Nadere regels standplaatsen en venten
Gemeente Venray
vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 2 september 2009
Inhoudsopgave 1.
Inleiding 1
2.
Begripsbeschrijvingen 2
Ambulante handel 2 Standplaats 2 Venten 2 Markt 2 Openbare ruimte 2 3.
Juridisch kader 3
Uitzonderingen op de vergunningplicht 5 Overige regelgeving 5 4.
5.
Beleidskader 6
6.1
Centrum 6
6.2
Wijken en kerkdorpen 8
6.3
Incidentele standplaatsen 8
6.4
Overgang van recht naar plicht 9
Uitvoeren van het standplaatsenbeleid 10
7.1
Vergunningverlening algemeen 10
7.2
Persoonsgebonden karakter 10
7.3
Duur vergunning 10
7.4
Vergunningsvoorschriften 11
8.
Kosten 13
9.
Ventvergunningen 14
9.1
Weigeringsgronden 14
9.2
Huidig en toekomstig beleid 15
9.3
Vergunningvoorwaarden 15 9.3.1 Voorschriften jaarventvergunning 15 9.3.2 Voorschriften dagventvergunning 15
10.
Handhaving 16
11.
Implementatie 17
1.
Inleiding
In de gemeente Venray is op 29 augustus 2006 een standplaatsen- en ventbeleid door het college vastgesteld. In dit beleid zijn een aantal zaken rondom het innemen van standplaatsen en venten geregeld. De ontwikkelingen rondom de standplaatsen en het venten maken een actualisering van het beleid noodzakelijk. Vanuit een oogpunt van openbare orde (bijvoorbeeld verkeersveiligheid, voorkoming van ongewenste marktvorming, bescherming woonomgeving, handhaving van de centrumfunctie) is regulering ook gewenst. Het gebruik van openbare grond is immers onderhevig aan beperkingen die de overheid moet opleggen wil er sprake zijn van een beheer dat de gehele gemeenschap ten goede komt. Vanuit het motief om een goed gefundeerd, helder en consistent beleidskader voor het standplaatsen- en ventbeleid tot stand te brengen gelden de volgende uitgangspunten voor het beleid: 1. het voldoen aan een behoefte van de standplaatshouders; 2. het voorkomen van ongewenste situaties op het gebied van openbare orde, verkeersveiligheid en uiterlijk aanzien van de omgeving; 3. het in standhouden van een door de jaren heen ontstane evenwichtsituatie wat betreft het aantal standplaatsen en de locatie van standplaatsen. De uitgangspunten leiden tot een aantal concrete voorschriften, waaronder de standplaatsvergunningen worden verleend. Dit betekent concreet dat alleen een vergunning kan worden verleend indien aan alle voorwaarden wordt voldaan. Het niet meer hieraan voldoen leidt tot intrekking van de vergunning. Na de inleiding volgt een tweede hoofdstuk waarin begripsomschrijvingen worden weergegeven. In het derde hoofdstuk wordt het juridisch kader aangegeven. Het vierde hoofdstuk geeft het beleidskader weer waarbinnen het standplaatsenbeleid zich begeeft. Dit beleidskader wordt in hoofdstuk 7 uitgewerkt in vergunningsvoorschriften. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de kosten verbonden aan een standplaats. Hoofdstuk 9 is vervolgens gewijd aan de verlening van ventvergunningen. Tot slot wordt in tiende hoofdstuk weergegeven hoe zal worden omgegaan met het begrip handhaving en bevat hoofdstuk 11 de implementatie van het standplaatsen- en ventbeleid.
Standplaatsen- en ventbeleid
1
2.
Begripsbeschrijvingen
Ambulante handel De term ambulante handel is een verzamelnaam voor een aantal vormen van handel in de openbare ruimte. Er valt een onderscheid te maken in markten, venten en standplaats innemen. Op de ambulante handel zijn diverse wetten van toepassing, zoals de Grondwet, Gemeentewet, Vestigingswet Bedrijven, Winkeltijdenwet en de Wet milieubeheer. Deze nota betreft alleen het beleid inzake het innemen van standplaatsen en het venten. Standplaats Standplaats innemen is te omschrijven als het op gezette tijden te koop aanbieden, dan wel verstrekken van goederen of het leveren van diensten vanaf een zelfde tijdelijke plaats in de openbare ruimte, al dan niet gebruikmakend van fysieke hulpmiddelen als een kraam of een (aanhang)wagen. Uit de jurisprudentie blijkt dat het voor tien minuten innemen van een standplaats een standplaatsvergunning vereist en geen ventvergunning (HR 26-03-1974, NJ 1974, 339). Venten Onder venten met goederen wordt verstaan: de uitoefening van kleinhandel, waarbij de goederen aan willekeurige voorbijgangers worden aangeboden, dan wel het huis-aan-huis aanbieden van goederen. De verkoop vindt dus niet plaats vanaf een tijdelijke vaste plek. Markt Een markt is te omschrijven als een aantal standplaatsen op dezelfde locatie in de openbare ruimte van waaruit goederen te koop worden aangeboden. De Gemeentewet bepaalt, dat het college besluit tot het instellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen. In de praktijk wordt in de gemeente Venray een verzameling van meer dan 7 standplaatsen als een markt beschouwd. Openbare ruimte Bij openbare ruimte gaat het om zaken waarvoor een ieder een recht heeft om van die zaak overeenkomstig zijn bestemming gebruik te maken. Er is bij het innemen van een standplaats sprake van bijzonder gebruik van de weg, omdat het niet gaat om het algemeen gebruik. Het algemene gebruik van de openbare weg is het gebruik voor verkeersdoeleinden. Het plaatsen van een kraam en/of een aanhangwagen is evenwel functioneel gebonden omdat het gebruik van de weg zich hiertegen in beginsel niet verzet.
