Motiverende gesprekken
1/5
Motiverende gesprekken Je kunt als apothekersassistent iets doen aan het bevorderen van therapietrouw en gezond gedrag. Daarvoor is een communicatietechniek ontwikkeld: motiverende gespreksvoering. Bij motiverende gesprekken ga je er vanuit dat mensen in staat zijn om zelf te veranderen. Je geeft de cliënt de ruimte om de voor- en nadelen van keuzes te overwegen. Door het erover te hebben kun je cliënten ondersteunen om een andere of een betere afweging te maken. Zo kun je iemand helpen om stappen te zetten naar een gezond(er) leven, of om van therapieontrouw naar therapietrouw te komen. Het geneesmiddelengebruik door welvaartsziekten neemt toe. Dat heeft te maken met ons gedrag. Denk bijvoorbeeld eens aan diabetes type II, hart- en vaatziekten en zwaarlijvigheid. Eten is in overvloed aanwezig en fysieke activiteit is geen vereiste meer. Voor de beheersing van deze gezondheidsrisico’s is gedragsverandering de bepalende factor. Therapietrouw en gedrag Therapietrouw en gedrag hangen nauw met elkaar samen. Niet iedereen gebruikt zijn medicatie zoals afgesproken. Het aantal geneesmiddelen dat iemand slikt, de toedieningsvorm en de sociale omgeving hebben invloed op de mate van therapietrouw. Informatie en inzicht geven in het gebruik van de geneesmiddelen, veranderen niet altijd de leefstijl of het gedrag van iemand. Je cliënt kan om tal van redenen geneesmiddelen verkeerd gebruiken: angst voor de bijwerkingen, taboes op bepaalde geneesmiddelen,
moeite met de toedieningsvorm of onbekendheid met de gevolgen van verkeerd gebruik. Jouw rol In het motiverende gesprek vertel jij de cliënt niet hoe hij zou moeten veranderen of wat de beste keuze is. Je ondersteunt iemand juist als hij zelf de voor- en nadelen van een keuze afweegt. Dat doe je door te luisteren, vragen te stellen en samen te vatten. Je geeft de cliënt vertrouwen in zijn eigen kunnen.
Let op Alle voorbeelden, cliëntgesprekken en filmpjes vindt je in de online voorbereiding Motiverende gesprekken.
Communicatiestijlen Een communicatiestijl zegt iets over je houding en de manier waarop je je cliënt benadert. Wat je denkt en doet, hangt daarbij nauw met elkaar samen. Wat jij belangrijk vindt, bepaalt namelijk hoe je een gesprek voert. Ben je gericht op samenwerking, dan doe je andere dingen dan wanneer je informatie geeft. Weten met welk doel je een gesprek voert, is dus handig. Uitgaan van de autonomie, de kracht en mogelijkheden van je cliënt, zorgt voor vertrouwen waardoor veranderen mogelijk wordt. Je kunt je cliënt steunen door te luisteren, te vragen, hem te informeren en zijn beslissing te respecteren. Bij motiverende gesprekken gebruik je drie communicatiestijlen: volgen, richting geven en gidsen.
Volgen Als je iemand volgt, stem je je gedrag en houding af op de cliënt. Bij het volgen kijk je en luister je. Niets meer en niets minder. Doel hiervan is dat je de wereld ziet en begrijpt vanuit de ander. Je volgt wat iemand vertelt. Je bent er niet op uit iemand te veranderen of te dwingen tot iets. De ander mag alles op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo doen. Je laat door je houding zien dat je luistert. Je knikt en humt en moedigt de cliënt aan zijn verhaal te doen. Je toont begrip. Met het volgen van de cliënt verzamel je informatie en krijg je inzicht in wat iemand beweegt en bezighoudt. Richting geven Bij het geven van richting neem je het voortouw en geef je richting aan het gesprek. Je gaat uit van je eigen professionaliteit. Je weet hoe je een probleem op kunt lossen, want daar ben je voor opgeleid. Er is dan geen sprake van een gelijke relatie, maar je gebruikt je kennis en autoriteit om informatie te delen. Cliënten verwachten dat ook van je: informeren en adviseren is een van je taken. Het gebruik van de richtinggevende stijl is afhankelijk van de behoefte van je cliënt. Bij deze communicatiestijl is het belangrijk dat je de cliënt de kans geeft om vragen te stellen en angst of onzekerheid te bespreken. Gidsen Een gids helpt je om de weg te vinden. Een gids kan niet voor jou bepalen wat je wilt gaan zien of doen. Jij beslist zelf waar je heen gaat en een gids helpt je om ervoor te zorgen dat je je doel bereikt. Een goede gids kent de mogelijkheden en reikt je alternatieven aan waaruit je kunt kiezen. Met de gidsende communicatiestijl laat je de cliënt weten dat je wilt helpen bij het zoeken naar en vinden van zijn eigen oplossing.
