaak parallel gebruikt. Zie bijvoorbeeld Jesaja 2: 2: ” En het zal geschieden in het laatste der dagen , dat de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn op den top der bergen , en dat hij zal verheven worden boven de heuvelen, en tot denzelven zullen alle heidenen toevloeien.” Zie ook Jes. 2:14; 30:17, 25; 31:4; 40:4,12; 41:15; 42:15; 54:10; 55:12; 65:7; Jer. 3:23; 4:23; 16:16; 50:7; Ez. 6:3; 34:6; 35:8; 36:4, 6; Hos. 4:13; 10:8; Joel 4:18; Amos 9:13; Micha 4:1; 6:1; Hab 3:6. Deze heuvels zullen wggmth . Dit woord is een Hitpolel vervoeging van de stam gwm . Het wordt vertaald door “smelten” of “verdwijnen”. De Hitpolel is een connatiefstam die verwant is met de verdubbelingstam. Het werkwoord wordt meestal gebruikt in verband met Gods gerichten. Zo wordt het in Jesaja 64 gebruikt om aan te geven dat de Heere de mensen wegneemt vanwege hun zonden: ”... en Gij doet ons smelten, door middel van onze ongerechtigheden.” (Jes. 64:7).
26
gwm komt ook voor in Psalm 46:7: ”De heidenen raasden, de koninkrijken bewogen zich; Hij verhief Zijn stem, de aarde versmolt (gwm).” De Kanttekening geeft als toelichting op “smelten: ”Dit is een manier van spreken, in de Schriftuur gebruikelijk, om uit te drukken de nietigheid aller schepselen, inzonderheid der hoogmoedige mensen, die zich tegen Gods majesteit opstellen, wien hart en moed ontvalt en als was versmelt, wanneer Hij enigszins zijn hand uitstrekt.” Als het land versmelt gaan de inwoners treuren: ”Want de Heere HEERE der heirscharen is het, Die het land aanroert, dat het versmelte , en allen, die daarin wonen, treuren”. (Amos 9:5) Het overeenkomende woord in het Grieks is “tarasso”. Dit woord wordt in Johannes 12:27 gebruikt om de ontroering van de Heere Jezus te beschrijven toen de ure van Zijn dood naderde: ” Nu is Mijn ziel ontroerd; en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure! Maar hierom ben Ik in deze ure gekomen.” Omdat Hij bedroefd was tot de dood, de dood heeft ondergaan maar ook de dood heeft overwonnen, zullen Gods kinderen niet meer smelten door Gods gerichten maar zullen ze, geborgen in Hem, kunnen bestaan in Zijn gericht. O, Goddelijk wonder!
en de aarde licht zich op voor Zijn aangezicht,
wynpm Urah avtw avt is een vervoeging van de wortel avn. Dit is een algemeen woord voor “optillen”, “verheffen”, “oprijzen” of “dragen”. Spronk (blz. 68) merkt op dat het niet duidelijk is wat de betekenis van avn in deze context is. Hij stelt dat sommigen veronderstellen dat we hier te maken hebben met een zgn. ellips. en we dus moeten uitgaan van een niet genoemd object dat door of op de aarde wordt opgeheven. Volgens Rashi is in onze tekst sprake van ”een rookkolom” en volgens Ibn Ezra van “vuur”. Volgens Rosenberg (blz. 240) geeft de tekst aan dat de aarde bedekt is met zwavel en zout zodat er geen vegetatie meer mogelijk is. Volgens Kimchi is dit een impliciete verwijzing naar de verwoesting van Sodom en Gomorra. Gill vertaald “en de aarde is verbrand voor zijn aangezicht”. In zijn verklaring van dit tekstdeel zijn de rabijnse invloeden duidelijk herkenbaar: ”either when he withholds rain from it, and so it be comes parched and burnt up with the heat of the sun; or when he rains fire and brimstone on it, as he did on Sodom and Gomorrah; or consumes any part of it with thunder and lightning, as he sometimes does; nay, if he but touch the mountains, they smoke.” Ook de Statenvertalers lijken te zijn beïnvloed door de rabijnen vanwege de vertaling “oplichten”. In de kanttekening geven ze als toelichting: ”Gelijk in de aardbevingen pleegt te geschieden. Anders: “de aarde brandt voor zijn aangezicht”. De zin is, indien het God den Heere beliefde, Hij Kon. wel de ganse wereld met vuur verbranden, gelijk Hij eertijds Sodom en Gomorra gedaan heeft; of, Hij kan de aarde van droogte en van dorheid doen verbranden en tot as worden. Zie 2 Sam. 5:20.” Ura is het onderwerp van avt. Ura is een algemeen woord voor “aarde”. De aarde zal oprijzen voor Gods aangezicht. “aangezicht” is een vertaling van hnp.
27
en de wereld, en allen, die daarin wonen.
hb ybsy-lkw lbtw
lbt is een synoniem voor Ura . Deze woorden vormen samen een bekend woordenpaar. Zie ook Jes. 14:21, 24:4; 34:1; Jer. 10:12; 1 Kron. 16:30; Job 34:13 etc. lbt wordt ook gebruikt als onderwerp van Gods gerichten: ”En Hij Zelf zal de wereld (lbt) richten in gerechtigheid, en de volken oordelen in rechtmatigheden.” (Psalm 9:9) Als in Nahum volgt in vers 10 de belofte van bescherming aan Zijn volk: ”En de HEERE zal een Hoog Vertrek zijn voor den verdrukte, een Hoog Vertrek in tijden van benauwdheid.” Gill geeft de volgende verklaring van lbt : ”The word lbt, rendered "world", is, as Ben Melech well observes, a general name for all the countries of the habitable world” “De aarde (Ura) is des HEEREN , mitsgaders haar volheid, de wereld (lbt), en die daarin wonen.” (Psalm 24:1). Dus niet alleen de aarde maar ook de inwoners der aarde zijn van de HEERE zelf. Daarom is Hij bij machte en heeft Hij het recht om ook hen te straffen. Omdat Hij bij machte is om de hele wereld en haar inwoners te straffen dan zeker het Assyrische rijk.
9 Nahum 1:6 Wie zal voor Zijn gramschap staan, en wie zal voor de hittigheid Zijns toorns bestaan? Zijn grimmigheid is uitgestort als vuur, en de rotsstenen worden van Hem vermorzeld. wnmm wutn Myruhw sak hktn wtmx wpa Nwrxb Mwqy ymw dwmey ym wmez ynpl Na de indrukwekkende beschrijving van de Heere als Wreker in vers 2 tot 5 wordt in vers 6 twee keer de retorische vraag gesteld wie bestand is tegen Gods toorn. Deze vraag wordt gesteld aan de verdrukte Sionieten. Het is alsof Nahum vraagt: geloof je nu noch niet dat de Heere veel sterker is dan je ondrukkers? Ben je er nu noch niet van overtuigd dat de Heere zijn gerichten zal uitstorten over Zijn vijanden”? Twijfel je nu noch aan je verlossing?
Wie zal voor Zijn gramschap staan
dwmey ym wmez ynpl
28
Het vers begint met het woord ynpl dat vertaald kan worden door “in de tegenwoordigheid van”. mez als werkwoord betekent “boos zijn”, “toornig zijn” of “vervloeken”. In bijvoorbeeld Num. 23:7-8 wordt mez gebruikt om een vervloeking aan te geven. In de Qumran teksten wordt mez ook gebruikt in vervloekings-formules. In onze tekst is mez een naamwoord. Dan betekent het “boos” of “toornig”. Het onderwerp is bijna altijd de Heere. Het voorwerp de mens. De Statenvertalers vertaalden mez vaak door “gramschap”. Gods toorn wordt vergeleken met vuur: ”Ziet, de Naam des HEEREN komt van verre, Zijn toorn brandt, en de last is zwaar; Zijn lippen zijn vol gramschap (mez), en Zijn tong, als een verterend vuur.” (Jes. 30:27). Het uitgieten van Gods toorn brengt verlossing voor Zijn volk: ”Met gramschap (mez) tradt Gij door het land, met toorn dorstet Gij de heidenen. Gij toogt uit tot verlossing Uws volks, tot verlossing met Uw Gezalfde; Gij doorwonddet het hoofd van het huis des goddelozen, ontblotende den grond tot den hals toe. Sela.” (Hab. 3:12, 13). Gods rechtvaardige toorn zal uitgegoten worden over alle zondaars, tegen allen die zich niet bekeren: ”God is een rechtvaardige Rechter, en een God, Die te allen dage toornt.” (Psalm 7:12) Het werkwoord dme betekent “staan”, “standpunt innemen”, “stil staan” of “blijven”. Het wordt zowel letterlijk als figuurlijk gebruikt. In ons vers figuurlijk om aan staan in de tegenwoordigheid van God aan te duiden. Zoals Mozes stond voor het aangezicht van Farao (Ex 9:10) zo staat de mens in de tegenwoordigheid van de Heere. dme wordt ook gebruikt om het staan in een rechtszaak te beschrijven: “Zo zullen die twee mannen, welke den twist hebben, staan voor het aangezicht des HEEREN, voor het aangezicht der priesters, en der rechters, die in diezelve dagen zullen zijn.” (Deut. 19:17). De Heere zet de noodruftige aan Zijn rechterhand om hen te beschermen: ” Want Hij zal den nooddruftige ter rechterhand staan (dme), om hem te verlossen van degenen, die zijn ziel veroordelen.”(Psalm 109:31). In dichterlijke zin wordt dme gebruikt om “blijvendheid” uit te drukken. De HEERE bestaat in eeuwigheid: ” Die zullen vergaan, maar Gij zult staande (dme) blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden;”(Psalm 102:27). De Babylonische soldaten zullen niet blijven bestaan omdat de Heere ze verdreef: ”Waarom zijn uw sterken weggeveegd? Zij stonden (dme) niet, omdat hen de HEERE voortdreef.”(Jer. 46:15) Er is niemand die goed doet. Ieder mens zondigt omdat hij zonde is. Daarom kan niemand in zichzelf voor God staan in het gericht. Dat kan alleen in het bloed van Zijn Zoon, de Heere Jezus Christus. Buiten Hem is de Heere een verterend vuur. (Hebr. 12:29)
en wie zal voor de hittigheid Zijns toorns bestaan?