Standplaatsen- en ventbeleid
2
3.
Juridisch kader
Het innemen van een verkoopstandplaats is op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening gebonden aan een vergunning van het college, op grond van artikel 5.2.2 (venten) en artikel 5.2.3 (standplaatsen: uitstallingen op de weg). De weigeringsgronden voor een ventvergunning en een standplaatsvergunning worden in de APV artikelen vermeld: a.
in het belang van de openbare orde;
b.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c.
in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d.
in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
e.
wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijke verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
f.
vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan.
Deze gronden zijn de basis van het beleid ten aanzien van het venten en het innemen van een standplaats. Hieronder worden de afzonderlijke weigeringsgronden besproken. Ad. a. De openbare orde De weigeringsgrond omtrent de openbare orde sluit nauw aan bij de weigeringsgrond inzake het beperken of voorkomen van overlast. Ook wordt deze weigeringsgrond vaak gehanteerd in combinatie met de weigeringsgrond 'belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid'. Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Door deze verkeersaantrekkende werking ontstaan mogelijk ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers en ontoelaatbaar rijwielverkeer in voetgangersgebieden. Ook parkerende en geparkeerde auto's kunnen overlast in de omgeving veroorzaken. In het belang van de verkeersveiligheid is het daarom niet mogelijk overal een standplaats in te nemen. Uit de jurisprudentie blijkt dat beperking van het aantal te verstrekken vergunningen in het belang van de openbare orde en de verkeersveiligheid is toegestaan. Dit neemt niet weg dat iedere aanvraag voor het innemen van een standplaats op haar eigen merites beoordeeld dient te worden. Ad b. Overlast Bij het hanteren van de weigeringsgrond 'overlast' kan een verdeling gerealiseerd worden van het aantal standplaatsen, waarbij de af te geven vergunningen zodanig over de week verspreid worden, dat een concentratie van de in te nemen standplaatsen wordt tegengegaan. Deze weigeringsgrond kan ook gebruikt worden wanneer veel belangstelling voor dezelfde locatie bestaat. Een aantal standplaatsen op één plek doet ook de kans op feitelijke marktvorming ontstaan. Ook is het mogelijk om specifieke standplaatsen op bepaalde locaties te weren.
Standplaatsen- en ventbeleid
3
Ad c. Bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente Deze weigeringsgrond kan worden gehanteerd indien één of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig verstoord wordt. Bij de beoordeling van een standplaats nabij monumentale gebouwen of locaties wordt kritisch getoetst. Hierbij zal met name gekeken worden naar eventuele verstoring van het straatbeeld en het aanzien van de monumentale gebouwen of locaties. Burgemeester en wethouder bepalen zelfstandig de inhoud van deze weigeringsgrond. Het is niet noodzakelijk, maar wel verstandig om bij voorbeeld de welstandscommissie om advies te vragen. Ad d. Verkeersvrijheid of – veiligheid Deze weigeringsgrond sluit nauw aan bij de weigeringsgronden ‘Openbare Orde’ en beperken of voorkomen van ‘overlast’. Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Door deze verkeersaantrekkende werking ontstaan mogelijk ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers. Ook parkerende en geparkeerde auto's kunnen overlast in de omgeving veroorzaken. Iedere standplaats moet dan ook kritisch worden getoetst op de verkeersvrijheid en verkeersveiligheid. Aan een eventuele weigering zal een (politie) rapportage moeten liggen waarin wordt aangegeven welke gevolgen het innemen van een standplaats zal hebben voor de verkeersveiligheid of –veiligheid. Ad e. Het in gevaar komen van een redelijk verzorgingsniveau voor de consument Het bepalende element om niet tot verstrekking van een vergunning over te gaan is het verzorgingsniveau voor de consument. In beginsel is de concurrentiepositie van een gevestigde winkelier geen reden om een standplaatsvergunning te weigeren. Hierop bestaat een tweetal uitzonderingen, namelijk:
Wanneer sprake is van een nieuw opgezet winkelcentrum (hoge startkosten) welke beschermd dient te worden tegen concurrentie door standplaatshouders.
Indien blijkt dat binnen het verzorgingsgebied in een bepaalde branche nog slechts één winkel is gevestigd welke door de concurrentie van een standplaatshouder ten onder dreigt te gaan, waardoor het verzorgingsniveau ter plaatse in het gedrang kan komen.
