Naar verbeteringen in de hulpverlening Een calamiteit als leerproces
Een gemeente in samenwerking met Integraal Toezicht Jeugdzaken
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING ............................................................................................................................. 7 1.1.
Aanleiding ................................................................................................................................ 7
1.2.
Doel- en probleemstelling ....................................................................................................... 8
1.3.
Werkwijze ................................................................................................................................ 9
1.4.
Leeswijzer .............................................................................................................................. 10
2.
HET HULPVERLENINGSTRAJECT VAN MITCH ......................................................................... 13
3.
VERBETERPUNTEN EN AANBEVELINGEN .............................................................................. 23
4.
3.1.
Ouders de juiste rol geven .................................................................................................... 23
3.2.
Informatie uitwisselen ........................................................................................................... 24
3.3.
Regie voeren .......................................................................................................................... 25
3.4.
Passende hulpverlening bieden ............................................................................................ 26
3.5.
Melden en signaleren ............................................................................................................ 27
3.6.
Relevante partners kennen en betrekken ............................................................................. 27
OPLOSSINGSRICHTINGEN .................................................................................................... 29 4.1.
Integrale hulpverlening ......................................................................................................... 29
Regie .............................................................................................................................................. 29 Aansluiten hulpverlening volwassenen en jongeren .................................................................... 29 Privacy ........................................................................................................................................... 29 4.2.
Duidelijkheid naar ouders ..................................................................................................... 30
‘1 gezin 1 plan’ ............................................................................................................................... 30 Multidisciplinair overleg ................................................................................................................ 30 Warme overdracht ........................................................................................................................ 31 4.3.
Zicht op taken en bevoegdheden ketenpartners .................................................................. 31
Sociale kaart .................................................................................................................................. 31 Huisarts .......................................................................................................................................... 32 2
4.4. 5.
Creëren passende plek .......................................................................................................... 32
VERVOLGACTIES.................................................................................................................. 33 Actieplan........................................................................................................................................ 33 De eerste acties ............................................................................................................................. 33 Vervolgplanning............................................................................................................................. 34
3
VOORWOORD Voor u ligt het onderzoeksrapport welke is uitgevoerd door een gemeente en ITJ1. De gemeente wil ITJ allereerst bedanken voor deze prettige samenwerking. Het heeft van beide partijen veel inzet en tijdsinvestering gekost (en soms ook een beetje geduld), maar de resultaten mogen er zijn. De gemeente is van mening dat het stuk dat voor u ligt , gebruikt moet worden voor de vele ontwikkelingen die plaatsvinden op het gebied van de jeugdzorg. Deze casus staat niet op zichzelf en met zijn allen moeten we er voor kunnen zorgen dat de hulpverlening aan gezinnen verbetert. De tijd is gekomen om er voor te zorgen dat er geen kind meer tussen wal en schip geraakt.
Graag bedank ik de ouders en alle ketenpartners die hebben meegewerkt aan deze rapportage.
Wethouder gemeente
Juli 2012
1
Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ) is een samenwerkingsverband van vijf rijksinspecties die toezicht houden op organisaties en voorzieningen voor jongeren. Het belang van het kind staat bij ITJ centraal. In haar onderzoek richt ITJ zich op problemen van en door jongeren, zoals bijvoorbeeld kindermishandeling, jeugdcriminaliteit en alcoholgebruik onder jongeren. ITJ onderzoekt daarbij de kwaliteit van de samenwerking van voorzieningen voor jeugd.
4
5
6
1.
INLEIDING
Enige tijd geleden is een medewerker van Bureau Jeugdzorg (BJZ) benaderd door een dagblad. Een cliënt van BJZ had contact gezocht met het dagblad om aandacht te vragen voor de situatie van een zoon. Deze jongen (in het vervolg aangeduid als Mitch) had kort daarvoor een minderjarige jongen seksueel misbruikt, en cliënt wilde landelijke aandacht vragen voor dit incident en de begeleiding die cliënt tot dan toe had ontvangen van verschillende hulp- en dienstverleners. Naar aanleiding van de melding van cliënt, en de berichtgeving hierover in de pers, heeft de gemeente – in opdracht van het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) - getracht een analyse te maken van de hulpverlening aan deze jongen. Het verzoek van het college luidde als volgt: “Graag een analyse met de opbouw: Wat is er gebeurd en welke rol heeft een ieder gespeeld. Welke conclusies trekken we uit het gebeurde en ieders rol daarin? En wat gaan we in het vervolg anders/beter doen en wat is het doel om daarmee te bereiken? Wat in elk geval bestuurlijk belangrijk wordt geacht is hoe het bestuur (college) eerder bij dit soort casussen betrokken kan worden.” Uit de analyse van de gemeente kwam naar voren dat een groot aantal organisaties uit verschillende domeinen betrokken is geweest bij de hulpverlening aan Mitch. Genoemd werden onder andere BJZ, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, Raad voor de Kinderbescherming, Voortgezet Speciaal Onderwijs, Leerplicht, Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). De gemeente kreeg echter niet duidelijk of met de analyse ook alle organisaties en voorzieningen in kaart waren gebracht. Ook werd uit de analyse niet duidelijk wat precies de rol van de verschillende organisaties in de hulpverlening aan Mitch is geweest, en wat de resultaten van hun interventies waren. Daarnaast moest nog worden beantwoord welke leer- en verbeterpunten er waren, hoe deze moeten worden opgepakt en welke afspraken hierover moeten worden gemaakt.
1.1.
Aanleiding
Voorgaande bevindingen hebben ertoe geleid dat de gemeente besloten heeft tot een vervolgonderzoek. Gezien de vele organisaties en voorzieningen die bij de hulpverlening aan Mitch betrokken zijn, en de sectoroverstijgende problematiek van Mitch, heeft de gemeente contact gezocht met Samenwerkend Toezicht Jeugdzaken (STJ), waaronder ook Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ) valt. ITJ heeft de mogelijkheid en de bevoegdheid om informatie van verschillende organisaties en sectoren bij elkaar te brengen en te beoordelen. Het integrale perspectief dat ITJ hierdoor kan bieden is voor de gemeente aanleiding geweest om ITJ te benaderen met de vraag of ze de gemeente kon ondersteunen bij de opzet en uitvoering van het onderzoek en kon helpen om een brede/sectoroverstijgende analyse van de casus te maken. Daarbij is nadrukkelijk aan de orde gekomen dat het onderzoek meer zou moeten zijn dan alleen de levensloopbeschrijving van Mitch. De gemeente wil immers ook eventuele structurele problemen
7
en/of risico’s rondom de hulpverlening aan jeugdigen in kaart brengen om zo gemaakte ‘fouten’ niet te herhalen. De gemeente wil de casus Mitch gebruiken om ervan te leren en hun aanpak te verbeteren. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met ITJ, onder regie van de gemeente. De gemeente is eindverantwoordelijk voor het onderzoek, en voor het in- en uitzetten van de door te voeren verbeteracties. Door zelf het onderzoek uit te voeren creëert de gemeente de mogelijkheid om in de toekomst vergelijkbare analyses en onderzoeken uit te voeren, en op basis daarvan verbeteringen te realiseren. In het kader van de decentralisatie van het jeugdstelsel neemt de verantwoordelijkheid van gemeenten om een goede ondersteuning en zorg voor jeugdigen te bieden verder toe. Het leereffect dat van dit onderzoek uitgaat, draagt eraan bij dat de gemeente op een effectievere en efficiëntere wijze invulling kan geven aan deze verantwoordelijkheid.
1.2.
Doel- en probleemstelling
De gemeente wil door middel van de analyse meer inzicht krijgen in de samenwerking tussen verschillende hulp- en dienstverleners. Doel is gezamenlijk te leren van gemaakte fouten, de samenwerking te verbeteren en het risico dat zich in de toekomst nogmaals een ernstig incident met betrekking tot jongeren in de gemeente voordoet, te verkleinen. Bovendien beoogt de gemeente te stimuleren en te bewerkstelligen dat de betrokken organisaties de knelpunten wegnemen die een algemeen geldend karakter hebben. Met het onderzoek is gekeken naar wat er gedaan is met en voor Mitch en zijn gezin, wat ertoe heeft geleid dat de situatie heeft kunnen escaleren, en zal – met deze casus als uitgangspunt – gezocht worden naar meer structurele aanknopingspunten ter verbetering. Hoewel het om één incident gaat, kunnen er wel aspecten blootgelegd worden die structureler van aard zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de wijze en kwaliteit van samenwerking tussen organisaties en voorzieningen. Verbetering op deze aspecten werkt immers positief door voor een hele populatie jongeren in de gemeente. Hier zit dan ook heel duidelijk de meerwaarde van het onderzoek.