wpa Nwrxb Mwqy ymw
Het werkwoord Mwq betekend in de Qal-vervoeging: ”oprijzen”, “opstaan” of “staan”. Het Akkadisch, Ugaritisch en Arabisch hebben overeenkomstige woorden. Het woord komt ongeveer 600 keer voor in het Oude Testament. Het komt voor in alle bijbelboeken maar met name in de historische delen. Volgens Van Gemeren (III, 903) is de idiomatische betekenis van dit woord: ”iets beginnen te doen”. Mwq wordt, als in onze tekst, vaak in de
29
context van (Gods) vijanden gebruikt. “Dan zullen zij in de spelonken der rotsstenen gaan, en in de holen der aarde, vanwege den schrik des HEEREN, en vanwege de heerlijkheid Zijner majesteit, wanneer Hij Zich opmaken zal (Mwq), om de aarde te verschrikken.” (Jes. 2:19). In Deut. 28:7 worden Israël’s vijanden de “oprijzers” genoemd: ” De HEERE zal geven uw vijanden, die tegen u opstaan (Mwq) (Letterlijk de oprijzers), geslagen voor uw aangezicht” In de eerste vraag wordt dme gebruikt om “staan” te omschrijven. Dat is meer het beschrijven van een situatie die al bestaat, een staande-situatie. Mwq beschrijft meer de situatie “iets te willen gaan beginnen”? De tweede vraag zou geïnterpreteerd kunnen worden als: ”wie druft iets te gaan ondernemen tegen de rechtvaardige God?” Het naamwoord Nwrx betekent “woede”, “boosheid” of “toorn”. Het komt van het werkwoord hrx dat in de Qal vervoeging “branden” of “ontbranden van woede” betekent. Zowel het naamwoord als het werkwoord komt, als in onze tekst, heel vaak samen voor met het naamwoord Pa. Dit woord betekent “neus”, “gezicht”, “boosheid” of “neusgaten”. (Zie vers 3 voor een beschrijving van dit woord). Dit geeft het oud oosterse idee weer dat emoties via de neus geuit worden. Op deze manier wordt het begrip toorn verbonden aan fysiek zichtbare aspecten (vuur en vermorzelde rotsen). Ook bij dit begrip moeten we opmerken dat God geen hartstochten kent. De “hittigheid Zijn toorns” (wpa Nwrx) moet opgevat worden als een uiting van Zijn gerechtigheid3. Het begrip wpa Nwrx (Zijn intense woede) wordt alleen gebruikt om de vernietigende kracht van Gods toorn aan te duiden. Nwrx omschrijft “een wettige woede van een soeverein vorst tegen ongehoorzame onderdanen” (Van Gemeren II, 266). De “hittigheid van Gods toorn” is de oorzaak van veel smart. Erger smart is niet te bedenken. “Gaat het ulieden niet aan, gij allen , die over weg gaat? Schouwt het aan en ziet, of er een smart zij gelijk mijn smart, die mij aangedaan is, waarmede de HEERE mij bedroefd heeft ten dage der hittigheid Zijns toorns (wpa Nwrx)”. (Klaagl. 1:12). De koning van Ninevé was hier ook van doordrongen. Daarom riep hij zijn onderdanen op tot boete om de hittigheid van Gods toorn af te wenden. “Wie weet, God mocht Zich wenden , en berouw hebben; en Hij mocht Zich wenden van de hittigheid Zijns toorns (wpa Nwrx), dat wij niet vergingen!” (Jona 3:9). Vrijwel altijd wordt Gods toorn teweeggebracht door menselijk wangedrag ten opzichte van Gods Wezen en Zijn geboden. Toch is Zijn toorn daaruit niet herleidbaar. Immers God hoeft Zich voor Zijn handelen als Schepper niet te verantwoorden tegenover Zijn schepsel!
Zijn grimmigheid is uitgestort als vuur sak hktn wtmx 3 Pa Nwrx komt voor in de volgende teksten Exodus 32:12; Num. 25:4; 32:14; Joz. 7:26; Deut. 13:17; 1 Sam. 28:18; 2 Kon. 23:26; 2 Kron. 28:11,13; 29:10; 30:8; Ezra 10:14; Hos. 11:9; Zef. 2:2; 3:8; Jes. 13:9,13; Jer. 4:8, 26; 12:13; 25:37,38; 30:24; 49:37; 51:45; Jona 3:9; Ps. 69:25; 78:49; 85:4; Job 20:23; Klaagl. 1:12; 4:11.
30
Het woord wtmx is een vervoeging van hmx dat afgeleid is van het werkwoord Mxy . Dit werkwoord betekend “heet zijn”. hmx wordt vertaald door “toorn” of “toorngloed”. Zowel Pa als hmx zijn woorden om Gods toorn uit te drukken. Waarschijnlijk drukt hmx de innerlijke toorn uit en Pa de uiterlijk zichtbare (het snuivende) van de toorn uit. In Hosea 7:5 wordt hmx ook gebruikt voor verhitting van binnenuit door wijngebruik. In het aramees betekend het “vergif” en in het arabisch “haat”, “wraak” of “vergif”. In Jesaja, Jeremia en de psalmen wordt hmx vaak gebruikt om “toorn” te beschrijven. Niets is bestand tegen het uitstorten van Gods hmx (toorn of grimmigheid). “De HEERE heeft Zijn grimmigheid (hmx) volbracht, Hij heeft de hittigheid Zijns toorns uitgestort; en Hij heeft te Sion een vuur aangestoken, hetwelk haar fondamenten verteerd heeft.” (Klaagl. 4:11). Gods grimmigheid is tegen alle vijandelijke die tegen Zijn volk ten strijde trekken Zijn grimmigheid is gelijk met de ban uitspreken en ter slachting overgeven: ”Want de verbolgenheid des HEEREN is over al de heidenen, en grimmigheid (hmx) over al hun heir; Hij heeft hen verbannen, Hij heeft ze ter slachting overgegeven.” (Jes. 34:2). De grimmigheid die de Heere heeft uitgestort over Zijn volk zal Hij wegnemen en zal deze doen overgaan op degenen die Zijn werktuigen waren. “Alzo zegt de Heere, de HEERE en uw God, Die Zijns volks zaak twisten zal: Zie , Ik neem den beker der zwijmeling van uw hand, den droesem van den beker Mijner grimmigheid (hmx); gij zult dien voortaan niet meer drinken. Maar Ik zal hem dien, die u bedroefd hebben, in de hand zetten, die tot uw ziel zeiden : Buig u neder, dat wij over u gaan ; en gij legdet uw rug neder als aarde, en als een straat dergenen, die daarover gaan.” (Jesaja 51:22,23.) David kende iets van Gods grimmigheid vanwege zijn zonden: “O HEERE! straf mij niet in Uw groten toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid.” (Psalm 38:1). Hij wist ook dat alleen bij de Heere ontkoming te vinden is: ” Want op U, HEERE! hoop ik; Gij zult verhoren, HEERE, mijn God!” (Psalm 38:15) Gods toorn zal “uitgestort” worden. hktn is een Nifál vervoeging van Ktn dat “uitgieten” of “uitstorten” betekent. In 2 Kronieken 34: 21 (De reformatie onder Josia) wordt aangegeven waarom de hittigheid van Gods toorn uitgestort is “want de grimmigheid des HEEREN is groot, die over ons uitgegoten is, omdat onze vaders niet hebben gehouden het woord des HEEREN, om te doen naar al hetgeen in dat boek geschreven is. Het uitgieten van Gods toorn is als het smelten van ijzer in een oven. “Gelijk het zilver in het midden des ovens gesmolten wordt, alzo zult gijlieden in het midden van haar gesmolten worden; en gij zult weten , dat Ik, de HEERE, Mijn grimmigheid over u uitgegoten heb.” (Ezechiel 22:22). Het uitgieten van Gods toorn leidt tot totale verdwijning: ”Want dat is een vuur, hetwelk tot de verderving toe verteert, en al mijn inkomen uitgeworteld zou hebben.” (Job 31:12) In onze tekst wordt het uitgieten van Gods toorn vergeleken met vuur, sa. Voor veel heidense volken was het vuur goddelijk. Maar voor de Israëliet waren vuur en onweer tekens en symbolen van de aanwezigheid van God en niet gelijk aan God Zelf. 31
In de Griekse filosofie wordt God als het eerste vuur beschreven. Dit vuur gaf aan alles het leven. Volgens Abraham Oosterland was Nimrod, de grondlegger van de Assyrische Monarchie, de eerste die vuur als een godheid diende en aanbad. De grimmigheid van de HEERE wordt met vuur vergeleken omdat het onverdraaglijk is: ”Wie is er onder ons, die bij een verterend vuur wonen kan? Wie is er onder ons, die bij een eeuwigen gloed wonen kan?” (Jes. 33:14). Vuur heeft een alles verterende en vernielende uitwerking. “Daarom heb Ik Mijn gramschap over hen uitgegoten; door het vuur Mijner verbolgenheid heb Ik hen verteerd; hun weg heb Ik op hun hoofd gegeven, spreekt de Heere HEERE.” (Ezech. 22:31).
en de rotsstenen worden van Hem vermorzeld. wnmm wutn Myruhw
Als men in Zwitserland de immense bergen en rotspartijen ziet en bewandelt raakt men diep onder de indruk van Gods scheppende kracht. Echter, zelfs de rotsen zullen afgebroken en vermorzeld worden door Gods toorn. Zal de nietige mens dan gespaard blijven? Zal dan iets dat door mensenhanden gemaakt is gespaard blijven? Rotsen, Myru , zijn een beeld van stevigheid en vastheid: ”en zal een rots (Myru) versteld worden uit haar plaats?” (Job 18:4). Rotsen zijn het beeld van hardheid “zij hebben hun aangezichten harder gemaakt dan een steenrots (Myru), zij hebben geweigerd zich te bekeren.” (Jer. 5:3) Rotsen zijn vanwege hun majesteit, onwankelbaarheid en onveranderlijkheid ook een beeld van de Heere Zelf. “In God is mijn Heil en mijn Eer; de Rotssteen (Myru) mijner sterkte, mijn Toevlucht is in God.” (Psalm 62: 8). Dé Rotsteen waar de geestelijke pelgrim naar verlangt maar waar hij zelf niet op kan komen: ”Van het einde des lands roep ik tot U als mijn hart overstelpt is; leid mij op een rotssteen (Myru), die mij te hoog zou zijn.” (Psalm 60:2) Deze Myru zullen worden vermorzeld. Vermorzeld is een vertaling van wutn dat een Hifál vervoeging is van Utn dat “verzwakken”, “afbreken” of “naar beneden trekken” betekend. Ten diepste betekend het “iets ontbinden”. Het betekend totaal omverwerpen: ”Als nu de mannen van die stad des morgens vroeg opstonden, ziet, zo was het altaar van Baal omgeworpen (Utn), en de haag, die daarbij was, afgehouwen, en die tweede var was op het gebouwde altaar geofferd” (Richt 6:18). Het beschrijft een kracht die in een keer een heel koninkrijk kan uitrukken: ”In een ogenblik zal Ik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal uitrukken, en afbreken, en verdoen (Utn)” (Jer. 18:7). Jeremia kreeg de last om het afbreken, vermorzelen en totaal van de aardbodem wegvagen aan te kondigen “Zie, Ik stel u te dezen dage over de volken en over de koninkrijken, om uit te rukken, en af te breken (Utn) , en te verderven, en te verstoren; ook om te bouwen en te planten.” (Jer. 1:10). In onze tekst wordt Utn gebruikt om de sterkte van Gods toorn uit te drukken. Het zal niet alleen als een brandend vuur alles verteren maar ook de rotsen, die door vuur niet aangetast worden, vermorzelen. Met dynamiet kan de mens een stukje van een rots vermorzelen.