Ad f. Strijd met geldend bestemmingsplan De toepasselijke bepalingen in hoofdstuk 5 van de APV (het innemen van een standplaats) zijn gebaseerd op ordening van de ambulante handel en zijn gebaseerd op de regulerende bevoegdheid van de gemeente die zaken te regelen die tot haar huishouding behoren. Daarnaast vormen de besluiten op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zoals een bestemmingsplan een zelfstandige weigeringsgrond. Bij het beoordelen van een aanvraag om vergunning voor het innemen van een standplaats, moet altijd gelet worden op de voorschriften die uit het bestemmingsplan voortvloeien. Uit de jurisprudentie blijkt dat aanvragen tot het innemen van een standplaats op een locatie welke niet in het beleid als zodanig is aangewezen, niet zonder meer mogen worden afgewezen. Er moet altijd getoetst worden aan de in de APV genoemde weigeringsgronden. Deze weigeringsgronden gelden ook als de aanvraag betrekking heeft op niet-gemeentegrond.
Standplaatsen- en ventbeleid
4
Uitzonderingen op de vergunningplicht In het geval van een door de raad ingestelde markt is geen standplaatsvergunning nodig. Degene die op een dergelijke markt wil plaatsnemen moet zich houden aan de regels zoals vastgesteld in of conform de marktverordening. Voor het innemen van een standplaats op een bepaald evenement is ook geen vergunning op basis van artikel 5.2.3. APV nodig. Op een evenement is een afzonderlijk regime (art. 2.2.2 APV) van toepassing waarbij de bepalingen aangaande het innemen van een standplaats niet van toepassing is. Aanvragen voor standplaatsen in de zin van standjes op de weg bij bijvoorbeeld promotieactiviteiten worden getoetst op artikel 2.1.5.1 van de APV.
Overige regelgeving Op de ambulante handel kan ook andere regelgeving van toepassing zijn, zoals de Grondwet, de Wet milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Vestigingswet bedrijven, de Warenwet en de Winkeltijdenwet. Deze wetten stellen, ieder vanuit verschillende motieven, grenzen aan het drijven van handel. Voor zover nodig zal ook aan deze wettelijke voorschriften voldaan moeten zijn bij venten van goederen en diensten.
Standplaatsen- en ventbeleid
5
4.
Beleidskader
Het doel van dit hoofdstuk is het beleidskader neer te zetten aan de hand waarvan de gemeente de komende jaren vergunningen kan afgeven of weigeren. Maximale afmeting standplaats: 20 m² inclusief de ruimte die het publiek inneemt en/of die door de uitgestalde koopwaar wordt ingenomen. De frontbreedte mag niet meer bedragen dan 8 meter. Incidentele standplaats tijdens evenementen Tijdens evenementen kunnen ook standplaatsen gecreëerd worden op het evenemententerrein. Deze vallen niet onder de standplaatsdefinitie in de APV maar worden op genomen in de evenementenvergunning (artikelen 2:24 en 2:25 van de APV). Tijdens een evenement in het winkelcentrum van Venray mag op donderdag, vrijdag en zaterdag geen standplaats ingenomen worden met producten die vanaf de standplaatsen op het Henseniusplein verkocht worden. Incidentele standplaats ten behoeve van informatieverstrekking Een organisatie kan in een stand informatie willen verstrekken. Als hierbij geen goederen of diensten te koop worden aangeboden of aangeleverd, valt deze activiteit niet onder de definitie van een standplaats. Er is geen vergunningplicht voor deze activiteit indien deze op de drie hiervoor aangewezen plaatsen ingenomen worden, wel dient de activiteit gemeld te worden bij de gemeente. Verkooptijden De verkooptijden van de ambulante handel zijn bepaald in de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening. Het is verboden goederen te koop aan te bieden of te verkopen op werkdagen voor 06.00 en na 22.00 uur, op zondag en op Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag na 19.00 uur, tweede Paasdag, 4 mei na 19.00 uur, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, 24 december na 19.00 uur, eerste en tweede Kerstdag Dit verbod geldt niet op ten hoogste twaalf door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen zon- en feestdagen per kalenderjaar. Deze data worden jaarlijks door het college vastgesteld. De genoemde verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van voor directe consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken. 6.1
Centrum