De centrale vraag van het onderzoek luidt als volgt: “Wat is de gezamenlijke hulpverlening aan Mitch (en zijn gezin) geweest, en op welke wijze kan van deze casus geleerd worden?” Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden moet naar verschillende elementen van de hulpverlening rondom deze casus gekeken worden. Er dient zicht te zijn op: -
alle organisaties en voorzieningen die betrokken zijn geweest bij de hulpverlening aan Mitch en zijn gezin, wat de organisaties gedaan hebben, en met welk resultaat,
8
-
de samenwerking tussen de verschillende hulp- en dienstverleners,
-
mogelijke knelpunten in de gezamenlijke hulpverlening aan Mitch en zijn gezin,
-
de aard van deze knelpunten (hebben ze een algemeen geldend karakter of zijn ze incidenteel van aard), en
-
1.3.
de mogelijkheden om de knelpunten met een algemeen geldend karakter weg te nemen.
Werkwijze
De gemeente heeft bij de uitvoering van het onderzoek gebruik gemaakt van de werkwijze van ITJ. Een aantal van de methoden en technieken van onderzoek die ITJ bij haar onderzoeken gebruikt, zijn op maat gemaakt voor het onderzoek in de gemeente, en de uitvoering van het onderzoek heeft in samenwerking plaatsgevonden. Er is gekozen voor de volgende aanpak: Levensloopreconstructie Om de activiteiten van professionals rondom één casus/kind in kaart te brengen, heeft ITJ het instrument van de levensloopconstructie ontwikkeld. Via deze levensloopconstructie beoogt ze de hulp aan een jongere vanuit alle betrokken domeinen te reconstrueren en bij elkaar te brengen. Het overall-resultaat van de hulp wordt op deze manier duidelijk en inzichtelijk. a) Dossieronderzoek Bij alle organisaties en voorzieningen die betrokken zijn geweest bij de hulpverlening aan Mitch is het dossier dat deze organisaties over hem hebben, ingezien. Hierbij is gekeken naar wie, wat, wanneer voor hem heeft gedaan, en wat het resultaat hiervan was. Deze informatie is samengebracht en op een tijdslijn gezet. Deze tijdslijn start bij geboorte van Mitch, en eindigt een aantal maanden na het incident. b) Interviews ouders Er zijn gesprekken gevoerd met de ouders van Mitch om zo ook hun perspectief op de geboden hulp te achterhalen en informatie te verzamelen over de context van Mitch en zijn gezin. Aangezien Mitch op het moment van onderzoek in gesloten opvang zat, en uit het contact met zijn moeder en zijn voogd bleek dat het met hem op dat moment niet zo goed ging, is besloten om geen interview met Mitch zelf te houden. Inschatting was dat dit te belastend voor hem zou zijn en zijn hulverlening mogelijk zou schaden.
9
Trajectbespreking De levensloop - en de analyse hiervan - is gepresenteerd aan alle bij de casus betrokken professionals. Tijdens deze trajectbespreking is besproken wat eventueel anders had gemoeten bij de gezamenlijke hulpverlening aan Mitch. Het doel hiervan was niet om hulpverleners op gemaakte fouten te wijzen, maar om samen te bepalen hoe een dergelijke situatie in de toekomst mogelijk voorkomen kan worden. Deze trajectbespreking kan daarmee gezien worden als een gezamenlijke evaluatie van de casus in zijn geheel, met als voorgenomen resultaat een aantal leerpunten en bijbehorende verbetervoorstellen. Bijeenkomst met managers, beleidsmedewerkers en wethouders In aansluiting op de trajectbespreking zijn in een bijeenkomst met managers, beleidsmedewerkers en wethouder(s) de voorgestelde verbeteringen gepresenteerd en besproken. Hierbij is wederom de levensloopconstructie als uitgangspunt genomen. In de bijeenkomst is voornamelijk aandacht besteed aan het inventariseren van de leerpunten en (systematische) knelpunten, en aan het aandragen van mogelijke oplossingen hiervoor. Doel van deze laatste bijeenkomst was om de gemeente en de betrokkenen te stimuleren zelf te komen met een plan voor verbetering of een actieplan. In dit plan dient opgenomen te worden wat de gemeente en partijen samen willen verbeteren, hoe ze dat beogen te doen, wie welke rol krijgt in de uitvoering van het actieplan, op welke termijn de verschillende acties uitgevoerd zullen gaan worden, en hoe ze evalueren of ze de beoogde resultaten ook daadwerkelijk realiseren. De gemeente heeft zelf de regie over en verantwoordelijkheid voor het tot stand komen van dit actieplan ter verbetering.
1.4.
Leeswijzer
Vertrekpunt van het onderzoek is de zaak Mitch. Het incident is aanleiding geweest voor het hele onderzoek, en zal gebruikt worden om concrete verbeteringen door te voeren in de hulpverlening aan jongeren in de gemeente. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de zaak Mitch. Er wordt stilgestaan bij zijn problematiek en de hulpverlening die hij heeft gekregen. Hoofdstuk 3 richt zich op verbeterpunten en aanbevelingen die na bespreking van de casus aangemerkt zijn als ‘algemeen geldend’ voor de hulpverlening in de gemeente. Deze nota richt zich op 1 gemeente, maar waarschijnlijk zullen veel meer (organisaties en voorzieningen binnen) gemeenten zich in deze verbeterpunten herkennen. Vervolgens (hoofdstuk 4) wordt ingegaan op hoe de genoemde verbeterpunten mogelijk te realiseren zijn. Wat is er nodig, en wie kan hier een rol in spelen? Wat kan op korte termijn gerealiseerd worden door aan te sluiten bij wat er al is of door een kleine aanpassing van het bestaande, en welke oplossingen zijn pas op lange(re) termijn te realiseren?
10
Ten slotte zal aandacht besteed worden aan hoe nu verder. Het onderzoek heeft tot doel om te leren van wat er gebeurd is. Aanbevelingen en mogelijke oplossingsrichtingen worden aangedragen, maar dit is niet genoeg om het doel te realiseren. Dat vraagt immers actie van verschillende partijen. In hoofdstuk 5 wordt aangegeven welke acties worden ingezet en waartoe deze acties moeten leiden.
11
12
2.
HET HULPVERLENINGSTRAJECT VAN MITCH
Als Mitch wordt geboren is hij een gezonde baby van een ruime 3 kilo. In de zwangerschap zijn er geen bijzonderheden en Mitch ontwikkelt zich vlot.
Mitch is 3-4 jaar Mitch gaat naar een peuterspeelzaal. Een moeder van een ander kindje zegt tegen de moeder van Mitch dat ze veel van haar eigen autistische zoontje in Mitch herkent. Moeder had al zorgen en door deze opmerking is ze naar de huisarts gegaan, waar ze een verwijzing kreeg voor een instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie. In datzelfde jaar vindt er een psychiatrisch onderzoek plaats, en wordt bij Mitch de diagnose pervasieve ontwikkelingsstoornis vastgesteld met als complicerende factor de problematische gezinssituatie2. In hetzelfde jaar dient vader een voogdijverzoek is, maar trekt dit verzoek ook weer in.
Mitch is 4-5 jaar In het begin van dat jaar start moeder op eigen initiatief met een dagtherapie bij instelling voor Klinische behandeling en begeleiding voor volwassenen. Op dat moment staan moeder en Mitch op de wachtlijst voor gezinsopname bij een Psychiatrisch psychotherapeutisch centrum voor kind, jeugd en gezin (PPC). Er is sprake van verslavingsproblematiek bij moeder. Om moeder te ontlasten regelt de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie een opvangplek voor Mitch en start hij eind januari op een medisch kinderdagverblijf. Tevens wordt er tussen de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie en instelling voor Klinische behandeling en begeleiding voor volwassenen, gesproken over een opname van moeder alleen en een eventuele plaatsing van Mitch in een (crisis) pleeggezin. Er wordt gedacht aan het inschakelen van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), maar men wil eerst nog bezien welke consequenties dit heeft. In observatie bij het medisch kinderdagverblijf komt naar voren dat Mitch een kind is dat vaak goedgehumeurd is, een brede interesse heeft en een rijke fantasie. Mitch is wel snel afgeleid en heeft veel sturing nodig. Wanneer Mitch zich in zichzelf terugtrekt is contact maken moeilijk. Hij heeft behoefte aan structuur en duidelijkheid. Enige maanden later is er weer contact tussen de instelling voor Kinder- en jeugpsychiatrie en moeder. De gezinsopname bij het PPC kan niet plaatsvinden, omdat het drugsgebruik van moeder
2
Mitch komt uit een gebroken gezin en woont bij moeder. Moeder kampt met verslavingsproblematiek en psychische problemen.