Motiverende gesprekken
2/5
Gidsen in het motiverende gesprek Gidsen is een combinatie van de volgende en de leidende communicatiestijl. Aan het begin van het gesprek luister je naar het verhaal van de cliënt. Je laat zien dat je iemand begrijpt en toont inlevingsvermogen. Als je goed contact hebt en iemand zich gehoord voelt, kun je samen de opties verkennen. Samen weeg je de voor- en nadelen af en kun je zeggen hoe je erover denkt. Je erkent en respecteert steeds dat het aan de cliënt zelf is om voor een
richting te kiezen. Is de richting duidelijk, dan kun je verder helpen bij het vinden van een oplossing die bij iemand past en die uit te voeren. Een vakkundige apothekersassistent is in staat om soepel te schakelen tussen de stijlen naar gelang de behoefte van de cliënt. Gidsen is heel geschikt om mensen te helpen bij de oplossing van problemen op het gebied van gedragsverandering. Het motiverende gesprek is de toegepaste vorm van de gidsende stijl.
Communicatievaardigheden Bedenk dat wat je zegt en bedoelt, ook in je houding te zien is. Vaak zie je aan de buitenkant al hoe je cliënten zich voelen. Dat zien je cliënten dus ook bij jou! Vragen stellen Deze vaardigheid gebruik je om een beter zicht te krijgen op de problemen waarmee de cliënt zit. Luisteren Goed luisteren is een actief proces dat de cliënt uitnodigt om te vertellen wat er in hem omgaat. Het geeft je de mogelijkheid om de cliënt beter te verstaan. Luisteren is overigens een van de belangrijkste vaardigheden van een gidsend proces. Informatie geven Een vaardigheid waarmee je als apothekersassistent dagelijks kennis overbrengt.
Vragen stellen Vragen stellen en luisteren horen bij elkaar. Als je goed luistert, weet je wat je moet vragen. Je hoort belangrijke woorden steeds terugkomen. Je stelt vragen om te horen wat die woorden betekenen voor de cliënt. Dat doe je door het stellen van open vragen. Wat wil je weten? En waarom eigenlijk? Wat ga je met de antwoorden doen? Waar moet het gesprek naartoe? In het motiverende gesprek stel je vragen om het denken bij de cliënt op gang te brengen. Met als doel: het stimuleren van het zelfinzicht van de cliënt om gedragsverandering in gang te zetten en mogelijk te maken. Je houding laat zien dat de cliënt je aandacht heeft; dat je vertrouwen in hem hebt. Gesloten vragen Deze manier van vragen stellen gebruik je als je op een efficiënte manier specifieke informatie wilt krijgen. Gesloten vragen zijn vragen waarop iemand kort antwoord kan geven. Open vragen Open vragen geven meer ruimte voor reactie. In deze vragen kan de cliënt zelf aangeven wat hij belangrijk vindt. Door het stellen van open vragen lok je cliënten uit om een uitgebreid antwoord te geven. Zo krijg je extra informatie. Goede open vragen zijn kort en eenvoudig geformuleerd.
Oefening Over het algemeen vinden mensen het makkelijker gesloten vragen dan open vragen te stellen. Wat vind jij? Maak van deze gesloten vragen open vragen. • Heeft u al eens geprobeerd om te stoppen met roken? • Vindt u uw gezondheid belangrijk? • Wilt u het niet eens zonder deze pillen proberen? • Ervaart u zelf een probleem?
Luisteren Luisteren naar iemand is een actieve bezigheid. Bij het luisteren laat je de cliënt merken dat je dat doet door te hummen, door soms te herhalen wat iemand zegt, en door je houding af te stemmen op je cliënt. Je richt je aandacht op de cliënt, je bent geconcentreerd en maakt oogcontact. Stilte bewaren is een belangrijke vaardigheid bij luisteren. Waarom is luisteren belangrijk? • Je krijgt informatie. • Iemand voelt zich gehoord en dat bevordert de werkrelatie. • Cliënten volgen eerder de adviezen op.