32
Echter Gods toorn kan in een ogenblik een gehele rotspartij vermorzelen. Niets is bestand tegen Gods toorn. De Schepper van de rotsen kan deze door Zijn toorn in een ogenblik verwoesten en doen omkeren. Hoe zal dan de nietige mens, die niets meer is dan een stofje op de weegschaal, bestaan voor God? Met Jósafat mocht men wel uitroepen: ”En hij zeide: O, HEERE, God onzer vaderen , zijt Gij niet de God in den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser over alle koninkrijken der heidenen; en in Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand zich tegen U stellen kan.” (2 Kron. 20:6). De ontzagwekkende Godspraak uit ons vers was bedoeld om Gods overgebleven kinderen in Juda te troosten en te verzekeren dat hun God veel machtiger is dan de Assyriërs. Ninevé zál verwoest worden. Het Assyrische rijk zál omgekeerd worden. Gods kinderen in Jeruzalem konden deze profetie slechts in het geloof omhelzen. Wij hebben het getuigenis dat Ninevé tot de grond toe verwoest is en dat het Assyrische rijk weggevaagd is. Wij hebben het bewijs dat God doet wat hij zegt. Moeten we niet met vreze en beven tot Hem vluchten? Want: ”op alle ongelovigen, en op hen die zich niet van harte bekeren ligt de toorn Gods en de eeuwige verdoemenis.” (Heidelbergse Catechismus vraag en antwoord 84)
10 Nahum 1:7 De HEERE is goed, Hij is ter sterkte in den dag der benauwdheid, en Hij kent hen, die op Hem betrouwen. wb yox edyw hru Mwyb zweml hwhy bwj In deze tekst beschrijft Nahum Gods goedheid. Die God, Die zo verschrikkelijk toornt, is ook goed. Dit is geen tegenstelling. De HEERE toornt tegen Zijn vijanden en is tegelijkertijd goed voor Zijn kinderen. De goddelijke vergelding is juist een teken van Zijn vaderlijke zorg over zijn kinderen.
De HEERE is goed
hwhy bwj
Het bijvoeglijk naamwoord bwj, hier vertaald door “goed”, komt van de gelijkluidende stam bwj dat “tevreden stellen”, “goed zijn” of “behaaglijk zijn” betekent. In het algemeen beschrijft het woord bwj (goed) “iets dat voldoet aan het doel waar het voor gemaakt is.” (Van Gemeren II, 353). Deze betekenis blijkt duidelijk uit het Scheppingsverhaal waar de Heere tot 6 keer concludeert dat hetgeen Hij geschapen heeft bwj (goed) is. Vele keren wordt de HEERE in de Psalmen beschreven als goed (bwj). Gods Naam, en dus Zijn wezen is goed: ”en ik zal Uw Naam verwachten; want hij is goed (bwj) voor Uw 33
gunstgenoten.”(Ps. 52:9). De Heere is goed voor iedereen die Hem aanroept: “Want Gij, HEERE! zijt goed (bwj), en gaarne vergevende, en van grote goedertierenheid allen, die U aanroepen.” (Ps. 86:5); De goedheid van de HEERE is tot in der eeuwigheid “Want de HEERE is goed (bwj); Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid, en Zijn getrouwheid van geslacht tot geslacht.” (Ps. 100:5) Zie ook Psalm 106:1; 107:1;118:1,29. De HEERE is goed voor de reinen van hart: ”Immers is God Israël goed (bwj), dengenen, die rein van harte zijn.” (Psalm 73:1) Toen Mozes verlangde de HEERE van aangezicht tot Aangezicht te zien bad hij: ”toon mij Uw heerlijkheid”. Hierop liet de HEERE al Zijn goedheid aan Mozes zien: ” Doch Hij zeide: Ik zal al Mijn goedigheid (bwj) voorbij uw aangezicht laten gaan, en zal den Naam des HEEREN uitroepen voor uw aangezicht; maar Ik zal genadig zijn, wien Ik zal genadig zijn, en Ik zal Mij ontfermen, over wien Ik Mij ontfermen zal.” (Exodus 33:18,19) Omdat de Heere Zijn kinderen trekt met liefde zullen ze eeuwig in Gods goedheid roemen: ”De HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid (bwj).”(Jer. 31:3). Uit de context blijkt dat Nahum hier niet spreekt over Gods algemene goedheid. Oosterland (blz 19) verklaart Gods goedheid uit onze tekst als: ”de eeuwige goedheid van tere ontferming over uitverkoren zondaren”. Mobachius (blz 37) zegt: ”De HEERE is goed, is een uitdrukking voor alle weldaden die voortvloeien uit het genadeverbond”.
Hij is ter sterkte in den dag der benauwdheid
hru Mwyb zweml
Omdat de HEERE goed is, is Hij “ter sterkte in de dag der benauwdheid”. Het naamwoord hru komt van het werkwoord rru. Het werkwoord betekent “binden”, “opbinden”, “beperkt zijn”. Het naamwoord kan vertaald worden als “benauwdheid”, “angst” of “nood”. Zowel het naamwoord als het werkwoord beschrijft het tegenovergestelde van “ruimte”. Het wordt gebruikt om menselijke gewaarwordingen in de context van lichamelijk gevaar, psychische angst of geestelijke wanhoop te beschrijven (Van Gemeren, III, 854). Het naamwoord hru wordt regelmatig gekoppeld aan andere woorden die tegenspoed beschrijven. Bijvoorbeeld Obadja 12: ” Toen zoudt gij niet gezien hebben op den dag uws broeders, den dag zijner vervreemding; noch u verblijd hebben over de kinderen van Juda, ten dage huns ondergangs; noch uw mond groot gemaakt hebben, ten dage der benauwdheid (hru).” En in Jona 2:2: ” En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid (hru) tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem.” Het naamwoord beschrijft de beproeving en de gevolgen ervan waarvan men hoopt verlost te worden door de Heere: ” O God! verlos Israël uit al zijn benauwdheden” (Psalm 25:22). De gevolgen van een hru toestand worden beschreven in Spr. 24:10: ”Vertoont gij u slap (kant: Te weten dat gij onder den tegenspoed en de aanvechtingen bezwijkt) ten dage der
34
benauwdheid, uw kracht is nauw (kant: Dat is, klein, gering, benepen, ingekrompen, ingedwongen. Spr 24:10 wordt ook aldus vertaald: Vertoont gij u slap; dat is, onachtzaam om wijsheid te leren en zorgeloos om God te vrezen, uwe kracht zal ten dage uwer benauwdheid nauw of benauwd wezen.). De verstokte zondaar die weigert zich te bekeren zal niet door de Heere gehoord worden als de benauwdheid hen aangrijpt. “Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? (Job 27:8-9) In vers 22, 23 staat het antwoord: ”En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats.” Gods gunstgenoten kunnen echter vertouwen op Gods hulp uit benauwdheden. “God is ons een Toevlucht en Sterkte; Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden.” (Psalm 46 : 1). Ze weten dat de Heere hun Enige hulp is: ”De benauwdheden mijns harten hebben zich wijd uitgestrekt; voer mij uit mijn noden.” (Psalm 25:17). Luther zegt het mooi: ”Zoals onheil de enge plaats is die ons onderdrukt en moedeloos maakt, is Gods hulp de wijde ruimte die ons bevrijdt en vrolijk maakt”. Waar komt de hru vandaan? Wat is de oorzaak van hru? Gods woord is daar helder in: ”En de HEERE zeide tot Mozes: Zie, gij zult slapen met uw vaderen; en dit volk zal opstaan, en nahoereren de goden der vreemden van dat land, waar het naar toe gaat, in het midden van hetzelve; en het zal Mij verlaten en vernietigen Mijn verbond, dat Ik met hetzelve gemaakt heb. Zo zal Mijn toorn te dien dage tegen hetzelve ontsteken, en Ik zal hen verlaten, en Mijn aangezicht van hen verbergen, dat zij ter spijze zijn, en vele kwaden en benauwdheden zullen het treffen; dat het te dien dage zal zeggen: Hebben mij deze kwaden niet getroffen, omdat mijn God in het midden van mij niet is?” (Deut. 31:16,17) De Heere kan de benauwdheid ook gebruiken om te beproeven. “Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen.” (Job 5:17-18). Gods kinderen hebben achteraf de kastijding lief: “Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde.” (psalm 119:71). Toen Jozef’s broers voor Jozef kwamen werden ze eerlijk: ”Toen zeiden zij de een tot den ander: Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens benauwdheid der ziele wij zagen, toen hij ons om genade bad; maar wij hoorden niet! daarom komt deze benauwdheid over ons.” Zij waren zelf de schuld. (Gen 42:21). In de dag der benauwdheid is de HEERE voor Zijn gunstgenoten een zwem. Dit woord komt van de wortel zwe dat “toevlucht zoeken”, “toevlucht nemen” of “bescherming zoeken” betekend. De Hif’iel betekend “in veiligheid brengen”. zwem wordt gebruikt voor een fort dat versterkt is om de aanval van de vijand af te slaan (Dan. 11:31) of voor een versterkte stad (Jes. 17:9;23:4). In de Statenvertaling wordt zwem meestal door “sterkte” vertaalt. De HEERE wordt in de Psalmen en Profeten vaak als de Sterkte (zwem) voor Zijn kinderen beschreven. Psalm 27 opent er mee: ”Een psalm van David. De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, voor wien zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht (zwem), voor wien zou ik vervaard zijn?” (Ps. 27:1). De profeet Joel schets het contrast tussen het lot van de 35
vijanden van de HEERE en Zijn kinderen: ”En de HEERE zal uit Sion brullen, en uit Jeruzalem Zijn stem geven, dat hemel en aarde beven zullen; maar de HEERE zal de Toevlucht Zijns volks, en de Sterkte der kinderen Israëls zijn.”(Joel 3:16). Dat de Heere de Sterkte (zwem) voor Zijn kinderen is benadrukt dat ze alle vertrouwen op Hem kunnen stellen. Ze hebben niets te vrezen want Hij beschermt hen. (Ps. 28:8;31:2,4;37:39;Jes 17:10; Jer. 16:19). Hij beschermt de zwakke en de arme: ”Want Gij zijt den arme een Sterkte (zwem) geweest, een Sterkte (zwem) den nooddruftige, als hem bange was; een Toevlucht (zwem) tegen den vloed, een Schaduw tegen de hitte; want het blazen der tirannen is als een vloed tegen een wand.” (Jes. 25:4). Dàt is ook de boodschap van Nahum in ons vers. Omdat de Heere hun Sterkte is hoeven de verdrukte Sionieten niet bang te zijn dat hun vijand, het oppermachtige Assyrië, zal overwinnen. Wat doet Nahum zijn naam eer aan. Wat is hij een voortreffelijk trooster. Wat wijst hij de verdrukte Sionieten naar de enige Sterkte, naar de enige Bron van Troost.