13
een contra-indicatie is. Eerst zal de depressie van moeder behandeld moeten worden, voordat plaatsing mogelijk is. In het voorjaar start Mitch op een Medisch orthopedagogisch instituut (MOI). Regulier onderwijs is op dat moment niet haalbaar. De plaatsing op dit instituut betreft een KOPP plaatsing (voor kinderen van ouders met psychiatrische problemen). De arts die Mitch onderzocht heeft bij het MOI spreekt een maand later over mogelijke borderline-problematiek bij moeder. Later dat jaar geeft moeder in een gesprek met de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie aan dat ze gestopt is met haar behandeling bij het instituut voor Klinische behandeling en begeleiding voor volwassenen en geen medicatie meer neemt. Bij de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie constateert men dat moeder ongrijpbaar is in contact, van goede wil is, maar niet altijd te volgen is. Het MOI denkt aan een meervoudig complexe ontwikkelingsstoornis (MCDD) bij Mitch, maar geeft aan dat dit nader uitgezocht moet worden. De instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie denkt aan PDD-NOS (een autisme spectrum stoornis) en spreekt van een zorgelijke gezinssituatie. Niet alleen in relatie tot moeder, maar ook tot vader. Hij wordt beschreven als zijnde een agressieve man. Eind zomer geeft de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie bij moeder aan dat de RvdK kan bemiddelen in de omgang met ouders. De ouders van Mitch zijn uit elkaar gegaan toen Mitch anderhalf jaar oud was, en officieel gescheiden toen hij vier jaar oud was. Moeder zegt zich bedreigd te voelen door vader. Er is echter geen sprake van (een intentie om) een melding of aangifte hiervan bij politie (te doen). Met Mitch gaat het op dat moment goed op het MOI en ook moeder start weer met de Klinische behandeling en begeleiding voor volwassenen. Twee maanden later neemt de maatschappelijk werkster van het MOI op eigen initiatief contact op met de nieuwe behandelaar van moeder bij het instituut voor Klinische behandeling en begeleiding voor volwassenen. Er bestaat onduidelijkheid of moeder haar nieuwe medicatie wel inneemt. Ondanks moeders toestemming over het delen van informatie, was de behandelaar van moeder niet bereid om de gewenste informatie aan de maatschappelijk werkster te verstrekken. In de behandelstaf van de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie wordt eind van het jaar geconstateerd dat de zorgen rondom Mitch toenemen bij de hulpverleners. Een heronderzoek voor het PPC wordt noodzakelijk geacht. Ook wordt de hernieuwde poging van vader om de voogdij over Mitch te verkrijgen besproken. Vader had via zijn advocaat een brief gestuurd naar moeder vol aantijgingen. Moeder had aan de maatschappelijk werkster van het MOI aangegeven dat haar advocaat verwachtte dat waarschijnlijk niet onder een ondertoezichtstelling (OTS) uit te komen was.
14
Mitch 5-6 jaar Begin van het jaar vindt er binnen het MOI een multidisciplinair overleg plaats. Het gedrag van Mitch verslechtert. In spelsituaties is hij opvallend met seksuele thema’s bezig. Hij maakt een ongelukkige indruk. Er wordt gesignaleerd dat wanneer het thuis goed gaat, het met Mitch ook goed gaat. Klinische observatie (dag-nacht opname) lijkt wenselijk en dient overwogen te worden. Moeder vindt dit bedreigend, omdat ze bang is om haar zoon kwijt te raken. Enige maanden later vindt de eerste rechtszitting rondom de voogdij plaats. De rechtbank schorst het onderzoek tot midden zomer met het verzoek aan de RvdK een uitgebreid onderzoek in te stellen naar de vraag of wijziging van het gezag over Mitch, in die zin dat alleen vader daarmee wordt belast, in het belang van Mitch kan worden geacht. In het voorjaar hebben beide ouders gesprekken met de maatschappelijk werker/ouderbegeleider. Tijdens deze gesprekken beschuldigen ze elkaar van seksueel overschrijdend gedrag ten opzichte van Mitch. Met deze beschuldigingen wordt niet direct iets gedaan, aangezien er al een onderzoek verricht zal worden door de Rvdk naar aanleiding van de voogdijzaak. Halverwege het jaar meldt de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie, met instemming van beide ouders, Mitch aan bij het PPC voor een klinische opname. Naar verwachting zal er tussen de herfst en kerst plaats voor Mitch zijn; tot die tijd staat hij op een wachtlijst. Vanwege de toegenomen problematiek en de focus op seksuele thema’s wordt de huidige groep binnen het MOI niet meer wenselijk en passend geacht. Mitch wordt daarom in deze overbruggingsperiode binnen het MOI intern overgeplaatst. Een paar maanden later geeft moeder aan tegen de opname van Mitch op te zien. Als hij opgenomen wordt zal haar leven, waarvan ze aangeeft dat dat uitsluitend om Mitch draait, ook veranderen. Ze is gestopt bij de instelling voor Klinische behandeling en begeleiding voor volwassenen omdat de contacten niet naar tevredenheid verliepen. Ook is ze wederom gestopt met haar medicatie. De zitting over de voogdij wordt in de zomer nogmaals geschorst tot eind van het jaar. Moeder belt in de zomer met de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie en vertelt dat Mitch een seksueel getint spelletje met haar speelde, wat hij van zijn vader zou hebben geleerd. De instelling adviseert moeder om deze gebeurtenis zelf te melden bij de RvdK, gezien het nog lopende raadsonderzoek naar de gezagsverhouding. De RvdK concludeert naar aanleiding van het onderzoek dat er geen reden is om één van beide ouders het gezag te ontnemen. Ook ziet men geen indicatie voor verder onderzoek. De Raad is op de hoogte van het advies van het MOI tot klinische opname van Mitch. Ze geeft aan dat wanneer de gezagskwestie maakt dat de noodzakelijke behandeling niet van de grond komt, dit alsnog gemeld kan worden. Er zal dan een beschermingsonderzoek en mogelijk een OTS volgen. Eind zomer ziet moeder af van de klinische opname van Mitch bij het PPC. Ze ziet een opname niet zitten. De instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie bespreekt vervolgens met moeder de moge-
15
lijkheid om te kiezen voor een gezinsdagbehandeling. Moeder geeft aan liever eerder geweten te hebben dat dit een optie was, maar de instelling laat weten dat de problemen zich daarvoor te ernstig lieten aanzien. Moeder is opgelucht dat gezinsdagbehandeling mogelijk is.
Mitch 6-7 jaar Begin van het jaar stopt de plaatsing van Mitch bij het MOI. Hij wordt geplaatst bij school A van het PPC. De dagbehandeling bij het PPC start ook in deze maand, en duurt tot het voorjaar. Doel van deze behandeling is nadere diagnostiek en routebepaling voor de verdere hulpverlening. Men stelt vast dat er sprake is van een ontwikkelingsstoornis met multiplex trekken met angstproblematiek, regulatiestoornis, stoornissen in de sociale signalen en het denken. Ook is er sprake van PDD-NOS (een autisme spectrum stoornis) en ouder-kind problematiek. Daarnaast lijkt zijn gewetensontwikkeling onvoldoende geïnternaliseerd. Mitch heeft baat bij geboden structuur, en wanneer structuur verslapt, laat hij meer uitdagend gedrag zien. Gezien zijn gerichtheid op seksuele onderwerpen wordt deze ontwikkeling als zorgelijk gezien. Vandaar dat voorgesteld wordt om Mitch te plaatsen op school B van het PPC. Dit is een Cluster IV school voor speciaal onderwijs, gericht op kinderen die door hun autisme of aanverwante contactstoornis behoefte hebben aan een zeer goed verduidelijkte educatieve omgeving.
Mitch 7-8 jaar Dit jaar vinden er geen noemenswaardige gebeurtenissen rondom Mitch plaats. Hij volgt onderwijs bij school B. Wel is er contact tussen ouders en hun behandelaars. Vader geeft aan bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dat het met moeder minder goed gaat. De instelling stelt voor om een Centrum Indicatiestelling AWBZ-zorg (CIZ) te vragen te indiceren voor hulp vanuit een afdeling van Humanitas. Het gaat om het ondersteunen van moeder bij het organiseren van het huishouden en de opvoeding van Mitch (Gespecialiseerde gezinsverzorging). Voor deze indicatie is het nodig dat de instelling voor GGZ het eindrapport van PPC over Mitch stuurt naar CIZ. Beide ouders moeten hiervoor toestemming geven. Moeder geeft direct toestemming om deze informatie te delen met CIZ. Vader wil in eerste instantie niet tekenen, maar na een gesprek met de instelling voor GGZ geeft hij alsnog toestemming.
Mitch 8-9 jaar De instelling voor GGZ wil de hulp afsluiten en er wordt aan moeder gevraagd of ze nog behoefte heeft aan oudergesprekken. Moeder geeft in het voorjaar aan dat het niet goed gaat. Ze zegt grote financiële problemen te hebben en ze wil graag Gespecialiseerde Gezinsverzorging (GGV). De GGZinstelling neemt hierover contact op met afdeling Humanitas thuiszorg. De aanvraag voor GGV
16
wordt goedgekeurd door het CIZ. Vader laat een maand later aan de GGZ-instelling weten dat hij van moeder baalt en dat hij overweegt om opnieuw de RvdK in te schakelen. In de zomer volgt een psychiatrisch heronderzoek van Mitch. Dit onderzoek wordt door dezelfde kinder- en jeugdpsychiater uitgevoerd als het eerdere onderzoek. De conclusie van dit onderzoek is overeenkomstig het voorgaande. Naar aanleiding hiervan wordt gesteld dat Mitch nog steeds gebaat is bij cluster IV onderwijs. Ook dient ouderbegeleiding zeker gecontinueerd te worden, en kan worden overwogen om medicamenteuze ondersteuning te bieden vanwege het MDD beeld3 van Mitch.