Het doel van luisteren is: begrijpen wat de cliënt bezighoudt en beweegt. Empathie (je kunnen verplaatsen in de cliënt zonder oordeel) is een vereiste. Je staat open voor de visie van de ander en die krijgt de gelegenheid om deze met je te delen. Enkele belangrijke ogenblikken om te luisteren: • In het eerste deel van een gesprek. • Bij emoties, waarbij je nagaat wat er aan de hand is. • Nadat je een open vraag hebt gesteld.
Motiverende gesprekken Samenvatten Samenvatten wat je hebt gehoord, geeft aan dat je luistert. Met het geven van een samenvatting kijk je terug op een klein deel van een gesprek. Dat is reflecteren. Je vraagt iemand met het geven van een samenvatting of je op het juiste spoor zit. Een reflectie hoeft geen letterlijke herhaling te zijn, maar het gebruiken van iemands woorden leidt tot beter contact. Met een samenvatting kun je ook de richting van het gesprek veranderen door die te laten volgen door een open vraag. Je neemt dan de leiding in het gesprek. Je sluit daarbij aan bij de cliënt, zodat die jou kan volgen. Tips • Vat samen wat je gehoord hebt en zeg dat het gesprek een andere wending aanneemt. • Wees eerlijk over de tijd die je beschikbaar hebt. • Erken de waarde van wat je hebt gehoord. Reflecteren Je kunt op een aantal manieren terugkijken naar een deel van een gesprek:
Herhalen van de laatste woorden uit een zin (papegaaien) die iemand eerder heeft gezegd. Je nodigt zo iemand uit om verder te vertellen. Doe dit niet te vaak; het kan iemand gaan storen. Herformuleren, waarbij je in eigen woorden de inhoud, het gevoel of het interne conflict van de ander teruggeeft. Je cliënt kan hierdoor een andere gedachtegang in gaan zetten en daardoor krijg je meer informatie. Dit herformuleren wordt ook wel ‘dubbelzijdige reflectie’ genoemd. Door samenvatten check je of je de ander goed hebt begrepen. Je kunt door een samenvatting ook structuur en richting aan het gesprek geven. Weerstand reflecteren Als iemand weerstand heeft, geeft dat informatie. Je bent op de een of andere manier niet meer goed aangesloten bij de cliënt. Door op een neutrale wijze te reflecteren op de opgemerkte weerstand, kan iemand zeggen waar die weerstand vandaan komt. Vaak krijg je daardoor een beter beeld van wat er speelt en neemt de weerstand af.
3/5
Informatie geven Je kunt informatie het best op een vriendelijke en heldere manier geven. Heldere informatie geef je op een simpele en overzichtelijke wijze. Je doseert en vermijdt jargon en technische termen. Je controleert altijd of de cliënt het heeft begrepen. Tips voor het geven van informatie • Stem je toon en snelheid van praten af op de cliënt. • Kijk goed naar wat er bij de cliënt gebeurt; kan hij het nog volgen? • Vraag of de cliënt de gegeven informatie kan samenvatten en zeg daarbij dat je zeker wilt weten of je het verhaal duidelijk hebt verteld. • Geef de cliënt ruimte voor het stellen van vragen en geef ook aan waar hij terecht kan als er op een later tijdstip nog vragen zijn. • Treuzel om sneller op te schieten, want zo kan de cliënt informatie beter opnemen en verwerken. En bereik je uiteindelijk sneller je doel. • Breng informatie in positieve bewoordingen, want dat onthouden mensen beter. • Een goede informatieoverdracht is vriendelijk en helder. En zorg dat je aandachtig, zorgzaam en professioneel omgaat met de stemming en behoefte van de cliënt, en met die van jezelf.
Het motiverende gesprek In een motiverend gesprek besteed je alle aandacht aan de cliënt die zijn gedrag moet veranderen, maar twijfelt of hij dat kan en wil. Er is een deel dat wel wil veranderen en een deel dat daar moeite mee heeft. Dat twijfelen noem je ‘ambivalentie’. Wanneer je die ambivalentie hebt onderzocht (door vragen te stellen, te luisteren en samen te vatten), kun je werken aan gedragsverandering.
Ambivalentie We weten het allemaal. Loskomen van hoe je iets altijd doet, is erg moeilijk. Gewoontes en gedragingen zijn vaak zo ingesleten dat zij moeilijk te veranderen zijn. Het (aan)leren van nieuw gedrag of een nieuwe leefstijl is soms best lastig, vooral als je niet direct resultaat ziet. Ooit wel eens geprobeerd af te vallen? Het is dan heel normaal dat je ambivalente gevoelens hebt.