en Hij kent hen, die op Hem betrouwen.
wb yox edyw yox is de participium activum van hox . Dit werkwoord betekent in de Qal vervoeging “toevlucht nemen tot”, “schuilplaats zoeken” of “vertrouwen”. Op twee uitzondering na (Richt 9:15; Jes. 30:2) wordt het werkwoord gebruikt voor “toevlucht nemen tot de HEERE”. Theologisch gezien benadrukt hox de onzekerheid en onbekwaamheid van de mens en de Goddelijke zekerheid en Almacht van de HEERE (Ps. 11:1; 16:1; 37:40) De HEERE is als Toevlucht voor Zijn gunstgenoten een rots (Deut. 32:37), een schild (Ps. 144:2; Spr. 30:5), een vogel met uitgestrekte vleugels. Het is beter tot de HEERE toevlucht te nemen dan op prinsen te vertrouwen (Ps. 118:8, 9). Die op de HEERE vertrouwt of die tot de HEERE zijn toevlucht neemt zal welgelukzalig en verblijd zijn: “Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen (hox).” (Ps. 2:12). Ze worden door Hem niet verlost van hun vijanden (Ps. 17:7) en worden door Hem niet schuldig verklaart (Ps. 34:23) Zefánja geeft een beschrijving van degenen die op de HEERE vertrouwen: ”Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op den Naam des HEEREN betrouwen (hox).” (Zef. 3:12). Matthew Henry geeft de volgende uitleg van dit vers: ”God zal een overblijfsel van heilig, ernstig, nederig volk onder hen overhouden, dat de troost zal smaken van zijn verhouding tot God en zijn hulp van Hem verwacht, vers 12. Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk. Toen de Chaldeeën de Joden in gevangenschap wegvoerden, lieten zij de armsten des lands tot wijngaardeniers en tot akkerlieden, 2 Kon. 25: 12, achter, een type en voorbeeld van Gods uitverkoren overblijfsel, dat Hij Zich voorbehoudt. Zij zijn ellendig en arm, laag in de wereld; dezulken heeft God verkoren, Jak. 2: 5. De
36
armen wordt het Evangelie verkondigd, die klein in eigen ogen zijn, bedroefd om hun zonden, arm van geest. Zij zijn Gods overblijfsel, want er is een overblijfsel naar de verkiezing van de genade. Ik heb ze Mijzelf overgelaten, zegt God, Rom. 11: 4, 5 die zullen op de naam des Heeren vertrouwen, vers 12. Zie, degenen, die God voor de glorie Zijns Naams bestemt, bekwaamt Hij om op Zijn Naam te vertrouwen, en hoe groter hun beproeving en armoede in de wereld zijn, des te meer reden hebben zij om op God te vertrouwen, daar ze niets anders hebben om hun vertrouwen op te zetten, 1 Tim. 5:5.” Oosterland (blz. 26) geeft als toelichting op dit deel van de tekst: ”Dit is het toevluchtnemend geloof, onder afzien van alle schepsels en erkenning van eigen onmacht de toevlucht tot God te nemen”. Mobachius (blz. 37) voegt daar aan toe dat xjb daarentegen een uitdrukking is voor een verzekerd vertrouwen dat alle vrees uitsluit. De toehoorders van Nahum werden bedreigd door de (vazallen van de) trotse Assyriërs. Nahum doet hier een beroep op hen zicht niet te wenden tot mensen maar tot de HEERE. Evenals Psalm 118:8, 9: ”Het is beter tot den HEERE toevlucht te nemen, dan op den mens te vertrouwen. Het is beter tot den HEERE toevlucht te nemen, dan op prinsen te vertrouwen.” De HEERE kent (edy) degenen die op Hem vertrouwen. De HEERE weet alles. Niets is bedekt voor Zijn gezicht (Psalm 33:13-15). Deze Goddelijke Alwetendheid erkende David met diep ontzag: ”HEERE! Gij doorgrondt en kent mij. Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten. Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend. Als er nog geen woord op mijn tong is , zie, Heere! Gij weet het alles.” (Ps. 139:1-4). In het bijzonder kent de HEERE de oprechten. Hij kent al hun werken. “Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen; maar de weg der goddelozen zal vergaan.” (Psalm 1:6). Omdat de HEERE hen kent in hun benauwdheid is Hij hun ook een bron van vreugde: ”Ik zal mij verheugen en verblijden in Uw goedertierenheid, omdat Gij mijn ellende hebt aangezien, en mijn ziel in benauwdheden gekend”. (Psalm 31:8); Omdat de HEERE zijn gunstgenoten kent weet Hij veel beter wat ze nodig hebben dan dat ze dat zelf weten. Hij gebruikt drukwegen en beproevingen opdat ze zichzelf, hun zondige natuur, beter leren kennen en iedere keer weer tot Hem leren vluchten. Mobachius (blz. 37) geeft als verklaring bij deze tekst: ”De HEERE zal zijn gunstgenoten kennen totdat Hij hen volkomen gered heeft uit het geweld van al hun vijanden. Dat wil zeggen totdat Hij hen heeft opgenomen in eeuwige heerlijkheid om bij Hem te zijn. Dan zal Hij hen kennen van Aangezicht tot aangezicht tot in alle eeuwigheid”.
11 Nahum 1:8 En met een doorgaanden vloed zal Hij haar plaats te niet maken; en duisternis zal Zijn vijanden vervolgen.
37
Ksx-Pdry wybyaw hmwqm hvey hlk rbe Pjsbw Zoals uit vers 7 bleek is de HEERE de schuilplaats voor Zijn kinderen. Omdat de HEERE de toevlucht is voor Zijn kinderen zal Hij hun vijanden totaal vernietigen. Er zal niets van het trotse Assyrië overblijven. Juda’s vijanden zullen de duisternis ingestort worden. Opmerkelijk is dat de val van Ninevé gepaard ging met een zonsverduistering. Dr. Gill citeert bij de verklaring van dit vers het volgende orakel: ”there was an oracle received by the Ninevites from their ancestors, that Ninevéh could never be taken by any, unless the river (on which it stood) first became an enemy to it.” Men treft vanaf vers 8 veel parallelen met Mesopotamische teksten. Met name met Assyrische hofanalen en vazallenverdragen. Zo vertelt Sargon II dat hij de stad Hamath volledig heeft neergehaald als een watervloed. Sanherib bericht dat hij na de verovering van Babylon kanalen liet graven midden door de stad om haar tot op haar fundamenten weg te spoelen. Nog interessanter voor onze tekst is het verslag van Assurbanipal naar Egypte. Daarin lezen we dat hij de stad Thebe (No) “volledig veroverde en sloeg als een watervloed”. Volgens Nahum 2:7 wacht Ninevé nu hetzelfde lot..... Aan het einde van vazallenverdragen van Esarhaddon staat meestal de volgende vloek: ”Moge een vloed, een onweerstaanbare overstroming, opkomen uit de aarde en jou vernietigen”.
En met een doorgaanden vloed zal Hij haar plaats te niet maken hmwqm hvey hlk rbe Pjsbw
Deze verwoestende vloed moet men opvatten als beeld voor het uitstorten van Gods boosheid over Zijn vijanden “Wie zal voor Zijn gramschap staan, en wie zal voor de hittigheid Zijns toorns bestaan?” (Nahum 1:6). Het naamwoord Pjs betekent “vloed”. Het komt van het gelijkluidende werkwoord dat “vloed”, “overlopen” of “wegspoelen” betekent. Het wordt zowel letterlijk als figuurlijk gebruikt. In Job 38:25 wordt Pjs gebruikt om te beschrijven dat de watervloed in zijn snelle voortgang Gods bevelen opvolgt: ”Wie deelt voor den stortregen een waterloop (Pjs ) uit, en een weg voor het weerlicht der donderen?” In Dan 9:26 is Pjs het beeld van het alles verwoestende Romeinse leger dat Gods gerichten uitvoert: ”en zijn einde zal zijn met een overstromenden vloed (Pjs), en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vastelijk besloten verwoestingen.” Gill geeft als verklaring bij deze tekst: ”the end of the city and temple, and of the whole nation, should be by the Roman army, which, like a flood, would overspread the land, and carry all before it. It denotes the number, power, and irresistible force of the enemy, and the sad devastation made by them.”