Indien alle standplaatsvergunningen zouden toegaan naar 1 branche dan leidt dat ongetwijfeld tot problemen op het terrein van de openbare orde. Een en ander is ook met het oog op een gevarieerd aanbod van producten niet in het belang van het publiek. Omdat grote (onbeperkte) aantallen standplaatsen en standplaatshouders leiden tot verstoring van de openbare orde is het noodzakelijk tot een maximumstelsel te komen. Zoals eerder reeds vermeld mag een dergelijk stelsel niet zodanig beperkt zijn dat dit in feite neerkomt op bescherming van de gevestigde winkeliers. Er moet dus een redelijke ruimte zijn voor
Standplaatsen- en ventbeleid
6
de standplaatsen, gerelateerd aan de bescherming van de openbare orde en de verkeersveiligheid. Zomaar een maximum stellen is niet toegestaan. Het maximum aantal vergunningen dat kan worden afgegeven moet worden vastgesteld in een beleidsnota. Een verdere verfijning van het maximum kan worden bereikt door een onderverdeling naar het aantal branches in te stellen. Een dergelijk maximum aantal vergunningen wordt door de rechter alleen toegelaten indien het aantal aanvragen het totaal aantal af te geven vergunningen overtreft. Indien voor een branche niet het maximum wordt afgegeven, acht de rechter geen noodzaak tot het handhaven van dit stelsel aanwezig. Bij de afgifte van vergunningen is een evenwichtige brancheverdeling noodzakelijk. Om die reden is bepaald dat per branche 1 vergunning mag worden verstrekt. Op deze wijze wordt tevens bereikt dat de standplaatsen een zo breed mogelijk assortiment hebben en houden. De consument (en automatisch dus ook de standplaatsen) is erbij gebaat dat deze zo veel mogelijk verschillende soorten artikelen op de standplaatsen kan vinden. Gelet op de weigeringsgronden opgenomen in de APV én het huidige aantal ingenomen standplaatsen verdeeld over de afzonderlijke branches wordt een maximum van 7 in te nemen standplaatsen redelijk geacht. Wanneer er meer dan 7 standplaatsen worden ingenomen, is er sprake van verkapte marktvorming en zijn de bepalingen van de APV niet meer van toepassing. In het geval van een markt moet een Marktverordening gehanteerd worden. In de praktijk is gebleken dat de donderdag als verkoopdag als overbodig kan worden aangemerkt. De gemeente geeft er de voorkeur aan om voor deze dag geen (nieuwe) standplaatsvergunningen meer af te geven. Om dit te bewerkstelligen is het nodig om een uitsterfbeleid te hanteren. Dit houdt in dat de huidige standplaatsvergunningen ook na vaststelling van het nieuwe beleid hun geldigheid behouden. Het te voeren uitsterfbeleid houdt in dat een vrijgekomen standplaats niet aan een nieuwe ondernemer zal worden uitgegeven. Voor de vrijdag en zaterdag blijft het gegeven van kracht dat 7 standplaatsen uitgegeven kunnen worden. Het zal waarschijnlijk voorkomen dat een aanvraag niet kan worden gehonoreerd omdat het maximum aantal per branche of het maximum aantal vergunningen reeds is uitgegeven. Voor die aanvragen blijft de bestaande wachtlijst zijn gelding behouden. De aanvragen worden in volgorde van binnenkomst voor de duur van drie jaar geregistreerd. Indien een standplaatshouder te kennen geeft zijn plaats niet meer te zullen innemen kan deze vergunning aan de eerste daarvoor in aanmerking komende aanvrager op de wachtlijst (rekening houdend met de brancheverdeling) worden ingenomen. Maximum standplaatsen centrum Venray Product
Verkoopdag
Vis
vrijdag
zaterdag
vrijdag
zaterdag
Brood
vrijdag
zaterdag
Kaas
vrijdag
Bloemen
vrijdag
Loempia’s
donderdag *
Groenten en fruit
zaterdag zaterdag
Döner-kebab*
donderdag *
IJs c.a.
1 mei/1 sept
Standplaatsen- en ventbeleid
vrijdag
zaterdag
7
Oliebollen
1 nov t/ m carnaval
Totaal
7
7
* donderdag is als verkoopdag voor de jaarvergunning vervallen per 29 augustus 2006, de vergunninghouders op 29 augustus 2006 hebben hun vergunning gehouden (uitsterfconstructie).
6.2
Wijken en kerkdorpen