Mitch 9-10 jaar In het voorjaar laat de school aan de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie weten dat ze graag zouden zien dat Mitch met medicatie begint. Moeder is echter bang dat Mitch hier dik en angstig van zal worden. Ze zegt minder wiet te gebruiken, maar geeft aan dat het hierdoor voor haar moeilijker is om haar agressie te reguleren. In de zomer begint Mitch met het nemen van medicatie, te weten Risperdal.
Mitch 10-11 jaar In het vroege voorjaar heeft school contact met de instelling voor Kinder-en jeugdpsychiatrie. De school geeft aan dat Mitch somber en in zichzelf gekeerd is. Hij heeft zijn vader al een tijd niet gezien. Mitch is ook in contact geweest met de wijkagent. Hij heeft een blikje gestolen in de supermarkt. Moeder heeft hiervoor zelf de wijkagent ingeschakeld. De wijkagent heeft een gesprek met Mitch gevoerd, en Mitch heeft alsnog moeten betalen voor wat hij gestolen heeft. De afdeling van Humanitas sluit in het voorjaar de begeleiding vanuit de psychiatrische thuiszorg die moeder ontvangt af. Uit evaluatie van de instelling voor Kinder-en jeugdpsychiatrie komt naar voren dat moeder nu in relatief goed evenwicht is. Ze krijgt ondersteuning vanuit de gespecialiseerde gezinsverzorging. Voorstel is om behandeling en ouderbegeleiding vanuit bovengenoemde instelling te continueren. In de herfst treden er problemen op met de ouderbegeleiding. Moeder is vaak boos op Mitch en ze geeft aan op een obsessieve manier met hem bezig te zijn. Mitch lijkt hier ook last van te hebben. Moeder is afgevallen, blowt weer, is depressief en er is sprake van automutilatie. Ze zoekt hulp voor zichzelf bij een instelling voor psychomedische zorg. In de terugkoppeling die ze geeft aan de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie over haar telefonische intake bij psychomedische zorg, geeft ze aan dat gedacht wordt dat ze lijdt aan ADD (Attention Defict Disorder, een concentratiestoornis).
3
Meervoudig complexe ontwikkelingsstoornis (ook wel MCDD genoemd)
17
Mitch 11-12 jaar Begin van dat jaar doet de huisarts een melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Hij heeft moeder thuis aangetroffen, ineengezakt door het gebruik van drugs en alcohol. De huisarts geeft in de melding aan dat hulp aan het gezin niet te vrijblijvend mag zijn in verband met de meerdere terugvallen van moeder tot op heden. Een maand later start het AMK het onderzoek, waarbij een eerste risicotaxatie indiceert dat er een gemiddeld risico is, er geen gevaar is voor het kind en er geen sprake is van escalerende problematiek. In het voorjaar vindt het eerste huisbezoek door het AMK plaats bij moeder. Kort daarvoor neemt moeder zelf contact op met de instelling voor Kinder-en jeugdpsychiatrie, en geeft aan dat zij wil dat Mitch bij het PPC geplaatst wordt. Thuis is Mitch niet meer hanteerbaar. Moeder staat op een wachtlijst bij de instelling voor psychomedische zorg en heeft zichzelf aangemeld bij een Multifunctioneel Centrum (voor klinische behandeling, deeltijdbehandeling en poliklinische zorg, MFC), vanwege borderline-problematiek. Op dat moment wordt er vanuit de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie informatie verzameld voor een uithuisplaatsing. Op school gaat het slechter met Mitch. Hij laat agressief en uitdagend spel zien. Het AMK betrekt ook vader in hun onderzoek en checkt bij de RvdK en BJZ wat er bekend is over het gezin. Bekend is in ieder geval dat er een onderzoek vanuit de Raad is geweest toen Mitch vijf jaar was. De instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie meldt Mitch in het midden van het jaar aan bij het PPC voor een klinische opname (dag/nacht). Met moeder gaat het beter, ze slikt weer medicatie en behandeling bij het MFC loopt. Het MFC geeft aan dat één contactpersoon voor het hele gezin wenselijk zou zijn. Mede op basis van de informatie van de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie sluit het AMK een maand later af. De afspraak wordt gemaakt dat er na drie maanden telefonisch contact plaatsvindt tussen de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie en het AMK voor de stand van zaken. Een afrondend gesprek tussen moeder en het AMK eind zomer levert de informatie op dat moeder is gestopt met haar behandeling. Na de zomer wil moeder dit weer starten. In de herfst volgt de klinische opname van Mitch bij PPC. Het rappel vanuit het AMK vindt plaats aan het eind van het jaar. Gelet op het feit dat Mitch is opgenomen, is er geen reden tot verdere bemoeienis vanuit het AMK. Het AMK weet op dat moment wel dat het MFC geen contact kan krijgen met moeder. Een aantal uren na het contact tussen de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie en het AMK, is er contact tussen de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie en het PPC. Er wordt getwijfeld over het handelen van moeder en haar motivatie. Ze lijkt in een gat te vallen nu Mitch niet meer thuis woont.
18
Eind van het jaar vindt er een gesprek plaats tussen moeder en het PPC. Dit is het eerste gesprek sinds de opname van Mitch, omdat moeder afspraken iedere keer niet nakomt. Ze geeft aan dat het niet goed met haar gaat en dat ze Mitch zo snel mogelijk weer bij haar wil hebben. Ze geeft aan in behandeling te zijn bij een psychiatrisch centrum. De instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie sluit eind van het jaar hun dossier af.
Mitch 12-13 jaar Binnen het PPC worden geen mogelijkheden meer gezien om Mitch adequaat te behandelen gelet op het feit dat hij seksueel overschrijdend gedrag laat zien. Ter bescherming van de groep en van Mitch wordt besloten de opname te beëindigen. De eindbrief vanuit het PPC in begin van het jaar geeft als onderdeel van het handelingsplan aan dat Mitch terug naar huis moet en dat er weer begeleiding moet komen vanuit de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie. Mitch zou terugkunnen naar B, de Cluster IV school en het is belangrijk dat er hulp voor moeder zelf aanwezig is. Mitch moet wel medicatie blijven slikken. Er volgen intakegesprekken de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie. De diagnose van Mitch blijft gehandhaafd, en langdurige residentiële behandeling is nog steeds geïndiceerd. Na de beëindiging van de klinische opname keert Mitch terug naar school B. Eind van de zomer valt hij meerdere leerlingen aan op school in de pauze. Hierdoor mag hij tot aan de herfstvakantie in de pauzes niet naar buiten. Eind van het jaar stuurt de instelling voor Kinder-en jeugdpsychiatrie een brief aan moeder dat ze niet op afspraken verschijnt. Moeder wordt gevraagd om zelf contact op te nemen met de instelling, zodat ze de aanvraag voor een residentiële plek kunnen realiseren. Vader is het eens met een plaatsing bij Gesloten Jeugdzorg (I) en uiteindelijk moeder ook. Er wordt een CIZ indicatie aangevraagd.
Mitch 13-14 jaar Begin van het jaar nodigt de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie moeder uit om de aanvraag voor I in orde te maken. Moeder wordt middels de uitnodigingsbrief gewaarschuwd dat er een AMK-melding volgt als moeder niet reageert. Moeder neemt de volgende maand contact op met de wijkagent met de vraag of ze Mitch een paar uur kunnen opsluiten. Hij zou namelijk met haar pinpas een videogame hebben gekocht. Er wordt door de politie een politiezorgformulier opgemaakt en de uitkomst hiervan is dat een programma wordt ingezet dat snelle kortdurende ambulante hulp aan jongeren biedt die in aanraking komen met de politie (PJ). Dit programma sluit de rapportage een maand later negatief af. De medewerker van het programma heeft zorgen over Mitch en het feit dat moeder afspraken niet nakomt.