38
In Spreuken is Pjs het beeld van overmatige toorn: ”Grimmigheid en overloping (Pjs) van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid bestaan?” (Spr. 27:4). Pjs wordt in onze tekst gebruikt voor Gods gerichten tegen de Assyriërs. Deze gerichten zullen een uiting zijn van overmatige toorn en zullen grote verwoestingen tot gevolg hebben. Gods gunstgenoten zijn echter veilig tegen de overloop van grote wateren (d.w.z. tegen verdrukkingen en tegenslagen): ”Hierom zal U ieder heilige aanbidden in vindenstijd; ja, in een overloop (Pjs) van grote wateren zullen zij hem niet aanraken.” (Ps. 32:6). De Kanttekening geeft hierbij als toelichting: ”dat is, grote en zware noden”. Het is geen gewone vloed maar een “overlopende” of “doorgaande” vloed. rbe is een participium. De vloed is dus niet te stuiten. Het werkwoord rbe beschrijft “beweging”. Het wordt ruim toegepast. Het beschrijft beweging van mensen (Gen 18:5) maar ook van andere voorwerpen zoals een “scheermes” (Num. 6:5) of van “tijd” (1 Kron. 29:30). In Jes. 8:8 wordt de verovering van Juda door de Assyriër Sanherib beschreven met rbe: “En hij zal doortrekken in Juda, hij zal het overstromen, en er doorgaan (rbe), hij zal tot aan den hals reiken.” In onze tekst wordt hetzelfde woord gebruikt om de ondergang van de Assyriër zelf te beschrijven. Het werkwoord hlk betekend “iets tot een einde brengen”. hlk komt meer dan 200 keer voor in het Oude Testament. Omdat de context waarbinnen het woord voorkomt erg verschillend is, is het moeilijk om het zomaar te vertalen met “beëindigen”. Het beschrijft niet alleen het beëindigen zelf maar ook het proces dat er naartoe leidt is bevat in het woord hlk. Als in onze tekst heeft hlk meestal een negatieve betekenis. Dat blijkt o.a. uit de volgende teksten: “en die den HEERE verlaten, zullen omkomen (hlk). Israël was het instrument van Gods toorn om de Kanaänieten en Amalekieten te verdelgen: ” En de HEERE, uw God, zal deze volken voor uw aangezicht allengskens uitwerpen; haastelijk zult gij hen niet mogen te niet doen (hlk), opdat het wild des velds niet tegen u vermenigvuldige.” (Deut. 7:22). Ook Assyrië zal door de Heere van de aardbodem weggevaagd worden. Dat wordt in onze tekst geprofeteerd maar ook in bijvoorbeeld Jes. 10:28: ” Ook zal Hij verteren (hlk) de heerlijkheid zijns wouds en zijns vruchtbaren velds; van de ziel af, tot het vlees toe”. hlk wordt ook gebruikt om de broosheid van het menselijk bestaan weer te geven. Bijvoorbeeld in Psalm 90:9: “wij brengen onze jaren door als een gedachte” (doorbrengen is een vertaling van hlk) en in Psalm 102:3: ” Want mijn dagen zijn vergaan (hlk) als rook”. Volgens Van Gemeren is er een verband tussen hlk en het Griekse “tetelesthai”, het is volbracht. Dat zijn de woorden die de Heere Jezus het laatste uitriep. Hiermee volbracht Hij 39
het grote verlossingswerk voor zijn kinderen (Johannes 19:30). Daardoor kunnen zij voor God bestaan omdat Christus Zijn toorn heeft geddragen; en zullen ze niet meer hlk teniet gedaan worden, maar eeuwig leven. Wat een onbeschrijfelijk wonder! Het werkwoord hve heeft een hele brede betekenis. Veel voorkomende vertalingen zijn: “doen”, “maken”, “bereiden”, “houden”, “handelen”, “geschieden”, “oefenen”, “werken”, “uitvoeren”. hve in combinatie met hlk betekend “volledige verwoesting bewerkstelligen”. Volgens Van Gemeren (III, blz. 547) schikt de Qal betekenis van hve zich bijna altijd aan “doen” of “maken”. Het werkwoord heeft zowel de Heere als de mens als onderwerp. Omdat in ons vers de Heere het onderwerp van hve is werken we dit alleen uit. hve wordt gebruikt om de scheppende daden weer te geven. In Gen 1:31 wordt het gebruikt vat het alle scheppende daden van de Heere samen: “En God zag al wat Hij gemaakt (hve) had, en ziet, het was zeer goed.” (vers 31). Het woord hve wordt ook gebruikt toen de Heere overleg voerde met Zichzelf om mensen te maken (vers 26). Het woord beschrijft zowel de scheppende daden van de Heere als de onderhoudende daden. Hij doet grote dingen “Gij, Die grote dingen gedaan (hve) hebt; o God! wie is U gelijk?” (Psalm 71:19), in de schepping (Psalm 104) en in de geschiedenis (Psalm 136). “De HEERE doet (hve) gerechtigheid en gerichten al dengenen, die onderdrukt worden.” (Psalm 103:6). De Heere handelt ook als rechter: “en Ik zal gerichten onder u oefenen (hve), en zal al uw overblijfsel in alle winden verstrooien”. Hij alleen werkt wraak: ”naardien u de HEERE volkomen wraak gegeven (hve) heeft van uw vijanden, van de kinderen Ammons.” (Richt 11:36). Deze wraak oefent de Heere ook in ons vers tegen de Assyriërs. Samenvattend: de HEERE is de Werker, of de Doener, van alle dingen. Hij is het enige juiste onderwerp van het werkwoord hve. De overlopende vloed zal haar plaats (hmwqm) tenietmaken. Het zelfstandig naamwoord hmwqm komt van de stam mwq dat “opstaan” of “(rechtop) staan” betekent. In vers 9 wordt dieper op deze wortel ingegaan. hmwqm betekent “standplaats”of “plaats”. Het wordt veel gebruikt om een locatie aan te duiden. In ons vers is het een aanduiding voor Ninevé.
en duisternis zal Zijn vijanden vervolgen.
Ksx-Pdry wybyaw
De duisternis die in onze tekst de Assyriërs zal achtervolgen zijn de gevolgen van het kwaad dat zijzelf de HEERE en Zijn kinderen hebben aangedaan. Salomo zegt in de Spreuken “Het kwaad zal de zondaars vervolgen” (Spr. 13:21). wybya is een Qal participium van bya . Het werkwoord betekend “vijandig zijn tegen” of “als een vijand behandelen”. Als participium betekend het “hij die vijandig is” of “vijand”. Dit woord is behandeld in vers 2. In letterlijke zin zijn Zijn vijanden (wybya) de inwoners van Ninevé.
40
Pdry is een Pi’el vorm van Pdr . Dit werkwoord betekent in de Qal vervoeging “achterna rennen”. Meestal heeft dit achterna rennen een vijandig intentie. Als Piél is de betekenis: “hevig achtervolgen”, “jachtmaken” of “vervolgen”. In Jes. 17:13 wordt de vlucht van het Assyrische leger onder aanvoering van Sanherib ook beschreven met het werkwoord Pdr . “ja, hij zal gejaagd worden (Pdr), als het kaf der bergen van den wind, en gelijk een kloot van den wervelwind.” De duisternis die de Assyriërs zal achtervolgen wordt beschreven door het naamwoord Ksx. Licht wordt vaak in verband gebracht met “goed” en God. Duisternis daarentegen met “kwaad” en Satan. De goddelozen werken in de duisternis (Job 29:13-17), wandelen in de duisternis (Ps. 82:5) en tasten in de duisternis (Job 12:25). Duisternis is ook een beeld voor onverschilligheid (Job 38:2), voor ellende (Job 12:25), voor gerichten (Jes. 8:19-22), voor gevangenschap (Jes. 49:4), voor de dood (Job 10:21-22) en voor het graf (Job 17:13). De dikke duisternis van de Negende Plaag wordt ook beschreven met Ksx. In deze duisternis liet de Heere Zijn kracht zien aan Farao en zijn god van het licht. Ksx wordt ook gebruikt om de “dag des HEEREN” te beschrijven: “Die dag zal een dag der verbolgenheid zijn; een dag der benauwdheid en des angstes, een dag der woestheid en verwoesting, een dag der duisternis (Ksx) en der donkerheid, een dag der wolk en der dikke donkerheid;” (Zef. 1:15). Zie ook Amos 5:18-20; Ezechiel 32:8; Joel 2:2, 31. De wolkkolom was duisternis voor de Egyptenaren en licht voor de Israëlieten. In dezelfde zin zullen Gods gerichten over Ninevé Duisternis voor de Assyriërs zijn en licht voor de Israëlieten. In het Nieuwe Testament worden Gods kinderen “zonen” of “kinderen” van het Licht genoemd. Paulus schrijft dit in zijn brief aan de Thessalonicenzen heel duidelijk: ”Gij zijt allen kinderen des lichts, en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis.” (1 Thess. 5:5). Ondanks het feit dat ze kinderen des Lichts zijn komen ze door hun zonde ook in de duisternis: “Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper.” (Ps. 107:11-12). Alleen de Bron van alle Goed kan hen verlossen uit de ellende en voeren tot het Licht: ”Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden.” (Ps. 107:13-14) Onder de laatste uitgave van zijn vertaling van het Nieuwe Testament van het jaar 1545 plaatste Luther de woorden: "dit testament zal Luthers Duits testament (vermaking aan het Duitse volk) zijn" en hij schreef daarbij de tekst: "Terwijl u het licht heeft, geloof in het licht, opdat u kinderen van het licht mag zijn."
41
12 Nahum 1:9 Wat denkt gijlieden tegen den HEERE? Hij zal zelf een voleinding maken; de benauwdheid zal niet tweemaal op rijzen. hru Mymep Mwqt-al hve awh hlk hwhy-la Nwbsxt-hm In dit vers wordt de indrukwekkende beschrijving van Gods majesteit onderbroken door de korte vraag: ”Wat denkt gijlieden tegen den HEERE?”. Er volgt een antwoord dat aan duidelijk niet te wensen overlaat: ”Hij zal zelf een voleinding maken; de benauwdheid zal niet tweemaal op rijzen.”
Wat denkt gijlieden tegen den HEERE?
hwhy-la Nwbsxt-hm
hm is een vragend voornaamwoord. In het Nederlands staat het vraagteken achter de vraag. In Het hebreeuws voor de vraag. Nwbsxt is een zogenaamde nun-pargogicum van de Pi’el vervoeging van bsx. Het betekend “denken over”, “overwegen”, “de gedachten vervullen met”, “denken om te handelen” of “bedenken”. Het woord wordt gebruikt om al de gedachten, de wil, van de mens weer te geven: ”Het hart des mensen overdenkt (bsx) zijn weg; maar de HEERE stiert zijn gang.” (Spr. 16:9) Uit Spreuken 24:8 blijkt dat degene “Die denkt (bsx) om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen.” Dächsel geeft als toelichting: ” Een mens van schandelijke verdichtselen, is wat wij met een uitheems woord noemen, een intrigant. (....) hier wordt gewezen op de wijsheid, die uit Satan is, op de demonische wijsheid.” In onze tekst gaat het om het denken hwhy-la. Men kan la vertalen door “tegen” en door “over”. Als men vertaald “tegen” dan worden de Assyriërs aangesproken. Als men la vertaald door “over” dan worden de verdrukte Judeeërs aangesproken. Gezien het verband met vers 11 (daar wordt het kwaad denken van de belialsman ook uitgedrukt door bsx) vertaal ik la door “tegen”. In onze tekst is het trotse Ninevé de “man van schandelijke verdichtselen” die kwaad denkt tegen de Heere en Zijn volk. Ninevé is het beeld van de satanische macht die strijdt tegen Juda als beeld van het Gods rijk. Dit is het kernthema van Nahum’s profetie.