In de wijken en dorpen is door de jaren heen een evenwichtsituatie ontstaan wat betreft het aantal standplaatsen en de locatie van de standplaatsen. De standplaatsen mogen alleen worden ingenomen bij het winkelcentrum van de betreffende wijk of in de kern van het kerkdorp. Hierbij wordt geen onderverdeling gemaakt in de verschillende branches. Het is dus toegestaan om in 1 branche meerdere dagen per week een vergunning te verlenen indien hierdoor in een behoefte wordt voorzien. In het geval dat zou blijken dat, door het innemen van een standplaats op een parkeerplek, de parkeerdruk te veel toeneemt, kunnen nieuwe aanvragen geweigerd worden op grond van de weigeringsgronden zoals opgenomen in de APV (art. 5.2.3, lid 6, onder d). De weigeringsgronden zijn in hoofdstuk 3 nader uitgewerkt. Voor de wijken en kerkdorpen wordt, vooralsnog, geen maximum vastgesteld omdat uit de praktijk blijkt dat hier geen behoefte aan is. Fysiek is in de wijken en kerkdorpen de beschikbare ruimte zo beperkt dat het aantal in te nemen standplaatsen niet het niveau van marktvorming zal bereiken. Het college kan, indien hier behoefte aan ontstaat, een maximum stellen aan het aantal in te nemen standplaatsen in de wijken en kerkdorpen. Standplaatsen wijken Venray anno maart 2006 Landweert
Donderdag 10.00 -14.00
Vis
Donderdag 8.30 – 12.30
Kaas
Vrijdag 13.00 – 21.00
Bloemen
Zaterdag 08.00 – 21.00 Veltum
Vrijdag 11.00 – 15.00
Vis
Brukske
Vrijdag 15.30 – 18.00
Vis
standplaatsen kerkdorpen anno maart 2006 Oostrum
Maandag 16.30 – 18.30
Vis
Ysselsteyn
Dinsdag 10.00 – 13.00
Vis
Vrijdag 10.00 – 13.30
Vis
Dinsdag en Donderdag
Friture
Vrijdag en zaterdag
Friture
Castenray
6.3
Incidentele standplaatsen
Over mogelijke overlast als gevolg van de incidentele standplaatsen in niets bekend, zodat kan worden afgeleid dat deze beperkt is. De ideële info-standplaatsen en de bedrijfsstandplaatsen worden slechts enkele keren per jaar ingenomen, waarbij per keer voor maximaal 1 dag standplaats wordt ingenomen. Teneinde voor deze standplaatsen met een werkelijk incidenteel
Standplaatsen- en ventbeleid
8
karakter enige ruimte te laten bestaan en geen rigide beleid te voeren, geldt voor deze categorie van standplaatsen geen maximum. Ten aanzien van de standplaatsen in het kader van kentekengravures/ruitschadeherstel wordt het volgende opgemerkt. Bij deze standplaatsen vervult de dienstverlening een belangrijke functie. Ook hier wordt per keer voor maximaal 1 dag standplaats ingenomen. Voorgesteld wordt om maximaal 12 keer per jaar een vergunning te verlenen. Op een dag dat de standplaats wordt ingenomen wordt er geen soortgelijke vergunning aan anderen verleent. 6.4
Overgang van recht naar plicht
Omdat standplaatshouders ook recht hebben op bijvoorbeeld een vakantie, is het niet reëel te verlangen dat men altijd aanwezig is op de dagen dat de standplaats vergund is. Het wordt redelijk geacht te verlangen dat een vergunninghouder ten minste 43 weken per jaar gebruik maakt van de aan hem of haar verleende vergunning. In het voorkomende geval dat een toegekende standplaats zonder dringende reden minder dan 43 weken per jaar wordt ingenomen kan het recht op deze standplaats vervallen. De vergunninghouder mag zich wegens ziekte of andere dringende reden voor ten hoogste tien weken per jaar laten vervangen. Indien in geval van ziekte de vervanging langer gaat duren dan tien weken, moet de vergunninghouder elke drie maanden een geneeskundige verklaring overleggen. De vergunninghouder die zich tijdelijk laat vervangen moet dit zo spoedig mogelijk schriftelijk kenbaar maken aan de gemeente. De vergunninghouder kan zich uitsluitend laten vervangen door: a. de echtgeno(o)te of relatiepartner; b. een bloed- of aanverwant in de eerste graad; c. een persoon die bij de vergunninghouder in loondienst is.
Standplaatsen- en ventbeleid
9
5.
Uitvoeren van het standplaatsenbeleid
7.1
Vergunningverlening algemeen
Op de vergunningverlening is naast de APV tevens de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Hierbij wordt niet de openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in de afdelingen 3.4 Awb gevolgd, maar nieuwe vergunningen worden wel gepubliceerd. In de vergunning worden voorschriften opgenomen die strekken tot bescherming of de belangen van de openbare orde, overlast, uiterlijk aanzien, verkeersveiligheid, verzorgingsniveau en ruimtelijke ordening. De gemeente Venray hanteert geen standaardaanvraagformulier. Voordat een vergunning wordt verleend voor het innemen van een standplaats moet de beoogd standplaatshouder de volgende bescheiden overleggen: o
Een of meer foto’s van de standplaatswagen c.q. verkoopwagen;
o
Een gedetailleerd situatieschets van de in te nemen standplaatslocatie (voor zover het een standplaats in de wijken of kerkdorpen betreft);
o
Een kopie van het registratiebewijs van het Centraal Registratiekantoor DetailhandelAmbacht;
o
Een kopie van het bewijs van inschrijving afgegeven door de Kamer van Koophandel.