19
Bekend is dat de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie een AMK melding heeft gedaan. De inschatting van PJ is dat Mitch gesloten geplaatst dient te worden, om verder afglijden te voorkomen. Er vindt geen afstemming plaats tussen PJ, de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie en het AMK. Dezelfde maand vraagt de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie en school B na wat hun ervaringen zijn met moeder. De school geeft aan moeite te hebben met de mate waarin moeder meewerkt. Moeder neemt ook zelf contact op met school B en vraag hen om advies over de patstelling met de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie. Ze geeft aan MEE in te willen schakelen. De instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie besluit vervolgens definitief tot een AMK melding. In de melding wordt aangegeven dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van Mitch en het gebrek aan samen-/medewerking door ouders. Het AMK heeft in eerste instantie twijfels over het aannemen van de melding en er wordt contact opgenomen met de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie. Deze geeft dan aan dat behandeling nu noodzakelijk is, omdat Mitch zich anders ontwikkelt richting dader/seksueel delinquent. In het voorjaar legt het AMK een huisbezoek af en besluit tot het doen van een raadsmelding. Wel wordt er in het voorjaar nog een keer aan de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie gevraagd om moeder nog één keer te benaderen om een plaatsing bij I in orde te maken. Moeder wil overal voor tekenen, maar niet voor die bepaalde gesloten jeugdzorginstelling. Reden hiervoor is dat vader daar vrijwilligerswerk doet. De instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie koppelt deze informatie terug aan het AMK. Midden zomer neemt moeder contact op met de leerplichtambtenaar om aan te geven dat er geen vervolgschool is voor Mitch en dat hij thuis zit. De leerplichtambtenaar neemt vervolgens contact op met school B. De school geeft aan dat het vervolgonderwijs vermoedelijk geboden gaat worden door een vestiging van PPC, maar dat het lastig te bepalen is waar Mitch thuishoort, gezien zijn problematiek. De RvdK is dan inmiddels een beschermingsonderzoek gestart. Eind zomer is er contact tussen leerplicht en de RvdK. De RvdK geeft op dat moment aan dat een verblijfplaats bij vader wenselijk lijkt. Het eerdere onderzoek door de RvdK toen Mitch vijf was, wordt niet meegenomen in het beschermingsonderzoek. De RvdK adviseert een ondertoezicht stelling en dient het rekest in september in. Een verzoek tot uithuisplaatsing wordt niet gedaan, omdat er nog onvoldoende geprobeerd lijkt te zijn in de thuissituatie. Eind zomer wordt Mitch aangemeld bij een andere Cluster IV onderwijslocatie. Hij heeft enkele maanden thuis gezeten. Begin herfst vindt de rechtszitting plaats. Moeder geeft aan dat ze de rapportage van de RvdK niet heeft ontvangen, waardoor de rechtszitting wordt aangehouden later in de herfst. Moeder verschijnt te laat op de zitting en meldt dan dat ze een OTS niet meer nodig acht. Ze ervaart het als
20
een straf en kan het zelf wel aan. De rechter bepaalt echter dat een OTS noodzakelijk is en spreekt een OTS uit. Eind van de herfst neemt de aangestelde gezinsvoogd van BJZ contact op met de instelling voor Kinder-en jeugdpsychiatrie. Er wordt alsnog ingezet op plaatsing van Mitch bij I. Enkele weken later is er opnieuw contact tussen de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie en BJZ en geeft de instelling voor Kinder-en jeugdpsychiatrie aan dat ze hun dossier en de aanvraag voor I niet door zullen zetten, als moeder weer niet op de afspraken verschijnt. Vader geeft in die tijd middels een brief dat hij voorlopig geen contact meer wil met zijn zoon. BJZ heeft eind van het jaar contact met school en het blijkt niet goed te gaan met Mitch. Op school is weinig achtergrondinformatie bekend over (de problematiek van) Mitch, en men heeft de indruk dat hij meer past binnen de psychiatrie dan binnen de categorie licht verstandelijk beperkte jongeren (LVB).
Mitch 14-15 jaar Begin van het jaar gaat het nog steeds niet goed met Mitch. Er worden meerdere pogingen ondernomen vanuit school om het gedrag van Mitch op een positieve manier te beïnvloeden. Moeder en de gezinsvoogd worden hier in betrokken. Er vindt een gesprek op school plaats. In het gesprek komt naar voren dat Mitch regelmatig van school wegloopt en in de buurt rondhangt totdat hij weer door het leerlingenvervoer wordt opgehaald. Hij gedraagt zich steeds onrustiger sinds het bericht dat hij mogelijk uit huis wordt geplaatst. Er wordt afgesproken moeder dagelijks op de hoogte te houden van het gedrag op school en van het huiswerk dat Mitch meekrijgt. Ook wordt er afgesproken dat de voogd van BJZ een keer per maand naar school komt om af te stemmen. BJZ krijgt dan van school te horen dat Mitch niet meer te hanteren is. Mitch wordt aangemeld bij het PPC voor een klinische opname van een jaar. BJZ laat de school weten dat het heel onwenselijk is om Mitch bij slecht gedrag naar huis te sturen. Moeder neemt in het vroege voorjaar contact op met leerplicht. Dit is het eerste contact met leerplicht sinds de zomer van het afgelopen jaar en leerplicht is op dat moment niet op de hoogte van de recente problematische schoolgang. Moeder vertelt dat Mitch weer naar huis is gestuurd. Thuis provoceert hij ook en moeder is ten einde raad. Ze staat niet onwelwillend tegenover een crisisplaatsing. Moeder is niet tevreden over school, omdat ze Mitch volgens haar niet aankunnen. Leerplicht spreekt met moeder af, dat zij alleen nog maar met de gezinsvoogd contact zal hebben, zodat moeder maar één aanspreekpunt heeft. Tevens zal de leerplichtambtenaar nagaan wat er allemaal al geprobeerd is, wat op dat moment niet bekend is. In het voorjaar vindt er een incident plaats op school. Mitch heeft drugs aangeboden aan een medeleerling en er volgt een schorsing van een week. BJZ is dan nog druk bezig met een plaatsing voor Mitch het PPC, maar de wachtlijst is op dat moment een half jaar.
21
In het voorjaar vindt er een incident plaats bij het leerlingenvervoer. Mitch heeft een meisje op haar billen geslagen. Moeder meldt Mitch ziek en besluit hem verder thuis te houden omdat het volgens haar op school te vaak uit de hand loopt. Ze meldt dit bij leerplicht. Kort daarna neemt leerplicht contact op met school. School geeft aan dat de bijzonderheden rondom Mitch door zijn vorige school niet aan hen zijn gemeld, met uitzondering van de indicatie voor Cluster IV onderwijs. Mitch is nog wel welkom op school, maar moet direct opgehaald worden als het misgaat. Dit is echter niet mogelijk omdat het leerlingenvervoer niet in staat is om Mitch per direct op te halen. Er wordt bekeken of Mitch dan halve dagen naar school kan. Leerlingenvervoer kan hem dan aan het einde van de ochtend van school halen. Enige weken daarna is geregeld dat Mitch halve dagen naar school kan en dat hij met leerlingenvervoer wordt gebracht en gehaald. Mitch gaat vervolgens weer naar school. De aanvraag bij PPC is op dat moment in behandeling genomen en het voornemen is een korte observatieperiode om het een en ander nog eens goed na te gaan. Ook vindt er intern overleg plaats bij de instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie. Mitch valt kleine kinderen lastig en het wordt van belang geacht dat hij naar gesloten jeugdzorg (I) gaat. Mitch komt niet op medicatiecontroles, moeder komt afspraken niet na. De instelling voor Kinder- en jeugdpsychiatrie gaat bij BJZ na of Mitch inmiddels ergens anders geplaatst is. Behandeling bij de instelling voor Kinder- en jeugpsychiatire wordt afgesloten.
Het incident Laat in het voorjaar wordt BJZ door moeder gebeld dat Mitch een buurjongen heeft misbruikt. In eerste instantie lijkt er nog sprake van meerdere slachtoffers, maar uiteindelijk is er maar één aangifte bij de politie gedaan. BJZ beoordeelt dat Mitch direct uit huis geplaatst moet worden, voor zowel zijn eigen veiligheid als die van de kinderen uit de buurt. De volgende dag wordt Mitch geplaatst bij een Jeugdzorg Plus instelling die gesloten jeugdzorg biedt (II). Nog diezelfde dag wordt door de rechter een machtiging afgegeven voor gesloten uithuisplaatsing (UHP) voor de duur van 4 weken. Al binnen een paar dagen wordt er binnen de Jeugdzorg Plus instelling (II) besproken dat Mitch daar niet op zijn plek is. Op de gesloten jeugdzorg instelling waar eerder geprobeerd is Mitch te plaatsen (I) is inmiddels een plaats vrij en Mitch zou zo snel mogelijk overgeplaatst moeten worden. I geeft echter aan dat zij niet de geschikte instelling is voor de problematiek van Mitch en er wordt door alle partijen dringend gezocht naar een andere plek. Begin zomer lopen de spanningen bij het II op. Mitch moet letterlijk in bescherming worden genomen en er moet continu iemand bij hem zijn voor zijn eigen veiligheid. Mitch wordt in de zomer geplaatst in de andere Jeugdzorg Plus instelling, op deze plek verblijft hij nu nog steeds.
22
3.