Hij zal zelf een voleinding maken; de benauwdheid zal niet tweemaal op rijzen.
hru Mymep Mwqt-al hve awh hlk
42
Zoals in vers 8 beschreven, betekent hve in combinatie met hlk “volledige verwoesting bewerkstelligen”. Op hlk volgt het persoonlijk voornaamwoord awh (Hij). Door deze toevoeging wordt benadrukt dat het de HEERE is die hier handelend optreedt. al leidt de laatste deelzin van ons vers in. Het is een zogenaamde negatie. Het ontkent de deelzin die volgt. Mwqt is een Qal Imperfectum van het werkwoord Mwq. Het werkwoord betekend in de Qalvervoeging: ”oprijzen”, “opstaan” of “staan”. Volgens Van Gemeren (III, 903) is de idiomatische betekenis van dit woord: ”iets beginnen te doen”. Mwq wordt, als in onze tekst, vaak in de context van vijanden gebruikt. Zowel de Heere als de mens kan dan het onderwerp zijn. “Dan zullen zij in de spelonken der rotsstenen gaan, en in de holen der aarde, vanwege den schrik des HEEREN, en vanwege de heerlijkheid Zijner majesteit, wanneer Hij Zich opmaken zal (Mwq), om de aarde te verschrikken.” (Jes. 2:19). In Deut. 28:7 worden Israël’s vijanden de “oprijzers” genoemd: ” De HEERE zal geven uw vijanden, die tegen u opstaan (Mwq letterlijk de oprijzers), geslagen voor uw aangezicht” Het naamwoord hru komt van het werkwoord rru. Het werkwoord betekent “binden”, “opbinden”, “beperkt zijn”. Het naamwoord kan vertaald worden als “benauwdheid”, “angst” of “nood”. Zowel het naamwoord als het werkwoord beschrijft het tegenovergestelde van “ruimte”. Het wordt gebruikt om menselijke gewaarwordingen in de context van lichamelijk gevaar, psychische angst of geestelijke wanhoop te beschrijven (Van Gemeren, III, 854). Zie voor een verdere beschrijving van dit woord vers 7. Mymep wordt hier als in Gen 41:32 vertaald door “tweemaal”. Niet-tweemaal betekent: ”eenmaal is genoeg” of “een tweede vernietiging is niet nodig” of “de vijand kan niet voor een tweede keer benauwen”. De uitleg van deze tekst is: “De vijanden die door de HEERE verslagen worden krijgen geen mogelijkheid zich te herstellen”. De rabijnen leggen dit deel van de tekst als volgt uit. Ibn Ezra (Rosenberg, 241) zegt: ”weet ge, inwoners van Ninevé Gods gedachten niet, dat Hij een volledig einde met u zal maken zodat het niet nodig zal zijn dat er twee keer benauwdheid over u komt maar dat één katastrofe voldoende is?”. Kimchi zegt: ”Wat denk je van God? Denk je dat Hij Zijn oordeel niet uit kan voeren zoals de Assyrische koning zegt in 2 Kon. 18:35: ”Welke zijn ze onder alle goden der landen, die hun land uit mijn hand gered hebben, dat de HEERE Jeruzalem uit mijn hand redden zou?”. Rashi parafraseert: ”Hij zal een volledig einde maken met de koningen van Assyrië”. Rabbi Eliëzer van Beuagency verklaart: ”Wat denk je wel niet van de Heere? Waarschijnlijk denkt je, Ninevé, dat omdat je een grote stad bent, de Heere je weer zal sparen als in de dagen van Jona de zoon van Ammitthai? Dit is niet zo. Hij zal nu een volledige voleinding met je maken zodat je Zijn volk geen tweede keer in benauwdheid zal brengen”. Origenes zag deze tekst als een bewijs dat de Heere de zondaar niet twee keer straft voor dezelfde zonde. Hiermee ondersteunde hij zijn visie dat uiteindelijk alle zondaars, zelfs de duivels, hun oorspronkelijke zuiverheid weer terug zullen krijgen.
43
13 Nahum 1:10 Dewijl zij in elkander gevlochten zijn als doornen, en dronken zijn, gelijk zij plegen dronken te zijn, zo worden zij volkomen verteerd, als een dorre stoppel. alm sby sqk wlka Myawbo Mabokw Mykbo Myryo-de yk Dit vers is een van de moeilijkste verzen van het Oude Testament (Spronk, 80). Het benadrukt dat de vijanden van de Heere en Zijn volk verteert zullen worden door vuur. Hetzelfde beeld gebruikt Mozes in zijn overwinningslied. Hij bejubeld daar de Kracht des Heeren in het vernietigen van Farao: ”En door Uw grote hoogheid hebt Gij, die tegen U opstonden, omgeworpen; Gij hebt Uw brandenden toorn uitgezonden, die hen verteerd heeft als een stoppel.”(Exodus 15:7). Deze tekst beschrijft dat de Ninevieten scherpe doorns zijn voor Gods gunstgenoten. Echter ze worden samengebundeld als takken van een doornstruik om door het vuur van Gods toorn tot as te worden. Doornstruiken verbranden heel snel en laten bijna geen as achter. Ook dat is profetisch. Ninevé is in heel korte tijd overmeesterd en er is bijna niets van de stad overgebleven. Bovendien, als de Heere komt met zijn wraak zullen ze zo machteloos zijn als een dronkelap.
Dewijl zij in elkander gevlochten zijn als doornen
Mykbo Myryo-de yk
yk is een redegevend voegwoord. de is een woord dat in onze tekst gebruikt wordt om “een vergelijking” aan te geven. Men kan het vertalen als “gelijk”. Zie voor hetzelfde gebruik van dit woord 1 Kronieken 27:4: ”...en hun ganse huisgezin werd zo zeer niet vermenigvuldigd, als (de) van de kinderen van Juda”. Myryo is het meervoud van hryo dat “doornige bos”, “weerhaak” of “haak” betekent. Van Gemeren (III, 246) denkt dat het de doornen zijn van de struik Poterium spinosum. Dit woord wordt ook gebruikt in verband met Gods gerichten over Israël (Hos 2:6) en Edom (Jes. 34:13). In Pred. 7:6 wordt het lachen van de zot vergeleken met het geluid van brandende doornen onder een pot: ”Want gelijk het geluid der doornen onder een pot is, alzo is het lachen eens zots.” Wat is Ninevé anders dan een zot? Zoals doornen snel en volledig verbranden is gebleken dat ook Ninevé snel en volledig is vergaan. Mykbo is een Qal participium passivum van het werkwoord Kbo dat “in elkaar geweven” betekent. Dit werkwoord komt alleen voor in onze tekst en in Job 8:17. In Job wordt beschreven dat de “wortels” van de zondaar bij de springader ingevlochten zijn. Gill geeft de volgende toelichting op deze tekst: ”The heap of stones where the tree stands; it strikes its roots among them, and implicates and twists them about them, and secures itself and grows up notwithstanding them: and this expresses the seeming stable state and condition of hypocrites for a season, who not only flourish, but seem to take root; and who maintain
44
their ground amidst some difficulties; this fitly agrees with and describes such hearers of the word, and professors of religion, comparable to the seed sown on stony ground”. Een gepaste tekst op Ninevé dat zich op de prediking van Jona bekeerde, maar later terugviel in haar oude zonden. Volgens Kimchi worden de Assyriërs vergeleken met doornen omdat niemand hen kan verslaan zonder zichzelf pijn te doen. Mezudath David verklaart de in elkaar geweven doornen als symbool voor de Assyrische macht en hun sterke vereniging. Echter, ondanks hun kracht zullen ze verwoest worden. In het Hooglied wordt de bruid vergeleken met een “lelie onder de doornen” (Hooglied 2:2). Ze groeit en bloeit onder doornen die het beeld zijn van de wereld en de zonde. Ook Gods gunstgenoten in de tijd van Nahum was een lelie die ondanks de scherpe doornen van de Assyriërs bloeide. Tot troost van zijn toehoorders voorzegd Nahum dat er van de doornen niets overblijft als ze onderwerp worden van Gods brandende toorn: ”Maar die doornen en distelen draagt, die is verwerpelijk, en nabij de vervloeking, welker einde is tot verbranding.” (Hebr. 6:8).
gelijk zij plegen dronken te zijn,
Myawbo Mabokw Het werkwoord abo betekend “overdadig drinken”. abo (als naamwoord) is waarschijnlijk een soort graanbier (Van Gemeren III, 218). Deze vertaling is in onze tekst aannemelijk omdat de inwoners van het oude Mesopotámië bekend stonden als bierdrinkers. (Spronk, 81). In Jes. 56:12 wordt het gebruikt om de zondaars te beschrijven die overdadig wijn drinken: ”Komt herwaarts, zeggen zij: ik zal wijn halen, en wij zullen sterken drank zuipen (abo); en de dag van morgen zal zijn als deze, ja, groter, veel treffelijker.” In Spreuken 23:20 waarschuwt Salomo zijn zoon zich niet te begeven onder de wijnzuipers: ”Zijt niet onder de wijnzuipers (abo)”. In Deut. 21:20 wordt de wederspanige zoon beschreven als een “brasser en zuiper(abo)”. abo verwijst in onze tekst naar de hulpeloosheid van de Ninevieten als de Heere tegen hen zal optrekken. Dat is ook de uitleg van Kimchi: ”Ze zijn even zwak als dronken mensen die geen kracht hebben om tegen een aanval van hun vijanden zich te verweren”. Spronk wijst op de overeenkomst tussen de beschrijving van de val van Ninevé door de oude Griekse geschiedschrijver Diodorus van Sicilië en onze tekst (Spronk, 82): ”De koning van de Assyriërs (...) was zo opgetogen van zijn successen uit het verleden dat hij verviel in zelfgenoegzaamheid en onder zijn soldaten grote hoeveelheden wijn verdeelde (...) het hele leger was aan het brassen”. Ook Gill haalt deze historische verwijzing aan in zijn verklaring van ons vers. Carolus Tuinman (144) zegt over deze tekst dat: ”de Ninevieten een volkomen overgave hebben tot zondigen en het bedrijven van ongerechtigheid”.
45
zo worden zij volkomen verteerd, als een dorre stoppel.
alm sby sqk wlka
lka betekend “eten” of “verslinden”. Het wordt gebruikt voor “normaal” eten zoals blijkt uit Prediker 2:24: ”Is het dan niet goed voor den mens, dat hij ete (lka) en drinke…”. Het komt vaak voor, als in onze tekst, in de context van verwoesting en vernietiging. Zo kan de hitte verteren (Gen 31:40), maar ook de honger en de pest (Ez. 7:15), het woud (2 Sam. 18:8), het zwaard (2Sam 2:26), de “tong des vuurs” (Jes. 5:24) en het vuur van de HEERE (1 Kon. 18:38). Ook de HEERE zelf wordt als een verterend vuur beschreven voor iedereen die Zijn verbond niet onderhoudt (Deut. 4:24). sq betekend “kaf” of “stoppel”. sq verwijst naar kaf en niet naar stro. Hierom kan het gebruikt worden als beeld voor iets dat waardeloos is. Het wordt hoofdzakelijk gebruikt in beschrijvingen van het Goddelijk gericht. Soms wordt het kaf door de wind van het Goddelijk gericht weggedreven: ”stormwind zal hen als een stoppel (sq) wegnemen.”(Jes. 40:24). Soms wordt het kaf verslonden door het vuur van het Goddelijk gericht: ”...gelijk de tong des vuurs den stoppel (sq) verteert...” (Jes. 5:24). In Psalm 83 bidt Asaf of de Heere zijn vijanden wilt maken als “stoppelen (sq) voor de wind” (Psalm 83:14). Het is geen gewone stoppel maar een “dorre” stoppel. “Dorre” is een vertaling van sby . Dit bijvoeglijk naamwoord wordt 9 keer gebruikt in het Oude Testament. Het beschrijft iets dat droog geworden is door een tekort aan vocht. Er zijn droge bomen (Jes. 56:3, Ez. 17:24; 20:47), droge stoppels (Job 13:25), droge rozijnen (Num. 6:3) en droge beenderen (Ez. 37:2,4). Ninevé wordt dus vergeleken met stro dat gereed is om afgesneden te worden. Zulk stro brandt erg snel en laat bijna geen as achter. Het as dat overblijft wordt door de wind weggedreven. Van het stro zal niets overblijven. Ninevé zal volledig (alm) verdwijnen. Dat is het beeld van de Assyriërs als de Heere tegen hen zal optrekken. De geschiedenis heeft bewezen dat Nahum gelijk had.