De vier principes in het motiverende gesprek zijn: • weerstand erkennen en meebewegen; • empathie uitdrukken en discussie vermijden; • effectiviteit vergroten; • discrepantie ontwikkelen.
Ambivalente gevoelens en gedachten uiten zich in zelfspraak. Dat zijn die twee interne stemmetjes die iedereen hoort als je ergens over twijfelt. Het woordje ‘maar’ ergens in het midden van een zin, is een teken van ambivalentie.
Je kunt iemand helpen te veranderen door ‘verandertaal’ uit te lokken. Verandertaal Door het uitlokken van verandertaal kan iemand zélf de redenen om te veranderen en de voordelen daarvan aandragen. Iemand motiveert zichzelf doordat niet jij, maar hijzélf de argumenten onder woorden brengt. Mensen laten zich vlugger overtuigen door wat zij zichzelf horen zeggen, dan door wat anderen vertellen. Het herkennen van woorden waaruit blijkt dat iemand zelf ook nadenkt over veranderen, is dan handig. Je kunt dit denken versterken door op een positieve manier in te gaan op wat iemand zegt.
Motiverende gesprekken Hoe je verandertaal uiltokt • Vraag naar de nadelen van het iets doen of laten. • Vraag naar de voordelen van stoppen met het niet gewenste gedrag. • Vraag wat iemand helpt bij het veranderen van gedrag. • Breng de bedoeling van de gedragsverandering onder woorden. • De belangenliniaal • Verken samen met de cliënt zijn doelen en waarden. Op deze manier komen bepaalde motieven met betrekking tot een rookstop aan bod. • Kijk terug en vooruit. Bij terug- en vooruitkijken vraag je de cliënt te denken aan hoe het was vóór hij (bijvoorbeeld) rookte. Of je vraagt de cliënt de toekomst voor ogen te nemen waarin hij zorgvuldig met zijn medicijnen omgaat. • Je kunt met de cliënt nadenken over uitersten van situaties.
Woorden herkennen in de verandertaal van een cliënt Een cliënt gebruikt vaak woorden die een aangrijpingspunt geven om het veranderen van gedrag bespreekbaar te maken. Stel je eens voor dat iemand van 35 jaar met overgewicht in de apotheek zijn metforminetabletten tegen diabetes komt halen. Je vraagt het recept en tegelijkertijd zegt de cliënt: ‘Ik zou willen dat ik deze tabletten niet nodig had. Ik ben zo geschrokken toen de huisarts mij vertelde dat ik ze echt nodig heb, en dat ik nu diabetes heb omdat ik veel te zwaar ben. Ik zou willen dat ik het kon opbrengen om af te vallen. Het zou mij helpen. De dokter zegt dat als ik een gezond gewicht heb, ik dan waarschijnlijk die pillen niet meer nodig heb en dat ik makkelijker zou kunnen lopen. En op de lange duur zou ik, als ik minder weeg, ook langer gezond blijven, zegt de dokter. Misschien moet ik het maar eens proberen…’ Verlangen Als iemand willen en graag zegt, spreekt daaruit een verlangen. Het zegt iets over de wens om te veranderen.
Bovenstaande thema’s hebben met elkaar gemeen dat ze allemaal voorafgaan aan het besluit tot verandering, maar ze zetten de eigenlijke verandering niet in gang.
Vermogen Het vermogen is iets kunnen. Gebruikt iemand het woord ‘kunnen’, dan zegt iemand iets over de mate waarin hij denkt te kunnen veranderen en het zegt iets over zijn motivatie.
Vastbeslotenheid Besluiten is het meest kenmerkende woord, maar kan ook op andere manieren geuit worden: ‘Ik zal, ik beloof, ik ga…’ In een nog priller stadium klinkt het zo: ‘Ik denk erover, ik neem het in overweging, ik ben het van plan, ik zal het proberen…’
Redenen Een cliënt kan allerlei redenen hebben om iets wel of niet te doen. Deze redenen zijn niet te vangen in specifieke woorden. Iemand zal de reden gewoon geven.
Stappen zetten Een cliënt vertelt hoe hij al een stapje heeft gezet: hij is bezig met het veranderen van zijn gedrag.