In het voorkomende geval dat een standplaatsvergunning niet kan worden afgegeven, omdat bijvoorbeeld het maximum aantal vergunningen reeds is verleend, vindt plaatsing op de wachtlijst plaats. Wanneer de gevraagde standplaats (na verloop van tijd) beschikbaar komt om door de aanvrager te kunnen worden ingenomen, dient men dan alsnog de bovengenoemde bescheiden aan de gemeente te doen toekomen. 7.2
Persoonsgebonden karakter
De vergunning is strikt persoonlijk. Hieruit volgt dat een vergunning ook uitsluitend kan worden verleend aan natuurlijke personen. De reden hiervoor is, dat aan de vergunninghouder een aantal specifieke eisen wordt gesteld. Dit omdat aan het gebruik van de vergunning aspecten zitten als openbare orde en mogelijke overlast voorkomen, enz. Het uitgangspunt is dat per ondernemer slechts één vergunning kan worden verleend, ongeacht het aantal dagen waarvoor de vergunning wordt gebruikt. Wel is het toegestaan dat de standplaats door een bij de vergunninghouder in dienst zijnd personeelslid laat innemen. Uiteraard kan het wel zo zijn dat een natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam te stellen van de rechtspersoon. 7.3
Duur vergunning
De vergunning wordt telkens voor de duur van een jaar verleend. Behoudens opzegging door de standhouder wordt de vergunning telkens jaarlijks stilzwijgend verlengd. Door een looptijd van een jaar te hanteren heeft de gemeente meer mogelijkheden om de voorschriften en beperkingen van de vergunningen tussentijds te kunnen wijzigen c.q. aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen. Bovendien wordt, door het jaarlijks stilzwijgend verlengen, de vergunninghouder de zekerheid geboden dat de gedane investeringen terug kunnen worden verdiend. Hiernaast behouden de
Standplaatsen- en ventbeleid
10
standhouders hiermee tegelijkertijd een grote mate van vrijheid in hun bedrijfsvoering. Zij kunnen immers desgewenst na een jaar de vergunning zelf opzeggen. 7.4
Vergunningsvoorschriften
7.4.1
Publiekrechtelijke voorschriften
Aan de verleende vergunningen worden de volgende publiekrechtelijke voorschriften verbonden. 1. De standplaats moet worden ingenomen volgens de van gemeentewege gegeven aanwijzingen. 2. De standplaats moet, tenzij anders is overeengekomen, persoonlijk worden ingenomen dan weldoor een bij de vergunninghouder in dienst zijnd personeel. 3. De standplaats met de onmiddellijke omgeving ervan moet dagelijks aan het einde van de verkooptijd worden gereinigd van afval dat het gevolg is van het innemen van de standplaats. De standplaatshouder moet zelf op reguliere wijze voor de verwijdering van zijn bedrijfsafval zorgen. 4. Tijdens de carnavalsdagen, alsmede tijdens de dagen ervoor die nodig zijn voor de opbouw, moet de standplaats zonodig worden ontruimd dan wel volgens gegeven aanwijzing anders of elders worden ingenomen. 5. Het onder 4 bepaalde kan eveneens van toepassing zijn in bijzondere gevallen, zoals werkuitvoeringen of speciale festiviteiten. 6. Indien een verkoopdag als gevolg van een feestdag niet benut kan worden, kan in plaats daarvan de standplaats – in beginsel – worden ingenomen op de daaraan voorafgaande dinsdag of woensdag. 7. Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften stellen met betrekking tot het uiterlijk aanzien van de kraam of de wagen en de tijden waarop de standplaats moet worden ingenomen. 8. Indien in strijd wordt gehandeld met een of meer van de onder 1 t/m 6 genoemde voorschriften of bepalingen kunnen wij, na u in de gelegenheid te hebben gesteld dat strijdig handelen te beëindigen, de onmiddellijke ontruiming van de standplaats gelasten. 7.4.2
Privaatrechtelijke voorschriften
Gelijktijdig met de hierboven omschreven publiekrechtelijke voorschriften worden in de vergunning ook de volgende privaatrechtelijke voorschriften opgenomen. a.
De vergunninghouder is voor het gebruik van de openbare grond ten behoeve van genoemde standplaats (voor de duur van de vergunning) aan de gemeente een vergoeding verschuldigd. Waarbij de vergoeding geïndexeerd wordt met het prijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
b.
De onder a. genoemde vergoeding wordt binnen één maand na ontvangst van de daartoe strekkende rekening voldaan.
c.
Bij niet tijdige betaling kan, nadat vergunninghouder in de gelegenheid is gesteld alsnog aan zijn verplichting te voldoen, het recht tot gebruik van de grond worden ontzegt.
d.
Het gebruik van nutsvoorzieningen op het Henseniusplein wordt de vergunninghouder volgens nader te stellen tarief in rekening gebracht. In de wijken en dorpen dient de vergunninghouder zelf voor nutsvoorzieningen te zorgen.
Standplaatsen- en ventbeleid
11
e.
Alle schaden aan gemeente-eigendommen en daarmede verband houdende gevolgschade, indien en voor zover veroorzaakt of toegenomen door het hierbij overeengekomen gebruik, wordt door of op kosten van de vergunninghouder op eerste aanzegging van de gemeente binnen een daarbij te stellen. termijn hersteld of vergoed tot genoegen van de gemeente.
f.
De vergunninghouder vrijwaart de gemeente voor vorderingen van derden ter zake van aan deze derden toegebrachte schade, indien en voorzover deze schade is veroorzaakt of toegenomen door het hierbij overeengekomen gebruik.
Standplaatsen- en ventbeleid
12
8.
Kosten
De kosten die verbonden zijn aan een vergunning zijn legeskosten voor de standplaatsvergunning en een privaatrechtelijke
vergoeding
voor het gebruik van de gemeentegrond
voor de
verkoopstandplaats. Daarnaast is het mogelijk dat er schade is toegebracht aan de openbare weg op de plaats waar de uitstalling is/was gesitueerd. De schade en/of herstelkosten zullen door de ondernemer vergoed moeten worden. In de tarieventabel op grond van de ‘Verordening op de heffing en invordering van leges’ is opgenomen dat leges verschuldigd zijn voor het in behandeling nemen van een vergunning, een ontheffing, een verlenging of wijziging daarvan. Voor zover in de tarieventabel of in andere rechtsregels voor het in behandeling nemen van een aanvraag daartoe dan wel voor de afgifte daarvan geen ander tarief is vastgesteld is in de tarieventabel een tarief bepaald. Voor 2006 bedraagt dit tarief € 16,80. Naast de standplaatsvergunning wordt, bij een standplaats op gemeentegrond, een overeenkomst gesloten voor het gebruik van de gemeentegrond. Bij de aanvraag van de vergunning doet de aanvrager een inschrijving voor de vergoeding van het gebruik van de gemeentegrond. Mocht dit bod niet reëel zijn, dan kan komt de privaatrechtelijke overeenkomst niet tot stand en kan van de standplaatsvergunning geen gebruik gemaakt worden omdat er geen toestemming is van de rechthebbende om de grond te gebruiken.