14 Nahum 1:11 Van u is een uitgegaan, die kwaad denkt tegen den HEERE, een Belialsraadsman. leylb Uey her hwhy-le bsx auy Kmm Dit vers beschrijft het onderwerp van Nahum’s profetie kort en krachtig: de voortdurende strijdt tussen de HEERE en de Satan. Van u is een uitgegaan, die kwaad denkt tegen den HEERE
hwhy-le bsx auy Kmm
46
Het werkwoord auy betekent “uitgaan”, “voortkomen uit” of “doorgaan”. Het werkwoord wordt zowel letterlijk als figuurlijk gebruikt. Het beschrijft het gaan van de ene “toestand” naar de andere “toestand”. In letterlijke zin beschrijft het meestal het komen en gaan van de ene plaats naar de andere. In figuurlijke zin beschrijft het bijvoorbeeld het geven van vrijheid aan een slaaf (Ex 21:2), echtscheiding (Deut. 24:2), het komen van een kwaad dat de Heere werkt (Jer. 11:11), “de toorn die van Gods aangezicht uitgaat” (Num. 16:46). Het beschrijft ook de zondaren die van zonde tot zonde gaan (Jer. 9:3). Gods Woord beschrijft de verlossing uit Egypte en de terugkomst van de Joden uit de diaspora ook met auy . Voor deze grote Godsdaden wordt meestal de Hif’iel gebruikt. Daarmee wordt aangegeven dat het geen mensenwerk is maar een bovennatuurlijk Godswerk. Voor de verlossing uit Egypte zie Ex 3: 10: ”Zo kom nu, en Ik zal u tot Farao zenden, opdat gij Mijn volk (de kinderen Israëls) uit Egypte voert (auy).” (Zie ook Deut. 26:8). Voor de terugkomst uit de Diaspora zie Ezech. 20:41,42: ” Ik zal een welgevallen aan ulieden nemen om den liefelijken reuk, wanneer Ik u van de volken uitvoeren, en u vergaderen zal uit de landen, in dewelke gij zult verstrooid zijn, en Ik zal in u geheiligd worden voor de ogen der heidenen. En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik u in het landschap Israëls gebracht zal hebben, in het land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, om hetzelve uw vaderen te geven.” Zie ook Ezech. 34:13, Jes. 40:3-5; 43:14-21; 51:9-11. Kwaad is een vertaling van her . Dit naamwoord is afgeleid van het werkwoord eer. Het betekent “slecht zijn” of “kwaad zijn”. Het naamwoord kan vertaald worden door: “kwaad”, “slechtheid”, “kwaadaardigheid”, “verdorvenheid” of “ellende”. De diepste betekenis van de wortel beschrijft een toestand die schadelijk is voor het leven (Van Gemeren III, 1154). Het naamwoord her wordt vaak gebruikt in verband met mensen die betrokken zijn met activiteiten die niet toelaatbaar zijn. Het beschrijft niet alleen hun daden maar ook de gevolgen van hun daden. Het wordt gebruikt voor de vijanden van Israël (Haman (Esther 8:3), Assyrië (Nah. 3:19, Jona 1:2), Syrië (1 Kon. 20:7)). Ook de kwade daden van Israël zelf worden beschreven met her (Jes. 3:9, Jer. 6:7, 11:7). Het gevolg van kwaad doen is dat het kwaad de kwaaddoeners zelf zal treffen (Jes. 47:11; Jer. 2:3; 48:2, 16; 49:37). Aan de hand van parallelle woorden kan de betekenis van her verduidelijkt worden. Kwaad is zondig (Gen 39:9). Het gevolg van kwaad doen is “geweld en oorlog” (2 Kon. 8:12, Ps. 140:2, Jer. 5:12). Gods hittige toorn zal uitgestort worden over de kwaaddoeners (Jer. 49:27). Kwaad heeft een “onstuimige verwoesting” (Jes. 47:11), een “plaag” (Ps. 91:10) en tenslotte de dood tot gevolg (1 Kon. 1:52). Kwaad is tegengesteld aan “goed” (Gen. 50:20) en “oprecht” (1 Sam. 29:6). Kwaad is tegengesteld aan Gods aanwezigheid (Micha 3:11). Kwaad kan niet samengaan met “gerechtigheid”, “reinheid” en “waarheid” (Ps. 15 : 2-3). De belialsman uit onze tekst “denkt” kwaad tegen de HEERE. Denken is een vertaling van bsx. Dit werkwoord kan vertaald worden door “berekenen” en door “denken”. Het Nederlandse “beredeneren” beschrijft deze twee aspecten heel mooi. In onze tekst heeft bsx een negatieve betekenis. Sinds onze val beheerst de boze onze gedachten. Zonder genade zullen we onze gedachten slechts verkeert, ten kwade, gebruiken. We kunnen alleen “tégen de HEERE denken”. Zie Gen 50:20, 2 Sam. 14:13, Hos 7:15. Het “kwaad denken” vervult iemands gedachten volkomen. Zelfs in bed als hij behoort te rusten (Ps. 36:4). 47
een Belialsraadsman.
leylb Uey
Uey betekent “plannen” of “adviseren”. Als participium betekent het “raadsman”. De raadsman was meestal een hoog geplaatst lid van de regering of een van de oudsten die de koning omringde. Zie 1 Kron. 27:33; 2 Kron. 22:4; 25:16 en Ezra 7:28. Dat de raadsmannen veel invloed hadden blijkt bijvoorbeeld uit de geschiedenis van Achitófel. Er is veel discussie over de relatie tussen de twee verschillende betekenissen van de wortel. Van Gemeren (II, 490) suggereert dat “plannen” een gedachte beschrijft en dat “adviseren” de uitdrukking van die gedachte weergeeft. In ieder geval zijn beide betekenissen gericht op toekomstige actie. Het laatste woord van ons Schriftdeel is leylb, de Belialsman. De Statenvertaling laat het woord onvertaald. Het komt van de stam hlb dat “verouden” of “verslijten” betekent. Volgens Spronk (blz. 83) is het woord een samenvoeging van twee woorden. lb (=een ontkenning) en ley (van waarde zijn). De vertaling van leylb is dan “waardeloosheid”. Alles dat de HEERE niet dient is nutteloos (Jer. 16:19). Een Belialsman is “een ondeugdzaam man, gaat met verkeerdheid des monds om” (Spr. 6:12), Hij graaft kwaad (Spr. 16:27). Een Belialsman probeert de mens van de Heere af te houden “Er zijn mannen, Belials-kinderen, uit het midden van u uitgegaan, en hebben de inwoners hunner stad aangedreven, zeggende: Laat ons gaan, en dienen andere goden, die gij niet gekend hebt” (Deut. 13:13). Ze bedrijven onnatuurlijke sex (Richt 19:22, 20:13, 1 Sam. 2:12), ze behandelen hun broeders hard (Deut. 15:9, 1 Sam. 30:22), ze staan op tegen het gezag (2 Sam. 20:1, 2 Kron. 13:7) en vernietigen anderen door vals getuigenis te geven (1 Kon. 21:10, Spr. 19:18). In de pseudo-grafische boeken en de Qumran documenten wordt Belial gebruikt als naam voor de Satan. Evenzo in het Nieuwe Testament: ” En wat samenstemming heeft Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige?” Zoals de Heere Zijn volk Israël deed “uitgaan” uit Egypte en uit de Diaspora zo gaat de Satan uit om Israël te vernietigen. Het door de Heere gewerkte auy is tot verlossing van Israël. Het door de Satan gewerkte auy beoogt de vernietiging van Israël. Dat geldt ook voor Gods geestelijke kinderen. De geestelijke strijd wordt uitgevochten in hun hart. Als gevallen mensen zullen we altijd het kwade doen. We zijn van kinderen des Lichts, kinderen van Satan geworden. Alleen door Gods opzoekende liefde kunnen we verlost worden van de macht van Satan: ”Maar indien Ik door den vinger Gods de duivelen uitwerp, zo is dan het Koninkrijk Gods tot u gekomen. Wanneer een sterke gewapende zijn hof bewaart, zo is al wat hij heeft in vrede. Maar als een daarover komt, die sterker is dan hij, en hem overwint, die neemt zijn gehele wapenrusting, daar hij op vertrouwde, en deelt zijn roof uit. Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit.” (Lukas 11:20-23) Alleen in Christus is ontkoming van Belial: ” Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads.” (Spr. 1:33). Dàt is ook boodschap van Nahum als trooster!