VERBETERPUNTEN EN AANBEVELINGEN
In dit hoofdstuk komen verbeterpunten en aanbevelingen aan de orde die afgeleid zijn van de analyse van de informatie uit de bijeenkomsten, dossiers en interviews. In de kaders wordt kort een analyse van de knelpunten uit de casus weergegeven, de tekst daaronder richt zich op de specifieke verbeterpunten en aanbevelingen die hieraan gerelateerd zijn. Er is gekeken naar de leer- en verbeterpunten die naar voren gekomen zijn uit de zaak Mitch die een algemeen geldend karakter hebben. Met die kennis kan worden gewerkt aan het uiteindelijk doel: het realiseren van verbeteringen in de (integrale) hulpverlening aan kinderen.
3.1.
Ouders de juiste rol geven
Er zijn meerdere momenten geweest waarop de noodzakelijke hulpverlening uiteindelijk toch niet is ingezet na overleg met moeder. Zij werkte op de belangrijkste momenten goed mee, was ook erg sociaal vaardig en kent de ‘taal van de hulpverleners’. Daarom ging hulpverlening vaak mee in wensen van moeder. Moeder wilde dan weer wel, dan weer niet bepaalde hulpverlening. Vermoedelijk vooral uit angst haar kind kwijt te raken. Uiteindelijk kreeg Mitch niet de juiste hulpverlening. Informatie van ouder(s) is niet altijd objectief genoeg voor effectieve hulpverlening aan het kind. Er bestaat een risico dat de noodzakelijke en passende hulp die het kind nodig heeft niet ingezet wordt door ‘mee-en-tegen-bewegen’ van ouder(s). De tolerantie van hulpverleners naar ouder(s) toe moet omlaag. Er moet sneller gemeld worden, ook bij AMK en RvdK wanneer ouder(s) zich niet aan de afspraken houden. Er dient eerder sprake te zijn van gedwongen hulpverlening. In het denken zou een verschuiving moeten plaatsvinden: In plaats van “Bij twijfel niet doen, bij twijfel doen!”
De geplande klinische opname van Mitch ging niet door omdat moeder ‘hem niet kwijt wilde’. Ook de plaatsing op de Gesloten Jeugdzorg I kon uiteindelijk geen doorgang vinden omdat moeder niet wilde dat Mitch hier geplaatst ging worden, en weigerde om te tekenen voor plaatsing. Wat hier doorslaggevend was voor het niet plaatsen op de plek die hij nodig had, was het feit dat moeder hier keer op keer tegen in verzet kwam.
Hoeveel kansen geef je de ouder(s)? Er zou eerder gestopt moeten worden met ‘toch maar weer proberen’. Op een gegeven moment moet er doorgepakt worden, mogelijk door meer dwang uit te oefenen richting de ouder(s) zodat het kind op de juiste plek geplaatst kan gaan worden.
23
Er is voortdurend geprobeerd om moeder en kind bij elkaar te houden. Hoewel moeder niet onwelwillend leek over de hulpverlening rondom Mitch, heeft ze toch vaak een bijdrage geleverd aan het niet kunnen bieden van het juiste aanbod voor hem. Zeker op de momenten waarop het aanbod/de plaatsing van Mitch zou betekenen dat hij niet meer thuis zou kunnen blijven. Er werd niet doorgepakt omdat moeder aangaf hem niet kwijt te willen, zich op de juiste momenten actief opstelde en participeerde, of zelf hulpverlening ontving. De hulpverlening is vooral gericht op het gezin, en op het zo lang mogelijk bij elkaar houden van het gezin. De vraag is wanneer het uitgangspunt van een gezinsaanpak en het bij elkaar houden van moeder en kind losgelaten moet worden. Steeds maar blijven proberen, blijven zoeken naar alternatieven, het niet doorpakken en het kind niet tijdig plaatsen vanwege het uitgangspunt dat ouder en kind zo lang mogelijk bij elkaar gehouden moeten worden kan het belang van het kind zelfs schaden. Ergens moet een grens getrokken worden en dient doorgepakt te worden in het belang van het kind.
Het initiatief tot het inschakelen van hulp voor Mitch en/of moeder is veelal bij moeder zelf neergelegd. Hulpverleners informeerden haar over een mogelijk aanbod of mogelijke plaatsing voor haar en/of Mitch, maar het daadwerkelijke contact of de aanmelding diende veelal door moeder zelf gedaan te worden. Moeder heeft daarmee een actieve rol binnen de hulpverlening gekregen maar kon deze verantwoordelijkheid niet aan. Het concept ‘eigen kracht’ is zeker voor gezinnen waarbij het mogelijk is om ze deze rol te geven een goed concept. Maar daar waar sprake is van zware problematiek van zowel kind als ouder(s) die het bijna onmogelijk maakt om ze eigen verantwoordelijkheid te geven, moet afgevraagd worden of deze rol wel zo wenselijk is. Voor deze (multiproblem) gezinnen zou sneller besloten moeten worden om zelf, als hulpverleners, de touwtjes strakker in handen te nemen. Eigen kracht zou alleen voor die gezinnen die dat aankunnen / hiertoe in staat zijn moeten worden toegepast.
3.2.
Informatie uitwisselen
Hoewel de ouders van Mitch veelal wel toestemming hadden gegeven voor het uitwisselen van informatie, stelden de hulpverleners elkaar niet altijd voldoende op de hoogte. Soms was er sprake van expliciete weigering tot medewerking. De hulpverlener van de moeder weigerde bijvoorbeeld informatie aan de hulpverlener van Mitch te verstrekken over de situatie van de moeder. Er bestaat een kloof tussen de hulpverlening aan het kind en de (vrijwillige) hulpverlening aan ouders. Het zijn gescheiden werelden, zeker op het gebied van informatie-uitwisseling. De informatie
24
moet echter bij elkaar komen; de problemen van de ouders hebben immers een directe weerslag op de situatie van het kind. Het belang van het kind moet voorop staan. Informatie moet gedeeld worden tussen hulpverleners om een goede passende hulp te verlenen aan het kind. Het is in het belang van het kind dat de verschillende hulpverlenende instanties op alle domeinen informatie met elkaar delen waar nodig en gewenst. Dit geldt ook voor de hulpverleners van ouders en de hulpverleners van het kind. Het is voor de behandeling en benadering van het kind van groot belang dat de hulpverleners ook op de hoogte zijn van eventuele problematiek van ouders.
Er was op cruciale plekken gebrek aan informatie bij een aantal hulpverleners. Zo gaf bijvoorbeeld de laatste Cluster IV school aan het dossier dat aan hen overgedragen was van de vorige school erg summier was. Hierdoor waren hulpverleners soms afhankelijk van de informatie uit gesprekken met de ouder(s). Deze informatie was van belang en gaf ook veel inzicht, maar was veelal selectief en subjectief. Hierdoor ontbrak de objectieve informatie, en was er geen compleet beeld van de ernst van de problematiek van Mitch. De informatie die hulpverleners krijgen van de overdragende instantie is vaak beperkt. De vereiste informatie wordt overgedragen, maar ook niet meer dan dat. Hierdoor is de informatie van de ouder(s) zelf vaak leidend/bepalend voor de inschatting van de benodigde hulpverlening. De besluitvorming over de hulpverlening moet niet afhankelijk zijn van de informatie van de ouders. Het gros van de informatie moet van de hulpverleners zelf komen. Deze informatie levert een beter zicht op de problematiek van kind (en deels van ouder(s)) en is objectief. Dit zou kunnen leiden tot een beter aanbod voor het kind en tot een grotere kans op passende en effectieve hulpverlening.
3.3.
Regie voeren
Er was lange tijd geen duidelijke regisseur aanwezig. Pas op het moment dat er een OTS was uitgesproken, en het kind een voogd toegewezen heeft gekregen, was er sprake van regie door de gezinsvoogd. Nadat het incident had plaatsgevonden en de gemeente de zaak opgeschaald had naar een Gemeentelijke Organisatie voor aanpak van overlastgevende en multi-probleem jongeren, werd de regisseursrol door deze partij ingevuld. Er zou al bij de start van de hulpverlening een regisseur aangewezen moeten worden voor dergelijke (complexe) casussen waarbij meerdere hulpverleners over een langere periode betrokken zullen zijn. Deze regisseur moet niet beperkt worden door privacyregels, moet mogelijk een wettelijke bevoegdheid krijgen of vanuit de organisatie waarbij hij/zij werkzaam al een dergelijke wettelijke bevoegdheid hebben. Ook moet deze persoon doorzettingsmacht hebben bij escalatie, en zorgsig-
25
nalen tijdig kunnen melden. Dat geldt ook voor zorgsignalen die niet uit eerste hand verkregen zijn. De regisseur moet een totaalbeeld hebben van wat er binnen een casus gebeurt, en welke informatie hieromtrent beschikbaar is. Indien een hulpverlener aanvullende informatie nodig heeft kan hij/zij dit uitvragen bij de regisseur. In het geval van Mitch gaf de school aan dat ze vonden dat BJZ ‘er stevig in zat’, de rol van regisseur op zich nam, en dat ze daardoor geen behoefte hadden aan extra informatie. BJZ informeerde de school regelmatig over de ontwikkeling over Mitch, wat voor de school voldoende was. Bij de start van de hulpverlening zou er al een ‘integraal hulpverleningsdossier’ moet worden opgesteld: informatie van en voor alle hulpverleners. Het is niet de bedoeling dat alle detailinformatie over een casus meteen bij iedereen beschikbaar komt, maar hulpverleners moeten kunnen uitvragen wat voor hun relevant is om zicht te krijgen op een casus en passend aanbod te kunnen samenstellen.