Standplaatsen- en ventbeleid
13
9.
Ventvergunningen
Op grond van artikel 5.2.2 van de APV is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de uitoefening van handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel een andere – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaatsen goederen aan te bieden, te verkopen of af te geven, dan wel diensten aan te bieden. In het tweede artikellid worden de uitzonderingen op het verbod genoemd; in het derde lid wordt aangegeven wanneer de aangevraagde vergunning kan worden geweigerd. Uit de jurisprudentie volgt dat de venter zijn waren voortdurend moet aanbieden vanaf een andere plaats. Verkoop vanuit een rijdende winkelwagen wordt ook tot het venten gerekend. 9.1
Weigeringsgronden
De ventvergunning kan op de volgende gronden geweigerd worden: -
in het belang van de openbare orde;
-
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
-
in het belang van de verkeersvrijheid of veiligheid;
-
als door bijzondere omstandigheden te verwachten is dat het verzorgingsniveau van de consument in gevaar komt.
De bovengenoemde weigeringsgronden zijn al besproken bij de eerder besproken weigeringsgronden van de standplaatsvergunningen. Wat bij standplaatsvergunningen geldt, is (voor zover relevant) ook bij ventvergunningen van toepassing. De weigeringsgronden “in het belang van het uiterlijk aanzien” en “strijd met het bestemmingsplan” zijn (daar een venter vrijwel voortdurend in beweging is) niet van toepassing. Het verdient de aanbeveling om het gebied waar gevent mag worden duidelijk in de vergunning te omschrijven. Ten aanzien van de weigeringsgrond “in het belang van het voorkomen en beperken van overlast” dient nog het volgende te worden opgemerkt. Het venten met patates frites of vis e.d. vraagt een andere benadering dan bij het innemen van standplaatsen voor de verkoop van deze producten. Het moet namelijk ter plekke worden bereid. Dit houdt in, dat de venter met regelmaat gedurende langere tijd op verschillende plaatsen met zijn verkoopwagen stilstaat. Dit komt in feite neer op het innemen van een standplaats. Bovendien zal het publiek langere tijd dienen te wachten, dikwijls op de openbare weg. Dit kan de verkeersveiligheid in gevaar brengen. Voorgesteld wordt dan ook om geen ventvergunning te verlenen voor de verkoop van producten welke een langere bereidingstijd vergen. Naast de van toepassing zijnde bepalingen opgenomen in de APV is ook hier de overige regelgeving van belang. Hetgeen in deze nota eerder is opgemerkt ten aanzien van de standplaatsvergunning (o.a. APV, Winkeltijdenwet, Wet milieubeheer, Warenwet) geldt ook voor de ventvergunningen. Ook hier wordt een restrictief vergunningenbeleid, waarbij het ambulante karakter van de handel in stand moet blijven, voorgestaan. Evenals bij de standplaatsvergunning, kan een ventvergunning slechts aan natuurlijke personen verleend worden waarbij het voorschrift geldt, dat de vergunninghouder persoonlijk van de vergunning gebruik dient te maken. Ook bij de ventvergunningen wordt getracht een zo gevarieerd mogelijk aanbod van waren te realiseren.
Standplaatsen- en ventbeleid
14
9.2
Huidig en toekomstig beleid
De huidige situatie binnen de gemeente Venray is dat jaarlijks maximaal twee jaarventvergunningen worden afgegeven voor hetzelfde product. Hiermee wordt aan de behoefte voldaan. Gelet op het feit dat het ambulante karakter van de handel in stand moet blijven, wordt getracht een zo gevarieerd mogelijk aanbod van waren te behouden. Voorgesteld wordt daarom om het huidige maximum te handhaven. Ten aanzien van incidentele dagventers en acties van verenigingen worden er in het centrum, de wijken en kerkdorpen per branche per dag maximaal 1 vergunning verleend. 9.3
Vergunningvoorwaarden
9.3.1
Voorschriften jaarventvergunning
Aan een jaarventvergunning worden de onderstaande voorwaarden verbonden. -
de vergunning geldt voor één voertuig
-
aan het voertuig moet een papierbak bevestigd worden;
-
tijdens het venten mag géén standplaats worden ingenomen;
-
na 21.00 uur mag niet meer gevent worden;
-
het is verboden om met andere waren te venten dan die op de vergunning staan vermeld;
-
tijdens het venten moet de venter in het bezit zijn van deze vergunning en van een geldig bewijs van registratie van het Centraal Registratiekantoor Detailhandel en Ambacht;
-
de onder 5 genoemde stukken moet op vordering van een politie-ambtenaar ter inzage worden verstrekt;
-
tijdens de weekmarkt (op maandag), de standplaatsen (op donderdag, vrijdag en zaterdag), de kermis Venray-centrum en andere evenementen mag binnen de binnensingels (Langeweg, Paterslaan, Julianasingel, Raadhuisstraat, Gasstraat, Heuvelstraat, Eindstraat, St. Jozefweg) niet worden gevent;
-
tijdens de kermis in de kerkdorpen mag aldaar niet worden gevent;
-
eventuele aanwijzingen van de politie met betrekking tot de openbare orde of veiligheid moeten stipt worden opgevolgd.