48
15 Appendix - Analyse van de Hebreeuwse woorden Strong
Brown Driver Briggs
Grammaticale betekenis
avm
4853
672b
Vers 1 Naamw man enkelvoud
hwnyn rpo
5210 5612
644a 706b
Eigennaam Naamw man
Nwzx
2377
302b
Naamw man constr
Mwxn ysqlah
5151 512
637a 49a
Eigennaam Bepaald lidwoord, Bijv naamw
42a 888b
Vers 2 Godsnaam Naamw man enkelv
la awnq
410 7072
Vertaling
Last, uiting, uitspraak, orakel Ninevé Document, geschrift, boek Visioen, profetisch gezicht Nahum Waarschijnlijk de plaats Elkosh
God Jaloers 49
Mqnw
5358
667b
Qal part enkelv man
hwhy Mqn
5358
667b
De Godsnaam Qal part enkelv man
hwhy lebw
1167
hmx Mqn
2534 5358
127b, 5(a) 404a 667b
De Godsnaam Koppelteken “en” Naamw man Naamw vrouwelijk Qal part enkelv man
hwhy wyrul
6862
865b
rjwnw
5201
643a
awh ybyal
340
33a
De Godsnaam Voorzetsel “aan, tot, voor” Naamw man meerv met suffix 3e man enkelvoud Koppelteken “en” Qal, part act man enkelv Pers voornaamw 3e man enkelvoud Voorzetsel “aan, tot, voor” Qal part act meerv met suff 3e man enkelv Vers 3 De Godsnaam Naamw man enkelv constructus Naamw man meerv
hwhy Kra
750
74a
Mypa
639
60a
lwdgw
1419
152b
xkhqnw
3581 5352
470b (3) 667a
Koppelteken Bijv naamwoord Naamw man Piél Inf abs
al y hqny
5352
667a
Ontkenning van wat volgt Pi’el Imperf 3e man enkelvoud
hwh hpwob
5492
693a
hrevbw
8183
973a
wkrd
1870
202b
Godsnaam Lettervoorzetsel “in” Naamw vrouw enkelv Koppelteken Naamw vrouwelijk Naamw man enkelvoud met suff 3e man enkelvoud
Wreken, wraaknemen HEERE Wreken, wraaknemen HEERE En bezitter van Grimmigheid Wreken, wraaknemen HEERE Voor zijn tegenstanders/vij anden En houdende Hij Aan zijn vijanden
HEERE Lang Neus, gezicht, boosheid En groot Kracht Onschuldig houden, ongestraft laten Hij zal onschuldig houden HEERE In Stormwind En storm Zijn weg
50
Nnew
6051
777b
Naamw man
qba wlgr
80 7272
7a 919b (1b)
Naamw man Naamw vrouw meerv met suff 3e man enkelv Vers 4 Qal, part act man e.v. Naamw man Koppelteken Pi’el Imperativus, man e.v. met suffix 3e man e.v. Koppelteken Voorzetsel “alle” Bepaald voorzetsel Naamw man meerv abs Hif’iel Perf 3e man e.v.
rewg Myb whsbyw
1605 3220 3001
172a 410b 386a
-lkw
3605
481a
twrhnh
5104
625b
byrxh
2717
351b
llma Nsb lmrkw
535
51a
xrpw
6526
827a
Pu’lal perf 3e man e.v. Eigennaam Koppelteken Eigennaam Naamw man enkelvoud
Nwnbl llma
3844 535
526b 51a
Eigennaam Pu’lal perf 3e man e.v.
Myrh wser wnmm
2042 7493 4480
249a 950a 577b
twebghw
1389
148b
wggmth avtw
4127 5375
556a 669b
Urah
776
75b
wynpm
6440
815b
lbtw
8398
385b
Vers 5 Naamw man meerv Qal, Perf 3e meerv Voorzetsel met suffix 3e man enkelv Koppelteken Bepaald voorzetsel Naamw man meerv Hitpo’lel perf 3e meerv Qal imperfect 3e vrouw enkelvoud Bepaald voorzetsel Naamw vrouwelijk Voorzetsel Naamw man meerv met suffix 3e man e.v. Naamw vrouw enkelv
Wolk, wolkenmassa Stof Zijn voeten
Hij is berispende Zee En hij droogt op En alle De rivieren Hij doet opdrogen Hij kwijnt Basan Karmel Knop, uitpspruitsel Libanon Hij kwijnt
Bergen Zij schudden Voor Hem En de heuvels Zij smelten Zij licht op De aarde Voor Zijn aangezicht En wereld
51
lkw
3605
481a
ybsyhb
3427
442a
ynpl
6440
815b II(4)
wmez
2195
276b
ym dwmey ymw
4310 5975 4310
566a 763b 566a
Mwqy
6965
877b
Nwrxb
2740
354b
pa
639
60a
wtmx
2534
hktn
5413
404a 2c 677b
sak
784
77a (5)
Myruhw
6697
849b
wutn wnmm
5422 4480
683a 577b
bwj
2869
373a 9b
hwhy zweml
4581
731b 2a
Mwyb
3117
398a
hru
6869
865a
Koppelteken Voorzetsel “alle” Qal part act meerv Voorzetsel met suffix 3e vrouw enkelv Vers 6 Voorzetsel Naamw man meerv constructus Naamw man enkelv met suff 3e man enkelvoud Vragend voornaamw Qal imp 3e man enkelvoud Koppelteken Vragend voornaamwoord Qal Imp 3e man enkelvoud Voorzetsel Naamw man enkelv constr Naamw man enkelv met suff 3e man enkelvoud Naamw vrouw enkelvoud met suffix 3e man e.v. Nif’al perf 3e vrouw enkelv Evenals, gelijk Naamw vrouw Koppelteken Bepaald lidw Nif’al perf 3e meerv Voorzetsel met suffix 3e man enkelv Vers 7 Bijv naamw Godsnaam Voorzetsel Naamw man enkelvoud Voorzetsel Naamw man Naamw vrouwelijk
En alle Inwoners In haar
In de tegenwoordighei d van (zie vers 5) Zijn boosheid, toorn Wie? Hij staat En wie? Hij staat (zie vers 9) In woede, boosheid, toorn Zijn toorn (zie vers 3) Zijn toorn (zie vers 2) Zij stort uit, giet uit Gelijk vuur En de rotsen Zij breken af Voor Hem (zie vers 5)
Goed, aangenaam HEERE Aan, tot, voor Plaats of middel tot bescherming In de dag Netelige
52
edyw
3045
393a 2
yox
2620
340a
Koppelteken Qal part activum man enkelvoud Qal part act man meerv Voorzetsel met suffix 3e man enkelvoud
wb
Vers 8 Voorzetsel Naamw man Qal part man enkelvoud Naamw vrouw
Pjsbw
7858
1009a
rbe hlk
5674 3615
716b 1e 478b
hvey
6213
793b II 1,9
Qal Imperf 3e man enkelvoud
hmwqm
4725
879b
wybyaw
340
33a
Pdry
7291
922b
Naamw enkelv met suff 3e vrouw enkelvous Koppelteken Qal part act meerv man met suff 3e man enkelvoud Pi’el imp 3e man enkelv
Ksx-
2822
365a 3
-hm Nwbsxt
4100 2803
552a 362b
Naamw man enkelvoud
In vloed Overlopende Volledige verwoesting (zie vers 9) Hij zal doen, maken (zie vers 9) Haar standplaats En haar vijanden Hij zal achtervolgen Donkerheid
Wat? Zij denken Tegen HEERE Hij maakt een einde Hij
3615
477a
Qal perf 3e man enkelvoud
awh
1931
214b
hve
6213
793b
Pers voornaamw 3e man enkelvoud Qal part activum
877b
Ontkenning Qal Imp 3e vrouw enkelvoud
6965
Zij die toevlucht nemen In Hem
Vers 9 Vragend voornaamwoord Pi’el imp 2e meerv man (nunparagogicum)
-la hwhy hlk
al Mwqt-
omstandigheden, moeilijkheden, nood (zie vers 9) En Hij is kennende
Hij is doende, makende Zij zal opstaan,
53
Mymep
6471
hru
6869
821b 3 865b
Naamw vrouw meerv
oprijzen, staan Twee keer
Naamw vrouwelijk
Benauwdheid
Vers 10 Redegevend voornaamwoord Eeen uitdrukking voor “mate” Naamw man meerv Qal, part pass man meerv
yk de MyryoAMykbo
5704 5518 5440
723b 696b 687b
Mabokw
5435
685a
Myawbo
5433
684b
Koppelteken Voorzetsel Naamw man enkelvoud met suffix 3e man meerv Qal part pass man meerv
wlka
398
37a
Pu’al Perf 3e man meerv
sqk
7179
905b
sby
3002
alm
4392
386b 2 570b
Voorzetsel Naamw man enkelv Bijv naamw Bijv naamw
Kmm
4480
577b
auy bsx -le hwhy her Uey
3318 2803
422a 362b
Vers 11 Voorzetsel met suffix 2e vr enkelvoud Qal perf 3e man enkelv Qal part act man enkelvoud
7451 3289
949a 419b
Naamw vrouw enkelv Qal part act man enkelv
leylb
1100
116a 3
Naamw man
Doornen, haken In elkaar geweven En evenals hun drank Veel drank in zich opnemen Zij worden geconsumeerd Evenals kaf Droog, verdroogt Volledig
Vanuit u Hij gaat uit Denkende Tegen HEERE Kwaad Adviseur, raadsman Waardeloosheid/ belial
54
16 Literatuuropgave Charnouk, S., The Complete Works, Edinburgh, James Nichol, 1864. Edelkoort, Dr. A.H., Nahum, Habakuk , Zefanja, drie profeten voor onzen tijd, H.J. Paris, Amsterdam, 1937 Gill, op online bible CD versie 2004 Greenhill, W., Verklaring over de profetie van Ezechiel, Pieter van Thol, ’s Gravenhage , 1733 Henry, M., Letterlijke en practicale verklaring van het Oude en Nieuwe Testament, Kok, Kampen. Z.j. Hutcheson, G., Zakelijke en praktikale verklaring van de twaalf kleine profeten, Groningen, Boerman, 1898 Land, J.G. van der; Van David tot Zedekia, Buijten & Schipperheijn, Amsterdam 1997 Mobachius, Joachimus, Der staaten verbodsdag, plegtelijk gevierd, op den 18 februarie 1756, uit Nahum 1: vers 5, 6, 7, Gerrit de Groot, Amsterdam, 1756 Oosterland, Abraham. Kerkreden over Nahum 1:6,7; Nikolaas en Paulus Topyn, Rotterdam, 1746 ‘d Outrien, Joh., De redenen van vrees en hoop, Gerard Borstius, Amsterdam, 1705. Parot, A., Ninevé en het Oude Testament, Callenbach, Nijkerk, 1956 Price, R., The Stones Cry Out, Harvest House Publishers, Eugene, Oregon, 1997 Plevier, J., Sefanja’s voorzegging, Leenderd Bakker, Middelburg, 1744 Rosenberg, Rabbi A.J., The Book of the twelve prophets, The Judaica Press Inc., New York, 1992 Spronk, Dr. K., Nahum vertaald en verklaard, Kok, Kampen, 1999 Spronk, K. en Ridderbos, Nic. H., Worstelen met een wrekende God, Kok, Kampen, 1995 Tuinman, C., Keurstoffen uit de heilige schriften der profeten, Wed. Groenewolt en Zoon, Groningen, 1764. Van Gemeren, W.A., New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, Paternoster Press, Carlisle, United Kingdom, 1997 Vredenburg, Rabijn J., De Thora met Nederlandse vertaling en verklaringen, NIK, Amsterdam, 1991 Westerbeke, W., De HEERE regeert, Bijbelse Chronologie, Middelburg, 2000
55