3.4.
Passende hulpverlening bieden
Een van de hulpverlenende instanties stopte de hulpverlening aan Mitch omdat zij de problematiek niet aankon. Vervolgens werd Mitch naar huis gestuurd. Ook is op een bepaald moment gekozen voor een (gezins)dagopname, hoewel een klinische opname sterk was aanbevolen door de hulpverleners. De klinische opname kon echter niet gerealiseerd worden omdat moeder hiermee niet instemde. Als een hulpverlenende instantie/hulpverlener de (escalerende) problematiek van een kind niet meer aankan, mag ‘naar huis sturen’ nooit een alternatief zijn. Het kind moet altijd een alternatief worden geboden. Hulpverleners moeten eerder de grenzen van hun kunnen aangeven wanneer de situatie van een jongere voor hun niet meer behapbaar is. Op deze manier kan tijdig gezocht worden naar een alternatief. Wanneer een alternatief niet direct voorhanden is moet met voorrang worden gezocht naar een passende oplossing. Een kind ergens plaatsen waar het niet thuishoort en mogelijk een gevaar voor zichzelf of anderen vormt, kan ook niet gezien worden als een goed alternatief. Het probleem wordt dan slechts ergens anders neergelegd en niet aangepakt.
26
3.5.
Melden en signaleren
Opvallend in de zaak Mitch is dat het lang geduurd heeft voordat er een melding gedaan is bij AMK en/of RvdK. De eerste melding vond plaats in toen Mitch 11-12 jaar was en de melding heeft twee jaar later heeft uiteindelijk geleid tot een OTS. Ook is er door hulpverleners geen gebruik gemaakt van de verwijsindex risicojongeren voor het doorgeven van zorgsignalen over Mitch. Vooral instellingen die direct contact met ouders hebben zijn huiverig om signalen te melden. Doordat ouders op de hoogte gesteld worden van het feit dat een hulpverlener een (zorg)melding heeft gedaan, zijn de hulpverleners huiverig de werkrelatie met ouders te verstoren. Tijdig melden en signaleren is cruciaal. Deze vorm van handelingsverlegenheid kan tot gevolg hebben dat het kind in een situatie blijft verkeren die schadelijk is voor zijn/haar welzijn. Het is noodzakelijk om het belang van het kind voorop te stellen, en niet de werkrelatie met de ouders. De hulpverleners moeten hun beperkingen en mogelijkheden kennen, en op het juiste moment de juiste beslissing kunnen nemen. Deze kennis draagt eraan bij dat de professionals minder terughoudend zullen zijn in het melden en signaleren, en er geen sprake meer zal zijn van handelingsverlegenheid op dit gebied. Daarbij is het cruciaal dat ze op de hoogte zijn van de ruimte met betrekking tot de privacywetgeving. Het moet ook mogelijk en geaccepteerd worden dat een hulpverlener een melding kan doen bij bijvoorbeeld het AMK gebaseerd op informatie die hij/zij niet uit eerste hand verkregen heeft. Met name een regisseur heeft hierin een belangrijke rol. De regisseur heeft zicht op de integrale hulpverlening aan een kind en kan de informatie koppelen en bijeen brengen. Hiermee ontstaat een totaalbeeld op basis waarvan hij/zij sneller risico’s voor het kind kan signaleren. Een melding, gebaseerd op dergelijke overkoepelende informatie, zou zwaar moeten wegen.
3.6.
Relevante partners kennen en betrekken
Bij moeder was sprake van psychiatrische problematiek en verslavingsproblematiek. Noodzakelijke behandeling voor moeder en kind ging niet door vanwege contra-indicatie drugsgebruik. Toch is verslavingszorg niet ingeschakeld. Ook bestond er bij hulpverleners de neiging om ‘voor elkaar te gaan denken’. Zo werd er bijvoorbeeld gedacht dat het geen nut had om een AMK melding te doen, omdat moeder nog meewerkte op bepaalde momenten en ‘het AMK de melding dan toch niet zou doorzetten naar de Raad’. Het is van groot belang dat alle benodigde partijen aanwezig zijn in de hulpverlening rondom kind en gezin. Hiervoor is het nodig dat alle partners ook zicht hebben op, en inzicht hebben in de verschillende aanbieders van zorg en hulp. Wie doet wat, waar in de keten?
27
Het elkaar niet kennen leidt er nog te vaak toe dat er sprake is van rolverwarring tussen professionals. Er wordt snel gedacht wel te weten wat een bepaalde organisatie zal doen, en welke keuze deze organisatie zal maken op basis van de aanwezige informatie. Het mag echter niet zo zijn dat een noodzakelijk geachte melding bij bijvoorbeeld het AMK niet gedaan wordt omdat hulpverleners er al bij voorbaat vanuit gaan dat deze melding niet doorgezet zal worden naar de RvdK.
28
4.
OPLOSSINGSRICHTINGEN
Doel van het onderzoek was niet alleen om op basis van de zaak Mitch te zoeken naar verbeterpunten in de hulpverlening, maar ook om oplossingen aan te dragen die een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de hulpverlening aan jongeren in het algemeen. In dit hoofdstuk zullen de oplossingsrichtingen voor (een aantal van) de knelpunten in de hulpverlening aan bod komen. Daar waar mogelijk zal ook stilgestaan worden bij de acties die moeten en zullen volgen om deze oplossingen te realiseren.
4.1.
Integrale hulpverlening
Regie Op basis van classificaties kind, gezin, en problematiek(en) dient basishulpverlening rondom een gezin georganiseerd te worden. Vanuit deze basishulpverlening zou sneller en integrale hulpverlening aan het gezin tot stand moeten komen. Daarnaast zouden cruciale taken voor integrale hulpverlening moeten worden uitgevoerd onder regie van één persoon of organisatie. Het gaat dan met name om het informeren van alle partners, het opschalen van de casus zodra nodig en het afstemmen van de gewenste aanpak met de hulpverleners. Dat vraagt wel dat de regisseur een sterke positie in de keten heeft; een positie waarbij bevoegdheden en doorzettingsmacht niet ter discussie staan.
Aansluiten hulpverlening volwassenen en jongeren Om de hulpverlening aan volwassenen en jongeren beter aan te laten sluiten, is het goed om naast een verwijsinderx risicojongeren ook een soortgelijk systeem voor volwassen te realiseren. Op deze manier kunnen signalen over ouders ook gekoppeld worden aan zorgsignalen over het kind. Hoewel een verwijsindex nog geen garantie is dat de benodigde informatieoverdracht ook daadwerkelijk plaatsvindt (dit blijft afhankelijk van het initiatief en de inspanning van de hulpverleners zelf), is een ‘gekoppeld signaal’ al wel een indicatie dat er ook iets aan de hand is met de ouder(s) zelf. Hiermee kan rekening gehouden worden in het behandelaanbod voor het kind.
Privacy Partijen beroepen zich vaak op de term privacy. Hierdoor worden gegevens niet uitgewisseld. Ze geven in meer of mindere mate aan gebonden zijn aan strikte privacyregels en dat de consequenties bij overschrijding van deze regels voor hun zwaar kunnen zijn. Daarbij wordt zelfs het tuchtcollege genoemd.
29
Als oplossing voor een strakkere samenwerking wil de gemeente in ieder geval een bijeenkomst organiseren in het kader van de privacywetgeving met als doel helderheid te krijgen in de mogelijkheden en beperkingen.
4.2.
Duidelijkheid naar ouders
‘1 gezin 1 plan’
Mee- en tegen bewegen van ouders kan een enorme belemmering vormen voor het leveren van passende hulpverlening aan een kind. Het is wel van belang om ouders te blijven betrekken. Hulpverlening is echter geen vrijbrief voor ouders om onmogelijke eisen te stellen en zich vrijblijvend op te stellen of afspraken zomaar naast zich neer te leggen. Hulpverleners dienen dit ook duidelijk te maken aan de ouders, en aan te geven wat de consequenties van hun handelen kunnen zijn. Werken met een tijdspad helpt hierbij. Binnen een dergelijk tijdspad kunnen doelen gesteld worden en duidelijke afspraken gemaakt worden tussen ouders en hulpverlenende partijen. Dit is zeker in de lijn van ‘1 gezin, 1 plan’. Indien doelen niet gerealiseerd worden, moet dit aanleiding zijn om door te pakken en in te grijpen.