Noodzaak Met de woorden moeten en/of is nodig, geeft de cliënt aan dat hij inziet dat het nodig is om te veranderen. Ambivalentie (zal ik wel… zal ik niet…) heeft vaak te maken met een conflict tussen deze vier eerste thema’s. ‘Ik zou wel willen [verlangen], maar ik kan niet [vermogen]’.
De eerste vier categorieën vertellen ons vooral iets over de doelen en waarden van de cliënt. De verandertaal kan men zo opbouwen: verlangen -> redenen -> vermogen -> noodzaak -> vastbeslotenheid in combinatie met stappen zetten. Verandertaal en gebruikte woorden zeggen dus iets over de beweegredenen. Je kunt iemand helpen de eerste stap te zetten om te veranderen.
4/5
Jouw rol In de apotheek kun je het motiverende gesprek vaak genoeg oefenen. Probeer maar eens of het je lukt om bij cliënten hun mogelijkheden voor verandering te activeren. Oefenen is in dit verhaal van groot belang, want oefening baart kunst. Durf je het niet aan om in de praktijk te beginnen, oefen dan op je kinderen of andere familieleden. En bedenk: iedereen heeft doelen, principes en dromen. Probeer die te vinden en daarop in te spelen. Jouw emoties Sommige mensen liggen je nu eenmaal beter dan andere. Als je je bewust bent van wat er in je omgaat, heeft dat een positieve invloed op de kwaliteit van het contact. Het accepteren van deze emoties is de meest effectieve manier om hiermee om te gaan. Zo kun je je volledig op de cliënt richten. Want het hebben van emoties is één, maar je erdoor laten leiden doet de cliënt tekort. Bij het richten op gedragsverandering mogen jouw emoties het gesprek niet beïnvloeden. Lastige gesprekken Niet ieder gesprek verloopt volgens het boekje. Hier volgen tips om het je makkelijker te maken: • Wees duidelijk over het doel van het gesprek, dat geeft inzicht en houvast. • Zeg waarom je bepaalde afwegingen maakt. Soms is de veiligheid in het geding: ‘Ik geef u deze slaaptabletten niet mee wanneer ik u geen duidelijke uitleg kan geven over het gebruik.’ Geef aan dat je het ergens niet mee eens bent en zeg ook waarom. Laat merken dat je je kunt voorstellen waarom het vanuit de zienswijze van de ander wel een goed idee is. • Wees altijd respectvol en waardeer weerstand. Let op! Het is heel verleidelijk een probleem direct te willen oplossen door te gaan adviseren, overtuigen, onderwijzen, of te confronteren. Dit noemen we de reparatiereflex. We willen de ander immers helpen! Het werkt echter averechts op de motivatie: hoe meer jij pleit voor verandering, hoe meer nadelen de ander ziet bij verandering… Kijken naar je eigen gesprekken Het zou kunnen helpen om opnames van je gesprekken te maken, of feedback van andere zorgverleners te vragen. Vergeet niet om toestemming aan de cliënt te vragen.
Motiverende gesprekken
Eindopdracht Casuïstiek Jan Reusen Jan Reusen is 59 jaar, getrouwd met Suzanne, samen hebben ze twee kinderen die nu het huis uit zijn. De heer Reusen heeft een BMI van 31 en hij heeft al een tijd een te hoge bloeddruk en een te hoog cholesterol. Een half jaar geleden heeft hij een hartinfarct gehad en sinds die tijd gebruikt hij nog meer medicijnen. Hij komt bij jou aan de balie en vertelt dat er nu echt iets moet gebeuren omdat hij wel erg geschrokken is na die hartaanval.
Vragen die je wilt stellen tijdens de klassikale bijeenkomst
Je kijkt in zijn historie en ziet dat hij de volgende medicatie gebruikt: metoprolol, simvastatine, acetylsalicylzuur, hydrochloorthiazide en lisinopril. Je denkt dat hij wil afvallen, maar als je vraagt hoe je hem kunt helpen zegt hij dat hij nu echt wil stoppen met roken! Denk na over de volgende vragen • • • • • •
Wat ga je doen? Aan welke woorden hoor je dat hij iets wil veranderen? Zie je aangrijpingspunten voor een motiverend gesprek? Hoe zou je het gesprek starten? Waar zou je de nadruk op leggen? Welke gespreksvaardigheden zet je in?
Schrijf uit hoe jij jouw motiverende gesprek met hem zou voeren, kopieer het voor de trainer en neem het mee naar de eerste avond van de klassikale bijeenkomst. Wij zijn benieuwd! Uitwerking eindopdracht
5/5