9.3.2
Voorschriften dagventvergunning
Aan de dagventvergunning worden de volgende voorwaarden gesteld: 1. Tijdens het venten mag géén standplaats worden ingenomen; 2. Na 21.00 uur mag er niet meer gevent worden; Het venten dient, in het kader van de bescherming van de openbare orde en/of veiligheid, beperkt te blijven binnen … (centrum, naam wijk, naam kerkdorp).
Standplaatsen- en ventbeleid
15
10.
Handhaving
Door middel van standplaats- en ventvergunningen worden activiteiten toegestaan welke plaatshebben op de openbare weg en voor een ieder zichtbaar zijn. Op een goede naleving van de standplaatsvergunningen wordt toegezien door een toezichthouder van de gemeente. De toezichthouder heeft op grond van de Awb de bevoegdheden gekregen welke benodigd zijn voor het uitvoeren van zijn taak. Op een goede naleving van de ventvergunningen wordt ook controle uitgevoerd door de politie. Handhaving kan privaatrechtelijk, strafrechtelijk of publiekrechtelijk gebeuren. De controle op naleving zal zich in de eerste plaats richten op de publiekrechtelijke aspecten, namelijk door: - het intrekken of wijzigen van de vergunning; - het toepassen van bestuursdwang; - het opleggen van een last onder dwangsom. Het doel hiervan is de overtreder te bewegen de onrechtmatige situatie te beëindigen, de gevolgen te beperken of herhaling van de overtreding te voorkomen. Afhankelijk van de situatie zal voorafgaande aan de bovengenoemde sancties in principe eerst een verzoek door de toezichthouder worden gedaan de overtreding op te heffen. Wordt hieraan geen gevolg gegeven dan zal een waarschuwing door het bevoegd bestuursorgaan volgen. Hierna kunnen de genoemde bestuursrechtelijke sancties volgen. Daarnaast kan door de buitengewoon opsporingsambtenaar proces verbaal worden opgemaakt indien er zonder of in afwijking van de vergunning gevent wordt of een standplaats is ingenomen. Overtreding van het standplaatsenbeleid* kan op verschillende wijzen, zoals: 1. de standplaats wordt ingenomen op een tijdstip c.q. dag waarop volgens het standplaatsenbeleid (vergunning) niet is toegestaan; 2. de standplaats wordt ingenomen op een plaats waar dat volgens het standplaatsenbeleid (vergunning) niet is toegestaan; 3. op de verkoopwagen worden voorzieningen aangebracht die niet overeenstemmen met het standplaatsenbeleid; 4. één van de overige voorwaarden in het standplaatsenbeleid (vergunning) wordt overtreden; 5. de ingenomen standplaats leidt tot structurele overlast. *waar standplaatsenbeleid staat kan ook ventbeleid worden gelezen
Bij de handhaving zal het volgende stappenplan gehanteerd worden:
Constatering
Toezichthouder/ Buitengewoon
College
opsporingsambtenaar 1e overtreding e
2 overtreding e
3 overtreding
Mondelinge waarschuwing Proces verbaal
Schriftelijke waarschuwing Oplegging last onder dwangsom
Voortduren overtreding
Verbeurdverklaring en invordering dwangsom
Standplaatsen- en ventbeleid
16
11.
Implementatie
Inwerkingtreding Als het aangepast beleid bekendgemaakt is, kan het onmiddellijk in werking treden, er zijn immers geen verdere maatregelen nodig om het beleid te effectueren.
Implementatie handhaving Op jaarbasis is er binnen handhaving 55 uur opgenomen voor de handhaving van evenementen, terrassen, speelautomaten, winkeluitstallingen en standplaatsen. Voor de reguliere handhaving van de standplaatsen voldoet deze capaciteit.
Evaluatie Het is belangrijk na enige tijd te evalueren om te zien of de beoogde effecten – i.c. het bevorderen van veiligheid en het voorkomen van openbare orde problemen, naast een kwaliteitsaspect – voldoende zijn behaald en/of dat het beleid op onderdelen, gezien de ervaringen, mogelijk bijgesteld moet worden. Daarnaast is het zinvol te bezien of de regelgeving aan het doel heeft beantwoord en/of bijvoorbeeld de wijze van toezicht en handhaving naar behoren heeft gefunctioneerd.
Deze beleidsregel is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 29 augustus 2006.
Standplaatsen- en ventbeleid
17