Multidisciplinair overleg
De genoemde knelpunten zoals het niet kennen van elkaar, het denken voor elkaar, handelingsverlegenheid ten opzichte van melden en signaleren, het elkaar te laat of niet voldoende informeren, kunnen voor een groot deel weggenomen worden door aan te sluiten bij het Multidisciplinair overleg. Dit multidisciplinaire overleg, is als pilot gestart. In dit overleg participeren in ieder geval BJZ, de RvdK, het AMK en MEE. De GGZ is nog geen beoogd partner binnen het overleg, maar zou een belangrijke consulterende en adviserende rol kunnen hebben. Vandaar dat gezocht wordt naar de mogelijkheden om GGZ te betrekken bij het overleg. Het overleg zal dagelijks plaatsvinden en iedere organisatie kan indien gewenst een casus inbrengen. Door de partijen wordt samen gekeken wat de beste aanpak is voor de problematiek van het kind of het gezin. Er worden direct afspraken gemaakt over welke organisatie met de casus aan de slag gaat en welke acties moeten worden ondernomen binnen welke termijn. Het gaat hier om acties van hulpverleners, maar ook om acties die ouders zelf moeten ondernemen. Indien ouders afspraken niet nakomen, of de hulpverlening tegenwerken, zal dit teruggekoppeld worden naar het
30
multidisciplinair overleg waarna direct besproken wordt welke consequenties dit voor ouders krijgt. Het is mogelijk dat bijvoorbeeld direct het AMK of de RvdK wordt ingeschakeld.
De gemeente gaat zoeken naar een koppeling tussen het CJG en het multidisciplinair overleg. Ze ziet mogelijkheden om de lijn als volgt te laten lopen: CJG/lokaal – opschalen/via de gemeentelijke organisatie voor risico-jongeren – inbrengen bij het overleg. De gemeentelijke organisatie heeft immers al de regie over de ’multiproblem gevallen’ en kan opschalen. De organisatie wordt daarmee bij uitstek gezien als de partij die efficiënt en effectief vanuit de gemeente kan aansluiten bij het multidisciplinair overleg. De gemeente gaat bezien of ze in de pilotfase al kunnen aansluiten bij het multidisciplinair overleg
Warme overdracht Informatie die hulpverleners krijgen van de ouders is vaak subjectief en selectief. Dossieroverdracht is vervolgens meestal summier. Hierdoor bestaat de kans dat een ‘vervolg’ hulpverlener niet de juiste informatie heeft om een goed plan voor het kind op te stellen. Oplossing hiervoor is om altijd gebruik te maken van een ‘warme overdracht’ van de casus tussen hulpverleners. Zo zou bij een eerste gesprek tussen kind, ouder(s) en een hulpverlener altijd de vorige hulpverlener aanwezig moeten zijn. Op deze manier blijven de ouders betrokken, maar wordt hun rol in de informatieoverdracht minder zwaar. Hulpverleners krijgen op deze manier informatie uit de eerste hand.
4.3.
Zicht op taken en bevoegdheden ketenpartners
Sociale kaart Iedere partner ontvangt een overzicht waarin duidelijk is aangegeven wanneer ze waarvoor bij welke partij moeten zijn. Dit verkleint de kans dat een verzoek of verwijzing ergens terecht komt waar het niet hoort, dat het niet gehonoreerd wordt omdat het bij de verkeerde speler is komen te liggen, of dat niet de juiste hulpverlening ingeschakeld wordt vanwege onbekendheid van een partner die beter geschikt zou zijn.
De gemeente beschikt over een recente sociale kaart die twee keer per jaar wordt geüpdatet. De gemeente verstrekt deze informatie aan alle relevante organisaties en voorzieningen.
31
Huisarts Algemeen wordt onderkend dat huisartsen een belangrijke signalerende functie hebben en daarmee een onmisbare partner zijn binnen de hulpverlening aan jongeren. Hoewel huisartsen regelmatig geïnformeerd worden door verschillende hulpverlenende instanties, wordt de informatieverstrekking van de huisartsen naar hen als niet optimaal gezien. Daarbij wordt vaak het privacyaspect als belemmerende factor genoemd.
Na de decentralisatie van de jeugdzorg is de rol van de huisarts rondom het melden en indiceren van problematiek van jongeren een andere. De gemeente zal de huisartsen informeren over de consequenties van de gewijzigde wetgeving over de zorg voor jeugd. Streven is om de huisartsen maximaal te betrekken bij het vormgeven van een efficiëntere en effectievere hulpverlening aan jongeren.
4.4.
Creëren passende plek
Een rode draad in de hulpverlening aan Mitch is het feit dat er geen passende plaats voor hem kon worden gevonden. Daarin was deze casus niet uniek. Binnen de hulpverlening wordt algemeen gedeeld en erkend dat er voor jongeren met bepaalde problematieken geen passende behandelplek is. Het komt voor dat deze jongeren geplaatst worden op plekken waar ze eigenlijk niet de juiste behandeling krijgen of dat ze (te lang) thuis blijven wonen. Het gaat hier voornamelijk om uitbehandelde jongeren, en jongeren die kampen met een combinatie van zwakbegaafdheid en psychiatrische problemen. “Het is van cruciaal belang dat deze kinderen een geschikte plek krijgen. Zijn ze er niet, creëren we ze.”, aldus de gemeente.
De gemeente gaat inventariseren om welke jongeren het gaat, hoeveel jongeren het betreft, en welk type behandelplek deze jongeren nodig hebben. Vervolgens wordt gekeken of de passende plek voor deze jongeren gecreëerd kan gaan worden. De gemeente pakt dit op in het kader van de transitie Jeugdzorg in samenwerking met de benodigde partners, waaronder BJZ, GGZ en het Zorgkantoor.
32
5.
VERVOLGACTIES
Bij de start van het onderzoek wilde de gemeente de uitkomsten en aanbevelingen van het onderzoek met name onderdeel laten uitmaken van de (beleids)ontwikkelingen in het kader van de transitie jeugdzorg binnen de gemeente. Inmiddels is de gemeente van mening dat de uitvoering van de actiepunten niet kan wachten tot de decentralisatie van de jeugdzorg een feit is. Ook omdat sommige uitkomsten niet geheel in overeenstemming zijn met de al ingezette koers, bijvoorbeeld als het gaat om eigen kracht van gezinnen.
Actieplan De gemeente ziet het dan nu ook als een uitdaging en kans om een ieder deelgenoot te maken van de uitkomsten van het onderzoek. Deze casus beperkt zich immers niet tot het grondgebied van deze gemeente. De ketenpartners aan tafel herkenden en erkenden de problematiek en waren ook van mening dat er zaken moeten veranderen. Aangezien dit een algemene deler leek te zijn, lijkt het ook mogelijk om nu al een ieder in beweging te krijgen. De gemeente neemt hierin graag een voortrekkersrol en zal dan ook een actieplan schrijven. De uitkomsten van het onderzoek zullen op zo kort mogelijke termijn worden gedeeld met in eerste instantie ouders, eventueel Mitch en de betrokken ketenpartners. Er wordt niet direct voor gekozen om de nota actief openbaar te maken. Er wordt nog bezien op welke wijze de (geanonimiseerde) uitkomsten van het onderzoek breder kunnen worden verspreid zodat ook andere gemeenten ervan kunnen leren.
De eerste acties Sommige problemen zijn niet direct op te lossen door de gemeente; alle partijen zullen mee moeten werken en oplossingen moeten aandragen. Dit geldt met name voor het creëren van opvangvoorzieningen voor jeugdigen met dit soort problematiek. Wel kan de gemeente hierin een voortrekkersrol op zich nemen en in ieder geval voor de regio inventariseren om hoeveel jeugdigen het gaat. Gelet op het feit dat een deel van de professionals die zich bezig houdt met kind en gezin, zich vaak beroept op de privacywet en om deze reden geen informatie deelt, acht de gemeente het noodzakelijk dat iedere partij de juiste inzichten krijgt in deze wetgeving. De gemeente zal nog dit jaar een brede bijeenkomst organiseren met sprekers gespecialiseerd op het gebied van de privacywetgeving. Alle partijen die betrokken kunnen zijn bij een gezin, zullen worden uitgenodigd voor deze bijeenkomst. Voor de partijen die nu ook al betrokken zijn rondom deze casus, acht de gemeente het zelfs noodzakelijk dat ze aanwezig zijn.
33
Vervolgplanning
De gemeente stelt het zeer op prijs dit onderzoek te hebben kunnen uitvoeren met behulp van ITJ. De betrokkenheid van ITJ maakt ook dat de gemeente actief met de verbeterpunten aan de slag gaat. Deze nota zal dan ook bovenal worden aangeboden aan ITJ met het verzoek om de gemeente in het komende traject te monitoren en te adviseren. Gelet op de positieve ervaringen in de samenwerking is de gemeente ervan overtuigd dat het gehele nazorgtraject in net zo’n prettig samenwerkingsverband zal verlopen. Dat sterkt het vertrouwen in de realisatie van daadwerkelijk effectieve verbeteringen.
34